11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 17
introductie
1
Wat is anticonceptie?
Anticonceptie is een verzamelnaam voor alle methoden en middelen die tot doel hebben bevruchting van de eicel door de zaadcel, dan wel innesteling van de bevruchte eicel, te voorkomen. Idealiter dient anticonceptie een volledige bescherming te bieden tegen zwangerschap zonder daarbij de gezondheid van degene die een bepaalde vorm van anticonceptie toepast, te schaden. Na het staken van de anticonceptie moet de vruchtbaarheid min of meer direct terugkeren. Anticonceptie moet bovendien eenvoudig toepasbaar zijn, zonder dat hiermee de seksuele relatie verstoord raakt. Vooral vanwege toepassing in minder ontwikkelde gebieden dient anticonceptie ook goedkoop te zijn. Anticonceptie moet voorts beschermen tegen seksueel overdraagbare aandoeningen. Ten slotte dient anticonceptie toegepast te kunnen worden onafhankelijk van medische of paramedische hulpverleners. Helaas voldoet geen enkele methode van geboorteregeling, noch de tijdelijke noch de in opzet definitieve methoden, aan de eisen die men aan ‘het ideale anticonceptivum’ zou willen stellen. Vooralsnog zullen we moeten proberen bijwerkingen en nadelen van de diverse methoden zo veel mogelijk te beperken, in het besef dat een zwangerschap altijd nog meer gezondheidsrisico’s met zich meebrengt dan welk anticonceptivum ook.
2
Waarom anticonceptie?
Mede door de wereldwijd sterk verbeterde gezondheidszorg is in de loop van de twintigste eeuw de zuigelingensterfte sterk verminderd en is daardoor de groei van de wereldbevolking explosief toegenomen. Bedroeg de totale wereldbevolking in 1800 nog 978 miljoen zielen, in 1950 was zij gestegen tot 2.529 miljoen. In de daaropvolgende veertig jaar is de wereldbevolking meer dan verdubbeld: tot 5.290 miljoen in 1990. Door geboortebeperkende maatregelen, maar ook door de aids-epidemie, vooral in grote delen van Afrika, is de groei inmiddels vertraagd. Volgens de meest recente cijfers telde de wereld ultimo 2009 6.829 miljoen bewoners en in de laatste prognoses van de Verenigde Naties1 wordt tot 2050 een verdere groei verwacht tot 9.150 miljoen bewoners (middenvariant) met een spreiding van 7.958 miljoen (lage variant) tot 10.461 miljoen introductie
17
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 18
(hoge variant). De aanvankelijke prognose van een verdubbeling van de wereldbevolking in de jaren 1990-2050, zoals eerder werd verwacht2, is dus recent bijgesteld. Nadien zal een verder afvlakken van de groei plaatsvinden. In de laatste schattingen worden geen cijfers meer gegeven voor de daaropvolgende prognoses tot het jaar 2050 (figuur 2-1). Eerder nog werd de wereldbevolking in 2050 geschat op 11.542 miljoen bewoners.2 De toename van de wereldbevolking vindt vooral plaats in de minder ontwikkelde regio’s. Met name in Afrika wordt een verdubbeling van het aantal inwoners verwacht in 2050.
wereldbevolking (in miljoenen)
10000 9150
9000 8000 7000
6829
6000 5290 5000 4000 3000
2529
2000 978
1000 0
1800
Figuur 2-1
1950
1990
2009
2050
Bevolkingsgroei 1800-2009 en prognose 2050.
Deze prognoses kunnen alleen bewaarheid worden als wereldwijd wordt doorgegaan met een maximale inspanning om anticonceptie voor iedereen gemakkelijk toegankelijk te maken. In 1990 paste wereldwijd 57% van de echtparen in de vruchtbare levensfase enige vorm van anticonceptie toe: 72% in de ontwikkelde landen en 53% in de minder ontwikkelde landen. Hierbij zijn wel enorme regionale verschillen: in Oost-Azië nam 79% van de echtparen in de vruchtbare leeftijd geboortebeperkende maatregelen tegenover slechts 18% in Afrika3. In 2007 was het aantal echtparen dat enige vorm van anticonceptie toepaste gestegen tot 62,9%, vooral als gevolg van de stijging in de minder ontwikkelde regio’s tot 61,7%. In de periode 1990-2007 steeg het percentage in Oost-Azië tot 84,8% en ook in Afrika is het gebruik van enige vorm van anticonceptie ondanks de negatieve invloed door de katholieke kerk, toegenomen tot 28,0%.4,5
18
deel 1
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 19
Om beperking van de bevolkingsgroei te bereiken, moet wel worden voldaan aan enkele belangrijke voorwaarden. De bevolkingsproblematiek dient met name in de minder ontwikkelde regio’s hoog op de politieke agenda te komen. Geboortebeperking leidt alleen tot resultaat als naast een gemakkelijke toegankelijkheid tot de methoden van anticonceptie, er ook een goed stelsel van sociale voorzieningen bestaat, zodat ouders voor hun oude dag financieel onafhankelijk kunnen zijn van hun kinderen. Tevens dient er voldoende werk te zijn en voldoende voedsel voor iedereen. Bovendien moet de moeder- en kindersterfte door verbetering van zorg sterk worden verminderd. Daarbij dient wel het recht op individuele vrijheid van de mens te blijven behouden, zoals verwoord op de Wereldbevolkingsconferentie in Boekarest in 1974 (paragraaf 14 e.v.) en herbevestigd op de Internationale Conferentie voor bevolking en ontwikkeling in Cairo in 1994 (paragraaf 7.5 en 7.6): ‘Alle paren en individuen hebben het basisrecht om vrij en verantwoord te besluiten over het aantal kinderen, de tijdsduur tussen de kinderen én het recht op de informatie en de middelen om dat te bereiken; de verantwoordelijkheid van paren en individuen bij uitoefening van dit recht betekent dat zij rekening moeten houden met de behoeften van hun levende en toekomstige kinderen, en met hun verantwoordelijkheden naar de maatschappij’.6,7
3
Historisch overzicht
3.1
Inleiding
Anticonceptie is niet nieuw. Al vele eeuwen wordt geprobeerd het kindertal te verminderen. Door het ontbreken van kennis omtrent de werking van de voortplanting was het in het verleden niet goed mogelijk middelen te ontwikkelen die deze werking rechtstreeks konden beïnvloeden. De door de eeuwen heen toegepaste middelen en methoden van geboorteregeling richtten zich dan ook vooral op middelen die we tegenwoordig barrièremethoden noemen. De eerste beschrijving van een middel ter voorkoming van zwangerschap is aangetroffen op een papyrusrol uit het oude Egypte, omstreeks 1500 jaar v.Chr., waarin een recept staat beschreven van een brouwsel bestaande uit honing en stekels van de acacia, dat waarschijnlijk zijn werking ontleende aan de productie van melkzuur en, in de vagina ingebracht, een zaaddodende werking had. Zuren als melkzuur, boorzuur en citroenzuur vormen nog steeds een belangrijk bestanddeel van de huidige zaaddodende middelen. In de loop der eeuwen zijn ook verschillende drankjes gebruikt om te proberen de vruchtbaarheid te beperken. Het meest bekend is een brouwsel dat bij indianenvolken bekend was en dat bestond uit thee met een extract van gedroogde zaadballen van de bever. introductie
19
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 20
Ook zijn allerlei middelen gemaakt voor gebruik ‘post coitum’, zoals het ‘uitroken’ van de vagina en het spoelen daarvan met allerlei aanzurende middelen. Geen van deze methoden was werkelijk effectief.
3.2
Barrièremiddelen
Hoewel het condoom pas in de zestiende eeuw als zodanig wordt omschreven, vooral als middel ter bescherming tegen geslachtsziekten, zijn er op fresco’s uit het oude Egypte al mannen te zien met een beschermend hoesje om de penis. Aanvankelijk werden condooms vervaardigd van linnen, later van darm van schapen en varkens en sinds het midden van de vorige eeuw van rubber. De kwaliteit van dergelijke condooms liet echter veel te wensen over. In de middeleeuwen waren metalen kuisheidsgordels in zwang, vooral bij de vrouwen van ridders die, als zij ten strijde trokken, hun vrouwen op deze wijze seksuele omgang met mannen tijdens hun afwezigheid onmogelijk maakten: een uiterst effectieve manier van geboorteregeling. De eerste beschrijving van een barrièremiddel bij de vrouw is afkomstig van Casanova, die zijn geliefden adviseerde een uitgedroogde halve citroen te plaatsen op de baarmoedermond. Dit vormde een voorloper van het aan het eind van de negentiende eeuw ontwikkelde portiokapje van rubber, dat in 1881 door toedoen van de eerste vrouwelijke arts in Nederland, Aletta Jacobs, wereldwijd bekendheid verwierf. Nog steeds zijn deze kapjes bekend onder de naam ‘dutch cap’.
3.3
Intra-uteriene middelen
Het was de Griekse arts Hippocrates (460-377 v.Chr.) die al in zijn werken een methode beschreef voor het bestrijden van vrouwenkwalen: met een holle loden pijp werden voorwerpen, waarschijnlijk steentjes, in de baarmoeder gebracht ter voorkoming van zwangerschap.8 De overlevering vermeldt dat kameeldrijvers deze methode toepasten ter voorkoming van zwangerschap bij kamelen gedurende de lange woestijntochten. De Perzische arts Muhammed Al-Rhazi beschreef in de negende eeuw dat een stevig stuk opgerold papier, met draad omwonden, in de baarmoeder werd gebracht als methode van geboorteregeling. Aan het einde van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw werden transcervicale pessaria, waarvan dat onder de naam Fructulet het meest bekend werd, toegepast; dit zowel ter bevordering (door liggingscorrectie) als ter voorkoming van zwangerschap. Deze pessaria mochten niet langer dan een maand in situ blijven, vanwege de sterk verhoogde kans op infecties. Rond 1920 werd Sterilett gebruikt, als intra-uterien anticonceptivum. Dit bestond uit een metalen, verzilverde of vernikkelde staaf, die eindigde in twee verende armen met aan het uiteinde een knop20
deel 1
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 21
vormige verdikking. De staaf was bevestigd op een metalen ring, waarop meestal een wegklapbare metaalplaat was aangebracht. De verende armen van de staaf zorgden intra-uterien voor fixatie. De constante druk op de uteruswand leidde echter vaak tot atrofie en ulceraties en uiteindelijk geregeld tot ernstige, soms letaal verlopende infecties.9 In 1909 beschreef Richter het eerste geheel intra-uterien gelegen pessarium, gemaakt van draden van zijdewormdarm.10 Met een speciale sonde werd dit pessarium hoog in het cavum uteri gebracht. Dilatatie van het ostium internum was hierbij zelden nodig. Een vervolg hierop was het Pust-pessarium, waarbij de zijdewormdraden tot een ring werden gevlochten en via een transcervicale uitloper op een van speciaal, onbreekbaar Jena-glas gemaakte knop aan de cervix kon worden vastgezet.11 In het begin van de jaren dertig werden door Ota in Japan12 en door Gräfenberg in Duitsland13 geheel intra-uterien gelegen ringen vervaardigd en ingebracht ter voorkoming van zwangerschap. In aangepaste vorm is de Ota-ring in Japan nog steeds verkrijgbaar als inert plastic iud (‘intra-uterine device’). De Gräfenberg-ring, aanvankelijk gemaakt van zijdewormdraden, later van zilver, werd op beperkte schaal nog gemaakt en toegepast tot circa 1970. De zilveren ring van de arts Gräfenberg bleek even effectief te zijn als de huidige koperhoudende iud’s. Waarschijnlijk was het gebruikte ‘Duitse zilver’ verantwoordelijk voor de hoge effectiviteit. Dit Duitse zilver was een legering, bestaande uit 80,9% zilver, 18,6% koper en 0,5% cadmium. Door zijn patiënten zorgvuldig te selecteren wist Gräfenberg het aantal infecties in zijn eigen patiëntenpopulatie laag te houden. Minder zorgvuldige toepassing door anderen leidde in het preantibioticatijdperk geregeld tot ernstige infecties, die vaak fataal verliepen. Mede om die reden werd de (joodse) Gräfenberg in het begin van de jaren dertig uit de Deutsche Ärtzekammer gezet; hij emigreerde naar New York, waar hij zijn praktijk voortzette. De intra-uteriene anticonceptie nam vanaf circa 1960 een grote vlucht als methode van geboorteregeling door de ontwikkeling van plastic middelen, waarvan Margulies-coil, Lippesloop, Saf-T-Coil en het T-spiraaltje de bekendste werden.14 Duidelijk werd dat de effectiviteit van de intra-uteriene middelen toenam door vergroting van het aanrakingsoppervlak met het endometrium. De ontwikkeling van het Dalkon-schildje bevestigde deze theorie. Het was uiterst effectief, maar in de jaren tachtig leidde het tot een toenemend aantal infecties, mede veroorzaakt door de multifilamentaire draad aan het schildje. Het gevolg was een tijdelijke terugval in het wereldwijde gebruik van iud’s. Toevoeging van koper aan het inerte frame van het iud zorgde voor een verhoging van de anticonceptieve werking.15 De hoeveelheid koper bleek eveneens relevant. Het meest effectief zijn iud’s met een koperoppervlakte van 300 mm2 of meer. Wordt de koperoppervlakte verder verhoogd, tot 400 mm2 of meer, dan is er geen verbetering van de effectiviintroductie
21
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 22
teit meer te verwachten, maar neemt de kans op bijwerkingen, in het bijzonder bloedingen, toe. De effectiviteit van het koperimplantaat, waarbij een frame ontbreekt, heeft duidelijk gemaakt dat uitsluitend koper verantwoordelijk is voor de anticonceptieve werking en dat de grootte van het iud niet bepalend is. Hormoonafgevende intra-uteriene systemen, waarvan Progestasert* op basis van het T-model als eerste beschikbaar kwam, hadden aanvankelijk een stijging van het aantal extra-uteriene graviditeiten tot gevolg.16 Dit systeem wordt dan ook nauwelijks meer toegepast. Met de introductie van het levonorgestrel-afgevend systeem Mirena aan het eind van de jaren tachtig doet dit probleem zich niet meer voor. Het huidige levonorgestrel-afgevende intra-uterien systeem is qua effectiviteit vergelijkbaar met sterilisatie.17
3.4
Natuurlijke methoden
Al aan het begin van onze jaartelling werd door de apostel Paulus seksuele onthouding genoemd als methode van geboortebeperking. In het begin van de twintigste eeuw werd voor het eerst een relatie gelegd tussen de temperatuurschommelingen in de cyclus en het tijdstip van ovulatie. In Nederland werd dit door Van der Velde beschreven in ‘Het volkomen huwelijk’ in 1926. De methode werd pas algemeen erkend toen nagenoeg gelijktijdig Ogino18 in Japan en Knaus19 in Wenen een helder inzicht verschaften in de fysiologie van de menstruele cyclus en op basis daarvan de mogelijkheid gaven de vruchtbare dagen te berekenen. De methode kreeg algemene bekendheid als ‘periodieke onthouding’.
3.5
‘De pil’
De grote doorbraak in de ontwikkeling van de anticonceptie kwam toen ook de hormonale regeling van de vruchtbaarheid in kaart kon worden gebracht. De ontdekking van de ovulatieremmende werking van een combinatie van hormonen (oestrogenen en progesteron) door Gregory Pincus20, leidde vanaf 1960 met de introductie van ‘de pil’ tot een revolutie in de anticonceptie. Eindelijk was er een werkelijk betrouwbaar middel beschikbaar, dat het mogelijk maakte de seksuele handeling los te koppelen van zwangerschap. De pil leverde hierdoor tevens een belangrijke bijdrage aan het emancipatieproces van de vrouw.
3.6
Sterilisatie
Definitieve anticonceptie door middel van sterilisatie van man of vrouw heeft in de vorige eeuw eveneens een stormachtige ontwikkeling doorge* Omwille van de leesbaarheid is het ®-teken in dit boek weggelaten. Merknamen zijn herkenbaar aan de hoofdletter als beginletter.
22
deel 1
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 23
maakt. Madlener beschreef in het begin van de twintigste eeuw een eenvoudige operatieve afsluiting van de eileiders bij de vrouw. De huidige methoden berusten nog steeds op hetzelfde principe, maar dankzij de ontwikkeling van laparoscopie en hysteroscopie zijn deze methoden thans op grotere schaal toepasbaar.
4
Fysiologie van de voortplanting
Zowel bij de vrouw als bij de man wordt de vruchtbaarheid geregeld door een subtiel samenspel van hormonale regulering enerzijds en een welhaast perfect anatomisch stelsel anderzijds. In de hypothalamus, een centraal in de hersenen gelegen gebied, worden (onder andere) stoffen geproduceerd die de hypofyse – het hersenaanhangsel dat zich, goed beschermd door de schedel, midden achter de ogen bevindt – aanzet tot de productie van fsh (follikelstimulerend hormoon) en lh (luteïniserend hormoon). Bij de vrouw is fsh verantwoordelijk voor de rijping van de eicel. Elke cyclus weer ontwikkelt zich een eicel uit een van de – al vanaf de geboorte aanwezige – primordiale follikels in de eierstok. De primordiale follikel groeit via een secundaire follikel uit tot de Graafse follikel, waarin de eicel zich bevindt. De follikel produceert op zijn beurt het hormoon oestradiol, dat verantwoordelijk is voor onder andere de vorming van cervixslijm, nodig voor het opnemen en laten passeren van de zaadcellen via de baarmoederhals. De toename van de hoeveelheid oestradiol in de bloedcirculatie zorgt voor de afgifte van lh uit de hypofyse op het moment dat de eicel voldoende is ontwikkeld. Dit leidt tot de ovulatie of eisprong, waarna het ei bevrucht kan worden door de aanwezige zaadcellen. Na de ovulatie begint de productie van progesteron, ook wel het zwangerschapbehoudend hormoon genoemd, dat het baarmoederslijmvlies gereed maakt om vijf tot zeven dagen later de bevruchte eicel, die via de eileiders naar de baarmoederholte wordt getransporteerd, te kunnen ontvangen. Heeft zeven dagen na de ovulatie geen innesteling plaatsgevonden, dan vermindert de productie van het progesteron, waarna weer zeven dagen later het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten: dit gebeurt tijdens de menstruatie. De daling van de progesteronproductie is aanleiding tot hernieuwde afgifte van de hormonen in de hypofyse, waardoor de gehele cyclus weer opnieuw begint. Bij de man stimuleert lh de productie van testosteron in de testikels of zaadballen, welk hormoon noodzakelijk is voor de rijping van de zaadcel. Ook fsh, afkomstig uit de hypofyse, is betrokken bij de rijping van de zaadcellen in de testikels. In tegenstelling tot bij de vrouw, bij wie alle primordiale follikels (waaruit de eicellen zich ontwikkelen) al bij de geboorte aanwezig zijn, is er bij de man tijdens en na de puberteit sprake van introductie
23
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 24
een continue nieuwvorming van zaadcellen. De rijping van een zaadcel duurt ongeveer 75 dagen. De rijpe zaadcellen worden opgeslagen in de epididymis (de bijbal) en in het begin van de ductus deferens (de zaadleider). Tijdens de ejaculatie worden de zaadcellen samen met vloeistoffen uit de prostaat en uit de zaadblaasjes via de urethra (de plasbuis) naar buiten gebracht. Vindt ejaculatie tijdens de coïtus (geslachtsgemeenschap) plaats, dan wordt het ejaculaat gedeponeerd in het achterste schedegewelf. Vervolgens zullen via het cervixslijm de beweeglijke zaadcellen de baarmoeder binnengaan en via de eileiders bij de eicel komen, waarna deze bevrucht kan worden.
5
Hoe werkt anticonceptie?
De verschillende methoden van anticonceptie verhinderen het ontstaan van zwangerschap doordat zij het voortplantingsmechanisme verstoren. Dit kan gebeuren door: – de productie van ei- en zaadcellen te verhinderen: hormonale anticonceptie; – te verhinderen dat de zaadcellen via de baarmoeder de eileiders bereiken door veranderingen in het baarmoederslijmvlies te veroorzaken en de beweeglijkheid van de zaadcel te beïnvloeden; dit kan plaatsvinden door koperafgifte via spiraaltjes of hormoonafgifte via in de baarmoeder gelegen systemen: intra-uteriene anticonceptie; – door af te zien van geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare dagen van de vrouw: de ‘natuurlijke’ methoden van geboorteregeling; – door te verhinderen dat zaadcellen en eicel elkaar bereiken tijdens de geslachtsgemeenschap: de barrièremethoden en sterilisatie. De hormonale en intra-uteriene methoden alsook de toepassing van natuurlijke methoden en barrièremiddelen zijn tijdelijke vormen van geboorteregeling en na het staken van deze methoden is bevruchting meestal weer direct mogelijk. Sterilisatie is bedoeld als definitieve vorm van geboorteregeling.
6
Anticonceptie en SOA-preventie
Een van de voorwaarden waaraan het ideale anticonceptivum – naast absolute bescherming tegen zwangerschap – moet voldoen is bescherming bieden tegen seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). De meest bekende hiervan is aids, overgebracht door het hiv (‘human immunodeficiency virus’). Hoewel het verloop van de ziekte door medicatie kan worden vertraagd, is er nog steeds geen medicament beschikbaar dat de 24
deel 1
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 25
ziekte ook geneest. De andere soa’s zijn niet per se levensbedreigend, maar kunnen op den duur wel leiden tot onvruchtbaarheid, doorgaans als gevolg van beschadiging van de eileiders. Na een daling in het aantal voorkomende soa’s direct na 1990, is vanaf het midden van dat decennium weer een stijging waarneembaar. In de periode van 1996 tot 2001 verdubbelde de frequentie van besmetting met chlamydia. In dezelfde periode werd ook een forse stijging van de incidentie van traditionele geslachtsziekten als gonorroe en syfilis vastgesteld.21 Sinds 2004 registreren alle ggd-en hun soa-consulten in de internetapplicatie soap, waardoor het mogelijk is geworden trends op landelijk niveau te registreren. In de periode 2004-2009 steeg het aantal nieuwe soa-consulten van circa 53.000 naar ruim 93.000. In 2009 werd ruim 98% van alle bezoekers getest op gonorroe, chlamydia en syfilis en 92% op hiv. Het percentages positieve testen op gonorroe, syfilis en hiv daalde gedurende deze periode licht, maar door de sterke toename van de consulten steeg het absolute aantal infecties. In 2009 vond wel een opvallende stijging plaats van het aantal positieve testen op gonorroe (28% meer dan in 2008) bij mannen die seks hebben met mannen. Wat betreft chlamydia was er zowel percentueel als absoluut een forse stijging te zien naar bijna 11% in 2009 overeenkomend met circa 10.000 nieuwe gevallen. Het percentage positieve chlamydia-testen is het hoogst bij jonge heteroseksuelen (<25 jaar): 14%.22,23 100000
12
90000 10
80000 70000
8
60000 50000
6
40000 4
30000 20000
2
10000 0
2004
2005
2006
chlamydia aantal testen gonorroe aantal testen infectieuze syfilis aantal testen hiv aantal testen
Figuur 6-1
2007
0 2008
chlamydia % pos gonorroe % pos infectieuze syfilis % pos hiv % pos
Trends in het aantal testen op soa’s en het percentage positieve testen in de periode 2004-200822, 23
introductie
25
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 26
De tijdelijke daling direct na 1990 volgde op intensieve anti-aids-campagnes, die vooral waren gericht op jongeren. De intensiviteit van deze voorlichtingscampagnes nam rond 1995 af, mede door bezuinigingen van de overheid. Hoewel niet met zekerheid kan worden aangetoond dat minder intensieve voorlichting, vooral gericht op de jaarlijkse nieuwe groep jongeren die seksueel actief wordt, hier debet aan is, lijkt deze relatie wel waarschijnlijk. Blijvende voorlichting over soa-preventie, met name onder jongeren, is dan ook van groot belang. Door het ontwikkelen van lespakketten, zoals het pakket ‘Lang leve de liefde’ voor leerlingen van klas 2 en 3 van het vmbo, worden jongeren getraind in vaardigheden om hun grenzen in seksuele relaties aan te geven en om te kunnen onderhandelen over veilig vrijen, condoomgebruik en anticonceptie. Om overdracht van soa’s te verhinderen, is het gebruik van condooms (mannen- en/of vrouwencondooms) noodzakelijk, in het bijzonder in de risicogroepen. Tot de groepen met het hoogste soa-risico behoren jongeren tot 25 jaar met wisselende seksuele partners of met partners die wisselende seksuele contacten hebben. Hoewel sommigen uitsluitend condoomgebruik propageren als bescherming tegen zowel zwangerschap als soa’s, is de betrouwbaarheid van condooms ter bescherming tegen zwangerschap aanzienlijk minder dan die van hormonale en intra-uteriene methoden. Daarom luidt het advies om ter bescherming tegen zwangerschap een betrouwbaar anticonceptivum, zoals pil of spiraal, te kiezen en bovendien het condoom erbij te gebruiken ter preventie van soa’s. Deze methode wordt vanaf circa 1980 wereldwijd gepropageerd en staat bekend als ‘double dutch’.24
26
deel 1
11677_4edruk-anticonceptie-01_deel_deel_01 07-12-10 13:59 Pagina 27
Referenties 1.
2. 3.
4.
5.
6. 7.
8.
9.
10. 11. 12. 13. 14.
15.
United Nations Department of Economic and Social Affairs/Population Division World Population Prospects: The 2008 Revision, http://esa.un.org/unpp United Nations World Population Prospects: The 1994 Revision. New York. United Nations, 1995. United Nations (1994). World Contraceptive Use 1994, United Nations Department for Economic and Social Information and Policy Analysis, ST/ESA/SER.A/143, New York. United Nations (2002). World Contraceptive Use 2001, Population Division of the United Nations Department of Economic and Social Affairs, DEV/2392/POP/829, New York. World Contraceptive Use 2009. United Nations Department of Economic and Social Affairs. Population Division. http://www.un.org/esa/population/publications/contraceptive2009/contraceptive2009.htm Wereldbevolkingsrapport 1997. United Nations Population Fund. Standards from the Programme of Action of the United Nations International Conference on Population and Development: Cairo, Egypt: 5-13 September, 1994. Southam AL. Historical review of intra-uterine devices. In: Proceedings of the Second International Conference on Intrauterine Contraception, New York, October 2-3, 1964. International Congress-Series No. 86, Amsterdam, Excerpta Medica. 1965:3-5. Reist A. Die Gefahren der zur Konzeptionsverhütung intrauterin eingeführten sogenannten Sterilette oder Obturatoren, sowie des Fructuletts von Nassauer. Schweiz Med Wschr 1925;5:650-7. Richter R. Ein Mittel zur Verhütung der Konzeption. Dtsch Med Wschr 1909;35:1525-27. Pust Dr. Ein brauchbarer Frauenschutz. Dtsch Med Wschr 1923;29: 952-3. Ota T. A study on the birth control with an intra-uterine instrument. Jap J Obstet Gynecol 1934;17:210-4. Sommer K. Konzeptionsverhütung durch Graefenbergring. Zbl Gynaek 1931;55:2547-9. Tietze C, Lewit S, editors. Proceedings of the Conference of IntraUterine contraceptive Devices, New York, April 30-May 1, 1962. Excerpta Medica Foundation, International Congress Series No 54, Amsterdam 1962. Tatum HJ. Intrauterine contraception. Am J Obstet Gynecol 1972; 112:1000-23.
introductie
27