Internationale misdrijven en Aruba Mischa Wladirniroff
1.
Inleiding
Op een morgen arriveert met de vlucht van Surinam Airways uit Paramaribo op vliegveld Reina Beatrix een man, die de aandacht trekt. Het is een donkere man, maar hij ziet er niet uit als een Surinamer, een Zuid-Amerikaan of ieman.d uit het Caribische gebied. Volgens zijn paspoort heet hij Ndahiyakwi.za en komt hij uit Afrika. De man wil later in de morgen overstappen op een vlucht naar Cuba. Hij blijkt gesignaleerd te staan als verdachte in een onderzoek van de aanklager bij het Rwanda tribunaal in Tanzania. De signalering is een zogeheten blue alert,’ zodat aan de instantie die de signalering heeft verzocht een melding moet wor den gedaan van de aanwezigheid van de gesignaleerde persoon. De signalerende instantie kan zich dan beraden over een eventuele actie, zoals een verzoek tot uitlevering. De autoriteiten op Aruba realiseren zich dat de aanklager bij het Rwanda tribunaal zich bezig houdt met volkerenmoord, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. Het gaat dus om een verdenking van zeer ernstige delicten en de man is als transit passagier maar tijdelijk op Aruba. De autoriteiten besluiten het niet te laten bij een melding maar ook contact op te nemen met het bureau van de aanklager bij het Rwanda tribunaal. Dat lukt niet en om te voorkomen dat de man weer verdwijnt, wordt hij aangehouden. Ver volgens wordt hij in het kader van de piketregeling bezocht door een advocaat uit Oranjestad. In werkelijkheid is er nooit een verdachte Rwandees op het vliegveld van Aruba geland en is de naam Ndahiyakwiza verzonnen. Maar het had zo maar kunnen gebeuren. Bovendien is het niet ondenkbaar dat er ooit een ZuidAmerikaan op Aruba wordt aangetroffen, die verdacht wordt van betrokkenheid bij zeer ernstige schendingen van het humanitaire recht, zoals foltering of andere misdrijven tegen de menselijkheid. Zolang gewapende conflicten met gruwe lijkheden niet zijn uitgebannen, kan elk land te maken krijgen met verdachten van dit soort zeer ernstige delicten, al was het maar vanwege het gemak waar mee men tegenwoordig over de wereld kan reizen. Zelfs een land dat geen bin nenlandse troebelen kent en zijn zaken op orde heeft, moet beducht zijn op de mogelijkheid dat ook het ei.gen rechtssysteem wordt geconfronteerd met ver dachten van volkerenmoord, misdrijven tegen de menselijkheid of oorlogsrnis De autoriteiten van landen aangesloten bij Interpol kunnen vragen een verzoek tot signa lering (blue alert) of een verzoek tol aanhouding (red alert) te laten uitgaan.
217
INTERNATIONALE MISDRIJVEN EN ARUBA
drijven. De aanhouding van mannen zoals Ndahiyakwiza stelt zowel nationale autoriteiten als de balie voor de vraag welk recht van toepassing is en welke mogelijkheden er in dit soort situaties openstaan. Deze bijdrage aan de jubile umbundel verkent de stand van zaken op het gebied van het humanitaire straf recht op Aruba. 2.
Internationale misdrijven
Het besef dat ook in tijden van gewapende conflicten regels van humaniteit heb e ben te gelden, die nageleefd moeten worden, bestaat al sinds de 19 2 maar eeuw, eerst rond de eeuwwisseling van 1900 kwam het tot een tweetal internationale 3 waar bijna alle toenmalige staten waren vertegenwoordigd en waar conferenties de vraag werd besproken wanneer een oorlog ‘gerechtvaardigd’ is, ius ad bel lum, en welke methoden in de strijd ontoelaatbaar werden geacht, ius in bello. Tijdens de tweede conferentie werden 13 verdragen afgesloten, 4 waarvan de Vierde Haagse Conventie met het 5 Landoorlogreglement, voor het humanitaire recht de belangrijkste is. Het Landoorlogreglement codificeerde de wetten en gebruiken van de oorlog, kortom de internationaal aanvaarde normen met be trekking tot de methoden van oorlogsvoering en in het bijzonder tot bescher ming van hen die niet of niet meer aan het gewapende conflict deelnemen. Na de Haagse conferentie van 1907 volgden andere regelingen, waarbij het steeds ging om volkenrechtelijke verplichtingen voor staten. Immers, het zijn staten die de oorlog verklaren en de strijd voeren en men meende dat in een oorlog individuen slechts namens de staat handelen. Na de Eerste Wereldoorlog wilden de gealli eerden de aanstichter van deze wereldbrand, de Duitse keizer, berechten, 6 maar 2
6
21R
M .W. Mouton, Oorlogsmisdrijven en het internationale recht, Den Haag 1947, beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen: 1856 de Declaratie van Parijs, 1863 de Lieber Regula tions, 1864 de Conventie van Genève, 1874 de conferentie van Brussel en 1880 de Oxford Manual, p. 63-79. Haagse Vredesconferentie van 1899 en de Haagse Vredesconferentie van 1907. Conventie 1. De vreedzame regeling van internationale geschillen, II. Beperking op het gebruik van geweld bij de recuperatie van aangegane schulden, III. Het openen van de vijandelijkheden, IV. De wetten en gewoontes bij oorlogvoering te land (Landoorlogre glement), V. Rechten en plichten van neutrale mogendheden en personen bij oorlogvoe ring te land, VI. Status van vijandelijke koopvaardijschepen bij het uitbreken van de vij andelijkheden, VII. Conversie van koopvaardijschepen in oorlogsschepen, VIII. Het leg gen van onderzeese zeifwerkende contactrnijnen, IX. Bombarderen van marine eenheden in tijd van oorlog, X. Aanpassing van oorlog ter zee aan de beginselen van de Conventie van Genève, XI. Bepaalde beperking met betrekking tot het uitvoeren van het recht op gevangenneming bij oorlogvoering ter zee, XII. De oprichting van een internationaal hof voor buitgemaakte vrachtschepen, XIII. Rechten en plichten van neutrale landen bij oor logvoering ter zee. Trb. 1909, 231, inwerkingtreding 26januari 1910. Het vredesverdrag van Versailles van 28juni 1919 voorzag in de artikelen 227-230 in de berechting van de voormalige Duitse keizer Willem II, gepubliceerd in: Treaty of Peace
omdat deze in Nederland asiel kreeg, kwam het er niet van. Een nieuwe gedach te had postgevat: niet alleen staten maar ook individuen kunnen rech.tstreeks gehouden worden elementaire regels van humaniteit na te leven. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het er wel van met de berechting van de Nazi-leiders voor het Neurenberg 7 tribunaal en de Japanse militaire top voor het Tokio 8 tribunaal. Er ontwikkelde zich een stelsel van verdragen en wetten alsook een gewoonterecht op grond waarvan militairen en anderen in geval van een gewapend conflict verplicht zijn. het humanitaire recht in acht te nemen. Aanvankelijk vond de transformatie van de materiële normen uit verdragen op nationaal niveau plaats in het militaire recht in de vorm van gedragsregels in militaire reglementen en strafbaarstelling in het militaire strafrecht. 3.
Ontwikkeling in het Koninkrijk
Zo ook in Nederland waar in 1923 handelen in strijd met enige bepaling voor komende in een verdrag, geldende tussen Nederland en een mogendheid waar mee Nederland in oorlog is, of met enig voorschrift, ingevolge zodanig verdrag, in het Wetboek van Militair Strafrecht strafbaar werd 9 gesteld. Toen ging het nog om geweld tegen en diefstal van gewonden, zieken of doden’° behorende tot de krijgsmacht van een van de strijdende partijen, schendingen van het Landoor logreglement, die tegenwoordig oorlogsmisdrijven zouden worden genoemd. De opname in het militaire strafrecht bracht met zich mee dat alleen degenen die onderworpen waren aan de rechtsmacht van de militaire rechter onder de strafbepaling vielen. De jurisdictie ratione personae van de strafbepaling was dus beperkt. Een tweede beperking was dat het Wetboek van Militair Strafrecht aan
8
‘°
between the allied and associated Powers and Germany, signed at Versaille, June 28 th 19 19, His Majesty’s stationery Office, 1919. Het International Military Tribunal te Neurenberg opgericht krachtens het [tussen de geal— lieerden gesloten] London Agreement van 8 augustus 1945 ter berechting van de meest verantwoordelijke leiders van de Europese As-mogendheden (en het daarbij behorende Handvest van het tribunaal), te vinden op: http://web.archive.org/web/1999O222030 537J http://www.yale.edu/lawweb/avalon/imtfech.htm [laatst geraadpleegd op 6 April 2014]. Het International Military Tribunal te Tokio opgericht krachtens de Special Proclamation [of the Supreme Commander for the Allied Forces] of an International Military Trihunal for the Far East and Charter of the I.M.T. for the Far East, te vinden op: www.yale.edu/lawweb/avalon/imtfech.htrn [laatst geraadpleegd op 6 april 2014]. Artikel 91 (oud) van het Wetboek van Militair Strafrecht, wet van 27 april 1903, Stb. 111 (ter vervanging van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande, vastgesteld bij Souverein Besluit van 15 maart 1815, Stb. 26). Vanwege vertraging hij de herziening van het militaire procesrecht trad het Wetboek van Militair Strafrecht eerst op 1 januari 1923 in werking, invoeringswet van 5 juli 1921, Stb. 841 en Besluiten van 2 september 1922, Stb. 514 en 5 1.5. Op 1januari1991 trad een vernieuwd Wetboek van Militair Strafrecht in werking, Rijkswet van 14juni 1990, Stb. 368 en 371. Artikel 149 (oud) resp. 154 (oud) Wetboek van Militair Strafrecht.
219
INTERNATIONALE MISDRIJVEN EN ARUBA
vankelijk alleen van toepassing was in Nederland en niet in de overzeese ge biedsdelen van het 1 Koninkrijk, zij het dat het Nederlandse militaire strafrecht ’ van toepassing is op de Nederlandse militair, waar ook ter wereld hij zich be vindt. Tijdens de ballingschap van de Nederlandse regering in Londen geduren de de Tweede Wereldoorlog kwam het Besluit Buitengewoon 2 Strafrecht’ tot stand, dat in 1947 werd aangevuld met een strafbaarstelling van misdrijven te gen de 3 menselijkheid.’ Het Besluit Buitengewoon Strafrecht was alleen van toepassing op gedragingen begaan tijdens de oorlogsjaren en bleef ook nadien van kracht met betrekking tot misdrijven tegen de menselijkheid gepleegd tij dens de Tweede Wereldoorlog. De werking van het besluit was voorts beperkt tot het rijk in Europa, zodat het besluit in de overzeese gebiedsdelen geen rechtsmacht creëerde voor misdrijven tegen de menselijkheid. In 1952 werd de Wet Ooriogsstrafrecht van kracht’ 4 met een regeling voor oorlogsmisdrijven, die verwees naar het verdragsrecht (zoals het Landoorlogre glement), waarbij Nederland partij was, alsook naar humanitaire normen die op grond van het gewoonterecht als his cogens 15 werden beschouwd. Hoewel de reikwijdte van de materiële bepalingen op het gebied van ooriogsmisdrijven werd verruimd, was in de wet niets opgenomen over misdrijven tegen de mense Iijkheid) De rechtsmacht voor dergelijke delicten, die de Nederlandse rechter 6 aan het Besluit Buitengewoon Strafrecht had ontleend, hield op te bestaan, be houdens in de gevallen waarin deze delicten tijdens de Tweede Wereldoorlog waren gepleegd. Wel een verbetering was dat de normadressaat van de wet een ieder was, die zich schuldig had gemaakt aan schending van in de wet strafbaar gestelde normen. Vanaf dat moment kwam een einde aan de situatie dat alleen het militaire strafrecht voorzag in de strafbaarstelling van schendingen van hu manitaire normen. Naast de militaire rechter werd ook de burgerlijke (straf)rechter 7 bevoegd.’ De Wet Oorlogsstrafrecht was echter alleen van toe passing in het rijk in Europa, dus niet in de Caribische gebiedsdelen van het ‘
12
‘
15
16 17
220
Sinds 1965 is het Wetboek van Militair Strafrecht een rijkswet (Rijkswet van 4juli 1963, Stb. 295), zodat het wetboek sindsdien binnen het gehele Koninkrijk, dus ook op Aruba, van toepassing is. Besluit Buitengewoon Strafrecht van 22 december 1943 (Stb. D 61) dat met terugwerken de kracht per 10 mei 1940 van kracht werd en van toepassing bleef tot 14 mej 1945. Wet van 10juli 1947, Stb. H 233. Artikel 27a van het Besluit zag op misdrijven tegen de menselijkheid en verwees naar artikel 6, (c) van het Handvest van het Neurenberg tribu naal; zie noot 5. Wet van 10 juli 1952, St!,. 408 (met onder meer wijziging van het Wetboek van Militai r Strafrecht) in werking getreden op 5 augustus 1952. Dwingend t-echt, dat wil zeggen dat een in het internationale verkeer algemeen aanvaa rde norm van dermate groot belang wordt geacht, dat elke staat, ongeacht instemming, aan de norm is gebonden. G.L. Coolen, De Wet Oorlogsstrafrecht; een wet met gebreken, DD 26 (1996) 43-55. p. G.L. Coolen, Welke rechter is bevoegd tot kennisneming van ooriogsrnisdrijven’? , Trema 1997-6a, p. 2-6.
Koninkrijk. Het Statuut voor het Koninkrijk 18 dat twee jaar later in werking trad, bracht in deze situatie geen verandering.’ 9 Het werd kennelijk niet nodig geacht in de Caribische gebiedsdelen van het Koninkrijk met de Nederlandse Wet Oor logsstrafrecht vergelijkbare regelingen, te treffen. Gevolg was dat de Arubaanse rechter véér de inwerkingtreding van het Landoorlogregiement op Aruba geen uitdrukkelijke rechtsmacht had voor oorlogsmisdrijven of het zou moeten zijn. dat hij zich met een beroep op het ius cogens bevoegd zou achten voor een be paalde gedraging, die overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen door de beschaafde volkeren als een hunianitair misdrijf wordt gezien. Op 18 september 1966 trad het Koni.nkrijk toe tot het genocideverdrag. ° De 2 Uitvoeringswet genocideverdrag trad voor Nederland op 24 oktober 1970 in 21 maar op Aruba was de Landsverordening genocideverdrag werking, 22 al op 1 september 1970 van kracht geworden. Sindsdien bestaat ook op Aruba ter zake van genocide uitdrukkelijke rechtsmacht, ofschoon de Arubaanse rechter voor dien waarschijnlijk op grond van het ius cogens ook al bevoegd was genocide te berechten. Toen Aruba in 1986 de status Aparte in het Koninkrijk verkreeg, werd de Vierde Haagse Conventie met het Landoorlogreglement (dat ziet op oorlogsmisdrijven) op Aruba van kracht. 23 Foltering wordt doorgaans gerubri ceerd onder misdrijven tegen de menselijkheid en na toetreding tot het folterver 24 trad op 20 januari 1989 de Uitvoeringswet folterverdrag in Nederland. in drag, 25 en voor Aruba op 22 juni 1999 de Landsverordening uitvoering fol werking 26 terverdrag. Tenslotte trad op 1 oktober 2003 de Wet internationale misdrijven in Neder land in werking, 27 waarin met intrekking van de voorgaande Nederlandse re gelingen, behoudens enkele bepalingen van de Wet Oorlogsstrafrecht 28 en het —
18 19
20
21
n 2$ 24
25 26 ‘
28
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden van 29 december 1954, Stb. 596. Gelet op artikel 3 en 11 (verhouding tussen nationaal en internationaal recht) alsmede artikel 39 (het concordantiebeginsel) zou het niet ondenkbaar zijn geweest indien de Wet Oorlogsstrafrecht was omgezet in een rijkswet. Zie over de doorwerking van internatio naal recht in het nationale recht van de gebiedsdelen van het Koninkrijk: H.G. Hoogers en M. Nap, ‘Het statuut, de Grondwet en het Internationale recht’, in L.J.J. Rogier en H.G. Hoogers (red.), 50 jaar Statuut voor het Koninkrijk, Rotterdam 2004, p. 75-85. Verdrag nopens de bestrijding en bestraffing van genocide van 9 december 1948, Trb. 1970, 170. Besluit van 5 oktober 1970 (Stb. 481) tot inwerkingtreding van de Uitvoeringswet Geno cideverdrag. AB1992,GT22. Per 1januari1986. Het Verdrag tegen foltering en andere wrede en onm.enselijke of onterende behandeling, Trb. 1988, 19. Wet van 29 september 1988, Stb. 478. AB1999,8. Wet van 19juni 2003, Stb. 270. De Wet Oorlogsstrafrecht is van kracht gebleven voor de zogenaamde landvelTaderlijke delicten, zoals het in krijgsdienst treden van een mogendheid waarmee Nederland in oor-
221
iNTERNATIONALE MISDRIJVEN EN ARUBA
Besluit Buitengewoon 29 Strafrecht alle schendingen van het humanitaire recht zijn ondergebracht: genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmis drijven. Ondanks kritiek van de Raad van State zag de Nederlandse wetgever af van regeling van de materie bij 3 rijkswet. Op Aruba trad op 7 november 2012 ° de met de Nederlandse Wet internationale misdrijven vergelijkbare Landsveror dening internationale 31 misdrijven met intrekking van de Landsverordening uitvoering genocideverdrag en de Landsverordening uitvoering folterdrag in werking en sindsdien bestaat ook op Aruba een duidelijk gecodificeerde rechtsmacht voor de drie klassieke internationale delicten. —
—
—
4.
Rechtsmacht
Zoals gezegd verschaft de Landsverordening internationale misdrijven [hierna: de Landsverordeningj sinds 7 november 2012 de Arubaanse justitie de be voegdheid zaken waarbij sprake is van verdenkingen van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven te onderzoeken, te vervolgen en te berechten. De regeling van de rechtsmacht in artikel 2 van de Landsverordening maakt duidelijk dat de commune beginselen van rechtsmacht van het Arubaanse Wetboek van Strafrecht ook bij internationale misdrijven tot uitgangspunt wor den genomen, zij het dat de commune regelingen voor dit soort misdrijven wor den aangevuld. De omvang van de werking van het Arubaanse strafrecht wordt gewoonlijk beheerst door beginselen van soevereiniteit en nationale belangen, zoals het territorialiteitsbeginsel, het actief en passief personaliteitsbeginsel, of een universaliteitsbeginsel dat uitgaat van de irrelevantie van de nationaliteit van dader of slachtoffer, of plaats van delict. Al deze beginselen kunnen bij een on derzoek naar, vervolging of berechting van internationale misdrijven een rol spelen. De rechtsmacht van de Landsverordening geeft weer dat wanneer het gaat om strafbare feiten die naar hun aard zeer ernstig worden geacht, er geen direct aanknopingspunt met de Arubaanse rechtsorde hoeft te zijn. Naast de gevallen waarbij een Nederlander of een vreemdeling, die in Aruba een vaste woon- of
°
log is (art. 4), een ander blootstellen aan vervolging en vrijheidsberoving door de vijand (art. 5), gebruik maken van de vijand bij het plegen van een misdrijf (art. 6), en gebrui k maken van de vijand ter bevoordeling van zichzelf of een ander (art. 7). Het Besluit Buitengewoon Strafrecht is van kracht gebleven voor oorlogsrnisdr ijven en misdrijven tegen de menselijkheid als voorzien in het Besluit, begaan tijdens de Tweed e Wereldoorlog. Paragraaf 3 van het advies van de Raad van State met betrekking tot het ontwer p Wet internationale misdrijven te vinden in TK 28.337, B in de Arubaanse regeling, p. 5. Landsverordening van 26 oktober 2012 houdende regels met betrekking tot de strafbaarstelling van ernstige schendingen van mensenrechten, AB 2012,40.
verblijfplaats heeft, als dader 32 of slachtoffer is betrokken en het voor de rechtsmacht niet is vereist dat de dader zich in Aruba bevindt, is de Arubaanse justitie ook bevoegd wanneer een buitenlander in het buitenland tegen een bui tenlander een internationaal misdrijf pleegt, mits hij zich in Aruba bevindt. Deze 33 universele rechtsmacht sluit aan op de beoordeling van de Hoge secundaire Raad van het folterverdrag in de strafzaak tegen Bouterse in Nederland. 34 Het voordeel van universele rechtsmacht is dat het een bijdrage levert aan het voor komen van straffeloosheid, maar aan de uitoefening ervan zijn ook juridische en praktische problemen verbonden. Onderzoek doen en bewijs verzamelen in een ander land kan zowel voor het openbaar ministerie als de verdediging een lastige taak zijn. De relaties tussen staten worden niet altijd beheerst door rechtshulpverdragen, waardoor een verplichtend karakter tot medewerking aan onder zoeken en berechting in voorkomende gevallen ontbreekt. Landen waar het mis drijf heeft plaatsgevonden willen nog wel eens medewerking weigeren en het horen van getuigen in andere landen kan complex, soms onmogelijk, zijn. 35 Bo vendien kan een universele rechtsmacht ook financiële gevolgen met zich mee brengen die kleinere landen niet kunnen opbrengen. Een bijzonder facet van universele rechtsmacht is het politieke aspect wanneer leden van een buitenland se regering als verdachten kunnen worden aangemerkt. Anders dan het Statuut van het Internationale Strafhof dat in artikel 27 voorziet in rechtsmacht ongeacht de officiële capaciteit van de verdachte, voorziet de Landsverordening in artikel 15 op dit punt wel in een immuniteit. De Arubaanse regeling trekt de grens bij staatshoofden, regeringsleiders en ministers van buitenlandse zaken ten aanzien van wie de Landsverordening niet kan worden toegepast. Deze bepaling strookt met de jurisprudentie van het Internationale Hof van Justitie, dat in de arrest warrant zaak van Congo tegen België een. universele rechtsmacht van nationale gerechten jegens vreemde staatshoofden, regeringsleiders en ministers van bui tenlandse zaken ontkende. 36
De rechtsmacht wordt ook aangenomen indien de dader pas na het begaan van het mis drijf Nederlander wordt of een vaste woon- of verblijfplaats in Aruba heeft verworven. Secundair wil in dit verband zeggen dat de universele rechtsmacht pas ontstaat zodra de dader op Aruba wordt aangetroffen. HR 18 september 2001 ECLI:HR:2001 :AB 1471, NJ 2002, 559. B. Vandermeersch, Prosecuting International Crirnes in Belgium’, Journal of Interna tional Crirninal Justice (3) 2005-2, p. 411-412, J. van Wijnkoop, ‘Prosecution of suspec ted war crirninals in Switzerland’, international Review of the Red Cross, nr. 313 (2007), p. 496-499. M. Wladirniroff, ‘A defence counsel’s reflection on international trials’, in ternational Justice Journal no. 3(4), 2012, p. 62-70. Arrest van 14 februari 2002 van het Internationale Hof van Justitie in de zaak van het aanhoudingsbeve] van 11 april 2000 van de Belgische onderzoeksrechter tegen Yerodia Ndombasi, de toenmalige minister van buitenlandse Zaken van de Democratische Repu bliek Congo, !.CJ. Reports 2002, p. 3, par. 54 en 61. ,
223
INTERNATiONALE MISDRIJVEN EN ARUBA
De Arubaanse rechtsmachtregeling gaat verder dan die in de Nederlandse Wet internationale misdrijven doordat naar Arubaans recht vreemdelingen die in Aruba een vaste woon- of verblijfplaats hebben voor de bepaling van de rechtsmacht met een Nederlander gelijk worden 37 gesteld. Ondanks het feit dat het Statuut van het Internationale Strafhof bij rijkswet is 38 goedgekeurd en aldus de samenwerking met het Internationale Strafhof voor alle delen van het Konink rijk gezamenlijk is geregeld, is bij de implementatie van het Statuut van het In ternationale Strafhof door middel van de Landsverordening niet gekozen voor de beperkte rechtsmacht ten aanzien van jeugdigen. Dit wijkt af van artikel 26 van het Statuut van het Internationale Strafhof dat bepaalt dat het hof geen rechtsmacht heeft over personen, die ten tijde van het begaan van het delict, jon ger zijn dan achttien jaar. De Landsverordening wijkt daarvan af en volgt de bestaande regelingen voor jeugdigen in het Arubaanse strafrecht. En anders dan het Internationale Strafhof dat volgens zijn statuut alleen rechtsmacht heeft ten aanzien van natuurlijke personen, kunnen naar Arubaans recht rechtspersonen strafrechtelijk ook aansprakelijk worden gehouden voor schendingen van inter nationale misdrijven. Dat is maar goed ook, want in geval van wapenhandel. mensensmokkel of dwangarbeid is de betrokkenheid van bedrijven en andere organisaties, zoals financiële instellingen, bij schendingen van humanitair recht helaas niet ondenkbaar. 5.
Strafbaarstelling
Ten aanzien van de internationale misdrijven genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, verschaft de Landsverordening dezelfde strafbare feiten als voorzien in de artikelen 5-8 van het Statuut van het Internati onale Straffiof, 39 behoudens het delict van agressie. 40 Voor een goed begrip van de inhoud van de misdrijven genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en .
38
4°
“4
.
Zie ook artikel 5 van het Arubaanse Wetboek van Strafrecht dat bij de Landsverordening in deze zin werd aangepast. Per 1juli 2014 (Stb. 2014, 103) geldt ook naar Nederlands recht dat met Nederlanders gelijk worden gesteld de vreemdeling, die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft (art. 5, lid 3 Wetboek van Strafrecht, zoals gewijzigd bij wet van 27 november 2013, Stb. 2013,484). Rij kswet van 5juli 2001, Stb. 2001, 243. Statute International Criminal Court te vinden op www.icccpi.int/NR/rdonlyres/ ADD 1 6852-AEE9-4757-AB E7-9CDC7CF02886/283503/RomeStatutEng 1 .pdf (laatst ge raadpleegd op 3 april 2014). Het delict van agressie is later bij resolutie van de Veiligheidsraad van 11juni 2010 (RC/Res. 6 van 11juni 2010) toegevoegd; zie artikel 8bis van het Statuut van het Interna tionale Strafhof.
oorlogsmisdrijven kan de toelichting op de bestanddelen 41 behorende bij het Statuut van het Internationale Strafhof goede diensten bewijzen evenals de ju rispruden.tie van de internationale gerechten. De strafbaarstelling van genocide in artikel 3 van de Landsverordening stemt overeen met artikel 6 van het Statuut van het internationale Strafhof en volgt het 42 genocideverdrag. De omschrijving van de misdrijven tegen de menselijkheid in artikel 4 van de Landsverordening komt, hoewel iets anders gestructureerd, materieel overeen met artikel 7 van het Statuut van het internationale Strafhof. Deze strafbepaling is voortgekomen uit de Handvesten van de tribunalen van Neurenberg en Tokio, het 43 folterverdrag, alsmede de Statuten en jurisprudentie van het Joegoslavië tribunaal en het Rwanda tribunaal. 45 De gedragingen die in het kader van misdrijven tegen de menselijkheid strafbaar zijn, hebben een ontwikkeling doorgemaakt en de om schrijving beoogt niet uitputtend te zijn, zoals blijkt uit het laatste onderdeel van artikel 4 van de Landsverordening dat ziet op andere onbenoemde onmenselijke handelingen, die qua aard vergelijkbaar zijn aan de wel specifiek in artikel 4 opgesomde gedragingen, waardoor opzettelijk ernstig lijden of ernstig lichamelijke letsel of schade aan de geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt ver oorzaakt. Deze vangnetbepaling komt ook voor in het Statuut van het Internati onale Strafhof en heeft tot dusver niet tot problemen geleid, maar het in inquisi toire rechtssystemen sterker ontwikkelde lex certa-beginsei kan wellicht een nadere precisiering vergen. De regeling van de oorlogsmisdrijven is omvangrijk en grijpt terug naar het Haagse verdragsrecht, de verdragen van Genève en het 46 gewoonterecht. De indeling van de oorlogsrnisdrijven in het Statuut van het Internationale Strafhof
42
Elements of Crimes van 9 september 2002 te vinden op http://www.icc cpi .int/NR!rdonlyres/336923D8-A6AD-4OEC-AD7B-45BF91)E73D56!0/ElernentsOf CrimesEng.pdf (laatst geraadpleegd op 3 april 2014). Zie noot 20. Zie noot 24. International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia, opgericht bij resolutie van de Veiligheidsraad van 13 mei 1993 (SC, Res. 827). international Criminal Tribunal for Rvanda, opgericht bij resolutie van de Veiligheids raad van 8 november 1994 (SC, Res. 8). Gelet op het Bouterse arrest (zie noot 34) en de beschikking (ex art. 12 Sv NL) van het Amsterdamse hof in de zaak Zorreguieta (Beschikking van 25 april 2002, niet gepubli ceerd), is naar Nederlands recht strafbaarstelling op basis van gewoonterecht problema tisch, maar dat laat onverlet dat het gewoonterecht wel een rol speelt bij de interpretatie van bestaande strafbaarstellingen. Er is geen reden om aan te nemen dat dit naar Arubaans recht anders is.
225
INTERNATIONALE MISDRIJVEN EN ARUBA
en die van de Landsverordening wijkt 47 van elkaar af, maar komen wel op het zelfde neer. Tegenwoordig is het gebruikelijk de oorlogsmisdrijven in vier cate gorieën te onderscheiden: (t)
(II)
(III)
(IV)
erristige schendingen van de wetten en gewoonten van de oorlogsvoe ring in geval van een internationaal gewapend conflict, zoals voorzien in het Vierde Haagse Conventie van 1907 met het Landoorlogregle ment, gericht tegen de burgerbevolking en non-combattanten; overige emstige schendingen van de wetten en gewoonten van de oor logsvoering in geval van een niet-internationaal gewapend conflict, ge richt tegen de burgerbevolking en non-combattanten; ernstige schendingen van het gemeenschappelijk artikel 2 van de Ge neefse Conventies van 1949 en het Aanvullend Protocol 1 van 1977 in geval van een internationaal gewapend conflict, gericht tegen in de Ge neefse verdragen beschermde personen en goederen; en ernstige schendingen van het gemeenschappelijke artikel 3 van de Ge neefse Conventies van 1949 en het Aanvullende Protocol II van 1977,48 in geval van een niet-internationaal gewapend conflict, gericht tegen in de Geneefse verdragen beschermde personen of goederen, en wat be treft Protocol II: gepleegd op het grondgebied van een verdragpartij.
De systematiek van de artikelen 5, 6 en 7 van de Landsverordening reflecteert deze categorieën door onderscheid te maken tussen schending van normen die zijn ontleend aan het Haagse resp. Geneefse humanitaire recht dan wel zijn be gaan tijdens een internationaal of niet-internationaal gewapend conflict. 6.
Uitleiding
Ndahiyakwiza vraagt asiel aan. Op grond van artikel 14, lid 1 van de Universele verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 heeft een ieder immers het recht in een ander land asiel te genieten tegen vervolging. Het Vluchtelingenverdrag regelt de plicht van de aangesloten staten de asielaanvragen in behan 49 deling te nemen en verbiedt asielzoekers te verwijderen naar het land van her De Nederlandse Wet internationale misdrijven heeft blijkens de artikelen 5, 6 en 7 een met de in artikelen 5, 6 en 7 van de Landsverordening vergelijkbare indeling van de oor logsrnisdrijven, die afwijkt van de indeling van artikel 8 het statuut van het Internationale Strafhof, Uit artikel 1 van de Landsverordening blijkt dat Aanvullend Protocol II geen rol speelt in de Arubaanse regeling. Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen van 28 juli 1951 met Aanvullend Proto col van 31januari 1967, geratificeerd door Nederland en (het protocol) Aruba, Trb. 1954, 88.
“t;
komst (verplichting tot non-refoulernent). Met een beroep op artikel 1f van het verdrag wijzen de autoriteiten het asielberoep echter af. Op grond van deze be paling kunnen staten aan asielzoekers de vluchtelingstatus ontzeggen indien er ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat hij zich schuldig heeft ge maakt aan oorlogsmisdaden, misdrijven tegen de menselijkheid of andere menU senrechtenschendingen. Ndahiyakwiza wordt overgebracht naar de politiewacht aan de Wilhelminastraat in Oranjestad, waar hij wordt bezocht door de piketad vocaat. Ndahiyakwiza vraagt of men hem op het vliegveld zo maar mocht aan houden. De advocaat informeert hem over de Landsverordening internationale misdrijven op grond waarvan de Arubaanse autoriteiten, na kennisneming van het blue alert dat was geïnitieerd door de aanklager bij het Rwanda tribunaal, bevoegd waren hem aan te houden op verdenking van betrokkenheid bij schen dingen van het humanitaire recht. Ndahiyakwiza vertelt de advocaat dat deze verdenkingen zien op gebeurtenissen van 20 jaar geleden in Rwanda en vraagt of de Landsverordening ook al in 1994 gold en of hetgeen hij volgens de aan klager vermoedelijk zou hebben gedaan in 1994 wel strafbaar was in Aruba. Deze vraag van strafrechtelijke legaliteit, het beginsel van nullum crimen sine lege, nullapoena sine lege is een essentiële kwestie en een punt van discussie in het internationale strafrecht. ° 5 Het materieel strafrechtelijke legaliteitsbeginsel in het internationale straf recht is niet gekoppeld aan een wetgevende macht, doch refereert aan het ver dragen- en gewoonterecht. Het strafwaardige karakter van de in dat recht vervatte internationale misdrijven is voorzienbaar en 51 overduidelijk. Toepassing van verdragsrechtelijke bepalingen, waarop een strafbaarstelling is gebaseerd, met terugwerkende kracht, strijdt wel met het legaliteitsbeginsel, maar hoeft daar door niet achterwege te blijven. 52 Een nationaal verbod kan immers worden ge toetst aan verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties. 53 Verdrags rechtelijke strafbaarstellingen met terugwerkende kracht kunnen dus van toepas sing zijn in Aruba, ofschoon er wel discussie is over de vraag of in verband met artikel 49 van het Statuut van het Koninkrijk de toepassing van een door de Koninkrijkswetgever gegeven bepaling moet wijken voor een ieder verbindend verdragsrecht. Dat dit in algemeen binnen het Koninkrijk geen probleem is, 54 50
52
M. Munivrana, ‘The Principle of Legality in International Law’, in T. Josipovic, Respon sibility for War Crirnes, Zagreb 2005, p. 153-204. Zie de conclusie van AG Ten Kate voor het Bouterse arrest (zie noot 34), par. 16. W.N. Ferdinadusse, ‘Verdragrechtelijke strafbaarstelling in de Nederlandse rechtsorde. Over directe werking en het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel’, RM Thernis 2001-9, p. 275,277 en 281. Aldus de Hoge Raad in het Bouterse-arrest, r.o. 4.3.1-4.4.1. (zie noot 34). H.G. Hoogers, l)e rormenhiërarchie an het Koninkrijk der Nederlanden. -ren bijdrage aan he constiutionee konnrijksrecht, Tijd3cJzrift voor co,iqittttio,ieei recht. Vi. 2009. p. 339-346,
227
INTERNATIONALE MISDRIJVEN EN ARUBA
kan worden opgemaakt uit het feit dat artikel 7 EVRM zonder enig voorbehoud is aanvaard. Uit deze bepaling kan worden opgemaakt dat het internationale le galiteitsbeginsel zelfs ook gewoonterecht 55 beslaat, zoals ook blijkt uit de ratifi— catie van het Statuut van het Internationale Strafhof dat in artikel 21 ook het ge woonterecht omvat. Ofschoon oorlogsrnisdrijven, misdrijven tegen de mense lijkheid en genocide op Aruba aanvankelijk gebrekkig of pas laat werden geco dificeerd, dan wel voordien in enkele gevallen slechts als ius cogens verbindende bepalingen waren, was een aanhouding van Ndahiyakwiza in ieder geval na 2012 niet onrechtmatig. Het Rwanda tribunaal is weliswaar niet op basis van een verdrag opgericht, maar door de Veiligheidsraad in het leven geroepen op basis van de bevoegdhe den van het zevende hoofdstuk van het Handvest van de Verenigde Naties. Het Statuut van het tribunaal bevat bepalingen die voor leden van de Verenigde Na ties, volkenrechtelijk gezien, bindend zijn. Zo bepaalt artikel 8, lid 2 van het Statuut dat het Rwanda tribunaal met voorrang boven nationale gerechten rechtsmacht heeft over de berechting van in het Statuut voorziene schendingen. Gelet op deze bevoegdheid zijn staten verplicht mee te werken aan verzoeken van het Rwanda tribunaal, ook al zou nationale wetgeving niet voorzien in bij voorbeeld de uitlevering van personen aan instellingen in plaats van aan een staat, waarmee (eventueel) een verdragverhouding (tot rechtshulp) bestaat. In dien de aanklager van het Rwanda tribunaal een verzoek tot uitlevering van Ndahiyakwiza doet, zal het land Aruba daaraan moeten voldoen. Tegen deze achtergrond moet worden uitgesloten dat Ndahiyakwiza op Aruba berecht zal kunnen worden. Gelukkig bestaat Ndahiyakwiza niet, maar wat als ooit een man zoals Ndahiyakwiza in Aruba opduikt? Het zou mooi zijn indien juristen opgeleid aan de Universiteit van Aruba weten wat er dan gedaan zou moeten worden.
Zie par. 50 van het arrest EHRM in Streletz, Kessier en Krenz v. Duitsland van 22 maart 2001.