www.steunpuntiv.eu
www.globalgovernancestudies.eu
PAPER NR. 7, NOVEMBER 2013
INTERNATIONALE HANDEL IN DIENSTEN EN DE POSITIE VAN VLAANDEREN René Belderbos Tomas Roggeman Leo Sleuwaegen Jan Van Hove
1
INTERNATIONALE HANDEL IN DIENSTEN EN DE POSITIE VAN VLAANDEREN René Belderbos, Tomas Roggeman, Leo Sleuwaegen en Jan Van Hove SAMENVATTING Dit rapport omvat een overzicht van de economische literatuur en beschikbare statistieken over het belang,de karakteristieken en de determinanten van de internationale dienstenhandel. Binnen de mondiale ontwikkeling van de dienstenhandel worden specifiek de prestaties van België en Vlaanderen besproken. Bijzondere aandacht gaat uit naar de structuur, sofisticatie en toegevoegde waarde van de dienstenexport. Tot slot worden beleidsaanbevelingen ten aanzien van de bevordering van de internationale concurrentiekracht van de dienstensector aangereikt. TREFWOORDEN Diensten, handel, internationalisering
AUTHORS René Belderbos is gewoon hoogleraar Managerial Economics and Strategy aan de KU Leuven en deeltijds professorial fellow aan de Universiteit Maastricht en UNU-MERIT. Hij is voorzitter van de onderzoekseenheid Managerial Economics, Strategy and Innovation. Tomas Roggeman is onderzoeker voor het Steunpunt Buitenlands Beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking aan de KU Leuven en de Vlerick Business School. Leo Sleuwaegen is professor in Managerial Economics en International Business aan de KU Leuven. Hij is ook professor International Management en partner van de Vlerick Business School. Jan Van Hove is professor in Europese en Internationale Economie aan KU Leuven en HU Brussel. Eerder was hij research fellow aan de University of Michigan, Ann Arbor en visiting professor aan de UC Louvain. De auteurs danken in het bijzonder Peter Smith (KU Leuven – MSI) voor advies. Eveneens danken zij de leden van de Werkgroep van Pijler 3 “Internationaal Ondernemen” en van de Stuurgroep van het Steunpunt voor hun feedback op eerdere versies van dit onderzoeksrapport. ADDRESS FOR CORRESPONDENCE
[email protected]
© 2013 by René Belderbos, Tomas Roggeman, Leo Sleuwaegen en Jan Van Hove. All rights reserved. No portion of this paper may be reproduced without permission of the authors. Working papers are research materials circulated by their authors for purposes of information and critical discussion. They have not necessarily undergone formal peer review. Het onderzoek dat aan de basis ligt van dit rapport kadert in het programma ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek’ dat gefinancierd wordt door de Vlaamse Overheid. Wij danken de Vlaamse Overheid voor de financiële steun en interesse in het onderzoek. 2
INTERNATIONALE HANDEL IN DIENSTEN EN DE POSITIE VAN VLAANDEREN René Belderbos, Tomas Roggeman, Leo Sleuwaegen en Jan Van Hove Inhoudstafel 1.
Inleiding .......................................................................................................................... 4
2.
Eigenschappen van internationale dienstenhandel ......................................................... 4 2.1.
Verhandelbaarheid van diensten .............................................................................. 4
2.2.
Factoren die de dienstenhandel beïnvloeden ........................................................... 5
2.3.
De productiviteit van de dienstensector en economische groei................................. 6
3.
De positie van België en Vlaanderen in de dienstenhandel: den comparatieve analyse . 7 3.1.
Recente trends in de diensten en de internationale dienstenhandel ......................... 7
3.2.
De positie van België en Vlaanderen in de dienstenhandel ...................................... 8
3.2.1
De positie van België in de wereld .................................................................... 8
3.2.2
Exportintensiteit en participatie ........................................................................ 9
3.2.3
De bestemming van de dienstenexport ...........................................................10
3.2.4
De sectorale samenstelling van de Belgische dienstenexport .........................14
3.2.5
Multinationale ondernemingen en dienstenexport ...........................................19
4.
5.
De invloed van regulering en liberalisering op de dienstensector en dienstenhandel .....21 4.1.
Liberalisering en regulering .....................................................................................21
4.2.
Productiviteitseffecten van deregulering en liberalisering ........................................22
Conclusies en beleidsimplicaties ...................................................................................25
3
1. INLEIDING De dienstensector is van toenemend belang voor de Vlaamse economie. Hoewel diensten een aanzienlijk en toenemend deel van het BBP vertegenwoordigen, maken zij slechts een beperkt deel uit van de Vlaamse export. Het belang van diensten voor de Vlaamse economie staat dus in contrast met de beperkte internationale openheid van de dienstensector. De voorbije jaren hebben Europese en internationale liberaliseringsinitiatieven de toegang tot internationale dienstenmarkten verbeterd. Dit creëert nieuwe mogelijkheden voor Vlaamse dienstenaanbieders. Dit rapport baseert zich op een uitgebreide studie van de economische literatuur rond diensten(handel) evenals op een analyse van de meest relevante statistieken. Na een beschrijving van de belangrijkste eigenschappen van de internationale dienstenhandel (Sectie 2), worden de prestaties van de dienstensectoren in Vlaanderen en België vergeleken met die van een aantal belangrijke handelspartners (Sectie 3). Vervolgens wordt de impact van (de)regulering en liberalisering op de internationale dienstenhandel besproken (Sectie 4). Tot slot worden conclusies en beleidsimplicaties geformuleerd (Sectie 5). Voor de dienstensector worden in de literatuur en in de verschillende statistieken diverse indelingen en overlappende classificaties gebruikt. Afhankelijk van de besproken thema’s en beschikbare statistieken, ontkomt ook dit rapport niet aan het hanteren van verschillende indelingen. In appendix 3 wordt verduidelijkt hoe de verschillende indelingen samenhangen. Tenslotte moet worden opgemerkt dat er een groot gebrek is aan indicatoren voor Vlaamse diensten en voor de Vlaamse dienstenhandel. Deze studie tracht deze tekortkoming deels op te vangen door gebruik te maken van de beschikbare statistieken voor België. De Belgische gegevens zijn vanuit macro-economisch perspectief grotendeels relevant voor de Vlaamse positie. Er blijft echter een duidelijke noodzaak aan het verzamelen van Vlaamse dienstenstatistieken voor beleidsondersteuning en micro-economische analyses. 2. EIGENSCHAPPEN VAN INTERNATIONALE DIENSTENHANDEL 2.1.
Verhandelbaarheid van diensten
In de meeste landen bestaat er een kloof tussen het belang van dienstensectoren in de gehele economie en het aandeel van diensten in de internationale handel. Deze belangrijke vaststelling kan deels worden verklaard door het bestaan van handelsbarrières in de internationale dienstenhandel. Nochtans kan dit fenomeen ook worden toegeschreven aan de onverhandelbaarheid van diensten. Zowel de ontastbaarheid van diensten als de onscheidbaarheid van consumptie en productie beperkt de export- en importmogelijkheden. Bovendien vereisen vele diensten een aanpassing aan de specifieke noden van een klant zodat standaardisering en schaalvoordelen moeilijk kunnen worden gerealiseerd (Canoy en Smith, 2008). De verhandelbaarheid van diensten kan sterk variëren tussen dienstencategorieën. Dit blijkt onder andere uit onderzoek van Jensen en Kletzer (2005) die de verhandelbaarheid van dienstenactiviteiten in de Verenigde Staten vergelijken op basis van gegevens over de geografische concentratie van diensten. In de veronderstelling dat diensten die binnen de Verenigde Staten worden verhandeld ook internationaal verhandelbaar zijn, wordt een Ginicoëfficiënt van verhandelbaarheid opgesteld. Op basis van gegevens over werkgelegenheid en de vraag per regio wordt de geografische (over)concentratie en dus de veronderstelde 4
verhandelbaarheid gemeten. In appendix 2 wordt deze Gini-coëfficiënt weergegeven voor gedetailleerde dienstensectoren op basis van gegevens voor de Verenigde Staten. Zoals te verwachten, zijn Informatiediensten, met uitzondering van Gedrukte Pers en Bibliotheken, sterk verhandelbaar. Ook Financiële dienstverlening is in het algemeen zeer verhandelbaar, hoewel Retail Banking en Verzekeringen minder verhandelbaar blijken. Andere niet of moeilijk verhandelbare dienstencategorieën zijn Onderwijs, Gezondheidszorg en Andere Sociale diensten, Huisvesting en Ontspanning, en Kleinhandel. De meeste activiteiten van publieke dienstverlening zijn evenmin sterk verhandelbaar. Deze diensten zijn uiteraard nauw verbonden met de lokale economie waardoor de internationale dimensie beperkt blijft. De verhandelbare diensten zijn volgens deze studie belangrijk voor de Amerikaanse economie, aangezien ze ongeveer 39 % van de tewerkstelling in dienstensectoren vertegenwoordigen. Een gelijkaardige methode werd toegepast door Borchsenius et al. (2010) voor Denemarken. Eerst berekenen zij de verhandelbaarheid van diensten in de kleine, hoogontwikkelde Deense economie. Vervolgens vergelijken zij de resultaten met de eigenlijke handelsstromen om de omvang van bestaande handelsbelemmeringen te bepalen. Voor de meeste sectoren werd een robuuste relatie tussen verhandelbaarheid en export gevonden, waarbij werd vastgesteld dat de Deense export profiteert van de internationale liberalisering van de dienstenhandel. Slechts enkele dienstensectoren, waaronder IT, Software en Reclame, worden nog geconfronteerd met belangrijke handelsbarrières. De verhandelbaarheid van diensten is van bijzonder belang voor kleine, open, ontwikkelde economieën, zoals Denemarken en Vlaanderen. Gelijkaardig aan de handel in goederen, hebben kleine landen door een gebrek aan schaalvoordelen op de eigen binnenlandse markt meer nood aan toegang tot buitenlandse markten. Bovendien beschikken kleine, ontwikkelde economieën in het algemeen over een voldoende groot absorptievermogen om kennisspillovers te absorberen (Canoy en Smith, 2008) en te leren van ervaringen op buitenlandse markten. Meer nog dan grote landen, zullen kleine open economieën wel varen bij de verdere liberalisering van de internationale dienstenhandel. 2.2.
Factoren die de dienstenhandel beïnvloeden
Naast studies over de verhandelbaarheid van diensten, wijzen recente studies ook op enkele bijkomende eigenschappen van de hedendaagse dienstenhandel. Francois en Woerz (2008) tonen aan dat zowel het belang van de dienstenhandel als de diensten-component binnen de totale export (in het bijzonder voor zakelijke diensten (“business services”) blijkt toe te nemen naarmate het nationaal inkomen van een land stijgt. Ondanks de natuurlijke beperkingen voor de wereldwijde dienstenhandel kunnen diensten een belangrijke rol spelen in de internationale handel als input in de productie van geëxporteerde goederen. Francois en Woerz (2008) stellen een aanzienlijke export vast van zogeheten productiediensten die fungeren als input voor goederenproductie. Een betere toegang tot diensten, inclusief een ruimer aanbod van diensten, draagt bij aan de productiviteit van industriële activiteiten en goederenexport. Hierdoor neemt het belang van industrieën met een grote dienstenintensiteit toe in ontwikkelde economieën. Ook blijkt dat de verhandelbaarheid van diensten geen statisch gegeven is. Mion en Ariu (2010) benadrukken dat technologische innovaties hebben bijgedragen tot een toename in de verhandelbaarheid van diensten. De verspreiding van informatietechnologie had een positieve impact op het aantal exporterende dienstenbedrijven. De organisatie van de productie en de distributie van diensten is radicaal gewijzigd onder invloed van nieuwe technologische mogelijkheden, zodat eerder niet-verhandelbare diensten verhandelbaar zijn geworden. In het bijzonder reduceerde de opkomst en het gebruik van het internet de afstandsbelemmeringen 5
(bijvoorbeeld transporttijd van informatie) waarmee diensten traditioneel werden geconfronteerd. Aangezien de prijs van informatie- en communicatietechnologieën blijft dalen, zullen de mogelijkheden voor de internationale dienstenhandel nog toenemen (Blinder, 2009). De dienstenhandel wordt ook beïnvloed door de introductie van innovaties in de sector. SpitzOener (2006) en Autor et al. (2003) tonen aan dat technologische innovatie in de dienstensector leidt tot een vervanging van repetitieve arbeidstaken door niet-repetitieve, analytische en interactieve taken. Een toename in interactieve taken en persoonlijke contacten in de dienstverlening kan de dienstenhandel doen afnemen, terwijl daarentegen internationale investeringen in dienstenactiviteiten worden gestimuleerd (Blinder, 2009; Oldenski, 2009). De toename in analytische taken kan daarentegen een positief effect op de dienstenhandel uitoefenen, aangezien deze taken wel beter verhandelbaar zijn. Mion (2012) tracht in een recente studie te achterhalen welke institutionele, geografische en economische eigenschappen van een land leiden tot een comparatief voordeel in dienstenactiviteiten en exportperformantie. Factoren van belang zijn de afdwingbaarheid van eigendomsrechten, de graad van financiële ontwikkeling, menselijk kapitaal, de grootte van de economie en het niveau van economische ontwikkeling, het gebruik van informatietechnologie, de kwaliteit van infrastructuur, en de toegankelijkheid van buitenlandse markten. Deze factoren kunnen een groot deel van de variatie in de internationale dienstenhandel in de tijd en tussen landen verklaren. Wel valt in deze studie op dat de impact van ICT op de dienstenexport relatief beperkt is. Verder stelt Mion ook vast dat landen die initieel een hoger niveau van dienstenexport hebben, later ook een sterkere exportgroei realiseren. Hij meent hieruit agglomeratie-effecten te kunnen afleiden: de werelddienstenmarkt polariseert ten voordele van enkele grote exporterende landen. In latere analyses zullen we daarom stilstaan bij de impact van deze polarisatie op de positie van kleine, open economieën zoals Vlaanderen. 2.3.
De productiviteit van de dienstensector en economische groei
Diensten zijn in toenemende mate van belang voor de economische groei van een land. Dankzij doorgedreven gebruik van ICT toepassingen kende de dienstensector een spectaculaire productiviteitswinst. De Europese Unie kent echter een tragere productiviteitsgroei in de sector dan de Verenigde Staten (Timmer et al., 2010). Tabel 1 toont de gemiddelde jaarlijkse groei in arbeidsproductiviteit voor diverse dienstensectoren in de Europese Unie en in de Verenigde Staten. De gemiddelde jaarlijkse productiviteitgroei tussen 1995 en 2005 bedraagt 1% voor de Europese Unie, tegenover 3% voor de Verenigde Staten. Uit empirisch onderzoek blijkt dat enkele specifieke sectoren verantwoordelijk zijn voor deze divergente evoluties: de Distributie, Klein- en Groothandel en Zakelijke diensten (Mustilli en Pelkmans, 2012). Als belangrijkste oorzaak voor de verschillen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten wordt gewezen op de beperkte investeringen in ICT door Europese bedrijven (Timmer et al., 2010).
6
Tabel 1: Productiviteitsgroei in Dienstensectoren, 1980-1995 en 1995-2005: Vergelijking EU en VS (jaarlijkse procentuele groei) EU
VS
19801995
19952005
19801995
199520053
1,4
1
1,5
3
1,1
0,7
1,2
1,5
Bijdrage van financiële sector
0,2
0,4
0,2
0,5
Bijdrage van zakelijke dienstverlening
0
-0,1
-0,1
0,7
Bijdrage van persoonlijke diensten Bijdrage van reallocatie van arbeid
-0,1 0,1
-0,1 0
0,2 0
0,2 0
Column1 Totale productiviteit van verhandelde diensten Bijdrage van distributiesector
Bron: EU KLEMS database
3. DE POSITIE VAN BELGIË EN VLAANDEREN IN DE DIENSTENHANDEL: DEN COMPARATIEVE ANALYSE
Aangezien de statistieken omtrent de Vlaamse diensten en dienstenhandel zeer beperkt zijn, zijn we genoodzaakt om Belgische statistieken te gebruiken om de positie van Vlaanderen in de werelddienstenhandel toe te lichten. Gegeven dat de meeste dienstenleveranciers zich op het grondgebied van het Vlaams Gewest of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevinden, kunnen de Belgische gegevens echter als een redelijke benadering worden beschouwd voor de Vlaamse positie. Niettemin is het wenselijk dat in de toekomst bijkomende inspanningen worden gedaan om specifiek voor Vlaanderen statistische informatie te verzamelen omtrent het belang van diensten en van dienstenhandel binnen de Vlaamse economie. 3.1.
Recente trends in de diensten en de internationale dienstenhandel
Handel in diensten is geen nieuw fenomeen. De ontwikkeling ervan doorheen de voorbije decennia heeft echter een markante ontwikkeling doorgemaakt. Het afgelopen decennium heeft de wereldwijde dienstenhandel een groeiversnelling doorgemaakt. Tussen 2003 en 2011 is de wereldwijde handel in commerciële diensten meer dan verdubbeld (zie Figuur 1). Hiervoor worden veelal twee redenen aangehaald. Ten eerste hebben technologische vernieuwingen nieuwe mogelijkheden geschapen (cf. supra). De verhandelbaarheid van diensten zoals online dienstverlening voor financiën of onderwijs is daardoor gegroeid. Ten tweede is het beleid omtrent dienstenhandel grondig veranderd (cf. infra). Liberaliseringsinspanningen worden geacht een structurele bijdrage te leveren aan de groei van de internationale dienstenhandel. De aandacht voor diensten in de Uruguay-ronde van de Wereldhandelsorganisatie heeft geleid tot de GATS (General Agreement on Trade in Services), dat in januari 1995 in werking trad. De GATS richt zich op transparantie van regelgeving en de bevordering van handelsliberalisering binnen dienstensectoren. Binnen de EU werd bovendien in 2006 de Dienstenrichtlijn ingevoerd om obstakels voor dienstenhandel in de interne markt versneld te verwijderen (Eurostat, 2012), na de eerdere sectorspecifieke en graduele aanpak van de dienstenliberalisering binnen de EU.
7
Figuur 1: Index van groei van wereldwijde export van goederen en diensten, 1980-2011 (1980 = 100)
Bron: Eigen berekeningen op basis van UNCTAD gegevens De geografische schikking van de internationale dienstenhandel is eveneens aan verschuivingen onderhevig. Opkomende markten trekken een groter deel van de productie van, en de handel in diensten naar zich toe. Sommige groeilanden steunen op dienstensectoren, eerder dan industrie, als drijfkracht van economische ontwikkeling. Dit geldt in het bijzonder voor India, waar de ervaring leert dat kan worden afgeweken van het conventioneel idee dat industrialisatie de enige weg is naar snelle economische ontwikkeling (Ghani and Kharas, 2010; Felipe et al., 2007; Mishra et al., 2011). Groeilanden zijn niet enkel van belang voor de productie van diensten, maar ook voor de consumptie ervan. Vele Zuidoost-Aziatische landen, BRIC-landen maar ook Oost-Europese lidstaten kennen een toenemende vraag naar diensten. Het toenemend belang van deze landen schept groeimogelijkheden voor de export vanuit geïndustrialiseerde landen (Ernst & Young, 2011). Op langere termijn is echter te verwachten dat de opkomende economieën ook geduchte concurrenten kunnen worden voor marktaandeel binnen de wereldwijde dienstenhandel. 3.2.
De positie van België en Vlaanderen in de dienstenhandel
3.2.1 De positie van België in de wereld De internationale handel is voor België en Vlaanderen, als kleine open economieën, van cruciaal belang. De totale Belgische export bedroeg 336 miljard euro in 2011, en beliep daarmee 90 % van het BNP (ING, 2012). De dienstenexport vormde slechts 22% van de totale Belgische uitvoer. In vergelijking met de belangrijkste Europese handelspartners is het belang van diensten in de Belgische export niettemin relatief groot: het aandeel van de dienstenexport in de totale export bedroeg 14,5 %, 16,8 %, 22,1% en 17,1 % in respectievelijk Duitsland, Nederland, Frankrijk en Italië (ING, 2012; WTO, 2012). Door de opkomst van nieuwe 8
groeilanden daalt het aandeel van de Westerse landen in de wereldwijde dienstenhandel, ondanks een positieve evolutie in absolute termen (Baugnet, 2012). Zo daalde de afgelopen tien jaar het aandeel van België in de werelddienstenhandel met 9%, hetgeen ruwweg overeenkomt met de gemiddelde Europese trend. Niettemin slaagden enkele Europese landen, met name Ierland en Luxemburg, er in hun positie in de werelddienstenmarkt aanzienlijk te versterken in dezelfde periode (Peeters en Sleuwaegen, 2012). Figuur 2: Verandering in aandeel in wereldexport van diensten (2002 – 2011) (gemiddelde samengestelde veranderingspercentages op jaarbasis in waarde) 50% 40% 30% 20% 10% Ierland
Luxemburg
Portugal
Duitsland
Finland
Spanje
België
Eurozone-12
Nederland
Oostenrijk
Griekenland
-20%
Frankrijk
-10%
Italië
0%
-30% -40% -50%
Bron: Eigen berekeningen op basis van UNCTAD gegevens
3.2.2 Exportintensiteit en participatie De Belgische dienstensectoren zijn internationaal georiënteerd. Tabel 2 toont dat de exportintensiteit van Belgische dienstensectoren het gemiddelde van de eurozone overstijgt. De enige uitzondering hierop is het geheel van sociale, persoonlijke, artistieke en recreationele diensten. Het verschil met het gemiddelde binnen de eurozone is bijzonder groot in diensten gerelateerd aan transport, communicatie en handel. Deze vaststellingen ondersteunen de stelling dat de kleine, open economie bijzonder actief is in intermediaire dienstverlening ondersteunend aan industriële activiteiten. Het beeld bevestigt de positie van Vlaanderen als belangrijk doorvoerland en logistieke draaischijf in West-Europa.
9
Tabel 2: Export per werknemer in België en de Eurozone (17 landen), 2011 Export per werknemer (gemiddeld, USD)
Sector
België
Eurozone Verschil
Overheidsdiensten Technische, professionele, admini-stratieve en handelsdiensten Transport
4.733
1.421
233%
31.348
11.832
165%
92.332
37.145
149%
Informatie en communicatie
38.414
15.636
146%
Reizen en horeca
74.857
42.769
75%
Bouw en vastgoed
4.639
2.778
67%
30.215
27.506
10%
607
682
-11%
Financiën en verzekeringen Sociale, persoonlijke, artistieke en recreationele diensten
Bron: Eurostat, WTO Op bedrijfsniveau blijkt slechts een kleine minderheid van de Belgische ondernemingen actief in export (zie Tabel 3). Slechts ongeveer 23% van alle exporteurs is actief in de dienstenexport. Het merendeel van de exporteurs van diensten betreft ondernemingen die uitsluitend in diensten handelen (18,41% van het totaal aantal exporteurs). De ondernemingen die zowel diensten als goederen uitvoeren, maken slechts 5% van het totaal aantal exporteurs uit, maar verhoudingsgewijs vertegenwoordigen zij wel een groot deel van de totale export, waaronder meer dan een derde van de export van diensten (Ariu, 2012). Tabel 3: Exportparticipatie van Belgische ondernemingen (1995-2010)
Diensten Aandeel van alle ondernemingen Aandeel van alle exporteurs Aandeel van totale export
Combinatie
Goederen
Niet actief in export 95,8%
0,8%
0,2%
3,2%
18,4%
5,1%
76,5%
8,2%
4,9%
25,1%
61,8%
Bron: Ariu 2012 3.2.3 De bestemming van de dienstenexport De Belgische dienstenexport is sterk gericht op de Europese markt, net zoals het geval is voor de export van industriële producten. De export naar opkomende economieën, en naar de BRIClanden in het bijzonder, blijft beperkt. Naast Europa (77,7%) kunnen enkel de Verenigde Staten 10
(10,2%) als een belangrijke exportbestemming van Belgische diensten worden beschouwd. De beperkte aanwezigheid in groeimarkten betekent een handicap voor toekomstige exportgroei. Andere kleine, hoogontwikkelde Europese landen, zoals Denemarken, Ierland, Nederland, Finland of Zweden, blijken minder afhankelijk van de Europese markt (Tabel 4). De evolutie tussen 2004 en 2010 (Figuur 3) toont wel een afname in het belang van Europa als Belgische afzetmarkt en een bescheiden toename in het aandeel van opkomende landen. Tabel 4: Export van diensten van enkele landen per regio van bestemming (2010) EU (27)
EFTA
Totaal Europa
OESO
NAFTA
VS
EU (27)
57.2%
7.6%
68.3%
78.9%
12.0%
België
68.8%
7.0%
77.7%
87.2%
Denemarken
48.0%
10.2%
60.3%
Ierland
63.2%
-
Nederland
60.2%
Finland Zweden
Column1
Japan
Rusland
Brazilië
China
India
BRIC
ASEAN
Wereld
10.6%
1.5%
1.7%
0.8%
2.4%
0.8%
5.6%
1.8%
100.0%
10.7%
10.2%
1.1%
1.0%
0.3%
1.3%
0.6%
3.3%
1.1%
100.0%
77.9%
15.6%
14.5%
1.8%
1.2%
1.1%
4.6%
1.1%
8.0%
2.6%
100.0%
-
76.7%
7.1%
6.3%
1.4%
1.4%
0.3%
2.4%
0.8%
5.0%
0.9%
100.0%
6.0%
68.9%
78.0%
9.4%
8.1%
1.1%
1.2%
2.8%
2.6%
0.7%
7.2%
3.9%
100.0%
39.3%
-
-
49.4%
-
3.4%
1.6%
7.6%
-
5.0%
5.7%
18.3%
-
100.0%
51.1%
19.7%
72.6%
81.0%
9.1%
7.5%
0.9%
1.0%
0.5%
2.4%
0.9%
4.8%
1.8%
100.0%
Bron: Eurostat International Trade in Services Figuur 3: Aandeel van de exportbestemmingen van diensten voor België en buurlanden (in waarde, 2004-2010; Duitsland: niet beschikbaar)
Bron: Eigen berekeningen op basis van OESO gegevens
11
Figuur 4: Aandeel BRIC in dienstenexport (2002-2010) 8,00% 7,00% 6,00% 5,00%
BE
4,00%
FR
3,00%
NL
2,00%
UK
1,00%
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
,00%
Bron: Eigen berekeningen op basis van OESO gegevens Als we meer specifiek op het belang van de BRIC landen als exportbestemming ingaan, zien we dat België hier duidelijk zwakker presteert dan Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Het aandeel van de BRIC landen in de dienstenhandel van Frankrijk is meer dan dubbel zo hoog in vergelijking met België (Figuur 4), hoewel België een bescheiden inhaalbeweging kende. Ook het belang van opkomende economieën en bepaalde ontwikkelingslanden voor de werelddienstenhandel is aanzienlijk. Tabel 5 bevat de top 20 van landen met snelgroeiende dienstenimport en is indicatief voor het potentieel van dienstenexport naar de derde wereld. Uiteraard worden deze groeicijfers sterk beïnvloed voor het lage absolute niveau van dienstenhandel in vele ontwikkelingslanden. De recente groeicijfers, in combinatie met sterke prestaties op het vlak van economische groei, geven niettemin aan dat ook ontwikkelingslanden een opportuniteit inhouden voor Vlaamse ondernemingen. Een integraal overzicht van de groei van importmarkten in de wereld is te vinden in Appendix 1. De bevinding dat opkomende economieën én bepaalde ontwikkelingslanden interessante groeimarkten zijn voor dienstenexporteurs is van belang voor Vlaanderen. Belgische dienstenexporterende ondernemingen zijn in de regel slechts in een beperkt aantal buitenlandse markten actief (Ariu, 2012), in vergelijking met exporteurs van goederen.
12
Tabel 5: Top -20 van landen met snelgroeiende dienstenimport (in miljard USD, 2000-2010) 2000
2
Land Dem. Rep. Congo Macao
0,83
7,5
3
Tsjaad
0,24
4
Azerbeidjan
0,48
5
Iran
3,13 23,39
6
Angola
7
Libië
8
Congo
1
9 Nigeria 10 Niger
2010
0,21
Groei
Land
2000
2010
Groei
0,15
0,92
524%
806% 12 Kazakhstan
1,85 11,33
513%
2,18
802% 13 Lao
0,04
0,26
511%
3,85
694% 14 India
19,19 116,8
509%
2,66 1139% 11 Kyrgyzië
648% 15 Burkina Faso
0,14
0,83
495%
2,7 18,75
595% 16 Witrusland
0,54
2,88
437%
0,9
6,13
585% 17 China
36,03 193,3
437%
0,74
4,85
557% 18 Qatar
1,64
8,78
435%
546% 19 Armenië 539% 20 Ethiopië
0,19 0,49
1 2,55
421% 420%
3,3 21,33 0,13 0,84
Bron: UNCTAD Niet alleen het toenemend belang van de opkomende economieën verklaart waarom het Belgisch aandeel in de werelddienstenhandel daalt. Volgens Baugnet (2012) speelt ook de structuur van de Belgische dienstenexport een rol. De export is slechts in geringe mate georiënteerd op, respectievelijk, groeilanden en sectoren met een hoge kennisintensiteit. De helft van de relatieve terugval kan worden verklaard doordat de Belgische dienstenexport is gefocust op traag-groeiende landen en op traag-groeiende dienstensectoren. Bovendien verslechterde de Belgische internationale concurrentiekracht waardoor eveneens marktaandeel in traditionele markten verloren ging. Opvallend is dat er drie buurlanden staan in de top-5 van landen waarin het marktaandeel van de Belgische dienstenexporteurs het sterkst daalde, namelijk Luxemburg, Duitsland en Nederland (Tabel 6). De grootste groei werd echter eveneens binnen de Europese markten gerealiseerd. Gemiddeld genomen bleven de schommelingen in het Belgisch marktaandeel tussen 2004 en 2010 redelijk beperkt. Tabel 6: West-Europese markten waarin het exportmarktaandeel van Belgische dienstenaanbieders het sterkst daalde/toenam tussen 2004 en 2010
Verlies
Land
1 2 3 4 5
Luxemburg Noorwegen Nederland Ierland Duitsland
Verlies Belgisch marktaandeel (in %) -4,67% -1,02% -0,85% -0,18% -0,05%
13
Winst
Land
1 2 3 4 5
Zwitserland Frankrijk Portugal Italië IJsland
Winst Belgisch marktaandeel (in %) 2,26% 1,45% 0,97% 0,51% 0,49%
Bron: Bron: Eigen berekeningen op basis van Eurostat, UNCTAD
3.2.4 De sectorale samenstelling van de Belgische dienstenexport Tabel 7 geeft het procentueel belang weer van diverse dienstenactiviteiten in het geheel van de Belgische dienstenexport. Hieruit blijkt een groot belang voor de transportsector. Transport over water, land en lucht vertegenwoordigt gezamenlijk 28% van de totale Belgische dienstenuitvoer. Eerder noteerde we al de relatief hoge exportintensiteit van de Belgische transportsector, een gevolg van de belangrijke logistieke functie die België vervult binnen West-Europa. Ook het hoge aandeel én de sterke groei in handelsgerelateerde diensten en communicatie weerspiegelt de handelsopenheid van de Belgische economie. België exporteert ook relatief veel diensten in de toeristische sector. Dienstverlening tussen dochterondernemingen en het hoofdkantoor maakt 13% van de totale dienstenexport uit. Hierbij aansluitend valt ook de sterke groei in het belang van royalties en licenties op. Deze vaststellingen reflecteren de relatief sterke aanwezigheid van buitenlandse multinationale ondernemingen in België. Tabel 7: Procentueel belang en recente groei van dienstenactiviteiten in de totale Belgische dienstenexport (2004-2011) Sector Watertransport Diensten tussen verwante ondernemingen Landtransport Persoonlijke reizen Handelsgerelateerde diensten Computer en informatica Communicatiediensten Reclame, marktonderzoek Recht, boekhouden, management, public relations Financiën Onderzoek en Ontwikkeling Luchttransport Bouw Zakenreizen Royalties en licenties
Aandeel 2011 14% 13% 11% 9% 6% 5% 5% 4% 4% 4% 4% 3% 3% 3% 3%
Groei 2004-2011 78% 95% 104% 5% 102% 78% 82% 50% 105% 15% 117% 34% 33% 48% 126% 14
Overheidsdiensten Architectuur, engineering en andere technische consultancy Verzekeringen Operationeel leasen Persoonlijke, culturele en recreationele diensten Overige professionele en technische diensten Land- en mijnbouwdiensten Totaal
2%
-10%
2% 1% 1% 1% 1% 0% 100%
36% 26% 222% 48% -37% 79% 60%
Bron: Eigen berekeningen op basis van Eurostat Vervolgens vergelijken we de samenstelling van de Belgische dienstenexport met die van de gehele eurozone in 2010 (Figuur 5). Sterke prestaties in absolute termen worden immers eveneens bepaald door de omvang van afzonderlijke dienstensectoren binnen de economie. Een comparatief perspectief laat zien in welke dienstenactiviteiten de Belgische dienstenexporteurs relatief sterk of zwak presteren. Uit Figuur 5 blijkt dat België relatief sterk scoort in de export van Overheidsdiensten (voornamelijk consulaire en militaire vertegenwoordigingen), Communicatie, Transport, en “Andere Zakelijke Diensten’ (zakelijke dienstverlening met uitzondering van informaticadiensten). Ook vanuit een relatief perspectief kunnen we dus bevestigen dat sectoren gerelateerd aan de logistieke functie van België of aan de sterke aanwezigheid van multinationals in België sterker op de export gericht zijn. Relatief zwakke exportprestaties stellen we vast in Financiële Diensten (inclusief verzekeringen), Licenties, Reizen, Informatica, Bouw en in Cultuur en Recreatie. Deze cijfers laten zien dat een aantal hoogtechnologische en kennisintensieve diensten (Informatica, Financiële Diensten) niet sterk vertegenwoordigd zijn in de Belgische export. Figuur 5: Verhouding van sectorale aandelen in Belgische dienstenexport t.o.v. gemiddelde van eurozone (12 landen, 2010) 100% 75% 50% 25% 0%
Licenties
Verzekeringen
Reizen
Financiële diensten
Informatica
Bouw
Cultuur & recreatie
Andere zakendiensten
Transport
-75%
Communicatie
-50%
Overheidsdiensten
-25%
Bron: WTO 2011 15
Eerder werd aangetoond dat het aandeel van België in de wereldmarkt voor diensten de voorbije jaren in negatieve zin evolueerde. Echter, de relatieve positie België ten opzichte van andere West-Europese landen is in recente jaren verbeterd, waardoor de achterstand op de buurlanden verkleinde. Dit blijkt uit de recente ontwikkelingen in de Belgische dienstenexport per sector, zoals weergegeven in Figuur 6 (bron: Sleuwaegen en Peeters (2012)). In de meeste dienstensectoren lag de exportgroei van België hoger dan die van de andere EU-15 lidstaten (Reizen, Transport, Communicatie, Bouw, Licenties, Consulting, en Cultuur & Recreatie). In de Financiële sector ging buitenlands marktaandeel verloren (hetgeen gerelateerd zou kunnen zijn aan de financiële crisis), terwijl de export in informatiediensten eveneens minder groot was dan in de rest van de EU15. Figuur 6: Sectorale groei van dienstenexport van België en EU-15 (2004-2011) procentuele toename waarde (Omvang cirkel: percentage van dienstenexport) 140%
Exportgroei België 2000-2011
120% 100% 80% 60% 40% 20% 0% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
-20% -40%
Exportgroei EU-15 2000-2011
Transport
Reizen
Communicatie
Bouw
Financiën
Informatica
Licenties
Consulting
Cultuur&recreatie
Bron: Sleuwaegen en Peeters, 2012 Meer inzicht in rol van diensten met een hoge toegevoegde waarde wordt gegeven door Tabel 8, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen traditionele diensten (met name diensten verleend aan huishoudens), diensten met hoge toegevoegde waarde (veelal kennisintensieve diensten zoals telecommunicatie, computerdiensten, O&O en professionele diensten), en licenties en royalties (veelal dienstverlening binnen multinationale ondernemingen). Vergeleken met het gemiddelde van de EU-27, is de Belgische dienstenexport meer georiënteerd op traditionele diensten. Bovendien daalde het belang van diensten met hoge toegevoegde waarde 16
in de Belgische export. Diensten met een hoge toegevoegde waarde vormden in 2009 27,7% van de Belgische dienstenexport, terwijl dit in 2006 nog 34,7% was. In vergelijking met andere kleine economieën is enkel Denemarken meer op de export van traditionele diensten (overwegend scheepvaart) gericht. Finland (35,7%), Zweden (40,4%) en vooral Ierland (72,3%) hebben veel hogere aandelen van diensten met hoge toegevoerde waarde. Tabel 8: Structuur van dienstenexport in kleine Europese lidstaten, 2004 tot 2009 EU-27 Traditioneel1 Hoge toegevoegde waarde2 België Traditioneel Hoge toegevoegde waarde Denemarken Traditioneel Hoge toegevoegde waarde Ierland Traditioneel Hoge toegevoegde waarde Nederland Traditioneel Hoge toegevoegde waarde Finland Traditioneel Hoge toegevoegde waarde Zweden Traditioneel Hoge toegevoegde waarde
2004 51.4% 38.9%
2005 51.0% 38.5%
2006 50.0% 40.2%
2007 49.4% 40.7%
2008 49.1% 40.0%
2009 47.0% 40.8%
2004 50.9% 33.3%
2005 51.2% 34.3%
2006 51.9% 34.7%
2007 69.7% 21.8%
2008 65.7% 24.0%
2009 58.4% 27.7%
2004 79.6% 16.0%
2005 80.2% 14.5%
2006 80.1% 14.9%
2007 80.5% 14.2%
2008 79.8% 14.1%
2009 75.1% 16.2%
2004 23.3% 75.0%
2005 24.9% 72.6%
2006 24.8% 72.9%
2007 29.0% 68.8%
2008 24.6% 72.9%
2009 23.9% 72.3%
2004 42.5% 25.3%
2005 43.5% 25.4%
2006 46.1% 25.4%
2007 45.0% 25.7%
2008 43.6% 24.1%
2009 39.8% 24.6%
2004 64.8% 21.7%
2005 60.9% 24.4%
2006 64.0% 24.7%
2007 66.1% 21.4%
2008 49.6% 37.0%
2009 49.4% 35.7%
2004 45.9%
2005 46.1% 38.6%
2006 46.0% 40.1%
2007 46.1% 40.0%
2008 46.5% 39.8%
2009 43.9% 40.4%
1
Transport, persoonlijk vervoer, post en koerierdiensten, bouw, handel en andere handelsgerelateerde diensten, landbouw, mijnbouw en verwerkende diensten, andere persoonlijke, culturele en recreatieve diensten en andere overheidsdiensten. 2 Zakenreizen, telecommunicatie, verzekeringen, financiële diensten, computer- en informatiediensten, operationele leasingdiensten, juridische, boekhoudkundige, management en public relations-dienstverlening, architecturale, ingenieurs- en andere technische consultancy, andere variabele diensten, professionele en technische diensten, audiovisuele en verwante diensten. Bron: Eurostat International Trade in Services In tabel 9 wordt voor een aantal landen met snelle groei, deze groei (2004-2011) in dienstenexport uitgesplitst naar de verschillende typen diensten. Er blijkt dat een sterke groei in dienstenexporten in vele gevallen toegeschreven kan worden aan een of twee sectoren. De 17
groei van Deense dienstenexporten concentreert zich in vrachttransporten ter zee, de Ierse in royalties, de Luxemburgse in financiën en de Zweedse in persoonlijke reizen en dienstverlening tussen verwante ondernemingen. Onder de Europese lidstaten met de snelst groeiende dienstenexport, wordt de groei slechts in Frankrijk en Finland gedragen door meerdere sectoren. Tabel 9: Sectoren met de grootste aandelen in de toename van dienstenexport van enkele Europese lidstaten met een snelle aangroei van dienstenexport (2004-2011; EU en België als referenties)
Sector Financiën Royalties en license fees Diensten tussen verwante ondernemingen Vrachttransport ter zee Persoonlijke reizen Computerdiensten Merchanting Passagiersvliegvervoer Onderzoek en ontwikkeling Bouw
ENB (27 België Denemarken Ierland Frankrijk Luxemburg Finland Zweden landen) 6% -4% -2% 8% 1% 56% 2% 0% 11%
4%
4%
46%
8%
2%
3%
1%
9%
12%
nb
nb
8%
-1%
nb
24%
2% 8% 6% 2% 3%
3% 17% 4% 8% 1%
27% 3% nb -1% 7%
nb 1% nb 9% nb
5% 9% nb 3% 5%
0% 3% 2% 16% 0%
8% 12% 10% 0% nb
4% 21% 9% 6% 5%
5%
2%
nb
6%
nb
1%
nb
6%
2%
4%
u
0%
6%
0%
5%
7%
nb = niet beschikbaar. Bron: Eurostat De exportstructuur is belangrijk is voor de groeiprestaties van een land. Vooral gesofisticeerde, hoogproductieve diensten waar kennis en immateriële activa een grote rol spelen, laten hogere exportgroei toe in ontwikkelde economieën (Hausmann et al., 2007). Het belang van groei en sofisticatie van de dienstenexport is tweevoudig. Ten eerste winnen dienstenactiviteiten aan productiviteit door middel van het gebruik van technologie en door concurrentiedruk vanwege de intensivering van de internationale handel. Ten tweede hebben ontwikkelingen in technologie doorheen de voorbije decennia geleid tot nieuwe typen internationale dienstverlening (zoals IT outsourcing). In deze context stellen Hausmann et al. (2007) een index van exportsofisticatie op die weergeeft in welke mate de exportstructuur van een land overeenstemt met die van hoogontwikkelde landen. België scoorde in 2001 (het jaar van analyse) iets minder goed dan het wereldgemiddelde en presteerde minder dan landen als Luxemburg, Ierland, Finland, Hongarije, Zweden, Zwitserland, Duitsland, en Groot-Brittannië, Oostenrijk, Canada, Spanje en Griekenland.
18
3.2.5 Multinationale ondernemingen en dienstenexport In een recente studie geven Belderbos et al. (2011) aan dat Vlaanderen als hoogontwikkelde regio een aantrekkelijke locatie is voor buitenlandse investeringen in dienstensectoren. Het gewest vertegenwoordigt 2,9% van het totaal aan buitenlandse investeringen in diensten in de EU, tegenover 2,4% van het Europese totaal aan investeringen in de industrie. Vlaanderen haalde daarmee tijdens de periode 2003-2008 de meeste investeringen binnen in vergelijking met een benchmark van innovatieve Europese regio’s (Catalonië, Baden-Württemberg, ZuidNederland, Noordwest-Italië en Nord-Pas-de-Calais; zie Tabel 11). In Europees perspectief heeft Vlaanderen inzake dienstverlening een relatief grote aantrekkingskracht op investeringen van ondernemingen uit Azië. Japan, Taiwan en Zuid-Korea opteren samen met Nederland vaker voor Vlaanderen als investeringsland. Tabel 11: Buitenlandse investeringen in diensten in Vlaanderen en vergelijkbare regio’s, 2003-2008. Column1
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Vlaanderen
24,0%
39,1%
34,8%
25,3%
32,0%
29,6%
20032008 30,8%
1,6%
2,2%
10,1%
6,3%
5,0%
5,6%
5,3%
Catalonië
28,8%
24,0%
17,1%
27,1%
28,7%
25,5%
25,6%
Noordwest-Italië
28,8%
15,1%
24,7%
21,3%
21,7%
22,1%
21,9%
Zuid-Nederland
8,8%
10,6%
4,4%
9,5%
4,3%
8,7%
7,6%
Baden-Württemberg Totaal
8,0% 100%
8,9% 100%
8,9% 100%
10,4% 100%
8,3% 100%
8,4% 100%
8,8% 100%
Nord-Pas-de-Calais
Bron: Belderbos et.al. 2011 Bij een uitsplitsing per sector blijkt Vlaanderen bovengemiddeld veel investeringen aan te trekken in logistiek en hoofdkantoren. Vlaanderen blijkt minder aantrekkelijk voor investeringen in bouw en financiële diensten (Tabel 12). Tabel 12: Buitenlandse investeringen in diensten in Vlaanderen de EU per sector, 20032009 EU Vlaanderen Column1 Marketing en verkoop
35%
34%
Bouw
12%
3%
Logistiek
12%
23%
Financiële diensten
9%
6%
Commerciële diensten
9%
10%
Hoofdkantoor Technische dienstverlening Andere diensten
7%
9%
5%
5%
4%
2%
ICT-diensten
5%
4%
19
Olie, gas en elektriciteit Totaal
3% 100%
3% 100%
Bron: Belderbos et.al. 2011 In verschillende dienstensectoren stelt men een belangrijke rol in de export vast voor dochterondernemingen van multinationale ondernemingen. In sectoren zoals Financiën, Software en in mindere mate Telecommunicatie combineren multinationale ondernemingen technologische voordelen, die zij intern transfereren naar België, met locatiegebonden omgevingsvoordelen. Binnen hun strategie is België een belangrijk knooppunt en exportplatform in het globaal netwerk (Peeters en Sleuwaegen, 2012). Figuur 9 geeft de handelspositie (het netto handelsoverschot) van de verschillende dienstensectoren weer in relatie tot het belang van dochterondernemingen van buitenlandse multinationale ondernemingen, gemeten als het percentage van de tewerkstelling gerealiseerd door buitenlandse dochterondernemingen. In het kwadrant linksboven is een positieve handelsbalans vooral het gevolg van het concurrentievermogen van Belgische ondernemingen (transport, business consulting). Ondernemingen met een lokale verankering hebben hier hun competitieve voordelen opgebouwd in nauwe samenhang met streekgebonden voordelen. Opvallend is dat dit kwadrant breed opgevat een zeer groot deel van de dienstensectoren omvat. In het kwadrant rechts boven staan dienstensectoren (software ontwerp, financiën) met een positieve handelsbalans en een dominante rol van multinationale ondernemingen. In de kwadranten links- en rechtsonder zijn dienstensectoren geplaatst met een negatieve handelsbalans. Een negatieve balans komt niet voor in combinatie met een dominante aanwezigheid van multinationale ondernemingen – deze ondernemingen worden immers aangetrokken door locatievoordelen en exportmogelijkheden. In het kwadrant links onderaan kan een negatieve handelsbalans duiden op verlies aan concurrentiekracht. Op termijn lopen de sectoren (luchtvaart en de reissector, verhuur en leasing, en tv- en filmproductie), zeker waar multinationale ondernemingen nog een rol spelen, mogelijk het risico van delokalisaties en sluitingen. Figuur 9: Buitenlandse ondernemingen en export surplus (2009) (omvang cirkels: het percentage van de sector in de Belgische export, in waarde)
20 Bron: Sleuwaegen en Peeters, 2012
4. DE INVLOED VAN REGULERING EN LIBERALISERING OP DE DIENSTENSECTOR EN DIENSTENHANDEL
4.1.
Liberalisering en regulering
Handelsbeleid en deregulering hebben een belangrijke invloed op de ontwikkeling van de dienstenhandel en de groei van de dienstensector. Miroudot et al. (2010) tonen aan dat de handelstransactiekosten van diensten veel hoger liggen dan die van goederen, tot het twee- of drievoudige afhankelijk van de sector. De voorbije jaren zijn de transactiekosten voor goederen drastisch teruggevallen, maar die voor diensten relatief constant gebleven, niettegenstaande liberaliseringsinitiatieven. Hoewel regionale en preferentiële handelsakkoorden de transactiekosten terugbrengen, is de impact ervan voor diensten beperkter dan voor goederen. De integratie van dienstenmarkten op Europees niveau is nog steeds relatief beperkt (Canoy en Smith, 2008). Een grote verantwoordelijkheid hiervoor wordt gedragen door informele handelsbarrières. Oligopolistische marktstructuren kunnen integratie hinderen en vereisen een sterk concurrentiebeleid. Obstakels voor handel in diensten zijn vaak een aanwijzing voor bredere en diepere problemen met het functioneren van nationale markten, die opgelost moeten worden vooraleer internationale liberalisering een effect kan hebben. De handel in diensten is zeer gevoelig aan zowel formele als informele barrières (Crozet et al., 2012). Reguleringen van diensten, hoewel van toepassing op elke leverancier, hebben vaak een sterker restrictief effect op buitenlandse leveranciers dan op binnenlandse spelers, zodat regulering veelal de facto discriminerend werkt (Crozet et al., 2012). De directe voordelen voortvloeiend uit buitenlandse handelsliberalisering vergroten de commerciële mogelijkheden voor de dienstensector als dit gepaard gaat met binnenlandse liberalisering. De lage productiviteitsgroei van Europese ondernemingen in bijvoorbeeld de zakelijke dienstverlening wijt men deels aan zwakke concurrentie. Landen die open staan voor buitenlandse concurrentie doen het beter in termen van productiviteitsgroei door competitieve selectie (Kox, 2012). Markten voor zakelijke diensten functioneren het best in landen met een flexibele arbeidsregulering, en met lage overheidslasten voor startende of stoppende ondernemingen. De grootste positieve effecten worden teweeg gebracht door lagere formele barrières voor groeiende of krimpende ondernemingen. De competitiviteit zou versterkt worden door het terugdringen van administratieve kosten van arbeidscontracten, faillissementsregulering, en opstartvereisten (Kox, 2012). De economische literatuur stelt dat een deel van de groei die door dienstensectoren gegenereerd kan worden, zijn oorsprong vindt in binnenlandse hervormingen. Deze kunnen zowel voortvloeien uit de implementatie van de Dienstenrichtlijn uit 2006, of uit nationale pogingen om beperkingen op de eigen dienstenmarkten af te bouwen. De verschillen in restrictieve regulering tussen dienstenmarkten en landen worden gedefinieerd door de zogenaamde ‘product market restrictiveness indicators’ (PMRs), die het niveau van marktafscherming aangeven in de OESO (Mustilli en Pelkmans, 2012). De OESO legt de nadruk op het beter economisch functioneren van markten, door in te zoemen op de beperkende effecten van overheidsinterventies, barrières voor handel en investeringen, en barrières voor ondernemerschap. Deze worden onderscheiden van reguleringen voor gezondheid, veiligheid, en milieu en consumentenbescherming. In dienstensectoren is dat type regulering vaak nodig ter bescherming van consumenten of investeerders of voor een betere marktwerking, gezien het vaak grote belang van asymmetrische informatie. Echter, ook dergelijke regulering kan marktwerking negatief beïnvloeden en marktrestricties (PMRs) doen toenemen. Vaak is restrictieve regulering er juist op gericht om zwakkere actoren in 21
bescherming te nemen. Regulering kan de innovatiebereidheid ondergraven en tegelijk de toetreding van nieuwe spelers ontmoedigen (Mustilli en Pelkmans, 2012). Figuur 10: Ontwikkeling van geaggregeerde marktregulering (PMR’s op Y-as) (1988-2008)
Bron: Mustilli en Pelkmans (2012) De marktverstorende werking van regulering op de dienstenmarkt van EU-landen is doorheen de jaren gedaald, zoals getoond wordt in Figuur 10. Figuur 10 laat zien dat dit ook zeker voor België het geval is geweest voor de periode 1998-2008, maar dat de snelheid van deregulering niet bijzonder hoog is geweest. Het niveau van de PMRs in België in 2008 is dan ook eerder hoog in vergelijking met de omringende landen. Een studie van de OESO uit 2009 wijst België inderdaad aan als land met bijzonder strenge reguleringen in Europees perspectief (Arnold et al. 2009), hoewel er het voorbije decennium vooruitgang geboekt werd in netwerk-sectoren zoals telefonie en elektriciteit, met de openstelling van netwerken voor derden of de loskoppeling van het netwerk en de productie. In het bijzonder is België vaak traag in de omzetting van Europese regelgeving in de nationale wetgeving. 4.2.
Productiviteitseffecten van deregulering en liberalisering
Arnold et al. (2011) leveren overtuigend empirische bewijs dat landen met lage PMRs een grotere productiviteitsgroei kennen. In deze studie analyseert men het effect van hervormingen door middel van een simulatie die dienstenhervormingen in alle EU-landen naar de meest open regulering brengt (Figuur 11). Domeinen van regulering die in de raming zijn opgenomen zijn overheidsinterventie, toetredingsbarrières, verticale integratie en marktstructuur. Uiteraard is het minder realistisch om er van uit te gaan dat een land het minst restrictieve regime kan bereiken in elke sector, en is dit eerder een theoretische oefening. Toch bieden de resultaten een interessante indicatie van de potentiële winsten van deregulering. Er blijken ruwweg drie groepen landen onderscheiden te kunnen worden. Ten eerste zijn Zweden en het Verenigd Koninkrijk de landen met het meest geliberaliseerde regime. De meeste andere Europese landen clusteren rond de middenmoot. Een derde groep wordt gevormd door landen met meer restrictieve regulering, met in hun rangen België, Tsjechië, Hongarije, Noorwegen, Polen en 22
Portugal. De verwachte veranderingen in arbeidsproductiviteit door evolutie naar het minst restrictieve regime variëren na tien jaar van 7% (Spanje) à 8% (Nederland, Finland, Denemarken) tot 10% (Frankrijk), 12% (Italië), 14% (België, Tsjechië), en 19% voor Polen en Hongarije. Enkel Zweden en Groot-Brittannië zouden beperkte voordelen hebben. Het potentieel voor hervormingen op de dienstenmarkt in België blijkt dus nog steeds erg groot. In een andere studie toont Kox (2012) aan dat de productiviteitsgroei van zakelijke diensten in de EU al jarenlang stagneert. Volgens hem is dit te wijten aan zwakke concurrentie op binnenlandse markten en een slechts beperkte openheid voor invoer (zie ook Wolfmayr, 2011). Een versterkte marktselectie door intensievere concurrentie wordt verhinderd door beschermende regulering of arbeidsmarktbeperkingen. Het effect van sterkere selectie zou een verschuiving zijn van minder productieve naar meer productieve bedrijven, en een verschuiving van kleine dienstenleveranciers van suboptimale omvang naar grotere leveranciers. Kox simuleert de effecten van grotere openheid en deregulering en berekent dat efficiëntiewinsten kunnen oplopen tot 7%. De productiviteitseffecten van dienstenliberalisering blijven niet beperkt tot de dienstensector op zich. Ook voor industriële ondernemingen is dienstverlening steeds meer van belang, zowel bij de productie en verkoop (onderhoud, reparatie, adviserende dienstverlening, verkoopdiensten, dienst voor en na verkoop) als aan de inputzijde (aangekochte diensten en outsourcing). Figuur 12 laat zien dat de dienstenintensiteit van goederenproductie in de EU15 tussen 1980 en 2005 aanzienlijk is toegenomen. De toename in het output aandeel van diensten verklaart deels de toename in het aandeel van dienstentwerkstelling in de EU (Falk & Jarocinska 2010; Falk & Peng 2011; Mustilli & Pelkmans 2012). Figuur 11: Simulatie van veranderingen in arbeidsproductiviteit in de dienstensector door deregulering
Bron: Arnold et al., 2009 23
Figuur 12: Waarde van aangekochte diensten als percentage van de waarde van industriële output, EU10 en EU15 landen, 2005
Bron: Falk et al. (2011) Kennisintensieve dienstensectoren zoals Zakelijke dienstverlening spelen als input een belangrijke rol bij de concurrentiekracht van exporterende industriële ondernemingen en dienstenondernemingen. Wolfmayr (2011) toont een positieve correlatie aan tussen de intensiteit van de dienstenaankopen door ondernemingen en de exportintensiteit. Deze relatie houdt stand als de diensten geïmporteerd worden in plaats van aangekocht worden in het binnenland. Dit toont aan dat (import)concurrentie op dienstenmarkten, en dan vooral voor kennisintensieve diensten met hoge toegevoegde waarde, van groot belang is voor de exportcompetitiviteit van een economie. Met de hulp van de PMRs hebben Conway en Nicoletti (2006) ook de indirecte effecten van regulering op dienstenmarkten op de industrie berekend. Volgens hen kan regulering en gebrek aan concurrentie en productiviteit op dienstenmarkten een negatieve invloed hebben op de concurrentiekracht van industriële ondernemingen. Gerichte hervormingen die geen bijkomend marktfalen veroorzaken kunnen via een verbetering van de productiviteit en concurrentie, ook de competitiviteit van industriële ondernemingen versterken (Mustilli en Pelkmans 2012). Ook Barone en Cingano (2011) geven aan dat strengere dienstenregulering negatieve invloeden heeft op de groei van de toegevoegde waarde, productiviteit en export van dienstenafhankelijke sectoren. Belangrijke dienstensectoren in dit opzicht zijn professionele diensten en energievoorziening. Simulatie-analyses van binnenlandse hervormingen tonen aanzienlijke productiviteitswinsten voor Europese landen, met effecten die groter zijn voor landen met een omvangrijke binnenlandse markt. Aangezien binnenlands en Europees beleid economisch vervlochten zijn, kunnen hervormingen het beste gecoördineerd verlopen (Mustilli en Pelkmans, 2011) terwijl een te grote heterogeniteit in het beleid tussen Europese landen de productiviteitsgroei in Europa negatief zal beïnvloeden (Mustilli & Pelkmans, 2012). Het Europese industrie- en concurrentiebeleid zal zich daarom moeten richten op liberalisering van de dienstenmarkt en daarbij harmoniserende initiatieven van de lidstaten moeten ondersteunen.
24
5. CONCLUSIES EN BELEIDSIMPLICATIES Diensten zijn van cruciaal belang voor de Vlaamse en Belgische economie. Dienstenactiviteiten vertegenwoordigen een aanzienlijk deel van de totale toegevoegde waarde van de Vlaamse economie en zijn een belangrijke bron van tewerkstelling. Hoewel de beperkte verhandelbaarheid van diensten limieten stelt aan de exportmogelijkheden, is de handel in diensten in belangrijke mate toegenomen, door technologische ontwikkelingen, het toegenomen belang van diensten gekoppeld aan goederenexport, en de deregulering en liberalisering van dienstenmarkten. Vlaanderen onderscheidt zich door een grote activiteit in internationale transportdiensten en dienstverlening tussen verwante ondernemingen, hetgeen samenhangt met de functie van Vlaanderen als logistieke draaischijf binnen West-Europa en als aantrekkelijke regio voor multinationale ondernemingen. Dit resulteert in een hoge exportintensiteit en relatief sterke exportprestaties in transport- en communicatiediensten. Toch kunnen we moeilijk stellen dat Vlaanderen en België voorop lopen in de mondiale trend van diensteninternationalisering. Enerzijds blijkt dat slechts een beperkt aantal ondernemingen actieve dienstenexporteurs zijn en dat er sprake is van een belangrijke concentratie van de exportactiviteit binnen een selecte groep van ondernemingen. Ten tweede is de geografische spreiding van de dienstenexport beperkt en blijft de export grotendeels gericht op Europese markten. Ten derde blijkt dat de geëxporteerde diensten relatief weinig gesofisticeerd zijn en dat andere landen betere groeiprestaties laten zien in de export van diensten met hoge toegevoegde waarde. Tot slot kan geconcludeerd worden dat België en Vlaanderen achterlopen in het proces van deregulering en liberalisering van het dienstenverkeer. Gegeven het gestaag toenemende belang van de dienstensector, stelt dit mogelijk problemen voor de Vlaamse internationale concurrentiekracht op langere termijn. Ter versterking van de Vlaamse exportprestaties in dienstenactiviteiten zijn specifieke beleidsstimulansen vanuit Vlaanderen van belang, evenals verdere liberaliseringsinitiatieven in een internationale context. Ten eerste is het aangewezen maatregelen te treffen die erop gericht zijn om meer Vlaamse dienstenaanbieders de stap te doen zetten naar internationale markten. Een verdere Europese en wereldwijde liberalisering van de dienstenhandel zal hierbij helpen, maar ondernemingen hebben daarbij ook nood aan informatie en begeleiding. Veel ondernemingen zien af van exportinitiatieven vanwege de onzekerheid en risico’s die gepaard gaan met exportstrategieën. Dit geldt in het bijzonder voor de dienstenexport gegeven de inherente risico’s aan diensten zoals het maatwerk en de aanpassing aan buitenlandse regulering die vaak vereist zijn. Ten tweede kan verdere groei gerealiseerd worden als Vlaamse dienstenexporteurs nieuwe markten aanboren, in het bijzonder in opkomende economieën en in snel groeiende ontwikkelingslanden. Deze markten bieden een groot potentieel dat momenteel te weinig wordt benut door Vlaamse dienstenleveranciers. Ten derde heeft stimulering van dienstenactiviteiten met een hoge toevoegde waarde belangrijke voordelen. Kennisintensieve diensten hebben een groot exportpotentieel en creëren hoogwaardige werkgelegenheid, maar de Vlaamse economie kent geen sterke specialisatie in deze diensten. Voor Vlaanderen vergt dit een verschuiving van meer traditionele dienstensectoren, veelal gericht op de logistieke functie, naar meer innovatieve en creatieve diensten. Het aantrekken van buitenlandse investeerders in deze sectoren kan hierbij helpen. Vlaanderen blijkt immers al een aantrekkelijke locatie voor buitenlandse investeringen in dienstenactiviteiten. Beleidsmaatregelen in Vlaanderen om de dienstenexport te stimuleren kunnen slechts ten volle een effect hebben als ook op internationale schaal de dienstenhandel verder wordt geliberaliseerd. Er is een gebrek aan verdere voortgang te constateren in internationale handelsliberalisering, ondanks initiatieven binnen de Europese Unie vanwege de Europese 25
Dienstenrichtlijn uit 2006 en eerdere Europese sectorspecifieke richtlijnen. Veel landen hebben substantiële regulering uitgebouwd -ter bescherming van de positie van consumenten maar ook ter bescherming van eerder zwakke sectoren- die in de praktijk de internationale dienstenhandel afremt. Een afbouw of harmonisatie, op Europese en internationale schaal, van deze reguleringen en een verdere deregulering van de dienstensector in Vlaanderen zouden belangrijke impulsen kunnen geven aan de groei en competitiviteit van de Vlaamse dienstensector. De voordelen van een verdere internationalisering van de dienstenhandel zijn aanzienlijk en divers. Ten eerste zal een toegenomen concurrentie tussen dienstenleveranciers bijdragen aan een hogere efficiëntie en productiviteit. Dit komt niet enkel de eindconsument ten goede, maar eveneens de Vlaamse industrie die een intensief beroep doet op diverse diensten. Terwijl door de-industrialisering van de Vlaamse economie bepaalde diensten onder druk komen te staan, kan een meer performante en efficiëntere dienstverlening de Vlaamse industrie juist versterken en helpen nieuwe internationale investeringen aan te trekken. Ten tweede zullen landen die actief zijn in de internationale dienstenhandel met gesofisticeerde diensten extra groei kunnen realiseren. Gerichte beleidsmaatregelen om de sofisticatie van de Vlaamse dienstenexport te bevorderen kunnen hier een belangrijke rol spelen. Ten derde zal wereldwijde liberalisering van het dienstenverkeer Vlaamse exporteurs meer mogelijkheden geven om nieuwe markten te betreden. Vooral grote en opkomende economieën zullen in de toekomst belangrijk zijn omwille van hun economische groei en, daarmee samenhangend, hun toenemende vraag naar hoogkwalitatieve en specifieke dienstverlening. De Vlaamse overheid kan bedrijven hierin ondersteunen en de toegang faciliteren via handelsmissies en lokaal advies. Met de verdere implementatie van de Europese Dienstenrichtlijn valt het te verwachten dat Vlaamse dienstenleveranciers zich de komende jaren verder zullen integreren in Europese dienstennetwerken die als uitvalsbasis kunnen dienen voor een grotere internationale aanwezigheid. Tot slot wensen we nogmaals te benadrukken dat de analyse van de Vlaamse dienstenhandel wordt bemoeilijkt door een gebrek aan bruikbare en betrouwbare statistieken. De ontwikkeling van nieuwe statistieken zou toekomstig (beleids)onderzoek zeker ten goede komen.
26
Referenties Ariu, A., Mion, G., 2012. Service Trade and Occupational Tasks: An Empirical Investigation. Centre for economic policy research. Ariu, A., 2012. Services vs. goods trade: are they the same? NBB working paper 237.Arnold, J., Hoeller, P., Morgan, M. en Woergoetter, A., 2009. Structural reforms and the benefits of the enlarged EU internal market: Much achieved and much to do. OECD Economics Department Working Papers 694, OECD Publishing. Autor, D., Donohue, J., Schwab, S., 2003. The Employment Consequences of WrongfulDischarge Laws: Large, Small, or None at All? The American Economic Review vol. 94, no. 2. Papers and Proceedings of the One Hundred Sixteenth Annual Meeting of the American Economic Association San Diego. Avonds, L., Bryon, G., Hambÿe, C., Hertveld, B., Michel, B., Van den Cruyce B., 2012. Supply and use tables and input-output tables 1995-2007 for Belgium, Working Paper 6-12, Federal Planning Bureau, Belgium. Barone, G., en Cingano, F., 2011. Service regulation and growth: evidence from OECD countries. Vol. 121, no. 555. Baugnet, V., Burggraeve, K., Dresse, L., Piette, Ch., Vuidar, B., 2010. Positie van België in de wereldhandel, NBB Economisch Tijdschrift 2010. Belderbos, R., Van Roy, V. en Van Wassenhove, F., 2011. De Aantrekkingskracht van Vlaanderen voor directe buitenlandse investeringen in O&O, industrie en dienstverlening, in: Clarysse, B., ed., “Ondernemen tussen wetenschap en beleid in Vlaanderen. Inzichten van vijf jaar Steunpunt Ondernemen en Internationaal Ondernemen”, (Roularta Books, Roeselare, Belgium), p.101-137. Blinder, A.S., 2009. How many US jobs might be offshorable? World Economics vol. 10, no. 2. Borchsenius, V., Malchow-Møller, N., Munch, J.R., Skaksen, J.R., 2010. International trade in services: evidence from Danish micro data, Nationaløkonomisk tidsskrift, Vol. 148, no. 1. Canoy, M., en Smith, P., 2008. Services and the single market. Journal of Industry, Competition and Trade, vol. 8 no. 3-4. Conway, P., Nicoletti, G., 2006. Product market regulation in the non-manufacturing sectors of OECD countries: measure and highlights. OECD Economics Department. Crozet, M., Miletz, E., Mirza, D., 2012. The Discriminatory Effect of Domestic Regulations on International Services Trade: Evidence from Firm-Level Data. Ernst & Young, 2011. The world is bumpy. Globalization and new strategies for growth. Eurostat, 2012. International trade in services. http://epp.eurostat.ec.europa.eu/statistics_explained/index.php/International_trade_in_s ervices Falk, M., Jarocinska, E., 2010. Linkages and manufacturing in EU countries. SERVICEGAP Review Paper Falk, M., O’Mahony, M., Wolfmayr, Y., 2011. The Impact of Service Sector Innovation and Internationalisation on Growth and Productivity. SERVICEGAP Policy Brief. Falk, M., Peng, F., 2011. The increasing service intensity of European manufacturing. Austrian institute of economic research. Felipe, J., 2007. A note on competitiveness and structural transformation in Pakistan. Asian Development Bank. Francois, J., Woerz, J., 2008. Producer services, manufacturing linkages and trade. Journal of Industry, Competition and Trade vol. 8, no. 3-4. Ghani, E., Kharas, H., 2010. The service revolution in south Asia: an overview. In: Ghani, E. red. The service revolution in south Asia. Hausmann, R., Hwang, J., Rodrik, D., 2007. What you export matters, Journal of Economic Growth, vol. 12(1). 27
ING, 2012. External trade. De belangrijkste afzetmarkten voor een open economie, ING Focus. Kox, H., 2012. Unleashing Competition in EU Business Services. CEPS Policy Brief No. 284, Centre for European Policy Studies. Kox, H., Lejour, A., 2005. Regulatory heterogeneity as obstacle for international services trade. CPB Discussion Paper No. 49, CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis. Kox, H., 2006. The effects of the services directive on intra-EU trade and FDI. Revue Economique vol. 57, no. 4. Mion, G. , Ariu, A., 2010. Trade in services : IT and task content. NBB working paper. Mion, G., 2012. ‘Comparative Advantage and Service Trade’. In: Greenaway, D. (red.). The UK in a Global World. How can the UK focus on steps in global value chains that really add value? Centre for Economic Policy Research. Miroudot, S., Sauvage, J., Shepherd, B., 2010. Measuring the Cost of International Trade in Services. Miroudot, S., Sauvage, J., Shepherd, B., 2011. Trade costs and productivity in services sectors. Economics letters, vol. 114, no 1. Minondo, A., 2008. The Sophistication of Basque Exports, Orkestra Working Paper Series in Territorial Competitiveness, 2008-03. Mishra, S., Lundstrom, S., Anand, R., 2011. Service export sophistication and economic growth, Policy Research Working Paper 5606. Mustilli, F., Pelkmans, J., 2012. Securing EU Growth from Services. CEPS Special Reports Working Document No. 371 Nauwelaers, C., Veugelers, R., Van Looy, B., 2003. Benchmarking National R&D policies in Europe: Lessons for Belgium. Oldenski, L., 2009. Export Versus FDI: A Task-Based Framework for Comparing Manufacturing and Services. mimeograph. Sleuwaegen, L. en Peeters, C., 2012. Belgium in the new global economy: Export and international sourcing Spitz-Oener, A., 2006. Technical change, job tasks, and rising educational demands: Looking outside the wage structure. Journal of Labor Economics vol. 24, no. 2 Timmer, M.P., Inklaar, R., O’Mahony, M., Van Ark, B., 2010. Economic growth in Europe: A comparative industry perspective. Wolfmayr, Y., 2011. “Export performance and increased services content in EU manufacturing”, SERVICEGAP Discussion Paper No. 8. WTO, 2011. The WTO and preferential trade agreements: From co-existence to coherence, World Trade Report 2011. WTO, 2012. International trade statistics 2012. http://www.wto.org/english/res_e/statis_e/its2012_e/its2012_e.pdf
28
Appendix 1: Belang ( miljard US) en groei (proc. toename 2000-2010) van import markten voor diensten Country United States Germany China United Kingdom Japan France India Italy Ireland Netherlands Singapore Korea, Republic of Canada Spain Saudi Arabia Russian Federation Brazil Denmark Hong Kong, China Australia Sweden Thailand Norway United Arab Emirates Switzerland Taipei, Chinese Austria Malaysia Poland Finland Indonesia Mexico Iran Nigeria Greece Turkey Angola South Africa
2000 220,1 137,9 36,0 99,7 106,4 65,5 19,2 55,6 31,3 51,3 30,1 33,6 44,1 33,2 25,2 16,8 16,7 21,1 24,7 18,9 24,0 15,5 15,0 8,6 14,6 26,6 16,5 16,7 9,0 8,4 15,6 16,9 3,1 3,3 11,3 8,2 2,7 5,8
2010 404,9 263,6 193,3 166,7 157,4 132,2 116,8 110,8 107,2 106,2 96,5 95,9 91,3 87,0 76,8 73,7 62,6 51,9 51,0 50,9 48,3 44,8 42,8 42,1 39,6 37,9 37,1 32,2 29,7 27,6 26,1 25,2 23,4 21,3 20,2 19,7 18,8 18,5
growth 84% 91% 437% 67% 48% 102% 509% 99% 243% 107% 220% 186% 107% 162% 204% 337% 276% 146% 107% 169% 102% 190% 186% 391% 170% 42% 125% 92% 230% 227% 67% 49% 648% 546% 79% 142% 595% 217% 29
Israel Czech Republic Hungary Kuwait Egypt Portugal Argentina Ukraine Algeria Chile Philippines Kazakhstan Venezuela Viet Nam Romania New Zealand Qatar Colombia Macao, China Morocco Pakistan Slovak Republic Oman Libya Peru Congo Slovenia Bangladesh Jordan Bulgaria Azerbaijan Syrian Arab Republic Croatia Tunisia Cyprus Sri Lanka Ghana Ecuador Belarus Lithuania Papua New Guinea
12,0 5,4 4,8 4,9 7,5 7,0 9,2 3,0 2,4 4,8 5,2 1,9 4,4 3,3 2,0 4,5 1,6 3,3 0,8 1,9 2,3 1,8 1,8 0,9 2,3 0,7 1,4 1,6 1,7 1,7 0,5 1,7 1,8 1,2 1,6 1,6 0,6 1,3 0,5 0,7 0,8
18,1 17,0 15,6 15,0 14,7 14,4 14,1 12,7 11,9 11,8 11,4 11,3 11,0 9,9 9,5 9,3 8,8 8,1 7,5 7,4 7,1 6,8 6,3 6,1 6,0 4,9 4,4 4,4 4,4 4,2 3,8 3,5 3,5 3,3 3,3 3,1 3,0 3,0 2,9 2,8 2,8
50% 212% 226% 204% 96% 105% 53% 321% 404% 146% 117% 513% 149% 205% 377% 110% 435% 144% 806% 293% 215% 277% 258% 585% 162% 557% 206% 171% 157% 150% 694% 108% 92% 175% 106% 92% 415% 137% 437% 318% 257% 30
Estonia Côte d'Ivoire Congo, Dem. Rep. of Panama Ethiopia Malta Guatemala Sudan Yemen Chad Latvia Iceland Dominican Republic Albania Kenya Mauritius Gabon Uganda Equatorial Guinea Bahrain, Kingdom of Cuba Tanzania Costa Rica Jamaica Netherlands Antilles Cameroon Brunei Darussalam Uruguay Haiti Honduras Mozambique Bolivia Bahamas Georgia Cambodia Senegal El Salvador Armenia Mali Madagascar Kyrgyz Republic
0,9 1,2 0,2 1,1 0,5 0,8 0,8 0,6 0,8 0,2 0,7 1,2 1,4 0,4 0,7 0,8 0,9 0,5 0,6 0,8 0,8 0,7 1,3 1,4 0,7 1,0 0,8 0,9 0,3 0,7 0,4 0,5 1,0 0,3 0,3 0,4 0,9 0,2 0,3 0,5 0,1
2,8 2,8 2,7 2,6 2,5 2,5 2,4 2,3 2,3 2,2 2,2 2,2 2,2 2,0 2,0 2,0 2,0 1,9 1,9 1,9 1,9 1,8 1,8 1,8 1,7 1,7 1,6 1,5 1,3 1,3 1,2 1,2 1,2 1,1 1,1 1,1 1,1 1,0 1,0 1,0 0,9
216% 130% 1139% 132% 420% 232% 188% 258% 190% 802% 223% 87% 57% 368% 180% 160% 128% 310% 242% 152% 147% 171% 40% 28% 152% 72% 110% 76% 352% 92% 169% 146% 15% 268% 232% 177% 15% 421% 204% 95% 524% 31
Nepal FYR Macedonia Zambia Botswana Niger Burkina Faso Mongolia Moldova Myanmar Paraguay Mauritania Namibia Swaziland Nicaragua Barbados Aruba Rwanda Benin Lesotho Bosnia and Herzegovina Fiji Faeroe Islands Togo Seychelles Guinea Trinidad and Tobago Lao People's Dem. Rep. Cape Verde Maldives Guyana Suriname Burundi Solomon Islands Central African Republic Saint Lucia Antigua and Barbuda Belize Zimbabwe Guinea-Bissau Samoa Bhutan
0,2 0,3 0,3 0,5 0,1 0,1 0,2 0,2 0,3 0,4 0,1 0,3 0,3 0,4 0,5 0,6 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 0,1 0,1 0,2 0,3 0,4 0,0 0,1 0,1 0,2 0,2 0,0 0,1 0,1 0,1 0,2 0,1 0,4 0,0 0,0 0,0
0,9 0,9 0,9 0,9 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,6 0,5 0,5 0,5 0,5 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1
336% 218% 181% 60% 539% 495% 379% 282% 144% 80% 350% 120% 116% 105% 51% 4% 178% 169% 107% 104% 55% 277% 239% 132% 39% 0% 511% 195% 179% 78% 20% 295% 158% 60% 52% 45% 32% -58% 256% 201% 96% 32
Vanuatu Djibouti Saint Vincent and the Grenadines Anguilla Saint Kitts and Nevis Sierra Leone Dominica Grenada Malawi Sao Tome and Principe Tonga Montserrat World
0,1 0,1
0,1 0,1
72% 67%
0,1 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1 0,2 0,0 0,0 0,0 1516,0
0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 3685,1
63% 40% 31% 27% 27% 5% -25% 160% 153% -24% 252%
Bron: WTO time series
33
Appendix 2: Gini-index voor verhandelbaarheid van dienstensectoren (VS, 2000) (1: moeilijk verhandelbaar; 3: vlot verhandelbaar) Gini 2-digit Industry description coefficient NAICS class 51 51 51 51 51 51 51 51 51 51 51 52 52 52 52 52 53 53 53 53 53 54 54 54 54 54 54 54 54
Information Newspaper publishers Radio and television broadcasting and cable Libraries and archives Wired telecommunications carriers Data processing services Other telecommunication services Publishing, except newspapers and software Other information services Motion pictures and video industries Sound recording industries Software publishing Finance and insurance Savings institutions, including credit unions Banking and related activities Insurance carriers and related activities Nondepository credit and related activities Securities, commodities, funds, trusts, and other financial investment Real estate and rental and leasing Video tape and disk rental Other consumer goods rental Commercial, industrial, and other intangible assets rental and leasing Real estate Automotive equipment rental and leasing Professional, scientific, and technical services Veterinary services Accounting, tax preparation, bookkeeping and payroll services Architectural, engineering, and related services Other professional, scientific, and technical services Legal services Specialized design services Computer systems design and related services Advertising and related services
1 1 1 2 2 2 2 3 3 3 3 1 1 2 2 3 1 1 2 2 2 1 1 2 2 2 2 2 2
34
54 54 55 56 56 56 56 56 56 56 56 61 61 61 61 62 62 62 62 62 62 62 62 62 62 62 62 62 62 62 71 71 71
Management, scientific, and technical consulting services Scientific research and development services Management Management of companies and enterprises Administrative support Waste management and remediation services Business support services Services to buildings and dwellings Landscaping services Employment services Other administrative and other support services Investigation and security services Travel arrangement and reservation services Education Elementary and secondary schools Colleges and universities, including junior colleges Other schools, instruction, and educational services Business, technical, and trade schools and training Health care and social services Hospitals Nursing care facilities Vocational rehabilitation services Offices of physicians Outpatient care centers Offices of dentists Offices of optometrists Residential care facilities, without nursing Child day care services Home health care services Other health care services Office of chiropractors Individual and family services Community food and housing, and emergency services Offices of other health practitioners Arts, entertainment, and recreation Bowling centers Other amusement, gambling, and recreation industries Museums, art galleries, historical sites, and similar institutions
2 3 2 1 1 1 1 2 2 2 2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 1 1 2 35
71 72 72 72 72 81 81 81 81 81 81 81 81 81 81 81 81 81 81 81 81 92 92 92 92 92 92 92 92 92 92 92
Independent artists, performing arts, spectator sports, and related industries Accommodation Drinking places, alcoholic beverages Restaurants and other food services Recreational vehicle parks and camps, and rooming and boarding houses Traveler accommodation Other services Beauty salons Funeral homes, cemeteries, and crematories 81 Personal and household goods repair and maintenance 81 Automotive repair and maintenance Barber shops Religious organizations Commercial and industrial machinery and equipment repair and maintenance Dry cleaning and laundry services Car washes Electronic and precision equipment repair and maintenance Civic, social, advocacy organizations, and grantmaking and giving Nail salons and other personal care services Other personal services Business, professional, political, and similar organizations Labor unions Footwear and leather goods repair Public administration Justice, public order, and safety activities Administration of human resource programs Other general government and support Executive offices and legislative bodies Military Reserves or National Guard Administration of economic programs and space research Administration of environmental quality and housing programs Public finance activities National security and international affairs U.S. Armed Forces, branch not specified U.S. Coast Guard
2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 3 3 1 1 1 1 1 1 1 2 3 3 3 36
92 92 92 92
U.S. Air Force U.S. Army U.S. Navy U.S. Marines
3 3 3 3 Bron: Jensen en Kletzer (2010)
37
Appendix 3: Karakterisering van dienstensectoren Toegevoegd e waarde (relatief, naar eurostat) Laag
Sector
Watertransport Diensten tussen verwante ondernemingen Landtransport Persoonlijke reizen Handelsgerelateerde diensten Computer en informatica Communicatiediensten Reclame, marktonderzoek Recht, boekhouden, management, public relations Financiën Onderzoek en Ontwikkeling Luchttransport Bouw Zakenreizen Royalties en licenties Overheidsdiensten Architectuur, engineering en technische consultancy Verzekeringen Operationeel leasen Persoonlijke, culturele en recreationele diensten Overige professionele en technische diensten Land- en mijnbouwdiensten
Commercieel
Indeling consumptievs. productiediens t Productiedienst
Hoog
Commercieel
Productiedienst
2
Laag
Commercieel
3
Laag
Commercieel
Productiedienst Consumptiedien st
Laag
Commercieel
Productiedienst
2
Hoog Hoog Hoog
Commercieel Commercieel Commercieel
Gemengd Gemengd Productiedienst
3 2 2
Hoog
Commercieel
Gemengd
2
Hoog Hoog Laag Laag Hoog Hoog Laag
Commercieel Commercieel Commercieel Commercieel Commercieel Commercieel Publiek
Gemengd Productiedienst Productiedienst Gemengd Productiedienst Productiedienst Gemengd
3 2 3 2 2 3 1
Hoog
Commercieel
Gemengd
2
Hoog Hoog
Commercieel Commercieel
2 2
Laag
Commercieel
Gemengd Productiedienst Consumptiedien st
Hoog
Commercieel
Gemengd
2
Laag
Commercieel
Productiedienst
1
Indeling publieke vs. commerciële dienst
Verhandelbaarheid (ginicoefficiënt)* 3
2
1
*(1: moeilijk verhandelbaar; 3: vlot verhandelbaar) Bron: Eurostat, Jensen en Kletzer (2010)
38
Appendix 4: Landensamenstelling van Europese zones. EU 10: België, Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk EU 15: België, Duitsland, Denemarken, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden EU 27: België, Duitsland, Denemarken, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië; Slowakije, Slovenië, Hongarije, Bulgarije, Roemenië Malta, Cyprus Eurozone 15: België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Luxemburg, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje, Cyprus, Malta Eurozone 17: België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Luxemburg, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje, Cyprus, Malta, Slowakije, Estland
39
PARTNERS Het Leuven Centre for Global Governance Studies (www.globalgovernancestudies.eu) coördineert de derde generatie van het Steunpunt “Buitenlands beleid, internationaal ondernemen en ontwikkelingssamenwerking” voor de Vlaamse Regering. Een Steunpunt heeft als doel de wetenschappelijke ondersteuning van Vlaams beleid. Het project brengt 17 promotoren en 10 junior onderzoekers (waarvan acht doctoraatsstudenten) samen. Het Steunpunt doet aan (a) dataverzameling en analyse, (b) korte termijn beleidsondersteunend wetenschappelijk onderzoek, (c) fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en (d) wetenschappelijke dienstverlening. We werken samen met een aantal partners: het Antwerp Centre for Institutions and Multilevel Politics, de Vlerick Leuven Gent Management School en H.U.Brussel. Binnen de KU Leuven maken ook collega’s verbonden aan de Faculteit Economie, het Instituut voor Internationaal en Europees Beleid, de Onderzoekseenheid Internationaal en Buitenlands Recht, het Instituut voor Internationaal Recht, het Instituut voor Europees Recht en HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving deel uit van het project. Het onderzoek is verdeeld over vier thematische pijlers: (i) Internationaal en Europees Recht; (ii) Internationaal en Europees Beleid; (iii) Internationaal Ondernemen; en (iv) Ontwikkelingssamenwerking. Bezoek onze website voor meer informatie: www.steunpuntiv.eu
40