JANSEN C.S. ADVOCATEN
mr P.C.H. Jansen* mr Annemiek Zwart** mr A.P.E. de Brouwer* * lid Vereniging van Bouwrecht Advocaten ** lid Vereniging Familierechtadvocaten (vFAS) en lid Vereniging van Arbeidsrecht Advocaten Nederland (VAAN)
Bovendonk 1 l a , Roosendaal Telefoon 0165-554200 Telefax 0165-555104 E-mall
[email protected] Website www.iansenadvocaten.nl
Correspondentie uitsluitend via: Postbus 3373 4700 Gl Roosendaal
Aantekenen Gemeenteraad van Roosendaal Postbus 5000 4700 KA ROOSENDAAL Alsmede per telefax: 0165 579 338 Roosendaal, 13 juni 2013
ZIENSWIJZE Inzake: Daza/advies II b/b 14057 Uw kenmerk: zienswijze ontwerpbestemmingsplan ' Verbindingsweg-Majoppeveld Borchwerf i r Edelachtbare gemeenteraad, Door deze en derhalve tijdig dient ondergetekende, advocaat mr. A.P.E. de Brouwer, kantoorhoudende te Roosendaal aan de Bovendonk 1 la (postbus 3373, 4700 GJ) in zijn hoedanigheid van gemachtigde van: 1. De vennootschap onder firma DAZA ONROEREND GOED V.O.F.. gevestigd te Roosendaal, aan het adres Bosstraat 30-32, alsmede haar vennoten: Van der Zande Holding B.V. en Danen Holding B.V., hierna te noemen: "Daza O.G.", en; 2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DAZA OPTICARE B.V.. gevestigd te Roosendaal, aan het adres Bosstraat 30-32, hierna te noemen Daza Opticare, hierna tezamen te noemen: " cliënten', die allen te dezer zake domicilie kiezen te mijner kantore, een zienswijze in gericht tegen uw ontwerpbestemmingsplan 'Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf I I ' (NL.IMRO. 1674.2072VERBINDINGSWEG-0302) dat vanaf maandag 6 mei 2013 gedurende zes weken ter inzage is gelegd.
Gelden van derden 18.43.37.828 Iedere aansprakelijkheid is beperkt tot het Ijedrag dat in het desbetreffende geval onder onze beroepsaansprakelijkheidsverzekering wordt uitbetaald Any liability shall be limited to the amount w h i c h is paid out under the firm's professional liability policy in the matter concerned Jansen c.s. is de handelsnaam van M r P.C.H. lansen Advocaten B.V., KvK Breda nummer 20054899, BTW-nummer NL 0082.47.572.BOl
JANSEN CS. ADVOCATEN
Als bijlage 1 wordt een afschrift overgelegd van het betreden ontwerp raadsbesluit. Cliënten kunnen zich niet verenigen met het ontwerpbesluit en voeren daartoe het volgende aan. Daza O G. is eigenaar van een perceel grond met opstallen gelegen aan de Bosstraat 30-32 te Roosendaal, Daza Opticare huurt van Daza O.G. het perceel met opstallen gelegen aan de Bosstraat 30-32 te Roosendaal. Gelet op het feit dat het betreffende perceel is gesitueerd in het plangebied van de bestreden besluiten zijn zij belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Awb. Deze zienswijze richt zich tegen het volledige tracé van de stamspoorlijn zoals dat op de plankaart (de verbeelding) is weergegeven. Dit tracé, dat ongeveer 15 meter breed is, begint bij het emplacement en eindigt waar het tracé parallel loopt aan de treinverbinding Roosendaal-Rotterdam. Dit tracé is eerder al in procedure gebracht doch de Raad van State heeft bij uitspraak van 7 november 2012 (zaaknummer: 201102569/1/Rl) het betreffende tracé zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Borchwerf II, veld B en Verbindingsweg MajoppeveldBorchwerf, op meerdere gronden vernietigd. De Raad van State overwoog ondermeer dat de keuze van het tracé onvoldoende was gemotiveerd. In de ter inzage gelegde stukken ontbrak iedere inhoudelijke onderbouwing, sterker nog, in de toelichting op het bestemmingsplan was de tekst niet eens gewijzigd ten opzichte van het toenmalige ontwerp-bestemmingsplan. Uiteindelijk is ter zitting door u betoogd dat de 'boog' in het tracé zoals hierboven beschreven is ingegeven door het rapport 'Risicobeschouwing overwegen Gastelseweg en Meirestraat' van juni 2008. Dat rapport bevond zich echter niet bij de stukken zodat de Raad van State aan dit rapport voorbij is gegaan en tot de conclusie kwam dat op dit punt er sprake was van het ontbreken van een deugdelijke motivering.
JANSEN CS. ADVOCATEN
Vervolgens heeft uw raad op 25 februari 2013 het ontwerpbestemmingsplan 'Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf II' met kenmerk NL.IMRO. 1674.2072VERBINDINGSWEG-030i ter inzage gelegd gedurende zes weken om alsnog de verbindingsweg en de stamspoorlijn planologisch gezien mogelijk te maken. Tegen dit ontwerpbestemmingsplan hebben cliënten op 4 april 2013 een zienswijze ingediend. Het was cliënten onder meer opgevallen dat bij het ter inzage gelegd ontwerpbestemmingsplan voornoemd rapport uit juni 2008 wederom niet aanwezig was! Het rapport werd zelfs in de toelichting op het ontwerp-bestemmingsplan helemaal niet genoemd. Wel werd verwezen naar de 'aangepaste kadernota railveiligheid' die op 'dat moment' in werking trad. Ook dit stuk werd niet ter inzage gelegd. Pas nadat de periode van ter inzage legging was verstreken is door de gemeente Roosendaal het rapport 'Risicobeschouwing overwegen Gastelseweg en Meirestraat' van juni 2008 aan ondergetekende verzonden. Dit was voor cliënten aanleiding om op 22 april 2013 een aanvullende zienswijze in te dienen wegens een nieuw feit. Uit dit rapport bleek overigens dat het gekozen tracé juist niet mogelijk was, op welk onderwerp hierna nog wordt teruggekomen. Vervolgens ontving ondergetekende eveneens op 22 april 2013 het rapport 'Borchwerf II: Roosendaal Overwegen Bosstraat en Gastelseweg, ontwerptoelichting en risicobeschouwing' van 1 augustus 2012, dat men kennelijk bij de ter inzage legging op 25 februari 2013 ook vergeten was. Dit rapport is door uw college ook niet genoemd in de eerste bestemmingsplanprocedure die tot voornoemde uitspraak van de Raad van State heeft geleid. Zelfs op de zitting van 24 september 2012 wist uw raad kennelijk niet van het bestaan van dit rapport doch toch stelde u dat het gekozen tracé mogelijk zou zijn. Bovendien kan dit rapport niet ten grondslag hebben gelegen aan het bestemmingsplan zoals dat op 31 januari 2011 reeds ter inzage is gelegd.
JANSEN C.S. ADVOCATEN
De keuze voor het tracé is gemaakt door uw raad en vervolgens zijn pas achteraf rapporten opgesteld om die keuze te rechtvaardigen. Wat dat betreft is des te bevreemdend dat vervolgens er nog een aangepaste versie komt van het rapport van 1 augustus 2012 en wel de versie van 23 april 2013. Vervolgens kwam het bericht van uw raad dat de bestemmingsplanprocedure opnieuw zou worden opgestart waarbij uiterlijk 6 mei 2013 de stukken wederom ter inzage zouden worden gelegd. Naast deze rapporten zijn nog enkele andere nieuwe dan wel aangepaste documenten ter inzage gelegd op 6 mei 2013 waarbij cliënten zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat deze documenten zijn opgesteld met het doel een reeds in 2010 gekozen tracé te rechtvaardigen waarbij vaststaat dat men ten tijde van die keuze over geen enkele ondersteunend stuk beschikte en daarmee het tracé destijds is gekozen zonder deugdelijk alle relevante feiten en belangen af te wegen. Reeds om die reden hebben cliënten er geen vertrouwen in dat de stukken die achteraf zijn opgesteld om de tracé keuze van 2010 te onderbouwen, volledig onafhankelijk en deskundig zijn opgesteld. Dat vermoeden wordt versterkt door het feit dat door de gemeente Roosendaal schriftelijk toezeggingen zijn gedaan aan De Rooij en PKF, nota bene bedrijven die zich hebben gevestigd buiten de gemeente Roosendaal, dat een stamspoorlijn zou worden aangelegd waarbij de gemeente zelfs een datum heeft genoemd dat de spoorlijn er zou liggen en in het geval van PKF voor een periode van twee jaar de extra kosten voor vervoer over de weg op zich heeft genomen indien op de genoemde datum de stamspoorlijn nog niet aanwezig was. Ter zitting van de Raad van State op 24 september 2012 heeft uw raad betoogd dat het de wens van Prorail was om geen drie sporen naast elkaar te hebben op een overweg. Die enkele wens was voor de Raad van State echter onvoldoende. Echter, naar nu blijkt was er ten tijde van het kiezen van het tracé in 2010 er helemaal geen informatie dat Prorail
JANSEN CS. ADVOCATEN
bezwaren zou hebben om welke reden voor een ander tracé is gekozen dan het tracé langs het bestaande spoor Roosendaal-Rotterdam. Het staat voor cliënten derhalve nog steeds niet vast dat uw raad genoodzaakt was om de litigieuze bocht in de stamspoorlijn aan te leggen. Wat cliënten betreft dient de stamspoorlijn vanaf het emplacement parallel aan het spoor Roosendaal-Rotterdam aangelegd te worden, dan wel in aansluiting op het bestaande goederenspoor op Borchwerf of had uw raad zich dienen te onthouden van de aanleg van een stamspoorlijn. Het ontwerpbestemmingsplan zoals dat op 6 mei 2013 ter inzage is gelegd is voor cliënten niet aanvaardbaar, waarbij haar bezwaren zich overigens enkel richten op de stamspoorlijn en niet op de verbindingsweg. Nieuw is het feit dat het eventueel verplaatsen van het emplacement zelf een rol zou hebben gespeeld in de trajectkeuze (zie pagina 27 van de plantoelichting). Dit feit is niet eerder naar voren gebracht. Daarnaast wordt er thans pas, bij de derde keer dat het bestemmingsplan voor het tracé van de stamspoorlijn in procedure wordt gebracht, een wat uitvoerigere motivering in de plantoelichting opgenomen voor wat de tracékeuze betreft, ruim twee-en-een-halfjaar later derhalve. Op pagina 27 van de concept-plantoelichting wordt gesteld dat de eerste tegenvaller was het feit dat er geen directe aansluiting mogelijk was op de bestaande lijn RoosendaalRotterdam. Althans, er zou enkel een aansluiting mogelijk zijn op de lijn in de richting van Roosendaal en niet in de richting van Rotterdam aangezien dan via een wissel door de lijn van Rotterdam-Roosendaal overgestoken dient te worden. Dergelijke kruisingen zouden niet meer nieuw mogen worden aangelegd. Die stelling wordt overigens niet onderbouwd door uw raad. In de concept-plantoelichting wordt dan vervolgens gesteld dat komende uit Roosendaal men dan tegen het verkeer in richting Rotterdam dient te rijden om dan vervolgens via de
JANSEN CS. ADVOCATEN
aansluiting op de lijn Rotterdam-Roosendaal naar het bedrijventerrein te gaan. Een en ander heeft een te grote impact op de capaciteit van de lijn. Komend uit Rotterdam zou er uiteraard geen probleem zijn vanwege de directe aansluiting op die lijn. Echter, uit deze stellingen in de concept-plantoelichting blijkt al wel dat het hier gaat om het achteraf onderbouwen van een keuze die twee-en-een-halfjaar eerder al is gemaakt. Er is namelijk volledig voorbij gegaan aan het feit dat ter hoogte van het station Oudenbosch (op korte afstand van de mogelijke aansluiting van de stamspoorlijn op de lijn RotterdamRoosendaal) een derde spoor aanwezig is waarbij het mogelijk is om vanaf Roosendaal naar dat derde (rangeer-)spoor te gaan om vervolgens via de lijn Rotterdam-Roosendaal richting de stamspoorlijn te rijden. Ter illustratie wordt een foto in het geding gebracht van het betreffende spoor waarop duidelijk de wissels te zien zijn zoals hierboven beschreven (bijlage 2). Kortom, er hoeven geen nieuwe wissels over bestaande sporen heen aangelegd te worden, de benodigde railinfrastructuur is aanwezig. Dat het rangeerspoor in de gemeente Halderberge ligt doet hier bovendien niet aan af nu de twee bedrijven ten gunste van wie de stamspoorlijn wordt aangelegd, eveneens in de gemeente Halderberge gevestigd zijn. Het door uw raad voorgestelde tracé in het ontwerpbestemmingsplan is dan ook niet noodzakelijk en kan op geen enkele wijze gerechtvaardigd worden aangezien via een aansluiting op het bestaande spoor van Rotterdam richting Roosendaal een stamspoorlijn ontsloten kan worden, welke stamspoorlijn ook bereikbaar is voor treinen komende uit Roosendaal, via het rangeerspoor ter hoogte van Oudenbosch, gelegen op slechts een steenworp afstand. Deze oplossing maakt een parallelspoor dan wel een spoor met een bocht via de Bosstraat (zoals het huidige tracé) volstrekt overbodig en is bovendien voor de omgeving minder ingrijpend dan het huidige tracé waardoor het terrein van cliënten volledig klem komt te zitten, een stamspoor voorts dwars door een voortuin van cliënten op enkele meters van de gevel komt te liggen en verder nog rakelings langs een aantal woningen en een bedrijfspand om vervolgens, op een totaal niet overzichtelijke punt de Gastelseweg te doorkruisen. Dit alles terwijl uit de door uw raad aangehaalde Kadernota Railveiligheid juist blijkt dat nieuwe spoorwegovergangen bij wegen niet meer toegestaan zijn. Een aan-
JANSEN CS. ADVOCATEN
sluiting direct op de bestaande spoorlijn Rotterdam-Roosendaal is conform de aanbevelingen in de Kadernota railveiligheid. Bij dit alles is dan nog van belang dat op grond van de planregels het gebruik beperkt is tot vier treinbewegingen per dag zodat ook in dat opzicht er geen sprake kan zijn van een overbelasting van het spoor Rotterdam-Roosendaal. Bovendien zullen de bakken in kwestie veelal toch al via Rotterdam naar Roosendaal worden gebracht. Zo komt het hout dat PKF verwerkt voornamelijk uit Scandinavië en Duitsland. Uw raad geeft aan in de toelichting dat een stamspoorlijn parallel aan de bestaande spoorlijn Rotterdam-Roosendaal niet tot de mogelijkheden zou behoren. Zoals hierboven al opgemerkt heeft uw raad in dat verband een beroep gedaan op het rapport 'Risicobeschouwing overwegen Gastelseweg en Meirestraat' van juni 2008 en wel expliciet op de zitting van 24 september 2012 (zie de uitspraak van de Raad van State, bijlage 3). Bij het voor de tweede keer ter inzage leggen van het bestemmingsplan voor de stamspoorlijn, heeft men na de termijn van ter inzage legging van de stukken aan ondergetekende het betreffende rapport, hierna te noemen: "de Risicobeschouwing 2008", toegezonden. Cliënten hebben voor het eerst pas op 8 april 2013 kennis kunnen nemen van de Risicobeschouwing 2008. Meteen al op pagina 1 van deze Risicobeschouwing valt te lezen dat deze Risicobeschouwing helemaal niet gaat over het huidige tracé. Dat kan ook niet want de Risicobeschouwing dateert van 29 september 2008 terwijl het onderhavige tracé pas eind 2010 is vastgesteld. De Risicobeschouwing heeft enkel en alleen betrekking op het tracé parallel aan het traject Roosendaal-Rotterdam, zie bijvoorbeeld de Inleiding op pagina 3. Daarbij komt dat uit de Risicobeschouwing volgt dat in het kader van het vigerend overwegenbeleid het in principe niet is toegestaan dat de stamlijn zowel de Gastelseweg als de
JANSEN CS. ADVOCATEN
g
Meirestraat gelijkvloers kruist, tenzij er op basis van een risicobeschouwing kan worden aangegeven dat er door het treffen van aanvullende/compenserende maatregelen een zodanige compensatie kan worden geboden dat er per saldo geen toename zal ontstaan van de overwegonveil ighei d. Cliënten achten het dan ook zeer kwalijk dat ten tijde van de eerdere bestemmingsplanprocedure bij de Raad van State een beroep is gedaan op deze toen nog onbekende Risicobeschouwing, terwijl deze Risicobeschouwing geen betrekking heeft op het huidige tracé.
Sterker nog, uit de Risicobeschouwing waarin wordt verwezen naar de Kadernota Railveiligheid, kan worden afgeleid dat strikt genomen een nieuwe gelijkvloerse kruising (zoals thans aan de orde in het ontwerpbestemmingsplan) over de Gastelseweg helemaal niet toelaatbaar is. Als men kijkt naar de aanvullende maatregelen om een stamspoorlijn parallel aan de bestaande lijn Rotterdam-Roosendaal aan te kunnen leggen, dan is één van die aanvullende maatregelen (bij oplossing 1) het sluiten van de overgang aan de Meirestraat. Eind 2012 is de spoorwegovergang aan de Meirestraat gesloten en het aanbrengen van een verhoogde middengeleider op de Gastelsteweg (de overige aanvullende maatregel) is eveneens uitvoerbaar. Ook kan als voorwaarde aan het gebruik van de stamspoorlijn, waarvan de exploitatie in handen van de gemeente zelf zal blijven, worden gesteld dat de trein op de stamlijn altijd rijdend op baanvaksnelheid de overweg moet kruisen. Neemt men daarbij in acht dat per dag maximaal vier maal deze overgang wordt gekruist door een trein op de stamspoorlijn, dan blijkt juist uit de Risicobeschouwing dat een stamspoorlijn als derde spoorlijn op de bestaande overgang op de Gastelseweg, wel degelijk mogelijk is.
De beperking van het aantal treinbewegingen is immers nu wel in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen doch dat was niet het geval in het eerdere bestemmingsplan dat is vernietigd. Deze beperking was Movares (de opsteller van de Risicobeschouwing) dan ook
JANSEN CS. ADVOCATEN
niet bekend. Evenmin was Movares bekend op dat moment (september 2008) met het feit dat de overweg aan de Meirestraat volledig zou komen te vervallen. Daarnaast was Movares evenmin bekend met het feit dat de Gastelseweg met minder verkeersbewegingen te maken zal krijgen door de verbindingsweg die ook onderdeel van het ontwerpbestemmingsplan is. Immers, die verbindingsweg dient juist ter vermindering van de verkeersintensiteit op de Gastelseweg. Dit alles leidt er toe dat de Risicobeschouwing weüswaar wat de Kadernota betreft de juiste uitgangspunten schetst doch vervolgens een onjuiste conclusie trekt gelet op het gebrek aan wetenschap van de hierboven aangehaalde feiten. Of de trein op de stamspoorlijn komende van het emplacement ter hoogte van de Gastelseweg nog niet de baanvaksnelheid kan hebben bereikt, wordt niet onderbouwd in de risicobeschouwing. Immers, er is een behoorlijke afstand tussen het emplacement tot aan de Gastelseweg en ook nu staan goederentreinen stil ter hoogte van het station die vervolgens richting Rotterdam rijden en de overweg aan de Gastelseweg kruisen. De Risicobeschouwing verwijst naar de Kadernota Rail veiligheid zoals uw gemeenteraad dat ook doet in de toelichting op het bestemmingsplan. Uit de derde Kadernota Railveiligheid (niet bekend is of de in de toelichting aangehaalde Kadernota ook de derde versie betreft dan wel een eerdere) blijkt dat er geen nieuwe gelijkvloerse overwegen mogen worden aangelegd tenzij de initiatiefnemer door een risicoanalyse aantoont dat de veiligheid wordt beheerst. Opmerkelijk genoeg wordt door uw raad enkel aangehaald dat uitbreiding van een bestaande overweg niet mogelijk is doch niet dat een nieuwe overweg in beginsel ook is uitgesloten! Verder blijkt uit geen enkel ten inzage gelegd stuk dat een tunnel voor fietsers en voetgangers, voor zover al noodzakelijk, onuitvoerbaar is. Een dergelijke turmel kan overigens onmogelijk bezwaarlijk zijn aangezien deze de functie van de Gastelseweg en de bereikbaarheid van aanwezige bedrijven en woningen niet aantast. Men zou de kosten van een
JANSEN CS. ADVOCATEN
geluidsscherm ter hoogte van de woning aan de Gastelseweg 183 kunnen besparen en bovendien is een tracé parallel aan het bestaande spoor korter en derhalve goedkoper. Uit vorenstaande blijkt dat een parallelspoor mogelijk is waarbij aanvullende veiligheidsmaatregelen worden genomen ter hoogte van de spoorwegovergang aan de Gastelse weg en waarbij (reeds thans) de overweg ter hoogte van de Meirestraat verdwijnt. Naast het feit dat uw raad stelt onderzocht te hebben of een volledig parallelspoor mogelijk was, stelt uw raad dat er destijds vervolgens vier varianten bekeken te hebben. Uit de stukken die 25 februari 2013 ter inzage zijn gelegd blijkt dat er destijds drie varianten bekeken zijn die ook in de toenmalige ontwerptoelichting grafisch zijn weergegeven. Dit kaartjes is overigens ongewijzigd overgenomen in de ontwerptoelichting zoals die thans ter inzage ligt en wel op pagina 29. De vierde variant die nu er bij wordt gehaald is de variant dat de aanwezige stamspoorlijn op Borchwerf wordt doorgetrokken. Uw raad stelt dat het doortrekken van de bestaande stamspooriijn betekent dat op alle kruisingen met wegen spoorwegovergangen dienen te worden aangebracht. Dit argument kan geen stand houden aangezien het huidige tracé ook drie nieuwe spoorwegovergangen noodzaakt, net als bij het doortrekken van de bestaande spoorwegovergang. De mogelijkheid om de stamspoorlijn (die thans tot aan de Stepvelden aanwezig is, zie bijlage 4) door te trekken wordt op ondeugdelijke gronden door uw raad afgewezen. Ten aanzien van de drie varianten zoals die in de ontwerptoelichting worden besproken merken cliënten het volgende op. Op pagina 29 van de ontwerpplantoelichting wordt opgemerkt dat alle drie de varianten zouden kunnen worden aangelegd zonder dat bestaande bedrijfsbebouwing zou dienen te worden gesloopt. Dit is onjuist. Varianten 2 en 3 gaan dwars door bestaande bedrijfspanden (zie het kaartje op pagina 29 van de ontwerpplantoelichting).
JANSEN C.S. ADVOCATEN
„
Uiteindelijk is gekozen voor variant 1 (in november 2010) en heeft men deze variant gedetailleerd uitgewerkt en de diverse consequenties voor de omgeving in beeld gebracht. Dit is aantoonbaar onjuist. Pas in augustus 2012 is het rapport Risicobeschouwing overwegen opgesteld, hierna te noemen: "Risicobeschouwing 2012", welke beschouwing in april 2013 dan nog is aangepast, hierna te noemen: "Risicobeschouwing 2013". Naar mening van cliënten kan de risicobeschouwing 2013 niet dienen als een deugdelijke onderbouwing voor het huidige tracé. Ten eerste gaat men in de risicobeschouwing 2013 er ten onrechte van uit dat de maximumsnelheid op de stamspoorlijn 30 km/u is. Uit artikel 3 lid 1 sub c meer subsidiair 3 van planvoorschriften blijkt dat de maximale toegestane snelheid slechts 20 km/u is. Uit de risicobeschouwing 2008 blijkt dat een kritisch punt zal kunnen zijn de aankondigingstij d aangezien het emplacement op zeer korte afstand is gelegen van de overgang aan de Gastelseweg. Het feit dat het tracé nu 80 meter verderop de Gastelseweg kruist maakt dit niet anders. Uit de risicobeschouwing 2008 blijkt dat bij een baanvaksnelheid van 40 km/u, waarmee men rekent, een aankondigingslengte van 600 meter nodig is. Die lengte is ook bij het huidige tracé niet mogelijk. Bovendien is de trein onmogelijk 600 meter voor de overweg op de maximale snelheid. De afstand vanaf het beginpunt (0.0 km) tot aan het hart van de Gastelseweg bedraagt slechts 330 meter (0.330 km, zie paragraaf 2.3.2 van de risicobeschouwing 2013). Bovendien, anders dan bij het parallelspoor en een derde spoor bij de bestaande overweg aan de Gastelseweg, liggen op 100 meter van de nieuwe overweg aan de Gastelseweg zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan, twee overwegen aan de Bosstraat waarbij de trein ook nog eens uit stilstand vertrekt! Kortom, het is niet mogelijk om met aanvaardbare en daardoor veilige aankondigingstijden te werken. Dit volgt onherroepelijk uit de randvoorwaarden zoals die in de Risicobeschouwing 2008 zijn uiteengezet, welke randvoorwaarden sedertdien niet zijn gewijzigd.
JANSEN C.S. ADVOCATEN
12
Bovendien is de maximale snelheid op een raccordement op grond van artikel 4 van het Reglement op de Raccordementen 1966 slechts 30 km/u zodat niet duidelijk is hoe men in de risicobeschouwing komt op een snelheid van 40 km/u. Verder wordt in de risicobeschouwing 2013 gesteld dat de snelheid in de Bosstraat minder is dan 50 km/u. Dit is onjuist, ter plaatse mag en kan 50 km/u worden gereden. De in paragraaf 2.3.3 genoemde aankondigingstijd van 23 seconden voor de overweg aan de Gastelseweg is onhaalbaar gelet op het feit dat er met een onjuiste snelheid van 40 km/u wordt gerekend. In de risicobeschouwing wordt als uitgangspunt genomen dat de Verbindingsweg eerder in gebruik is dan de stamspoorlijn. Echter, ook het bestemmingsplan voor wat de Verbindingsweg betreft is nog niet definitief Verder is in het ontwerpbestemmingsplan niet opgenomen dat de stamspoorlijn en daarmee de nieuwe overweg over de Gastelseweg, niet eerder in gebruik mag worden genomen dan dat de Verbindingsweg in gebruik is genomen. Bij dit alles is het dan zeer opmerkelijk dat men weliswaar de nieuwe overweg 80 meter verderop legt maar deze dan wel koppelt met de bestaande overweg aan de Gastelseweg waarmee alle bezwaren uit de Risicobeschouwing 2008 weer aan de orde zijn. Bovendien is een afstand van 80 meter tussen beide overwegen dermate kort dat ook daar te grote risico's zijn gelegen. Het is niet mogelijk om te werken met automatische (=rijdende) aankondigen zoals men in de Risicobeschouwing 2013 adviseert gelet op de geringe aankondigingslengtes van maximaal 100 meter. Onbegrijpelijk is dat men de Bosstraat over een behoorlijke lengte afsluit door de twee slagboominstallaties gelijk te schakelen. Meerdere bedrijven waaronder dat van cliënten worden dan langdurig onbereikbaar.
JANSEN C.S. ADVOCATEN
13
Verder wordt op geen enkele wijze uitgesloten dat een trein midden op de spoorwegovergangen in de Bosstraat en Gastelseweg stil komt te staan. Zeker niet nu er ook nog een poort wordt aangebracht bij het begin van de stamspoorlijn. Uit de ter inzage gelegde stukken blijkt niet dat de aanleg van de stamspoorlijn waarbij zowel in de Bosstraat als in de Gastelseweg een nieuwe gelijkvloerse overgang aangelegd dient te worden uitvoerbaar is. Uit niets blijkt dat de minister van Verkeer en Waterstaat instemt met het tracé en ook is er geen beoordeling door de Inspectie van Verkeer en Waterstaat van het plan voorhanden. Daarmee staat geenszins vast dat de stamspoorlijn aangelegd kan worden. Cliënten achten het ondenkbaar dat als het dan al juist zou zijn dat het bij de huidige spoorwegovergang aan de Gastelseweg (spoor Roosendaal-Rotterdam) het niet mogelijk zal zijn om een voldoende veilige overweg aan te leggen met een derde spoor, dan heeft dat onverkort ook te gelden voor een nieuwe overweg slechts enkele meters verderop zoals dat in het huidige tracé is opgenomen. Uit de toelichting blijkt dat het bezwaarlijk was om voor 'tracé 3' te kiezen aangezien die variant diverse toegangen tot bedrijven zou kruisen. Hieruit blijkt dat het kruisen van toegangen van bedrijven bezwaarlijk is en dat is uiteraard ook zo. In dat verband begrijpen cliënten niet dat uw raad wel kiest voor een tracé dat niet alleen de toegang van het bedrijf van Daza Opticare kruist maar zelfs de eigen en enige oprit doorkruist. Daarnaast kruist het tracé in de Bosstraat nog twee inritten van de onderneming Kempenaars (gevestigd aan de Bosstraat 77) die op korte termijn het aantal vrachtwagens dat komt lossen behoorlijk zal vergroten. Met de kruising van deze inritten is, zo blijkt uit de toelichting, in geen geval rekening gehouden. Vrachtwagens met de bestemming Kempenaars zullen opgehouden worden hetgeen ook weer gevolgen heeft voor de bereikbaarheid van cliënten. Daarbij ziet het er naar uit dat op
JANSEN C.S. ADVOCATEN
^4
korte termijn het aantal vervoersbewegingen van vrachtauto's met opleggers met de bestemming Kempenaars zal verdubbelen. Verder is gebleken dat in geen enkele rapportage noch in de plankaart de uitbreiding van het pand van cliënten (de assemblageruimte) is meegenomen. De betreffende ruimte wordt onbruikbaar indien goederentreinen op slechts enkele meters van het pand en met name deze ruimte, voorbij gaan rijden. Immers, het solderen en het monteren van uiterst kleine onderdelen zal onmogelijk zijn door de trillingen veroorzaakt door de goederentrein. Deze uitbreiding van het pand is bovendien op staal gefundeerd waarbij cliënten de gegronde vrees hebben dat trillingen veroorzaakt door het gebruik van de stamspoorlijn tot scheurvorming en andere schade zal leiden. In de toelichting staat dat uiteindelijk voor variant 1 is gekozen die dan nog wel wat in noordelijke richting is opgeschoven. Dat is echter niet juist want in dat geval zou het stamspoor de oude vestiging van Woonstudio doorkruisen en dat is blijkens de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan, niet het geval. Cliënten benadruken dat de motivering voor de tracékeuze ruim twee jaar na die keuze is bedacht en opgesteld. De keuze was derhalve al gemaakt voordat het trillingsonderzoek dat ter inzage is gelegd, is uitgevoerd. Ter zitting bij de Raad van State op 24 september 2012 is door uw raad aangegeven dat er uitsluitend elektrisch aangedreven locomotieven gebruikt zouden worden op het spoor (dat was ook de reden dat in het toenmalige rapport luchtkwaliteit het stamspoor volledig buiten beschouwing was gelaten). Thans blijkt dat het gaat om diesellocomotieven op grond waarvan cliënten van mening zijn dat het rapport van juni 2011 (derhalve enkele maanden voor de zitting bij de Raad van State) naar de gevolgen van trillingen buiten beschouwing dient te blijven aangezien diesellocomotieven meer trillingen veroorzaken dan elektrisch aangedreven locomotieven. Dit los nog van het feit dat het pand waarin cliënten zijn gevestigd niet bij het trillingsonderzoek is betrokken.
JANSEN C.S. ADVOCATEN
15
Verder is het voor cliënten onbegrijpelijk dat in het trilhngsonderzoek een spoorlijn in Rotterdam is betrokken, die niet te vergelijken is met de stamspoorlijn in kwestie en dat metingen zijn verricht met betrekking tot het bestaande spoorverkeer dat uiteraard niet vergelijken kan worden met de stamspoorlijn waar diesellocomotieven stapvoets op enkele meters van het pand van cliënten zal gaan rijden. Naast het feit dat men 'fictieve' berekeningen heeft uitgevoerd naar te verwachten trillingen, berust het onderzoek naar trillingen op enkel aannames en geschatte gegevens op basis van 'metingen'. Zo wordt bijvoorbeeld de relatie tussen trilling en snelheid op grond van een grafiek (figuur 9) in beeld gebracht. De lijn echter in deze figuur is gebaseerd op het gemiddelde van slechts 3 metingen op hoge snelheid die behoorlijk uit elkaar liggen tegen over een diffuus veld van metingen op lage snelheid. Daarbij versterken de metingen cliënten in het vermoeden dat geen rekening is gehouden met trillingen van diesellocomotieven die, zelfs als ze stationair draaien, behoorlijk wat trillingen veroorzaken. Overigens geeft het rapport geen sluitende conclusie hetgeen wel blijkt uit het feit dat wordt aanbevolen na de realisatie van de stamspoorlijn (dan is het uiteraard al te laat) opnieuw metingen uit te laten voeren. Er is een nieuwe akoestisch rapport opgesteld. Gerefereerd wordt aan een onderzoek van de RMD van augustus 2010. Met dit laatste rapport zijn cliënten echter niet bekend, wel met een rapport van oktober 2010. Gesteld wordt dat het akoestisch onderzoek van augustus 2010 actueel blijft, doch dit stuk is niet ter inzage gelegd. Bovendien sluiten cliënten niet uit dat in dit onderzoek, net als in het onderzoek naar luchtkwaliteit, is uitgegaan van elektrisch aangedreven locomotieven. Gelet op het feit dat in de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan wordt gesproken over een variant 1 die nog in noordelijke richting zou zijn opgeschoven, is het voor cliënten onacceptabel dat in het rapport van januari 2013 in figuur 2 een zeer onduidelijke weergave van het tracé is weergegeven die, naar cliënten aan mogen nemen, de basis is
JANSEN C.S. ADVOCATEN
geweest van het akoestisch onderzoek (daar waar in de vorige bestemmingsplanprocedure veel duidelijkere kaarten in de rapporten waren opgenomen). Zoals hierboven al aangegeven is het tracé ongeveer vijftien meter breed. Kijkt men naar figuur 3 in het akoestisch onderzoek dan staat het tracé aangeduid met slechts een dunne stippellijn. Uit het onderzoek blijkt derhalve niet dat men de akoestische gevolgen in kaart heeft gebracht voor het hele tracé waarbinnen de stamspoorlijn kan worden aangelegd doch meer dat men slechts een specifieke lijn binnen dit tracé heeft bekeken. Dat is uiteraard onvoldoende aangezien uit het akoestisch onderzoek dient te blijken dat men binnen het tracé voldoet aan de geluidsnormen. Het rapport biedt daar geen duidelijkheid. De resultaten van het akoestisch onderzoek worden dan ook door cliënten bestreden. Onder punt 5 op pagina 8 van het akoestisch onderzoek zijn de uitgangspunten vermeld ten aanzien van de goederenlijn. Die uitgangspunten sluiten echter niet volledig aan op de planvoorschriften. Zo wordt er volgens de planvoorschriften niet in de avondperiode gereden en wordt slechts vijf dagen per week het spoor gebruikt. Uiteindelijk is dit ook de conclusie in het akoestisch rapport. Uitbreiding van treinbewegingen noodzaakt een geluidsscherm van 41 meter lang ter hoogte van de woning aan de Gastelseweg 183. Opvallend is dat die lengte kennelijk bepaald is door kadastrale grenzen. Daardoor is het scherm aan de zijde van de Gastelseweg te kort om voldoende geluidwering te kunnen bieden gelet op het feit dat het scherm grenst aan de berm naast het fietspad waardoor de betreffende woning direct wordt blootgesteld aan het geluid van de trein op zeer korte afstand. In hoofdstuk 7 van de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan wordt door uw raad gesteld dat de kosten van een eventueel geluidscherm ter hoogte van de Gastelseweg 183 reeds zijn opgenomen in het exploitatieplan. Echter, dat exploitatieplan is vastgesteld in 2010, lang voordat het akoestisch onderzoek van januari 2013 is opgesteld. In dat exploi-
JANSEN CS. ADVOCATEN
17
tatieplan (er is geen nieuw of aanvullend exploitatieplan opgesteld) zijn geen kosten opgenomen voor de aanleg van een dergelijk geluidscherm. Sterker nog, in dat plan zijn niet eens de kosten van verwerving van gronden benodigd voor de aanleg van de stamspoorlijn ten westen van de Gastelseweg opgenomen. De economische uitvoerbaarheid wordt dan ook bestreden. Kortom, er ontbreekt een exploitatieplan voor wat betreft de verwerving van de benodigde gronden ten westen van de Gastelseweg en voor wat betreft de kosten van het aanbrengen van een geluidscherm. Ook dit is in strijd met de wet. Wat het gebruik van de stamspoorlijn betreft is het opmerkelijk te noemen dat daar waar uw raad nog tijdens de eerdere bestemmingsplanprocedure heeft gesteld dat er per dag maar twee vervoersbewegingen zullen zijn met ongeveer 20 wagons, er nu op grond van de planvoorschriften vier vervoersbewegingen per dag zullen zijn. Uit de planvoorschriften blijkt voorts dat de goederenlijn slechts in de dagperiode wordt gebruikt, dus niet gedurende de nachtperiode, zie artikel 3.1 sub c onder 2 van de planvoorschriften. Uit de toevoeging, dus niet gedurende de dagperiode, betekent dat ook vervoer in de avond plaats mag vinden. Daarmee staat vast dat de geluidsnormen zullen worden overschreden. Voor de goede orde merken cliënten op dat het geluidsscherm (zie 3.1 sub c onder 9) enkel ziet op het uitbreiden van het aantal dagen waarop maximaal vier treinbewegingen plaatsvinden en niet de uitbreiding van treinbewegingen naar de avondperiode. Mocht dat niet juist zijn dan dient ook dit onderdeel vernietigd te worden aangezien bij ruimere uitbreiding dan het aantal dagen de geluidsnormen zullen worden overschreden.
In ieder geval kan worden vastgesteld dat artikel 3.1 sub c onder 2 van de planvoorschriften onduidelijk is in die zin dat er geen definitie is opgenomen van 'dagperiode'. Er kan niet worden aangesloten bij de perioden zoals in het akoestisch genoemd aangezien daarin wordt uitgegaan van een dag-, avond- en nachtperiode terwijl de planvoorschriften niet verder komen dan een dag- en een nachtperiode.
JANSEN C.S. ADVOCATEN
Uit de uitspraak van de Raad van State blijkt eveneens dat ten onrechte in het toenmalige luchtkwaliteitonderzoek geen rekening is gehouden met de stamspoorlijn omdat er enkel elektrisch aangedreven locomotieven zouden worden gebruikt terwijl de planvoorschriften niet in een dergelijke beperking voorzagen. Thans, bij de tweede poging om tot vastlegging van het tracé te komen, worden er ineens uitsluitend diesellocomotieven gebruikt op de stamspoorlijn. Het onderzoek naar de luchtkwaliteit is uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. Een dergelijk onderzoek betreft geen empirisch onderzoek doch een benadering van de mogelijke situatie aan de hand van computermodellen. Er is een nieuw rapport opgesteld op 30 april 2013 waarin wordt aangegeven dat het onderzoek een vervolg is op het rapport van 25 juni 2010. Opmerkelijk genoeg wordt het rapport naar de luchtkwaliteit van 1 februari 2013 buiten beschouwing gelaten. De gehanteerde uitgangspunten sluiten niet aan bij de planregels. Zo wordt uitgegaan van het feit dat de stamspoorlijn zowel overdag als 's avonds wordt gebruikt terwijl de planvoorschriften enkel spreken van 'de dagperiode'. Daarbij blijkt dat de onderzoekers zijn afgegaan op een telefonische mededeling van 24 april 2013 dat de vier treinen alleen in de dagperiode rijden tussen 7.00 en 19.00 uur; twee 's ochtends en twee in de middag. Echter, deze beperking is niet vastgelegd in de ontwerpplanvoorschriften. Ook is in dit onderzoek niet duidelijk op hoeveel dagen in de week de treinen zullen rijden. Zoals aangegeven worden computermodellen gebruikt om tot een berekening te komen van de effecten op de luchtkwaliteit. Echter, op pagina 9 van het rapport luchtkwaliteit wordt het volgende aangegeven:
JANSEN C.S. ADVOCATEN
19
"ƒ« de Nederlandse verspreidingsmodellen is geen expliciete (met wettelijk verankerde emissiegetallen) mogelijkheid aanwezig om met spoorwegverkeer te rekenen. " Op pagina 10 stelt men: "Eén diessellocomotief is in het Stacks model gelijk gesteld aan vijfenveertig zware vrachtauto 's." Hiermee geeft de Omgevingsdienst aan dat zij niet over de juiste programmatuur beschikt om op voorhand de gevolgen voor de luchtkwaliteit in rekening te brengen. Het rapport kan om die reden bezwaarlijk als onderbouwing van het ontwerpbestemmingsplan worden beschouwd. Bovendien laat een enkele trein zich niet vergelijken met de uitstoot van (45) 'zware' (wat zijn zware?) vrachtwagens, waarbij in het geval van een trein de uitstoot zeer geconcentreerd zal plaatsvinden en om die reden alleen al niet te vergelijken is met 45 vrachtwagens. Te meer niet daar ook wordt uitgegaan van de avondperiode terwijl dat niet aan de orde is zodat de uitstoot nog in een korter tijdsbestek plaatsvindt dan de Omgevingsdienst kennelijk als uitgangspunt heeft genomen. Opmerkelijk is dat in het rapport van 1 februari 2013 nog werd gesteld dat het equivalent van één diessellocomotief 20 zware vrachtwagens is. Verder is in figuur 2 niet het litigieuze tracé opgenomen, noch in figuur IIa noch in figuur III noch in figuur VI! Kortom, naast dat een ongeschikt rekenmodel is gehanteerd,heeft men bij het onderzoek naar de luchtkwaliteit ook nog eens niet het gebied van het litigieuze tracé betrokken in de hiervoor genoemde figuren in het rapport. Anders dan in de eerdere planprocedure gaat het thans om diesellocomotieven die op een afstand van slechts een paar meter van de gevel van het pand van cliënten zal rijden. Gelet
JANSEN C.S. ADVOCATEN
20
op de planvoorschriften zullen de treinen per definitie langs het pand rijden onder normale kantoortijden. Dit betekent meerdere werkonderbrekingen per dag om nog maar niet te spreken van eventuele problemen met de goederentrein waarbij de toegang naar het magazijn van cliënten volledig wordt afgesloten of waarbij de diesellocomotief tot stilstand komt ter hoogte van het pand van cliënten. Voorts zal in het kantoor van appellanten iedere telefonische communicatie tijdens het passeren van een goederentrein onmogelijk worden door het geluid dat de trein zal produceren. Een ander nadelig aspect is dat de stamspoorlijn zo kort op het bedrijfspand komt dat dit pand voor Daza O.G. onverkoopbaar wordt. Welk bedrijf wenst een stamspoorlijn op enkele meters afstand van het pand en dwars over de enige toegangsweg naar het magazijn? Het gekozen tracé brengt met zich mee dat de Bosstraat op zeer korte afstand tot twee maal toe wordt doorkruist door de stamspoorlijn hetgeen de verkeersveiligheid niet ten goede komt. Onderzoek naar de verkeersveiligheid op de Bosstraat heeft niet plaatsgevonden. De gehele gang van zaken overziend kunnen cliënten zich niet aan de indruk onttrekken dat bij de onderbouwing van het huidige tracé geen enkele objectieve belangafweging heeft plaatsgevonden. Immers, het tracé was al in 2010 bepaald alleen ontbrak een deugdelijke onderbouwing. Daarbij had de gemeente Roosendaal zich al in 2006 en 2008 jegens twee ondernemingen die gebruik wensten te maken van een stamspoorlijn civielrechtelijk verbonden tot het aanleggen van een dergelijke spoorlijn. Dit was voordat enig onderzoek naar de planologische haalbaarheid was uitgevoerd.
JANSEN CS. ADVOCATEN
21
Cliënten zijn van mening dat het ontwerpbestemmingsplan niet in stand kan blijven en ingetrokken dient te worden. Inmiddels verblijft, Hoogichtend, Mr. A.P.E. de Brouwer
BIJLAGE
Gemeente
Roosendaal Datum raadsvergadering: Portefeuillehouder: Onderwerp:
Raadsbesluit Agenda nr.:
Wethouder Adriaansen Registratiecode: Vaststelling bestemmingsplan Verbindingsweg Majoppeveld - Borchwerf 11'
De raad van de gemeente Roosendaal, Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Gelet op het advies van de raadscommissie (in te vullen door de griffie) d.d. (in te vullen door de griffie). besluit: 1. vast te stellen het bestemmingsplan Verbindingsweg IVIajoppeveld - Borchwerf 11' vervat in de bij dit besluit behorende verbeelding, regels en toelichting; 2. geen exploitatieplan, als bedoeld in artil<el 6.12 Wet ruimtelijl<e ordening, vastte stellen; 3. met ingang van de dag, waarop de vaststelling van het onder 1. genoemde bestemmingsplan onherroepelijl< is geworden, de bestemmingsplannen: • • •
Borchwerf II veld B en verbindingsweg; Buitengebied Roosendaal en Nispen IVIajoppeveld;
(gedeeltelijk) in te trel
De voorzitter,
BIJLAGE
1
Molenstraat - Google Maps
Co s^lc
pagina 1 van 1
Adres Molenstraat
httD://mans.google.nl/mans?f=n-^srnirrfi=<;
Het adres is een benadering
n,«'hl=nl.*ropnrnHp=^n=niiHpnhr><:rh.e'an=.ercll=S1
r,Sf^'iA'\ A A
1 1 . f i . o n i "5
BIJLAGE
s3
Raad vanState 201102569/1/R3. Datunn uitspraak: 7 november 2 0 1 2
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen: 1.
de besloten vennootschap met.beperkte aansprakelijkheid T.S.R. Trailer Service Roosendaal B.V., gevestigd te Roosendaal, en anderen, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Daza Opticare B.V., gevestigd te Roosendaal, en anderen, 3. A. Melisse, wonend te Roosendaal, 4. L.J.A.M. van Meel en M . A . M . Rebbens, beiden wonend te Roosendaal, appellanten.
en de raad van de gemeente Roosendaal, verweerder.
2011 0 2 5 6 9 / 1 / R 3
2
7 november 2 0 1 2
Procesverloop Bij besluit van 10 november 2 0 1 0 heeft de raad het bestemmingsplan "Borchwerf II, veld B en Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf" en het exploitatieplan "Borchwerf II, veld B" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben Trailer Service en anderen, Daza en anderen, Melisse en Van Meel en Rebbens beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 4 september 2 0 1 2 , waar Trailer Service en anderen, vertegenwoordigd door mr. C.M.E. Verhaegh, advocaat te Den Haag, Daza en anderen, vertegenwoordigd door mr. A.P.E. de Brouwer, advocaat te Roosendaal, en door A . W . M . Danen, Melisse, bijgestaan door mr. E. Gadzo, advocaat te Roosendaal, Van Meel en Rebbens, bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C.P.J.M. Vergouwen en I. Kraus, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Overwegingen Het beroep van Trailer Service en anderen 1. Ingevolge de artikelen 3.8 en 6.14 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in samenhang bezien met de artikelen 3 : 1 1 , 3:1 5 en 3:1 6 van de Algemene w e t bestuursrecht (hierna: A w b ) w o r d t het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. 1.1. De ontwerpplannen zijn blijkens de kennisgeving met ingang van 1 9 juli 2 0 1 0 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Trailer Service en anderen hebben niet binnen de gestelde termijn een zienswijze tegen de ontwerpplannen naar voren gebracht bij de raad. Ingevolge artikel 8 : 2 , eerste lid, van de Wro gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de A w b , kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en het exploitatieplan door de belanghebbende die tegen de ontwerpplannen tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Weliswaar heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan, maar het beroep van Trailer Service en anderen is slechts ontvankelijk voor zover zij door deze wijzigingen in een nadeliger positie zijn komen te verkeren ten opzichte yan het ontwerpplan. Van een zodanig nadeliger positie is in dit geval geen sprake. 1.2.
Het beroep van Trailer Service en anderen is niet-ontvankelijk.
201 102569/1/R3
1.3.
3
7 november 201 2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beroepen van Daza en anderen en fVielisse 2. Daza en anderen hebben een bedrijfspand aan de Bosstraat 30-32 te Roosendaal. Melisse is eigenaar van de woning aan de Gastelseweg 183 te Roosendaal. Zij betogen dat het bestemmingsplan ten onrechte de mogelijkheid biedt een goederenspoorlijn (hierna: stamlijn) in het plangebied aan te leggen. Deze stamlijn is voorzien over een deel van het perceel van Daza en anderen en op korte afstand van de woning die eigendom is van Melisse. Ter zitting hebben Daza en anderen en Melisse hun beroepsgronden over het bodemonderzoek en over de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan ingetrokken. 2.1. Daza en anderen stellen dat het bestemmingsplan, w a t betreft het tracé van de stamlijn, bij de vaststelling is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan. Deze wijzing is naar aard en omvang zo groot dat eerst een nieuw ontwerp ter inzage had moeten worden gelegd, zo betogen zij. 2.1.1. De raad kan bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen. Vaststaat dat de raad het bestemmingsplan in dit geval heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen. Wat betreft de in het plan voorziene stamlijn is de afwijking ten opzichte van het ontwerpplan naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat in zoverre een wezenlijk ander plan voorligt. Gelet hierop faalt het betoog van Daza en anderen dat de raad het plan, wat betreft het tracé van de stamlijn, niet heeft kunnen vaststellen zonder eerst een nieuw ontwerpplan ter inzage te leggen. 2.2. Melisse betoogt dat het tracé van de stamlijn niet bindend in het bestemmingsplan is vastgelegd. Volgens hem is pas na de vaststelling van het plan duidelijkheid geboden over de ligging van het tracé. Hij acht dit in strijd met de rechtszekerheid. 2.2.1. Het tracé van de stamlijn is op de verbeelding aangegeven door middel van een specifieke functieaanduiding die loopt over gronden met de bestemmingen "Bedrijventerrein - 1 " , "Bedrijventerrein - 2 " , "Groen", "Verkeer" en "Water". De strook grond waaraan die functieaanduiding op de verbeelding is toegekend, heeft een breedte van ongeveer 15 meter Ingevolge artikel 5, lid 5 . 1 , onder g, artikel 6, lid 6 . 1 , onder f, artikel 7, lid 7 . 1 , onder d, artikel 9, lid 9 . 2 , onder k, en artikel 10, lid 1 0 . 1 , onder b, van de planregels is de desbetreffende strook grond onder meer bestemd voor een stamlijn ten behoeve van de spoorwegontsluiting van de bedrijven. Op de overige gronden binnen het plangebied maakt het plan de aanleg van een stamlijn niet mogelijk. Gelet hierop stelt de Afdeling vast dat het tracé van de stamlijn bij de planvaststelling bindend in het plan is vastgelegd. Het betoog faalt.
201 1 0 2 5 6 9 / 1 / R 3
4
7 november 201 2
2.3. Daza en anderen en Melisse betogen dat de raad bij het nemen van zijn besluit ten onrechte het uitgangspunt heeft gehanteerd dat de stamlijn niet geheel kan worden aangelegd langs het bestaande spoor tussen Rotterdam en Roosendaal. Zij betogen dat de tracékeuze, voor zover in het bestemmingsplan een bocht in het tracé van de stamlijn is opgenomen ter plaatse van de Gastelseweg, redelijke gronden ontbeert. 2.3.1. De stamlijn vormt een verbinding tussen het rangeerterrein in de gemeente Roosendaal en het bedrijventerrein Borchwerf, veld A, in de gemeente Halderberge. Het tracé van de stamlijn, dat op de verbeelding is aangegeven met een specifieke functieaanduiding, loopt via de Bosstraat, maakt dan een boog over een gedeelte van het perceel van Daza en anderen, gaat dan langs de woning van Melisse, kruist daarna de Gastelseweg en buigt vervolgens af om parallel langs de bestaande spoorlijn tussen Rotterdam en Roosendaal voort te gaan. Daarna buigt het tracé af naar de gemeente Halderberge. 2.3.2. De raad stelt dat vanaf het eerste moment van de planvorming duidelijk is gemaakt dat de stamlijn ter plaatse van de overweg aan de Gastelseweg niet parallel aan de bestaande spoorlijn Rotterdam-Roosendaal zou worden gerealiseerd vanwege de ontwerpeisen van ProRail. De raad wijst hierbij op het rapport "Risicobeschouwing overwegen Gastelseweg en Meirestraat" van juni 2 0 0 8 . In dit rapport is volgens de raad geconcludeerd dat een derde spoor ter plaatse van de spoorwegovergang in de Gastelseweg niet kan worden toegestaan. 2.3.3. De Afdeling stelt vast dat het door de raad genoemde rapport van juni 2 0 0 8 zich niet bevindt bij de op het plan betrekking hebbende stukken. In het verweerschrift en ter zitting heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt waarom hij bij de tracékeuze het uitgangspunt heeft gehanteerd dat de stamlijn ter plaatse van de overweg aan de Gastelseweg niet parallel aan de bestaande spoorlijn Rotterdam-Roosendaal kan worden aangelegd. Blijkens het verhandelde ter zitting is de raad op dit punt afgegaan op de wensen van ProRail. Gelet hierop berust het bestreden besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering. Op dit punt slaagt het betoog. 2.4. Daza en anderen en Melisse hebben vervolgens aangevoerd dat aan het bestemmingsplan niet de juiste onderzoeken ten grondslag zijn gelegd. De onderzoeken waarop de raad zich bij de planvaststelling heeft gebaseerd, hebben volgens Daza en anderen en Melisse betrekking op het tracé dat in het ontwerpplan als uitgangspunt is genomen en niet op het tracé dat in het vastgestelde plan is gekozen. Zij wijzen daarbij op het akoestische onderzoek, het onderzoek naar de luchtkwaliteit en het onderzoek naar de externe veiligheid. Melisse vreest voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de stamlijn. Daza en anderen stellen dat geen flora- en faunaonderzoek heeft plaatsgevonden op de gronden waar de stamlijn is voorzien. 2.4.1. Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft de Regionale Milieudienst West-Brabant een akoestisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek naar
201 1 0 2 5 6 9 / 1 / R 3
5
7 november 201 2
verkeers- en industrielawaai" van juni 2 0 1 0 . In dat onderzoek is uitgegaan van het tracé van de stamlijn dat in de toelichting bij het ontwerpplan als uitgangspunt is genomen. Daarna heeft de Regionale Milieudienst West-Brabant echter een nader akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek raccordement in het plangebied Borchwerf II te Roosendaal" van oktober 2 0 1 0 . Het laatstgenoemde onderzoek heeft betrekking op het tracé van de stamlijn zoals dat in het vastgestelde plan is gekozen. In zoverre faalt het betoog. 2.4.2. Ten behoeve van het bestemmingsplan is tevens onderzoek verricht met betrekking t o t de externe veiligheid. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de "Rapportage externe veiligheid" van de Regionale Milieudienst West-Brabant van 23 juni 2 0 1 0 . Blijkens dit rapport is bij het onderzoek geen rekening gehouden met de stamlijn door het plangebied, omdat hierover geen vervoer van gevaarlijke stoffen zal plaatsvinden. Ingevolge artikel 5, lid 5 . 1 , onder m, en artikel 6, lid 6 . 1 , onder i, van de planregels is het transport/vervoer van gevaarlijke stoffen via de stamlijn niet toegestaan. In hetgeen Daza en anderen en Melisse hebben aangevoerd, ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich bij het nemen van zijn besluit niet op het evengenoemde onderzoeksrapport heeft kunnen baseren omdat daarin zou zijn uitgegaan van het verkeerde tracé van de stamlijn. Ook op dit punt faalt het betoog. 2.4.3. Breijn B.V. heeft een flora- en faunaonderzoek verricht ten behoeve van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Quickscan Flora & Fauna Borchwerf II Veld B" van 19 riovember 2 0 0 9 . Het desbetreffende onderzoek heeft blijkens het onderzoeksrapport betrekking op het gehele plangebied, dus ook op het in het plan vastgelegde tracé van de stamlijn. Daza en anderen hebben dit ter zitting erkend. Het betoog faalt. 2.4.4. Verder heeft de Regionale Milieudienst West-Brabant onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het "Luchtkwaliteitsplan" van maart 2 0 1 0 . Blijkens het onderzoeksrapport is bij dit onderzoek geen rekening gehouden met de in het plan voorziene stamlijn, omdat deze stamlijn zal worden geëlektrificeerd. Blijkens het gestelde in het genoemde onderzoeksrapport is de raad er bij de vaststelling van het bestemmingsplan van uitgegaan dat over de stamlijn uitsluitend elektrische treinen zullen rijden. Ter zitting heeft de raad dit bevestigd. Daarbij heeft hij echter erkend dat niet is uitgesloten dat over de stamlijn ook niet-elektrische treinen, zoals dieseltreinen, zullen rijden. Nu dit niet is onderkend in het onderzoek naar de luchtkwaliteit, is het bestemmingsplan in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden vah een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Op dit punt slaagt het betoog. 2.5. Daza en anderen en Melisse hebben aangevoerd dat zij overlast zullen ondervinden van de stamlijn. Daza en anderen vrezen voor geluid- en trillinghinder, omdat de stamlijn is voorzien op korte afstand van hun
201102569/1/R3
6
7 november 201 2
bedrijfsgebouw, waar hoogwaardige elektronische apparatuur w o r d t geassembleerd. Ook vrezen zij voor een verminderde bereikbaarheid, omdat de spoorlijn is geprojecteerd over de enige in- en uitrit naar hun bedrijfsperceel. Melisse vreest voor geluidhinder, voor een aantasting van zijn woongenot en voor een aantasting van zijn privacy. Volgens Daza en anderen en Melisse heeft de raad hiermee onvoldoende rekening gehouden bij het nemen van zijn besluit. Het gebruik van de stamlijn zal waarschijnlijk intensiever zijn dan het gebruik dat in de onderliggende onderzoeken als uitgangspunt is genomen. Gelet hierop stellen zij dat de raad bij de afweging van alle betrokken belangen het plan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. 2.5.1. In de plantoelichting is vermeld dat de aanleg van de stamlijn er toe leidt dat intensief vrachtverkeer op het bedrijventerrein w o r d t beperkt. Verder is vermeld dat t w e e bedrijven, die zijn gevestigd op veld A van het bedrijventerrein, de stamlijn willen gebruiken. Ook nieuwe bedrijven die zich willen vestigen op veld B kunnen gebruik gaan maken van deze stamlijn. Gelet hierop stelt de raad zich op het standpunt dat de aanleg van de in het plan voorziene stamlijn van groot belang is. Hetgeen Daza en anderen en Melisse hebben aangevoerd, leidt niet t o t de conclusie dat de raad hiervan niet heeft mogen uitgaan bij het nemen van zijn besluit. 2.5.2. Uit de plantoelichting blijkt dat de raad er bij het nemen van het bestreden besluit vanuit is gegaan dat gedurende de dagperiode slechts één trein met ongeveer 2 0 wagons heen en terug zal rijden over de in het plan voorziene stamlijn. Ter zitting heeft de raad bevestigd dat hij is uitgegaan van twee vervoersbewegingen in de dagperiode. Uitgaande van dit voorgenomen gebruik, zal het plan volgens de raad niet leiden t o t zulke nadelige gevolgen voor Daza en anderen en Melisse dat hij daaraan bij afweging van alle betrokken belangen, doorslaggevende betekenis had moeten toekennen. In hetgeen Daza en anderen en Melisse hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad dit standpunt niet in redelijkheid heeft kunnen innemeni Daarbij is mede van belang dat in het hiervoor onder 2.4.1 genoemde akoestische rapport van oktober 2 0 1 0 is geconcludeerd dat de voorkeurswaarde voor spoorweglawaai uit de Wet geluidhinder, zijnde 55 dB, niet zal worden overschreden indien in de dagperiode 50 bakken naar en van veld B rijden. Daza en anderen en Melisse hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onderzoeksrapport zodanige gebreken vertoont dat de raad zich daarop in redelijkheid niet heeft kunnen baseren bij het nemen van zijn besluit. 2.5.3. De Afdeling stelt evenwel vast dat niet is uitgesloten dat gedurende de dagperiode meer dan twee vervoersbewegingen zullen plaatsvinden over de stamlijn. Verder is niet uitgesloten dat over de stamlijn treinen met meer dan 50 wagons zullen rijden. Evenmin is uitgesloten dat in de avond- en nachtperiode treinverkeer zal plaatsvinden over de stamlijn. Blijkens het hiervoor genoemde onderzoeksrapport van oktober 2 0 1 0 zal de voorkeurswaarde in dat geval, uitgaande van 50 bakken, worden
201102569/1/R3
7
7 november 201 2
overschreden. Ten slotte is niet uitgesloten dat de snelheid van de treinen op de stamlijn meer zal bedragen dan de 3 0 km/h die in het onderzoeksrapport van oktober 2 0 1 0 als uitgangspunt is genomen. Nu de raad deze aspecten bij het nemen van zijn besluit niet heeft onderkend, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. 2.6. In hetgeen Daza en anderen en Melisse hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan, voor zover dat de mogelijkheid biedt een stamlijn in het plangebied aan te leggen, is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de A w b . De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. 2.7. De raad dient ten aanzien van Daza en anderen en Melisse op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij worden ook de proceskosten betrpkken van het verzet van Daza en anderen en Melisse, dat gegrond is verklaard in de uitspraken van 1 5 februari 201 2, in zaak nr. 2 0 1 1 0 2 5 6 9 / 7 / R 4 respectievelijk in zaak nr. 2 0 1 1 0 2 5 6 9 / 8 / R 4 . Het beroep van Van Meel en Rebbens 3. Van Meel en Rebbens zijn eigenaar van de percelen Nieuwenberg 1 5 en Nieuwenberg 15A te Roosendaal. Zij betogen dat het plan ten onrechte de mogelijkheid biedt een verbindingsweg aan te leggen tussen de bedrijventerreinen Majoppeveld en Borchwerf. Deze verbindingsweg is voorzien op korte afstand van de woningen van Van Meel en Rebbens. 3.1. Van Meel en Rebbens stellen dat de aanleg van een Verbindingsweg tussen de bedrijventerreinen Majoppeveld en Borchwerf niet noodzakelijk is. Deze weg hangt samen met de aanleg van bedrijventerrein Borchwerf II, veld B, welk bedrijventerrein zij niet nodig achten. In dit verband hebben Van Meel en Rebbens aangevoerd dat het uitgeven van kavels voor grootschalige logistieke bedrijven in strijd is met het provinciale beleid. Voor kleinere kavels achten zij dit bedrijventerrein niet nodig, omdat op andere bedrijventerreinen nog voldoende kleinere kavels beschikbaar zijn. Voor het oplossen van de door de raad geschetste verkeersproblemen bij de Gastelseweg achten zij de verbindingsweg evenmin noodzakelijk. 3.1.1. De raad stelt dat op het bedrijventerrein Borchwerf II, veld B, grotere kavels mogen worden gerealiseerd voor bedrijven in de transport- en logistieke sector. Volgens de raad ontbreekt het in de gemeente Roosendaal aan voldoende kavels die qua omvang en ligging geschikt zijn voor logistiek en distributie. De raad stelt zich daarom op het standpunt dat de aanleg van het in het plan voorziene bedrijventerrein van groot belang is en dat dit niet in strijd is met het provinciale beleid ter zake. Hetgeen Van Meel en Rebbens hebben aangevoerd, leidt niet t o t het oordeel dat de raad dit standpunt niet in redelijkheid heeft kunnen innemen.
201 1 0 2 5 6 9 / 1 / R 3
8
7 november 201 2
3.1.2. De raad stelt dat de in het plan voorziene verbindingsweg een alternatief moet vormen voor de huidige route via Kalsdonk en de Gastelseweg. Op dit moment wordt veel hinder ondervonden van vooral het vrachtverkeer dat via deze route tussen Majoppeveld en Borchwerf rijdt. De aanleg van de verbindingsweg moet de leefbaarheid op en rond de Gastelseweg en in de wijk Kalsdonk verbeteren en de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen Majoppeveld en Borchwerf waarborgen. De raad stelt zich dan ook op het standpunt dat de aanleg van de verbindingsweg ook zonder de aanleg van het bedrijventerrein Borchwerf II, veld B, noodzakelijk is. In hetgeen Van Meel en Rebbens hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad hiervan niet in redelijkheid heeft kunnen uitgaan bij het nemen van zijn besluit. Het betoog faalt. 3.2. Van Meel en Rebbens stellen dat het plan de aanleg van een viaduct van 15 meter hoog mogelijk maakt op een afstand van ongeveer 30 meter van hun woningen. Zij vrezen dat dit leidt t o t een ernstige aantasting van hun w o o n - en leefklimaat. Zij betogen dat de raad bij de keuze van het tracé voor de verbindingsweg en bij de keuze voor een viaduct over het spoor onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. 3.2.1. De raad erkent dat de impact van het bestemmingsplan op de w o o n - en leefomgeving van Van Meel en Rebbens groot zal zijn. Volgens hem dient het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling in dit geval zwaarder te wegen dan de individuele belangen. 3.2.2. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt welke gevolgen de in het plan voorziene verbindingsweg zal hebben voor het w o o n - en leefklimaat ter plaatse van de woningen van Van Meel en Rebbens. Op pagina 58 van de plantoelichting is, w a t betreft het te verwachten wegverkeerslawaai, slechts verwezen naar de procedure omtrent de vaststelling van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder. Bij uitspraak van heden, in zaak nr. 2 0 1 1 0 8 7 5 9 / 1 / R 3 (www.raadvanstate.nl), heeft de Afdeling echter geoordeeld dat het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal van 1 november 2 0 1 0 , waarbij hogere waarden zijn vastgesteld voor de woningen van Van Meel en Rebbens, is genomen in strijd met artikel 3:46 van de A w b . 3.2.3. Uit het bestreden besluit blijkt evenmin op welke wijze de raad de belangen van Van Meel en Rebbens, bij het maken van zijn keuze voor de ligging van het tracé van de verbindingsweg, heeft meegewogen. Blijkens zijn toelichting heeft de raad bij de keuze van het tracé doorslaggevend geacht dat het merendeel van de daarvoor benodigde gronden eigendom is van de gemeente Roosendaal. Niet gebleken is dat de raad daarbij heeft bezien of een alternatieve ligging van het tracé, gelet op de belangen van Van Meel en Rebbens, de voorkeur verdient. Ten slotte blijkt uit het bestreden besluit niet dat de raad heeft bezien of de woningen van Van Meel en Rebbens - bij de keuze voor het in het plan voorziene tracé van de verbindingsweg en in aanmerking genomen de daarvan te verwachten gevolgen voor het w o o n - en leefklimaat ter plaatse - kunnen worden gehandhaafd. Voor zover de raad ter zitting heeft gesteld dat de desbetreffende panden zijn aangeduid als gemeentelijk
201 1 0 2 5 6 9 / 1 / R 3
9
7 november 201 2
monument, wijst de Afdeling erop dat dit niet betekent dat de woonbestemming moet worden gehandhaafd. Gelet op het vorenstaande berust het bestreden besluit op bovengenoemde punten niet op een deugdelijke motivering. Het betoog slaagt. 3.3. Ten slotte stellen Van Meel en Rebbens dat het plan, w a t dit onderdeel betreft, niet financieel uitvoerbaar is. Zij stellen dat de opbrengst van de verkoop van kavels op het bedrijventerrein in het exploitatieplan te hoog is ingeschat en dat de aankoop van de benodigde gronden duurder en onzekerder zal worden, nu de voorkeursrechten die in het plangebied waren gevestigd op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten zijn vervallen. 3.3.1. Ingevolge artikel 3 . 1 . 6 , eerste lid, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor vergezeld van een toelichting, yvaarin zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan. 3.3.2. Op pagina 91 van de plantoelichting is, w a t betreft de financiële uitvoerbaarheid van het plan, uitsluitend verwezen naar het exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan is vastgesteld. Overigens heeft de raad bij het nemen van zijn besluit geen inzicht gegeven in de financiële uitvoerbaarheid van het plan, w a t betreft de aanleg van de verbindingsweg. Voor zover de raad in zijn verweerschrift en ter zitting heeft gesteld dat de aanleg zal worden gefinancierd met bijdragen van Borchwerf II CV, het Rijk en de provincie, overweegt de Afdeling dat de raad deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Gelet op het vorenstaande is de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, wat dit onderdeel betreft, onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Het bestreden besluit berust op dit punt niet op een deugdelijke motivering. 3.4. In hetgeen Van Meel en Rebbens hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan, voor zover dat de mogelijkheid biedt een verbindingsweg aan te leggen tussen de bedrijventerreinen Majoppeveld en Borchwerf, is vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de A w b . Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. 3.5. De raad dient ten aanzien van Van Meel en Rebbens op na te melden wijze t o t vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
201102569/1/R3
10
7 november 201 2
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.
II.
III.
IV.
V.
verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid T.S.R. Trailer Service Roosendaal B.V. en anderen niet-ontvankelijk; verklaart de beroepen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Daza Opticare B.V. en anderen, A. Melisse en L.J.A.M. van Meel en M . A . M . Rebbens gegrond; vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Roosendaal van 10 november 2 0 1 0 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Borchwerf II, veld B en Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf" voor zover het betreft: a. de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijventerrein stamlijn" en "specifieke vorm van verkeer - stamlijn", welke aanduidingen zijn toegekend aan de plandelen met de bestemmingen "Bedrijventerrein - 1 " respectievelijk "Verkeer", voor zover het betreft het gedeelte van het tracé van de stamlijn dat op de bijgevoegde kaart 1 is aangegeven met een doorgehaalde lijn; b. het plandeel met de bestemming "Verkeer", voor zover het betreft de gronden ten zuiden van de spoorlijn tussen Rotterdam en Roosendaal; veroordeelt de raad van de gemeente Roosendaal t o t vergoeding van: a. bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Daza Opticare B.V. en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1 3 4 1 , 5 2 (zegge: dertienhonderdeenenveertig euro en tweeënvijftig cent), waarvan € 1 3 1 1 , 0 0 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; b. bij A. Melisse in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1 3 4 1 , 5 2 (zegge: dertienhonderdeenenveertig euro en tweeënvijftig cent), waarvan € 1 3 1 1 , 0 0 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; c. bij L.J.A.M. van Meel en M . A . M . Rebbens in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten t o t een bedrag van € 8 7 4 , 0 0 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander; gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
201102569/1/R3
11
7 november 201 2
a. € 2 9 8 , 0 0 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Daza Opticare B.V. en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; b. € 1 5 0 , 0 0 (zegge: honderdvijftig euro) voor A. Melisse; c. € 1 5 0 , 0 0 (zegge: honderdvijftig euro) voor L.J.A.M. van Meel en M . A . M . Rebbens, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander. Aldus vastgesteld door mr. W . D . M . van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.1. Breunese-van Goor, ambtenaar van staat.
w . g . Van Diepenbeek voorzitter
w . g . Breunese-van Goor ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2 0 1 2 208. Verzonden: 7 november 2 0 1 2 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
201102569/1/R3
7 november 201 2
12
Kaart 1 Het in de beslissing onder lil a van uitspraak no. 201102569/1/R3 genoemde planonderdeel is weergegeven met een doorgehaalde lijn.
I
.
BIJLAGE
pagina 1 van 1
Borchwerf / Stepvelden - Google Maps
Go gle
Adres Borchwerf / Stepvelden Het adres is een benadering
httn-//www onr.olpnl/tnan
10-6-2013