Kennisgeving Nieuwsbrief van Kenniscentrum voor Overheid en Bestuur
Planschade: jurisprudentieoverzicht juni 2012 Middels deze nieuwsbrief informeren wij u maandelijks over de afgelopen maand gewezen relevante uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en lagere bestuursrechters met betrekking tot het planschaderecht. De volledige uitspraken leest u terug op www.rechtspraak.nl. Rb Roermond 08-06-2012, zaaknr. AWB 11/1629, inzake gem. Horst a/d Maas (LJN: BW8686) (Normaal maatschappelijk risico ex artikel 6.1 lid 1 Wro boven het in lid 2 forfaitair voorgeschreven minimum (2%)) ** r.o. 12: Eisers hebben in beroep aangevoerd dat verweerder de waardevermindering ten onrechte volledig voor rekening van eisers heeft gelaten. In artikel 6.2, tweede lid, van de Wro is immers bepaald dat 2% van de waarde van de onroerende zaak voor rekening van de aanvrager blijft. (…). r.o. 13: Ingevolge artikel 6.2, eerste lid, van de Wro blijft binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade voor rekening van de aanvrager. In het tweede lid, voor zover thans relevant, is bepaald dat bij schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager blijft. r.o. 14: De rechtbank overweegt dat de wetgever heeft gekozen voor een forfaitaire drempel van 2% van de waarde van de onroerende
zaak. Naar het oordeel van de rechtbank dient van dit wettelijk minimum te worden uitgegaan, tenzij bijzondere omstandigheden nopen tot afwijking van dit uitgangspunt. Verweerder heeft gesteld dat eisers hadden kunnen verwachten dat de andere zijde van de straat op enig moment bebouwd zou worden. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het hierbij gaat om een algemene maatschappelijke ontwikkeling waarmee eisers rekening hadden kunnen houden, ook al bestond er geen zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze zich zou concretiseren en de omvang van de nadelen die daaruit eventueel zouden voortvloeien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onder deze omstandigheden in redelijkheid de gehele waardevermindering, te weten 3,7%, voor rekening van eisers kunnen laten komen. ABRS 13-06-2012, zaaknr. 201105985/1/A2, inzake gemeente Sint Anthonis (LJN: BW8159) (Maximale invulling: agrarische bestemming staat planologisch niet in de weg aan het ophogen van gronden tot een aarden wal) ** r.o. 2.4: Het college betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat voorheen ingevolge het bestemmingsplan een verhoging van het maaiveld van de zuidwestelijk van het perceel gelegen gronden met de bestemmingen "Agrarisch gebied Ag" en "Agrarisch gebied met hoge landschappelijke en/of abiotische waarden - Alaw" planologisch niet mogelijk was, heeft miskend dat het bestemmingsplan niet in de weg stond aan een verhoging van het maaiveld van deze gronden. (…). Volgens het college kan de aanleg van een aarden wal van 2 m hoog op deze gronden een vorm van duurzaam agrarisch gebruik zijn, bijvoorbeeld ter bescher-
ming van daarachter gelegen duurzaam agrarisch kweekgoed. (…). r.o. 2.4.1: Het geschil heeft zich op het punt van de planvergelijking in hoger beroep toegespitst op de vraag of het maaiveld van een terrein direct ten zuidwesten van het perceel ingevolge het bestemmingsplan in dezelfde mate mocht worden verhoogd als thans ingevolge de partiële herziening mogelijk is. Ter zitting heeft de Afdeling aan de hand van de plankaart van het bestemmingsplan vastgesteld dat dit zuidwestelijke terrein ingevolge het bestemmingsplan gedeeltelijk was bestemd als "Agrarisch gebied - Ag" en gedeeltelijk als "Landschapselement". [wederpartijen] hebben ter zitting vermeld, dat het geschil over de planvergelijking zich beperkt tot het zuidwestelijke bestemmingvlak "Agrarisch gebied - Ag". Gronden met de bestemming "Agrarisch gebied Ag" zijn (…), voor zover thans van belang, bestemd voor een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening en extensief recreatief medegebruik. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 31, wordt in de voorschriften verstaan onder duurzame agrarische bedrijfsuitoefening: "Instandhouden en ontwikkelen van de agrarische productiefunctie waarbij als uitgangspunt geldt, dat aan volwaardige agrarische bedrijven voldoende mogelijkheden moeten worden geboden om ook op lange termijn de nodige volwaardigheid en levensvatbaarheid te behouden". Deze bepalingen vormen naar het oordeel van de Afdeling, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen belemmering voor ophoging van het zuidwestelijke bestemmingsvlak "Agrarisch gebied - Ag" met een extra laag grond ter behoeve van een duurzame agrarische productie. Dat [wederpartijen] ophoging van dit bestemmingsvlak, gezien de beperkte oppervlakte ervan, onwaarschijnlijk achten, betekent niet dat een dergelijke ophoging met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk is uitgesloten, zodat bij de planvergelijking van die mogelijkheid moet worden uitgegaan. Het betoog slaagt. ABRS 27-06-2012, zaaknr. 201104781/1/A2, inzake gemeente Soest (LJN: BW9562) (Prematuur ingediende aanvraag om tegemoet-
koming in planschade niet aanhouden, maar buiten behandeling laten. Dit i.v.m. vergoedingsplicht wettelijke rente) ** r.o. 2.5: [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de wettelijke rente vanaf 27 november 2007 dient te worden vergoed. Hij voert aan dat de wettelijke rente dient te worden vergoed vanaf de inwerkingtreding van de planologische maatregel op 9 augustus 2007, nu hij reeds op 26 september 2006, 28 oktober 2006 en 20 maart 2007 verzoeken om vergoeding van planschade heeft ingediend, die het college volgens hem niet als prematuur ingediend heeft afgewezen, maar zijn aangehouden. r.o. 2.5.1: Dit betoog faalt evenzeer. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 15 januari 2003 in zaak nr. 200200342/1) kan op een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de WRO eerst inhoudelijk worden beslist na de datum van onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende besluit. Uit de rechtspraak van de Afdeling (uitspraken van 8 februari 2006 in zaak nr. 200504269/1 en 1 juli 2009 in zaak nr. 200805669/1/H2) volgt voorts dat de wettelijke rente moet worden berekend vanaf de dag waarop het verzoek om vergoeding van planschade bij het college is ingekomen. [appellant] heeft bij brief van 26 september 2006 bij het college een verzoek om vergoeding van planschade ingediend. Het college heeft [appellant] bij brief van 2 oktober 2006 meegedeeld dat het verzoek niet in behandeling kan worden genomen, omdat het planologische besluit, waarvan [appellant] stelt schade te lijden, nog niet onherroepelijk is. Daarbij heeft het college [appellant] erop gewezen dat hij na het onherroepelijk worden van het te nemen besluit opnieuw een aanvraag kan indienen, dat het besluit zal worden gepubliceerd en dat hij bij twijfel contact op kan nemen met de gemeente. In het verweerschrift bij de rechtbank heeft het college verder vermeld dat [appellant] in 2006 twee keer
een verzoek heeft ingediend, maar dat het verzoek niet in behandeling kon worden genomen omdat de vrijstelling nog niet was verleend en nog niet onherroepelijk was. Bij brief van 20 maart 2007 heeft [appellant] het college verzocht om informatie over onder meer het tijdstip van verlening van de vrijstelling. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college de aanvragen uit 2006 heeft aangehouden. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat het college terecht over de toegekende vergoeding van planschade […] wettelijke rente met ingang van 27 november 2007 heeft vergoed. ABRS 27-06-2012, zaaknr. 201109361/1/A2, inzake gem. Midden-Drenthe (LJN: BW9539) (Voordeelverrekening: ‘direct voordeel’ door het positief bestemmen van de voorheen onder overgangsrecht verkerende woning van aanvrager weegt op tegen ‘indirecte nadeel’ van verruimde bouw- en gebruiksmogelijkheden voor naburige gronden) ** r.o. 2.5: Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het college de omvang van de schade die voortvloeit uit de planvergelijking van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" met het nieuwe bestemmingsplan "Hooghalen Westerkampen" onjuist heeft vastgesteld, faalt eveneens. Het Kenniscentrum (voor Overheid en Bestuur/ red.) heeft in zijn advies van 4 januari 2010 op basis van deze vergelijking geconcludeerd dat voor [appellant] sprake is van een planologisch nadeel door de ingevolge het nieuwe bestemmingsplan mogelijk gemaakte bebouwing en gebruik. Dit nadeel is getaxeerd op € […]. Het nieuwe plan leidt ook tot een planologisch voordeel voor [appellant], in die zin dat zijn woning onder het oude bestemmingsplan niet positief was bestemd en onder het overgangsrecht viel, maar onder het nieuwe bestemmingsplan alsnog positief is bestemd. In het aanvullend advies van het Kenniscentrum van 23 juni 2010 is uiteengezet dat ten aanzien van de waarde van de woning onder
het overgangsrecht is uitgegaan van 80% van de waarde van de woning in het economische verkeer bij een positieve woonbestemming. Hiervan uitgaande heeft het Kenniscentrum de waarde van de woning onder het oude planologische regime, te weten onder het overgangsrecht, getaxeerd op € […] en onder het nieuwe planologische regime, met een positieve woonbestemming, op € […]. Aan de hand hiervan is het planologisch voordeel bepaald op € […], hetgeen tot gevolg heeft dat het planologisch nadeel geheel wegvalt. Gelet op het voorgaande is de bepaling van de schade ten gevolge van het bestemmingsplan "Hooghalen Westerkampen" inzichtelijk gemaakt en is de uitkomst daarvan niet onbegrijpelijk. Nu het betoog van [appellant] geen concrete aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de adviezen van het Kenniscentrum op dit punt onjuist of onvolledig zijn, mocht het college bij zijn besluitvorming op de aanvraag van [appellant] op deze adviezen afgaan. ABRS 27-06-2012, zaaknr. 201108504/1/A2, inzake gemeente Huizen (LJN: BW9538) (Inperking voorwaardelijke gebruiksmogelijkheden: geen planschade wegens ontbreken van causaal verband tussen planologische wijziging en gestelde schade) ** r.o. 2.3: [wederpartij] huurde vanaf 1 april 2003 een terrein met bedrijfsruimten gelegen tussen [locatie 1] en [locatie 2] te Huizen, (…) (hierna: perceel […]). Zij heeft bij aanvraag van 23 april 2008 verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van het (…) bestemmingsplan "Haven- en Industriegebieden, eerste partiële herziening" (hierna: de partiële herziening), omdat ingevolge dat plan de maximaal toegestane oppervlakte aan zelfstandige horeca op perceel […] is beperkt tot 1.100 m2 bruto vloeroppervlak (hierna: b.v.o.), terwijl daar voorheen, ingevolge het (…) bestemmingsplan "Haven- en Industriegebieden" (hierna: het bestemmingsplan) 2.400 m2 b.v.o. aan zelfstandige horeca was toegestaan.
Het college heeft aan het besluit van 4 februari 2009 een door Maandag Planschade Advies b.v. (thans: Kenniscentrum voor Overheid en Bestuur/ red.) opgesteld advies ten grondslag gelegd. Daarin is vermeld dat perceel […] deel uitmaakt van een terrein (hierna: het terrein), dat zowel ingevolge het bestemmingsplan als ingevolge de partiële herziening is bestemd voor "Gemengde doeleinden", dat op het terrein voorheen ingevolge het bestemmingsplan maximaal 2.400 m2 b.v.o. en thans ingevolge de partiële herziening maximaal 1.500 m2 b.v.o aan zelfstandige horeca kon onderscheidenlijk kan worden gerealiseerd en dat thans ingevolge de partiële herziening een discotheek, bardancing of kans- en speelautomatenhal niet meer op het terrein zijn toegestaan. In het advies is verder vermeld dat op het terrein op de peildatum 1.250 m2 b.v.o. aan zelfstandige horeca aanwezig was. In het advies is voorts vermeld dat de door [wederpartij] gestelde schade, bestaande uit gederfde huuropbrengsten en hogere exploitatiekosten, niet voor vergoeding in aanmerking kan komen, omdat een oorzakelijk verband tussen die schade en de partiële herziening ontbreekt. Daarvoor is volgens (…) Kenniscentrum(/red.) van belang dat [wederpartij] deze schade ook onder het regime van het bestemmingsplan had kunnen lijden, indien een derde op een ander perceel op het terrein zelfstandige horeca zou hebben gerealiseerd. De commissie bezwaarschriften heeft in een ongedateerd advies, ingekomen bij de gemeente Huizen op 25 augustus 2009, (…) geadviseerd het besluit van 4 februari 2009, waarbij het verzoek om vergoeding van planschade van [wederpartij] is afgewezen, te herroepen en een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Het college heeft, in afwijking van het advies van de bezwaarcommissie en mede op grond van een nader advies van het Kenniscentrum voor Overheid en Bestuur, de rechtsopvolger van Maandag, van 18 juni 2009, aan het besluit op bezwaar van 17 november 2009 in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat geen dwingend oorzakelijk verband bestaat tussen de partiële herziening en de door [wederpartij] gestelde schade, omdat ingevolge het bestemmingsplan voor perceel […]
slechts een voorwaardelijk gebruiksrecht voor het vestigen van zelfstandige horeca bestond. (…). r.o. 2.4: Het college betoogt dat de rechtbank het besluit op bezwaar van 17 november 2009 ten onrechte heeft vernietigd. Volgens het college is, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in het besluit toereikend gemotiveerd waarom daarbij is afgeweken van het advies van de bezwaarcommissie, nu in dat besluit uitvoerig op het advies van de bezwaarcommissie is ingegaan. Het college voert aan zich terecht op het standpunt te hebben gesteld dat een oorzakelijk verband tussen de partiële herziening en de door [wederpartij] gestelde schade ontbreekt, omdat het door [wederpartij] gestelde nadeel zich ook onder het regime van het bestemmingsplan had kunnen voordoen, indien voorheen een eigenaar van een ander perceel op het terrein ter plaatse zelfstandige horeca had gerealiseerd. Volgens het college bestaat er geen grond om aan te nemen dat andere horecaondernemers in het plangebied daarvoor geen concrete plannen hadden. (…). r.o. 2.4.1: (…). r.o. 2.4.2: De ingevolge het bestemmingsplan op het terrein met de bestemming "Gemengde doeleinden" toegestane 2.400 m2 b.v.o. aan zelfstandige horeca kon, nu het terrein een oppervlakte heeft van ongeveer 64.050 m2, geheel op andere percelen dan perceel […] worden gerealiseerd. Het plan voorzag niet in een evenredige verdeling van de toegestane oppervlakte aan zelfstandige horeca over het gehele gebied met de bestemming "Gemengde doeleinden". Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld, dat [wederpartij] ten gevolge van de partiële herziening geen planologisch nadeel ondervindt, omdat [wederpartij] de gestelde schade, bestaande uit gederfde huur en hogere exploitatiekosten, ook onder het regime van het bestemmingsplan had kunnen lijden, indien een derde de toegestane oppervlakte aan zelfstandige horeca op een ander perceel op het terrein zou hebben gerealiseerd. Hiermee heeft het college toereikend gemotiveerd, waarom het is afgeweken van het advies van de bezwaarcommissie. Het betoog slaagt.
ABRS 27-06-2012, zaaknr. 201106431/1/A2, inzake gemeente Zwolle (LJN: BW9537) (1. Uitsluitend waardevermindering onroerende zaak als gevolg van privacyvermindering komt als planschade voor tegemoetkoming in aanmerking, niet eventueel gemaakt kosten voor aanbrengen afschermende voorzieningen ter beperking van inkijk; 2. Bedrag van schadevergoeding wordt niet geïndexeerd naar uitkeringsdatum. Schade als gevolg van de duur van de planschadeprocedure kan slechts worden vergoed door middel van het vermeerderen van het schadebedrag met de wettelijke rente berekend vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag; 3. B&w mogen niet in afwijking van het bepaalde in artikel 6.2 lid 2 Wro besluiten om het wettelijk forfaitair bepaalde minimale ‘nmr’ niet toe te passen) ** r.o. 2.6: [appellant sub 1] en (…) [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan hun betoog dat het college ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor het aanbrengen van een afscherming voor de ramen van hun woningen ter beperking van de inkijk vanuit de ABN AMRO kantoortoren. Zij schatten de kosten hiervan op ongeveer € 2000,00 per woning. r.o. 2.6.1: Dit betoog faalt. De schadecommissie heeft bij de vergelijking van de planologische regimes en het bepalen van de hoogte van de schade de aantasting van de privacy als schadefactor betrokken, omdat volgens de schadecommissie vanuit de ABN AMRO kantoortoren in de woningen en tuinen aan de Beukenallee kan worden gekeken. De planschadevergoedingen zijn derhalve mede toegekend wegens een toename van de mogelijke inkijk in de woningen. Reeds hierom bestond voor het college geen aanleiding tevens de gestelde kosten voor het aanbrengen van een afscherming tegen inkijk te vergoeden. r.o. 2.7: [appellant sub 1] en (…) [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank ten onrechte voorbij is ingegaan aan hun betoog dat het college ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor
blijvend vermogensverlies, omdat de toegekende planschadevergoeding enige tijd na de peildatum is uitbetaald. Zij voeren aan dat hun percelen direct op de peildatum in waarde zijn gedaald en dat zij door de latere betaling van de schadevergoeding, nu deze niet is geïndexeerd met de marktontwikkeling maar nominaal is vastgesteld en uitbetaald, een blijvend vermogensverlies lijden, dat volgens hen ingevolge artikel 49 van de WRO voor vergoeding in aanmerking komt. Zij voeren aan dat het bedrag aan toegekende wettelijke rente dit vermogensverlies niet dekt, omdat de wettelijke rente niet is gebaseerd op de marktontwikkeling van onroerend goed en niet wordt berekend vanaf de peildatum, maar vanaf de datum waarop de aanvraag bij het college is ingekomen. r.o. 2.7.1: Dit betoog faalt evenzeer. De gestelde schade is niet het gevolg van de planologische verandering, maar van de duur van de procedure, en kan daarom niet voor vergoeding op de voet van artikel 49 van de WRO in aanmerking komen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 december 2001 in zaak nr. 200101227/1) kan schade als gevolg van de duur van de procedure slechts door middel van het vermeerderen van het schadebedrag met de wettelijke rente worden vergoed. Zoals de Afdeling ook eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2009 in zaak nr. 200805669/1/H2) moet de wettelijke rente worden berekend vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. r.o. 2.13.1: (…). Nu artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wro voorschrijft dat van schade in de vorm van vermindering van de waarde van een onroerende zaak in ieder geval een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade voor rekening van de aanvrager blijft, had het college niet de vrijheid dit gedeelte van de schade aan (…) [appellant sub 2] te vergoeden. (…). ABRS 27-06-2012, zaaknr. 201108746/1/A2, inzake gemeente Sliedrecht (LJN: BW9526)
(Planmaximalisatie: feitelijk gerealiseerde situatie staat in beginsel niet in de weg aan maximale invulling planologisch mogelijkheden) ** r.o. 2.5.2: Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat bij maximale invulling van het bestemmingsplan op 2 m afstand aan drie zijden van perceel [locatie] woonbebouwing mag worden opgericht met een bouwhoogte van 15 m. Dat voor realisering van deze bebouwing elders in het plangebied van het bestemmingsplan bestaande woningen moeten worden gesloopt, omdat ingevolge de bouwvoorschriften het aantal woningen op gronden met de bestemming "Woongebied (WG)" niet mag toenemen, betekent niet dat realisering van deze woonbebouwing zo onwaarschijnlijk is, dat daarvan bij de planvergelijking niet mag worden uitgegaan. Nu van dergelijke woonbebouwing niet minder hinder valt te verwachten dan van de door de vrijstelling planologisch mogelijk gemaakte nieuwe bebouwing, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat [wederpartij] ten gevolge van de vrijstelling geen planologisch nadeel lijdt. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
________________________ Voor meer informatie over dit onderwerp mailt of belt u met: mr. W.M. van Eeuwen (Wessel), senior jurist, via: Wessel.
[email protected] of 030-752 27 22. Afmelden voor deze nieuwsbrief? Stuur een e-mail naar:
[email protected].