JIP-EN-JANNEKETAAL Zorgt jip-en-janneketaal voor een beter tekstbegrip of werkt het juist averechts?
INHOUD 3 3 3 4 5 6 6 8 8 8 9
De lessenserie ‘Jip-en-janneketaal’ Makkelijk of moeilijk Jip-en-janneketaal: wat is dat? Nut en noodzaak van moeilijke teksten Op zoek naar de juiste balans ‘t Verschil zit ‘m in de details Wat denken uitgevers? Theorie en praktijk Extra 1 Extra 2 Bijlagen TEKST 1 Lopen in een grote regenplas TEKST 2 Speelsterktebepaling bij tennis TEKST 3 Artikel 6.7 Algemene voorwaarden van schadeverzekering, rubriek gebouwen, van AMEV TEKST 4 Duidelijke taal TEKST 5 Advocaat TEKST 6 Dagvaarding van minderjarige verdachte TEKST 7 Voorlichting over verlichting TEKST 8 De koude oorlog TEKST 9 De koude oorlog TEKST 10 Vragen bij ‘De koude oorlog’ TEKST 10 Vragen bij ‘De koude oorlog’ TEKST 10 Het begin van de Tweede Wereldoorlog TEKST 10 Het begin van de Tweede Wereldoorlog TEKST 10 Gevangen en vergast TEKST 10 Gevangen en vergast
Colofon
De lessen ‘Jip-en-janneketaal’ zijn ontworpen door Marjet ten Brummelhuis, Thalita van Basten, Jacqueline Evers-Vermeul en Marleen Kieft in het kader van het project ‘Onderzoekend leren en uiteenzetting schrijven’ (NWO-project 411-05-120) dat uitgevoerd wordt aan het Instituut voor de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam. Voor meer informatie zie www.ilo.uva.nl/homepages/marleen. 2007 Met dank aan Jentine Land voor het beschikbaar stellen van materiaal. De volgende artikelen rapporteren over haar onderzoek: Land, J., T. Sanders, L. Lentz & H. van den Bergh (2002). Coherentie en identificatie in studieboeken. Een empirisch onderzoek naar tekstbegrip en tekstwaadering op het vmbo. Tijdschrift voor taalbeheersing 4, 281-302. Land, J. & T. Sanders (2003). Hoe begrijpelijk en aantrekkelijk zijn studieteksten op het vmbo? Levende Talen Tijdschrift 4/1, 12-18.
••• De lessenserie ‘jip-en-janneketaal’ Te pas en te onpas hoor je tegenwoordig de term jip-en-janneketaal, maar wat is dat eigenlijk precies? Is het inderdaad zo dat deze ‘taal’ beter wordt begrepen dan ‘gewone’ taal? Welke kenmerken maken een tekst moeilijk of gemakkelijk? Wat zijn concreet de verschillen tussen jip-en-janneketaal en de ‘gewone’ taal? Komt jip-en-janneketaal ook voor in schoolboeken? En wat is het effect daarvan? In dit onderzoek gaan jullie deze vragen onderzoeken. Alle informatie zit in dit lespakket. Aan de hand van de onderzoeksstappen kom je zelf tot antwoorden op de bovengestelde vragen. Uiteindelijk, aan het eind van de drie lessen, zul je een beargumenteerd antwoord kunnen geven op de hoofdvraag: zorgt jip-enjanneketaal voor een beter tekstbegrip of werkt het juist averechts?
••• Makkelijk of moeilijk Teksten kunnen enorm verschillen in moeilijkheid. Sommige teksten snap je direct, andere teksten moet je wel drie keer lezen om ze enigszins te kunnen begrijpen. Wat maakt nu dat een tekst (te) makkelijk of (te) moeilijk is?
1. Leg de teksten 1 tot en met 6 (zie bijlagen) in volgorde van eenvoudig naar moeilijk. Verklaar je ordening en noem daarbij minimaal vier criteria waarop je hebt gesorteerd. 2. Geef per tekst aan voor welke doelgroep(en) de tekst is bedoeld en of je de tekst geschikt vindt voor deze doelgroep(en). Als je een tekst niet geschikt vindt, onderbouw je antwoord dan door elementen uit de tekst te noemen die volgens jou te makkelijk dan wel te moeilijk zijn. 3. Wat is je voorlopige antwoord op de vraag ‘welke factoren bepalen of een tekst makkelijk of moeilijk is’?
••• Jip-en-janneketaal: wat is dat? Volgens de definitie van Van Dale is jip-en-janneketaal eenvoudige, voor iedereen begrijpelijke taal. In de praktijk blijkt dat deze term vaak een negatieve bijbetekenis draagt: de taal is te eenvoudig voor de beoogde doelgroep. Zo sprak de Taalkalender ooit van jip-en-jannekestreepjes: streepjes tussen de leden van lange samenstellingen waar die volgens de spellingregels niet nodig zijn (zoals bijvoorbeeld in politie-geleide-hond). Waar komt die term jip-en-janneketaal eigenlijk vandaan? Uit de Nederlandse politiek. In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2002 hanteerde VVD-voorzitter Bas Eenhoorn die term toen hij VVD-lijsttrekker Hans Dijkstal aanraadde om meer klare taal te gebruiken. Dijkstal kreeg vaak het verwijt in langdradige zinnen te spreken, zonder daarin duidelijk te maken wat de VVD-standpunten waren. Kortom: de campagne moest duidelijker en feller om zwaar zetelverlies te voorkomen. Bas Eenhoorn kwam met de oplossing: Hans Dijkstal moest in jip-en-janneketaal uitleggen waar de VVD voor staat. Politieke tegenstanders van de VVD gebruikten Eenhoorns woordkeus vervolgens om te suggereren dat de VVD het electoraat als kleine kinderen zou beschouwen. In de politiek wordt de uitdrukking jip-en-janneketaal sindsdien vooral gebruikt om al
3
te eenvoudige, ongenuanceerde uitspraken van politici te hekelen. Iets als jip-en-janneketaal bestempelen is natuurlijk makkelijk. Maar wat zijn eigenlijk kenmerken van echte jip-en-janneketaal? En als je manieren hebt om een moeilijke tekst eenvoudiger te maken, waarom zou je dan toch die moeilijke formulering gebruiken?
4. De term jip-en-janneketaal is natuurlijk een belediging van Annie M.G. Schmidt, die de verhalen van Jip en Janneke geschreven heeft. Haar verhalen zijn namelijk uitstekend afgestemd op de beoogde doelgroep. Welke kenmerken van tekst 1 zorgen ervoor dat dit verhaaltje heel duidelijk bedoeld is voor jonge kinderen? Noem er minstens vier. Welke van de teksten 2 – 6 bevat(ten) volgens jou eveneens dit soort kenmerken van jipen-janneketaal? Maak een schematisch overzicht waarin je per kenmerk weergeeft welke tekst dat kenmerk heeft.
••• Nut en noodzaak van ‘moeilijke’ teksten Natuurlijk zou je iedere moeilijke tekst op een eenvoudiger manier kunnen formuleren. Maar is dat wel zo handig? Is het altijd prettiger om te lezen? Welke factoren bepalen in welke gevallen het vereenvoudigen van een tekst nuttig is en wanneer het “moeilijk” laten noodzaak is?
5. Onderstaande tekst is afkomstig uit een folder van de overheid over bijzondere bijstand. • Voor welke doelgroep is deze tekst geschreven? • Vind je de tekst geschikt voor deze doelgroep? • Is er een noodzaak om de tekst zo te formuleren? Bijzondere bijstand is een uitkering voor bijzondere noodzakelijke kosten die niet uit het maandelijkse inkomen kunnen worden betaald. Ook mag er geen andere voorziening zijn die voor vergoeding zorgt. Het kan bijvoorbeeld gaan om de aanschaf van een koelkast of wasmachine, een bijdrage in de kosten van een noodzakelijke verhuizing of om medische kosten. Bijzondere bijstand wordt in sommige gevallen als lening verstrekt en soms als gift. Uw persoonlijke situatie speelt hier een belangrijke rol bij.
6. Hieronder is de tekst herschreven. • Welke ingrepen heeft de herschrijver toegepast om het een begrijpelijke tekst te maken? • Vind je dit nu een geval van jip-en-janneketaal? Beargumenteer je keuze. Uw koelkast is kapot en u heeft een nieuwe nodig. U moet verhuizen, maar u heeft niet genoeg geld om de verhuizing te betalen. U betaalt een hoge eigen bijdrage voor uw ziektekostenverzekering, maar dat kunt u eigenlijk niet betalen. Hoe kunt u dit oplossen? Misschien heeft u recht op bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand is geld dat u van de gemeente kunt lenen of krijgen. Of u recht hebt op bijzondere bijstand, hangt af van uw persoonlijke situatie. U komt er niet voor in aanmerking als u al een andere subsidie ontvangt.
4
7. Tekst 6 in de bijlage is een vrij lastige tekst. Voor de persoon die verdacht wordt, zal hij niet makkelijk te volgen zijn. Waarom is de tekst toch in deze ambtelijke taal opgesteld? 8. Tekst 7 in de bijlagen komt uit een folder van Veilig Verkeer Nederland die speciaal bedoeld is voor middelbare scholieren. • Deze tekst bevat een hoog gehalte jip-en-janneketaal. Uit welke kenmerken kun je dit afleiden? • Vind je deze tekst geschikt voor de doelgroep middelbare scholieren? Beargumenteer je antwoord. 9. Formuleer op basis van je bevindingen tot nu toe een advies aan tekstschrijvers over het taalgebruik in bepaalde teksten aan bepaalde groepen.
••• Op zoek naar de juiste balans Op basis van je bevindingen tot nu toe kun je concluderen dat een goede tekst schrijven nog helemaal niet makkelijk is. Maar hoe weet je nu eigenlijk wanneer een tekst goed afgestemd is op het beoogde publiek? Voor uitgevers van schoolboeken bijvoorbeeld is dat een cruciale vraag. Aan de ene kant is het belangrijk dat leerlingen hun teksten goed begrijpen; alleen dan kunnen ze een voldoende halen voor repetities en examens. Aan de andere kant zou het natuurlijk mooi zijn als de teksten niet onnodig saai zijn; de meeste leerlingen lezen de teksten toch al niet voor hun plezier. De kunst is dus om een juiste balans te vinden tussen duidelijkheid en aantrekkelijkheid van teksten. Hoe kom je er nu achter wat leerlingen van schoolboekteksten vinden? In Utrecht heeft Jentine Land onderzocht wat vmbo-leerlingen begrijpen van de teksten in hun geschiedenisboeken en hoe ze deze teksten waarderen. (Zie voor meer informatie het colofon).
10. Om je een beeld te geven van de manier waarop Jentine Land in haar onderzoek te werk ging, krijgen jullie nu een deel van haar materialen voorgeschoteld. Deel je onderzoeksgroep in tweeën. De ene helft leest tekst 8; de andere helft leest tekst 9. Na het lezen van de tekst beantwoord jullie allemaal eerst alle vragen in bijlage 10, en dan de vragen in bijlage 11. Hierbij mag je niet teruglezen in de tekst.
11. Vergelijk nu de teksten 8 en 9 en jullie waardering van deze teksten. Gebruik hierbij jullie antwoorden op de vragen in bijlage 10. Wat zijn de conclusies?
12. Vraag bij de docent het antwoordmodel op en bepaal hoeveel punten je hebt verdiend met de vragen in bijlage 11. Vergelijk of de lezers van tekst 8 meer of juist minder punten hebben dan de lezers van tekst 9 en probeer een verklaring te vinden voor eventuele verschillen.
5
••• ‘t Verschil zit ‘m in de details Tekst 8 en 9 maakten deel uit van het onderzoek dat Jentine Land heeft uitgevoerd. Om te achterhalen wat voor teksten vmbo-leerlingen beter begrijpen, heeft ze steeds meerdere varianten van een schoolboektekst gemaakt. Vervolgens bekeek ze welke variant betere antwoorden en/of hogere waardering van de leerlingen opleverden. Hiermee probeerde ze te achterhalen welke kenmerken een tekst nu precies begrijpelijk en/of aantrekkelijk maken. Om meer zicht te krijgen op de tekstkenmerken die van belang zijn, onderzoek je nu Lands tekstvarianten.
13. Tekst 12 en 13 zijn twee varianten van dezelfde tekst. • Bevatten ze dezelfde informatie? • Welke van deze twee teksten vind jij het leukst om te lezen? Beargumenteer je keuze. • Welke van deze teksten vind jij het makkelijkst te volgen? Beargumenteer je keuze. 14. Tekst 12 en 13 verschillen in structuur structuur. Tekst 12 noemen we een gefragmenteerde tekst, terwijl tekst 13 een samenhangende tekst is. Welke drie tekstkenmerken veroorzaken dit verschil in structuur tussen de zinnen van tekst 12 en 13? 15. Ook tekst 14 en 15 bevatten twee varianten van dezelfde tekst. • Bevatten ze dezelfde informatie? • Bepaal aan de hand van de kenmerken die je bij stap 14 genoemd hebt of tekst 14 en 15 gefragmenteerde of samenhangende teksten zijn. • Welke van deze twee teksten vind jij het leukst om te lezen? Beargumenteer je keuze. • Welke van deze teksten vind jij het makkelijkst te volgen? Beargumenteer je keuze. 16. Tekst 14 en 15 verschillen in stijl. Tekst 14 noemen we een identificerende tekst, terwijl tekst 15 een zakelijke tekst is. Welke tekstkenmerken veroorzaken dit verschil in stijl tussen de zinnen van tekst 14 en 15? Noem er minstens drie. 17. Met je antwoorden op stap 14 en 16 heb je kenmerken ontdekt die de moeilijkheid en aantrekkelijkheid van teksten kunnen beïnvloeden. Gebruik deze antwoorden om je eerder opgestelde lijstje kenmerken aan te vullen of te nuanceren (zie stap 3, 4 en 6).
••• Wat denken uitgevers? Uitgevers en schoolboekschrijvers hebben zo hun eigen ideeën over wat ‘makkelijke’ teksten zijn voor scholieren. Zij denken dat vmbo’ers het beste gefragmenteerde teksten zoals tekst 12 voorgeschoteld kunnen krijgen en dat ze identificerende teksten zoals tekst 14 het leukst zullen vinden om te lezen. De vraag is natuurlijk of hun ideeën stroken met de werkelijkheid.
18. Naar welke type teksten gaat volgens jullie de voorkeur van vmbo’ers uit?
6
19. Bij de manipulatie van de structuur kreeg Jentine Land de resultaten zoals vermeld in Tabel 1 (begrip) en Tabel 2 (waardering). • Welke tekstsoort begrijpen vmbo-leerlingen het best? • Welke tekstsoort waarderen vmbo-leerlingen het meest? • Komen de uitkomsten in tabel 1 en 2 overeen met de ideeën van de uitgevers? Tekstversie
Gemiddelde score (op een schaal van 1-5)
gefragmenteerde tekst
2,19
samenhangende tekst
2,81
Tabel 1. Scores op de tekstbegripvragen per structuurversie
Tekstversie
Aantal keer gekozen
gefragmenteerde tekst
7
samenhangende tekst
15
Tabel 2. Waardering van de tekstsoorten op basis van structuur (de leerlingen gaven als motivering voor hun voorkeur in Tabel 2 aan dat ze de gefragmenteerde teksten er wel makkelijker uit vinden zien, maar dat ze de samenhangende teksten duidelijker vinden overkomen)
20. Bij de manipulatie van de stijl kreeg Jentine Land de resultaten zoals vermeld in Tabel 3 en 4. o Welke tekstsoort begrijpen vmbo-leerlingen het best? o Welke tekstsoort waarderen vmbo-leerlingen het meest? o Komen de uitkomsten in tabel 3 en 4 overeen met de ideeën van de uitgevers?
Tekstversie
Gemiddelde score (op een schaal van 1-5)
identificerende tekst
1,30
zakelijke tekst
1,74
Tabel 3. Scores op de tekstbegripvragen per stijlversie
Tekstversie
Aantal keer gekozen
identificerende tekst
16
zakelijke tekst
5
Tabel 4. Waardering van de tekstsoorten op basis van stijl
21. Formuleer op basis van je ontdekkingen tot nu toe een zo genuanceerd mogelijk advies voor uitgevers die geschiedenisboeken voor vmbo’ers willen schrijven.
7
••• Theorie en praktijk In stap 21 heb je een advies geformuleerd voor uitgevers die geschiedenisboeken voor vmbo’ers willen schrijven. Deze adviezen zijn misschien ook wel bruikbaar voor schoolboeken voor vwo-scholieren. In theorie weten we nu dus wat wenselijk is. Maar wat doen uitgevers in de praktijk? Houden ze in de praktijk rekening met de uitkomsten van het onderzoek van Jentine Land? 22. De bijlagen 16, 17 en 18 kun je vinden op de website www.ilo.uva. nl/homepages/marleen/lesmaterialen.htm. Deze bijlagen bevatten hoofdstukken over de Franse Revolutie. De teksten komen uit bestaande geschiedenisboeken voor de tweede klas voortgezet onderwijs. • Gebruik de kenmerken uit stap 14 om per hoofdstuk te bepalen of je de tekst samenhangend of juist gefragmenteerd vindt. • Gebruik de kenmerken uit stap 16 om per variant te bepalen of je de tekst identificerend of juist zakelijk vindt. • Maak waar nodig onderscheid tussen verschillende fragmenten binnen een hoofdstuk. 23. De uitgever heeft niet voor niets drie varianten van hetzelfde hoofdstuk gemaakt. Eén variant is geschikt voor basisberoepsgerichte leerlingen van het vmbo, een andere variant voor vmbo-leerlingen van de kadertheoretische leerweg, en de derde variant voor leerlingen van het havo/vwo. Bepaal welke variant bij welke doelgroep past en beargumenteer je keuze. 24. Heeft de uitgever volgens jou voldoende rekening gehouden met de resultaten van het onderzoek van Jentine Land? Beargumenteer je keuze.
••• Extra 1 In stap 22, 23 en 24 heb je vooral naar verschillen op zinsniveau gekeken. De drie varianten van het geschiedenishoofdstuk verschillen echter op nog meer punten. En dat is logisch: een vmbo’er hoeft uiteindelijk minder begrippen te leren dan een vwo-scholier. Dat is wettelijk vastgelegd. Welke andere factoren zou je als uitgever nog meer kunnen variëren om een tekst af te stemmen op de juiste doelgroep? 25. Probeer te benoemen op welke punten de drie hoofdstukken nog meer verschillen. 26. In stap 21 heb je een advies geformuleerd voor uitgevers van schoolboekteksten. Dit advies richtte zich vooral op tekstkenmerken op zinsniveau. Probeer nu op basis van je bevindingen in stap 25 dit advies uit te breiden.
••• Extra 2 In het onderzoek van Jentine Land is tekstbegrip en tekstwaardering onderzocht. Het lijkt logisch om te verwachten dat er een verband bestaat tussen begrip en waardering: wanneer lezers een tekst meer waarderen, begrijpen ze die ook beter. En omgekeerd: wanneer lezers teksten goed begrijpen, zal hun leesproces beter verlopen en dus zullen ze de tekst meer waarderen. Worden in dit onderzoek deze verwachtingen bevestigd? Kun je een verklaring vinden voor
8
BIJLAGEN
deze bevindingen?
TEKST 1
Lopen in een grote regenplas Het regent. Het regent! Het regent dat het giet. Er zijn grote plassen op straat. En het water stroomt uit de goten. Niemand gaat uit. Maar Jip wel. Want Jip heeft een heel regenpak. En Jip heeft laarsjes. Jip kan ertegen. Eerst stapt hij over de plassen heen. Dan loopt hij er voorzichtig door. En dan gaat hij midden in een plas staan. En hij stampt heel hard, zodat het water om zijn oren springt. En Janneke? Janneke zit voor het raam. Zij heeft geen regenpak. En geen laarsjes. En daarom mag ze niet op straat. Ze is erg jaloers op Jip. Arme Janneke. Ze kijkt maar en ze kijkt maar. En Jip maakt kunsten voor haar. Hij loopt nu heel hard en springt dan midden in de plas. Hoei, wat spat dat water hoog! Moeder, vraagt Janneke, mag ik heel eventjes? Je zult natte voeten krijgen, zegt moeder. Je hebt geen laarsjes. Dan komt Jannekes vader binnen. Hij zegt: Ik weet wat. Je mag mijn laarzen aan. En je mag eventjes met Jip op straat. Janneke krijgt vaders laarzen aan. Wat zijn die groot! Ze kan bijna niet lopen. Maar ze gaat toch bij Jip in de plas staan, en zegt: Kijk. Ha, roept Jip, nu ben je net Klein Duimpje. Janneke probeert hard te lopen, net als Klein Duimpje. Maar o! O! Daar valt ze! Met haar neus in de plas. Nu is Janneke helemaal zwart. Van de modder. Kom Jip, roept Jips moeder. Kom Janneke, roept Jannekes vader. De pret is uit. Janneke moet in de tobbe. Het was maar eventjes, zegt Janneke, maar het was toch fijn.
Uit: Schmidt, A.M.G, Jip en Janneke. Amsterdam-Antwerpen: Em. Querido’s Uitgeverij B.V. 2003
9
TEKST 2
Speelsterktebepaling bij tennis f. eerste speelsterktetoekenning De eerste speelsterktetoekenning is voor de beginnende tennisser in principe categorie 9. Voor jonge jeugdspelers geldt dat ze tot en met het jaar waarin ze 9 jaar worden per definitie categorie 9 zijn. Ook als zij langer dan 2 jaar KNLTB-lid zijn. Daarna dienen ze eenmalig in het jaar waarin ze 10 jaar worden door hun vereniging ingeschaald te worden. Waarbij als uitgangspunt dient dat zij die reeds competitie spelen (welk niveau dan ook), categorie 8 worden. In uitzonderlijke situaties mits geaccordeerd door de afdeling Bondsjeugdopleiding kan al op jongere leeftijd voor een hogere categorie dan 9 gekozen worden. Voor de overige jeugdspelers en ook voor beginnende senioren geldt de volgende regel. In het eerst jaar van lidmaatschap van de KNLTB is men een categorie 9 speler. Na het tweede jaar wordt men automatisch ingeschaald als categorie 8 speler. Daarna is voor de rest van de tenniscarrière van de speler het DSS van toepassing. Een uitzondering geldt voor die spelers, die al in hun eerste jaar als lid van de KNTLB, zodanig presteren dat zij op basis van hun resultaten al na het eerste jaar een hogere aanduiding dan categorie 9 op hun pasje verdienen. De historische database van de KNLTB zal een zodanige omvang krijgen dat spelers, die een aantal jaren (maximaal 10) geen lid geweest zijn van de KNLTB op basis van historische gegevens opnieuw ingeschaald kunnen worden als ze wederom lid worden van de KNLTB. Buitenlanders die in Nederland lid worden van de KNTLB dienen eenmalig te worden ingeschaald, daarna is ook voor de rest van hun tenniscarrière in Nederland het DSS van toepassing. Ook zij worden opgenomen in de historische database als zij een of meerdere jaren niet in Nederland actief zijn.
Uit: KNLTB wedstrijdtennis, Verenigingleider en de competitie, herziene uitgave januari 2005.
10
TEKST 3
Artikel 6.7 Algemene voorwaarden van schadeverzekering, rubriek gebouwen, van AMEV Definitie: Saneringskosten De kosten van onderzoek, reinigen, opruimen, opslaan, vernietigen en / of vervangen van grond, grond- en / of oppervlaktewater, teneinde de verontreiniging hierin op het perceel van verzekeringnemer en / of de directe belendingen daarvan, weg te nemen en / of te isoleren. Onder deze kosten worden niet begrepen de kosten van herinrichting van het terrein.
Saneringskosten De verzekering biedt boven het verzekerd bedrag, tot een maximum van 10% daarvan, dekking voor saneringkosten als gevolg van een onder artikel 5 gedekte gebeurtenis, die heeft plaatsgevonden op de locatie van verzekerde, zoals op het polisblad omschreven, met inachtneming van het volgende: a. saneringskosten zijn verzekerd indien er sprake is van een overschrijding van door de overheid voor de locatie gehanteerde normen met betrekking tot de verontreiniging van grond respectievelijk grond- en / of oppervlaktewater, zoals die gelden op het moment dat de verontreiniging zich voor het eerst manifesteert. b. saneringskosten zijn verzekerd indien deze kosten: - door verzekerde zelf zijn gemaakt of - voor rekening van verzekerde komen in verband met door de overheid ter zake uitgeoefende bestuursdwang. De uitkering zal nooit meer bedragen dan de werkelijk bestede kosten. c. Indien door een gedekte gebeurtenis een reeds bestaande verontreiniging toeneemt, worden slechts saneringkosten vergoed voor zover deze de kosten voor het opheffen van de bestaande verontreiniging te boven gaan. d. De verzekering geeft uitsluitend dekking voor saneringskosten indien en voor zover ter zake van deze kosten geen aanspraken bestaan op enige andere polis.
11
TEKST 4
Duidelijke taal Youp van ‘t Hek - cabaretier Dames en heren kommaneukers en taalfundamentalisten, wat ontzettend aardig dat u mij, jongetje met acht jaar mavo, heeft uitgenodigd om u op dit congres toe te spreken, over het onderwerp ‘duidelijke taal: kunst of kunstje?’. Wil je met taal overtuigen, dan moet taal minimaal duidelijk zijn. Wat is duidelijke taal? Volgens mij waren de eerste woorden die ik zojuist uitsprak duidelijke taal. Binnen de minuut is het duidelijk wat ik van leden van Onze Taal vind en hoe ik over mijzelf denk. Ik vind u een zootje kommaneukers en taalfundamentalisten en ik zet mijzelf neer als een kleine krabbelaar. Nou is het de vraag of het waar is wat ik zeg. Vind ik u echt een zootje kommaneukers of hoort dit bij mijn act? Uiteindelijk ben ik cabaretier. Eigenlijk heb ik een ongelooflijke teringhekel aan taalpuristen en vooral aan dat beterweterige van ze. Mijn zus had er vroeger last van. Als ik tegen mijn zus zei “Ik ga mij omkleden”’, zei ze “Het is verkleden.” Dan zei ik: “Ja, je hebt gelijk, maar ik ga me omklede.”
12
TEKST 5 Advocaat Wat doet een advocaat? Vroeg of laat kan iedereen te maken krijgen met een juridisch probleem. Een echtscheiding, ontslag of een conflict over de huur van een woning bijvoorbeeld. Eenvoudige problemen zijn vaak op te lossen met hulp van collega’s, familie of vrienden. Maar soms liggen de zaken moeilijker en is een deskundig advies nodig. Op zo’n moment kunt u het beste terecht bij een advocaat. Die kent de wet en weet wat uw rechten zijn. Met zijn kennis en ervaring helpt hij u een goede oplossing te vinden. Schakel tijdig een advocaat in Als u rondloopt met een juridische vraag of met een probleem dat te maken heeft met de wet- en regelgeving in ons land, kan een advocaat u daarbij helpen. Wacht niet te lang voordat u een advocaat inschakelt. Voorkomen is beter dan genezen. Soms is één brief of gesprek voor een advocaat genoeg om een vervelende situatie op te lossen. Alleen doortobben maakt de kwestie vaak ingewikkelder dan nodig. Dat kan tot nare situaties leiden. Bovendien kost het uw advocaat waarschijnlijk meer tijd om tot een oplossing te komen. Uw kosten lopen daardoor hoger op dan wanneer u tijdig aan de bel trekt. Ga dus op tijd naar een advocaat. Niet alleen als een conflict dreigt maar ook als u andere juridisch vragen heeft. Soms is een advocaat verplicht U bent wettelijk verplicht een advocaat in te schakelen als u voor een civiele procedure moet verschijnen bij de rechtbank, het Gerechtshof of de Hoge Raad. Bij de kantonrechter mag u wél verschijnen zonder advocaat. Ook in strafzaken is dat het geval, bijvoorbeeld als u een bekeuring heeft gekregen omdat u door het rode stoplicht reed. Officieel mag u ook uzelf verdedigen in strafzaken bij de rechtbank en het Gerechtshof, bijvoorbeeld als u reed onder invloed of wanneer u bent beschuldigd van mishandeling. Maar in dergelijke gevallen kan een advocaat de omstandigheden en achtergronden vaak beter aan de rechter uitleggen dan uzelf. En de consequenties van dit soort zaken (misdrijven) kunnen veel ingrijpender zijn dan bij overtredingen. Daarom is het vaak toch verstandig een advocaat in te schakelen. Voor bepaalde procedures tegen de overheid, bijvoorbeeld over een vergunning of een wijziging van een bestemmingsplan, geldt hetzelfde. U bent niet verplicht een advocaat in te schakelen, maar het is wel goed om u te realiseren dat deze zaken juridisch ingewikkeld kunnen zijn. Deskundige hulp komt dus vaak goed van pas. Voor meer informatie over de juridische stappen die u kunt nemen heeft de Orde een aantal publieksbrochures uitgebracht.
Bron: www.advocatenorde.nl
13
TEKST 6
14
15
TEKST 7
16
TEKST 8
De koude oorlog Er zitten twee generaals in een café. De ene generaal is een Rus. Hij heet Ivan. De andere generaal komt uit Amerika. Hij heet George. Het is 1945 en de Tweede Wereldoorlog is net afgelopen. “De Amerikanen moeten de baas worden van Europa.” Zegt George. “Wij hebben veel geld. Wij zijn het machtigste land!” “Hoho!” Ivan wordt boos. “Rusland is ook heel machtig! Wij hebben heel veel grond in Oost-Europa bezet! Wij moeten de baas van Europa worden! De twee mannen willen allebei de baas zijn in Europa. De twee mannen worden vijanden. “Wij gooien een atoombom op Amerika!” Roept Ivan. “Wij hebben ook een atoombom, dus pas maar op!” George stampvoet woedend het café uit. George en Ivan worden bang voor elkaar. George en Ivan besluiten om Europa te verdelen. George en Ivan krijgen allebei wat ze willen. Europa wordt verdeeld in West-Europa en in Oost-Europa. George besluit dat Amerika en West-Europa bondgenoten worden. “Ik beloof dat Amerika West-Europa helpt met geld en wapens.” Ivan bepaalt dat Rusland en Oost-Europa het Oostblok vormen. Ivan vindt dat de landen in het Oostblok niet vrij mogen zijn. “Iedereen in het Oostblok moet communistisch zijn! Jullie moeten je houden aan de regels van de regering!” George en Ivan blijven elkaar bedreigen. Iedereen is bang voor een nieuwe oorlog. Dat zou de Derde Wereldoorlog zijn. Die oorlog komt er niet. Het blijft spannend tussen 1945 en 1989. We noemen die tijd de koude oorlog.
Zodra je de vragen gaat beantwoorden, mag je niet meer terugkijken in de tekst.
17
TEKST 9
De koude oorlog In 1945 was de Tweede Wereldoorlog afgelopen. Er bleven twee landen over: Amerika en Rusland. Amerika wilde de baas van Europa worden. Want Amerika had veel geld. Daardoor was het een machtig land. De Russen waren ook heel machtig. Want zij hadden heel veel grond in Oost-Europa bezet. De Russen wilden dus ook de baas van Europa worden. De Amerikanen en de Russen wilden dus allebei de baas van Europa worden. Daarom werden ze vijanden. Amerika en Rusland werden bang voor elkaar want ze dreigden met atoombommen. Ze besloten om Europa te verdelen. Zodat ze allebei kregen wat ze wilden. Europa werd verdeeld in twee helften: in West-Europa en in Oost-Europa. Amerika en West-Europa waren bondgenoten, daarom hielp Amerika met geld en wapens. Rusland kreeg de Oost-Europese landen. Zij vormden samen het Oostblok. Maar veel landen in Oost-Europa waren niet vrij. Rusland bepaalde namelijk dat ze communistisch moesten zijn. Daardoor moesten de mensen in het Oostblok zich aan de regels van de regering houden. Europa was verdeeld, maar toch bleven Rusland en Amerika elkaar bedreigen. Daarom was iedereen bang voor een nieuwe oorlog. Dat zou de Derde Wereldoorlog zijn. Gelukkig kwam die oorlog er niet. Maar het bleef wel spannend tussen 1945 en 1989. Daarom noemen we die tijd de koude oorlog.
Zodra je de vragen gaat beantwoorden, mag je niet meer terugkijken in de tekst.
18
TEKST 10
Vragen bij ‘De koude oorlog’ Wat vind je van de tekst die je net gelezen hebt? 1. Ik heb deze tekst met plezier gelezen ° Waar ° Niet waar ° Weet ik niet 2. Ik vind deze tekst interessant ° Waar ° Niet waar ° Weet ik niet 3. Ik vind deze tekst spannend ° Waar ° Niet waar ° Weet ik niet 4. Ik vind deze tekst duidelijk ° Waar ° Niet waar ° Weet ik niet 5. Ik vind deze tekst goed voor in mijn schoolboek ° Waar ° Niet waar ° Weet ik niet 6. Ik vind deze tekst makkelijk ° Waar ° Niet waar ° Weet ik niet 7. Ik heb deze tekst goed begrepen ° Waar ° Niet waar ° Weet ik niet 8. Ik wil meer lezen over dit onderwerp ° Waar ° Niet waar ° Weet ik niet 9. Geef een cijfer van 1 t/m 10 voor deze tekst Ik geef voor deze tekst het cijfer ____
19
TEKST 11
Vragen bij ‘De koude oorlog’ Vraag 1 Er is één bolletje waar bij iedere zin. Zet één kruisje in het juiste bolletje. 1. Rusland was erg machtig ° Omdat het veel land had bezet ° Omdat het heel rijk was ° Omdat het communistisch was ° Omdat het een groot leger had 2. Rusland en Amerika waren bang voor elkaar ° Omdat ze allebei rijk waren ° Omdat ze allebei communistisch waren ° Omdat ze allebei een atoombom hadden ° Omdat ze allebei veel land hadden 3. Amerika en Rusland werden vijanden ° Omdat ze allebei de baas van Europa wilden zijn ° Omdat ze allebei een atoombom hadden ° Omdat Rusland voor het communistisch was ° Omdat Amerika tegen het communisme was 4. Amerika was erg machtig ° Omdat Amerika een groot leger had ° Omdat Amerika communistisch was ° Omdat Amerika heel rijk was ° Omdat Amerika veel land had bezet 5. Waar gaat de tekst over? ° Het Oostblok wordt communistisch ° Europa werd verdeeld na de Tweede Wereldoorlog ° Rusland en Amerika hadden allebei een atoombom ° Iedereen was bang voor een Derde Wereldoorlog 6. Waar komt de naam Koude Oorlog vandaan? ° Het was in die tijd erg koud ° Het was spannend, maar er werd niet gevochten ° Het was oorlog ° Rusland en Amerika zijn vijanden
20
Vraag 2 Hieronder zie je een tabel met woorden aan de linkerkant. Elk woord hoort ergens bij: bij Amerika, bij Rusland of bij Amerika en Rusland samen. Zet een kruisje achter ieder woord in het hokje. Je mag achter ieder woord maar één kruisje zetten.
WOORDEN
AMERIKA
AMERIKA EN RUSLAND
RUSLAND
PAST NIET
Oost-Europa Communisme West-Europa Sterk Veel gebied bezet Rijk Oostblok Derde wereldoorlog Atoombom Aan regels houden Helpen met geld en wapens Bang voor Derde Wereldoorlog Baas in Europa
Vraag 3 Zet de gebeurtenissen in de goede volgorde in het tijdbalk hieronder. Je hoeft alleen maar het nummer van de gebeurtenis in het juiste hokje te zetten. Gebeurtenissen 1. Amerika en Rusland willen allebei de baas zijn 2. Europa wordt verdeeld 3. Amerika en Rusland worden vijanden 4. Amerika en Rusland blijven elkaar bedreigen 5. De Tweede Wereldoorlog is afgelopen 6. De Koude Oorlog is afgelopen 7. Rusland en Amerika blijven over 8. Iedereen is bang voor een Derde Wereldoorlog Tijdbalk
‡
‡
‡
‡
21
‡
‡
‡
TEKST 12
Het begin van de Tweede Wereldoorlog In 1933 werd Hitler de baas van Duitsland. Hitler vond dat Duitsland de baas van de wereld moest worden. Hitler vond het Duitse volk veel beter dan de andere volkeren. Hitler wilde een oorlog beginnen. Hitler had een groot leger opgebouwd. Het leger had extra veel wapens nodig. Met die wapens wilde Hitler de wereld veroveren. Er werden wapenfabrieken geopend. Werkloze Duitsers kregen werk in de wapenfabrieken. De werkloosheid in Duitsland werd minder. In 1939 viel Hitler Polen aan. Dat vonden Engeland en Amerika te ver gaan. Engeland en Amerika verklaarden Duitsland de oorlog. In 1940 wilden de Duitsers Nederland veroveren. Op 14 mei 1940 gooiden Duitse vliegtuigen bommen op Rotterdam. Het Nederlandse leger gaf zich snel over.
22
TEKST 13
Het begin van de Tweede Wereldoorlog n 1933 werd Hitler de baas van Duitsland. Hitler wilde dat Duitsland de baas van de wereld zou worden want hij vond dat het Duitse volk veel beter was dan de andere volkeren. Daarom wilde hij een oorlog beginnen. Hij had al een groot leger opgebouwd. Dit leger had extra veel wapens nodig en met die wapens wilde Hitler de wereld veroveren. Daarom werden er wapenfabrieken geopend. Het voordeel van de nieuwe wapenfabrieken was dat veel werklozen in de wapenfabrieken konden werken. Hierdoor werd het probleem met de werkloosheid in Duitsland opgelost. In 1939 viel Hitler Polen aan. Maar dat vonden Engeland en Amerika te ver gaan. Daarom verklaarden ze Duitsland de oorlog. In 1940 wilden de Duitsers Nederland veroveren. Daarom gooiden Duitse vliegtuigen op 14 mei 1940 bommen op Rotterdam. Het Nederlandse leger gaf zich toen over.
23
TEKST 14
Gevangen en vergast “Hé joh! Kijk uit, je staat op mijn voet!” “Sorry,” mompelt David. David is een Joodse jongen van 12 jaar. David staat in een trein vol met joodse mensen. De trein heeft geen stoelen. De mensen staan dicht tegen David aan. “We worden als vee vervoerd,” roept iemand. “Het is een goederentrein,” zegt David zacht. De trein is op weg naar een vernietigingskamp. Het is november 1942. De Tweede Wereldoorlog is aan de gang. Het is heel warm in de trein. Er zijn geen ramen. David ziet mensen naast zich sterven. Die mensen krijgen geen frisse lucht. “Waar gaan we heen?” roept David. David krijgt geen antwoord. De reis duurt heel lang. “Uitstappen!” brult een soldaat opeens. De soldaat sleurt David hardhandig de trein uit. David weet niet waar hij is. David rilt van angst. Iedereen moet uitstappen. De soldaten verdelen de mensen in groepen. Een groep met mensen die hard moeten werken. Een groep met vrouwen en kinderen. De vrouwen en kinderen moeten onmiddellijk onder de douche. David voelt zich vies. “Ik wil ook douchen,” zegt David tegen een soldaat. David weet niet wat er onder die douche gebeurt. De soldaat stuurt David naar de groep die moet werken. David heeft geluk. Een vriend van David moet wel onder de douche. David ziet hem nooit meer... Later hoort David dat er gas uit de douche komt. De vriend van David wordt onder de douche vergast. De vriend sterft daar, samen met nog veel meer vrouwen en kinderen.
24
TEKST 15
Gevangen en vergast In 1942 was de Tweede Wereldoorlog aan de gang. Er vertrokken goederentreinen naar de vernietigingskampen. In de treinen stonden heel veel joodse mensen. Er waren geen stoelen in de treinen. Iedereen stond heel dicht tegen elkaar aan. Het leek alsof de mensen als vee vervoerd werden. Het was heel warm in de trein. Er waren geen ramen. Sommige mensen stierven. Die mensen kregen geen frisse lucht. Niemand wist waar de trein heen ging. De reis duurde heel lang. De mensen moesten uitstappen. De mensen werden hardhandig de trein uitgesleurd. De mensen wisten niet waar ze terechtgekomen waren. De soldaten verdeelden de mensen. Eén groep met mensen die hard moesten werken. De mensen die moesten werken hadden geluk. Eén groep met alleen vrouwen en kinderen. De vrouwen en kinderen moesten onmiddellijk onder de douche. Niemand wist wat er onder die douche gebeurde. Later is bekend geworden dat uit de douche gas kwam. Veel vrouwen en kinderen werden onder de douche vergast. De vrouwen en kinderen stierven daar.
25