INHOUDSOPGAVE Hulpverlenen / Jaska de Bree ISBN 90 6665 439 2 BV Uitgeverij SWP Voorwoord Inleiding
11 13
Hoofdstuk 1 Taakgebied 1: Oriënteren op de hulpvraag van de cliënt en zijn systeem 19 1.1 Inleiding 20 1.2 Oriënteren op de hulpvraag van het cliëntsysteem 20 1.3 Bij dit taakgebied horende kwalificaties 23 1.4 Generieke oriëntatie op hulpvragen, behoeftes en mogelijkheden 24 1.5 Specifieke oriëntatie op hulpvragen, behoeftes en mogelijkheden 27 1.5.1 Systeemtheoretische oriëntatie 27 1.5.1.1 Analyse van de leefsituatie op zingeving 28 1.5.1.2 Analyse van de groepsontwikkeling binnen een leefgroep 37 1.5.1.3 In kaart brengen van de groepsstructuur 40 1.5.1.4 Netwerkanalyse 41 1.5.1.5 Voeren van een intake- en diagnosegesprek 56 1.5.2 Muzisch-agogische oriëntatie 72 1.5.2.1 Het opsporen van mogelijkheden en beperkingen in de ontwikkeling 72 1.5.2.2 De behoeftes van cliënten in kaart brengen 77 1.5.2.3 Oriëntatie op de positie van cliënten in hun leefmilieu 80 1.5.3 Cognitief-gedragsmatige oriëntatie 83 1.5.3.1 Observatie van individueel gedrag ter diagnose van de vraagstelling 84 1.5.3.2 Individuele observatie en functionele analyse van gedrag 93 1.5.3.3 Opsporen van communicatiepatronen met (video)hometraining 97 1.5.4 Normatief-ethische oriëntatie 107 1.5.4.1 Oriëntatie op normen en waarden via het socratisch gesprek 109 1.5.4.2 Oriëntatie op de interculturele kennis via een spel 109 1.5.4.3 Het intakegesprek met niet-westerse allochtone cliënten 111 1.5.4.4 Oriëntatie op de juridische en normatieve eisen vanuit de omgeving 121 1.5 Proeven van bekwaamheid 123 Hoofdstuk 2 Taakgebied 2: ontwerpen van een handelingsplan 2.1 Inleiding 130 2.2 Ontwerpen van een handelingsplan 130
129
2.3 2.4 2.5
2.6
Bij dit taakgebied horende kwalificaties 135 Het ontwerpen van een generiek handelingsplan 136 Het ontwerpen van een specifieker SPH-handelingsplan 153 2.5.1 Ontwerpen vanuit de systeemtheoretische oriëntatie 153 2.5.1.1 Doelen en middelen kiezen ter bijsturing van sociale-systeemfuncties 153 2.5.1.2 Doelen en middelen kiezen ter bijsturing van de groepsontwikkeling 159 2.5.1.3 Doelen en middelen kiezen ter bijsturing van groepsstructuren 164 2.5.1.4 Doelen en middelen kiezen voor sociale-netwerkinterventies 167 2.5.1.5 Doelen en middelen kiezen door doelbepalings- en strategiegesprekken 172 2.5.2 Ontwerpen vanuit de muzisch-agogische oriëntatie 183 2.5.2.1 Doelen en middelen kiezen ter versterking van de creativiteit 185 2.5.2.2 Doelen en middelen kiezen om behoeftes van cliënten te helpen invullen 186 2.5.2.3 Doelen en middelen kiezen om de positie van cliënten te verbeteren 187 2.5.3 Ontwerpen op basis van de cognitief-gedragsmatige oriëntatie 188 2.5.3.1 Doelen en middelen kiezen voor eerste- en derdegraadsstrategieën 189 en werken met milieutypes 2.5.3.2 Doelen en middelen kiezen voor gedragsmodificatie op basis van een 191 functionele gedragsanalyse 2.5.3.3 Doelen en middelen kiezen op basis van oriëntaties op hometraining 192 2.5.4 Ontwerpen vanuit de normatief-ethische oriëntatie 195 2.5.4.1 Doelen en middelen kiezen om cliënten gewenste normen aan te leren 196 2.5.4.2 Doelen en middelen kiezen op basis van noodzakelijk geachte 201 interculturele kennis te vergroten 2.5.4.3 Oriëntatie op problemen en behoeften van cliënten met een andere 202 cultuur 2.5.4.4 Eisen en behoeftes vanuit de omgeving van de cliënt 202 Werken aan kwalificatie 6 vanuit het taakgebied ontwerpen 204 2.6.1 Het behartigen van cliëntenbelangen vanuit de systeemtheoretische 205 oriëntatie 2.6.1.1 Doelen en middelen kiezen voor optimaal contact tussen de cliënt en 205 andere hulpverlenende of justitiële instanties 2.6.1.2 Doelen en middelen kiezen om contact tussen de cliënt en andere 206 disciplines en functionarissen binnen de instelling te bewerkstelligen 2.6.1.3 Doelen en middelen kiezen voor optimaal contact tussen de cliënt, 207 zijn achterban en zijn medecliënten 2.6.2 Het behartigen van cliëntenbelangen vanuit de muzisch-agogische 208 oriëntatie 2.6.2.1 Doelen en middelen kiezen voor de cliënt, zijn achterban en medecliënten 208 2.6.3 Het behartigen van cliëntenbelangen vanuit de cognitief-gedragsmatige 209 oriëntatie 2.6.3.1 Doelen en middelen kiezen voor de cliënt, zijn achterban en medecliënten 210 2.6.4 Het behartigen van cliëntenbelangen vanuit de normatief-ethische 210 oriëntatie
2.7
2.8
2.6.4.1 Bespreken van ethische dilemma’s met de cliënt en zijn sociale omgeving Werken aan kwalificatie 8 vanuit het taakgebied ontwerpen 212 2.7.1 Verantwoording van het handelingsplan vanuit de systeemtheoretische oriëntatie en diagnose 2.7.1.1 Het hoe en waarom in relatie tot ieders individuele behoeftes en 215 hulpvragen 2.7.1.2 Het hoe en waarom in relatie tot de eisen en behoeftes van de sociale omgeving, de samenleving en onze deskundigheid 2.7.2 Verantwoording van het handelingsplan vanuit de muzisch-agogische oriëntatie en diagnose 2.7.2.1 Het hoe en waarom in relatie tot ieders individuele behoeftes en 219 hulpvragen 2.7.2.2 Het hoe en waarom in relatie tot de eisen en behoeftes van de sociale omgeving, samenleving én onze deskundigheid 2.7.3 Verantwoording van het handelingsplan vanuit de cognitief221 gedragsmatige oriëntatie en diagnose 2.7.3.1 Het hoe en waarom in relatie tot ieders individuele behoeftes en 222 hulpvragen 2.7.3.1 Het hoe en waarom in relatie tot de eisen en behoeftes van de sociale omgeving, samenleving én onze deskundigheid 2.7.4 Verantwoording van het handelingsplan vanuit de normatief-ethische oriëntatie en diagnose Proeven van bekwaamheid 226
210 214
217 219
221
224 224
Hoofdstuk 3 Taakgebied 3: interveniëren, het uitvoeren van handelingsplannen 233 3.1 Inleiding 234 3.2 Het uitvoeren van handelingsplannen 234 3.3 Bij dit taakgebied horende kwalificaties 239 3.3.1 Het tot stand brengen en instandhouden van een optimaal woon-, 240 leef-, en opvoedingsklimaat 3.3.1.1 Systeemtheoretische interventies 240 3.3.1.2 Muzisch-agogische interventies 246 3.3.1.3 Cognitief-gedragsmatige interventies 252 3.3.1.4 Normatief-ethische interventies 255 3.3.2 Het bevorderen van de sociale, cognitieve, sensomotorische en 259 emotionele ontwikkeling en functioneren 3.3.2.1 Het bevorderen van de sociale ontwikkeling en het sociaal functioneren 260 3.3.2.2 Het bevorderen van de cognitieve ontwikkeling en het cognitief 262 functioneren 3.3.2.3 Het bevorderen van de sensomotorische ontwikkeling en het 269 sensomotorisch functioneren
3.4
3.5
3.3.2.4 Het bevorderen van de emotionele ontwikkeling en het emotioneel 273 functioneren 3.3.3 Het beïnvloeden van het gedrag en het uitbreiden van het 277 gedragsrepertoire 3.3.3.1 Systeemtheoretische interventies 277 3.3.3.2 Muzisch-agogische interventies 278 3.3.3.3 Cognitief-gedragsmatige interventies 279 3.3.3.4 Normatief-ethische interventies 286 3.3.4 Het begeleiden van groepen in verschillende stadia van groeps287 ontwikkeling en het hanteren van verschillende vormen van groepswerk 3.3.4.1 Systeemtheoretische interventies 289 3.3.4.2 Muzisch-agogische interventies 294 3.3.4.3 Cognitief-gedragsmatige interventies 295 3.3.4.4 Normatief-ethische interventies 298 3.3.5 Het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van activiteiten 300 3.3.6 Probleemsignalering en verwijzing 300 3.3.7 Het integreren van preventieve activiteiten in verzorging, begeleiding 300 en behandeling en het geven van voorlichting, advies en informatie 3.3.7.1 Systeemtheoretische interventies 306 3.3.7.2 Muzisch-agogische interventies 307 3.3.7.3 Cognitief-gedragsmatige interventies 308 3.3.7.4 Normatief-ethische interventies 308 Werken aan kwalificatie 5 vanuit het taakgebied interveniëren 309 3.4.1 Het (re)vitaliseren van het persoonlijke sociale netwerk van cliënten 310 3.4.1.1 Samenwerking met de sector verwanten en vriendschappelijke 311 betrekkingen 3.4.1.2 Samenwerking met leden uit het nominale of extensieve netwerk 316 Proeven van bekwaamheid 317
Hoofdstuk 4 Taakgebied 4: evalueren van handelingsplannen en interventies 323 4.1 Inleiding 324 4.2 Het evalueren van handelingsplannen en de uitvoering ervan 324 4.3 Bij dit taakgebied horende kwalificaties 325 4.4 Werken aan kwalificatie 7 vanuit het taakgebied evalueren 326 4.4.1 Observeren, rapporteren en informeren 327 4.4.2 Voortgangs- en evaluatiegesprekken met het cliëntsysteem 328 4.4.2.1 Het voortgangsgesprek 329 4.4.2.2 Het productevaluatiegesprek 332 4.4.3 Evalueren van de systeemtheoretische plancyclus 335 4.4.3.1 De werking van de vier systeemfuncties 335 4.4.3.2 De groepsontwikkeling en groepscohesie 337 4.4.3.3 De groepsstructuren met betrekking tot macht, affectie en interactie
339
4.4.3.4 4.4.4 4.4.4.1 4.4.4.2
4.5
4.6
De ontwikkeling van het persoonlijke sociale netwerk 339 Evalueren van de muzisch-agogische plancyclus 340 Persoonlijke ontwikkelingsvragen en -mogelijkheden 341 Acceptabele bevrediging van individuele behoeftes en die van de sociale 342 omgeving 4.4.4.3 Positieverbetering van cliënten in de groep/het gezin 343 4.4.5 Evalueren van de cognitief-gedragsmatige plancyclus 344 4.4.5.1 Basale vraagstelling van de individuele cliënt en de groep 345 4.4.5.2 De sociale omgeving en bijbehorende gedragseisen 346 4.4.5.3 De basisprincipes van hometraining 347 4.4.6 Evalueren van de normatief-ethische plancyclus 347 4.4.6.1 Het normen- en waardepatroon in de groep en het effect daarvan 348 4.4.6.2 Volgen of juist overschrijden van groeps- en individuele normen en regels 349 4.4.6.3 De verhouding van cliënten tot hun eigen en andermans leefwereld 350 4.4.6.4 De balans tussen aanpassen en afwijzen 350 Werken aan kwalificatie 9 vanuit het taakgebied evalueren 351 4.5.1 Verantwoording van ons beroepshandelen aan het cliëntsysteem 352 4.5.1.1 Tonen van empathie, echtheid en respect 353 4.5.1.2 Het inzetten van communicatieve vaardigheden 354 4.5.1.3 De incidentmethode 354 4.7.2 Verantwoording van ons beroepshandelen aan de eigen organisatie 355 4.5.3 Verantwoording van ons beroepshandelen aan andere opdrachtgevers 356 en de samenleving Proeven van bekwaamheid 357
Verrijkende bronnen (per hoofdstuk)
Trefwoordenregister
Over de auteur
383
371
363