P.C. Samenwerkingsverband
vijfde jaargang nr 2
Noordoost Friesland 3.02
17 juni 2010
Nieuwsbrief Nieuws:
JJ Boumanschool verhuisd.
JJ Boumanschool Verhuisd Aanvragen Indicaties Cluster 4 Regionale netwerken Toetsing LWOO en Pro Afstemming met PO Preventie voortijdig Schoolverlaten Passend Onderwijs Hoog bezoek Rebound JJ Boumanschool Spiegels van verantwoording
De JJ Boumanschool, de school voor Praktijkonderwijs binnen ons Samenwerkingsverband, is verhuisd naar het voormalige Eneco gebouw aan de Birdaarderstraatweg 82 in Dokkum. Na jarenlang gebruik te hebben gemaakt van een dislocatie en na veel overleg met de gemeente kan de school nu gebruik maken van een gebouw dat voldoet aan de eisen van modern Praktijkonderwijs. Het nieuwe gebouw is licht en stijlvol ingericht, met ruime verkeersruimtes en goed geoutilleerde leslokalen. Naast vijf theorielokalen telt het gebouw maar liefst tien grote praktijklokalen, een nieuw gebouwde gymzaal, twee kantines en diverse kantoor- en multifunctionele ruimtes. Juist doordat de school in een bestaand gebouw is gesitueerd konden de ruimtes royaal worden. De JJ Boumanschool heeft bewust niet gekozen voor zgn. werkpleinen, die de laatste jaren als uitvloeisel van het nieuwe leren her en der verschenen, maar is gegaan voor seperate lesruimtes die de voor de Pro leerling zo belangrijke rust verschaffen. De leerling van een Praktijkschool is gebaat bij een duidelijke structuur en regelmaat, dan komt hij tot betere prestaties. Na alweer ruim drie maanden in het nieuwe gebouw te hebben gewerkt zijn leerlingen, ouders en docenten enthousiast over het gebouw en de mogelijkheden die het biedt. Ook op de Open Dag en de Doedagen werden door de bezoekers zeer positieve reacties gegeven. (meer over de JJ Boumanschool op pag 4)
Scholen SWV Dockingacollege Lauwers College De Saad AOC Burg. Waldaschool Insp. Boelens School JJ Boumanschool
Website: www.swv302.nl
Redactieadres:
[email protected]
Redactie: Pyt Nauta Ap Maliepaard
Aanvragen indicaties cluster 4 Op 27 mei heeft een groep zorgcoördinatoren, teamleiders en andere geïnteresseerden een voorlichting gevolgd van bureau aanmelding van Renn 4. Het blijkt in de praktijk nogal lastig te zijn om de gevraagde informatie van de indicatiecommissie in complete dossiers aan te leveren. Het wordt steeds moeilijker om voor leerlingen een cluster 4 indicatie aan te vragen. Dit heeft natuurlijk vooral te maken met de enorme groei van leerlingen met een indicatie. Door de eisen aan te scherpen hoopt men het aantal indicaties te beperken. Raadpleeg voor het aanvragen van een indicatie eerst de site van Renn4 (www.renn4.nl). Het is ook mogelijk deskundigen van Renn 4 in te schakelen om school/ouders te ondersteunen bij dit proces. Pagina 1
Provinciaal onderzoek naar regionale netwerken. Op 17 maart is het provinciale onderzoek naar de vorming van regionale netwerken Passend Onderwijs in Friesland gepresenteerd. Vanuit heel Friesland waren schoolbestuurders uit het primair, voortgezet en speciaal onderwijs aanwezig. In 2 dikke rapporten zijn de bevindingen vastgelegd. Het onderzoek maakt o.a. duidelijk dat de leerlingenaantallen bijna overal in Friesland flink gaan dalen, Leeuwarden wordt genoemd als enige uitzondering. De conclusie wordt dan ook getrokken dat dit moet leiden tot meer samenwerking tussen scholen om passend onderwijs te realiseren. Uit het onderzoek blijkt trouwens dat de schoolbesturen op het terrein van de leerlingenzorg graag willen samenwerken en er ook de noodzaak van inzien. In Noordoost Friesland bestaat een grote behoefte aan een voorziening van speciaal onderwijs cluster 4, deze ontbreekt op dit moment. De samenwerkingsregio zoals we die nu kennen binnen ons samenwerkingsverband wordt ook in het rapport voorgesteld als regionaal netwerk. In de regio bestaat geen behoefte aan één groot netwerk met het primair onderwijs.
Toetsing leerlingen voor LWOO en PrO Tot nu toe worden leerlingen die mogelijk in aanmerking komen voor Leerwegondersteuning of Praktijk-onderwijs getoetst door Compaz of Cedin. Via de scholen van het samenwerkingsverband wordt dit geregeld. Vanaf komend schooljaar gaat deze toetsing via het expertise-centrum van het samenwerkings-verband verlopen. Dit jaar hebben we deze manier van werken al geoefend met de Twine en de basisscholen op Ameland. We willen graag de toetsing eerder in het schooljaar samen met de basisscholen uitvoeren. Dit heeft o.a. het grote voordeel dat leerlingen en ouders veel gerichter de open dagen van onze scholen kunnen bezoeken. De komende maanden zullen we in de regio afspraken gaan maken met de betrokken scholen.
Afstemming met primair onderwijs Om de afstemming tussen het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs te verbeteren zijn er 2 werkgroepen ingesteld. De ene werkgroep heeft als opdracht een overdrachtskalender te ontwerpen die Friesland breed wordt ingevoerd. In de kalender staan afspraken over de onderwijszorg overdracht tussen PO en VO. Mogelijk dat we volgend jaar al kunnen gaan werken met deze kalender. Een tweede werkgroep houdt zich bezig met de doorgaande lijn m.b.t. dyslexie. Helaas komt het vaak voor dat pas in het VO de diagnose dyslexie nog moet worden gesteld. Eigenlijk is het jammer dat bij de leerling dit niet al op de basisschool is vastgesteld. De werkgroep wil met een voorstel komen dat er voor zorgt dat het vaststellen van dyslexie al eerder plaatsvindt. PO en VO zullen hierin samenwerken.
Preventie voortijdig schoolverlaten. Er is de afgelopen jaren hard gewerkt aan het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters. De cijfers laten ook zien dat er resultaten worden geboekt. Voor onze scholen is het vooral belangrijk in de gaten te houden of leerlingen die onze scholen verlaten ook daadwerkelijk zich laten inschrijven bij een MBO-instelling. Om dit te realiseren is vorig jaar de overgangskalender VO-MBO ontwikkeld met hieraan gekoppeld een overdrachtsformulier. De kalender en het formulier zijn dit jaar op basis van opgedane ervaringen iets aangepast en weer opnieuw verspreid. Op veel scholen heeft de zogenaamde ‘warme overdracht’ al weer plaatsgevonden. Een vertegenwoordiger van het VO bespreekt de leerling op basis van de gegevens uit het overdrachtsformulier met een ROC medewerker. Decanen uit VO en MBO bewaken of een leerling zich daadwerkelijk inschrijft. Mocht dit niet het geval zijn dan komen de leerplichtambtenaren in beeld. Het is de bedoeling dat dit systeem, dat nu nog een project is, tot de Pagina 2 standaardprocedures gaat behoren.
Passend Onderwijs Er valt weer het nodige te melden over de ontwikkelingen rond de invoering van Passend Onderwijs. Met de val van het kabinet is ook de voorbereiding van de wetgeving over dit onderwerp op een zacht pitje komen te staan. De tweede kamer heeft echter wel beslotendat het inhoudelijke werk gewoon door kan gaan. In de afgelopen maanden hebben de sectororganisaties een referentiekader opgesteld voor Passend onderwijs. Thema’s in het referentiekader zijn: het zorgprofiel van scholen; de wijze van toewijzing van onderwijszorg; de ondersteuning van ouders; de medezeggenschap; de kwaliteit van zorg; de professionalisering; de zorg in en om de school; de overgang tussen onderwijsvormen; de (transparante) verantwoording en de geschillenregeling. De verwachting is dat nog voor de zomervakantie de nodige informatie beschikbaar komt. Een belangrijk thema is dat iedere school straks zijn onderwijszorgprofiel moet opstellen. Voor samenwerkingsverbanden is het noodzakelijk dat de scholen hun eigen onderwijszorgstructuur bepalen met behulp van een onderwijszorgprofiel, zodat er zicht is op de gezamenlijke onderwijszorg-structuur: de dekking van voorzieningen voor leerlingen in de regio, („geen kind tussen wal en schip”). In dit onderwijs-continuüm zullen verschillende onderwijszorgarrangementen worden opgenomen Scholen zullen verplicht zijn een dergelijk onderwijszorgprofiel op te stellen, ze zullen dit doen samen met het personeel. Over dit onderwijszorgprofiel zal aan de eigen medezeggenschapsraad instemming worden gevraagd in de context van de formatieve en financiële mogelijkheden. Onderzocht zal worden op welke wijze de medezeggenschap over het zorgplan op het niveau van het samenwerkingsverband/de regio kan worden vormgegeven. In het zorgplan van het samenwerkingsverband/de regio gaat het in ieder geval om de dekking van de voorzieningen, de wijze en systematiek waarop leerlingen/deelnemers van die voorzieningen gebruik kunnen maken, de kwaliteitsontwikkeling en -borging van die voorzieningen en de bekostiging ervan. Voor verdere informatie verwijzen we graag naar de website www.passendonderwijs.nl In de bijlage bij deze nieuwsbrief is de visie van Teye van der Bij van het ECNO over Passend Onderwijs te lezen.
Hoog bezoek op de Rebound. Op 5 maart heeft cdk Jorritsma samen met burgemeester Aalberts de Rebound vereerd met een bezoek. Hij deed dit in het kader van een werkbezoek aan de gemeente Dantumadeel. De leerlingen hebben veel verteld over hun achtergrond en hoe zij hun verblijf op de Rebound ervaren. Ook is Jorritsma door de leerlingen zelf rondgeleid en heeft hij kunnen zien waar leerlingen mee bezig zijn tijdens de praktijklessen. De commissaris gaf aan onder de indruk te zijn van de wijze waarop er wordt gewerkt in de Rebound. Pagina 3
De JJ Boumanschool De JJ Boumanschool is een school voor Praktijkonderwijs, “een vorm van voortgezet onderwijs voor leerlingen waarvan niet verwacht mag worden dat zij in staat zijn een zgn. startkwalificatie te halen”. Dit betekent concreet dat zij bezocht wordt door leerlingen die vooral moeite hebben met leren, en met leren wordt dan meestal bedoeld het aanleren van theoretische vaardigheden. Er zijn echter meer kwaliteiten die een rol spelen in het bestaan van een mens, op de JJ Boumanschool is men ervan overtuigd dat iedere jongere z’n eigen specifieke kwaliteiten heeft, die aan het licht gebracht moeten worden en die erom vragen ontwikkeld te worden. Zij hebben door de jaren heen ondervonden dat de mogelijkheden voor de Pro leerlingen verre van beperkt zijn. Scholen voor Praktijkonderwijs zijn voor jongeren die zich het meest thuis voelen in een praktijkgerichte leeromgeving. Doel van het Praktijkonderwijs is; Jongeren voorbereiden op het zo zelfstandig mogelijk functioneren in de maatschappij (Redzaamheid). De leerling in staat te stellen om via een scholing- en stagetraject arbeid te verwerven, te verrichten en te behouden in een bedrijf of instelling (Werk). Op de JJ Boumanschool er wordt gewerkt in een VO rooster van 31 lessen in de week, van die lessen is ruim meer dan de helft een praktijkles. Die praktijklessen bestaan uit o.a. Algemene techniek, toegepaste techniek, metaal, hout, schilderen, verzorging, koken en werkplekken. De 162 leerlingen die dit jaar de school bezoeken zijn allen oorspronkelijk afkomstig uit het (speciaal) basisonderwijs in de hele regio die ons samenwerkingsverband beslaat. De school is verdeeld in drie fasen; de basisvorming, de arbeidsvoorbereiding en de arbeidstoeleiding. In de tweede fase wordt via arbeidssimulaties (interne stages) gepoogd de leerlingen voor te bereiden op de latere arbeidssituatie, er zijn momenteel 14 verschillende “interne stages”. Bovendien kunnen in deze fase diverse diploma’s en certificaten behaald worden zoals een lasdiploma of een trekkerrijbewijs, er zijn wel 7 verschillende cursussen waarvoor een officieel examen gedaan kan worden. In de derde fase krijgt iedere leerling een eigen individueel rooster en gaat hij extern stage lopen in een bedrijf, dit mondt uiteindelijk uit in werk. Voor de stages en de begeleiding naar arbeid is een stagebureau binnen de school aan het werk waar twee docenten voltijds werkzaam zijn. Het netwerk van bedrijven waar leerlingen van de school terecht komen is zeer divers en uitgebreid. De meeste leerlingen van de school voor Praktijkonderwijs gaan na hun schooltijd aan het werk in een bedrijf, er zijn er echter ook die verder leren op het MBO. Vanaf hun zestiende rechtstreeks of wanneer zij een werkplek hebben en één dag in de week een MBO opleiding volgen, het zgn leerwerktraject. De school kent een uitgebreide vorm van begeleiding, iedere leerling heeft een mentor die zeer regelmatig individuele “begeleidingsgesprekken” met hem voert. Het zorgteam van de JJ Boumanschool bestaat uit de psycholoog, de maatschappelijk werker, de schoolarts, de zorgcoördinator en een medewerker van MEE. Er is een aantal trainingen mogelijk waar leerlingen via het zorgteam voor aangemeld worden. Zo is er “Rots en water”, Agressieregulering, Handleiding voor jezelf, Sociale vaardigheidstraining en een Weerbaarheidstraining voor jongens en voor meisjes ism MEE. Verder is er een logopedist die individuele taal- en spraaktraining geeft en die tevens dyslexiecoach is. Er is de laatste jaren flink geïnvesteerd in schoolontwikkeling, er is een goed mentorsysteem ontwikkeld, er wordt schoolbreed gewerkt met portfolio, de leerling wordt intensief gevolgd o.a. door middel van het schooleigen ontwikkeld IOP, het individueel ontwikkelplan. De leerling – en ouderbetrokkenheid is verbeterd,net als het leerstofaanbod in niveaus Kwaliteitsonderzoeken en inspectierapporten zijn zeer positief te noemen
Pagina 4
BIJLAGE De thema’s die volgens onderzoek van belang zijn bij het vormgeven van passend onderwijs 1. visie en beleid 2. organiseren van relatie 3. pedagogisch klimaat 4. onderwijsleerproces 5. pedagogisch didactisch handelen 6. begeleiding 7. doorlopende leerlijnen primair en vervolgonderwijs
Teije van der Bij
Spiegels voor verantwoording . Goed onderwijs maakt onderwijs passend. Passend onderwijs is het zoveel mogelijk integreren van leerlingen met speciale onderwijsbehoeftes in het reguliere onderwijs. Maar wie kijkt naar wat het eist in de klas, moet concluderen dat passend onderwijs erg veel lijkt op gewoon goed onderwijs. Nederland, Duitsland, België en Zwitserland verwijzen veel meer leerlingen naar speciaal onderwijs dan andere landen. Voor sommige kinderen is dat een goed alternatief, maar het grote aantal leerlingen dat in ons land naar het speciaal onderwijs gaat, moet ons op z´n minst aan het denken zetten. Onderzoeksresultaten naar hoe die integratie het beste kan in het voortgezet onderwijs, is er maar weinig, maar heeft wel veel opgeleverd, ook voor het werk in de klas. Scholen hebben veel ruimte om passend onderwijs in te vullen. Het kan variëren van het instandhouden van netwerken van reguliere scholen en speciaal onderwijs, speciale klassen in reguliere scholen tot en met het integreren van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften in reguliere klassen. Relatie en pedagogisch klimaat Een basisvoorwaarde bij passend onderwijs is dat leraren en leerlingen samen werken en elkaar kennen. Elke leerling heeft een vaste mentor en de vakdocenten geven zoveel mogelijk les aan elkaars klassen. Het aantal leraren dat lesgeeft aan een klas of groep is beperkt. Leraren/mentoren werken met elkaar samen, soms als team aan een grotere groep. De klas hoeft niet per se de geijkte groepsindeling te zijn. De ideeën hierachter komen ook voor in succesvolle projecten als Minder Handen Voor De Klas en Big Picture. Verder moeten leraren kinderen willen stimuleren. Zij moeten positieve verwachtingen hebben van leerlingen en geven positieve feedback. De mogelijkheden van leerlingen zijn voor hen uitgangspunt bij de vormgeving van het leerproces. Ook horen ze te kunnen werken in een sfeer van wederzijds vertrouwen. De voorspelbaarheid van het gedrag van de leraar is van belang voor die veiligheid. Daarom moet het team dat lesgeeft aan een klas eenduidig zijn in het hanteren van omgangsregels. Leraren handhaven de regels en bespreken ongewenst gedrag. Ten slotte moeten de leerlingen betrokken worden. Dat is belangrijk voor hun motivatie. Dat kan in de klas en ook op schoolniveau worden gerealiseerd. In de klas zijn leerlingen mede-eigenaar van het onderwijsleerproces. Zij zijn medeverantwoordelijk en hebben de ruimte zelfstandig keuzes te maken. Leerlingen krijgen zo -in de woorden van Luc Stevens- meer autonomie. Betrokkenheid betekent ook dat kinderen leren democratisch met de regels en de sfeer in de school om te gaan. Ze spelen bijvoorbeeld een rol bij het beoordelen van docenten, het bepalen van het schoolklimaat en algemene schoolregels, of participeren in een leerlingenraad. De kenmerken van effectief onderwijzen werken ook bij passend onderwijs: gebruik maken van het model van directe instructie, een beroep doen op voorkennis, onderwijs in betekenisvolle contexten aanbieden, alternatieve leerstrategieën gebruiken zoals probleemoplossend leren en aandacht besteden aan leren leren. Ook de mate waarin een docent er in slaagt gedifferentieerd les te geven en alleen wanneer het nodig is - gebruik te maken van individuele handelingsplannen, blijkt een succesfactor te zijn. Aanvullende programma’s zijn vooral succesvol wanneer er sprake is van een goede match tussen het reguliere programma en de leervraag van de leerling. Bij remediërende programma’s is die link nog wel ’s afwezig. Bij de keuzes van het programma voor een groep of individuele leerling is het hebben van hoge verwachtingen uitgangspunt. Wat helpt de leerling om net een stapje verder te komen. Met de leerlingen op zoek gaan naar de zone van naaste ontwikkeling in het onderwijsleerproces.
Natuurlijk wil een docent (en ook de leerling) weten of leerlingen de stof hebben begrepen, maar in een klas met een grote verscheidenheid aan leerlingen is een beoordeling die uitgaat van een algemene norm of een gemiddelde niet zo relevant voor de individuele leerling. Die is meer gebaat bij de vergelijking met zichzelf. Beoordelen hoeft niet trouwens alleen een taak te zijn die uitsluitend is voorbehouden aan de leraar. Ook leerlingen kunnen zelf een rol spelen bij het beoordelen van hun werk. Onderwijsleerproces Pedagogisch didactisch handelen Als er in een klas meer verschillen zijn in onderwijsbehoeftes heeft dat behalve voor het curriculum ook consequenties voor het pedagogisch-didactisch handelen. Om individuele begeleiding mogelijk te maken is inzicht in de kwaliteiten van een kind noodzakelijk. Het observeren en vastleggen van gegevens van leerlingen is van belang. Ook het uitwisselen van deze informatie tussen leraren onderling zorgt ervoor dat de begeleiding van leerlingen van hoge kwaliteit is en bovendien meer tegemoet komt aan de vraag van de leerling. Uit dit teamoverleg kan ook naar voren komen hoe leraren hun programma voor een leerling naar inhoud, niveau en omvang adaptief kunnen maken. Voor sommige leerlingen zal naar alternatieve leerroutes gezocht moeten worden. De kracht van een school is in hoeverre zij als team hierin flexibel kan opereren. Begeleiding Bij de begeleiding in passend onderwijs hoort een vaste begeleider. Naast de gesprekken met leerlingen en ouders/verzorgers is die als eerst verantwoordelijke voor het realiseren van een maatwerkprogramma voor leerlingen. De begeleider signaleert specifieke onderwijsbehoeften, initieert eventueel diagnostisch onderzoek, stelt het handelingspan bij en communiceert erover met de collega’s. Maar de (andere) docenten spelen ook een rol in de begeleiding. Als zij niet alleen aandacht hebben voor de cognitieve ontwikkeling van leerlingen, maar ook voor sociaal-emotionele en gedragsproblemen, creëren zij over het algemeen een positievere leeromgeving. Deze problemen moeten wel altijd direct met de leerling en de ouders/verzorgers worden besproken. Ook bij de keuze van de interventies worden de leerling (eigenaar, toekomstperspectief) en de ouders/verzorgers (thuissituatie)ingeschakeld. De programma’s en interventies die noodzakelijk zijn om aan de verschillende onderwijsbehoeftes tegemoet te komen, worden meestal vastgelegd in een individueel handelingsplan. Het is niet zozeer de aanwezigheid van het handelingsplan zelf dat effect heeft. Doelgericht werken aan de ontwikkeling van leerlingen en de link tussen de extra begeleiding en reguliere programma bepalen het succes. Systematisch monitoren doet er toe; de ontwikkeling van de leerling moet blijvend gevolgd worden door regelmatig, tussentijds te evalueren én de leerling en de ouders daarbij in te schakelen. Remediërende programma’s werken alleen als er een link is tussen het reguliere lesaanbod en de leervraag van de leerling. Leerlingloopbanen Leren begint niet op het moment dat een leerling in de brugklas komt. Het voortgezet onderwijs sluit aan bij wat een leerling al kan, en bij wat er op de basisschool eventueel aan extra begeleiding heeft plaatsgevonden. Maar ook een goed contact met vervolgopleidingen is onontbeerlijk. Uitwisseling met basisscholen en scholen voor vervolgonderwijs op docentenniveau draagt bij aan een goede schoolloopbaan voor de leerling. Daar hoort ook schriftelijke of digitale uitwisseling bij. Men moet bedenken dat niet de programmalijnen van de scholen, maar de loopbanen van leerlingen het belangrijkste zijn. Er is trouwens nog weinig bewijs over de effecten van de samenwerking van onderwijs en keten partners op de loopbanen van leerlingen. Die samenwerking is meestal nog in ontwikkeling, maar vermoedelijk heeft ook dat een positieve uitwerking. Dit is allesbehalve wereldschokkend nieuws. Maar wat zou er gebeuren als we het woord ‘passend onderwijs’ zouden vervangen door ‘goed onderwijs’? Het lijkt er immers sterk op dat wat goed is voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften, goed is voor alle leerlingen. Teije van der Bij is senior adviseur-onderzoeker bij het ECNO, begeleider van het project Stimulans en lid van de kenniskring van het Lectoraat VMBO. Meer informatie;
[email protected].