Jaargang 26 - nummer 4 - 2009
Oud-stadsarchivaris Derk Westerhof heeft op 17 november jl. een bijzonder boeiend betoog gehouden voor een goed gevuld Oud Stadhuis over de belangrijke rol, die de in Hasselt geboren Kiliaen van Rensselaer heeft gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van New York, het voormalige NieuwAmsterdam in Amerika. Derk heeft in zijn vrije tijd veel onderzoek gedaan naar het levensverhaal van de Van Rensselaers. Het is dit jaar 400 jaar geleden dat de staat New York door een aantal pioniers uit Nederland werd gesticht. Volgens Derk Westerhof was Van Rensselaer daarvan de belangrijkste.
www.historischevereniginghasselt.nl
[email protected]
2 Hasselt Historiael is het kwartaalblad van de Historische Vereniging Hasselt. Leden van de HVH krijgen Hasselt Historiael gratis thuisgestuurd. Het lidmaatschap geldt voor een kalenderjaar. Opzeggen voor een volgend kalenderjaar kan door uiterlijk 1 december een briefje te sturen naar de Historische Vereniging Hasselt, Postbus 6, 8060 AA Hasselt. Het lidmaatschap kost 12,50 euro per jaar (automatische incasso) of 15,50 euro (acceptgirokaart). Rabobank Hasselt, rek.nr. 32.56.01.437. Losse nummers van Hasselt Historiael kosten vier euro exclusief verzendkosten en zijn verkrijgbaar bij de VVV op de Markt. Bestuur: Hilma Tieks, voorzitter, Baangracht 12, 8061 HZ Hasselt, 038 4772066,
[email protected] Henk Dekker, penningmeester, Van Brandenburgstraat 10, 8061 CN Hasselt, 06 47810232,
[email protected] Gerard Broekroelofs, secretaris, Kerspel 3, 8061 BH Hasselt, 038 4772165,
[email protected]. Overige bestuursleden: Johan Gerrits 038 4771424, Jan Holthuis 038 4774061, Marja Montanje 038 4772755, Truida Moraal 038 4772413, Marjan Tuinbeek 038 4773456 (ledenadministratie), Hans Veldman 038 4773511. Contactpersonen: Werkgroep Bouwkunde: Paul Rademaker, 038 4771158,
[email protected] Werkgroep Dialect: Annie van Dijk-v/d Kolk, 038 4772172,
[email protected] Maarten Hiemstra, 038 4771399,
[email protected] Werkgroep Fotografie: Henk Dekker 06 47810232,
[email protected] Genealogie: Albert Kroes, 06 42166374,
[email protected] Redactie Hasselt Historiael: Marja Montanje, De Tip 16, 8061 BX Hasselt, 038 4772755,
[email protected] Werkgroep Grafmonumenten: Gerrie Eenkhoorn, 038 4772616,
[email protected] Werkgroep Scheepvaart: Herman Bruins Slot, 038 477 1767,
[email protected]
In dit nummer:
door:
Kiliaen van Rensselaer grondlegger staat New York Afscheid van eindredacteur Harmen Oosterhof Uit Johanna’s keuken: gratis slakken in de aanbieding Gedichten uit het Hasselter Advertentieblad van 1933 Uit de Meppeler Courant: maart-juli 1959 Belèvenissen van een bakker Schippers op het kanaal de Dedemsvaart Werven in Hasselt: van Brussel Diplomatiek Hasselt wint strijd om aanleg kanaal Genealogie van de familie Tijl Nieuwjaarsreceptie op dinsdag 5 januari 2010 Alle ledenmutaties graag rechtstreeks naar Marjan ‘Nooit meer zulk noodweer meegemaakt als toen’ Kindertransporten over de Dedemsvaart deel 2 Kapitein Hans Spierings trekt volle Veldschuur
Marja Montanje Marja Montanje Johanna collectie Hiemstra J. Driesen/H. Becker Annie van Dijk/Herman Sterken Minie Buit H. van Brussel Marja Montanje Albert Kroes Gerard Broekroelofs Hilma Tieks Klaas Würsten Minie Buit Marja Montanje
pagina: 3 9 10 11 12 14 16 18 21 23 29 29 30 32 37
Colofon Redactie Hasselt Historiael: Marja Montanje (
[email protected]), Hanny Becker, Minie Buit, Johan Admiraal, Albert Kroes (correctie), Jan Holthuis, Harmen Oosterhof (eindredactie). Opmaak: Hilma Tieks, bezorging: Gerrit Nijmeijer (06 22964769). Gelieve artikelen en foto’s voor Hasselt Historiael 1e kwartaal 2010 uiterlijk 10 januari 2010 in te leveren. Tekst graag als Word-bestand en foto’s apart in jpg-formaat. ISSN 1384-8631
www.historischevereniginghasselt.nl
[email protected]
3
Kiliaen van Rensselaer grondlegger staat New York Door Marja Montanje Trouwe bezoekers van de dialectavonden van de Historische Vereniging weten dat de dialectclub in november altijd een dialectavond organiseert. Door omstandigheden kon dat dit jaar niet doorgaan, maar er was prima vervanging in de persoon van Derk Westerhof, die op 17 november jl. een volle zaal trok met zijn lezing over de in Hasselt geboren Kiliaen van Rensselaer, grondlegger van New York. In 1609 probeerde de zeevaarder Henry Hudson in opdracht van de VOC met zijn schip ‘De Halve Maen’ ter hoogte van het huidige New York een zeeroute te vinden naar de oost. De route via het noorden bleek niet haalbaar en
daarom week hij uit naar het westen en daarmee legde hij de basis voor een nieuwe kolonie: Nieuw Nederland. In deze kolonie speelde Kiliaen van Rensselaer een belangrijke rol. Derk Westerhof is nog altijd bezig met zijn onderzoek naar deze bijzondere, in de Hoogstraat geboren, Hasselter. Met een fraaie, door Henk Dekker gemaakte powerpoint-presentatie, zette Derk, auteur van het boek ‘Tussen Hasselt en Amerika, zijn betoog visueel kracht bij. De ondersteuning van de power point presentatie was van Henk Dekker. Kiliaens familie van vaderskant, de van Rensselaers, kwamen uit Nijkerk, waar hun stamhuis in de buurtschap Hell tussen Putten en Nijkerk lag. Dit was een leenroerig pand van de abdij Elten. Van moederskant is de familie Pafraet -
Nieuw-Amsterdam, uit Montanus, Nieuwe en onbekende werelt, 1671.
ter Becke een Hasselter geslacht. De ter Beckes waren burgers van Hasselt, hadden grond in het stroomgebied van de Wede ten noorden van Hasselt en waren mede verantwoordelijk voor het onderhoud van de Wedezijl, de sluis aan het eind van de Wede bij het Zwartewater. Daarnaast was er een woning in Hasselt, waarover belasting werd betaald. Dit huis is nu bekend als Hoogstraat 12. De grootmoeder van Kiliaen, Peter ter Becke, trouwde met Johan Pafraet en door dit huwelijk werd het familiekapitaal van beide families gekoppeld. De familie Pafraet was een bekend drukkersgeslacht uit Deventer. Uit hun huwelijk werden twee kinderen geboren: zoon Richard en dochter Maria Pafraet, de moeder van Kiliaen van Renselaer. De politieke situatie rond 1580 was in de Nederlanden zorgwekkend. Groepen soldaten zwierven rond op het p l a t t e l an d , brandden boerderijen af en zochten voedsel bij de boeren, die daardoor hun pacht niet meer konden betalen. Burgers in de steden leden ook onder de activiteiten van de soldaten,
4
Derk Westerhof geniet voor zijn betoog van een kopje koffie. maar het was toch een stuk veiliger in de stad. Amersfoort, Harderwijk maar ook Hasselt waren toevluchtsoorden voor burgers uit Overijssel en Gelderland. De stedelijke regering was tolerant en mensen met kapitaal waren relatief veilig. Daaronder was ook de familie Both, die drie herbergen in bezit had, waaronder de Roskom en de Witte Zwaan. Een verwant van deze familie werd president van Zuid-Afrika: Pieter Botha. Kinderen van boeren en burgers moesten op zoek naar een alternatieve bron van inkomsten. Het leger in gaan was een goede optie. Dat gold ook voor Henrick van Rensselaer uit Nijkerk, die hopman van een groep soldaten werd en in Hasselt werd gelegerd. Daar ontmoette hij Maria Pafraet. In 1585 trouwde dit paar en vestigde zich in Hasselt. Hij trok niet verder met zijn manschappen, maar werd burger van Hasselt. Hij werd bestuurder van de stad en verkreeg het recht drie koeien te weiden in de gemeenschappelijke weide van Hasselt, het Vree. In de eerste helft van 1586 werd hun
zoon Kiliaen geboren, genoemd naar de grootvader van vaderszijde Kille Jan. Hij werd gedoopt in de Grote Kerk van Hasselt en groeide op in de woning van zijn oma aan de Hoogstraat. In de tweede helft van 1587 werd er weer een kind geboren, een meisje dat Maria werd genoemd. Haar moeder stierf in het kraambed en werd begraven in of bij de Grote Kerk. Haar naam komen we tegen in de begrafenisboeken van de kerk. Oma Peter Pafraet-ter Becke nam de moederrol op zich. De eerste 17 jaar van zijn leven woonde Kiliaen in Hasselt, bezocht er de Latijnse school, en genoot een goede algemene ontwikkeling. In 1602 schreef hij een brief naar het stadsbestuur van Hasselt. Daarvoor was een goede aanleiding. Vader Henrick besloot nl. in 1590 het soldatenleven weer op te pakken en leidde een zwervend bestaan. Bij de slag om Ostende in 1602 sneuvelde hij en werd begraven in Nijkerk. Daarmee kwam een discussie op gang over de zorg voor Kiliaen en Maria. De families Pafraet en van Rensselaer claimden beiden de opvoeding van de kinderen. Het stadsbestuur besliste dat de kinderen, die beide ouder dan 14 jaar waren, daarom het recht hadden
Kopje koffie vooraf.
om hun eigen voogd te kiezen. Uiteindelijk vertrok Maria (toen 15 jaar) naar Nijkerk, waar de van Rensselaers zich over haar ontfermden en trouwde op 14 juli 1605 met Rijckelt van Twiller. Hun zoon Wouter werd in september 1605 geboren en speelde later een rol in de kolonie van zijn oom in Amerika. Kiliaen maakte zijn eigen plan. Hij was 17 jaar en wilde niet langer in Hasselt blijven, maar investeerde het familiekapitaal in de diamanthandel van Wolfert van Bijler. In 1608 behartigde de jonge Kiliaen de firma Van Bijler aan het hof in Praag. In 1616 overleed Wolfert Van Bijler. Kiliaen trouwde met een verwant van de diamantfamilie, Hillegonda van Bijler. Zij werd begraven op 1 janauari 1627 in Amsterdam. Kiliaen had tijdens zijn huwelijk een eigen handelshuis opgericht: Kiliaen van Renselaer en Co. Dit fuseerde in 1614 met het handelshuis van de schatrijke Johan van Wely en droeg daarbij 1/8 deel van het bedrijfskapitaal aan van de firma Johan van Wely en Co. Ook op persoonlijk gebied werd een verbinding gelegd tussen de vennoten. Op 14 december 1627 hertrouwde Kiliaen met Anna van Wely, de dochter van Johan van Wely. Daarmee werd de basis ge-
5
legd voor een flink familiekapitaal, Kiliaen belegde dit in de kolonie Nieuw Nederland, aan de rivier de Hudson, die in 1609 was ontdekt door Henry Hudson. In Nederland werd in 1628 bij Huizen een stuk woeste grond gekocht, dat ontgonnen werd. Daaruit ontstond het landgoed Crailo, (Kraaienbos), de eerste ervaring met het ontginnen van woeste grond. Aan het begin van de 17e eeuw zetten de eerste kolonisten voet aan wal aan de oostkust van Amerika. De ontdekking van de rivier de Hudson opende nieuwe handelsmogelijkheden. Het land rond de rivier werd bewoond door rivaliserende indianenstammen, de Mohawks en de Mohicanen. De eerste pogingen tot kolonisatie mislukten. De wedijver tussen de handelaren liep hoog op. In 1614 werd de Nieuw Nederlandse Compagnie opgericht om concurrentie-uitwassen tegen te gaan. Deze compagnie werd in 1621 opgevolgd door de Geoctrooide Westindische Compagnie de GWC. Vanaf 1624 ontstond de kolonie Nieuw Nederland. Zwollenaar Lambert van Tweehuisen speelde in de GWC een belangrijke rol. Zijn poging staat in de Amerikaanse geschiedschrijving bekend als het “Tweehuisen Cartel.’ De familie Tweehuisen bezat veel grond in Mastenbroek. Er werd gehandeld in slaven uit Afrika, suiker en verfhout uit ZuidAmerika, zout uit het Caraibisch
gebied en (bever)bont uit Amerika. De compagnie was georganiseerd in vijf kamers, die gevestigd waren in verschillende steden. In Amsterdam en Middelburg waren de belangrijkste kamers. Samen waren zij goed voor 2/3 van de aandelen. Het Westindisch Huis in Amsterdam stond aan het Rapenburg. Kiliaen van Rensselaer was goed voor 1/8 van het kapitaal van de kamer in Amsterdam, zijn inleg was 18.000,- gulden, voor die een tijd een gigantisch bedrag. Daarom werd hij ook namens de kamer van Amsterdam afgevaardigd in het hoofdbestuur van de GWC, de Heeren XIX. De ideeën over de handel op Amerika waren vanaf het begin verdeeld. Een aantal handelaren ging voor winst op korte termijn, van Tweehuisen was daar een goed voorbeeld van. Kiliaen van Rensslaer vertegenwoordigde de andere stroming, de lange termijn.”Maak van de kolonie een landbouwgebied, het heeft de potentie de graanschuur van de kolonie te worden. Dan zijn de kolonisten ook niet meer afhankelijk van hulp uit Holland“. Daarbij kreeg Kiliaen de steun van de meerderheid van de Amsterdamse Kamer. Er werden kolonisten naar het nieuwe land gestuurd om landbouw te bedrijven. Gevluchte Walen, die in Nederland waren gevestigd, waren de eerste kolonisten. De eerste poging land-
bouw te bedrijven was geen succes; het vee stierf en er kwam geen vervangend vee, de kolonisten leden zelf honger. Dit project kon alleen van de grond komen als er meer kapitaal was. Daarom werd een verrassend modern besluit genomen: dit deel van de plannen werd geprivatiseerd. Als je voldoende grond kocht om binnen vier jaar vijftig gezinnen van een boerderij met toebehoren te voorzien, kreeg je bijzondere voorrechten in de kolonie en de naam patroon, een erfelijke titel. In 1630, had Kiliaen mensen uit het hele land geselecteerd voor de verre reis. Dat was een bont gezelschap: mensen met schulden, met een strafblad, maar ook mensen die het avontuur wel aandurfden. Uit Hasselt gingen de familie van bakker Gerrit Lansing, buurman Hendrik Cuyler en ene Hendrik Cuyler die als een nietsnut en dronkelap werd omschreven. Van beide families is nageslacht bekend. Er is zelfs een stad naar een Lansing genoemd: de hoofdstad van de staat Michigan. Drie presidenten stammen in rechtstreekse lijn af van de Lansings. Andere nakomelingen vertrokken naar ZuidAfrika, waar ze een leidende rol speelden. Naast Rensselaer waren er meer kandidaat-patroons, de heren Pauw, Verburg en Blomhart. Om dit mogelijk te maken verstrekte Kiliaen van Rensselaer hen 1/5 of 2/5 van het benodigde kapitaal om te beginnen in de kolonie. Daar-
6
State en Pearl straat, James Eights (Albany Institute of History and Art, Albany, New York. mee was de financiële invloed van Kiliaen van Rensselaer groot in de nieuwe kolonie en in de GWC. In 1625 werd Willem Verhulst naar Amerika gestuurd. Hij kocht van de Delaware indianen een stuk grond, het eiland Manhattan. Daar werd een stad gebouwd die qua architectuur “Amsterdams” was: Nieuw Amsterdam, het latere New York In de stad kwamen ook boerderijen. Ook hier was Kiliaen in financieel opzicht aandeelhouder. Dat betekende dat hij veel kon beslissen in Nieuw Amsterdam, ook als het ging om benoeming van ambtenaren in de gemeenschap. Familieleden van Kiliaen kreeg een kans in verre Amerika. Zwager Cornelis Kottelman-Schouten, werd in 1632 schout-fiscaal in de kolonie. Hij mocht daar ook rechtspreken, maar had wel een handicap: hij dronk wat te veel. Deze benoeming was geen succes en hij bleef maar kort. Wouter van Twiller,
de zoon van zijn zus Maria, ging in 1632 ook naar Amerika om de nieuwe directeur-generaal van de kolonie te worden. Andere bewoners van Nijkerk hadden ook
functies in de kolonie. Het lijkt er op dat ook Maria van Rensselaer mensen stimuleerde naar Amerika te gaan. De kolonie van Kiliaen, Rensselaerswijck, in wat nu de
7 staat Albany is, groeide rond fort Oranje en was een succes, ondanks alle problemen die de kolonisten en opzichters hier tegen
kwamen. Er kwamen boeren, er werden molens, maar ook een kerk en natuurlijk een woning voor de predikant gebouwd. Die woonde in een groot buiten dat Crailo heette, genoemd naar het landgoed Crailo bij Huizen in Nederland. Kiliaen wilde ook beslissen hoe de kerk er uit moest zien. Hij stuurde een maquette van de kerk naar Amerika en daar verrees de kerk die er nog steeds staat. Hij dateert uit 1641, de stoelen zijn gesitueerd rond de preekstoel die in het midden van de kerk staat. Daarmee is het één van de oudste gebouwen in Amerika. Om een idee te krijgen van zijn gebied liet Kiliaen van Rensselaer een kaart maken door Petrus Plancius, een verwant van dominee Plancius die in de kerk van Hasselt een belangrijke rol speelde voor, tijdens en na de Dordtse Synode van 1618-1619. Indianen van de Mohicanen woonden in het gebied van de nieuwe kolonisten. Zij waren daar veilig voor hun aartsvijanden de Mohawks en in ruil voor de bescherming leerden de kolonisten hoe ze hier moesten overleven. Een goede verstandhouding was in de nieuwe kolonie een uitzondering, de meeste patroons stonden op voet van oorlog met de indianen. Kiliaen overleed op 7 oktober 1643 en werd begraven in de Oude Kerk van Amsterdam. Anna van Wely overleefde haar man. Zij werd op 2 juni 1670 begraven in Amsterdam. Pieter Stuyvesant was de laatste Nederlandse gouverneur van de kolonie Nieuw Nederland. Hij werd door de Engelsen gedwongen een enorm gebied met 15 dorpen en een aantal gehuchten
op te geven. De huidige stad New York had toen 1500 inwoners. Stuyvesant ruilde de kolonie in 1670 voor Suriname. De kolonie ontwikkelde zich en de eigenaren van het land woonden ver weg, leidinggevenden kozen vaak partij voor de kolonisten die zoveel mogelijk vrijheid wilden. Dat leidde uiteindelijk in 1839 tot een opstand van de kolonisten. Martinus Lansing, een nazaat van Gerrit Lansing leidde deze succesvolle opstand. Tot het midden van de negentiende eeuw was Nederlands de voertaal in het door de zonen van Kiliaen van Rensselaer bestuurde gebied, een situatie waar de Engelsen geen moeite mee hadden. De Gereformeerde kerk was de dominante kerkgemeenschap en er zijn zelfs in 2009 nog enkele Nederlands sprekende dominees in de staat New York. De Hudson is in deze regio een beschermde rivier, er stroomt tegenwoordig heel wat minder water door. De steden Rensselaer
8 en Albany liggen tegenover elkaar aan de Hudson. In Albany is het Albany Institute of Historie and Art gevestigd, waar de geschiedenis van de Nederlanders in dit gebied word bestudeerd. Dit instituut heeft een museale functie. Oude begraafplaatsen zijn beschermd, Nederlandse namen van kolonisten komen veelvuldig voor. In deze groene streek aan de Hudson zijn het koopmanshuis Crailo en de kerk nog steeds te bezichtigen. Voor Amerikaanse historici is Kiliaen van Rensselaer een moeilijk te begrijpen man. Zijn rol in de geschiedenis van dit gebied wordt vaak onderschat. Het zou heel goed zijn als het boek ‘Tussen Hasselt en Amerika’ van Derk Westerhof en Jos Mooiweer onder deze onderzoekers wordt verspreid om de kennis van dit stukje Amerikaanse geschiedenis uit te breiden. In de Grote Kerk in Hasselt, de plaats waar de moeder van Kiliaen begraven is een herinneringsbord voor Maria van Rensselaer zeker op zijn plaats. De ideeën van Kiliaen van Rensselaer zijn na 400 jaar Nederlands– Amerikaanse betrekkingen nog steeds actueel. Hij wilde duurzaam landbouwbeleid, waar anderen kozen voor
winst op korte termijn op zaken als beverbont en slaven. Indianen leefden in harmonie met de kolonisten, een situatie waar beiden profijt van hadden. Andere kolonisten kozen de weg van de confrontatie. We kunnen na 400 jaar nog steeds van hem leren.
Bronnen: Derk Westerhof en Jos Mooiweer: Tussen Hasselt en Amerika. Arjen Leenhouts: Ontdekkingsreiziger in Nieuw-Nederland, De Stentor - 3 januari 2009.
Hardnekkig misverstand... Derk Westerhof mag zich in het dagelijks leven met financiën bezig houden, in zijn vrije tijd heeft hij veel onderzoek gedaan naar het levensverhaal van de Van Renselaers. Daardoor is Derk uitgegroeid tot kenner van de ontstaansgeschiedenis van het voormalige Nieuw-Amsterdam. Derk toonde in de jaren negentig van de vorige eeuw al aan dat Kiliaen van Renselaer niet in Nijkerk is geboren maar in Hasselt en probeert dit zeer hardnekkige misverstand bij de New Yorkers weg te nemen. Hele wijken van New York dragen nog steeds Ne-
Het Westindisch Huis aan het Rapenburg in Amsterdam. Gravure in T. van Domselaer, Beschryvinge van Amsterdam (Amsterdam 1655, ‘Koningklijke’ Bibliotheek, Den Haag).
derlandse namen. De eerste aktes waren in het Nederlands opgesteld. Kiliaen wilde geen slavenhandel maar landbouw tot ontwikkeling brengen in de nieuwe wereld. De 33 Kiliaen-geïnteresseerden werden ontvangen met koffie of thee. Voorzitter Hilma Tieks opende de avond en leidde de spreker op de haar welbekende manier in. Derk Westerhof schetste een prachtig beeld van de Van Rensselaer-familie en de tijd waarin ze leefden. Hij wist zijn gehoor ruim anderhalf uur te boeien. Penningmeester Henk Dekker had de regie over de bijbehorende powerpoint presentatie. Een mooie avond, voor herhaling vatbaar, temeer daar Derks onderzoek naar deze boeiende familie nog lang niet is afgerond.
Gerard Broekroelofs
9
Afscheid van eindredacteur Harmen Oosterhof Door Marja Montanje Dit nummer van Hasselt Historiael is het laatste nummer, waarin Harmen Oosterhof als eindredacteur vermeld staat Hij nam de eindredactie eind 1986 over van drs. J.J.P. Boezeman. Harmen Oosterhof is eindredacteur geweest van Hasselt Historiael sinds jaargang 3, nr. 3. Met jaargang 26, nummer 4, neemt hij dus na 23 jaar afscheid. In al die jaren is er heel veel gebeurd. Zo bestond de redactie in 1986 uit de heren E. v.d. Steege, J. Admiraal jr., de dames M. Kramer en H. Becker en uiteraard eindredacteur H. Oosterhof. De teksten werden handmatig geplakt onder de strenge doch rechtvaardige leiding van graficus Gert Paassen, nadat ze waren uitgetypt door Hanny Becker. Ook de verzending verliep vanuit huize Becker. Er is veel veranderd in de loop
Eindredacteur Harmen Oosterhof en zijn echtgenote poseren in hun tuin te Almelo met de Hasselter streekproducten.
Jan Holthuis is de nieuwe eindredacteur van Hasselt Historiael.
der jaren, maar Oosterhof was altijd de rustige, stabiele factor in ons team. In rustige en woelige tijden konden we altijd op hem rekenen. Daarnaast schreef hij zelf teksten, maakte samenvattingen van boeken of ander materiaal en herschreef desgewenst of zonodig een artikel. Hij doet zelf onderzoek in het archief en is een ervaren genealoog. Kortom, een veelzijdig eindredacteur, die we zullen missen. De jaren gaan tellen voor Harmen Oosterhof. Hij wil het na zijn 80e
verjaardag rustiger aan doen. Wij wensen hem en zijn vrouw een mooie tijd in Almelo toe in de wetenschap dat we in noodgevallen altijd op hem terug kunnen vallen. Namens de Historische Vereniging Hasselt willen we Harmen Oosterhof van harte bedanken voor zijn inzet, geweldige bijdrage en enthousiasme en daarvoor kregen zijn vrouw en hij van de redactie een mand met uiteraard Hasselter producten. Jan Holthuis is de nieuwe eindredacteur van Hasselt Historiael.
10 Uit Johanna’s keuken
Slakken Deze heerlijke vochtige warme zomer heeft er voor gezorgd dat onze slakkenkolonie zich extreem heeft uitgebreid, zoals overal. Was de schade in het verleden nog te overzien, dit jaar waren de slakken de absolute winnaars in de overlevingsstrijd. De hosta's gooiden al meteen de handdoek in de ring en deden zelfs geen moeite meer om er nog iets van te maken. De schoenlappersplant, altijd bereid om nog een mooie bijdrage aan een bloemstuk te leveren, zei het zelf al: 'Sorry, mijn schoonheid is dit jaar ver te zoeken.' Viburnums zijn plots getooid met kartelranden en zelfs de Vrouwenmantel ziet er uit als een afgedragen vod. Huismiddeltjes als bier, azijn en eierdoppen hebben geen enkel effect. Slakkengif, de laatste optie, is niet verstandig met honden, die dol zijn op alles wat maar ook maar enigszins naar smerigheid riekt en dus is het slakkenrapen geblazen. Ik transporteer ze naar een vergelegen sloot of kwak ze in de kliko, alwaar ze zich dan in kolonnes aan de binnenkant van het deksel opstellen. En dus vroeg ik me af of je ze niet kunt eten. Zou de beste oplossing zijn. Ooit vertoefden wij namelijk in zuid-Frankrijk, waar we mensen op zoek naar slakken door de bermen zagen scharrelen. Op internet gezocht, en ja, je kunt ze eten maar het is vrij bewerkelijk eer je een hemels hapje onder je gehemelte kunt laten smelten...
In het boek 'Opnieuw beginnen' vond ik onderstaand recept voor de lekkerbekken onder ons, die ook nog over veel tijd en geduld beschikken.
slak als voorgerecht op een menu dan volgt er vaak een uitgebreide tafel. Laat ik daarom voor de volgende dag een ouderwets 'aards' nagerecht aanbevelen.
Op een rij in een kist met meel ‘Ruimen’ ca. 100 slakken (6 à 8 personen). Bedek de bodem van een kist met meel, leg de slakken er naast elkaar in en zet de kist afgedekt met een doek, op een koele plaats weg. Laat ze acht dagen uitsluitend meel eten, zonodig meel bijvullen. Zodra de uitwerpselen wit zijn, zijn de slakken klaar voor consumptie. Was de slakken en zet ze op met koud water, totdat ze allemaal 'zwemmen.' Voeg ui, circa tien kruidnagelen, knoflook, tijm, laurier, peper en zout toe. Kook ze ongeveer twee uur en laat pan met inhoud afkoelen. Maak slakkenboter van boter, knoflook en peterselie. Haal de slakken met een speld uit hun huisje. Laat een deel van de slakkenboter in de koekenpan smelten en warm de slakken hierin op. Voeg de rest van de boter toe en serveer de slakken met gesmolten boter op warme borden. Neem er lekker brood bij en een glas droge witte wijn maakt deze 'gourmand-maaltijd' af. Voor wie dit recept wil uitproberen: Slakken zijn vanaf het vroege voorjaar tot ver in de winter gratis af te halen bij Johanna. Staat er
Potstro 1 liter karnemelk, 100 gram grutten, een weinig zout. Doe de ingrediënten in de pan, breng het onder voortdurend roeren aan de kook en laat het 10 minuten zachtjes doorkoken. Opdienen met uitgebakken spek en stroop. Na het eten nog even uitbuiken en dan de dag zo onderhand afsluiten. Avondlied Natuur ligt in droomen verzonken het maantje blikt vriendelijk neer. En honderden sterretjes spieg'len zich zacht in het hekldere meer. Het windeke suist in de boomen en wiegelt de vogels in rust. Het bloemeke hult zich in loover door 't koeltje in sluimring gesust. Slaap zacht en geniet van de geneugten des levens.
Johanna
11
Gedichten uit het Hasselter Advertentieblad 1933 Uit de collectie van Maarten Hiemstra Hooibergen Viltkuil in brand Het was ‘s morgens kwart voor vijf, daar sloeg Hasselts bevolking de schrik om het lijf. In het noorden schijnt nooit de zon en toch was het rood aan de horizon. Eén hooiberg had daar vlam Gevat en dat was me een opschudding in de stad. Spoedig werden de brandklokken geluid en Hasselts motorspuit rukte uit. De burgemeester was afwezig, zoodoende moest de loco bezig. De motorspuit sloeg weldra aan en met ‘man en macht’ zou men blussen gaan. Maar verder dan aanslaan kwam het niet want water geven bleef uit, oh groot verdriet. Want wel werd elke veertien dagen het aanslaan gecontroleerd maar of de spuit water gaf werd nooit uitgeprobeerd. Wel had de brandtechnicus twee maanden gestudeerd in Apeldoorn, waar de motor was gefabriceerd. Het euvel bleek voor zijn brein onvindbaar, hij kreeg de motorspuit niet weer klaar. De loco liet toen Jan aanrukken doch deze mocht het evenmin gelukken. De toeschouwers zeiden, zeer terecht en niet zonder reden: ‘Roep hulp als er brand is maar niet heden.’ Nog enkele menschen, die wel eens een motor repareerden, gingen vergeefs hun krachten op de spuit proberen. Het vuur ging inmiddels zijn gang, voor dergelijke brandweer was het niet bang. Zoo zoetjesaan stond een twintigtal bergen in de brand en de gretige vlammen wonnen hand over hand. Het klokgelui galmde ten tweede male over de stad, de handspuit met bemannning ging op pad. Dra waren zij op het vlammenterein, de grimmige vijand moest en zou klein. Maar, oh, wat een ontnuchtering: de zuigbuis was in de werkverschaffing... Daar was men aan het waterpompen geslaan en de zuigbuis was door de gemeente afgestaan. Goede raad was nu heel duur, steeds verder voort woedde het vuur. De ‘leiding’ kwam erg in het gedrang, de loco werd zenuwachtig en bang. Hij gesticuleerde en schreeuwde luid: de halve brandweer moest op emmers uit. Die niet wou water dragen, zou de loco mores leeren, als de burgemeester thuis kwam zou die verbaliseeren. Spoedig liep men met emmers af en aan maar daarmee kwam de brand niet tot staan. Eindelijk dook er iets op in iemands brein: feite-
lijk was de brand op Zwollerkerspels terrein…. Zoo zoetjes aan waren drie kwartier verloren en nog had men Zwollerkerspel niets laten hooren. U moet weten, Zwollerkerspel en Hasselt hebben een contract, dat vermeldt dat Hasselt de brand aanpakt in het gebied, dat door Zwollerkerspel wordt beheerd maar ook dat Zwollerkerspel bij brand direct moet worden gealarmeerd. Iedere brandweerman had van dat contract een afschrift gekregen, toch heeft Hasselts brandweer drie kwartier gezwegen. De fout werd evenwel na een klein uur hersteld toen de brand aan Zwollerkerspel werd gemeld. Na twintig minuten traden vandaar vijf brandweerlieden met spuiten aan. Deze mannen, kloek en vastberaden, hielden de brand verder binnen de paden. Er werd wat hulp gerekwireerd en de namen werden genoteerd. Ook Zwollerkerspels burgemeester was dra present: ‘Zijn brandweerorganisatie verdiende een compliment.’ Zoo heeft Zwollerkerspel Hasselt geleerd, hoe de brandweer moet worden georganiseerd. De brandweer van Hasselt was op waterleiding ingesteld doch daarover zij hier nog het volgende gemeld: De waterleiding was al een half jaar maar brandslangen waren nog nooit beschikbaar. ’s Maandagsmorgens was het stadhuis te klein daar ieder van de partij moest zijn om brandweergeld te incasseeren. Wel vijftig man ging declareeren. Of er geld werd uitgereikt? Dat bericht heeft onze oren niet bereikt. Het wordt hoog tijd dat een einde aan de ‘Janboel’ geraakt en de zaak in orde wordt gemaakt.
12
Uit de Meppeler Courant: maart - juli 1959 Door J. Driesen, bewerkt door Hanny Becker Nu ook paasvuur Hoewel men in vorige jaren wel op Tweede Paasdag hier en daar een brandje zag, was het eigenlijke paasvuurbranden hier niet bekend. Op initiatief van postcommandant Nienhuis heeft de jeugd alles wat brandbaar was bij elkaar gebracht tot één grote paashoop. Toen deze op de avond van Tweede Paasdag werd aangestoken door de heer Nienhuis was er dan ook een grote belangstelling, vooral ook van de ouders. Het her en der vuurtje stoken was hiermee gedaan, de gehele jeugd was bij het paasvuur. Paasspel Vrijdag werd in het gebouw van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden door de grote kinderen van de zondagsschool onder leiding van mej. F. M. van Aartse een paasspel uitgevoerd. De heer M. J. Ampt, die een verhaal vertelde, leidde deze avond. Er was van de zijde der ouders grote belangstelling. Schipper te Hasselt verongelukt Zaterdagmorgen omstreeks kwart over zes ontdekte het personeel van de Hasselter Opslag dat iemand op de kade bij het Zwartewater lag. Het bleek de 66-jarige schipper J.B. Holt uit Rotterdam te zijn van het schip Nideck. Dadelijk werd een dokter ontboden, die constateerde dat de man was overleden, vermoedelijk ten gevolge van inwendige bloedingen. Vermoed wordt dat de schipper de avond tevoren van de steiger op de kade is gevallen. De kade, waaraan zijn schip gemeerd ligt, is namelijk alleen te bereiken via een twee meter hoger gelegen steiger. Schipper Holt was ongehuwd en voer met twee knechten aan boord van de Nideck. Uit de gemeenteraad: woningbouw Voor 1959 is slechts een toewijzing ontvangen voor acht woningen. Deze zullen worden gebouwd in twee blokken van vier en wel aan de Gennerstraat en achteraan de Prinsenstraat. Er is reeds vergunning tot openbare aanbesteding verleend. Voor de woningen, ontworpen door de technisch-ambtenaar van de gemeente, bedraagt de huurprijs f 10,30 per week. Tot een lagere huur kon men niet komen, tenzij men het woonpeil en de kwaliteit van de woning zou aantasten. De heer Reinders vond de huurprijs te hoog en vraagt of dit ligt aan het ontwerp. Bij deze huren wordt de krotopruiming moeilijker. Is het niet mogelijk iets goedkopere woningen te bouwen, zodat de bewoners van bouwvallige huizen in de binnenstad niet zo’n gro-
te huurverhoging krijgen bij verhuizing naar de nieuwbouw, zo vroeg hij. Van vorige nieuw gebouwde woningen was de huurprijs lager. De voorzitter lichtte toe, dat de bouwkosten sinds 1953 aanzienlijk gestegen zijn, terwijl vorige jaren meer woningen van verschillende types werden gebouwd. Na uitvoerige discussie over krotopruiming werd zonder hoofdelijke stemming besloten, een krediet van maximaal f 105.000 beschikbaar te stellen voor deze bouw. Tonnen verdwijnen langzaam De reinigingsrechten werden van f 4.- op f 5.- per jaar gebracht. De tonnenbelasting van f 3.- op f 7,50. Deze laatste wordt door de huiseigenaren betaald. Volgens de door de minister gegeven richtlijnen, moet worden getracht de kosten uit de belasting te dekken. In dit geval zou dat f 12.- per ton worden, welk bedrag B en W te hoog vinden. Het aantal tonnen bedraagt thans 190, terwijl er in 1950 nog 400 tonnen waren. Wanneer de riolering voltooid is, zal dit aantal aanzienlijk minder worden. Aanbesteding woningbouw Door de gemeente is een achttal woningen aanbesteed. Het werk is gegund aan de laagste inschrijver, de fa. Riezebos en v.d. Pol uit Genemuiden voor een bedrag van f 102.822.-. Deze firma bouwt hier thans ook de Landbouwhuishoudschool. Serenade Hasselts Fanfare Hasselts Fanfare is de vereniging, die elk gebeuren muzikaal opluistert. De Hasselters doen veel voor deze vereniging, gezien onder andere de korte tijd die nodig was, om het benodigde geld voor uniformen bij elkaar te krijgen. Bij jubilea en dergelijke wordt Hasselts Fanfare uiteraard verwacht. Dit keer werd een serenade gebracht aan de heer D.J. Schoemaker, vanwege het feit dat hij 25 jaar lid is van de commissie van toezicht. Het komt vaak voor, dat dergelijke commissies weinig met de gang van zaken binnen een vereniging te doen hebben. Zonder het bestuur van Hasselts Fanfare af te vallen, kunnen wij toch zeggen, dat deze commissie haar diensten nogal eens aan de vereniging gegeven heeft, zowel wat betreft het financieel beheer als bij organisatorische kwesties. Bijeenkomst Plattelandsvrouwen Dinsdagavond sprak op de bijeenkomst van Platte-
13 landsvrouwen dokter Nienhuis over ‘De vrouw in de overgangstijd.’ De lezing werd door de dames met aandacht gevolgd, terwijl er nadien nog enkele vragen werden gesteld. MevrouwBrinkman-Melenhorst bracht verslag uit van de provinciale vergadering in Almelo. Men besloot om op 27 mei een reisje te maken naar Terschelling. Avontuurlijke meisjes Twee dochtertjes van de familie B. te Hasselt gingen maandagavond uit school niet naar huis, maar besloten hun vader, die in Lelystad werkt, eens op te zoeken. Toen de kinderen van 12 en 13 jaar oud, niet op tijd thuis kwamen, werd men natuurlijk ongerust. Er werd navraag gedaan en overal gezocht. Tot laat in de avond is men hiermee bezig geweest, tot er een telefoontje van de politie uit Kampen kwam dat de kinderen daar zaten. Zij waren niet verder gekomen dan Kampen en daar door de politie opgemerkt en daarmee kwam een einde aan een verre reis... De heer J. v.d. Velde koninklijk onderscheiden Op het directiekantoor van de N.V. Hellenthal-Vos werd door burgemeester M. H. Malcorps aan de heer J. v.d. Velde de bronzen medaille, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau, uitgereikt. De heer v. d. Velde is meer dan 40 jaren in dienst van bovengenoemd bedrijf. Volgende week zal de directie het personeel ter gelegenheid van deze onderscheiding een feestavond aanbieden. Eerste zomerconcert Het eerste zomerconcert in het Van Stolkspark werd dinsdagavond gegeven door blokfluitclub ‘De Woudklank’ en het meisjeskoor ‘Looft den Heere’ onder leiding van de heer van Hooikammer. Ondanks het minder mooie weer was de belangstelling goed. ‘t Meuntje pacht gehele Dedemsvaart Hengelaarsvereniging ’t Meuntje vergaderde in café J.O. v.d. Vegte. Besproken werden o.a. de plannen voor het visseizoen. Op zaterdag 6 juni is de eerste competitiewedstrijd. De volgende twee zijn op 4 juli en 26 september. De hengelaarsverenigingen uit Coevorden, Dedemsvaart, Balkbrug, Den Hulst, Zwolle en Hasselt hebben de gehele Dedemsvaart gepacht en een pootvisfonds opgericht. Het ledental van deze verenigingen bedraagt tezamen 2400. Scholieren maakten fietstocht Onder leiding van het hoofd der
school, de heer Ampt en mevrouw Ampt, brachten 30 leerlingen van de openbare school een vierdaags bezoek aan de Veluwe, waar overnacht werd in een jeugdherberg te Oldebroek. Begunstigd door het mooie weer kon elke dag een fietstocht worden gemaakt. De leerlingen van de hoogste klassen der Nederlands Hervormde School maakten met een tweetal bussen een reisje naar Twente. Luchtdrukketel explodeert Dinsdag sprong in de machinefabriek van de firma R. te Hasselt een luchtdrukketel uit elkaar. Drie personen liepen min of meer ernstige verwondingen op. In totaal raakten drie personen gewond. Eén van hen moest, omdat zijn ogen waren geraakt door vallend en rondvliegend glas, naar het ziekenhuis worden overgebracht. De tweede werd door een stuk ijzer getroffen, terwijl de derde persoon, die op het moment van de explosie op een ladder stond te werken, waarmee hij omviel, de heup beschadigde. Er ontstond een grote ravage. Oranjefeesten te Hasselt Voor de eerste avond van de Oranjefeesten in het Van Stolkspark was goede belangstelling. De voorzitter van de vereniging, de heer M.J. Ampt wees er in zijn openingswoord op, dat dit een Oranjefeest is. Met dit feest gedenken wij ook onze aanhankelijkheid en liefde voor het Huis van Oranje. Mochten wij nog weleens van mening verschillen, in onze liefde voor het vorstenhuis zijn wij één. Aan deze eerste avond, die werd aangekondigd als ‘kunst van eigen bodem’ werkten alle plaatselijke muziek-, zang- en gymnastiekverenigingen mee, in ’t geheel een achttal. Het was een mooie avond en een goed begin van de feestelijkheden, welke nog tot vrijdagavond met een concert door de muziekvereniging ‘Wilhelmina’ uit Heerde, voortduren.
14
Asselt in vrogger joarn: belèvenissen van een bakker Het verhaal van Herman Sterken, genoteerd door Annie van Dijk In Asselt, achter de karreke bin’k geboorn op 04-08-1924 as vierde kind in een gezin van zes kinders. Ik ad drie bruurs en twie zusters. Mi-jn vader was köster in de grote karreke op de markt. Wi-j mossn nogal ies met-ellepm en doar e’k nog een eel gevoarlijk aomtuur belèèft. Op een goeie, zeg maar liéver kwoaie dag mos ik met mi-jn va met noar de zolder van de karreke. Det was jacht want det a’k nog nooit met-emaakt. Toen mi-jn va dan ok effm noar benèèdn gunk maakn ik de deure noar ’t dak lös en kreüpe in de dakgeüte. Maar doar a’k mi-j mooi met vergallepoerd want deurdet de zunne op ’t zink skèèn was de geüte glunig iete en tut oavermoat van ramp ad mi-jn moe mi-j ok nog ezien zodet t’r nog een flinke portie moppers en vaste ok wel een smeer umme mi-jn kop veur mi-j bi-j kwamp a’k weer in uus kwamme. Mi-jn va was ok bode veur ’t Grune Kruus. A’j doar lid van waarn dan kostn det twie kwàtties in ’t joar. Ik mosse altied ’t geld op-ààln en det gink bi-j een eleboel gezinn met een stúver in de wèke. Ik mosse det op een kaartien met vakkies ofstrèèpm. Doar wa’k dan ok nogal effm zute met veurdet alles ofbetààld was. Noa mi-jn skóéltied bin’k as bakkersknechien begunn te wàrrekn
bij de Coöperatie in de Reëngboagstege. Bakker worn, det lèèk mi-j wel wat. Misskien kwamp det ok wel umdet Bakker Buskus oaste stief noast ons woondn en ’t reük doar altied zo lakker. Det bakkertien, want ’t was maar een klein keerltien, was oaste te eerlijk in zien bissenis as bakker. IJ was altied maar bange det e de mensn te kört deed. Ik mosse dus met de broodkarre in Asselt ventn en later met de transportfietse met de grote bakkersmande veurop de boer op. Now, doar e’k nog wel ies ’t ien en ander met belèèft, det kan’k oe wel vertellen. Op d’Oong Barg was allenig maar een mul zandpad. Det nuumm ik altied bakkersverdriet en a’j doar met die grote fietse deur mossn dan kwamm d’r wel spierballn an te passe. Mar met sni-j of reëng was’t ok oaste niet te doen. Ardbevreurn karrespoorn onder de sni-j was nog àrreger. Op een dag kwam ik bi-j een boernfemilie, woar ze net an ’t biebellèèzn waarn. Et was Psalm onderdneëngtiene? Ik wachtn netties zowat een allef uur tut de boer uutelèèzn en kloar was met dankn en toen reüp de boerinne: ‘Bakker, ik eb vandage niks neudig!’ Wat a’k toen bi-j mi-jzellef edacht ebbe en misskien ok wel ard-op ezegd, det zal wel niet völle moois ewest wèèn. Op een goeie dag besleüt ik umme de fietse àrregens teëng een ekke an te zetten en met ’t kleine broodmàndtien deur ’t land noar een boerderi-je
te loopm. Maar ik ad gien rèkige oaln met een paar peerdn, die doar in ’t land liepm en toen a’k weer terugge kwamme bi-j de fietse addn die rotpeerdn zowat d’ele broodmande leeg evrèètn. Ik dache da’k goochem ware maar die peerdn waarn nog völle goochemer. An de Dedemsvoart ekomm mos ik met een boot oavervaarn want anders mos ik wel een uur umme fietsen veur een paar broodn. Bi-j de coöperatie wàrktn ok een broodventer, Kiek in de Vegte ietn die, en die ventn altied met peerd en waang. Die waang det was een soortement van tentwaang. De peerdn stunn in de reëngboagstege in een peerdestal. Zie waarn ardstikke mak en zinnig. Echte goedzakkn waarn ‘t. Kiek in de Vegte ventn altied in Mastenbroek en langs de Zwolse diek. (A’k mi-j goed erinnere is e nog een keer met barre slecht weer, in de weterink terechte ekomm met waáng en al.) Op een keer, toen e met vekantie was, mos ik maar veur em ventn met peerd en waáng. Ik adde det nog nooit edoan maar ik wol ’t wel prebeern. Nao de leste boer an de Zwolse Diek dach ik: ’Oe mu’k now in vredesname weer in Asselt komm want ie konn doar met gien meugelijk-eid keern met peerd en waang. Ik klömme weer op de waang en de peerdn liepm vrolijk varder richting Zwolle. Ik oem niks te doen want toen as ze oaver ’t sluussien waarn, in Frank-
In de twiede wereldoorlog stund de Mastenbroeker polder onder water. Zo mossn de Duutsers flinke natte vóétn krieëng zodet ze d'r wel wegblèèm. In neëngtien twie of drienveertig is disse foto emaakt van broodventer Kiek in de Vegte middn in die polder. 't Brood mos bezörgd worn al snap ie niet oe of det altied goed gingk. Misskien was det ok wel niet zo en lag 't ele span wel ies in iene van de völle weteringn die a'j doar emm.
15
Arreman Starkn as jonge bakkersknecht achter de broodkarre van de coöperatie. uus, naamm ze de drei en klepperdn vrolijk weer op Asselt an. Ik wusse niet det ze doar altied keern mossn maar de peerdn wussn ’t gelukkig wel. Ik ad weer wat eleerd. In d’oorlog e’k nog een paar daang onder-edeükn ezèètn in ’t armuus, det oaste pal teëngoaver ons uus stund en later nog een tied in Twenthe. Ik ad toen al verkerige met Co Westrik, een skippersdochter en 14 Januari 1948 binn wi-j etrouwd. Van Bakker Woelderink e’k toen de bakkeri-je oaver-enöm umdet zien zönne, Egbert Woelderink, de organist, gien bakker wol worn. Die bakkerswinkel annex bakkeri-je was op d’Oogstroate. Op een aomd zaatn mi-jn vrouw’ en ikke in de kamer noa een dag ard warrekn toen wi-j vollek d’ achterdeure in eurdn komm en de winkeldeure weer uutgoan.
Wi-j kèèkn menare an en zeidn: ‘Wat was det now in vredesname?’ Tutdet wi-j d’r achter kwaamm det de bewoners van d’Ofstroate de gewoonte addn umme deur Woelderink zien uus en winkel te loopm as ze wat neudig waarn van een winkel op d’Oogstroate. Toen a’k an iene van die vrouwm vreuge wat of det te betekenn ad zei ze: ’O, ik mosse nog effm veur een bosskop noar ‘Goldn Gesien’ en wi-j loopm dan altied binndeur. Woelderink vund det best en det doen wi-j dus ok maar bi-j oe.’ ‘Ei ’t ooit zo zolt egèètn?’ zei ik teëng mi-jn vrouwe. Zie was een keer ’s oams allenig in uus toen ze in de keükn een köppien koffie wol maakn en toen ze ’t licht an deud stund t’r een keerl in de keükn. Zie skruk zo alderbàssnd det ze metiene een ende maaktn an die rare gewoonte en d’ achterdeure ’s oams bij-tieds op slot
deud. Wi-j waarn doar niet van gediénd, det snap ie zeker wel. Teëng Suntekloas staldn de bakkers altied snuperi-je uut veur ’t kamerraam noast de winkel maar dan vreur ’t vake zo ard det wi-j een paar tessies met glunige keülties d’r in veur ’t glas mossn zettn umme de roete te ontdooin, zodet de mensn konn zien wat t’r in die provisorische etelage uutestald lag. Toaipoppm, sukersuntekloas, sukerbiestn en börstplaties in allerlei kleurn. Netuurlijk verkochtn wi-j ok de ‘Asselter kuukkies’, zoas Asselter juffers en skoapekuukkies. Maar ok de donkere strooptoaie was àrreg in trek. Wi-j emm tut an ons pensioen de winkel en de bakkeri-je ad en doarnoa binn wi-j in de Ofstroate terechte ekomm woar wi-j nog altied met völle plezier woonn. Dit waarn wat belèvenissn van een bakker in vrogger joarn.
16
Schippers op het kanaal de Dedemsvaart Door Minie Buit-Zielman (met dank aan Hannie van Haarst-Ubels voor de verhalen en foto’s) De familie van Haarst aan de Lichtmis behoorde tot één van de laatste schippers van de Dedemsvaart. Hun schepen, de ‘Mercatura’ 1, 2 en 3 waren bekende verschijningen op de vaart tussen Nieuwleusen en Hasselt. Derk van Haarst trouwde met Klazina Hendrika Bloemberg in 1914 te Nieuwleusen. Na de huwelijksvoltrekking ging het bruidspaar aan boord van hun zeilschip ‘De Koophandel’, een schip van ongeveer 30 ton, waarmee de kost mee werd verdiend, ondermeer met het vervoer van zand en grint voor Union bouwmaterialen in Nieuwleusen. Het zand moest met de handbeugel gebaggerd worden uit de Vecht naar het ruim van het schip. Sintels werden vervoerd vanaf de gasfabriek in Zwolle. Daarna legden de schippers van Haarst zich toe op de turfvaart. De zaken gingen goed en er werd een schip bijgekocht. Toen er kinderen kwamen werd er voor gekozen om vrouw, de twee zoons Willem en Gerrit en dochter Hendrikje aan de wal te laten blijven. Aan de Lichtmis werd woonruimte gezocht. Eerst in een woonark, daarna in een noodwoning. Het volle schip met turf werd ook bij de Lichtmis afgemeerd en Klazina verkocht de turf aan de boeren in de omgeving. Derk ging dan zelf met het andere schip weer een nieuwe vracht halen. Het waren toen nog zeilschepen. Van Haarst was één van de eerste schippers, die een motor in het schip liet bouwen. In 1933 schakelde men over op de passagiersvaart en werd het schip ‘De Koophandel omgebouwd voor
passagiersvervoer. Er was nog een schip: ‘De Twee Gebroeders.’ Wat er tijdens de oorlog gebeurd is aan de Lichtmis en met de schepen van Van Haarst, daar wist Hannie weinig van. Zij kende de familie van Haarst toen nog niet. Maar er moet heel wat gebeurd zijn. Er zijn bombardementen geweest, er is gevochten en de omwonenden zijn uit hun huizen verdreven aan het eind van de oorlog. Hannie herinnerde zich dat haar man nachtmerries had van een zwaargewonde man, die naar het ziekenhuis was gebracht na een bombardement op de Lichtmis. Omstreeks 1950 had Derk van Haarst het schip van de Graaf in Dedemsvaart gekocht en het ‘Mercatura 3’ genoemd. Gerrit en Hannie namen het schip over toen ze trouwden in 1951 en ze vervoerden er zand, sintels en turf mee. Daarna werd het schip omgebouwd voor de pleziervaart. Voor de pleziervaart in het toeristenseizoen werd het schip aangepast. Er kwam een vlakke vloer onderin het schip en bovenop zorgde een opbouw er voor dat passagiers buiten konden verblijven. Buiten het toeristenseizoen werd er weer gewone vracht gevaren. Willem van Haarst en zijn vrouw Jacoba Duizendstra gingen varen op de ‘Mercatura 2.’ In de 50er jaren had de firma zelfs drie passagiersschepen: ’Mercatura 2 en 3 en salonboot ‘De Tourist.’ Men verzorgde plezier- en rondvaarten voor scholen en verenigingen vanaf de Lichtmis naar het merengebied in NoordwestOverijssel. De Mercatura 2 en 3 konden elk zo’n 110 passagiers aan boord hebben, ‘De Toerist’ maximaal 80 personen. In die tijd was er werk genoeg.
Vanuit het hele land werden er passagiers vervoerd, ondermeer vanaf Zwolle naar de Heilige Stede bij de R.K. Kerk in Hasselt. ‘Mercatura 3’ bleef tot 1964. De firmanaam was ‘Toeristenbedrijf D. van Haarst en zn. Rondvaart Lichtmis.’ In de tijd dat Derk en Klazina al met pensioen waren, moest in 1969 hun woning aan de Lichtmis gesloopt worden voor de komst van een viaduct. Daarop kochten ze een woning aan het Rakje onder de rook van Hasselt aan de Dedemsvaart. Het echtpaar mocht er in 1974 hun 60-jarig huwelijk vieren. Hun zonen Willem en Gerrit zetten het rondvaartbedrijf voort. Het plakboek van Gerrit en Hannie van Haarst geeft een goede indruk hoeveel plezier hun gasten aan de tochten beleefden. De reizen bleken goed georganiseerd te zijn en het echtpaar was gastvrij. In 1956 was er een reisje met een schoolklas van O.L.S Willemsoord vanaf de Lichtmis naar Arnhem gedurende acht dagen. Het was al het vierde jaar dat de school met de oudste leerlingen en het echtpaar van Haarst en hun ‘Mercatura 3’ op vakantie gingen. Uit het dagboek over de reis naar Arnhem blijkt dat de kinderen een onvergetelijke vakantie beleefden. Over de Dedemsvaart werd via het Zwartewater naar Zwolle gevaren en vandaar via de Willemsvaart en de IJssel richting Apeldoorns kanaal bij Hattem. Onderweg werden alle dagen uitstapjes op de wal gemaakt. Zo werd in Vaassen de fabriek N.V Industrie bezichtigd. In de kantine van de fabriek waren mooie muurschilderingen van Jan Dekkers. Aangekomen op de Rijn bij Arnhem zagen ze één van de mooiste
17 gedeelten van de tocht: van Arnhem naar Doorwerth. Hoewel de verwoestingen van de slag om Arnhem nog goed te zien waren, kon ook een bezoek gebracht worden aan kasteel Doorwerth. Daar was destijds het Airborne museum in ondergebracht. Ook het kasteel had zichtbaar geleden van het oorlogsgeweld. Vanuit Renkum ging de groep met een bus naar Rhenen, waar ze een bezoek brachten aan de begraafplaats op de Grebbeberg, waar veel gesneuvelde Nederlandse soldaten begraven liggen. De volgende dag werd de terugtocht aanvaard en werd de kade in Deventer aangedaan. Op de Brink in het centrum van de stad trad die avond circus Schneider, dat geheel uit lilliputters bestond. Op de laatste dag werd in Zwolle het Provinciaal museum bezocht. Daar maakte met name de mummie indruk. Aangekomen bij de Lichtmis werd er uitgebreid afscheid genomen van Gerrit en Hannie van Haarst en ging het op de fiets terug naar Willemsoord. Naarmate het autogebruik meer inburgerde werd het werk qua rondvaarten minder. In 1968 werd steilsteven m.s ‘Johanna’ gekocht van Van Berkenpas uit Friesland. Omdat de Dedemsvaart dicht ging voor scheepvaart, moest er een groter schip komen en dat werd in 1972 gekocht in Kerkdriel: ‘De Gerjo’, voorheen ‘Catharina’, in 1925 gebouwd bij Patje en zn. te Waterhuizen. Daarmee werd tot 1979 zand gevaren vanaf Deventer. Het thuisadres van ‘Gerjo’ bleef Lichtmis Nieuwleusen. De schepen ‘Johanna’ en ‘Gerjo’ waren voor reparatie en onderhoud bij de smederij van Egbert Doorn aan de Brouwersgracht in Hasselt. Ze hadden goede herinneringen aan Egbert: vonden hem een fijngevoelig mens en een goed vakman. Gevraagd naar herinneringen aan bijzondere gebeurtenissen in hun
Schippersfamilie van Haarst, bekend van o.a. de Mercatura 1, 2 en 3. leven, herinnerde Hannie zich de Watersnoodramp in 1953 nog goed. Ze lagen toen met hun schip aan de Lichtmis. Overdag waren de mannen nog op de fiets naar Zwolle geweest om te informeren naar vracht. Toen ze terug kwamen hadden ze niet hoeven te trappen op de fiets: de wind woei ze naar huis. Het water in de Dedemsvaart was dusdanig onrustbarend gestegen dat het schip de wal op dreigde te drijven. Door de touwen steeds meer ruimte te geven, konden ze dat voorkomen. Daarbij was het vrieskoud. Ze probeerden de kachel aan te houden, maar het vuur kwam door de orkaan de pijp uit. Eveneens in het geheugen gegrift was in 1955 een schoolreis van O.B.S. Willemsoord langs de steden van de Elfstedentocht. Op de
terugweg bij Ossenzijl werd het schip overvallen door een windhoos. Het schippersechtpaar, begeleiders en kinderen hadden het als een nachtmerrie ervaren maar gelukkig was het goed afgelopen, zonder persoonlijke ongelukken. Het schip raakte wel beschadigd. In de strenge winter van 1963 hadden ze drie maanden stil gelegen met hun schip aan de Lichtmis. Gerrit en Hannie hebben gevaren tot 1979 en daarna nog twee jaar gewoond in het huis aan het Rakje, het huis van zijn ouders. Daarna zijn ze verhuisd naar Rouveen, waar ze zich thuis voelden en samen nog goede jaren hebben mogen beleven.
Mercatura 3 via het Zwartewater op weg naar de Lichtmis.
18
Werven in Hasselt: van Brussel aan de Industrieweg Door H. van Brussel Onze vader, in 1908 in Hasselt geboren, kreeg na het verlaten van de openbare lagere school een baan bij de toenmalige wasfabriek aan de Buiten Enkpoort van de familie van Aller. De heer ir. G. van Aller (senior), scheepsbouwkundige, leerde zo vader kennen. Onder toezicht van ir. Van Aller (sr.) begon vader een meerjarige schriftelijke scheepsbouw studie bij de ‘Leidse Onderwijsinstelling, die hij met succes beëindigde. In 1931 trouwde hij moeder, dochter van schipper Bulthuis uit Hindelopen, eigenaar van een zeilend binnenvaartschip. Vaders schoonvader had al langer aan een sleepboot gedacht, ook om onafhankelijk te zijn van de wind. In de familie ontstond het idee om met vaders kennis zelf een sleepboot te bouwen. Met ondersteuning van de (schoon-)familie werd een kleine eenvoudige ijzeren werkloods, bestaande uit golfplaten met spanten direct aan de overkant van het Zwartewater tussen de betonfabriek Ekkelboom en de nu vervangen oude ‘lange brug’ overgenomen. Ik herinner me nog goed het kleine kantoortje dat zich gedeeltelijk boven het water bevond. Bij hoog water klotsten de golven onder de vloer. Het plan een eigen sleepboot te bouwen kon daarmee in praktijk worden gebracht. Daar de loods te klein was om binnen te beginnen werd de bouw aan het einde van het grondstuk richting brug voor het einde van de rietkraag opgezet. De sleepboot, ca. 10 meter lang met steilsteven en typische overhang achter werd uit ijzer
geklonken. De Kromhout gloeikop dieselmotor werd met behulp van Kromhout personeel ingebouwd. De betimmering werd zelf uitgevoerd. Na de tewaterlating en het in de vaart brengen werd een tweede boot, voor een broer van schoonvader gebouwd. Tot de oorlog werden nog enkele kleinere boten gebouwd, onder anderen een vlet met kajuit, ca. 5 meter lang, die als duwboot (opdrukker) voor een binnenvaartschip dienst zou doen. Echter, twee broers van de familie Wiersema uit Apeldoorn, die regelmatig bij ons op bezoek kwamen, zagen de vlet en kwamen op het idee de boot over te nemen en in zeilboot te veranderen. Er werd onder andere een kiel aangebracht en later een bun ingebouwd voor een buitenboordmotor. De boot werd naar Apeldoorn gebracht en daar van een mast (boom uit het bos) en lange boegspriet voorzien. De vlet werd tijdens de oorlog ondergronds in een groot overdekt gat in de tuin bij het huis verborgen. Vader werd tijdens de oorlog een paar keer opgepakt en gedurende langere tijd naar verschillende werkkampen in Duitsland gebracht. De twee voornoemde sleepboten werden door de Duitse bezetter in beslag genomen. De sleepboot van oom werd wederom als oorlogsbuit in beslag genomen door het Russische leger en na de oorlog in Moskou teruggevonden. Onze oom werd tijdens de Russische krijgsgevangenschap communistisch beïnvloed en had zodoende ‘partij-kennissen’ in Rusland. Met behulp van deze mensen gelukte het hem na de oorlog de sleepboot naar Nederland terug te halen. De eerste jaren na de oorlog was er veel werk te doen
om de tijdens de oorlog verdwenen roei(bij-)boten van de binnenscheepvaartschepen te vervangen. Deze bootjes (vletvorm) met voor en achter een gesloten luchtkast werden uit ijzer geklonken, later gelast. Door plaatsgebrek waren andere werkzaamheden nauwelijks mogelijk, zodat een grotere loods nodig was. Deze werd in 1947 gebouwd. Het metselwerk werd door onze grootvader, Harm van Brussel, uitgevoerd. Spanten en dergelijke werden uit gebruikte stalen profielen gemaakt en als dakbedekking dienden gebruikte dakpannen. De loods, de eerste aanbakboord van het Zwartewater, gezien vanaf de brug, staat er nog steeds. Eén van de eerste grotere opdrachten kwam via Huisman, de vader van de later beroemde Wolter Huisman aluminium jachtbouw in Vollenhove, toen nog in de Ronduite. Een circa 10 meter, stalen rondspant motorjacht voor een fabrikant uit Meppel. Naar ik meen een van Lent-ontwerp. Dit schip werd technisch vaarklaar afgeleverd. De betimmering en het schilderwerk werden op de Huismanwerf in Ronduite uitgevoerd. In de loop der tijd werden verschillende schepen gebouwd, onder andere het zeilschip ‘Delta V’, een delta-vormig onderwaterschip met een ondiepe aangezette dooskiel. Het idee achter de Deltavorm was dat de waterverplaatsing bij het zijdelings overhellen tijdens het zeilen nagenoeg constant bleef. Het aangehangen roer was dubbelwandig en had een slanke druppelvormige doorsnede. Later werd een groter zusterschip van circa 11 meter lang, gebouwd. Met dit schip wordt nog steeds gezeild. Opmerking: later kwamen er in Nederland zeilschepen met
19 een soortgelijk onderwaterschip (namaak?) op de markt. In de jaren vijftig lagen twee grote stalen vletten als sleepboten op stapel met constructieve medewerking van ir. G. van Aller (sr.). Bijzonder daaraan waren de geïntegreerde schroeftunnels in de achtervlakken van het onderwaterschip. Eén van de vletten heeft onder anderen na de watersnood in Zeeland dienst gedaan. Voor de binnenvaart brak de inbouw van motoren aan ter vervanging van opdrukkers en zijschroeven. Voor het hijsen van de motoren werd een zelfgebouwde vaste kraan met giek, opgesteld. Verder ontwikkelde zich de reparatie van motoren en pompen van zuigerbaggers. Voor uitbreiding van motorenreparatie werd de naastliggende loods van de fa. de Jager overgenomen en uitgebreid. Het personeel bestond intussen uit zes man. Daarnaast werd vader, mede door de inmiddels verworven praktijkkennis van scheepsmotoren, bij de ‘Eensgezindheid tot Onderlinge Verzekering van Schepen’ in Hasselt, nu EFM in Meppel, tot taxateur van motorschade benoemd. Er werden verder motor- en zeiljachten gebouwd, waaronder een rondspantmotorjacht van circa 12 meter. Dit schip was voor een Duitse opdrachtgever. Uit diens kennissenkring kwam daarna een opdracht voor een Yawl van 14 meter, naar een ontwerp van de bekende Engelse ontwerper Buchanan. Voor de rondspantvorm bedacht vader een speciale machine met e-aandrijving om de staalplaten in vorm te brengen. Deze werd (natuurlijk) zelf gebouwd en werkte! Voor het baggerbedrijf Boltje werd een aantal houten vletten technisch vaarklaar gemaakt om in Brazilië dienst te doen bij baggerwerkzaamheden. Een groot karwei, dat begin 1960 volgde, was de ombouw van de stoomsleepboot ‘Kormoran,’ circa
35 meter lang. De aandrijving door stoommachine met ketel moest daarbij worden vervangen door twee dieselmotoren van elk 1500 pk. met keerkoppelingen en toebehoren. De stoomketel werd aan een kwekerij in Mastenbroek verkocht. Aanpassing van schroefinstallaties en roeren aan de waterlijn gebeurde, naar ik meen, op de werf van Geertman in Zwartsluis. De motoren uit een mijnenveger van een Duitse nachtclubeigenaar uit Hamburg werden naar Hasselt overgebracht. De Hamburger wilde het schip na demontage van motoren en toebehoren naar Hamburg terugbrengen om het daar op een werf te laten ombouwen tot een drijvende nachtclub in Zuid-Frankrijk. Zijn plan liep op een mislukking uit omdat de Duitse werf tijdens de ombouw failliet ging en het schip verloren ging als inboedel van de eigenaar. Na een succesvolle proefvaart en de overdracht van de voormalige sleepboot ‘Kormoran’ aan de opdrachtgever, werd deze voor zeetransport naar Rotterdam gebracht en op een vrachtschip geladen. De sleepboot zou bij baggerwerkzaamheden in het zuidelijk gedeelte van de Straat van (toen nog) Mallaka dienst doen. Vanwege de sterke stromingen daar was
veel machinaal vermogen vereist. In de jaren zestig deden zich weer vele wijzigingen voor in de vrachtscheepvaart. Zo werden oude dieselmotoren in binnenvaartschepen vervangen door nieuwe, sterkere motoren te vervangen en werd het laadvermogen opgevoerd door de gangboorden op te hogen. Daarnaast groeide de belangstelling voor de toeristische watersport. Voor een fabrikant (fa. Moba) uit Barneveld werd een rondspant motorkotter van 12 meter gebouwd en voor de oudere van de voornoemde broers Wiersema een 2-mast kotterzeilschip van 12 meter lang. Later werd dit zeilschip bekend als ‘de Jonge Leendert’ uit Nijkerk omdat het naar de ideeën van de opdrachtgever ontworpen en gebouwd was. Er kwamen overigens vaak klanten met eigen ideeën voor een nieuw schip, die dan bij het ontwerp werden meegenomen. Zo werd naar eigen ontwerp in 1963 een knikspantzeilschip van 7.45 meter lengte gebouwd. Van dit type schip werden er onder anderen drie aan West-Berlijn geleverd. Het transport van twee schepen werd verzorgd door de Hasselter firma v.d. Berg. Om bijvoorbeeld door het toenmalige Oost-Duitsland te mogen rijden, was er veel rompslomp om
20 in het bezit te komen van diverse vergunningen. Talloze controles onderweg zorgden er voor dat een transport meestal veel langer duurde dan gepland. Het derde schip werd dan ook door de klant zelf opgehaald en op eigen kiel via waterwegen naar Berlijn gevaren. Voor een jonge Duitse klant werd dit knikspantontwerp voor een wereldreis aangepast met een diepere kiel, meer ballast en constructieve versterkingen. Gedurende zijn wereldreis kregen wij af en toe kaarten uit verschillende landen. De laatste kaart kwam uit Vancouver in Canada met de mededeling dat hij het schip daar wilde verkopen en het verzoek aan mijn vader een soortgelijk schip te tekenen maar dan als dubbelknik en 13 meter lang. Dit schip werd ook gebouwd en hij ging daarmee weer op wereldreis. Na terugkeer naar Nederland lag het schip in thuishaven Hindelopen. In de tweede helft van 1960 volgde van bovengenoemde fabrikant (Moba) een langdurige opdracht voor de bouw van een reeks knikspant motorboten (10-12 meter), die technisch vaarklaar moesten worden afgeleverd. Het aftimmeren en dergelijke volgde elders. Dankzij zijn sociale instelling dienden deze motorboten als kosteloos recreatie- en vakantieverblijf voor zijn personeel. In samenwerking met ‘Moba’ werd ook een boot voor een technisch experiment, varend met een soort waterstraalaandrijving, gebouwd. Er werd mee gevaren maar het idee werd echter niet verder ontwikkeld. Achteraf gezien ontstond door deze en navolgende opdrachten afhankelijkheid van deze firma. Het gevolg was, dat voor het uitvoeren van andere opdrachten geen gelegenheid en
tijd meer was. Dit werd duidelijk merkbaar toen de Moba-eigenaar plotseling stierf en zijn bedrijf in andere handen overging. In 1973 werd vader 65 en dus pensioengerechtigd, maar ophouden, nee! Zijn werk was zijn hobby maar rijk is hij er niet van geworden. Naast motorenreparatie, waarin zoon Hans gespecialiseerd was, ging vader verder door voor eigen rekening en risico motorjachten te ontwerpen voor toevallige kopers, die dan ook kwamen. Verder kwamen er nog af en toe opdrachten om kleinere binnenvaartschepen om te bouwen voor recreatief gebruik. In de tweede helft van 1980 was de laatste opdracht de bouw van een zeilschip, 8.50 meter lang, naar Zwitsers ontwerp voor een Nederlander, die aan het meer van Geneve woonde. Dit schip werd technisch vaarklaar afgeleverd en door de klant via de Rijn tot aan de waterval van Schaffhausen gebracht. Transport naar het meer van Geneve verliep van daaruit verder via een vrachtauto. Een jaar later kreeg vader bericht dat het schip het goed deed en intussen bij de Canarische eilanden aangekomen om de oversteek via de Atlantische oceaan naar de Carabische zee te maken. Na een
lange zeiltocht langs de eilanden kwam de eigenaar met het schip terug naar Hasselt om elders in Nederland een thuishaven te zoeken. Langzamerhand kwam er een einde aan de werkzaamheden, ook omdat het ‘stampersoneel’ met pensioen was gegaan. Daarna werd de werkplaats nog korte tijd verhuurd. Door toenemende dementie bij moeder nam vader meer en meer huishoudelijke plichten over. Na een ziekenhuisopname werd moeder in het Zwolse ‘Zandhove’ opgenomen, waar vader haar elke avond bezocht. Hij ging alleen nog naar de werkplaats om ’s middags op kantoor samen met een oom en een oude vriend tijdens knutselwerk en koffie drinken meestal vrolijke gesprekken te voeren. Dat was gezellig! Helaas kwam daar eind 1997 een einde aan toen de erfpacht op de grond, waar de werkplaats stond, door de gemeente werd opgezegd. Vader kreeg het ook steeds moeilijker toen moeder in 2001 overleed. Zelf kreeg hij steeds meer last van zijn benen, waardoor lopen steeds moeilijk werd. Maar hij werd niet humeurig van en maakte nog altijd grappen. Korte tijd was hij bedlegerig en hij stierf in april 2002, 94 jaar oud.
21
Diplomatiek Hasselt wint strijd om aanleg kanaal Door Marja Montanje Voor de geschiedenis van Hasselt was 16 maart 1809 een bijzondere dag. Er was hoog bezoek: de koning van de Nederlanden kwam op bezoek. De economische consequenties van dit bezoek waren groot want de koning gaf toestemming voor het graven van het kanaal de Dedemsvaart. De Koninklijke goedkeuring voor dit plan was het gevolg van de samenwerking tussen die de Koning zelf, Baron van Dedem en Zacharias Tijl, de stadssecretaris van Hasselt. Over de Baron is in Hasselt Historiael al veel geschreven, in dit artikel gaan we nader in op de persoon Zacharias Tijl. Zacharias Tijl was een telg uit een internationaal geslacht, met stamvaders uit Liechtenstein, Duitsland en Nederland. Zijn vader, Marinus Tijl, was boekdrukker en uitgever en grondlegger van de bekende uitgeverij Tijl. In onze streek is deze drukkerij nog steeds een bekende naam. Zacharias werd op 26 september 1771 geboren uit het tweede huwelijk van zijn vader met Asselina Bruinink, die in Dalfsen werd geboren en op 20 september 1801 in Hasselt trouwde Martinus Tijl. Zacharias had dus familiebanden met Hasselt en zal de Latijnse school doorlopen hebben want dat was een voorwaarde om in 1798 te kunnen solliciteren naar de functie van stadssecretaris Hasselt. We komen Zacharias Tijl in onze archieven tegen in deze functie en hij was met zijn 27 jaar te jong om een beslissende rol te spelen in de roerige periode, die aan de omwenteling van 1795 vooraf ging.
Over Baron van Dedem is al veel geschreven, zijn vriend en stadssecretaris Zacharias Tijl is minder bekend. Hij is geen bestuurder geweest in de periode voor 1795 en begon dus met een blanco voorgeschiedenis als opvolger van Rein Hendrik de Vos van Steenwijk, die een dubbelfunctie had als hoogschout en secretaris van Hasselt. In 1795 was oud-secretaris Aaron Exalto d’Almaras ontslagen omdat hij partij had gekozen voor de oranjegezinde partij in Hasselt, waardoor hij zijn positie verspeelde. In 1803 werd de oude orde weer enigszins hersteld. In 1805 werd Exalto d‘Almaras weer burgemeester en plaatsvervangend secretaris. Dat was een vermogend man in Hasselt, hetgeen valt af te leiden uit het feit dat hij 30 gulden belasting betaalde, waar Zacharias Tijl een aanslag kreeg van 3 gulden. Al was dat laatste was voor die tijd ook een heel bedrag. De zeven gewesten, die voor 1795 samen de Nederlanden vormden, kregen vanaf 1806 een nieuwe naam: ‘Koninkrijk der Nederlanden’ en de organisatie ging flink op de schop. Bekende regentennamen uit het
verleden werden niet meer in het vernieuwde stadsbestuur benoemd, anderen overleefden alles en gingen na een pauze door met het besturen van de stad Hasselt. Burgemeester Exalto d’Almaras was daarvan een goed voorbeeld. Het besturen van de verarmde stad zal niet gemakkelijk geweest zijn. De economie was ingestort, de handel in agrarische producten was de voornaamste bron van inkomsten. Ook nijverheid, de doortocht van vreemdelingen, handel en de dienstensector brachten geld in het laadje. Verder was er de mattenfabriek, die biezen uit Sliedrecht verwerkte tot matten. De doortocht van verschillende legeronderdelen en de kosten van inkwartiering van soldaten bracht de stad aan de rand van de financiële afgrond. De kas was leeg, er waren veel armen en een deel van de stad moest gerenoveerd worden. In 1815 kwam het stadsbestuur tot de slotconclusie dat de schatkist totaal leeg was. Er was een schuld van 9.932 gulden, waarvoor jaarlijks 400 gulden rente moest
22 worden betaald. Door stadsgrond te verkopen werd een deel van de schulden ingelost. Verder gingen de belastingen omhoog. De stad Hasselt had contacten met Baron van Dedem en werd betrokken bij de voorbereiding en van zijn plan om de Dedemsvaaart te graven. Voor zowel baron als de stad Hasselt had zijn plan voordelen, maar er was wel een probleem want Zwolle wilde graag een ander tracé van de vaart, namelijk een kanaal van Zwolle naar Hardenberg. De kans op aanleg van de vaart kwam tijdens het bezoek van koning Lodewijk Napoleon aan Hasselt op 16 maart 1809. De baron zelf vroeg geen gesprek met de koning aan, maar speelde Zacharias Tijl de plannen voor zijn traject Hasselt-Ane toe. Tijdens het gesprek tussen Tijl en koning Lodewijk Napoleon had de stadssecretaris een aantal verzoeken. Zo was de Veneweg tussen Rouveen en Hasselt aan verbetering toe, was er de wens om het oude gasthuis aan de Hoogstraat te verbouwen tot roomskatholieke kerk met pastorie en moesten twee vloeddeuren in de stadsgracht de stad beter beschermen tegen hoog water. Na het aanhoren van de bijbehorende argumenten gaf de koning daartoe permissie. Als vierde punt had Zacharias Tijl het graven van de Dedemsvaart op de agenda staan. De plannen voor de tracées ZwolleHardenberg en Hasselt-Ane werden naast elkaar gelegd, waarop de koning een beslissing nam. Het Zwolse plan vond hij te zwak. De aanleg Hasselt-Ane kreeg Koninklijke toestemming met de woorden: ’Toutes vos demandes sont accordées’ (Al uw verzoeken zijn ingewilligd) en daarmee kon het graven van de Dedemsvaart beginnen. In 1813 eindigde de Franse tijd en ging de staat der Nederlanden als vanouds verder, nu onder leiding van koning Willem I. In de stad Hasselt veranderde bestuurlijk gezien niet veel. Coenraad
Jurgen Freislich bleef burgemeester en Zacharias Tijl bleef aan als stadssecretaris. Dat was hij tot 1818. Daarna werd hij ontvanger van de stad. Deze functie werd later overgenomen door zijn zoon mr. Martinus Lambertus Tijl, die deze functie combineerde met zijn advocaatschap tot 1861. De zorg voor dijken, wegen, wateren en sluizen van Hasselt werd na 1813 steeds meer een stedelijke aangelegenheid. De belangen van het waterschappen werden in handen gelegd van burgemeesters en wethouders. Zacharias Tijl was dijkgraaf bij de waterschappen Hasselter Kerspel Schouw en schouwe ter Velde. De activiteiten van de afzonderlijke waterschappen werden samengevoegd en in 1836 kwam het Derde Dijkdistrict tot stand. Zacharias Tijl was dankzij zijn bestuurlijke activiteiten goed op de hoogte van nieuwe feiten. Zo was Hasselt in 1821 geen vestingstad meer en de stadssecretaris maakte hier handig gebruik van. De grond met daarop de vestingwerken, kwamen daardoor beschikbaar voor andere doeleinden en dankzij de aanleg van de Dedemsvaart werd deze grond aantrekkelijk voor nieuwe industrie. Bovendien kon vrachtschepen via de stadsgracht door het centrum van Hasselt varen. Er kwamen scheepswerven en twee terreinen met kalkovens. Zacharias Tijl was initiatiefnemer van het kalkovencomplex bij de molen. Op 9 maart 1821 kreeg Tijl toestemming van de minister van waterstaat tot het oprichten van Het informatiebord bij
een kalkbranderij. Die werd kort daarna gebouwd want hij kreeg vrijdom van schutgelden van vaartuigen die naar zijn kalkovens voeren van 1822 tot 1 november 1828, wat op zich geen vanzelfsprekendheid was. Die vrijdom van schutgelden gold overigens niet voor de vaartuigen met turf van Baron van Dedem, die toch veel voor Hasselt heeft betekend. Het was wel het begin van een lange juridische strijd tussen de bestuurders van Hasselt en de zoon van Zacharias Tijl, advocaat van Hasselt. Het kan verkeren. We mogen Zacharias Tijl wel dankbaar zijn voor zijn bijdrage aan de Hasselter economie. Baron van Dedem roemde hem in een memorie voor zijn hulp in maart 1809: Van Dedems was ’Veel, ja zeer veel aan dien brave man verschuldigd.’ Dat zou je ook kunnen zeggen van de baron zelf. De Hasselters eerden hem door een straat naar hem te noemen: het Tijlswegje. Menig Hasselter weet niet eens wat de baron gedaan heeft. Daar hopen we met dit artikel verbetering in aan te brengen.
Bronnen: Freek Peerboom e.a.: ’Uit de geschiedenis van Hasselt.’ Jos Mooiweer en Wim Coster: ‘Uit den aschkolk der vergetelheid.’
de eerste sluis 1 in het kanaal de Dedemsvaart ter hoogte van boerderij Aalvanger.
23
Genealogie van de familie Tijl Door Albert Kroes Navraag in het Historisch Centrum Overijssel leerde dat de genealogie van de familie Tijl niet eerder in tekstvorm is gepubliceerd. We hopen geïnteresseerden daarom een plezier te doen met het opnemen van de volledige genealogie Tijl, voorzover momenteel bekend in plaats van slechts de stamreeks van Zacharias Tijl. De tegenwoordig (1930) nog levende familie Tijl stamt af van Hans Tiel, geboren omstreeks 1575, burger van Liechtenstein (Meissen) en kwam met Daniel Tijl omstreeks 1680 uit Dantzig te Groningen. Waar oudtijds de ij als ie werd uitgesproken (vijf=vief, pijn= pien, zijl=ziel) en er toen geen regels en toezicht bestonden op de spelling der namen in de oude doopen trouwboeken, zo werd de naam Tijl niet alleen als Tijl in die oude registers gespeld en ingeschreven maar ook als Tiel, Thiel en zelfs als Thil. In de hierbij gevoegde acten is de spelling genomen, zooals die in de originelen voorkomt. Eén der kleinzoons van Daniel Thijl, Martinus Tijl, vestigde zich omstreeks 1765 te Zwolle. Uit zijn beide zoons Hendrikus en mr. Zacharias spruiten de twee nog levende Zwolsche en Hasseltsche takken van het geslacht voort. De in Groningen achter gebleven takken stierven omstreeks 1860 uit. De te Groningen levende oudste generaties behoorden tot den eenvoudigen stand, waarschijnlijk waren zij letterzetters. Met Martinus Tijl te Zwolle ontstond de tak der boekdrukkers en uitgevers, terwijl uit diens jongsten zoon te Hasselt in eerste instantie vooral magistraten en advocaten voortkwamen. Zie verder bijgevoegde stamboom. Het geslacht behoorde steeds tot de gereformeerde kerk, zooals de tegenwoordige Hervormde kerk toenmaals genoemd werd. Voortgezet onderzoek te Dantzig en te Liechtenstein zou over de eerste generaties van het geslacht waarschijnlijk nog meer informatie kunnen opleveren. I. Hans TIEL 1, geb. omstreeks 1575, burger en leerlooier te Lichtenstein (Meissen), tr. Lichtenstein (Meissen) 2-5-1602 Magdalena SCHELLER, dr. van Barthol SCHELLER, burger en "Viertelmeister" te Lichtenstein (Meissen). Uit dit huwelijk: 1.Tobias, ged. Lichtenstein (Meissen) (Lorentzkirche) 18-5-1615, volgt II. II. Tobias TIEL, ged. Lichtenstein (Meissen) (Lorentzkirche) 18-5-1615, burger van Dantzig 1655, Schönfärber 2 te Dantzig,
tr. Dantzig (St. Katharina) 10-11-1658 Dorothea, wed. van Tobias FRENTZEL. Uit dit huwelijk: 1.Daniel TIJL, ged. Dantzig (St-Katharinen-Kirche) 1-71660, volgt III. III. (van II) Daniel TIJL (Tiel, Thiel, Thijl, Thil), ged. Dantzig (St-Katharinen-Kirche) 1-7-1660, overl. Groningen na 1712, tr. 1° Groningen 7-4-1681 Jantie DERCX, overl. ald. 4-1693, wed. van Jan CAMPENS, ondertr. 2° Groningen 27-2-1697, tr. ald. 18-3-1697 Hester Jansen VISCHER, geb. Norden, Oost-Friesland, dr. van Jan Samuel VISCHER. Uit het tweede huwelijk: 1. Johanna TIEL, ged. Groningen 12-2-1702. 2. Zacharias, ged. Groningen 7-1-1705, volgt IV. 3. Hillegen TIEL, ged. Groningen 22-4-1708. 4. Jannes TIEL, ged. Groningen 17-3-1712. IV. (van III) Zacharias TIJL, ged. Groningen 7-1-1705, overl. ald. na 1752, tr. 1° Groningen 16-5-1730 Sara HAZELHORST, geb. ald., overl. vóór 18-4-1733, ondertr. 2° Groningen 18-4-1733, tr. ald. 2-6-1733 Marieke OUWES (Maria Oewes), geb. Den Bosch, overl. na 1752, dr. van Oewe HEERES. Uit het eerste huwelijk: 1. Daniel, ged. Groningen 25-2-1731, volgt V-1. Uit het tweede huwelijk: 1. Oewe, ged. Groningen 30-12-1733, jong overl. 2. Hillena, ged. Groningen 23-12-1734, jong overl. 3. Martinus, geb. Groningen, ged. ald. 28-12-1738, volgt V-2. 4. Samuel, ged. Groningen 6-4-1742, volgt V-3. 5. Oewe, ged. Groningen 11-4-1745, jong overl. 6. Hester, ged. Groningen 10-8-1747. 7. Helena, ged. Groningen 4-9-1750. 8. Here Meints, ged. Groningen 7-3-1752. V-1. (van IV) Daniel TIJL, ged. Groningen 25-2-1731, militair 3, overl. na 1770, tr. Jantien Jacobs BEENIS. Uit dit huwelijk: 1. Jacob THIEL, ged. Groningen 4-11-1770, volgt VI-1. V-2. (van IV) Martinus TIJL, geb. Groningen, ged. ald. 28-12-1738, wint de kleine burgerschap van Zwolle 35-1768, boekdrukker en gemeensman ald., stamvader van de tak der boekdrukkers en uitgevers, overl. ald. 21-3-1825, ondertr. Zwolle 19-4-1766, tr. ald. 4-51766 Cathrina van EEPE, ged. ald. 4-10-1733, dr. van Abraham van EEPE en Hendrica JANS. Uit dit huwelijk: 1. Zacharias 4, ged. Zwolle (Grote Kerk) 11-3-1767, begr. Zwolle 3-8-1767.
24 2. Henderikus, ged. Zwolle (Grote Kerk) 15-5-1768, volgt VI-2. 3. Zacharias 5, ged. Zwolle (Grote Kerk) 4-3-1770, begr. Zwolle 7-5-1770. 4. Zacharias, geb. Zwolle, ged. ald. 26-9-1771, volgt VI-3. V-3. (van IV) Samuel TIJL, ged. Groningen 6-4-1742, klein-burger van ald. 1775, koopman ald., overl. Groningen 11-6-1798, ondertr. Groningen 22-4-1775, tr. kerk. ald. 6-5-1775 Anna REINDERS, geb. 1744, overl. aldaar 16-3-1804, dr. van Jan REINDERS en Anna JACOBS. Uit dit huwelijk: 1. Zacharias, ged. Groningen 13-4-1777, jong overl. 2. Jan Reinder, geb. Groningen, ged. ald. 20-5-1787, volgt VI-4. VI-1. (van V-1) Jacob THIEL, ged. Groningen 4-11-1770, klein-burger van ald. 1787, letterzetter, overl. ald. 11-51825, tr. kerk. Groningen 2-5-1787 Caatjen BRUINS, dr. van Jochem BRUINS. Uit dit huwelijk: 1. Jantien TIJL, ged. Groningen 13-7-1787. 2. Jochum TIJL, ged. Groningen 16-5-1790. 3. Anna Catharina TIJL, ged. Groningen 13-3-1793. 4. Daniel TIJL, ged. Groningen 17-5-1795. 5. Samuel TIJL, ged. Groningen 9-12-1798, volgt VII-1. 6. Zacharias TIJL, ged. Groningen 2-9-1801. 7. Jacob TIJL, ged. Groningen 18-7-1804. 8. Sara TIJL, ged. Groningen 21-2-1808. VI-2. (van V-2) Henderikus TIJL, ged. Zwolle (Grote Kerk) 15-5-1768, boekverkoper en uitgever te Zwolle (Voorstraat), overl. ald. 30-12-1820, ondertr. te Zwolle 7-6-1794, tr. kerk. Mastenbroek 22-6-1794 Aleida Johanna BOURDEAU, j.d. op den Dijk, geb. 1767, doende huiswerk, later boekdrukkerse, handelares en boekverkoopster (1823) 3, overl. Kampen 6-6-1844, dr. van Jan Jacob BOURDEAU en Aleida LANKHORST. Uit dit huwelijk: 1. Martinus Hendrikus, geb. Zwolle 1-5-1795, ged. aldaar 3-5-1795, jong overl. 2. Henriette Charlotte, geb. Zwolle 19-7-1796, ged. ald. 24-7-1796, overl. ald. 5-5-1860. 3. Jan Jacob, geb. Zwolle 25-2-1798, ged. ald. 4-3-1798, volgt VII-2. 4. Marius Zacharias, geb. Zwolle 18-11-1799, ged. ald. 24-11-1799, begr. ald. 3-12-1806. 5. Albertus Carolus, geb. Zwolle 21-1-1801, ged. ald. 251-1801, volgt VII-3. 6. Catharina Aleida, geb. Zwolle 1-12-1802, ged. ald. 512-1802, overl. ald. 27-10-1834, tr. Zwolle 25-9-1823 Johannes BARTELS, geb. Groningen 23-11-1802, klerk 3, zn. van Jan Willem BARTELS en Catharina PIETERS. 7. Asselinus Johannes, geb. Zwolle 19-11-1804, ged. ald. 25-11-1804, volgt VII-4. VI-3. (van V-2) mr. Zacharias TIJL, geb. Zwolle, ged. ald. 26-9-1771, praeceptor 6 Latijnse scholen te Zwolle, secretaris van de stad Hasselt en vrederechter ald., overl.
ald. 28-11-1831, ondertr. 1° Zwolle 19-7-1794, tr. Zuidhorn 5-8-1794 Anna Cornelia Maria de RAADT, geb. Leek (Groningen) 9-2-1773, overl. Hasselt 2-81799, begr. ald. (grafzerk in de Herv. Kerk), dr. van mr. Johan Herman de RAADT en Theodora Elisabeth van GESSELER, ondertr. 2° Hasselt 5-9-1801, tr. ald. 20-9-1801 Asselina BRUININK, geb. Millingen (onder Dalfsen) 1778, kalkbranderse 3, overl. Hasselt 16-6-1856, dr. van Lambert BRUININK en Elisabeth POTHOF. Uit het tweede huwelijk: 1. Anna Cornelia Maria, geb. Hasselt 19-12-1801, ged. ald. 25-12-1801, overl. ald. 31-3-1867, tr. Hasselt 5-4-1826 Ulrich Christian KEIDEL 7, geb. Amsterdam 27-6-1802, koopman te Hasselt, overl. Hattem 27-11-1869 8, zn. van Ulrich Christian Bernhard KEIDEL en Anna QUAL (Quab, Quap 3). 2. Martinus Lambertus, geb. Hasselt 4-10-1803, ged. ald. 9-10-1803, volgt VII-5. 3. Lambert Martinus, geb. Hasselt 5-10-1805, ged. ald. 9-10-1805, volgt VII-6. VI-4. (van V-3) Jan Reinder TIJL, geb. Groningen, ged. ald. 20-5-1787, winkelier 3, koopman 3, overl. ald. 211-1849, tr. Janna Evers NIEWOLD, geb. Oostwold (onder Midwolda) 1790 3, overl. Akkrum 27-1-1857, dr. van Evert d' JURKEN en Geeske FOKKES. Uit dit huwelijk: 1. Anna 3, geb. Groningen 8-2-1813, overl. ald. 23-81814. 2. Anna, geb. Groningen 10-11-1815 3, overl. ald. 1511-1886 3, tr. 1° Groningen 1-7-1835 Hendrik COCK, geb. Dokkum 5-3-1810, apotheker te Groningen, overl. Noordlaren 7-4-1855, zn. van Johannes COCK 3, apotheker, en Reinou WIJBRANDI, tr. 2° Groningen 18-9-1861 als gesch. echtg. van Hindrik Cock 3, met Harmannus DRIESMAN, geb. ald. 31-7-1823, evangelist, overl. ald. 16-1-1894 3, zn. van Roelf DRIESMAN en Francina Wietskes KNOUST, wedn. van Aafje BURING. 3. Gesina (Geesje 3), geb. Groningen 10-5-1817 3, overl. Akkrum 12-1-1857, tr. Groningen 4-4-1838 dr. Wyger Hendrik IDZERDA, geb. Warga 1816, med. doctor te Akkrum, lid 2e Kamer Staten Generaal, overl. Den Haag 6-12-1881, die hertr. met Pompeja Johanna Diederika HOUWINK 3. 4. Samuel, geb. Groningen 13-8-1819 3, overl. ald. 712-1846. VII-1. (van VI-1) Samuel TIJL, ged. Groningen 9-121798, commissionair 3, koopman 3, overl. ald. 5-81835 9, tr. Hardinxveld 22-9-1826 Metta de GEUS, geb. Werkendam 1798 3, dr. van Gerardus de GEUS en Teuntje KOELEWIJN. Uit dit huwelijk: 1. een doodgeboren dochter, geb. Groningen 30-31828 3.
25 2. een doodgeboren zoon, geb. Groningen 26-41829 3. 3. een doodgeboren zoon, geb. Groningen 26-41829 3. 4.een doodgeboren zoon, geb. Groningen 5-9-1832. VII-2. (van VI-2) Jan Jacob TIJL, geb. Zwolle 25-21798, ged. ald. 4-3-1798, boekdrukker 3 en uitgever ald., overl. Zwolle 23-2-1851, tr. Zwolle 26-4-1827 Rebecka Aleida van COEVERDEN, geb. ald. 29-101804, dr. van Willem van COEVERDEN, koopman 3, en Sara OVINK. Uit dit huwelijk: 1.Aleida Johanna, geb. Zwolle 16-3-1828, overl. Bloemendaal 8-11-1915, tr. Zwolle 12-7-1860 Adrianus Anthonij van den TOOREN, geb. Zaandam 22-81829, koopman, overl. Amsterdam 22-12-1890, zn. van Adrianus Anthonij van den TOOREN 3 en Johanna Judit van DELDEN. 2. Willem, geb. Zwolle 23-5-1829, volgt VIII-1. 3. Hendrikus, geb. Zwolle 28-9-1830, overl. 23-3-1859. 4. Johan Hendrik, geb. Zwolle 6-7-1832, volgt VIII-2. 5. verm. Johanna Hendrika, geb. Zwolle 6-7-1832. 6. Sara, geb. Zwolle 1-11-1834, overl. te Bloemendaal 9-1-1909, tr. Zwolle 18-1-1855 Hendrik de VEER, geb. Sommelsdijk 19-12-1829, hervormd leraar 3, predikant te Meerkerk en te Wormerveer, directeur H.B.S. te Delft, hoofdredacteur Nieuws van den Dag, overl. Haarlem 11-12-1890, zn. van Arnoldus Anthonij de VEER 3 en Anna Petroenlla van der MEULEN. 7. Jan Jacob, geb. Zwolle 3-7-1836, overl. ald. 16-71849. 8. Martinus, geb. Zwolle 27-8-1838, overl. ald. 3-31845. 9. Antoine Henri Eli, geb. Zwolle 21-7-1840, overl. ald. 31-3-1842. 10. Jan, geb. Zwolle 21-7-1840, volgt VIII-3. 11. verm. een doodgeboren zoon, geb.aang. Zwolle 19-9-1842 3. VII-3. (van VI-2) Albertus Carolus TIJL, geb. Zwolle 21-1-1801, ged. ald. 25-1-1801, rijksontvanger der Directe Belastingen in- en uitgaande accijnzen te Tubbergen, commies 1e kl., later visiteur rijksbelastingen, overl. Kampen 4-1-1842, tr. 1° Zwolle 12-61823 Martina Hendriena ERDTSIECK (Maria Hendrienna 3), geb. ald. 19-8-1798 3, ged. 20-8-1798, overl. Tubbergen 19-5-1831, dr. van Johannes Joost ERDTSIECK (Jan Joost), bakker in De Gouden Emmer aan de Roggestraat te Zwolle, en Aaltje van AALDEREN, tr. 2° Coevorden 24-11-1831 Johanna MEPPELINK, ged. ald. 24-10-1802, overl. ald. 9-61857, dr. van Derk MEPPELINK en Johanna LINDHORST. Uit het eerste huwelijk: 1. Aleida Johanna Aaltina, geb. Tubbergen 21-3-1824,
dienstbode3, overl. Arnhem 23-1-1900 3, tr. te Arnhem 22-5-18673 Hendrik Martienis Falentijn KLOPPERS, geb. ald. omstreeks 1833, kleermaker, zn. van Laurens KLOPPERS en Johanna Adriana VRIJHEID. 2. Hendrikus Johannes Marinus, geb. Tubbergen 9-71825, volgt VIII-4. 3. Henriette Charlotte Asselina, geb. Tubbergen 6-31827, bij huw. dienstmeid, overl. Zwolle verm. omstreeks 20-11-19133, tr. 1° Zwolle 2-6-1853 3 Albertus WOELDERS, geb. ald. 19-5-1825, boekhouder, zn. van Jan WOELDERS en Johanna EIKENAAR, tapster, tr. 2° Zwolle 8-2-1866 3 Albertus WOELDERINK, geb. ald. omstreeks 1821, behanger, zn. van Roelof WOELDERINK en Machteld KEMPERMAN, wedn. van Alijda HOENDERS. 4. Johannes Albertus Martinus, geb. Tubbergen 3-21829, overl. Ambt Hardenberg 3-7-1835. 5. Martha Hendrika, geb. Tubbergen 9-3-1831, overl. ald. 9-3-1831. Uit het tweede huwelijk: 1. Johanna Lamberta Berendina Henrietta, geb. Hardenberg 10-11-1832, overl. Coevorden 27-8-1902, tr. Coevorden 10-7-1860 Carel Hendrik Antonie DOMMERS (Antonius 3), geb. Bergen op Zoom 15-3-1833, overl. Coevorden 18-1-1906, zn. van Berent DOMMERS en Carolina Francisca la PAIN, wedn. van Antonia Francina DIETZIGUS 3. 2. Jansje Jacoba Gerrigjen, geb. Ambt Hardenberg 9-21835, overl. ald. 31-12-1837. 3. Alberta Carolina Johanna, geb. Ambt Hardenberg 246-1837, overl. Kampen 7-6-1840. VII-4. (van VI-2) Asselinus Johannes TIJL, geb. te Zwolle 19-11-1804, ged. ald. 25-11-1804, medicinae doctor te Hattem en te Kampen, overl. ald. 1844 10, tr. te Zwolle 11-4-1839 Clasina Geertruida JANSSEN, geb. ald. 29-71812, overl. Schiedam 28-11-1881, dr. van Reindert Cornelis JANSSEN 3 en Jacoba Poulina commissionair 3, koopman 3, overl. ald. 5-8-1835 9,tr. Hardinxveld 22-91826 Metta de GEUS, geb. Werkendam 1798 3, dr. van Gerardus de GEUS en Teuntje KOELEWIJN. Uit dit huwelijk: 1. een doodgeboren dochter, geb. Groningen 30-31828 3. 2. een doodgeboren zoon, geb. Groningen 26-4-1829 3. 3. een doodgeboren zoon, geb. Groningen 26-4-1829 3. 4. een doodgeboren zoon, geb. Groningen 5-9-1832. VII-2. (van VI-2) Jan Jacob TIJL, geb. Zwolle 25-2-1798, ged. ald. 4-3-1798, boekdrukker 3 en uitgever ald., overl. Zwolle 23-2-1851, tr. Zwolle 26-4-1827 Rebecka Aleida van COEVERDEN, geb. ald. 29-10-1804, dr. van Willem van COEVERDEN, koopman 3, en Sara OVINK. Uit dit huwelijk: 1. Aleida Johanna, geb. Zwolle 16-3-1828, overl. Bloemendaal 8-11-1915, tr. Zwolle 12-7-1860 Adrianus Anthonij van den TOOREN, geb. Zaandam 22-8-1829,
26 koopman, overl. Amsterdam 22-12-1890, zn. van Adrianus Anthonij van den TOOREN 3 en Johanna Judit van DELDEN. 2. Willem, geb. Zwolle 23-5-1829, volgt VIII-1. 3. Hendrikus, geb. Zwolle 28-9-1830, overl. ald. 23-31859. 4. Johan Hendrik, geb. Zwolle 6-7-1832, volgt VIII-2. 5. verm. Johanna Hendrika, geb. Zwolle 6-7-1832. 6. Sara, geb. Zwolle 1-11-1834, overl. Bloemendaal 9-11909, tr. Zwolle 18-1-1855 Hendrik de VEER, geb. Sommelsdijk 19-12-1829, hervormd leraar 3, predikant te Meerkerk en te Wormerveer, directeur H.B.S. te Delft, hoofdredacteur Nieuws van den Dag, overl. Haarlem 11-12-1890, zn. van Arnoldus Anthonij de VEER 3 en Anna Petroenlla van der MEULEN. 7. Jan Jacob, geb. Zwolle 3-7-1836, overl. ald. 16-71849. 8. Martinus, geb. Zwolle 27-8-1838, overl. ald. 3-31845. 9. Antoine Henri Eli, geb. Zwolle 21-7-1840, overl. ald. 31-3-1842. 10. Jan, geb. Zwolle 21-7-1840, volgt VIII-3. 11. verm. een doodgeboren zoon, geb.aang. Zwolle 199-1842 3. VII-3. (van VI-2) Albertus Carolus TIJL, geb. Zwolle 211-1801, ged. ald. 25-1-1801, rijksontvanger der Directe Belastingen in- en uitgaande accijnzen te Tubbergen, commies 1e kl., later visiteur rijksbelastingen, overl. Kampen 4-1-1842, tr. 1° Zwolle 12-6-1823 Martina Hendriena ERDTSIECK (Maria Hendrienna 3), geb. ald. 19-8-1798 3, ged. 20-8-1798, overl. Tubbergen 19-51831, dr. van Johannes Joost ERDTSIECK (Jan Joost), bakker in De Gouden Emmer aan de Roggestraat te Zwolle, en Aaltje van AALDEREN, tr. 2° Coevorden 24-11-1831 Johanna MEPPELINK, ged. ald. 24-10-1802, overl. ald. 9-6-1857, dr. van Derk MEPPELINK en Johanna LINDHORST. Uit het eerste huwelijk: 1. Aleida Johanna Aaltina, geb. Tubbergen 21-3-1824, dienstbode 3, overl. Arnhem 23-1-1900 3, tr. Arnhem 22-5-1867 3 Hendrik Martienis Falentijn KLOPPERS, geb. ald. omstreeks 1833, kleermaker, zn. van Laurens KLOPPERS en Johanna Adriana VRIJHEID. 2. Hendrikus Johannes Marinus, geb. Tubbergen 9-71825, volgt VIII-4. 3. Henriette Charlotte Asselina, geb. Tubbergen 6-31827, bij huw. dienstmeid, overl. Zwolle verm. omstreeks 20-11-1913 3, tr. 1° Zwolle 2-6-1853 3 Albertus WOELDERS, geb. ald. 19-5-1825, boekhouder, zn. van Jan WOELDERS en Johanna EIKENAAR, tapster, tr. 2° Zwolle 8-2-1866 3 Albertus WOELDERINK, geb. ald. omstreeks 1821, behanger, zn. van Roelof WOELDERINK en Machteld KEMPERMAN, wedn. van Alijda HOENDERS. 4. Johannes Albertus Martinus, geb. Tubbergen 3-21829, overl. Ambt Hardenberg 3-7-1835.
5. Martha Hendrika, geb. Tubbergen 9-3-1831, overl. ald. 9-3-1831. Uit het tweede huwelijk: 1. Johanna Lamberta Berendina Henrietta, geb. Hardenberg 10-11-1832, overl. Coevorden 27-8-1902, tr. Coevorden 10-7-1860 Carel Hendrik Antonie DOMMERS (Antonius 3), geb. Bergen op Zoom 15-31833, overl. Coevorden 18-1-1906, zn. van Berent DOMMERS en Carolina Francisca la PAIN, wedn. van Antonia Francina DIETZIGUS 3. 2. Jansje Jacoba Gerrigjen, geb. Ambt Hardenberg 9-2 -1835, overl. ald. 31-12-1837. 3.Alberta Carolina Johanna, geb. Ambt Hardenberg 24-6-1837, overl. Kampen 7-6-1840. VII-4. (van VI-2) Asselinus Johannes TIJL, geb. Zwolle 19-11-1804, ged. ald. 25-11-1804, medicinae doctor te Hattem en te Kampen, overl. ald. 1844 10, tr. Zwolle 11-4-1839 Clasina Geertruida JANSSEN, geb. ald. 29-7-1812, overl. Schiedam 28-11-1881, dr. van Reindert Cornelis JANSSEN 3 en Jacoba Poulina LANDEVELD. Uit dit huwelijk: 1. Henriette Charlotte, geb. Hattem 14-12-1839, overl. Kampen 1860. 2. Willem Cornelis, geb. Hattem 18-11-1842, overl. a/b v.d. Cosmopoliet 3-3-1873 "aan bekomen wonden op Atjeh". 3. Antoine Henri Elie, geb. Kampen 2-12-1843, volgt VIII-5. VII-5. (van VI-3) mr. Martinus Lambertus TIJL, geb. Hasselt 4-10-1803, ged. ald. 9-10-1803, advocaat ald., procureur 3, overl. Hasselt 29-8-1861, tr. Hasselt 184-1832 Hendrika JANSEN, geb. Zwolle 13-8-1814, overl. Utrecht 7-5-1886, dr. van Jan JANSEN en Everdina VELSINK. Uit dit huwelijk: 1. Asselina Everdina, geb. Hasselt 10-2-1833, overl. Maastricht 20-10-1912, tr. Hasselt 18-3-1858 Theodorus Jozephus BELLE, geb. Grave omstreeks 1820, legerkapitein, majoor inf. O.I.L., overl. Doetinchem 30-4-1872, zn. van Gerardus Petrus BELLE 3 en Anna Maria ARTS. 2. Everdina Cornelia, geb. Hasselt 12-11-1834, overl. Dalen 16-8-1893, tr. Hasselt 23-2-1857 ds. Johan Gerard BUSCH KEISER , geb. Middelstum (Westerwijkwart) 5-5-1834, predikant te Ulrum, te Noorddijk en te Dalen, overl. Amersfoort 11-121905, zn. van Izaak BUSCH KEISER 3, predikant, en Margaretha Lucretia Elisabeth van HEIJNINGEN BOSCH. 3. Cornelia Maria, geb. Hasselt 16-11-1836, overl. 163-1902, tr. München 12-3-1863 (inschr. Dordrecht 24 -6-1863 3) Abraham Johan Anthonij de BOSSON, ingenieur Waterstaat O.-I., overl. Doetinchem 26-91877, zn. van Paulus Josephus de BOSSON 3 en Maria NICOLA.
27 4. Zacharias, geb. Hasselt 9-12-1838, overl. ald. 3110-1854. 5. Jan, geb. Hasselt 20-2-1841, volgt VIII-6. 6. Martinus Lambertus, geb. Hasselt 8-6-1843, fourier O.I.L., griffier landraad, overl. Oost-Indië, tr. N.N. ABBING. 7. Clasina Albertina, geb. Hasselt 19-4-1846 11, overl. 22-6-1924, tr. Nijmegen 19-5-1869 3 dr. Gerrit de WILDE, geb. Doetinchem 25-2-1839, predikant te Maasdam, te Oudelande, te Ovezande en te Driewegen, dr. theol., overl. Zutphen 12-5-1878, zn. van Hendrik Woltherus de WILDE en Wilhelmina Elizabeth NOORDINK. 8. Lambertus Martinus, geb. Hasselt 16-9-1848, planter te Kediri, overl. Amsterdam 24-9-1920 12. 9. Samuel Jan Reindert, geb. Hasselt 4-11-1850, kapitein art. O.I.L., overl. Amsterdam 1-2-1892. 10. Anna Cornelia Maria, geb. Hasselt 3-1-1854, wonend te Bennebroek. VII-6. (van VI-3) Lambert Martinus TIJL, geb. Hasselt 5-10-1805, ged. ald. 9-10-1805, assuradeur te Amsterdam, overl. ald. 17-9-1892, tr. Brielle 15-11-1838 Klasina Dina RADEMAKER, geb. ald. 31-1-1820, overl. Haarlem 18-7-1884, dr. van Lucas RADEMAKER en Cornelia OPREL. Uit dit huwelijk: 1. Zacharias, geb. Amsterdam 17-9-1839, volgt VIII-7. 2. Cornelia Asselina, geb. Amsterdam 1-12-1840, overl. Haarlem 31-10-1915, tr. Amsterdam 23-51867 Pieter LOOSJES, geb. Haarlem 1-9-1836, boekhandelaar en uitgever (fa. De Erven Loosjes) te Haarlem, overl. ald. 4-12-1910. 3. een dochter, geb. Amsterdam 22-6-1842, overl. ald. 7-7-1842. 4. Asselina Lambertina Dina, geb. Amsterdam 18-91847, wonend ald., tr. Amsterdam 30-10-1873 Willem van HOUTEN, geb. Rotterdam 15-6-1833, overl. Amsterdam 26-2-1907. 5. Martinus Jacobus, geb. Amsterdam 28-11-1853, overl. ald. 9-9-1864. VIII-1. (van VII-2) Willem TIJL, geb. Zwolle 23-51829, boekhandelaar en uitgever ald., ridder O.N. Orde, overl. Zwolle 30-3-1900, tr. Zwolle 14-4-1853 Elisabeth Johanna BUISMAN, geb. ald. 17-4-1829 13, overl. ald. 18-3-1909, dr. van Derk BUISMAN, koopman, en Johanna OVERMARS. Uit dit huwelijk: 1. Johanna Aleida Rebecka, geb. Zwolle 17-3-1854, overl. Rotterdam 28-8-1926, tr. Zwolle 3-9-1879 Jochem van ASSEN, geb. ald. omstreeks 1849 3, koopman 3, overl. ald. 5-3-1904, zn. van Jacobus van ASSEN en Christina KROON, wedn. van Hendrika HOOFT 3. 2. Rebekka Aleida Johanna, geb. Zwolle 18-4-1856, wonend te Den Haag, tr. Zwolle 22-9-1886 Henri
Cato COUWENBERG, geb. Den Haag 17-5-1857, ontvanger domeinen 3, zn. van Stephanus COUWENBERG en Carolina Wilhelmina KAISER. 3. Gerharda Berendina, geb. Zwolle 3-7-1858, wonend te Den Haag. 4. Jan Jacob, geb. Zwolle 18-6-1860, volgt IX-1. 5. Derk, geb. Zwolle 1-9-1862, overl. ald. 16-4-1863. VIII-2. (van VII-2) ds. Johan Hendrik TIJL, geb. Zwolle 67-1832, predikant te Beets, overl. Zwolle 2-4-1921, tr. 1° Zwolle 24-8-1859 Paulina Johanna WOR, geb. ald. omstreeks 1835, overl. Beets 8-12-1860, dr. van Johan Samuel WOR, predikant, en Zwana Alida CATS, tr. 2° Zwolle 23-10-1862 (disp. KB 24-9-1862 3) Anna Elisabeth WOR, geb. Gorcum 17-1-1831, overl. Zwolle 263-1909, dr. van Johan Samuel WOR, predikant, en Zwana Alida CATS. Uit het eerste huwelijk: 1. Paulina Alida Johanna, geb. Beets 2-12-1860, wonend te Leiden, tr. Terheijden 28-4-1889 dr. Johan Hendrik Simon THOMAS, geb. Leiden 13-6-1854, directeur krankzinnigengesticht te Buitenzorg, overl. Leiden 5-1-1917, zn. van Abraham Everhardus THOMAS en Margaretha Jacoba Johanna BALLOT. Uit het tweede huwelijk: 1. Jan Samuel, geb. Beets 4-8-1863, tr. Epe 3-8-1928 Abrahamina Louisa Wilhelmina barones SWEERTS de LANDAS, geb. ald. 11-11-1895, dr. van Jacob Lodewijk Jan Baptist baron SWEERTS de LANDAS en Abrahamina Louisa Wilhelmina COPES van HASSELT. 2. Engbert, geb. Beets 23-7-1864, overl. ald. 13-111870. 3. Willem Johannes, geb. Beets 10-7-1868, luitenant ter zee 1e kl., majoor V.L.M., overl. Velp 26-9-1943 3, tr. Zwolle 21-3-1898 Anna Maria Cornelia van HOOGSTRATEN, geb. Terneuzen 8-9-1870, dr. van Marinus Johannes van HOOGSTRATEN, spoorwegambtenaar 3, en Cornelia Klazina van DIJK. 4. Engbert, geb. Beets 14 19-5-1872, overl. Lathum 14 17-4-1875. VIII-3. (van VII-2) mr. Jan TIJL (Johannes), geb. Zwolle 21-7-1840, omgaand rechter, overl. Magelang 21-11880, tr. Toeloeng Agoeng (afd. Ngrowo), Java 24-3-1877 Maria Catharina Louisa RADIJS, geb. Batavia 26-9-1851, overl. Kampen 30-12-1895, dr. van Frederik Carel RADIJS en Maria Wilhelmina VYSMA. Uit dit huwelijk: 1. Jan Willem Karel, geb. Magelang 11-11-1879, volgt IX-2. VIII-4. (van VII-3) Hendrikus Johannes Marinus TIJL, geb. Tubbergen 9-7-1825, in dienst in O.I. 1846, adj.onderofficier te Semarang, tr. N.N. Hieruit een tak op
26 28 Java, waarvan bekend: 1. Albertus Carolus, commies te Soerabaja, tr. M.H. LEMMENS. VIII-5. (van VII-4) Antoine Henri Elie TIJL, geb. Kampen 2-12-1843, hoofdonderwijzer te Schiedam, overl. 's-Gravenhage 20-11-1924, tr. 1° Zutphen 12-4-1871 Johanna REESINK, geb. ald. omstreeks 1850, overl. Schiedam 6-3-1884, dr. van Johan Gerhard REESINK 3, koopman, en Jenneken MAKKINK, tr. 2° 's-Graveland 6-8-1885 Anna Coenradina Louisa SMITT, geb. Tilburg 15-2-1853, wonend te 's-Gravenhage, dr. van Joan Catharinus SMITT 3 en Theodora ENGEL. Uit het eerste huwelijk: 1. Asselina Johanna, geb. Schiedam 1872, overl. ald. 1873. 2. Wilhelmina Cornelia, geb. Schiedam 26-3-1874, wonend te Amsterdam. 3. Johanna Gerhardina, geb. Schiedam 22-11-1875, wonend te Den Haag, tr. Schiedam 9-1-1902 J.L.L.M. WITTICH. 4. Clasina Geertruida, geb. Schiedam 13-5-1878, wonend te Den Haag, tr. Schiedam 1905 Reinier van HOUTEN, geb. Noordeloos omstreeks 1876, rijksontvanger, overl. 's-Heerenberg 6-10-1909 3, zn. van Hermanus van HOUTEN en Janske MONSHOUWER. 5. Jeannette, geb. Schiedam 13-5-1878, overl. Semarang 5-1915, tr. Schiedam 1903 Johannes Nicolaas de KONING. 6. Cato, geb. Schiedam 16-12-1880, wonend te Ermelo. 7. Elisabeth Johanna, geb. Schiedam 20-4-1883, overl. Zutphen 1-2-1915, tr. Schiedam 17-8-1905 Carel Albert REESINK. Uit het tweede huwelijk: 1. Joan Catharinus, geb. Schiedam 31-7-1886, overl. ald. 3-3-1895. 2. Hermanee Johanna Coenradina, geb. Schiedam 1512-1890, wonend bij Garoet, tr. 's-Gravenhage 20-31913 Jan ZEEMAN, adm. ondern. Tjikatjang bij Garoet. VIII-6. (van VII-5) Jan TIJL, geb. Hasselt 20-2-1841, majoor inf. O.I.L., overl. Kediri 10-10-1888, tr. N.N. SAMINAH, overl. Kediri 3-11-1911. Uit dit huwelijk: 1. Hendrika, geb. Marabahan 17-12-1871, overl. Banjoewangi 3-4-1901, tr. Kediri 3-9-1894 Gerardus Hendrikus PRINSEN GEERLIGS, geb. Haarlem 9-4-1862. 2. Maria Cornelia, geb. Soerabaja 5-12-1876. 3. Martinus Lambertus, geb. Solok 15-4-1881, volgt IX-3. VIII-7. (van VII-6) Zacharias TIJL, geb. Amsterdam 179-1839, assuradeur ald., overl. ald. 27-11-1885, tr. Maarssen 25-5-1870 Clara Cornelia Carolina MARSAIS, geb. Amsterdam 17-1-1849, overl. Hilversum na 1920, dr. van Jacques Adolph MARSAIS 3 en Carolina Reijeg EMIKE.
Uit dit huwelijk: 1. Carolina, geb. Amsterdam 31-12-1870, wonend ald., tr. H. SIEBERG. 2. Martinus Zacharias, geb. Amsterdam 22-11-1872, overl. Amerika na 1900. IX-1. (van VIII-1) Jan Jacob TIJL 15, geb. Zwolle 18-61860, uitgever ald., overl. ald. 28-9-1927, tr. Amsterdam 25-4-1895 Gerda JUCHTER, geb. ald. 30-9-1874, overl. 1964, dr. van Pieter JUCHTER en Margaretha Josina WOUTERS. Uit dit huwelijk: 1. Willem, geb. Zwolle 18-4-1896, overl. Deventer 238-1942 3. 2. Suzanna Maria, geb. Zwolle 26-7-1899. 3. Betsi, geb. Zwolle 8-7-1904, tr. Zwolle 3-9-1928 mr. Henricus DIKKERS, 'Hein', geb. Zwartsluis 17-41904, zn. van Jan DIKKERS en Geziena Hendrika NYSINGH. IX-2. (van VIII-3) Jan Willem Karel TIJL, geb. Magelang 11-11-1879, luitenant ter zee 1e kl., tr. 1° Zwolle 27-4 -1916 Adolphine Cornelia Frederica POMPE, geb. Hof van Delft 23-6-1891, overl. Putten 17-6-1917, dr. van Willem Lodewijk POMPE, luitenant-kolonel3, en Elisabeth Constance MILDERS, tr. 2° 's-Gravenhage 28-91923 Johanna Georgine Louise WIJDENES SPAANS, geb. Soerabaja 12-5-1897, dr. van dr. Floris WIJDENES SPAANS en Adrienne Minette MENS FIERS SMEDING. Uit het tweede huwelijk: 1. Willem Floris Johannes, geb. Den Haag 10-8-1924. 2. Johannes Willem Karel, geb. Den Haag 25-1-1927. IX-3. (van VIII-6) Martinus Lambertus TIJL, geb. Solok 15-4-1881, administrateur suikerfabriek Pesantrèn te Kediri, tr. Malang 19-10-1921 Laetitia Albertina VERSTEEGH, geb. 10-10-1896. Uit dit huwelijk: 1. Maria Cornelia, geb. Kediri 17-1-1925. 2. Jan, geb. Paree, Oost-Java 6-7-1926.
Noten 1. Stamboom en acten betreffende het geslacht Tijl, N.V. Drukkerij en Uitgeverij van De Erven J.J. Tijl te Zwolle, 1930. 2. Eine Benennung derjenigen Färber, welche die Zeuge, besonders die wollenen und seidenen, mit allerley hohen und hellen Farben zu färben wissen, Waidfärber, Kunstfärber; zum Unterschiede von den ältern Schwarzfärbern, welche nur schwarz, braun und dunkelblau färben, und auch diese Farben gemeiniglich nur auf Leinwand und halb wollene Zeuge zu setzen wissen. Von schön, hell, glänzend. 3. Genlias. 4. Begr. te Zwolle 3 aug. 1767 een kind van Martinus Tiel.
5. Begr. te Zwolle 7 mei 1770 een kind van Martinus Tiel. 6. Leraar, leermeester. 7. Een zuster van Ulrich, Anna Catharina, trouwt in 1820 met Gerrit Freislich, secretaris van de stad Hasselt. 8. Genlias. De publicatie uit 1930 vermeldt als overlijdensplaats Hassum. 9. Genlias vermeldt als datum overlijden 6 aug. en als datum aangifte 7 aug. 10. Mogelijk is Asselinus Johannes niet in Kampen
29
overleden, maar in Wierden (Genlias, aktenummer 48). 11. Genlias vermeldt als geboortejaar 1847. 12. Volgens Genlias en het Utrechts Archief overl. te Baarn. 13. Genlias. De publicatie uit 1930 vermeldt als geboortejaar 1830. 14. Genlias: Angerlo. 15. Zie www.wieiswieinoverijssel.nl over het leven van Jan Jacob Tijl en zijn aandeel in de economische ontwikkeling van Zwolle.
Nieuwjaarsreceptie op dinsdag 5 januari 2010 Door Gerard Broekroelofs De traditionele nieuwjaarsreceptie van onze vereniging zal op 5 januari 2010 vanaf 20.00 uur in het oude stadhuis worden gehouden. De nieuwjaarsreceptie biedt alle leden de gelegenheid even terug te kijken op het afgelopen jaar en uiteraard om, onder het genot van een hapje en een drankje, mooie plannen te smeden voor 2010. Nu is reeds bekend dat we meer ideeën hebben dan tijd maar dat maakt niet uit. Iedereen is van harte welkom. Bestuur en werkgroepen wensen iedereen alvast een heel gezond en voorspoedig 2010 toe vanaf deze plaats en graat tot ziens op de nieuwjaarsreceptie.
Alle ledenmutaties graag rechtstreeks naar Marjan Door Hilma Tieks Al een aantal jaren heeft bestuurslid Marjan Tuinbeek de ledenadministratie overgenomen van penningmeester Henk Dekker. Marjan voert nieuwe leden in, zorgt er voor dat die eventueel al uitgekomen nummers van Hasselt Historiael in de bus krijgen en heeft de ledenadministratie volledig geautomatiseerd qua betalingen, die per acceptgiro en automatische incasso verlopen. Elk kwartaal draait ze bijna 500 etiketten uit voor de verzending van Hasselt Historiael en alle mutaties in het ledenbestand, zoals verhuizingen, worden keurig en accuraat verwerkt. Ook intern
gaat het, macht der gewoonte vermoedelijk, nog wel eens mis maar bij deze het vriendelijke verzoek om zoekgeraakte briefjes en mailtjes te vermijden, gelieve alle mutaties op ledengebied rechtstreeks door te geven aan Marjan Tuinbeek, telefoon 038 477 3456. Ook als het gaat om betalingen per giro of incasso kunt u het beste even contact opnemen met Marjan. Zij heeft alle leden een uniek nummer gegeven, dat correspondeert met de betaling. Penningmeester Henk Dekker beheert de clubkas met bijzonder veel accuratesse maar Marjan Tuinbeek kan u bij vragen over betalingen direct antwoord geven.
Mailen kan ook:
[email protected]. Vragen of opmerkingen, die via de onze website binnen komen, worden direct doorgestuurd naar het goede adres.
26 30
Nooit meer zulk noodweer gezien als toen…. Door Klaas Würsten Et mut veurin juni 1937 ewest wéén da’k veur et eerste met moche noar det inmense stuk euiland buutndieks an de Pinantn in de buurtskop ‘Noltn’, zoas mi-jn va det altied nuumm. I-j ad det stuk land epacht van ’t Waterskop saams met zien bruur. Wat de name ‘Pinantn’ ineuld wus ik niet, mar d-r zat een stukkien avontuur in. Iets of wat van de grote droom die mi-j mi-jn lèèmm lank ef zittn ploäng of as een trouwe moat noast mi-j voortgunk; as onderkrupertien in ’t euland, later op de skoéle, nog later tiedns mi-jn wark op de boerderi-je en zeker op et bero gemiéntewarkn as oalder van de wet. Nog völle later bi-j et oalder worn en as AOWer in de Oalde Moatn tussn de rietkraggn deur fietsn, worn mi-jn droom pas echt warkelijkeid. Et legendarische euiland bi-j de Pinantn eurn veur mi-j bi-j et land achter de ender, doar woar den emel met de aarde in mekare oavergungn. Wie die enorme vlakte grös ad emei-jd was veur mi-j een compleet roadsel. Vanof de diek tut et Zwatte Water laang onderdn riepe euizwillegies, de veurige dag met öltn euiarkn ekeerd, gewoon te wachtn op de oogst. Onveurstelber recht asof de Almachtige eëng-andeg de warkers van et land ad ‘estuurt’, zoas een skipper det wet te doen stoande an et roer. Alles wat oald genog was um te warken van beide femilie’s ad et geriedskop ter and enömm zonder vroang te stelln, want alleman wus wat er mos gebeurn. De kleine zwillegies (of giejn) mossn an ’t zwil en et zwil mos an öppers. De öppers mossen op de waäng, mar
det kon morn ok nog want et weer leek goed en de wind was oost. Zo warkn det, zolange de zunne skienn en de oostnwind dreuge lucht anvoern. Ik wete niet oe groot det stuk land was, want a-j veur de eerste keer zuks zien vuul ie oe slim klein en dan liekt zon stuk land onmètelijk! Onderand de bloediéte zunne mi-j deur mi-jn veslèètn oaverempien brann, gung ik op onderzuuk uut, zogezegd op avontuur. Ik wusse drommels goed det ardwarknde mensn now niet voort ekomm waarn umme acht te gèèm op droommde jochies, die van plan bint de wereld te ontdekkn. Et zomerweer was eblèèmm zo as et al daäng lange ewest was. De oostnwind spölde een zachies roesende melodie deur de dichte riétkraggn an ’t Zwàttewater. Pas rond de middag begos de lucht an de ender te trilln van de itte die ‘smiddes opleup tut 33 groadn Celsius. In die itte beuln mi-jn va en zien bruur al det dreuge uutzunderlijk geurnde eui op de waäng. As dan twie waängs ofelàànn vol stunn, gungn beidn weerzekantn op noar ieders eëng euibarg. Ik moche dan bi-j mi-jn va op de kiste zitten, det was de plekke woar de voerman zat die et peerd mende. Va zien peerd was een kidde, oald, oerstark met een prachtige roodbonte ‘oed. Iéne van de kwaliteitn van et völziedige dier was det e ontstellnd lief was. As wi-j in de buurte kwaamm likkn i-j ons oaver de wange en veur va was e in stoat zich dood te warkn (wat e dan ok edoan ef). Buutn Asselt an de Stadsweg stund mi-jn va zien euibarg. Nee, niet op de plekke woar ze now stoan, mar een bettien meer noar achtern. Alle daäng drejn va de rietn kappe oger en
stapeln i-j met moe et geurige eui in de barg en onder ‘et lan’ (zo worn de oltn rand enuumd woarop de bargkappe rustn). Alles ung altied van et weer of. Ik ad allange deur woarumme va altied noar de lucht kèèk woaran i-j alle veranderingn zag, oe klein ok en doar dan zien conclusies uuttrök. Ik eb det later rücktsichloos van em oaverenömm en der mi-j wèl bi-j evunn. Op een noamiddeg toen wi-j de leste vracht wegààldn van det varre vrömde land bi-j de Pinantn begos de lucht an de énder een vrömde angstanjaangde kleur te kriëng. De beide bruurs warktn as gekkn. Et ienege da’k mi-jn va eurn zeëng was det wi-j een skoer kreëng. Ik wusse deksels goed wat det veustelln; onweer of zwoar weer zoas mien moe altied zeeg, en niet zomar een bujgien die ok nog ies links of rechtsumme zol könn goan. Nee, een skoer ontleup ie niet, kon’k eurn an mi-jn va zien stemme. Niet veur twieërlei uutleg vatbaar; i-j wus et!! Grote koppm stapeln zich op in et zuudoostn. De grens was bereikt, meer itte kon ons Ollandse klimoat niet verdraäng. Zwoar weer Et front breidn zich uut en et eerste gerommel an de ender deud alle vogels op slag zwiëng en deud onze rood-bonte kidde in mekare krimpm. Ons biéssien was veur de duvel niet bange, allenig veur zwoar weer. De oorn flappern onrustig inneweer. Iene van de meest biezundere ervarigen die ik laatr teëngkwamme in mi-jn eëng droom. Oe is et meugelijk det mensn en diern die nauw bi-j de skeppige betrökkn bin zo skarp könn anvuuln. Nog een zettien en de leste öppers verdwiendn van et
31 land op de beide waángs. Met de mond wiedwaángs lös kèèk ik noar mi-jn va en zien bruur. Laatr skrèèf ik ieroaver wat dichtregels: Zie warktn in stilte en zeidn gien woord de bujje gruuin an en kreup stoadigan voort! Et gebeurn allemoale op de zeumde juni van et joar 1937, vergèètn doe’k et nooit weer! In volle draf trök et oalde peerdtien de vracht eui richtige Asselt umme doarnoa zonder op of umme te kiekn de weg in te sloan noar de euibarg, edrèèmm deur een oerinstinkt. Zonder det de voerman anwiezigen oefde te gèèmm zettn et dier de waang an de li-jkante van de euibarg. Va grèèp een vracht koedèèkns en dekkn et eui of. De kidde wachtn bèèvnd disse netuurramp of. Et worn artstikke donker net as rond middernacht, ongekend. Van rondumme worn altemet alles deurbreükn met felwit licht, net een vuurzee met de kleur van een andere planeet, nooit eerder zo ezien! De skoer was now zo dichte bi-j det e zo lös kon barstn. Va Knelis spànde de kidde uut, grèèp em bi-j et eufdstel met de iéne and en mi-j bi-j de andere en sprintn veur zien lèèmm. Bi-j de euibarg weg, et oalde gammele bruggien oaver bi-j Reint van Bàssien in de skure. Op det moment barstn de roazerni-je lös. De oalde kidde likkn va dankber
oaver de vingers en mi-j oaver de wange en inneken zachies van stille vreugde. Weg van de verskrikkige buutn, de boze donder, et geweld wat i-j nooit zol könn begriepm, netzomin as wi-jzelf! As bi-j teüverslag begos et te ààgeln, nee niet zomar een bettien, ’t was net of der een dikke loage in iéne smak noar benèèdn kwamp. Doodsbenauwd kèèk ik noar boam of de blikkn dakplaatn et wel euln. Een felle spierwitte lichtstreep flitsn oaver de Stadsweg, drekt doarop een oorverdovende knal. Een knotwilge in de barm sleug an flardn. Metiéne roazn een buldernde windvloage oaver de skure en eurn wi-j een paar joekels van boomtakkn oaver op et dak klettern. Een golfplate skeurn lös en boldern met takken en al de Stadsweg op. Goed, wi-j em deur de tiedn én eel wat noodweer met-emaakt, veural aj regelmoatig buutn mun warkn, mar det van die dag in juni toen, nee, ik kan mi-j niet erinnern det noadien de elementn zo onwezenlijk tekeer gungn, zo stiet et in mi-jn dagboek. Pas teëng melkoamd knappn et wat op. In ’t westn begos de zunne as een rooie wezenloze bolle de lucht
van rondumme rood te kleurn. Een kwartiertien later, toen et was opoaln te reëng, stiefeln wi-j gedrieën noar uus, mien va, de roodbonte en ikke. Rustig vertöl i-j moeder van et slimme weer, argens alfweg de Sluus mos een boerderi-je tut de grond ofebrand wèèn. Ie zölln mar zon va emm, zeg now zelf! Winter Et was stief veur de karstvekansie. Van juffrouw Olie mossen wi-j een veraaltien skriemm, iets wat wi-jzelf adden met-emaakt et ofeloopm joar. Et was bitterkoald in de klasse want de juf ad de kachel alvast uut loatn goan uut zunigeids -oaverwegige en vanweengs et eufd der skoéle meester Oebele Harmsma. Was niet zo’n makkelijke keerl oewel…i-j mos ok rèkenskop ofleëng an et bestuur. Ik skrève et veraal op van de onweersskoer op de zeumde juni ie weetn wel met van die eerstejoars onbenullige koeletters. Mi-jn moe mut mi-j ölpm emm, anders ad et nooit ekönd. Ik wete nog dat de juf et veur-elèèzn ef. Doodse stilte in de klasse, de juf zeeg allenig mar: ‘Daar zou je haast warm van worden ondanks de bittere kou van vandaag.’
26 32
Kindertransporten over de Dedemsvaart deel 2 Door Minie Buit In de geschiedenis van de Dedemsvaart in de Tweede Wereldoorlog staan de transporten van hongerende kinderen uit Amsterdam in het geheugen gegrift. In de laatste oorlogswinter werd er in het Westen honger geleden. Mensen stierven aan ondervoeding, ziekte of pure honger. Om het ergste leed te verzachten werden er transporten geregeld voor kinderen. Meestal per schip naar delen van het land waar nog eten was. Zonder dat ouders wisten waar hun kinderen heen zouden gaan, werden ze meegegeven uit wanhoop. Niemand had eten meer. Oudere Hasselters herinneren
zich de Kindertransporten, zoals Maarten Hiemstra. Toen de oorlog uitbrak was Maarten 12 jaar en zijn ouders hadden een winkel voor scheepsbenodigdheden aan de gracht in Hasselt, aan het begin van de Dedemsvaart. Hij heeft meerdere kindertransporten gezien. Vanuit Amsterdam kwamen er grotere schepen die aanlegden aan de kade in het Zwartewater. Ze voerden lakens als witte vlaggen en de kinderen lagen of zaten kind-aan-kind in het ruim met stro. In Hasselt werden ze gelost maar er leek geen structurele opvang voor. Huis-aan-huis werd gevraagd of er opvang mogelijk was voor tenminste één nacht. De grote schepen vertrokken meestal weer snel. De andere dag werden de kinderen door kleinere sche-
pen de Dedemsvaart op gebracht en onderweg werd overal getracht een plek voor ze te vinden. Maarten herinnerde zich dat veel kinderen in Hasselt onderdak vonden en hij wist ook dat ouders niet wisten, waar hun kinderen waren. Sommige kinderen hadden helemaal geen bagage bij zich, anderen een koffer met kleren. Maarten wist niets van de organisatie, die de schepen regelde. De meeste schepen waren toen al door de Duitsers gevorderd. Herinneringen Gerrit Kracht Gerrit Kracht weet nog uit die dagen: ‘Mijn ouderlijk huis was dicht bij het Zwartewater. Als jongen was je vaak te vinden op de kade. Hij heeft schepen uit Amsterdam gezien afgeladen met
33 hongerige kinderen. Het gebeurde dat een jongetje alleen achter bleef op de kade: er was niemand, die hem meenam voor onderdak. Toen had Gerrit hem maar meegenomen. Zijn moeder had wel even vreemd opgekeken maar het geaccepteerd. Ze hadden zo goed mogelijk voor hem gezorgd, maar het ventje bleef maar stil op de stoel zitten. Tot Gerrits moeder gezegd had: ’Toe joh, ga eens buiten spelen,’ waarop het kind had geantwoord: ‘Dat mag niet want dan krijg ik honger! In Amsterdam was hem bijgebracht vooral geen onnodige energie te verbruiken. Zondags moest hij naar de kerk. Moeder Kracht had er geen punt van gemaakt, hoewel het gezin niet gewend was om naar de kerk te gaan. Gerrit werd meegestuurd naar de kerk. Herinneringen Roelie Potman Roelie Potman-Hartman weet zich nog het volgende van de kindertransporten te herinneren. Pa en Ma Hartman, afkomstig uit Dedemsvaart, waren binnenschippers. Roelie: ’Het schip van mijn vader had als domicilie Zwolle. Er woonde veel familie in Hasselt. Mijn vader was Jacobus (Kobus) Hartman en we voeren vaak met ons schip op de Dedemsvaart. Zelf, geboren in 1941, heb ik de oorlog niet bewust meegemaakt. Slechts enkele momenten kan ik me herinneren. De oorlog bestaat voor mij vooral uit overgeleverde verhalen. Waar mijn ouders gevaren hebben en welke vrachten zij in de oorlog vervoerden, weet ik niet. Wel weet ik uit verhalen dat mijn vader al varende altijd wel ergens tarwe, vlees en andere levensmiddelen wist te ruilen, die dan royaal met de familie in Zwolle werden gedeeld. De kinderwagen was hiervoor een goed transportmiddel. Liggend of zittend bovenop deze clandestiene zaken, was ik een vertederende vlag die de lading dekte. Op het
IJsselmeer ruilde mijn vader melkbonnen voor ondermaatse paling, die ze vervolgens zelf rookten of gewoon stoofden. Heerlijk! In 1944 hebben zij, samen met andere schippers met hun schepen, geruime tijd ondergedoken gelegen in de pas drooggevallen Noordoostpolder. Omdat er veel op de binnenschepen werd geschoten en mijn moeder zwanger was van mijn broer, die na de oorlog geboren zou worden (zo hadden mijn ouders mij beloofd) waren mijn moeder en ik de laatste periode van de oorlog bij familie aan de wal in Hasselt. Dominee Schouten uit Coevorden Dominee Schouten, tijdens de oorlogsjaren kerkelijk actief in Coevorden, vertelt over één van de kindertransporten. Hij noemt de naam van schipper Hartman en mij werd gevraagd of deze Hartman soms mijn vader was. Ik weet dat niet zeker maar het zou kunnen. Ik weet wel dat mijn vader tegen het eind van de oorlog, kinderen uit Amsterdam naar het oosten van ons land heeft gebracht. Op die tocht heeft hij Hasselt aangedaan en ben ik met mijn moeder even aan boord geweest. Daarvan herinner ik me dat er vreemde mensen in mijn vertrouwde roef waren. Waar die kinderen uiteindelijk naar toe zijn gegaan, weet ik niet. Het zou Coevorden geweest kunnen zijn. Aardappelen en andere vracht Tegen het einde van de laatste oorlogswinter werden er aardappelen uit het oosten van ons land naar het hongerende westen verscheept. De schepen die via de Dedemsvaart aardappelen naar Amsterdam brachten, gingen vanaf Hasselt in konvooi het IJsselmeer over. Ik wist dat mijn vader aardappelen vervoerde maar de details hierover hoorde ik pas een paar jaar geleden. Terwijl mijn vader in de buurt van Coevorden aardappelen
lag te laden, kwamen mensen uit de omgeving bij hem met de vraag of hij pakketjes mee wilde nemen voor familie en bekenden in Amsterdam. Daarom had hij, naast de reguliere vracht, nogal wat clandestiene lading aan boord. Dat meenemen van pakketjes was uiteraard niet toegestaan. Toen mijn vader opnieuw met een vracht aardappelen naar Amsterdam zou gaan en in Hasselt lag om zich bij het konvooi aan te sluiten, kwam de Wasserpolizei langszij. Ze vonden de clandestiene lading en ons schip werd opgebracht naar Zwolle. Daar, aan de Emmawijk, werden de verboden waren uit het schip gehaald en werd het vader toegestaan weer naar Hasselt te varen om zich daar bij het konvooi aan te sluiten. De bevrijding kon niet lang meer op zich laten wachten en mijn vader had er genoeg van. En als hij de Hartman uit het verhaal van dominee Schouten is geweest, kan ik me daar wat bij voorstellen. Hij heeft zijn schip, dat de mooie naam ‘Vrijheid’ droeg, toen in een zijarm van het Zwartewater gelegd en is zelf ook bij de familie en bij vrouw en kind in Hasselt gebleven. Toen het konvooi zou vertrekken, riep men tevergeefs om de ‘Vrijheid.klompjes en daar waren die Canadezen dol op. De zonen van oom Adam en tante Jo hebben mijn klompjes toen een nieuw verflaagje gegeven, die klompjes zijn meegegaan naar Canada. Herinneringen ds. Schouten Ds. Schouten uit Coevorden herinnert zich. ‘Op een dag kwam er een voedselhaler bij ons. Hij vertelde dat er in Dedemsvaart een kindertransport lag, bestemd voor Coevorden. Hij had twee schepen zien liggen. Ze waren vanuit Amsterdam naar ons onderweg. Aan boord bevonden zich, buiten het schippersechtpaar en bemanning, ongeveer 220 kinderen, verdeeld over beide aken en zo’n 20 begeleiders. Ze lagen op stromatrassen
26 34 in de ruimen. De schipper van één van die ‘Rijn-aken heette Hartman. Hij vroeg mij of ik zijn lading, dit keer bestaand kostbare ‘levende have’ kon ophalen. Natuurlijk wel met een ander transportmiddel. Het gevaar was erg groot, zo vond hij als ervaren schipper, dat ze beschoten zouden worden en dus zouden zinken. Dat gevaar was zeker niet denkbeeldig. De Duitsers vervoerden immers ook manschappen en soms ook munitie met schepen, die zij gevorderd hadden. Dat was blijkbaar doorgegeven aan de Engelsen. Ditmaal vervoerden die schepen kinderen uit het hongerende Westen. De ouders van die kinderen stonden aan dezelfde kant als de bemanning van de Engelse jagers tegenover dezelfde vijand. Maar hoe konden die dappere kerels dat weten? Dit grote transport was een uitvloeisel van ons bezoek aan de H.O.A., de Hulp-Organisatie-
Amsterdam. Een gevolg van een merkwaardige reis, die onderweg, uitliep op onze arrestatie in Amersfoort. Het duurde ruim een maand voordat dit beloofde transport kwam. Nu kwam het dus en wel onverwachts. Wat moesten we doen? Het antwoord was niet eenvoudig. Alle gezinnen hadden de bedden klaar en waren voorbereid op de komst. Maar hoe kregen we die kinderen heelhuids in Coevorden? We droegen ten aanzien van die peuters en hun ouders ver weg een grote verantwoordelijkheid. Op een gegeven moment dacht ik: ‘Ik bel een boer. Misschien kan die dat organiseren en eventueel anderen optrommelen om ze samen met verschillende en meerdere wagens op te halen.’ Toen ik een bekende boer belde, lachte die mij niet uit maar hij zei wel: ‘Dedemsvaart is 25 kilometer en een paard zou daar minstens zes uur minstens over doen en
dan nog eens zes uur terug. Dus dat gaat niet. Dat is onmogelijk.’ Maar wat dan? Hoe ik ook peinsde, ik zag geen oplossing. Op dat moment hoorden we een grote trailer van wel veertien meter, gevolgd door een tweede, opzij van onze pastorie, de laan inrijden. En er kwamen twee meisjes aanlopen, die een paar maanden eerder vanuit Amsterdam naar Coevorden waren gekomen. We hadden ze, ook als hulpen in de huishouding, in huis genomen. Ze hadden het echt naar hun zin en leefden mee met lief en leed van de pastorie. Eén van de meisjes wees op de trailers en zei: ‘Waarom neemt u die niet? Prachtig geschikt voor het transport.’ Ik weifelde even. Het waren immers NSB-ers, die voor de Duitsers reden. We zouden in het leger gezegd hebben: A.A.T. De aan- en afvoertroepen. Uitermate geschikt. Maar kon je dat doen? Er was geen andere weg, vooruit dan
35 maar. Toen zag ik dat Henk*) erbij was, de bekende NSB-er, chef van het rollend materieel van de Duitsers. Dat was boffen, want die kende ik. Hij moest en zou me helpen. We maakten een plannetje. ‘Als ik een Fahrbefehl krijg, is het oké,’ zei hij. ‘Nou, haal die dan.’ Zo gezegd, zo gedaan. Al spoedig kwam hij naar ons toe en zei: ‘Het is in orde, ik heb twee trailers en honderdvijftig dekens. Bovendien nog een stuk of tien helpers.’ Ik vroeg: ‘NSB-ers? Laat die dan maar thuis.’ ‘Kom op,’ was zijn antwoord, ‘doe niet zo flauw, die doen u niets en ze kunnen ons mooi helpen.’ Met de vergunning op zak reden we achter elkaar, zonder licht, in de avond langs de Dedemsvaart naar de plaats met dezelfde naam. Geen schip te bekennen. Het was onderhand donker geworden. Wel was er wat maanlicht. Een beetje huiverig. Bij elke sluis informeerde ik naar het gemelde transport. Nog niet langsgekomen. Wel schrokken sluiswachters en hun familieleden zich een aap, wanneer ik onverwachts binnenviel in hun huiskamer. Vooral toen ze een stel geuniformeerde mannen zagen. Het konden toch ook Duitsers zijn, die een overval deden.? Maar een enkeling kende mij en ik kon ze geruststellen. Tot aan Dedemsvaart was er geen schip te bekennen. Ik zat naast Henk in de cabine, want hij reed zelf één van de vrachtwagens. Die opperde: ‘Het hoeft Dedemsvaart niet te zijn, misschien bedoelde die vent: In de Dedemsvaart en die loopt door tot Hasselt.’ We reden door tot een paar kilometer voor de Lichtmis. Henk wilde nog verder. Ik niet. Ik wist immers uit mijn contacten met de Ondergrondse dat het daar vaak een slagveld was. Herhaaldelijk werd daar door overvliegende bommenwerpers gebombardeerd. Ze smeten die bommetjes van 50 kilo vaak op alles wat bewoog. Op auto's, maar
vooral ook op schepen. ‘Als ik het lef heb om door te rijden, hebt u dat lef als dominee dan niet?’ Hij zat nogal regelmatig in mijn kerk, achterin, aan mijn linkerhand. Ik dacht in een flits: ‘Straks noemt hij me een mooie, laffe prater en dan zou voor hem de kracht van de getuigenis verdwenen zijn. Opeens voelde ik dat ik kracht en moed kreeg en bedacht: ‘God kan je overal bewaren, dat heeft Hij al zo vaak getoond de afgelopen jaren. Vooruit dan maar. We gaan door.’ We hadden succes. Bij de sluis aan de Lichtmis zag ik verschillende schepen, die op schutten wachtten. We stopten op mijn verzoek . Ik rende naar de voorste en riep: ‘Is hier ook een schipper Hartman?’ Het antwoord was: ’Ja, dat ben ik. Bent u soms de dominee?’ ‘Ja,’ zei ik terwijl ik een warm gevoel door me heen voelde stromen. Eindelijk. 't was inmiddels kwart voor twaalf geworden, dus bijna middernacht. Op dat moment, totaal onverwacht, hoorden wij het oorverdovende geluid van jachtvliegtuigen, die over de schepen vlogen. Waar ze zo snel vandaan kwamen, wie zal het zeggen op het moment dat ik de schipper en zijn vrouw een hand gaf. Een NSB-er schreeuwde: ’Dekken dominee!’ Ik liet me pardoes in het gangpad vallen naast de luiken, die de kostbare lading afdekten. De schipper en zijn vrouw ploften naast me neer. Er vielen bommen, hoorden we later, van minstens 50 kilo. Ze vielen voor een deel in het water en op de kade. Geen van beide schepen werd geraakt. Toen de vliegtuigen weg waren, reikte één van de NSB-ers me een granaatscherf aan met de mededeling: ‘Die ging net over uw hoofd. Pas op want hij is nog warm. Als u niet gebukt had was uw hoofd hierdoor geraakt. Bewaar dit maar als souvenir voor later.’ Dat heb
ik gedaan en ik heb erop vermeld: ‘27-2-1945 - 23:45 n.m. Toen de vliegtuigen waren verdwenen, renden we met z'n allen de wal op. We probeerden ons achter wat ruïnes van huizen te verschansen, voor 't geval ze zouden terugkeren. We konden op dat moment toch niets doen voor die arme kinderen. En ja hoor, daar waren ze weer. Ze gierden over de schepen. We konden niets doen, alleen bidden om uitkomst voor die arme kinderen en de begeleid(st)ers. De schippersvrouw stond naast me te roepen: ‘O God, help die arme kinderen!’ Haar man zat met ons gebukt achter de muur. We tuurden de duisternis in, verlicht door een beetje maanlicht. Toen gebeurde er een wonder: ze vlogen over beide schepen, schoten niet en bombardeerden evenmin. Weg vliegtuigen. Ze kwamen ook niet meer terug. Nu was het tijd om te handelen. Op dat moment ging de sluis open. Ik riep: Een paar honderd meter opstomen. Daar zijn bomen, daar is meer beschutting dan op dezee open plek.’ En dat haalden we. De kinderen werden één voor één overgeladen in de beide vrachtwagens, in dekens gewikkeld en door Hollandse NSB-ers naar Coevorden gebracht. De terugtocht naar Coevorden verliep voorspoedig. We reden zonder licht, om niet op te vallen. Als de maan zich achter een wolk zich verborg, werd het spookachtig omdat de weg nauwelijks te zien was. Na een half uur rijden kwamen we veilig op onze bestemming aan. Daar was de consistorie van onze kerk inmiddels ingericht als ‘opvangcentrum’ met wachtende aspirant-pleegouders van alle kerkelijke richtingen. Een priester van de R.K.-kerk was
26 36 een beetje bezorgd. Hij vroeg me hoe we de katholieke kinderen nu konden herkennen. Hij was mogelijk bang dat ze een ‘protestantse besmetting’ zouden oplopen als ze bij een protestants gezin ingekwartierd zouden worden. ’Ik zie nergens een plaatje of kaartje met godsdienst erop,’ wees een andere priester hem terecht. Zelf was ik al zielsgelukkig dat alle kinderen nog leefden en niet getroffen waren door de bommetjes van onze vrienden op de Lichtmis.
thuis gaat eten? Maak je zo een kruisje (deed het voor) of moet je je handjes samen vouwen en zeggen: ‘Here, zegen deze spijzen, Amen.’
‘Allé, ik sorteer de katholieke kinderen er wel uit voor jullie,’ bood ik aan. We vroegen een kleine tafel en een stoel. Ik ging op de stoel naast die tafel zitten en liet een smalle opening vrij tussen tafel en muur en toen kon de voorstelling beginnen. Tegen de bezorgde priester zei ik: ‘Kijk goed en mocht je bezwaren hebben dan mag je het zeggen.’ Telkens liet ik een kind passeren en dan vroeg ik: ‘Wat doe je als je
Hervormden en gereformeerden beten elkaar niet, althans toen en daar niet, daar hadden we geen enkele moeite mee. De ‘neutralen’ verdeelden we onder elkaar. Ook niet gevaarlijk. Ze werden allemaal door een zuster van het ziekenhuis gecontroleerd op hoofdluis. Twee kinderen bleken niet helemaal zuiver, wat dat laatste betreft en die wilde dus niemand in huis hebben. Tot mijn vrouw zei: ‘Geef die maar hier. Ik
Direct zei een kind: ‘Ik doe het zo,’ met drie vingertjes naar het voorhoofd wijzend. ‘Dat is de eerste Roomse. Neem maar mee. Vrij ongevaarlijk,’ grijnsde ik tegen de priester. En zo ging het door totdat het laatste kind was ondergebracht.
maak ze wel schoon.’ En aldus geschiedde. Dat dit allemaal kon, tot in de kleine uurtjes, dankten we aan de medewerking van de tijdelijke NSB-burgemeester. Immers, om acht uur 's avonds ging de ‘Sperrzeit’ in en dan mocht niemand meer op straat. Maar wij kregen vlot dispensatie in verband met deze kinderevacuatie. Zo werden ze allen keurig ondergebracht, in de diverse gezinnen. De bedjes stonden opgemaakt te wachten en eten was er voldoende. ‘Om nooit te vergeten!’
(Met dank aan Bé van der Weide, www.herdenking.nl).
‘De Vrijheid’ van schipper Kobus Hartman en zijn echtgenote, waarmee de kindertransporten plaats vonden.
37
Kapitein (b.d.) Hans Spierings trekt volle Veldschuur Door Marja Montanje In eendrachtige samenwerking met Hanneke Rademaker van de Veldschuur Bid en Werk en dankzij de contacten van Minie Buit, was kapitein Buiten Dienst Hans Spierings uit Helmond donderdagavond 24 september te gast in een waarlijk propvolle Veldschuur. Hans Spierings is een groot deel van zijn actieve diensttijd bij de Luchtmacht betrokken geweest bij het bergen van, voornamelijk in de Tweede Wereldoorlog neergestorte vliegtuigen, ook in deze regio. Hans Spierings hield iedereen eerst muisstil met zijn betoog en schitterende fotoos, waarna de vragen los kwamen. Zijn laatste berging was bij de Twistvlietbrug in Zwolle. Om tot een berging te komen moet er heel wat werk verzet worden. Zo moet er archiefonderzoek worden vericht, worden ooggetuigen gehoord en is er overleg met burgemeesters en aannemers. Er zijn allerlei voorschriften en milieuregels, waaraan bij een berging voldaan moet worden. Er komt dus heel wat bij kijken. Hans Spierings werkte 37 jaar bij de Koninklijke Luchtmacht. De eerste 27 jaar in de techniek, de laatste 10 jaar bij de bergingsdienst. Deze afdeling van de Koninklijke Luchtmacht is gestationeerd op de vliegbasis Woensdrecht. Het is een klein team, 8 à 10 mensen zijn in vaste dienst actief bij deze afdeling, die nederlandse toestellen in binnen- en buitenland moet bergen, ook vliegtuigen en helikopters in Afghanistan. Vliegtuigcrashes in Nederland zijn dichter bij huis. De Hercules,
Meer stoelen waren niet beschikbaar en allemaal tot de laatste plaats bezet iop 24 september jl. n de Veldschuur Bid en Werk om het verhaal van kaitein buiten dienst Hans Spierings uit Helmond aan te horen. die crashte met een militaire muziekkapel aan boord, was een stuk eenvoudiger te bereiken dan de gecrashte Nederlandse Apaches in Afghanistan. In alle gevallen zijn er procedures, die doorlopen moeten worden, veiligheidscontroles en milieuvoorschriften, die nageleefd moeten worden want het is en blijft gevaarlijk werk. Voor in WO II neergestorte vliegtuigen ligt het allemaal wat ingewikkelder. De meeste toestellen (80%) zijn sinds 1945 geruimd, maar de overige 20% (1.200 toestellen vanuit de hele wereld) ligt nog steeds ergens, al dan niet in de grond. Is die ondergrond zacht, bijvoorbeeld veen of klei, dan kan een toestel ver de grond ingeboord zijn door de enorme klap. Stort bijvoorbeeld een F16 in zee, dan gelden weer andere procedures, omdat er onder meer duikers, vissers en bergers aan te pas moeten komen.
Primitieve omstandigheden Een vliegtuig bergen in Afghanistan is niet gemakkelijk. De omstandigheden zijn primitief en het bergen moet heel snel gebeuren om te voorkomen dat vijandelijke troepen of lokale bevolking vliegtuig of helicopter al min of meer ‘ontmanteld’ hebben. Ook in dergelijke gevallen blijft onderzoek gewenst naar de oorzaak van de crash om herhaling te voorkomen en belangrijke of gevaarlijke onderdelen moeten zo snel mogelijk uit het toestel gehaald worden. Materiaal in een vliegtuig kan kostbaar zijn of interessant voor de vijand en daarom moeten bergers goed weten wat ze doen. Verder is het klimaat ter plaatse bepaald niet altijd vriendelijk, waarbij te denken valt aan zandstormen, sneeuw en extreme hitte. Boven 4.400 meter hoogte krijgen bergers last van zuurstoftekort maar er moet wel gewoon gewerkt worden. Om nog maar te zwijgen van het risico van mijnen en vijandelijke beschietingen.
26 38 Vliegtuigen die in zee storten zijn een verhaal apart. Vliegers van de basis op Vlieland oefenen boven de Waddenzee en als er ééntje in zee is gestort, kan het toestel tot acht uur na de crash, opgespoord worden aan de hand van signalen, die het neergestorte toestel nog tot acht uur nadien, uitzendt. De zeebodem kan met een scan onderzocht worden, zodat de locatie exact vastgesteld kan worden. Smit Tak wordt ingezet voor het bergen van toestellen in zee. De duikers moeten soms tot op grote diepte werken, een moeilijke klus. Alles moet geruimd worden, zelfs de kleinste onderdelen en daarbij verlenen vissersboten met netten desgewenst assistentie. Het belangrijkste onderdeel is de zwarte doos, die overigens in werkelijkheid grijs is. Als die boven water is, kan het ruimtevaartlaboratorium onderzoeken wat er is gebeurd. Ook het vervoer van wrakstukken of oude vliegtuigen over de weg naar andere locaties, vergt veel voorbereiding en overleg. Dat is op zich al een hele klus: alle vergunningen moeten binnen zijn, de lading moet onder viaducten en hoogspanningslijnen door kunnen rijden, het andere verkeer moet weinig tot geen hinder ondervinden van het transport en voordat de speciale bergingsvoertuigen met hun lading de weg op mogen, is er meestal al weer de nodige tijd verstreken. Het ruimen van oudere toestellen, vooral vliegtuigen uit de Tweede Wereldoorlog, Duitse, Engelse en Amerikaanse vliegtuigen blijft aandacht vragen. Er liggen dus nog altijd over Nederland verspreid 1.200 toestellen en er worden nog altijd 20.000 vliegers vanover de hele wereld vermist, waarvan een deel nog in het neergestorte toestel zit. Is de locatie bekend dan wordt er soms voor gekozen om niet te bergen, simpeIweg omdat de veiligheid en have van omwonenden niet in gevaar is. Bovendien is de medewerking van gemeenten vereist bij het bergen
Hans Spierings (met daarachter Minie Buit) kreeg dankzij de uitwisseling met de aanwezigen, regionale details, waar hij weer wat aan had. van een wrak. Er wordt niet naar wrakken gezocht als de gemeente niet meewerkt én het bergen van vliegtuigen is een geldverslindende operatie. Een paar jaar geleden werd in Zwolle een vliegtuig uit WO II slechts geborgen omdat een terrein bij de Twistvlietbrug ‘schoon’ opgeleverd moest worden voor de bouw van een appartementencomplex en dus haalde de bergingsdienst het toestel diep uit de grond. De voorbereidingstijd kan in geval van een berging een langlopende kwestie zijn, die wel drie tot vier jaar in beslag kan nemen. Veel partijen spelen een rol in een dergelijke procedure. Om ergens te bouwen is een ‘schoon grondverklaring’ nodig en een vliegtuigwrak vervuilt grond(-water) en is door explosief materiaal en kerosine in principe altijd een gevaar. Niemand weet of bommen of andere munitie aan boord wel of niet is ontploft en daarom werken gemeenten, politie, waterschappen en andere overheidsinstanties mee aan een berging. Die begint met een aanvraag van de gemeente. De bergingsdienst maakt een offerte en als die goedgekeurd wordt, kan het onderzoek in het archief van de Engelse luchtmacht,
de RAF, van start. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten vliegtuigen bijna wekelijks luchtfoto's van Nederland. Er is bovendien een uitgebreid archief, waarin de vluchten van vliegtuigen uit Engeland en Duitsland zijn geregistreerd. Als duidelijk is welk vliegtuig in de grond ligt, worden de luchtfoto's bestudeerd. Foto's die ongeveer een week later zijn gemaakt vertonen kraters in de grond op de plek van de crash en daaruit kunnen specialisten aflezen onder welke hoek het toestel is neergestort en of er al dan geen ontploffingsgevaar bestaat. Een vliegtuig dat van Engeland naar Duitsland onderweg was, zal geladen bommen aan boord hebben. Was het vliegtuig op de terugweg, dan is die mogelijkheid niet uit te sluiten, maar dan is het aantal geladen bommen waarschijnlijk aanzienlijk minder. En op die manier wordt een risicoanalyse gemaakt. kan zo opgemaakt worden. Verder kan de locatie extra risico opleveren. Berging in een drukke woonwijk of langs een snelweg maakt het er niet eenvoudiger op. De volgende fase is onderzoek ter plaatse, bijvoorbeeld om met specialistische apparatuur te zoeken naar ijzer. Dat kan van alles opleveren: kachels, fietsen of gewoon een afgedankte vleespan. Een
39 overzicht van ijzeren voorwerpen, die overeenkomen met overzichten van de grondkraters, geeft weliswaar een grote kans van slagen, maar nooit garantie. Vervolgens wordt met grote omzichtigheid een gat gegraven van 60 bij 60 meter op de locatie zelf. Wordt er kerosine of olie aangetroffen, dan is dat meestal de eerste aanwijzing dat er een toestel ligt. Ook na 60 jaar blijft brandstof in de grond zitten omdat het door de bodemlagen soms niet kan wegzakken. Ook kleinere onderdelen worden aangetroffen, zoals motor, staart en stoelen. Een vliegtuig is opgebouwd uit heel veel verschillende materialen, waaronder ijzer, aluminium, asbest en lood. De beroemde mannen in witte pakken, die gevaarlijke stoffen verwerken, zijn standaard bij een berging aanwezig. Vaak zijn er nog resten van de bemanning aan boord en ‘dat went nooit omdat het altijd een heel emotioneel moment is,’ aldus Spierings. Daar wordt heel zorgvuldig en respectvol mee omgegaan. De grond wordt op een transportband uitgezeefd om ieder voorwerp, hoe klein ook, te verzamelen. De afvoer van vervuild grondwater is ook een aandachtspunt
omdat het verantwoord moet worden afgevoerd. Voor lozing van (zwaar) verontreinigd water is toestemming vereist van het waterschap. En het is heel kostbaar. Ieder onderzoek is anders en levert andere archiefgegevens, vondsten en moeilijkheden op. De vliegtuigen in WO II vlogen vooral 's nachts om aanvallen van Duitse vliegtuigen en crashes te ontwijken. De bemanning van de geallieerde vliegtuigen was vaak samengesteld uit Engelsen, Amerikanen, Nieuw Zeelanders, Australiërs en Polen. Vliegeniers, die Nederland en Duitsland nauwelijks kenden, waardoor ook op Nijmegen en Enschede bommen werden geworpen omdat in de cockpit niet bekend was dat het hier nederlands grondgebied betrof. De vliegtuigen vlogen vanuit Engeland in totaal 8 tot 9 uur naar Berlijn om hun bommen af te werpen en terug te vliegen naar hun basis. De meesten hadden 6 tot 7 ton bommen aan boord, die vanuit het midden van de romp en de staart werden afgeworpen. Duitse vliegtuigen waren eigenlijk jachtvliegtuigen, die aan de onderkant een compartiment hadden, vanwaaruit de bommen, vergelijkbaar met granaatwerpers, werden
Een bloemetje voor zijn vrouw en natuurlijk een warm applaus, ook voor de organisatie en vrijwilligers van Hanneke Rademaker (rechts).
gedropt. Bij het afgaan van dat soort bommen, komt een grote hoeveelheid kleine scherpe munitie, vrij, waarmee een berger maar beter rekening kan houden. Reden voor kapitein Spierings aan het adres van ‘amateur-bergers’ vooral overal af te blijven, laat staan een bommetje als souvenir op de schoorsteenmantel te zetten… want zelfs voor professionals is het bergen van munitie levensgevaarlijk. Het verschil tussen Duitse en geallieerde bemanning was dat Duitse bemanningsleden verplicht waren hun dienst uit te voeren en de geallieerden vrijwilligers waren. Berging van menselijke resten gebeurt uiterst zorgvuldig. Elk stukje bot, lapje stof, identiteitsplaatje of ring is van belang voor de identificatie van de slachtoffers. Zijn de stoffelijke resten geïdentificeerd, dan wordt de familie ingelicht door de ambassade van het betreffende land. Voor veel nabestaanden is deze informatie heel belangrijk. Mooi voorbeeld daarvan was de berging van een vliegtuig in de polder Ruigoord bij Amsterdam vanwege herbebouwing. Op 31 januari 1943 stortte het toestel op een boerderij, waar een echtpaar met negen kinderen woonde. Het voorste deel van de boerderij werd getroffen, waarbij ouders en de vier jongste kinderen overleden. De vijf oudste kinderen sliepen in het achterhuis en overleefden de crash. Tijdens de berging kwamen deze kinderen van toen kijken en zagen hoe kleding, huisraad en andere persoonlijke bezittingen uit het bergingsgat tevoorschijn kwamen. Emotionele momenten voor de betrokkenen. De lezing werd besloten met een warm applaus voor Hans Spierings die boeiend vertelde over zijn oude vak: het bergen van neergestorte vliegtuigen.