Interbancaire vergoedingen en de eenwording van de Europese betaalmarkt Het Nederlandse betalingsverkeer functioneert goed en is efficiënt, vinden consumenten en zakelijke gebruikers. De efficiëntie van het Nederlandse betalingsverkeer wordt ondersteund door interbancaire vergoedingen die op een laag niveau liggen en passend zijn voor de Nederlandse betaalmarkt. Zowel op nationaal als op Europees niveau zijn er ontwikkelingen die de markt ingrijpend kunnen veranderen. Daarbij zou in de Nederlandse markt vermeden moeten worden dat hoge multilaterale interbancaire vergoedingen, die op Europees niveau zouden kunnen worden afgesproken, prijsopdrijvend werken. In de toekomst zou de Europese markt kunnen toegroeien naar lage multilaterale interbancaire vergoedingen voor algemeen gebruikte betaaldiensten.
Interbancaire vergoedingen en de eenwording van de Europese betaalmarkt
Inleiding Het Nederlandse betalingsverkeer is doelmatig ingericht en verwerkt betalingen tegen lage kosten. De betalingsverkeertarieven voor bedrijven zijn hierdoor ook laag. In deze tarieven zijn de kosten van interbancaire vergoedingen verwerkt. Dit zijn vergoedingen die de bank van de verkoper betaalt aan de bank van de consument in geval van een betaling met de pinpas, de acceptgiro of door middel van een automatische incasso. De hoogte van interbancaire vergoedingen is in principe een bepalende factor voor de tarieven die bedrijven en consumenten betalen voor hun betaaldiensten. Hierdoor kan dit van invloed zijn op de beslissing van bedrijven om bepaalde betaalmiddelen al dan niet te accepteren en op de betaalvoorkeuren van consumenten. Bovendien beïnvloeden interbancaire vergoedingen de positie en het gedrag van de banken als aanbieder van betaaldiensten in de markt. In het verleden hebben Nederlandse banken hierover gezamenlijk afspraken gemaakt. De komende tijd kan er veel gaan veranderen op dit vlak. De door de Nederlandse Mededingingsautoriteit goedgekeurde gezamenlijke afspraken van de Nederlandse banken voor acceptgiro, incasso en geldopname bij een gastbank zijn afgelopen. Bovendien komen er met de overgang naar een Europese betaalmarkt (sepa) Europese betaalmiddelen op de Nederlandse betaalmarkt, waarvoor op de een of andere manier Europese multilaterale interbancaire vergoedingen kunnen gaan gelden. De uitspraak van de Europese Commissie over de interbancaire vergoedingen die waren vastgesteld door de internationale cardsmaatschappij Mastercard, die begin 2008 wordt verwacht, zal duidelijkheid moeten bieden over wat het Europese mededingingsrechtelijke kader hiervoor zal zijn.
Interbancaire vergoedingen en het tweezijdige karakter van een betaling Om het verschijnsel interbancaire vergoedingen te begrijpen, is het nuttig nader te kijken hoe in essentie een niet-contante betaling verloopt (figuur 1). Het voorbeeld betreft een aankoop in een winkel met een debit card (pinpas), maar betalingen van rekeningen met acceptgiro’s of automatische incasso kennen een vergelijkbaar proces. De klant accordeert de betaling van het product op de betaalautomaat. Vervolgens vindt een geautomatiseerd proces plaats. Aan de bank van de klant wordt gevraagd om de betaling uit te voeren. 50
Na uitvoering van controles, bijvoorbeeld op het aanwezig zijn van voldoende saldo, wordt een overboeking uitgevoerd van de rekening van de klant naar die van de winkelier. De bank van de klant garandeert direct aan de winkelier dat hij het geld ontvangt. De daadwerkelijke ontvangst komt later, na de administratieve verwerking door de bank van de winkelier. Bij de transactie in de winkel, de aankoop van een product, zien we één vragende partij, de klant, en één aanbiedende partij, de winkelier. De uitvoering van de betaling, feitelijk de afname van een betaaldienst, kent echter twee vragende partijen. Zowel de klant als de winkelier vragen immers om uitvoering van de betaling. De betaaldienst heeft twee kanten: de aankoopkant en de verkoopkant. De markten voor producten en diensten met een dergelijk karakter worden wel tweezijdig genoemd. Andere voorbeelden van dit soort producten zijn tijdschriften (aangeboden aan lezers en adverteerders), of de gouden gids (aangeboden aan consumenten en bedrijven). De tweezijdigheid brengt met zich mee dat er ook twee prijzen zijn. Een tijdschrift heeft een verkoopprijs voor zijn lezers, en een tarief voor zijn adverteerders. Afhankelijk van zijn positionering in de markt kan de aanbieder zijn prijsstructuur bepalen; denk bijvoorbeeld aan de gratis kranten die geheel worden gefinancierd uit de advertentie-inkomsten. Ook voor een betaaldienst geldt dat aan beide kanten van de markt tarieven gerekend kunnen worden. Bij een betaling met de pinpas betaalt de winkelier een tarief aan zijn bank. De klant betaalt niets voor een transactie. Wel kan de bank een deel van haar kosten voor een pintransactie dekken door het rekenen van jaarbijdragen voor passen en dergelijke. Een tijdschrift heeft één aanbieder, de uitgever. Deze bepaalt de prijs aan beide kanten van de markt, zodanig dat zijn winst of afzet maximaal is. In het betalingsverkeer komt dit ook voor. Sommige credit cards, zoals die van American Express of Diners, rekenen (al dan niet via een tussenliggend bedrijf) een tarief voor het gebruik van de kaart, en een tarief aan de winkelier voor de acceptatie. Banken voeren wel de achterliggende overboekingen uit, maar spelen geen rol in de prijsstelling. Maar voor een debit card als de Nederlandse pin-pas ligt dat anders. Banken die de betalingen uitvoeren, zijn degenen die de klantrelatie hebben met de kopende en verkopende partijen. De bank van de klant en de bank van de winkelier bieden elk een deel van de betaaldienst aan. De prijsvorming wordt hierdoor ingewikkelder. Er zijn verschillende manieren om tot coördinatie van de prijsstelling te komen. In het algemeen wordt het moeilijk gevonden om de consument te laten ‘betalen voor betalen’. DNB
/ Kwartaalbericht december 2007
Interbancaire vergoedingen en de eenwording van de Europese betaalmarkt
Figuur 1 Betaalstroom bij aankoop product en betalingsverkeertarieven
Eigenaar betaalproduct
tarief betalende bank
tarief ontvangende bank
interbancaire vergoeding
bank klant
bank winkelier
overboeking consumententarief
bericht bijschrijving
betaalopdracht
klant
product
De winkelier wil de consument tevreden stellen, en kan tarieven doorberekenen in zijn afzetprijzen, en kan daarom gemakkelijker een tarief in rekening worden gebracht. Bij een dergelijk prijsbeleid worden de kosten voor de betaaldienst dus geheel of voornamelijk aan één kant van de markt neergelegd, in dit geval de winkeliers. Dat wordt geacht de optimale opbrengst van de betaaldienst op te leveren. Die opbrengsten komen terecht bij de bank van de winkelier. Maar ook de bank van de klant maakt kosten. Deze bank zal dan ook een deel van de opbrengst van de bank van de winkelier claimen, zij is immers mede-aanbieder van de betaaldienst. Zo ontstaat een ‘interbancaire vergoeding’, in dit geval van de bank van de winkelier aan de bank van de klant (zie nogmaals figuur 1). Het vaststellen van de hoogte van interbancaire vergoedingen kan op verschillende manieren. Banken kunnen bilateraal hierover onderhandelen. Als er veel banken zijn die de betaaldienst aanbieden aan consumenten en winkeliers kan dit een complex proces opleveren. Banken kunnen er ook een gezamenlijke (multilaterale) afspraak over maken. Dit is wel een vorm van prijsafspraken die strijdig kan zijn met de mededingingswetgeving. De interbancaire vergoeding vormt immers een bodem in de prijs die in rekening wordt gebracht aan één kant van de markt. Een bank zal een winkelier, naast zijn eigen kosten, in elk geval de vergoe-
DNB
/ Kwartaalbericht december 2007
winkelierstarief
winkelier
ding die hij zelf aan de bank van de consument moet betalen in rekening brengen. Ook kan de interbancaire vergoeding worden vastgesteld door de beheerder van de betaaldienst, een instelling die het merk bezit en de regels maakt. De internationale kaartmerken Mastercard en Visa werken zo. Ook deze vorm van bepaling van de interbancaire vergoedingen kan op mededingingsrechtelijke bezwaren stuiten. Zowel bij een multilaterale afspraak als bij centrale vaststelling kunnen banken er voor kiezen hier bilateraal van af te wijken; een mogelijkheid die voor de toekomst van de Nederlandse markt van belang is, zoals later in dit artikel naar voren komt. Er blijken veel haken ogen te zitten aan de bepaling van de geschikte hoogte van een multilaterale vergoeding. Dit geldt vooral als sprake is van zekere machtsposities, en dat is bij veelgebruikte betaalmiddelen al gauw het geval. Winkeliers kunnen zich gedwongen voelen een bepaald betaalmiddel te accepteren. Door dan de interbancaire vergoeding op te schroeven, en door te berekenen aan de winkelier, ontstaat bij de aanbieders aan de consumenten ruimte om de betaaldienst niet alleen gratis aan te bieden, maar daarbij de consument ook nog eens te lokken met extraatjes als spaarpunten of korting op producten. Concurrentie tussen verschillende merken betaaldiensten (bijvoorbeeld credit cards) om de gunst van de consument kan
51
Interbancaire vergoedingen en de eenwording van de Europese betaalmarkt
dan leiden tot steeds hogere tarieven voor winkeliers. Ook de consument kan zich gedwongen voelen een betaalpas te hebben, bijvoorbeeld omdat hij hem ook voor andere bankdiensten nodig heeft. De bank van de consument kan dan zowel de interbancaire vergoeding ontvangen als de kosten in rekening brengen bij de consument. Uit het onderzoek ‘Sectoral Inquiry on Retail Banking’ dat de Europese Commissie op 31 januari 2007 heeft gepubliceerd blijkt dat dit in Europa op grote schaal is gebeurd. Europese banken en internationale kaartmaatschappijen lieten gemiddeld slechts een kwart van de interbancaire vergoeding ten gunste komen van consumenten. In Nederland is dit overigens niet het geval. Onderzoek uitgevoerd door McKinsey & Co1 laat zien dat de banken per saldo verlies lijden op het pinnen: de aan winkeliers (tarieven) en consumenten (kaartbijdragen) in rekening gebrachte bedragen zijn niet voldoende om de kosten te dekken.
Nationale en Europese veranderingen … De komende jaren zal er veel gaan veranderen op het vlak van interbancaire vergoedingen. Zo zijn de door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (nma) verleende ontheffingen voor de multilaterale interbancaire vergoedingen voor betalingen met acceptgiro, incasso en voor geldopnamen bij gastbanken onlangs afgelopen. Voor pinnen stuitten voorstellen voor een multilaterale interbancaire vergoeding op bezwaren van de nma. De grote banken zijn daarom bilaterale onderhandelingen begonnen om tot afspraken over interbancaire vergoedingen te komen. Sommige zetten daarbij in op het niet langer betalen van deze vergoedingen. Een dergelijke afspraak is uiteraard het beste haalbaar indien de inkomende en uitgaande betaalstromen tussen banken niet teveel verschillen. Interbancaire vergoedingen zullen niet geheel van de Nederlandse markt verdwijnen, maar de tendens zal vermoedelijk wel neerwaarts zijn. Wel is het mogelijk dat de balans tussen grotere banken en kleinere banken met minder marktmacht verschuift. Banken die hun netto ontvangsten uit deze vergoedingen zien afnemen zullen moeten proberen dat door hogere bijdragen van de eigen klanten of kostenbesparingen goed te maken. Door de vorming van een Europese betaalmarkt (Single Euro Payments Area, ofwel sepa) zullen nationale betaalmiddelen geleidelijk vervangen worden door Europese (zie ook het artikel ‘Laveren naar sepa’ in het dnb Kwartaalbericht september 2007). sepa moet een concurrerende betaalmarkt op Europees niveau bieden, 52
waarbij banken in concurrentie de nieuwe Europese betaalmiddelen aan consumenten en bedrijven gaan aanbieden en waar banken en transactieverwerkers schaalvoordelen kunnen realiseren. De hieruit voortvloeiende efficiencyverbeteringen bieden op termijn ruimte voor lagere multilaterale interbancaire vergoedingen en lagere tarieven voor Europese betaalmiddelen. De European Payments Council, een raad van Europese banken die sepa voorbereidt, heeft een multilaterale vergoeding van 9,3 eurocent voorgesteld voor de Europese incasso. Dit is een veelvoud van de huidige vergoeding van de Nederlandse incasso (de afgelopen ontheffing betrof een hoogte van 3,9 eurocent) en bijna gelijk aan de huidige zakelijke tarieven voor incasso’s (gepubliceerde tarieven bedragen negen tot elf eurocent, grote incassanten betalen minder). Een dergelijke vergoeding kan voor de Nederlandse markt aanleiding geven tot hogere zakelijke incassotarieven. Als dit gebeurt dan zullen veel bedrijven waarschijnlijk niet willen overstappen op de Europese incasso. Voor pinbetalingen is er niet één gezamenlijk Europees kaartmerk, maar hebben de banken wel de afspraak gemaakt betaalpassen uit te geven waarmee de consument overal in Europa kan betalen. Nederlandse banken zullen waarschijnlijk op termijn geen gebruik meer maken van het alleen op de Nederlandse markt opererende systeem pin en geheel overgaan op een internationaal systeem zoals Maestro (van Mastercard), dat nu al voor betalingen in het buitenland op de betaalpas staat en/of het nieuwe merk v-Pay (van Visa). Van de kant van onder meer het Eurosysteem wordt wel aangedrongen op een Europees alternatief voor deze twee Amerikaanse kaartmaatschappijen, maar een initiatief met voldoende steun is er voorshands nog niet. Visa hanteert momenteel voor v-pay een multilaterale interbancaire vergoeding van 26 eurocent per transactie. Mastercard kondigde eind 2006 multilaterale interbancaire vergoedingen voor Maestro in het sepa tijdperk aan, die per 1 januari 2008 zouden moeten ingaan. De interbancaire vergoeding zou bestaan uit een vast deel van drie tot vijf eurocent en een variabel deel van 0,12 tot 0,20% van het aankoopbedrag. Voor een transactie van eur 50 levert dat een vergoeding van negen tot vijftien eurocent op. Onder verwijzing naar gebrek aan duidelijkheid van de kant van de mededingingsautoriteiten en oppositie van de kant van retailersorganisaties schortte Mastercard een half jaar later de invoering voorlopig op. Ook voor genoemde niveaus van interbancaire vergoedingen geldt dat ze ver boven de in Nederland gehanteerde niveaus liggen, en een DNB
/ Kwartaalbericht december 2007
Interbancaire vergoedingen en de eenwording van de Europese betaalmarkt
bodem zouden leggen die ruim boven de huidige winkelierstarieven uitkomt. Mastercard wacht nu op de uitspraak van de Europese Commissie over de multilaterale vergoedingen die MasterCard in het verleden heeft gehanteerd. Deze uitspraak, die overigens al enkele malen is uitgesteld, zal naar verwachting banken en internationale kaartmaatschappijen duidelijkheid bieden over wat de Commissie als Europese mededingingsautoriteit aanvaardbaar vindt.
… en een soepele overgang naar Europese betaalmiddelen Indien het verwachte ingrijpen van mededingingsautoriteiten buiten beschouwing wordt gelaten, zullen Europese multilaterale interbancaire vergoedingen voor de Europese incasso en voor kaartbetalingen van toepassing zijn in Nederland, tenminste als banken hierover onderling geen afwijkende bilaterale afspraken maken. Maar aangezien daarmee een bodem in de zakelijke markt wordt gelegd die ruim boven de huidige tarieven ligt, zou dit invoering van de Europese betaalproducten feitelijk onmogelijk maken. Op zich is het niet verwonderlijk dat in de beginjaren van sepa de Europese multilaterale interbancaire vergoedingen naar het huidige Europees gemiddelde zouden tenderen. Maar voor efficiënte landen zoals Nederland zouden deze te hoog zijn en de markt verstoren. Banken kunnen bilateraal alternatieve vergoedingen overeenkomen, mochten Europese afspraken over deze vergoedingen voor hen niet geschikt zijn. In Nederland zouden dan ook –net als nu voor de nationale producten gebeurt– bilaterale interbancaire vergoedingen kunnen worden afgesproken die lager zijn dan de Europese. Naarmate de nationale betaalmarkten meer naar elkaar toegroeien en de Europese betaalmarkt steeds meer gestalte krijgt kunnen eventuele lokale verschillen in interbancaire vergoedingen in omvang afnemen. De toenemende concurrentie op de Europese betaalmarkt en het realiseren van schaalvoordelen zullen de efficiëntie van het Europese betalingsverkeer verhogen, waardoor multilaterale interbancaire vergoedingen zullen afnemen. Op termijn leidt dit tot lagere tarieven in de Europese betaalmarkt.
1 McKinsey & Company (2006), Betalingsverkeer in Nederland. Een onderzoek naar de opbrengsten en kosten voor het bankwezen. Eindrapport. Amsterdam
DNB
/ Kwartaalbericht december 2007
53