Integraal waterbeheer in het bekken van de Scheebeek: analyse op microniveau van de relatie tussen waterkwaliteit- en waterkwantiteitproblematiek.
Studiegebied Industriële Wetenschappen en Technologie Opleiding Milieukunde Academiejaar 2006-2007
D’hondt Jody
Inleiding
De Belg is geboren met een baksteen in de maag, en dit is goed zichtbaar. De grote open vlaktes, landbouwgebieden en andere groengebieden zoals parken en bossen die er vroeger waren worden tegenwoordig meer en meer volgebouwd.
De gevolgen van dit volbouwen is dat de natuurlijke sponswerking van het landschap niet meer werkt door de verhardingen die er zijn bijgekomen. Dit leidt tot de welgekende wateroverlast waar we de laatste jaren vaker mee worden geconfronteerd.
Om die wateroverlast te lijf te gaan moet er voor gezorgd worden dat het water dat in hoger gelegen gebieden valt daar zoveel mogelijk wordt gehouden om zo de lager gelegen gebieden zoveel mogelijk wateroverlast te besparen.
Het doel van dit eindwerk is om in Otegem (Zwevegem) onderzoek te verrichten naar de huidige situatie en de mogelijkheden voor optimale waterretentie, bufferen en infiltreren van hemelwater en kleinschalige zuivering van afvalwater, wat als resultaat heeft dat de grachtenstelsels kunnen worden herwaardeerd en dat de waterkwaliteit van de Scheebeek verbeterd wordt
Er worden vooral technieken bestudeerd om water te bufferen en te infiltreren waar geen grote straatwerken voor nodig zijn.
Het onderwerp van dit eindwerk kwam er door een samenwerking tussen de cel milieu van de Intercommunale Leiedal, de provincie West-Vlaanderen, meer bepaald het Huis van de Streek Zuid-West-Vlaanderen, en het departement PIH te Kortrijk van de Hogeschool West-Vlaanderen. Het Huis van de Streek Zuid-West-Vlaanderen is een engagement, een samenwerkingsverband tussen 3 partners die zich actief willen inzetten voor de regio Zuid-West-Vlaanderen, namelijk de Provincie West-Vlaanderen, RESOC Zuid-West-Vlaanderen en de Intercommunale Leiedal. Leiedal is het intergemeentelijk samenwerkingsverband van de twaalf gemeenten van het arrondissement Kortrijk, dat de
I
socio-economische en ruimtelijke ontwikkeling van de aangesloten gemeenten en de regio begeleidt.
Graag zou ik iedereen bedanken die mij heeft geholpen, niet in het minst Frank Petit-Jean van de provincie West-Vlaanderen, Stefaan Verreu van intercommunale Leiedal en Kathelijne Velghe en Stijn Van Hulle van het PIH. Verder gaat mijn dank uit naar mijn familie, vrienden en mijn vriend voor de vele steun die ik gekregen heb. Ook zou ik graag Lode Bourez en Maarten Bekaert willen bedanken voor de hulp bij de berekeningen.
II
Inhoudstafel
Inleiding Inhoudstafel Lijst van figuren
Inleiding..................................................................................................................................I Inhoudstafel ......................................................................................................................... III 1. Wettelijk kader .............................................................................................................. 1 1.1. Europese wetgeving............................................................................................... 1 1.2. Federale wetgeving................................................................................................ 1 1.3. Gewestelijke wetgeving......................................................................................... 2 1.4. Lozingsnormen ...................................................................................................... 2 1.5. Zuiveringszones..................................................................................................... 3 1.6. Subsidies Zwevegem ............................................................................................. 8 1.6.1. Provinciale subsidies ..................................................................................... 9 1.6.2. Gemeentelijke subsidies ................................................................................ 9 2. Bufferen, infiltreren en zuiveren van hemelwater. ...................................................... 11 2.1. Probleemstelling .................................................................................................. 11 2.1.1. Verandering van wateropvang..................................................................... 11 2.1.2. Gevolgen verandering wateropvang............................................................ 11 2.1.3. Oplossing ..................................................................................................... 12 2.2. Infiltreren van hemelwater .................................................................................. 12 2.2.1. Onmiddellijke infiltratie .............................................................................. 12 2.2.2. Bovengrondse infiltratie .............................................................................. 16 2.2.3. Ondergrondse infiltratie............................................................................... 19 2.3. Bufferen van hemelwater..................................................................................... 21 2.3.1. De regenwaterput......................................................................................... 21 2.3.2. Groendaken.................................................................................................. 28 2.3.3. Bufferbekken ............................................................................................... 28 2.3.4. Herwaarderen van grachtenstelsels ............................................................. 29 2.4. Zuiveren van hemelwater .................................................................................... 31 2.4.1. Voorzuivering met een bezinkput................................................................ 31 2.4.2. Voorzuivering met filterzakput ................................................................... 31 2.4.3. Voorzuivering met scheidingsput: de Smart Drain® .................................. 32 2.4.4. Voorzuivering met afscheiders van lichte stoffen ....................................... 33 2.4.5. Voorzuivering met bezinkingsvijver met bufferwerking ............................ 34 2.4.6. Zuivering met komfilter............................................................................... 34 2.4.7. Zuivering met vijverfilter ............................................................................ 35 2.4.8. Nazuivering met beekbiotoop...................................................................... 35 3. Casestudies .................................................................................................................. 36 3.1. Doelstelling.......................................................................................................... 36 3.2. Studiegebied en situatieschets ............................................................................. 36
III
3.3. Resultaten van de enquête ................................................................................... 40 3.3.1. Respons........................................................................................................ 40 3.3.2. Kennis van subsidies ................................................................................... 40 3.3.3. Gebruik van hemelwater.............................................................................. 41 3.3.4. Bufferen, infiltreren en afvoer van hemelwater........................................... 51 3.4. Besluit.................................................................................................................. 56 4. Voorstellen .................................................................................................................. 57 4.1. Effect geplande riolering en collector ................................................................. 57 4.2. Voorstellen om wateroverlast tegen te gaan........................................................ 59 4.3. Kostenbaten analyse ............................................................................................ 62 4.3.1. Trekken van grachten .................................................................................. 62 4.3.2. Infiltratie d.m.v. grasbetontegels ................................................................. 65 4.3.3. Afkoppeling in vier verschillende situaties ................................................. 69 4.3.4. Plantenzuivering als alternatief van riolering.............................................. 73 4.3.5. Effect bij meer gebruik hemelwater ............................................................ 84 4.4. Besluit.................................................................................................................. 86 Bibliografie en referenties ......................................................................................................I Bijlage 1: Enquête ............................................................................................................... IV Bijlage 2: Plannen............................................................................................................. VIII Figuur 1.1: mogelijke opties per cluster ................................................................................ 6 Figuur 1.2: kostprijs riolering in functie van de spreiding van de lozingen.......................... 8 Figuur 2.1: sponsfunctie en verharding ............................................................................... 11 Figuur 2.2: afstandhouders bij grote stenen ........................................................................ 14 Figuur 2.3: waterdoorlatende betonstraatstenen.................................................................. 14 Figuur 2.4: grasbetontegels.................................................................................................. 15 Figuur 2.5: Polyethyleen grastegels .................................................................................... 16 Figuur 2.6: infiltratiekom .................................................................................................... 17 Figuur 2.7: bladvang............................................................................................................ 17 Figuur 2.8: wadi met filterbed ............................................................................................. 18 Figuur 2.9: infiltratiesleuf.................................................................................................... 19 Figuur 2.10: infiltratieput met voorafgaande bezinkput...................................................... 20 Figuur 2.11: infiltratiebuis................................................................................................... 20 Figuur 2.12: infiltratiebed met voorafgaande filterput ........................................................ 21 Figuur 2.13: voorfilter ......................................................................................................... 22 Figuur 2.14: overloop met terugslagklep............................................................................. 23 Figuur 2.15: zelfreinigende putfilter.................................................................................... 24 Figuur 2.16: zelfreinigende valpijpfilter.............................................................................. 24 Figuur 2.17: zelfreinigende cycloonfilter ............................................................................ 25 Figuur 2.18: zelfreinigende volumefilter............................................................................. 25 Figuur 2.19: overloop met sifon .......................................................................................... 26 Figuur 2.20: hydrofoorgroep ............................................................................................... 27 Figuur 2.21: dompelpomp ................................................................................................... 27 Figuur 2.22: bijvulsysteem .................................................................................................. 28 Figuur 2.23: vuilkorf ........................................................................................................... 31 Figuur 2.24: Smart Drain..................................................................................................... 33 Figuur 2.25: combinatie slibafscheider en olieafscheider ................................................... 34 Figuur 3.1: studiegebied ...................................................................................................... 36 Figuur 3.2: zoneringsplannen .............................................................................................. 37 Figuur 3.3: collector case 1 en case 2 .................................................................................. 38
IV
Figuur 3.4: collector rest...................................................................................................... 39 Figuur 3.5: kennis van subsidies ......................................................................................... 41 Figuur 3.6: gebruik van hemelwater in case 1..................................................................... 42 Figuur 3.7: gebruik van hemelwater in case 2..................................................................... 42 Figuur 3.8: gebruik van hemelwater in case 3..................................................................... 42 Figuur 3.9: correct volume regenput volgens dakoppervlakte ............................................ 44 Figuur 3.10: correct volume regenput zonder sociale woningen......................................... 45 Figuur 3.11: gebruik van hemelwater.................................................................................. 46 Figuur 3.12: hoeveelheid opgevangen hemelwater ............................................................. 47 Figuur 3.13: aanwezigheid filter in regenput....................................................................... 48 Figuur 3.14: optimaal waterverbuik globaal........................................................................ 50 Figuur 3.15: optimaal waterverbruik correct volume regenput volgens beschikbare oppervlakte .......................................................................................................................... 50 Figuur 3.16: bufferen van hemelwater ................................................................................ 52 Figuur 3.17: infiltreren van hemelwater .............................................................................. 53 Figuur 3.18: gescheiden afvoer hemelwater en afvalwater ................................................. 54 Figuur 3.19: septische put of andere zuiveringsinstallatie .................................................. 55 Figuur 3.20: bereidwilligheid tot eigen waterzuivering ...................................................... 55 Figuur 4.1: natuurlijk overstroomde gebieden .................................................................... 57 Figuur 4.2: recent overstroomde gebieden .......................................................................... 58 Figuur 4.3: gracht naast weiland ......................................................................................... 63 Figuur 4.4: profiel gracht..................................................................................................... 64 Figuur 4.5: parking .............................................................................................................. 65 Figuur 4.6: schets parking ................................................................................................... 65 Figuur 4.7: neerslagintensiteit in mm.................................................................................. 67 Figuur 4.8: doorsnede opbouw parking............................................................................... 68 Figuur 4.9: dimensionering lagen........................................................................................ 68 Figuur 4.10: riolering case 1................................................................................................ 74 Figuur 4.11: plantenfilter..................................................................................................... 78 Figuur 4.12: neerslagintensiteit in mm................................................................................ 85 Tabel 2.1: minimale tankinhoud in functie van horizontale dakoppervlakte ...................... 22 Tabel 3.1: respons................................................................................................................ 40 Tabel 3.2: volume per m² horizontale dakoppervlakte........................................................ 44 Tabel 3.3: gemiddeld waterverbruik per dag per persoon ................................................... 46 Tabel 4.1: kostenraming parking ......................................................................................... 69 Tabel 4.2: gegevens voor kostenraming (exclusief BTW) .................................................. 70 Tabel 4.3: kostprijsraming situatie 1 ................................................................................... 70 Tabel 4.4: kostprijsraming situatie 2 ................................................................................... 71 Tabel 4.5: kostprijsraming situatie 3 ................................................................................... 72 Tabel 4.6: kostprijsraming situatie 4 ................................................................................... 73 Tabel 4.7: richtprijzen.......................................................................................................... 75 Tabel 4.8: kostprijsraming riolering .................................................................................... 76 Tabel 4.9: zuiveringrendement ............................................................................................ 77 Tabel 4.10: kostprijs plantenzuivering ................................................................................ 81 Tabel 4.11: hoeveelheid opgevangen hemelwater i.f.v de dakoppervlakte......................... 85
V
1. Wettelijk kader 1.1.
Europese wetgeving [1]
Europese Richtlijn 2000/60/EEG van 23 oktober 2000 is de geldende Europese Richtlijn. Deze richtlijn dient om een kader vast te stellen voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. Dit is de kaderrichtlijn inzake het waterbeleid en waterbeheer met het doel de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. Om deze doelstelling te bereiken, dienen de lidstaten de afzonderlijke stroomgebieden toe te wijzen aan stroomgebieddistricten. Er worden specifieke doelstellingen voor oppervlaktewater en grondwater vooropgesteld, met als belangrijkste principe dat de toestand niet verder achteruit mag gaan (“stand still principle”). Er dienen stroomgebiedbeheersplannen te worden opgemaakt voor elk stroomgebieddistrict waarin de kenmerken van het stroomgebieddistrict en de effecten van menselijke activiteiten op de toestand ervan worden beschreven.
1.2.
Federale wetgeving [2 + 3]
Wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, gewijzigd bij de wet van 22 mei 1979 en de decreten van 23 december 1980, 5 april 1984, 28 juni 1985, 13 juli 1988, 20 december 1989, 12 december 1990, 21 december 1990, 25 juni 1992, 1 juli 1992, 18 december 1992, 15 december 1993, 22 december 1993, 6 juli 1994, 21 december 1994, 22 december 1995, 8 juli 1996, 20 december 1996 en 21 december 2001, vormt nog steeds de kaderwet in België inzake de bescherming van de waterkwaliteit. Deze wet wordt aangevuld met de wet van 29 maart 1962 houdende de organisatie van de Ruimtelijke Ordening en van de Stedenbouw, en het KB van 4 november 1987 houdende vaststelling van de basiskwaliteitsnormen voor de wateren van het openbaar hydrografisch net, en tot aanpassing van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen, en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater.
1
1.3.
Gewestelijke wetgeving [1]
Besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke
stedenbouwkundige
verordening
inzake
hemelwaterputten,
infiltratie-
voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Dit is uiteraard de kernregelgeving omtrent hemelwater. Het bevat de definitie van hemelwater en de minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken.
Het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, heeft betrekking op het integraal waterbeleid dat is gericht op het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van de watersystemen met het oog op het behoud van het watersysteem en het multifunctionele gebruik ervan, rekening houdend met de behoeften van de huidige en toekomstige generaties.
1.4.
Lozingsnormen [4]
De voorwaarden waaronder lozing van huishoudelijk afvalwater moet gebeuren, zijn in de Vlarem II wetgeving opgenomen. De normen waarmee geloosd mag worden zijn verschillend als men op riolering of op oppervlaktewater loost.
In zones waar riolering aanwezig is, wordt lozen naar oppervlaktewater en grondwater in ieder geval verboden. In geval de riolering bestaat uit een gescheiden stelsel, is het verboden afvalwater te lozen in het gedeelte van de gescheiden riolering bestemd voor de afvoer van hemelwater. En omgekeerd is het verboden hemelwater te lozen in het gedeelte van de gescheiden riolering bestemd voor de afvoer van afvalwater. Het is tevens verboden hemelwater te lozen in de openbare riolering wanneer het technisch mogelijk of noodzakelijk is dit hemelwater gescheiden van het afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater.
Om de lozingsnormen voor de lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater te halen, zal het moeten gezuiverd worden via een systeem van individuele behandeling van afvalwater. Enkel indien er geen riolering is en er ook niet in oppervlaktewater geloosd kan worden, is een indirecte lozing op grondwater toegestaan. Indirecte lozing betekent dat het
2
gezuiverde afvalwater doorheen de bodem sijpelt vooraleer met het grondwater in contact te komen.
De lozingsnormen voor het lozen van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewaters of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater worden in art 4.2.7.1 van Vlarem II als volgt omschreven: 1
Het te lozen afvalwater dat in zodanige hoeveelheden pathogene kiemen bevat dat het ontvangende water er gevaarlijk door kan worden besmet, moet ontsmet worden.
2
De pH van het geloosde water mag niet meer dan 9 of niet minder dan 6,5 bedragen.
3
Het biochemisch zuurstofverbruik in vijf dagen bij 20°C van het geloosde water mag volgende waarden niet overschrijden: a) 25 mg zuurstofverbruik per liter b) 50 mg zuurstofverbruik per liter voor de lozingen afkomstig van gebouwen die uitsluitend als woning gebruikt worden en waarin minder dan twintig personen wonen.
4
In het geloosde afvalwater mogen de volgende gehalten niet overschreden worden. a) 0,5 ml/l voor de bezinkbare stoffen (tijdens een statische bezinking van twee uur). b) 60 mg/l voor de zwevende stoffen. c) 3 mg per liter voor de apolaire koolwaterstoffen
5
Bovendien mag het geloosde afvalwater geen stoffen bevatten met een gehalte dat rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid van de mens, voor de flora of fauna.
6
Een representatief monster van het geloosde afvalwater mag geen oliën, vetten of andere drijvende stoffen bevatten in zulke hoeveelheden dat een drijvende laag kan vastgesteld worden.
1.5.
Zuiveringszones[5]
De huidige opbouw van de zuiveringszones geeft een gebiedsdekkende beleidsvisie weer voor volledig Vlaanderen en is in overeenstemming met de richtlijn stedelijk afvalwater. Er wordt hierbij zowel voor industrieel als voor huishoudelijk afvalwater een onderscheid gemaakt tussen enerzijds lozingen in de openbare rioleringen - gesitueerd in zuiveringszone A en B en in zuiveringszone C - en anderzijds lozingen in oppervlaktewater of kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater.
3
Volgende definities zijn opgenomen in Vlarem II inzake zuiveringszones : a) Zuiveringszone A: openbaar waterzuiveringssysteem; een geheel bestaande uit een operationele openbare afvalwaterzuiveringsinstallatie, het stelsel van de openbare rioleringen en collectoren die ermee verbonden zijn alsook de zone van 50 meter gelegen rond dit stelsel.
b) Zuiveringszone B: de zone van 50 meter gelegen rond de openbare rioleringen en collectoren waarvan de aansluiting op een operationele openbare afvalwaterzuiverings-installatie is gepland, dit betekent: wat op korte termijn (circa 5 jaar) zal worden gezuiverd door de aanleg van rioleringen,
transportleidingen
of
de
bouw
van
een
zuiveringsinstallatie. (via ofwel het gemeentelijk subsidiëringprogramma (GIP) ofwel het gewestelijk investeringsprogramma Aquafin (IP)).
c) Zuiveringszone C: het gedeelte van het stelsel van de openbare rioleringen en collectoren dat niet valt onder zuiveringszone A noch onder zuiveringszone B, alsook de zone van 50 meter gelegen rond dit stelsel, dit betekent: de zone waar riolering aanwezig is maar waar op korte termijn (5 jaar) geen zuivering wordt voorzien of waar via GIP of IP geen sanering wordt voorzien.
De voorwaarden waaraan de lozing van huishoudelijk afvalwater dient te voldoen zijn immers afhankelijk van de ligging in de zuiveringszones A, B, C en de zone oppervlaktewater. Buiten de zones voor centrale zuivering (de huidige zones A en B) is men verplicht zelf zijn huishoudelijk afvalwater te saneren. Voor lozingen die dateren van voor augustus 1995 volstaat hiervoor de aanwezigheid van een goed werkende septische put. Voor nieuwe lozingen (vanaf augustus 1995) dient een biologisch verdergaande zuivering te worden gebouwd.
Naast deze gebieden zijn er ook nog de niet gerioleerde gebieden waar het afvalwater nog vaak ongezuiverd wordt geloosd in een oppervlaktewater, een gracht of in de bodem.
4
d) ‘Buitengebied:
in het gebied dat buiten de zuiveringszones A, B en C valt, kan men omwille van technische, financiële of ecologische redenen niet op het openbare rioleringstelsel aansluiten. In het buitengebied moet het individueel gezuiverde huishoudelijke afvalwater bij voorkeur geloosd worden in oppervlaktewater. In dit geval zijn de lozingsnormen voor lozen in oppervlaktewater van toepassing. Als het niet haalbaar is om in oppervlaktewater te lozen mag indirect naar grondwater geloosd worden. In dit geval zijn de lozingsnormen voor lozen in grondwater van toepassing.
Nadeel van de huidige afbakening van de zuiveringszones is het dynamisch karakter omwille van de koppeling aan de uitvoering van de investeringsprogramma’s. Een zone C kan evolueren naar een zone B en uiteindelijk naar een zone A. Daardoor biedt dit systeem onvoldoende rechtszekerheid aan bedrijven en particulieren, waardoor deze soms genoodzaakt zijn om bepaalde investeringen te doen, die, wanneer zij op een bepaald ogenblik in een andere zuiveringszone terechtkomen, nutteloos blijken te zijn. Bijkomende nadeel is dat het merendeel van de gemeenten nog geen visie heeft ontwikkeld voor een verdergaande sanering van de zone C en de zone oppervlaktewater, het zogenaamde buitengebied.
Het doel was om over te schakelen naar een vraaggerichte zonering die meer rechtszekerheid biedt voor de burger. Met dit doel voor ogen ontwikkelde Aquafin NV een methodologie die toelaat om een definitieve afbakening te suggereren tussen enerzijds het gebied dat in aanmerking komt voor collectieve zuivering en anderzijds de percelen waar de burger zelf zal moeten instaan voor de behandeling van het huishoudelijk afvalwater. In de collectieve zone is nog verder onderzoek nodig om tot op perceelsniveau te gaan beslissen op welke wijze men gaat zuiveren (collectieve kleinschalige waterzuivering of aansluiting op een RWZI via een bestaande collector). Op deze wijze geeft de zoneringsmethodologie op basis van een aantal criteria dan ook een saneringsvoorstel voor de zuiveringszone C en de niet-gerioleerde zone.
De methodologie gaat zuiveringsgebied per zuiveringsgebied, in de zones waar nog geen collectief waterzuiveringssysteem operationeel is uitgebouwd of gepland op korte termijn, de mogelijke saneringstechnieken definiëren en vergelijken op economische basis en op basis van een mathematisch model.
5
Een eerste stap is in de restzone de percelen aan te duiden welke vandaag en in de toekomst bediend moeten worden. Voor de bepaling van de huidige bebouwing wordt gebruik gemaakt van de digitale legger van het kadaster. Voor de toekomstige bebouwing is uitgegaan van het feit dat bebouwing enkel nog mogelijk is in de woongebieden en de woongebieden met landelijk karakter volgens het gewestplan waarbij de perceelsbreedte standaard op 20 m wordt bepaald. Woonuitbreidingsgebieden worden aanzien als niet opvulbaar. De nog te bedienen percelen worden nadien samengenomen in clusters waarbinnen alle percelen op dezelfde wijze zullen behandeld worden. De onderlinge afstand tussen woningen in één cluster bedraagt maximaal 100 m.
In de tweede stap worden de verschillende saneringsscenario’s bekeken. Binnen elke cluster van percelen worden de volgende technieken beschouwd :
-
aanleg van een riolering
-
plaatsing van een IBA (individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater)
Afwaarts van elke gerioleerde cluster zijn er 2 mogelijkheden :
-
plaatselijke
zuivering
door
middel
van
een
KWZI
(kleinschalige
waterzuiveringsinstallatie) -
afvoer naar een andere cluster of naar het reeds gesaneerde gebied via een verbindingsriolering.
Voor elke cluster resulteert dit uiteindelijk in 3 mogelijke opties. (zie figuur 1.1)
Figuur 1.1: mogelijke opties per cluster [5]
6
In stap drie wordt dan voor elke optie binnen elke cluster de kostprijs bepaald. Het wiskundig model gaat nadien op zoek naar deze oplossingen waarvoor de totale kostprijs voor de uitbouw van de restzone van het volledige zuiveringsgebied het laagst is. Om dit model niet te complex te maken, en dus berekenbaar te houden, werd gewerkt met de volgende belangrijke vereenvoudigingen :
-
Waar riolering wordt voorzien, wordt een volledige scheiding tot op huishoudelijk niveau in rekening gebracht. Omwille van deze vereenvoudiging dient de volledige scheiding op particulier niveau en dit voor alle woningen (bestaande en nieuwe) te worden doorgevoerd. Indien men deze scheiding niet kan afdwingen zal moeten overgegaan worden naar duurdere oplossingen aangezien dan geen gebruik kan worden gemaakt van drukrioleringen (zoals voorzien in de methodologie) maar dient gekozen te worden voor een (semi)gescheiden stelsel.
-
Er wordt enkel gezocht naar de grens tussen alternatieve riolering (drukriolering) en de individuele behandeling. Reden hiervoor is dat het doel van de zonering is te weten welke percelen collectief zullen behandeld worden en welke individueel. Aangezien het snijpunt van individueel/alternatief verder komt te liggen dan het snijpunt individueel/klassiek volstaat het om te kijken naar de alternatieve riolering (zie figuur 1.2). Dit wil echter niet zeggen dat er nergens meer klassieke riolering zal worden aangelegd. In de linkse zone van figuur 1.2 is de klassieke riool vanuit economisch standpunt te verkiezen boven drukriolering en boven IBA’s.
-
Binnen de cluster blijft de bestaande afwatering bestaan voor de gescheiden opvang van het hemelwater. Er wordt dus indirect aangenomen dat er nog geen inzamelingssysteem voor afvalwater bestaat in de restzone.
-
Voor individuele behandeling wordt minimaal een IBA voorzien. Toepassing van septische putten is onvoldoende. Dit is strenger dan de huidige Vlarem II die stelt dat bestaande woningen worden geacht te voldoen aan de lozingsnormen indien het water minstens gezuiverd wordt door middel van een septische put.
7
kostprijs riolering 3000000
2500000
GEZOCHT OMSLAGPUNT
kostprijs per perceel
2000000
individuele behandeling alternatieve riolering
1500000
klassieke riolering
1000000
INDIVIDUEEL 500000
ALTERNATIEF KLASSIEK 0 0
20
40
60
80
100
120
spreiding lozingen
Figuur 1.2: kostprijs riolering in functie van de spreiding van de lozingen [5]
1.6.
Subsidies Zwevegem [6]
Tal van gemeenten geven subsidies aan inwoners die een regenwaterput installeren en het regenwater gebruiken. Ook wie voorzieningen treft om regenwater te laten infiltreren, kan in sommige gevallen een subsidie krijgen. Als die gemeenten ook nog de Samenwerkingsovereenkomst getekend hebben, doet het Vlaamse Gewest er nog een subsidie bovenop. De samenwerkingsovereenkomst is een vrijwillige overeenkomst die een gemeente of provincie afsluit met de Vlaamse overheid op vlak van milieu. In ruil voor het uitvoeren van een aantal taken krijgt ze financiële en inhoudelijke ondersteuning van de Vlaamse overheid. De gemeente of provincie kan zelf kiezen welke onderdelen van de overeenkomst ze ondertekent en welke ambitieniveaus ze wenst te behalen. De aanvraag en de uitbetaling van die gewestelijke subsidie verlopen ook via de gemeente. Om in aanmerking te komen, moeten de hemelwaterinstallaties en infiltratievoorzieningen in overeenstemming zijn met “de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen”. De code van goede praktijk geeft zowel voorschriften als aanbevelingen voor de dimensionering, het gebruik en het onderhoud van installaties voor de opvang en de verdeling van hemelwater voor woongelegenheden en openbare gebouwen evenals voor de infiltratie van hemelwater in de bodem. De volledige code van goede praktijk is terug te vinden op www.waterloket.be.
8
De gewestelijke subsidieregeling voor hemelwaterputten is alleen van toepassing voor woningen met een bouwvergunning van vóór 7 september 1999. De subsidie bedraagt maximaal 375 euro per woning en kan nooit meer zijn dan de subsidie van de gemeente. Het bedrag van de subsidie en de voorwaarden van de gemeentelijke premie verschillen van gemeente tot gemeente.
Vermits mijn studie zich vooral tot Zwevegem beperkt, zal ik enkel dieper ingaan op de subsidiemogelijkheden binnen de gemeente Zwevegem.
1.6.1. Provinciale subsidies
1.6.1.1. Provinciale toelage voor aansluiting op het openbaar waterleidingsnet De provincie verleent een subsidie aan bedrijven of particulieren voor het aansluiten op het openbaar waterleidingsnet. Opmerkingen: Als voorwaarde wordt gesteld dat de afstand van deze aansluiting groter moet zijn dan 50 meter. Bedrag: 1/3 de van de totaliteit van de kosten met een maximale subsidie van 1000 euro.
1.6.2. Gemeentelijke subsidies
1.6.2.1. Subsidie voor hemelwaterputten (= regenwaterputten) Zowel voor bestaande woningen als voor nieuwbouw wordt een subsidie toegekend door de gemeente Zwevegem voor het plaatsen van een hemelwaterput tussen de 5.000 liter en de 40.000 liter Opmerkingen: De hemelwaterputten moeten geplaatst worden volgens “de code van goede praktijk” en volledig in orde zijn met alle wettelijke voorschriften van het ogenblik. De wettelijke voorschriften omtrent hemelwaterputten is te vinden in hoofdstuk 12 van “de code van goede praktijk”. Bedrag: Het premiebedrag wordt berekend volgens de inhoud van de hemelwaterput tussen de 5.000 liter en de 40.000 liter Het bedrag wordt als volgt bepaald : premiebedrag = ½ van het aantal liter in Belgische frank, omgezet naar euro en afgerond.
9
Vb 5000 liter
= 2500 bef
= 62,5 euro
= minimumsubsidie
Vb 40.000 liter
= 20.000 bef
= 500 euro
= maximumsubsidie
Alle mogelijkheden tussen minimum en maximum worden aanvaard.
1.6.2.2. Subsidie voor het plaatsen van individuele behandeling voor afvalwater De gemeente geeft een subsidie voor het plaatsen van een IBA in de daartoe bestemde zones (aan te vragen voor de plaatsing) in overleg met de betrokken ambtenaar, volgens de voorzieningen van de gemeente Opmerkingen: De premie wordt toegekend na de aanvraag op voorhand voor de plaatsing op het daartoe voorbestemd formulier. De gemeente geeft al dan niet toestemming binnen de 21 dagen na de aanvraag van de subsidie. De installatie dient conform de geldende reglementering geplaatst te worden om in aanmerking te komen voor de premie. De geldende reglementering is te vinden op www.waterloket.be. Er wordt een controle gedaan op de uitvoering door de gemeentelijke ambtenaar Bedrag: Het premiebedrag bedraagt maximum 1000,00 € Voorwaarde is wel dat de installatie zelf meer dan 2000,00 € kost. Een aanvullende premie van het Vlaams Gewest van dezelfde waarde is mogelijk, indien het dossier door het Vlaams Gewest wordt goedgekeurd.
1.6.2.3. Subsidie voor infiltratievoorzieningen De gemeente voorziet een premie voor het aanleggen van een infiltratievoorziening aangesloten op een verharde oppervlakte tussen de 50 m² en meer dan 140 m² Opmerkingen: De premie is toepasbaar op deze woningen die een infiltratievoorziening plaatsen na 01/09/1999 voor aangesloten verharde oppervlakten volgens ” de code van goede praktijk”. Dit is terug te vinden in hoofdstuk 12 van de code, en bevat onder andere gegevens over de grootte van de infiltratievoorziening. Bedrag: voor verharde oppervlakten :
van 50-60 m² = 150,00 € van 61 tot 80 m² = 200,00 € van 81-100 m² = 250,00 € van 101-120 m² = 300,00 € van 121 tot 140 m² = 350,00€ > 140m² = 375,00 €
10
2. Bufferen, infiltreren en zuiveren van hemelwater. 2.1.
Probleemstelling [7] 2.1.1. Verandering van wateropvang
Lager gelegen gebieden in Vlaanderen krijgen meer en meer te kampen met overstromingsproblemen. Oorzaken daarvan zijn het bouwen in vroegere overstromingsen moerasgebieden, via rioleringsnetwerk het hemelwater vlugger naar laaggelegen gebieden transporteren en de verstedelijking van het buitengebied in Vlaanderen. Uit die verstedelijking volgt verharden van de bodem, ontbossing, rechttrekken van de waterlopen, minder overstromingsgebieden, … Al deze zaken leiden tot minder verdamping en infiltratie, waardoor steeds meer hemelwater versneld wordt getransporteerd naar de lager gelegen gebieden.
Figuur 2.1: sponsfunctie en verharding[8]
In een natuurgebied is er slechts een minimale waterafvoer. Er is een grote infiltratie en verdamping dankzij de planten. Bij verharding echter is er een maximale waterafvoer en een minimale infiltratie en verdamping.
2.1.2. Gevolgen verandering wateropvang De versnelde afvoer door verandering in de wateropvang leidt tot enkele problemen: 1
Door de versnelde afvoer van het hemelwater wordt minder hemelwater geïnfiltreerd wat een negatief effect heeft op de grondwaterspiegel. De grondwaterspiegel krijgt geen water genoeg om zich te herstellen waardoor die blijft dalen.
2
In het buitengebied is er bij een hevige regenbui een grote verhouding hemelwater/afvalwater, waardoor het afvalwater te sterk wordt verdund en de zuiveringsinstallaties een slechter zuiveringsrendement behalen.
11
3
Bij een hevige regenbui kan de riolering soms de grote toevloed van hemelwater niet meer aan, waardoor er een overstort is van zowel hemelwater als afvalwater, wat tot gevolg heeft dat de waterkwaliteit van beken, grachten en grondwater afneemt.
4
De versnelde afvoer zorgt eveneens voor erosieproblemen bij de landbouw.
2.1.3. Oplossing Om de wateroverlast problemen in de lager gelegen gebieden tegen te gaan dient het hoger gelegen gebied eerst onder handen genomen te worden. Mogelijkheden om daar een verminderde afvoer van hemelwater te hebben zijn o.a. bufferen en infiltreren van hemelwater, eventueel gecombineerd met zuiveren van hemelwater. Een andere mogelijkheid is het afkoppelen van hemelwater en afvalwater, maar in gebieden zonder riolering en waar de huizen ver van elkaar verwijderd zijn, is deze oplossing zeer duur.
2.2.
Infiltreren van hemelwater [7],[9] 2.2.1. Onmiddellijke infiltratie
Hemelwater rechtstreeks laten infiltreren in de ondergrond is de meest aangewezen manier om hemelwater af te koppelen. Het is tevens de goedkoopste en eenvoudigste oplossing. Verharden van bodemoppervlaktes moet zoveel mogelijk worden vermeden zodat er steeds maximale infiltratie is. Indien toch wordt verhard, wordt best gekozen voor waterdoorlatende verharding. Onmiddellijke
infiltratie
gebeurt
via
waterdoorlatende
verharding.
Er
bestaat
waterdoorlatende verharding met of zonder begroeiing. Verharding met begroeiing heeft als voordeel dat het hemelwater gezuiverd wordt door opname van schadelijke stoffen door de begroeiing. Het nadeel is echter dat bij verharding met begroeiing er meer onderhoud nodig is. Voor de verschillende mogelijkheden van onmiddellijke infiltratie zijn echter een paar voorwaarden. 1
Het grondwater moet zich minstens 0,7 meter diep bevinden.
2
Zwaar verkeer op de verharding moet vermeden worden, dit zou de grond verdichten en de doorlatendheid verminderen.
12
3
Als na verloop van tijd onkruid gaat groeien mag dit niet bestreden worden met pesticiden, want zo wordt een bron van vervuiling gecreëerd die naar het grondwater gaat.
4
Er moet ook rekening gehouden worden met vorstperioden. Soms kan bij vorst het water onder de doorlatende verharding opvriezen en de verharding beschadigen. Indien
die
kans
bestaat
moet
onder
de
deklaag
een
niet-vorstgevoelige
onderfundering voorzien worden.
2.2.1.1. Steenslagverharding De verharding bestaat hier uit steenslag zoals natuursteen, grind of gewassen kiezel. De opbouw (dikte, korrelverdeling) is afhankelijk van de te verwachten belasting. Steenslagverharding is eenvoudig in aanleg en goedkoop. Een nadeel is dat bij verkeersbelasting er putten kunnen ontstaan die moeten aangevuld worden.
2.2.1.2. Dolomietverharding Dolomietverhardingen kunnen enkel als voldoende doorlatend worden beschouwd indien een grove korrel wordt gebruikt, gefundeerd op steenslag. De verharding bestaat uit een mengsel van dolomiet, cement, aanmaakwater en eventueel kalk. Eventueel wordt een geotextiel, dat waterdoorlatend is, voorzien om een vermenging van lagen en planteningroei tegen te gaan. Dolomietverhardingen zijn eenvoudig aan te leggen, goedkoop en bestaan in verschillende kleuren. Een nadeel is dat bij verkeersbelasting er putten kunnen ontstaan die moeten aangevuld worden. Een ander nadeel is dat er verbrokkeling optreedt bij frequente belasting, wat de doorlatendheid ongunstig beïnvloedt.
2.2.1.3. Bestrating met brede voegen Deze bestrating kan bestaan uit kasseien, betonstraatstenen of natuurstenen die met betrekkelijk brede voegen worden aangelegd. Deze voegen worden met fijne kiezel of grof zand opgevuld, om een voldoende doorlatendheid te garanderen Omdat deze verharding soms nog onvoldoende water doorlaat, moet ze onder een lichte dwarshelling geplaatst worden, zodat het overtollige water in de zijberm kan infiltreren. Om bij grote stenen grotere voegen te realiseren (2 tot 3,5 cm), kunnen afstandhouders gebruikt worden.
13
Figuur 2.2: afstandhouders bij grote stenen[9]
Betonstraatstenen met fijne voegen zijn nog betrekkelijk doorlatend. Bij een hevige regenbui gaat slechts 25 % van het regenwater afstromen. Dit water moet dan kunnen infiltreren langs de verharding. Bestrating met grote voegen is een interessante combinatie van verharding en infiltratie. De doorlatendheid zal wel afnemen als er begroeiing in de voegen ontstaat.
2.2.1.4. Waterdoorlatende betonstraatstenen Waterdoorlatende betonstraatstenen hebben gaten en onderaan kanaaltjes die het water afleiden. De onderliggende lagen moeten voldoende draagkrachtig en doorlatend zijn. Er bestaan ook betonstraatstenen met een hoog poriënvolume die het water zo doorlaten. Deze stenen zijn echter minder draagkrachtig en zijn bijzonder vorstgevoelig. Betonstenen met drainageopeningen hebben een goed dragend vermogen en bestaan in verschillende kleuren en afwerkingen. Eventueel dichtgeslibde gaten kunnen met een hogedrukreiniger vrijgemaakt worden. Indien de ondergrond onvoldoende doorlatend is, kan de verharding in lichte helling aangelegd worden om het overtollige water in de zijberm te laten infiltreren.
Figuur 2.3: waterdoorlatende betonstraatstenen[9]
14
2.2.1.5. Grasbetontegels Grasbetontegels hebben openingen waartussen gras kan groeien. Zij zijn uitstekend geschikt voor opritten, parkeerplaatsen en terrassen. De opbouw bestaat uit een fundering van steenslag, een onderlaag en de eigenlijke grasbetontegels. Deze tegels worden opgevuld met teelaarde en er wordt gras gezaaid. De onderlaag kan bestaan uit teelaarde en geëxpandeerde kleikorrels of men kan een bestaande laag leemhoudend zand gaan mengen met turf en teelaarde. De dimensionering van de lagen is afhankelijk van de te verwachten bovenbelasting.
Figuur 2.4: grasbetontegels[9]
2.2.1.6. Polyethyleen grastegels Polyethyleen grastegels zijn vervaardigd uit gerecycleerd polyethyleen met hoge dichtheid. Het gras groeit tussen de honingraatopeningen. De openingen bedragen 95 % van het oppervlak, zodat de tegels bijna onzichtbaar worden. De opbouw bestaat uit een fundering van steenslag, een onderlaag zoals voor grasbetontegels en de eigenlijke grastegels, gevuld met teelaarde, waarin gras wordt gezaaid. De platen zijn bijzonder licht, waardoor ze gemakkelijk geplaatst kunnen worden. Zij worden onderling met elkaar verbonden. Polyethyleen grastegels zijn geschikt voor opritten en parkings. Een nadeel is dat het gras regelmatig dient gemaaid te worden.
15
Figuur 2.5: Polyethyleen grastegels[9]
2.2.1.7. Mulchbedekking, houtspaanders Als doorlatende verharding kan ook schors of gehakseld hout gebruikt worden, wat vaak gebruikt wordt als bodembedekker tussen planten. Het is vooral nuttig voor tuinpaden en dergelijke. Het nadeel is dat dit een natuurlijk product is dat vergaat en daarom regelmatig moet worden aangevuld.
2.2.2. Bovengrondse infiltratie Een bovengrondse infiltratie gebeurt meestal in combinatie met het bufferen van hemelwater, waardoor er dus vaak veel plaats nodig is. Toch is bovengrondse infiltratie te verkiezen boven een ondergrondse infiltratie, omdat bovengrondse systemen goedkoper zijn en verstoppingen gemakkelijker worden voorkomen. Voor de verschillende mogelijkheden van bovengrondse infiltratie zijn er een paar voorwaarden. 1
Het grondwater moet zich minstens 1 meter diep bevinden.
2
De toevoer wordt best bovengronds gehouden. Indien dit niet mogelijk is, is een systeem om bladeren tegen te houden nodig.
3
Het water mag maximaal 2 dagen blijven staan om dichtslibben te vermijden.
4
Een vochtige zone is wenselijk.
2.2.2.1. Infiltratiekom De infiltratiekom is een kom bestaande uit een humushoudende laag begroeid met gras. Voor een goede infiltratie moet men de kom vrij houden van bladeren en het gras maaien. Als de infiltratiecapaciteit te laag wordt, kan men de kom verticuteren. De aanvoer gebeurt bij voorkeur bovengronds via open goten. Indien het water ondergronds wordt aangevoerd, voorziet men best een systeem om bladeren tegen te houden (zie figuur 2.7).
16
Een infiltratiekom moet volledig vlak liggen. Als het terrein in helling ligt, kan men verschillende kommen achter elkaar leggen op verschillende niveaus. De komdiepte is best kleiner dan 30 cm voor de veiligheid. De hellingen zijn kleiner dan 45° met afgeronde zijkanten. De ondergrond moet goed doorlatend zijn. Voor een goede infiltratie moet de grondwatertafel 1 m onder de bodem van de infiltratiekom liggen. De infiltratiekom is mits voldoende beschikbare ruimte geschikt voor privé-gebruik, maar is ook geschikt voor een groep van woningen.
Figuur 2.6: infiltratiekom[9]
Figuur 2.7: bladvang[9]
2.2.2.2. Wadi Als de ondergrond onvoldoende doorlatend is, maar het grondwater toch diep genoeg zit, kan onder de infiltratiekom een infiltratiebed, ook soms een drainagekoffer genoemd, worden aangebracht. Dit infiltratiebed dient dan om een minder doorlatende laag te doorbreken of om extra berging te voorzien. Een dergelijke combinatie van een infiltratiekom met ondergronds infiltratiebed noemt men een wadi (water drainage en infiltratie). Bij een te hoge grondwaterstand werkt een wadi drainerend, bij een te lage grondwaterstand werkt een wadi infiltrerend. Het infiltratiebed is een bijkomend opvangsysteem dat lava, geëxpandeerde klei of grind kan bevatten. Grind verkiest de voorkeur bij zware verkeersbelasting, als er geen zware verkeersbelasting is gaat de voorkeur naar lava of geëxpandeerde klei. Die voorkeur is er omdat bij lava en geëxpandeerde klei de holten verminderen bij aantrillen. De lava en geëxpandeerde klei zorgen voor een zuiverende werking van het hemelwater voor het geïnfiltreerd wordt.
17
Figuur 2.8: wadi met filterbed[9]
Net zoals bij de infiltratiekom moet ook gezorgd worden voor een bladopvang, moet het gras gemaaid worden en moet er bij verminderde infiltratie geverticuteerd worden. Een wadi is mits voldoende beschikbare ruimte geschikt voor privé-gebruik, maar is ook geschikt voor een groep van woningen.
2.2.2.3. Moeraswadi Een moeraswadi is een variant van de wadi, maar wordt beplant met moerasplanten. Een moeraswadi heeft meestal geen lavafilter en drainage nodig omdat de wortels van de moerasplanten sterk infiltrerend werken. Bij een slecht doorlaatbare bodem is echter wel een infiltratiebed met drainage nodig. Het voordeel van een moeraswadi in vergelijking met een gewone wadi is dat bij een moeraswadi geen dichtslibbing mogelijk is. Voor een moeraswadi is net zoals voor een gewone wadi en een infiltratiekom veel plaats nodig en moet er gemaaid worden.
2.2.2.4. Infiltratiesleuf Een infiltratiesleuf is een in de grond gegraven sleuf die is opgevuld met een materiaal dat een grote doorlatendheid en een hoog poriëngehalte heeft (lava, geëxpandeerde klei). Rondom het vulmateriaal wordt een filterdoek aangebracht, deze dient vermenging van vulmateriaal en de omliggende grond tegen te gaan. Het hemelwater dat van het afgekoppelde oppervlak stroomt, wordt afgevoerd naar de infiltratiesleuf. Via de bodem en wanden van de sleuf infiltreert het water weg in de ondergrond. De infiltratiesleuf is heel lang in vergelijking met de breedte en de diepte ervan.
18
Om dichtslibben van het infiltrerend oppervlak te voorkomen wordt een infiltratiesleuf vaak voorzien van een zandvang. Een infiltratiesleuf kan worden toegepast waar de bodem goed doorlaatbaar is, en waar het grondwater zich minstens 0,7 meter diep bevindt. Af en toe dient te worden gecontroleerd of het infiltrerend oppervlak niet dichtslibt
Figuur 2.9: infiltratiesleuf[10]
2.2.3. Ondergrondse infiltratie Indien er geen plaats genoeg is voor een bovengrondse infiltratie kan gekozen worden voor een duurdere, ondergrondse infiltratie. Als voor ondergrondse infiltratie gekozen wordt is er geen vochtige zone meer aanwezig in de tuin. Voor de verschillende mogelijkheden van ondergrondse infiltratie zijn een paar voorwaarden. 1
Het grondwater moet zich minstens 1 meter diep bevinden.
2
De ondergrondse infiltratievoorziening mag niet te dicht bij bomen worden aangelegd. In de zomer zouden deze anders kunnen gedraineerd worden waardoor die geen water meer krijgt. Bovendien zouden de wortels het infiltratiesysteem kunnen doorboren.
3
Bij bestaande gebouwen wordt best een afstand van minimum 6 meter gehouden van de kelder om wateroverlast in een niet waterdichte kelder te voorkomen.
4
Ondergrondse infiltratievoorzieningen mogen niet overbouwd worden.
5
Ondergrondse infiltratievoorziening hebben een doorlatende bodem en doorlatende wanden. Die mogen niet verstoppen. Om dit te vermijden wordt het hemelwater beter eerst door een filter geleid.
19
2.2.3.1. Infiltratieput De werking van een infiltratieput is gelijk aan die van de infiltratiesleuf. De grootste verschillen tussen deze voorzieningen zijn de afmetingen en de grootte van het aangesloten oppervlak. Een infiltratieput wordt toegepast als lokale voorziening bij afkoppeling van daken. De afvoer van de dakgoot wordt afgeleid naar de infiltratieput vanwaar het in de ondergrond kan infiltreren. Een infiltratieput kan worden toegepast als de bodem goed doorlatend is. Het grondwater moet minimum 1 meter onder de bodem van de put blijven. De infiltratieput is geschikt voor privé-gebruik, maar is ook geschikt voor een groep woningen.
Figuur 2.10: infiltratieput met voorafgaande bezinkput[9]
2.2.3.2. Infiltratiebuis De infiltratiebuis is een geperforeerde buis omhuld met kiezel en geotextiel. Dit geotextiel dient om dichtslibben te vermijden. De kiezel dient om de doorlatendheid te verzekeren. De infiltratiebuis is geschikt voor privé-gebruik, maar is ook geschikt voor een groep woningen. Evenals bij de infiltratieput moet ook bij de infiltratiebuis het grondwater minimum 1 meter onder de onderzijde van de buis blijven, maar aangezien de infiltratiebuis minder diep is dan de infiltratieput kan de infiltratiebuis gebruikt worden bij een hogere grondwaterstand dan de infiltratieput.
Figuur 2.11: infiltratiebuis[9]
20
2.2.3.3. Infiltratiebed Het infiltratiebed bestaat uit een drainagevolume dat lava, geëxpandeerde klei of grind kan bevatten. Grind verkiest de voorkeur bij zware verkeersbelasting, als er geen zware verkeersbelasting is gaat de voorkeur naar lava of geëxpandeerde klei. Die voorkeur is er omdat bij lava en geëxpandeerde klei de holten verminderen bij aantrillen. De lava en geëxpandeerde klei zorgen voor een zuiverende werking van het hemelwater voor het geïnfiltreerd wordt.
Figuur 2.12: infiltratiebed met voorafgaande filterput[9]
2.3.
Bufferen van hemelwater [7],[9]
Bij zware regenval is het tijdelijk vasthouden en opslag van hemelwater een absolute noodzaak. Bij een zware regenval kan het hemelwater niet snel genoeg worden geïnfiltreerd en moet het worden opgeslagen om een afvoer naar lager gelegen plaatsen tegen te gaan. Ook wanneer het grondwater te hoog staat of de grond niet voldoende doorlatend is, wordt bufferen verkozen boven infiltreren.
2.3.1. De regenwaterput Het gebruik van de regenwaterput is slechts zinvol indien het water voldoende wordt gebruikt. Indien het water niet wordt gebruikt verliest de regenwaterput zijn functie als buffering. Bij het plaatsen van een regenwaterput moet rekening gehouden worden met de horizontale dakoppervlakte.
21
Tabel 2.1: minimale tankinhoud in functie van horizontale dakoppervlakte[11]
Horizontale dakoppervlakte
Minimale tankinhoud
50 tot 60 m²
3000 l
61 tot 80 m²
4000 l
81 tot 100 m²
5000 l
101 tot 120 m²
6000 l
121 tot 140 m²
7000 l
141 tot 160 m²
8000 l
161 tot 180 m²
9000 l
181 tot 200 m²
10000 l
Meer dan 200m²
5000 l per 100m²
Het principe van een regenwaterput is redelijk eenvoudig. Het regenwater van het dak wordt opgevangen en naar de regenwaterput afgevoerd. Vooraleer het in de hemelwaterput terechtkomt, worden de bezinkbare en zwevende stoffen (b.v. bladeren) door een voorfilter tegengehouden.
Figuur 2.13: voorfilter[11]
De regenwaterput is voorzien van een overloop. Deze overloop treedt jaarlijks een tiental keren in werking en zorgt voor een verversing van het water. Om te voorkomen dat rioolwater terugkeert en ongedierte in de hemelwaterput terecht kan komen moet de overloop voorzien zijn van een terugslagklep.
22
Figuur 2.14: overloop met terugslagklep[11]
Het opgeslagen hemelwater wordt via een aanzuigfilter, een pomp en een tweede afzonderlijk regenwatercircuit verdeeld naar het aangesloten toilet, de aangesloten wasmachine en alle overige aftappunten (b.v. voor het sproeien van de tuin). Het is uiterst belangrijk dat er geen directe verbinding wordt gemaakt tussen het regenwateren het leidingwatercircuit.
2.3.1.1. Voorfilter Voor de regenwaterput wordt een filter geplaatst om bezinkbare en zwevende stoffen tegen te houden. Er moet worden vermeden dat er vuil in de hemelwaterput terecht komt, want dat kan voor een verkleuring van het water zorgen en de filter aan de pomp belasten. Er bestaan twee soorten voorfilters, namelijk de zelfreinigende en de niet-zelfreinigende voorfilter.
Een niet-zelfreinigende filterput is een kleine, ondiepe put aan het oppervlak. Daarin is een grof geweven zak gevuld met grind of ander grofkorrelig materiaal aanwezig. Deze put moet regelmatig schoongemaakt worden om te vermijden dat het organisch materiaal dat werd tegengehouden begint te rotten. Bij langdurige vorst moet de put worden leeggemaakt. Omwille van deze nadelen geniet een zelfreinigende filter de voorkeur.
De zelfreinigende filters zijn systemen die volledig onderhoudsvrij zijn. Het water stroomt over een fijne filter vervaardigd in roestvrij staal. Als er bladeren of zand op de filter blijven liggen, worden die weggespoeld door het volgende water. Deze zelfreinigende filters hebben twee uitgangen, de ene uitgang voert het gefilterd water naar de hemelwaterput, de andere uitgang voert ongeveer 10 % van het water met het vuil af. Deze filters kunnen in verschillende vormen voorkomen, namelijk als een put (zie figuur
23
2.15), als een cycloon (zie figuur 2.17) of als een verticale filter (zie figuur 2.18) in de regenafvoerbuis.
Figuur 2.15: zelfreinigende putfilter [12]
Cycloonfilters zijn gemaakt van kunststof en worden ingegraven. Ze kunnen het water filtreren van een dak met een oppervlakte tot 500 m². Voor een cycloonfilter is een minimale inbouwhoogte nodig, waardoor de leiding naar de waterput nogal diep kan komen te liggen. Bij een zelfreinigende filterput is deze inbouwhoogte iets minder groot. Valpijpfilters hebben ook een grote inbouwhoogte, maar worden bovengronds geïnstalleerd, zodat dit geen effect heeft op de diepteligging van de leiding naar de put. Bij
het
gebruik
van
valpijpfilters
is
wel
één
filter
per
valpijp
nodig.
Figuur 2.16: zelfreinigende valpijpfilter [12]
24
Figuur 2.17: zelfreinigende cycloonfilter [12]
De zelfreinigende putfilter, valpijpfilter en cycloonfilter zijn geschikte installaties voor particulieren. Ook de zelfreinigende volumefilter is daarvoor geschikt. De zelfreinigende volumefilter is opgebouwd uit twee boven elkaar liggende filters. Het bovenste element filtert grof vuil zoals bladeren en takjes en voert deze af naar de riool. Het water dat door de eerste filter stroomt komt op de onderliggende fijnfilter. Hier worden de fijne deeltjes zoals zand, mosdeeltjes en andere kleine vervuiling uitgefilterd.
Figuur 2.18: zelfreinigende volumefilter [12]
2.3.1.2. Overloop De hemelwaterput is voorzien van een overloop. Deze overloop treedt enkele tientallen keren per jaar in werking, waardoor een verversing van het water optreedt. Het is best dat de overloop wordt aangesloten op een infiltratieput, een infiltratiekom, een vijver of een gracht. Enkel als het niet anders kan, wordt de overloop aangesloten op de riolering. Indien de overloop naar een gemengde riolering afgeleid wordt, dient een terugslagklep te worden geplaatst om te verhinderen dat er gemengd afvalwater vanuit de riool in de hemelwaterput terechtkomt wanneer de riolering onder druk komt. De terugslagklep moet regelmatig worden nagekeken en onderhouden. De ingang van de overloopleiding moet
25
worden uitgevoerd als een sifon, waarvan het uiteinde schuin is afgesneden in de richting van de put. tankinhoud
Figuur 2.19: overloop met sifon[8]
2.3.1.3. Pomp Er bestaan verschillende soorten pompen, elk met hun voor- en nadelen. Vroeger werden vaak zuigerpompen gebruikt. Via een zuigermechanisme, aangedreven door een elektromotor, wordt water uit de tank aangezogen en in een drukvat geperst. Momenteel zijn deze pompen betrekkelijk duur en vragen ze veel onderhoud. Om die reden worden ze nauwelijks nog gebruikt. Nu worden meestal centrifugaalpompen gebruikt. Er zijn drie types centrifugaalpompen, namelijk de hydrofoorgroep, de drukgestuurde pomp en de dompelpomp. De hydrofoorgroep is een combinatie van een centrifugaalpomp met een drukvat. In het drukvat zit aan de ene kant het regenwater en aan de andere kant lucht. De twee blijven gescheiden door een rubberen membraan. De pomp vult het vat tot een bepaalde druk wordt bereikt. Bij verbruik van water, stijgt het luchtvolume en daalt de druk. Beneden een bepaalde druk, treedt de pomp terug in werking. Dit systeem is goedkoop en betrouwbaar maar heeft ook enkele nadelen: de druk aan de uitgang is niet stabiel, zodat er een drukregelaar nodig is indien bijvoorbeeld de wasmachine is aangesloten, op het membraan in een drukvat kunnen zich bacteriën ontwikkelen en de pomp is redelijk lawaaierig.
26
Figuur 2.20: hydrofoorgroep [13]
De drukgestuurde pomp heeft geen reservoir. Zodra er water wordt verbruikt daalt de druk een beetje en gaat de pomp reageren. Deze elektronisch gestuurde pomp houdt de druk dus constant. De drukgestuurde pompen zijn duurder, maar eisen geen bijkomende drukregelaar en zijn minder luidruchtig. De dompelpomp staat op de bodem van de put en zuigt het water rechtstreeks aan. De verdere opstelling ziet er hetzelfde uit als de hydrofoorgroep. De dompelpomp is geruisloos, neemt geen plaats in maar is een duurdere pomp. Ander nadelen zijn de grotere kans op opzuigen van verontreinigingen en de minder praktische opstelling bij onderhoud of defect.
Figuur 2.21: dompelpomp [14]
2.3.1.4. Bijvullen bij droogte Als bij langdurige droogte de regenwaterput leeg komt te staan, moet er kunnen overgeschakeld worden op leidingwater. Het is niet toegestaan een vaste verbinding te maken tussen het regenwatersysteem en het drinkwaternet. Bij een verkeerde handeling zou er minder zuiver regenwater in het drinkwaternet terecht kunnen komen. Een volledige scheiding kan gerealiseerd worden door de verschillende aftappunten te
27
voorzien van twee afzonderlijke leidingen met elk hun kraan. Eenvoudiger is om de regenwaterput met drinkwater te gaan bijvullen. Dit kan manueel of automatisch gebeuren.
Figuur 2.22: bijvulsysteem[8]
2.3.2. Groendaken Groendaken of vegetatiedaken zijn daken met een bedekking van planten (mossen, riet, vetplanten, grassen,…). Deze daken zorgen ook voor een vorm van buffering. Een groot gedeelte van het hemelwater dat op deze daken terecht komt, zal immers vastgehouden worden en/of verdampen (tot 30% verminderd). Meestal wordt er gesproken over intensieve en extensieve groendaken. Tussen deze 2 uitersten ligt echter nog een waaier aan tussenvormen die een geleidelijke overgang vormen van extensieve naar intensieve groendaken. Intensieve groendaken worden ook wel daktuinen genoemd. Ze zijn vergelijkbaar met gewone tuinen. De begroeiing bestaat uit grassen, kruiden, struiken en soms zelfs bomen. Een dergelijk groendak zorgt voor een grote belasting en vergt een aangepaste, versterkte dakconstructie. Bij extensieve groendaken of vegetatiedaken is de begroeiing voornamelijk beperkt tot mossen, vetplanten en kruiden. Ook het extensieve groendak zorgt voor een extra belasting, maar heel wat minder dan bij intensieve groendaken. Groendaken worden hier niet uitgebreid besproken omdat groendaken vooral voor industrieterreinen en steden handig zijn, en minder voor het buitengebied.
2.3.3. Bufferbekken Bufferbekkens worden geplaatst wanneer infiltratie niet mogelijk is en wanneer het gaat om grote verharde oppervlakten. Hierbij wordt de berging op één plaats geconcentreerd. Dit kan een vijver zijn, voorzien van een ondoorlatende folie of kleilaag, of een betonnen of gemetst bekken.
28
De bedoeling van een bufferbekken is het water tijdelijk op te houden en vertraagd af te voeren. Op die manier worden te grote debieten van afstromend water vermeden en kunnen overstromingen worden voorkomen. Er kan eventueel een rooster of rietfilter voorgeschakeld worden om een teveel aan zwerfvuil te voorkomen. Als er een rooster of rietfilter wordt voorgeschakeld wordt dit een bufferbekken met voorzuivering. Dank zij de voorzuivering is er geen vervuiling in het bufferbekken. De planten in het bufferbekken zorgen voor een maximale verdamping.
2.3.4. Herwaarderen van grachtenstelsels [9] Herwaardering
van grachtenstelsels
heeft
belang
voor het beheersen van de
waterkwantiteit zowel wat overstromingsgevaar als watervoorraden betreft, het verhogen van de waterkwaliteit, het creëren of behouden van natuurwaarden, het bestrijden van erosie en het bijdragen tot de landschapswaarde als landschapselement .
Beheersen van Waterkwantiteit Ten gevolge van afkoppeling van het hemelwater van inbuizingen en rioleringen moet het lokaal grachtenstelsel het vermogen hebben tot berging, infiltratie en vertraagde afvoer.
Bevorderen van Waterkwaliteit De belasting van grachten met te vuil water moet worden vermeden door het afkoppelen van vervuilingspunten. Anderzijds kan het zelfzuiverend vermogen van water worden bevorderd door de ontwikkeling van plantenvegetaties zoals o.a. riet. Het grachtenstelsel kan als dusdanig een belangrijke functie vervullen naar nazuivering van effluenten.
Toename van Natuurwaarden Een toename van fauna en flora langs en in de grachten creëert een groenere leefomgeving in bebouwde gebieden. Creatie van corridors laat migratie van dieren toe.
Bijdrage tot Erosiebestrijding Afremmen van run-off op hellingen door aanleg van grachten en bijhorende bufferstroken op regelmatige afstanden.
Bevorderen van Landschapswaarden Behoud, bescherming en herinrichting van grachten als kleine landschapselementen.
Naast berging, waterafvoer en infiltratie vervullen grachten immers ook een belangrijke rol bij de zuivering van licht verontreinigd water en dragen ze bij tot de verhoging van de natuurwaarde. Deze laatste functie verdient voornamelijk in woongebieden bijzondere aandacht.
29
Grachten worden gegraven ten behoeve van verschillende gebruiksfuncties. Deze functies bepalen vaak de grootte, vorm en beheersintensiteit van een gracht. Bovendien zijn de bodem waarin een gracht gegraven is en de chemische samenstelling van het water van belang voor de verschillen in grachttype. Als hoofdtypen kan onderscheid gemaakt worden tussen afwateringsgrachten, baangrachten en irrigatiegrachten. Tot de afwateringsgrachten behoren de meeste grachten in de landelijke gebieden die zijn aangelegd voor een versnelde afvoer van hemel- en grondwater. Afwateringsgrachten bestaan in verschillende typen, gaande van droogvallende kleine grachten die voornamelijk
de
functie
hebben
van
hemelwaterafvoer,
tot
grote
permanente
afwateringssystemen die gevoed worden door onder meer grondwater. Hun structuur en diepte varieert sterk en is mede afhankelijk van de eventuele aanwezigheid van oevervegetatie. Baangrachten zijn een bijzondere vorm van afwateringsgrachten. Hun structuur is van oorsprong rechtlijnig. Het zijn meestal droogvallende grachten die snel kunnen verlanden. Langs de grotere wegen worden ze daarom ook intensief beheerd. In principe zijn er langs elke weg, ongeacht de grootte, twee grachten aanwezig. In de realiteit hebben vele baangrachten plaats gemaakt voor ingebuisde stelsels die behalve hemelwater ook afvalwater transporteren. Irrigatiegrachten werden aangelegd als bevloeiingssysteem; ze zijn vrij zeldzaam en hebben vaak een grote cultuurhistorische waarde die gekoppeld is aan een grote natuurbehoudwaarde. Zo’n bevloeiingssysteem werd onder andere in de Kempen aangelegd om het kanaalwater te transporteren en zo de voedselarme gronden aan te rijken. Bij het herwaarderen van grachtenstelsels wordt men geconfronteerd met zowel beleidsmatige, organisatorische als praktische randvoorwaarden. Naar praktische inrichting toe, moet men zeker met volgende factoren rekening houden: -
topografie: helling van de gracht zelf en van de omliggende gronden
-
bodemsoort: de doorlaatbaarheid van het bodemtype is belangrijk om de infiltratiecapaciteit te beoordelen
-
permanent waterafvoerende / droogvallende grachten: totale verlanding van een gracht kan niet getolereerd worden
-
vegetatie in de grachtbedding en langs de oevers
-
structuurkenmerken: vooral het profiel en de verstevigingen van bodem en oevers komen aan bod
30
-
kwaliteit van het water: vaak worden grachten nog gebruikt om vervuild water af te voeren
-
de noodzakelijke dimensies om zowel de infiltratie- als de transportfunctie van de gracht te verzekeren.
2.4.
Zuiveren van hemelwater [7]
Voor het zuiveren van hemelwater worden drie soorten systemen onderscheiden: 1
Voor de bezinkbare stoffen: via een bezinkput
2
Voor de drijvende stoffen: via een olieafscheider
3
Voor de opgeloste stoffen: via een plantenfilter
2.4.1. Voorzuivering met een bezinkput Bij het voorzuiveren met een bezinkput gebeurt het zuiveren door sedimentatie in een put met verharde bodem. De zwevende en bezinkbare stoffen worden tegengehouden door middel van een duikwand. Dit wordt alleen toegepast voor beperkte debieten en is de minimale voorziening die zou nodig zijn bij alle ondergrondse infiltratiesystemen. Om een bezinkput te plaatsen is slechts een kleine oppervlakte nodig. Het slib in de bezinkput dient wel regelmatig verwijderd te worden. Variant op de bezinkput is de put met grof vuilkorf. Deze vuilkorf dient om bladeren en ander grof vuil op te vangen
Figuur 2.23: vuilkorf [15]
2.4.2. Voorzuivering met filterzakput Bij ondergrondse infiltratie is het aan te raden om het water te zuiveren van zwevende stoffen, dit om dichtslibbing van het infiltratiesysteem te voorkomen.
Met het eerste
31
water die over de straat stroom wordt het vuil meegespoeld. Dit vuil wordt opgevangen in een filterzak die in een rioolput ingebracht is. In de filterzak wordt een vlies (een geperforeerd speciaal geotextiel) genaaid. De filterzakput is gemakkelijk toe te passen in gebieden met weinig oppervlaktebeschikbaarheid of op openbaar domein, tussen een regenwaterriool en een ondergronds infiltratiesysteem. De filterzakput heeft een hoog filtervermogen tegenover stof- en kleideeltjes. Ook verbetert het filtervermogen door de aanwezigheid van reeds bezonken deeltjes, zonder dat de doorlaatbaarheid afneemt. Om een filterzakput te gebruiken is slechts een kleine oppervlakte nodig. De filter dient na ongeveer een jaar te worden gereinigd en daarna om de twee jaar. De filterzakput is dus een eenvoudige manier van zuiveren en vergt niet veel onderhoud
2.4.3. Voorzuivering met scheidingsput: de Smart Drain® Het Smart Drain principe is gebaseerd op een speciaal ontworpen scheidingsput (zie figuur 2.24), waarop ongeveer 2000 m2 afstromend verhard oppervlak kan worden aangesloten. Het eerste regenwater dat de put bereikt, wordt geacht verontreinigd te zijn door het meegespoelde vuil van daken en straten. Dat water stroomt weg via een afvoer die is aangesloten op de afvalwaterbuis (1). Op de afvoer naar het vuilwater stelsel zit een afvoer-begrenzer(2). Als het hard of langdurig regent, neemt de waterdruk in de put toe. Daardoor wordt een bal in de afvoerbegrenzer omhoog gedrukt, tot hij de afvoer naar het riool afsluit. Het hemelwater, dat nu nog valt, kan alleen nog via een tweede, hoger gelegen afvoer uit de put stromen(3). Het relatief schonere water uit deze afvoer kan worden afgevoerd naar het oppervlaktewater en of een infiltratiesysteem. De afvoerbegrenzer voorkomt dat het rioolwater uit de afvalwaterbuis terugstroomt in de put en zich vermengt met het schone hemelwater. Als het water omhoog komt, drukt het water de bal in de afvoerbegrenzer naar beneden, zodat de klep in omgekeerde richting afgesloten wordt. Als de regenbui voorbij is, blijft er hemelwater achter in de put. De afvoer naar de afvalwaterbuis is zo geconstrueerd dat er lekverlies optreedt. Daardoor verdwijnt na verloop van tijd de overdruk in de put en zakt de bal naar beneden, zodat het resterende hemelwater kan afstromen naar de afvalwaterbuis. Een Smart Drain kan toegepast worden in nieuwe en vooral in bestaande woongebieden. De Smart Drain dient ieder jaar tot om de twee jaar gecontroleerd te worden en dient de scheidingsput, de bladvang en zandvang gereinigd te worden.
32
Figuur 2.24: Smart Drain [10]
2.4.4. Voorzuivering met afscheiders van lichte stoffen Zuiveren van lichte stoffen gebeurt door de combinatie van een slibafscheider en een olieafscheider (zie figuur 2.25). De slibafscheider zorgt voor het afscheiden van bezinkbare stoffen. De werking is gelijkaardig aan de werking van de bezinkput. Het water waaruit de bezinkbare stoffen verwijderd zijn gaat verder naar de olieafscheider. Vermits olie lichter is dan water stijgt de olie naar de oppervlakte. Het water wordt onderaan de olieafscheider verwijderd, zodat de olie achterblijft. Om zeker te zijn dat geen afval meestroomt met het water moet een vlotter in de olieafscheider aanwezig zijn Deze vlotter sluit de afscheider af als er te veel afval in de afscheider verzameld is. Deze afscheiders vergen meer onderhoud dan voorgaande systemen. Beide afscheiders moeten minstens halfjaarlijks geruimd worden en om het kwartaal moet de werking ervan worden gecontroleerd. Een nadeel is dat de olieafscheider niet kan werken bij te grote waterstromen, want dit geeft te grote turbulentie. Daarom is een bypass nodig om deze piekbelasting op te vangen. Op deze wijze wordt het eerste water van de straat opgevangen en kan nadien het propere water rechtstreeks naar de infiltratievoorziening stromen.
33
Figuur 2.25: combinatie slibafscheider en olieafscheider[16]
2.4.5. Voorzuivering met bezinkingsvijver met bufferwerking Bezinkingsvijvers werken als bezinkingsbekken en als natuurlijke zuiveringsvijver. Ze dienen vooral voor zuivering van hemelwater met een hoog aandeel aan zand en bezinkbare stoffen, zoals van wegen. Ter bescherming van de bodem wordt een waterdichte folie geplaatst. Het hemelwater wordt via een verdeelgeul in de bezinkingsvijver aangebracht, en dit voor een gelijkmatige verdeling van de toevoer. Op de vijver worden afneembare drijvende matten geplaatst om zo drijvende algen te voorkomen. Aan de andere kant dan waar het hemelwater in de vijver komt wordt de overloop gemaakt, die bestaat gewoon uit een overloopdrempel uit kiezel, dit om de natuurlijke vormgeving te behouden. De bezinkingsvijver heeft een goede zuiveringsprestatie voor zowel onopgeloste als opgeloste stoffen en is goed in te passen in het landschap. De vijver kan wel een gevaar vormen voor spelende kinderen, dus is een omheining vereist. De bezinkingsvijver heeft een wekelijks nazicht van de toevoer en afvoer nodig waarbij zwevende stoffen worden verwijderd. Verder is er ook een jaarlijkse controle nodig van de bezinking en dient het slib geruimd te worden bij een opslagvolume van 25%.
2.4.6. Zuivering met komfilter Een komfilter bezit geen bufferwerking. Een komfilter is een kom van ongeveer 30 cm diep. Onder een bodemlaag grof zand van 20 cm en een filterlaag van fijne granulaten zoals lava van 30 cm, is een waterdichte folie geplaatst ter bescherming van de bodem. Het water dat in de komfilter komt, dient wel voorgezuiverd te zijn met bijvoorbeeld een bezinkput. Het water wordt in de komfilter gezuiverd door de lavastenen. Van daar gaat het water via een drainagebuis die net boven de waterdichte folie is aangebracht via een toezichtput naar een infiltratiesysteem.
34
De komfilter heeft een goede zuiveringsprestatie voor opgeloste stoffen en er is een zeer goede biologische zuivering door de bodemlaag. De komfilter kan goed worden geïntegreerd in groene gebieden. De komfilter heeft niet veel onderhoud nodig. Voor de bedding is de gewone groenzorg nodig zoals maaien, en de put dient ook af en toe gereinigd te worden. Misbruik van de komfilter door bijvoorbeeld storten van rest en groenafval kan tot gevolg hebben dat het water niet meer in de bodem kan dringen. Een nadeel van de komfilter is de beperkte buffering van het systeem.
2.4.7. Zuivering met vijverfilter De zuivering met vijverfilter is een combinatie van buffering en zuivering. Het is een filterende vijver met een olieafscheider erachter geplaatst. De vijverfilter is een toepassing voor verhardingen vanaf 1 ha, dus het is enkel zinvol voor de grotere afstroomgebieden. De zuivering werkt volgens hetzelfde principe als de komfilter. De vijverfilter is wel veel groter dan de komfilter. De drainagebuis gaat hier naar de olieafscheider, waar ook de overloop van de vijverfilter op aangesloten is. Voordelen, nadelen en onderhoud zijn hetzelfde als van de komfilter, maar bijkomend is hier een omheining nodig voor spelende kinderen.
2.4.8. Nazuivering met beekbiotoop Voor het nazuiveren met beekbiotoop dient de beek waterplanten en moerasplanten te bevatten. Waterplanten en moerasplanten zijn echter een ideale natuurlijke filter voor alle vervuilde water. Het water loopt er bovengronds door, de plantenstengels houden de zwevende stoffen tegen en de wortels zuiveren de andere vervuiling. Deze zuivering wordt toegepast tussen een bovengrondse afvoer van hemelwater die van de straten komt en de infiltratievoorziening. Aangezien bij het zuiveren met beekbiotoop geen bufferwerking is, is de voorschakeling van een bufferbekken een noodzaak. Voor deze zuivering is een bodemlaag van ongeveer 20 cm zandleem gewenst. Het nazuiveren met beekbiotoop heeft een hoge zuiveringsprestatie door anaërobe en aërobe afbraakprocessen, zuivering door de uitfiltering van vervuilende stoffen in de bodemlaag en absorptie van vervuilende stoffen aan de bodempartikels. Er is slechts weinig onderhoud nodig, enkel jaarlijks maaien van de planten en het algemene groenonderhoud. Dit systeem is goed in het landschap in te passen.
35
3. Casestudies 3.1.
Doelstelling
In Otegem is een enquêtering gehouden met als doelstelling gegevens te verzamelen over de kennis van subsidies, opvang, bufferen, infiltreren, retentie en gebruik van hemelwater, correct volume regenput in functie van de dakoppervlakte, afvoer van hemelwater en afvalwater (gescheiden of gemengd, naar gracht of waterzuivering), het zuiveren van afvalwater en de bereidwilligheid tot het plaatsen van een eigen waterzuivering. Aan de hand van deze gegevens kunnen we nagaan of het hemelwater ter vervanging van drinkwater optimaal wordt benut. Op basis van o.a. de huidige rioleringssituatie en de toekomstige zoneringsplannen kunnen tevens voorstellen worden geformuleerd omtrent waterretentie. Deze voorstellen worden op hun haalbaarheid onderzocht op basis van een kosten-batenanalyse.
3.2.
Studiegebied en situatieschets
Het studiegebied is opgedeeld in 3 cases (zie figuur3.1)
Figuur 3.1: studiegebied [17] Case 1: deel Mussestraat Case 2: Klein Ronsestraat Case 3: Ingooigemstraat, Scheldestraat, Tiegemstraat, Ruiffeleindestraat en de rest van Mussestraat
36
In case 1 is momenteel geen riolering aanwezig. Men loost rechtstreeks in de gracht ter hoogte van de straatzijde. In de Klein Ronsestraat (case 2) is overal gemengde riolering aanwezig. Deze riolering komt terecht in de Klein Ronsebeek en uiteindelijk in de Scheebeek. In case 3 is, behalve in de Mussestraat en op het einde van de Ruiffeleindestraat, gemengde riolering aanwezig. Deze riolering komt ofwel terecht in de Klein Ronsebeek en gaat zo naar de Scheebeek, ofwel komt deze riolering rechtstreeks in de Scheebeek terecht. In de Mussestraat is geen riolering aanwezig. Daar wordt rechtstreeks in de gracht geloosd.
In de toekomst zou volgens de plannen van de VMM heel wat moeten veranderen. Enkele jaren geleden heeft de VMM een proefproject uitgevoerd in Zwevegem naar aanleiding van de nieuwe zoneringszones. De kaart van dit proefproject is weergegeven in figuur 3.2. Hierin zijn de verschillende zones (kostprijs collectieve behandeling versus individuele behandeling) met kleurcodes aangeduid.
Figuur 3.2: zoneringsplannen [18] donkergroene zone = zone waar de kostprijs van collectieve behandeling lager is dan 70% van de kostprijs van individuele behandeling lichtgroene zone = zone waar de kostprijs van collectieve behandeling gelegen is tussen 70% en 100% van de kostprijs van individuele behandeling gele zone = zone waar de kostprijs van collectieve behandeling gelegen is tussen 100% en 130 % van de kostprijs van individuele behandeling rode zone = zone waar de kostprijs van collectieve behandeling groter is dan 130% van de kostprijs van individuele behandeling riolering
37
Ook Aquafin voorziet grondige wijzigingen in Zwevegem. Er zijn plannen voor de aanleg van een collector in Otegem(Zwevegem). Deze collector is aangeduid in figuur 3.3.
Figuur 3.3: collector case 1 en case 2 [18] collector verzamelpunt + riolering voor dit verzamelpunt verzamelpunt + riolering voor dit verzamelpunt verzamelpunt + riolering voor dit verzamelpunt persleiding stroomrichting
Voor een deel van de Mussestraat (case 1) is een gescheiden riolering gepland. Deze wordt aangesloten op de toekomstige gescheiden riolering van de Tiegemstraat. Hiervoor is een deel persleiding nodig vermits het water gravitair de andere richting uitstroomt. Vermits er momenteel geen riolering aanwezig is, zal enkel een afvalwaterbuis worden voorzien. Het hemelwater kan verder in de gracht worden geloosd, zoals nu reeds het geval is. De afvalwaterbuis die hier dient te worden aangelegd bedraagt meer dan 1km. In 4.3 wordt een kostenraming voor het aanleggen van een afvalwaterbuis vergeleken met een kostenraming voor het aanleggen van een plantenzuivering.
In de Klein Ronsestraat (case 2) stroomt de riolering gravitair naar de verzamelpunten van de collector (zie figuur 3.3). Hier is dus eveneens een volledig gescheiden riolering
38
gepland. Om dit te realiseren moet bij de huidige riolering een afvalwaterbuis extra geplaatst worden en kan de huidige riolering als hemelwaterbuis gebruikt worden. Dit hemelwater blijft dan ook in de Klein Ronsebeek terechtkomen. Een gescheiden rioleringsstelsel werkt echter maar optimaal indien ook op huishoudelijk niveau de afvoeren van afvalwater en hemelwater worden gescheiden. Een kostenraming voor het scheiden van de afvoer van afvalwater en hemelwater wordt in 4.3 besproken.
Figuur 3.4: collector rest [18] collector persleiding stroomrichting
Zoals uit de zoneringsplannen blijkt komt in case 3 hoofdzakelijk een gescheiden riolering. In de Ruiffeleinde-straat stroomt het water gravitair de andere richting uit zodat een persleiding wordt voorzien. In de Scheldestraat staan de woningen te ver van elkaar verwijderd, zodat ook hier een persleiding zal worden aangelegd. In het bevraagde gebied zijn 4 huizen rood ingekleurd en 3 huizen geel ingekleurd. Bij de rood ingekleurde huizen is de kostprijs voor het aansluiten op de riolering groter dan 130% van de kostprijs van een individuele zuivering. Bij de geel ingekleurde huizen is de kostprijs voor het aansluiten tussen 100% en 130% van de kostprijs van een individuele zuivering (zie 1.5 Zuiveringszones). Dit betekent dat het afvalwater van deze huizen bij voorkeur individueel wordt gezuiverd met behulp van een IBA.
39
3.3.
Resultaten van de enquête
In case 1 en case 2 gebeurde de huis aan huis enquêtering aan de hand van een persoonlijk interview. In case 3 werd het enquêteformulier in de brievenbus gedeponeerd en later persoonlijk terug opgehaald. De enquête is weergegeven in bijlage 1. Hieronder volgen de resultaten van de bevraging.
3.3.1. Respons In tabel 3.1 is een overzicht gegeven van de bekomen respons in de verschillende gebieden.
Tabel 3.1: respons
Aantal
Beantwoord
Respons %
formulieren Case 1
10
5
50
Case 2
63
48
76,19
Case 3
123
42
34,15
Globaal
196
95
48,5
Bij interpretatie van de resultaten moet rekening gehouden worden met het aantal beantwoorde enquêtes van case 1. Aangezien het hier over slechts vijf beantwoorde enquêtes gaat kan dit een vertekend beeld geven. De globale respons is goed: 48,5%. Dit moet toelaten om een realistisch beeld te verkrijgen omtrent de situatie. De hogere responswaarde in case 1 en case 2 is te wijten aan het persoonlijke interview.
3.3.2. Kennis van subsidies De kennis over subsidiëring werd bevraagd met betrekking tot het plaatsen van een regenput,
het
plaatsen
van
een
individuele
behandeling
voor
afvalwater
en
infiltratievoorzieningen. Het resultaat is bepaald op het totaal aantal beantwoorde enquêtes en is voorgesteld in figuur 3.5
40
Kennis van subsidies
60,00
% kennis
50,00
57,89
40,00 30,00 25,26
20,00
9,47
10,00 0,00 regenput
zuivering
infiltratie
Figuur 3.5: kennis van subsidies
De kennis omtrent de subsidiëring van individuele behandeling van afvalwater en infiltratievoorziening is laag. Voor de individuele behandeling van afvalwater is niet veel interesse omdat er meestal riolering is voorzien. Infiltratievoorziening blijkt in het algemeen niet goed gekend te zijn.
3.3.3. Gebruik van hemelwater Er werd nagegaan of men over een regenput beschikt, of deze al dan niet wordt gebruikt, en waarvoor het hemelwater wordt gebruikt. Er werd ook nagegaan of de regenput groot genoeg is volgens de horizontale dakoppervlakte en welk aandeel van het hemelwater dat op het dak terecht komt in de regenput wordt opgevangen. Verder werd nagegaan of het regenwater wordt gezuiverd voor gebruik en hoe dit gebeurt. Tenslotte werd ook nog nagegaan of het hemelwaterverbruik al dan niet optimaal is.
Het beschikken over een regenput en het al dan niet gebruiken wordt per case weergegeven in de figuren 3.6 t.e.m. 3.8.
41
Gebruik van hemelwater in case 1
4 Aantal huizen
4 3 2 1
1
0
0 geen regenput
regenput niet gebruikt
regenput gebruikt
Figuur 3.6: gebruik van hemelwater in case 1
Gebruik van hemelwater in case 2
80,00 75,00
60,00 % 40,00 20,00
4,17
20,83
0,00 geen regenput
regenput niet gebruikt
regenput gebruikt
Figuur 3.7: gebruik van hemelwater in case 2
Gebruik van hemelwater in case 3
100,00 80,00
88,10
60,00 % 40,00 2,38
20,00
9,52
0,00 geen regenput
regenput niet gebruikt
regenput gebruikt
Figuur 3.8: gebruik van hemelwater in case 3
42
In case 1 beschikt één woning niet over een regenput. Er is ook geen interesse om er een te plaatsen omdat de bewoner niet de eigenaar van de woning is. In case 2 is in slechts 4% van de woningen (=2) geen regenput aanwezig. Dit was de situatie toen de bewoners er gingen wonen. De betrokken woningen beschikken echter over een steenput die voldoet voor de watervoorziening. In één enkel geval overweegt men om een regenput te plaatsen nu er kennis is van de subsidies ervoor. In 20% van de bevraagde woningen wordt de regenput niet gebruikt: -
in één geval is het regenwater niet voldoende zuiver
-
in één geval zijn de nieuwe bewoners het huis volledig aan het verbouwen en is nog niet nagegaan hoe de regenput moet worden aangesloten
-
de overige gevallen(8 in totaal) betreffen sociale woningen, waar meestal de pomp defect is en niet wordt hersteld
In case 3 krijgt men enkel een idee of de regenput al dan niet wordt gebruikt, wegens het niet persoonlijk bevragen van de bewoners. Een groot percentage (88%) maakt gebruik van regenwater.
Aan de hand van de horizontale dakoppervlakte en het volume van de regenput wordt berekend of het volume van de beschikbare regenput voldoende is in verhouding tot de beschikbare dakoppervlakte. In tabel 3.2 is aangegeven wat het aangewezen volume is per m² horizontale dakoppervlakte.
43
Tabel 3.2: volume per m² horizontale dakoppervlakte
Horizontale dakoppervlakte
Minimale tankinhoud
50 tot 60 m²
3000 l
61 tot 80 m²
4000 l
81 tot 100 m²
5000 l
101 tot 120 m²
6000 l
121 tot 140 m²
7000 l
141 tot 160 m²
8000 l
161 tot 180 m²
9000 l
181 tot 200 m²
10000 l
Meer dan 200m²
5000 l per 100m²
In figuur 3.9 is het resultaat voorgesteld van alle woningen die over een regenput beschikken.
Correct volume regenput volgens dakoppervlakte
70,00 68,29
60,00 50,00 %
40,00
48,35
50,00
30,00
30,43
20,00 10,00 0,00 case 1
case 2
case 3
totaal
Figuur 3.9: correct volume regenput volgens dakoppervlakte
Hieruit blijkt dat 50% over een regenput beschikt die in overeenstemming is met de horizontale dakoppervlakte Opvallend is de lage waarde in case 2. Deze lage waarde is te verklaren door het feit dat van de 46 woningen er 25 sociale woningen zijn, waarvan geen enkele over een voldoende grote regenput beschikt. Bij de andere woningen voldoet 2/3 van de regenputten wel.
44
Indien bij de berekening de gegevens van de sociale woningen buiten beschouwing worden gelaten, bekomen we de resultaten zoals weergegeven in figuur 3.10.
Correct volume regenput volgens dakoppervlakte
70,00 60,00 50,00 %
40,00
66,67
68,29
case 2
case 3
66,67
50,00
30,00 20,00 10,00 0,00 case 1
totaal
Figuur 3.10: correct volume regenput zonder sociale woningen
Hieruit blijkt dat -de gegevens van de sociale woningen buiten beschouwing worden gelaten- 67% van de woningen over een regenput beschikt die in overeenstemming is met de horizontale dakoppervlakte. Het is dus van groot belang dat ook sociale woningen over een regenput beschikken in verhouding tot de dakoppervlakte Globaal moeten we echter stellen dat in 50% van de woningen van het beschouwde gebied de regenput onvoldoende groot is volgens de dakoppervlakte.
Om te bepalen waarvoor het hemelwater wordt gebruikt wordt rekening gehouden met het gemiddeld dagelijks waterverbruik per dag per persoon en de gegevens verkregen uit de rondvraag.
Een persoon verbruikt gemiddeld 120 liter water per dag, het grootste deel voor WC en bad of douche (zie tabel 3.3). Op basis van deze tabel en de gegevens uit de rondvraag wordt berekend hoeveel % van de bewoners hun hemelwater gebruiken voor de verschillende toepassingen. De gegevens van tabel 3.3 worden gebruikt om de resultaten van het waterverbruik voor verschillende toepassingen in de juiste categorie in te delen. De resultaten worden weergegeven in figuur 3.11 en hebben betrekking op het gehele studiegebied.
45
Tabel 3.3: gemiddeld waterverbruik per dag per persoon [19]
Verbruikspost
liter per dag per persoon
Wc
40
Bad/douche
44
Was
17
Vaat
8
Koken
3
Schoonmaak
4
Tuin
4
Gebruik van hemelwater
100,00 93,51
80,00 60,00 %
57,14 59,74
64,94
72,73
40,00
41,56 0,00
20,00 0,00 WC
Bad/douche
was
vaat
koken
schoonmaak
tuin
Figuur 3.11: gebruik van hemelwater
Uit figuur 3.11 blijkt dat in geen enkel geval hemelwater gebruikt wordt om te koken, daarentegen maakt ruim 90% gebruik van hemelwater voor schoonmaak. Ongeveer 60% gebruikt hemelwater voor WC en bad/douche. Uit tabel 3.3 kan worden afgeleid dat dit staat voor 75% van het dagelijks verbruikte water.
Vervolgens wordt bepaald welk percentage van het hemelwater dat op het dak terecht komt, wordt opgevangen en welk percentage van dit hemelwater naar de riolering gaat. Dit wordt bepaald op basis van de opgevangen hoeveelheid regenwater en op basis van de berekende hoeveelheid waterverbruik.
46
Voor de berekening wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de gevallen waarbij geen hemelwater wordt gebruikt of geen regenput aanwezig is, en anderzijds de gevallen waarbij veel of weinig hemelwater wordt gebruikt. Indien geen hemelwater wordt gebruikt of geen regenput aanwezig is, vloeit al het hemelwater dat op het dak terecht komt naar de riolering. Er is hier dus geen sprake van waterretentie. Indien veel hemelwater wordt gebruikt, wordt al het hemelwater dat op het dak terecht komt opgevangen en is er dus sprake van waterretentie. Indien weinig hemelwater wordt gebruikt, wordt op basis van de enquête aangenomen dat slechts 25% van het hemelwater dat op het dak terecht wordt opgevangen. In sommige gevallen zal dit meer zijn (waar wasmachine met hemelwater werkt), in andere gevallen zal dit minder zijn(waar enkel de planten worden besproeid met hemelwater). Het resultaat wordt weergegeven in figuur 3.12.
Hoeveelheid opgevangen hemelwater
80,00 65,49
60,00 53,66 % 40,00
59,58
48,14
20,00 0,00 case 1
case 2
case 3
totaal
Figuur 3.12: hoeveelheid opgevangen hemelwater
Uit figuur 3.12 blijkt dat 60% van het hemelwater dat op de daken terecht komt, wordt opgevangen, zodat bijgevolg 40% van het hemelwater dat op de daken terecht komt rechtstreeks naar de riolering gaat. Met deze gegevens wordt de problematiek van de sterke verdunning van afvalwater met regenwater en de problematiek van onvoldoende waterretentie nogmaals aangetoond.
Om na te gaan op welke wijze het gebruik van regenwater kan geoptimaliseerd worden, wordt tevens nagegaan of het regenwater wordt gezuiverd voor gebruik en op welke wijze dit gebeurt.
47
Het resultaat is bepaald op het aantal woningen dat over een regenput beschikt en is voorgesteld in figuur 3.13.
Aanwezigheid filter in regenput
35,00 30,00
32,43
25,00 %
20,00
25,00
21,05
19,44
15,00 10,00 5,00 0,00 case 1
case 2
case 3
totaal
Figuur 3.13: aanwezigheid filter in regenput
Uit figuur 3.13 blijkt dat slechts 21% (=20 woningen) met zekerheid over een filter beschikt in de regenput. Dit aantal kan in werkelijkheid hoger liggen vermits 14% niet weet of men al dan niet over een filter beschikt in de regenput. De volgende systemen worden als filter toegepast: -
gebruik van lavasteen: 30%
-
gebruik van een filterkaars: 15%
-
filtratie via een overloop van de ene put naar de andere, waarbij de eerste dienst doet als bezinkput: 25%
-
Andere systemen: 30%
De relatie tussen de aanwezigheid van een filter en het gebruik van hemelwater wordt verder verduidelijkt.
Voor de bepaling van het aantal woningen met een optimaal waterverbruik wordt enkel gerekend met de woningen die over een regenput beschikken.
Voor het waterverbruik maken we onderscheid tussen: -
Geen gebruik van hemelwater: de woning beschikt over een regenput maar er wordt geen gebruik van gemaakt
48
-
Weinig gebruik van hemelwater: er wordt minder dan 40 liter water per dag per persoon gebruikt, dus dit is nog niet eens de WC of bad/douche
-
Goed gebruik van hemelwater: als maatstaf wordt meer dan 40 liter gehanteerd, omdat dan WC of bad/douche is aangesloten op hemelwater. Hier blijkt dat overal waar meer dan 40 liter wordt gebruikt, er tevens meer dan 65 liter wordt gebruikt
Indien niet moet worden overgeschakeld op leidingwater of de regenput niet moet worden aangevuld met leidingwater, nemen we aan dat de regenput voldoet. Indien één of meermaals het hemelwater moet vervangen worden door leidingwater, dan voldoet de regenput niet.
Tevens wordt nagegaan of een filter al dan niet aanwezig is. Dit gebeurt om een verband te kunnen leggen tussen de aanwezigheid van een filter en het waterverbruik.
Het optimaal waterverbruik kan nu bekeken worden vanuit twee verschillende uitgangspunten: -
er wordt eerst een onderscheid gemaakt op basis van al dan niet correct watergebruik en nadien of de regenput al dan niet voldoet voor de bewoners (zie figuur 3.14)
-
er wordt eerst nagegaan of de regenput voldoende groot is volgens de dakoppervlakte en nadien of er een goed gebruik van hemelwater is (zie figuur 3.15)
49
Figuur 3.14: optimaal waterverbuik globaal
Figuur 3.15: optimaal waterverbruik correct volume regenput volgens beschikbare oppervlakte
50
Indien alle woningen worden beschouwd en geen rekening wordt gehouden met de beschikbare dakoppervlakte blijkt uit figuur 3.14 dat we slechts in 36% (33/91) van de gevallen kunnen spreken van een optimaal waterverbruik is. Indien we het verbruik van drinkwater wensen te reduceren, dan moeten we voor ogen houden dat in 64% van de gevallen maatregelen kunnen/moeten getroffen worden om het verbruik van hemelwater te optimaliseren of aan te moedigen. Verder blijkt uit figuur 3.14 dat 90% van de filters (=18) aanwezig zijn bij woningen waar een goed verbruik van hemelwater is.
Uit figuur 3.15 blijkt dat indien het volume van de regenput in overeenstemming is met de beschikbare dakoppervlakte, er in 91% (40/44) van de gevallen sprake is van een goed gebruik van hemelwater. Er is een optimaal waterverbruik van 44% (40/91). Indien we nagaan of het volume van de regenput voldoet aan de behoeften van de bewoners stellen we vast dat dit slechts in 70% (28/40) van de woningen het geval is.
3.3.4. Bufferen, infiltreren en afvoer van hemelwater Het bufferen en infiltreren van hemelwater is van groot belang om wateroverlast tegen te gaan. De gescheiden afvoer van afvalwater en hemelwater is van belang om de problematiek van grote verdunning van het afvalwater tegen te gaan.
-
Ten eerste wordt nagegaan of naast de regenput andere maatregelen worden getroffen om regenwater te bufferen, zoals groendak, wadi of nog andere methodes. Het resultaat is zowel per case bepaald als op het totaal aantal beantwoorde enquêtes en is voorgesteld in figuur 3.16.
51
Bufferen van hemelwater
20,00
20,00
15,00 12,50 % 10,00 8,42 2,38
5,00 0,00 case 1
case 2
case 3
totaal
Figuur 3.16: bufferen van hemelwater
Uit figuur 3.16 blijkt dat in slechts 8% hemelwater wordt gebufferd. De lage waarde in case 3 is opmerkelijk. Een mogelijke reden daarvan is het niet persoonlijk bevragen van de bewoners daar, waardoor bepaalde maatregelen misschien niet als bufferen worden aanzien. De belangrijkste maatregel bestaat in het opvangen van water in regentonnen bij het tuinhuis of carport. Dit hemelwater wordt gebruikt om planten en gazon te besproeien en om de dieren te drinken te geven. Regentonnen hebben meestal slecht een klein volume waardoor kan aangenomen worden dat bijna enkel de regenwaterput als efficiënt middel voor bufferen kan beschouwd worden.
-
Ook wordt nagegaan of maatregelen worden getroffen om hemelwater te laten infiltreren, zoals wadi, infiltratiesleuf, bezinkput (verliesput) of nog andere methodes. Het resultaat is zowel per case bepaald als op het totaal aantal beantwoorde enquêtes en is voorgesteld in figuur 3.17.
52
Infiltreren van hemelwater
8,00 7,14
6,00 % 4,00
3,16 2,00 0,00
0,00
0,00 case 1
case 2
case 3
totaal
Figuur 3.17: infiltreren van hemelwater
Slechts 3 woningen van de 95 beschikken over een infiltratiesysteem, allen in case 3. Één daarvan is een bezinkput (verliesput), de andere beschikken over een infiltratiesleuf. De infiltratiesleuf wordt gebruikt om wateroverlast in de lager gelegen tuin te beperken, zo wordt een groot gedeelde van het afstromend hemelwater van het terras geïnfiltreerd. Hier blijkt dat velen niet op de hoogte zijn van de mogelijkheden van infiltratie van hemelwater. Toen toelichting werd gegeven over de mogelijkheden van infiltratie, zoals onmiddellijke infiltratie via bestrating met brede voegen, waterdoorlatende betonstraatstenen, grasbetontegels of ondergrondse infiltratie via infiltratieput of infiltratiebuis was bij ongeveer een derde de reactie positief. Deze personen vroegen zich af waarom bij de aanleg van nieuwe woningen daar niet onmiddellijk rekening wordt gehouden indien dit waterellende kan voorkomen. Zelf zijn deze personen echter niet geneigd om onmiddellijke aanpassingen te doen om infiltratiemogelijkheden te scheppen. Men zou het wel overwegen indien men toch net een nieuw pad of terras zou moeten aanleggen. -
Er wordt nagegaan of het hemelwater en afvalwater gescheiden worden afgevoerd en hoe dit gebeurt: via de riolering of via de gracht. Bij lozing via de gracht werd gevraagd aan te duiden waar dit gebeurt (voor of achter de woning of beide). Het resultaat is zowel per case bepaald als op het totaal aantal beantwoorde enquêtes en is voorgesteld in figuur 3.18.
53
Gescheiden afvoer hemelwater en afvalwater
60,00 50,00
52,08 42,11
40,00 33,33
% 30,00 20,00 20,00
10,00 0,00
case 1
case 2
case 3
totaal
Figuur 3.18: gescheiden afvoer hemelwater en afvalwater
Ongeveer 40% van het totaal aantal bevraagde woningen beschikt over een gescheiden afvoersysteem van hemelwater en afvalwater. Uiteindelijk wordt dit water meestal naar dezelfde plaats afgevoerd. Dit hemelwater en afvalwater(grotendeels ongezuiverd) komt dan samen in de beek terecht. In geval van case 1 wordt alle afvalwater naar de gracht vooraan afgevoerd, in case 2 naar de riolering. In geval van case 3 wordt in bijna 90% van de gevallen het afvalwater naar de riolering afgevoerd. Deze rioleringen leiden uiteindelijk naar de beek. In theorie moeten in de toekomst alle woningen over een gescheiden afvoer beschikken, dit ofwel voor de gescheiden riolering ofwel voor een eigen waterzuivering.
-
Ten
slotte
werd
de
aanwezigheid
van
een
septische
put
of
andere
zuiveringsinstallatie nagegaan, evenals de bereidwilligheid om mits subsidiëring een eigen waterzuivering te voorzien. Het resultaat is zowel per case bepaald als op het totaal aantal beantwoorde enquêtes en is voorgesteld in figuren 3.19 en 3.20.
54
Septische put of andere zuiveringsinstallatie
60,00 50,00
60,00 50,00
40,00
37,89
% 30,00 25,00
20,00 10,00 0,00 case 1
case 2
case 3
totaal
Figuur 3.19: septische put of andere zuiveringsinstallatie
Bereidwilligheid tot eigen waterzuivering
40,00
40,00
30,00 % 20,00
20,83 14,29
18,95
10,00 0,00 case 1
case 2
case 3
totaal
Figuur 3.20: bereidwilligheid tot eigen waterzuivering
Uit figuur 3.19 blijkt dat 60% van de woningen niet over een eigen zuivering beschikt, dit betekent dus dat momenteel 60% van het water ongezuiverd in de beek terecht komt. De belangrijkste zuiveringsinstallatie is de septische put. In één geval beschikt men over een olie- en vetafscheider met bezinkput, en in één ander geval beschikt met over een IBA.
Uit figuur 3.20 blijkt dat ongeveer 20% bereid is om zelf hun afvalwater te zuiveren. Waar al een eigen waterzuiveringsinstallatie aanwezig is (septische put of olie- en vetafscheider) is dit bereidwilligheid tot een extra waterzuivering. Waar geen zuiverings-
55
installatie aanwezig is, is dit bereidwilligheid tot een eerste waterzuiveringsinstallatie. Het niet bereid zijn tot een eigen waterzuivering heeft verscheidene redenen:
3.4.
-
de hoge kost voor installatie, ook al zijn er subsidies
-
geen grote werken willen doen
-
onverschilligheid over de waterkwaliteit
Besluit
De bevraging heeft heel wat nuttige informatie opgeleverd. Zo is gebleken dat 85% gebruik maakt van hemelwater. Slechts 50% beschikt over een regenput die voldoende groot is in verhouding tot de horizontale dakoppervlakte. Indien alle woningen in rekening worden gebracht is er bij slechts 36% optimaal waterverbruik. Indien het optimaal waterverbruik wordt nagegaan aan de hand van het correct volume regenput volgens de dakoppervlakte is sprake van 44% optimaal waterverbruik. Slechts 60% van het hemelwater dat op het dak terecht komt wordt opgevangen. Slechts 21% beschikt met zekerheid over een filter in de regenput. Bij slechts 8% zijn andere maatregelen dan de regenwaterput genomen om een deel van het hemelwater te bufferen, infiltreren van hemelwater gebeurt bij slechts 3%. Het bufferen gebeurt met behulp van regentonnen, deze hebben meestal slechts een klein volume. Daardoor kan aangenomen worden dat enkel de regenwaterput als efficiënt middel voor bufferen kan beschouwd worden. De grote hoeveelheid aan water die bijgevolg in de riolering terecht komt zorgt voor een groot deel mee voor de wateroverlast. De kennis omtrent subsidies voor eigen waterzuivering en infiltratie is laag. Deze lage kennis van subsidies voor infiltratie leidt tot weinig infiltratiemaatregelen. 40% beschikt over een septische put of een andere waterzuiveringsinstallatie, wat wil zeggen dat 60% van het afvalwater momenteel ongezuiverd in de beek wordt geloosd. 20% is bereid tot eigen waterzuivering. Om het gescheiden rioleringsstelsel optimaal te laten werken dienen nog 60% van de afvoeren van afvalwater en hemelwater op huishoudniveau gescheiden te worden. In het volgende hoofdstuk wordt verder ingegaan op de problematiek van waterretentie en het gescheiden rioolstelsel.
56
4. Voorstellen Hier wordt nagegaan wat het verwachte effect van de nieuwe zoneringsplannen is m.b.t. de wateroverlastproblematiek en de kwaliteit van de Scheebeek. Ook worden voorstellen geformuleerd, zowel op microniveau als op macroniveau, omtrent mogelijkheden om wateroverlast tegen te gaan, de kwaliteit van de Scheebeek te verbeteren en waterretentie te bevorderen. Er wordt ook nagegaan hoeveel hemelwater kan worden gebufferd in de regenput, dit afhankelijk van het volume van de regenput en de beschikbare dakoppervlakte.
4.1.
Effect geplande riolering en collector
In Otegem (Zwevegem) is wateroverlast een groot probleem. Figuur 4.1 geeft de natuurlijk overstroomde gebieden weer, figuur 4.2 geeft de recent overstroomde gebieden weer.
Figuur 4.1: natuurlijk overstroomde gebieden [17] natuurlijk overstroomde gebieden
57
2
1
Figuur 4.2: recent overstroomde gebieden [17] recent overstroomde gebieden
Figuur 4.1 toont aan dat de natuurlijk overstroomde gebieden vooral gesitueerd zijn waar een beek stroomt, aanvoerwegen naar een beek stromen en grachten voorkomen. Figuur 4.2 toont aan dat de recent overstroomde gebieden vooral gesitueerd zijn waar grachten van 2 straten samenvloeien of waar grachten in de Scheebeek uitmonden. Ook de Klein Ronsestraat (case 2) is een recent overstroomd gebied. De Klein Ronsestraat is overstroomd gebied omdat het water van de hoger gelegen weilanden aan de Klein Ronsestraat (zie 1 in figuur 4.2) neerwaarts stroomt richting Klein Ronsestraat. Daarnaast stroomt het water van de hoger gelegen weilanden boven de Ingooigemstraat (zie 2 in figuur 4.2), eveneens neerwaarts richting Klein Ronsestraat. Bij hevige regenval kan de rioleringsbuis de grote toevloed aan hemelwater niet aan en stroomt dit hemelwater over de Klein Ronsestraat.
58
Zoals hoger weergegeven wordt in de toekomst bijna overal een gescheiden riolering voorzien (zie figuur 3.2), en heeft Aquafin plannen om een collector aan te leggen (zie figuren 3.3 en 3.4). De toekomstige rioleringssituatie, zoals voorzien volgens figuur 3.2, zal geen oplossing bieden aan het probleem van wateroverlast. Aangezien het hemelwater op dezelfde wijze zal afgevoerd worden zoals dit nu het geval is, hemelwater en afvalwater wel gescheiden, veranderd dit niets aan de situatie. Om wateroverlast tegen te gaan zijn dus bijkomende maatregelen nodig. Bij een gemengde riolering die naar een waterzuivering gaat kan door overstorten toch nog afvalwater in beken en grachten terecht komen. Hier wordt dit probleem van vervuiling door overstorten opgelost aangezien er bij een gescheiden riolering enkel nog een overstort van hemelwater is. De toekomstige rioleringssituatie in combinatie met de collector van Aquafin, heeft wel een effect op de kwaliteit van het water van de Scheebeek. Indien de gescheiden riolering er is, evenals de collector, wordt het afvalwater immers opgevangen in de collector en naar een waterzuiveringsinstallatie getransporteerd. Zo komt geen afvalwater meer terecht in grachten en beken, en zo uiteindelijk in de Scheebeek. En aangezien enkel afvalwater in de collector terecht komt, is dit gunstig voor het rendement van de waterzuiveringsinstallatie.
4.2.
Voorstellen om wateroverlast tegen te gaan
Uit figuur 3.12 blijkt dat in het geval van case 2 (dit is de Klein Ronsestraat) ongeveer 50% van het hemelwater dat op het dak terecht komt rechtstreeks naar de riolering vloeit. Zoals hoger aangegeven moet bij hevige regenval ook alle hemelwater van hoger gelegen weilanden boven de Ingooigemstraat door diezelfde riolering stromen naar de Klein Ronsebeek. Ook het hemelwater van de hoger gelegen weilanden aan de Klein Ronsestraat stroomt neerwaarts richting Klein Ronsestraat. Deze drie oorzaken zorgen voor wateroverlast in de Klein Ronsestraat. Om dit probleem tegen te gaan kunnen zowel op huishoudelijk als op buurtniveau maatregelen getroffen worden.
Op huishoudelijk niveau kan gebruik gemaakt worden van onmiddellijke infiltratie zoals bestrating met brede voegen, waterdoorlatende betonstraatstenen of grasbetontegels voor oprit of terras, een bovengrondse infiltratie zoals infiltratiesleuf, of ondergrondse infiltratie zoals infiltratiebed na de regenput. Ook kan de keuze gemaakt worden om hemelwater te bufferen, maar infiltratie geniet de voorkeur tegenover bufferen, dit om 2
59
redenen. Infiltratie is doeltreffender om de wateroverlast te beperken en helpt het tegengaan van verdroging. Door op huishoudelijk niveau hemelwater te infiltreren stroomt minder hemelwater van de verharde oppervlaktes rechtstreeks in de riolering, waardoor de riolering minder snel vol raakt. De beschrijving van deze methoden werd weergegeven in 2.2. Zoals
weergegeven
in
1.6.2.3
zijn
gemeentelijke
subsidies
voorzien
voor
infiltratievoorzieningen, deze gelden echter niet voor onmiddellijke infiltratie, maar enkel voor het aanleggen van een infiltratievoorziening aangesloten op een verharde oppervlakte. De kennis omtrent deze subsidie is echter laag (zie figuur 3.5). Een informatiecampagne kan de bewoners bewust maken van de subsidies en de mogelijkheden van infiltratie. Om op huishoudelijk niveau tot de juiste infiltratietechniek te komen moet met enkele factoren rekening gehouden worden: -
wordt de regenput veel gebruikt (is ondergrondse infiltratie nodig)
-
waterdoorlaatbaarheid van de bodem
-
genoeg beschikbare oppervlakte voor een ondergrondse of bovengrondse infiltratie
Gemeentelijke subsidies voor onmiddellijke infiltratie zouden op bepaalde plaatsen nuttig kunnen zijn. De vraag is echter of dit voor de gemeente financieel haalbaar is.
Uit de beschrijving bij figuur 3.7 is gebleken dat bij 8 woningen in case 2 geen hemelwater wordt gebruikt wegens een defecte pomp. Om meer hemelwater te gebruiken kunnen deze personen worden aangespoord om hun defecte pomp te (laten) repareren. Op deze manier kan bij deze woningen opnieuw hemelwater gebruikt worden, waardoor een reductie van drinkwater is. Of het gebruik van meer hemelwater effect heeft op de wateroverlast wordt berekend in 4.3. De gemiddelde kostprijs voor een nieuwe pomp is 400 €. Voor een verbruik van 0 tot 300m³ leidingwater is de kostprijs 1,31€/m³. Voor een woning met 4 inwoners gerekend voor een totaalgebruik van hemelwater (480 liter) betekent dit dat de kostprijs van een nieuwe pomp na 2 jaar teruggewonnen is, er is dus een besparing van 50€ per persoon per jaar. Bij enkel gebruik voor Wc en bad/douche (336 liter) is de kostprijs van een nieuwe pomp na 3 jaar teruggewonnen. Een mogelijkheid om mensen aan te sporen meer hemelwater te gebruiken is info geven omtrent voordelen en info geven over kostenbesparing bij gebruik van hemelwater in plaats van leidingwater.
60
Hemelwater gebruiken heeft 2 grote voordelen: -
hemelwater is gratis
-
hemelwater is zachter, er zit minder kalk in
Uit figuur 3.14 blijkt dat in 90% van de gevallen waar een filter aanwezig is in de regenput, er veel gebruik gemaakt wordt van hemelwater. Over een filter in de regenput beschikken kan aanleiding geven tot meer gebruik maken van hemelwater. Mensen aansporen een filter in de regenput te plaatsen kan dus leiden tot een groter verbruik van hemelwater, en dus een reductie van het drinkwaterverbruik. Het aansporen tot plaatsen van een filter in de regenput kan eventueel bekomen worden door een subsidiëring. De financiële haalbaarheid van deze subsidiering dient te worden nagegaan.
Op buurtniveau kan ervoor gekozen worden het hemelwater van de hoger gelegen weilanden op te vangen door gebruik te maken van een bufferbekken, waarvan de beschrijving is weergegeven in 2.3.3, of een infiltratiebekken. Als infiltratiebekken kan geopteerd worden voor een infiltratiekom of een wadi. De beschrijving van infiltratiekom en wadi is weergegeven in 2.2.2. Om de mogelijkheid tot het gebruik maken van een bufferbekken of infiltratiebekken na te gaan moeten verschillende zaken worden nagegaan: -
beschikbare ruimte: waar, oppervlakte
-
waterdoorlaatbaarheid van de bodem
-
wordt er niet te veel aarde meegespoeld van het weiland (bodemerosie)
Een infiltratiebekken kan gebruikt worden om, zoals hoger weergegeven, hemelwater van hoger gelegen weiland op te vangen en te laten infiltreren.
Zoals op huishoudelijk niveau kan ook op buurtniveau gebruik gemaakt worden van onmiddellijke
infiltratie
zoals
bestrating
met
brede
voegen,
waterdoorlatende
betonstraatstenen of grasbetontegels. Bij het vernieuwen van voetpaden of parking kan ervoor
gekozen
worden
om
bestrating
met
brede
voegen,
waterdoorlatende
betonstraatstenen of grasbetontegels te gebruiken. Ook bij het bouwen van nieuwe woonwijken kan meteen gekozen worden om waterdoorlatende voetpaden en parkings aan te leggen om wateroverlast tegen te gaan. Opnieuw dient met dezelfde factoren rekening gehouden te worden. Het effect en een kostprijsraming voor het aanleggen van een parking in grasbetontegels (in case 2) wordt weergegeven in 4.3
61
Er kan ook gebruik gemaakt worden van een bovengrondse infiltratie zoals infiltratiesleuf. De beschrijving van de infiltratiesleuf is weergegeven in 2.2.2. Om de mogelijkheid tot het gebruik maken van een infiltratiesleuf na te gaan dient met enkele factoren rekening gehouden te worden: -
waterdoorlaatbaarheid van de bodem
-
vervuiling op de weg waardoor de infiltratiesleuf dichtslibt
Een infiltratiesleuf kan gebruikt worden aan de zijkant van de weg, om zo het hemelwater dat op de weg terecht komt te infiltreren in plaats van in de riolering te laten stromen. Ondergrondse infiltratie is minder te verkiezen op buurtniveau gezien de grote ondergrondse werken die ervoor nodig zijn.
Een andere mogelijkheid om wateroverlast tegen te gaan is het heropenen van de grachten die er vroeger waren, en het herwaarderen van het grachtenstelsel (zie 2.3.4). Grachten vormen een open afvoersysteem voor hemelwater. Een open afvoersysteem bevat meer bergingsruimte dan een riool, waardoor minder kans is op wateroverlast. Een bijkomend voordeel is dat een gracht ook voor infiltratie kan zorgen. Een kostenraming voor het trekken van grachten wordt weergegeven in 4.3.
4.3.
Kostenbaten analyse
Hier wordt voor enkele voorstellen de kostprijs berekend en nagegaan of de resultaten die ermee gepaard gaan voldoende zijn. De voorstellen zijn: -
trekken van grachten aan weiland van de Klein Ronsestraat
-
parking aanleggen in grasbetontegels
-
afkoppeling bij huizen in vier verschillende situaties
-
plantenzuivering als alternatief voor riolering
Hier wordt ook nagegaan of het gebruik van meer hemelwater effect heeft op de wateroverlast.
4.3.1. Trekken van grachten Hoger is reeds aangegeven dat het water van de hoger gelegen weilanden aan de Klein Ronsestraat allemaal naar de Klein Ronsestraat stromen. Via de rondvraag werd vernomen dat vroeger een gracht aanwezig was tussen de weg en het weiland. Deze gracht is weergegeven in figuur 4.3 (rood aangeduid).
62
Figuur 4.3: gracht naast weiland [17] : gracht : gracht 2 : buis die grachten verbind
De gracht was via een buis verbonden met een andere gracht (gracht 2 op figuur 4.3) en zo met de Klein Ronsebeek. Deze gracht werd gedicht wegens problemen door de te smalle weg. Bij het wegrijden met de wagen van de oprit is de weg maar net breed genoeg. Bij bredere voertuigen was iets naast de weg rijden bijna onmogelijk wegens de gracht. Bij het dichten van de gracht werden op deze plaats nutsleidingen voorzien.
Om problemen met de nutsleidingen en versmallen van de weg te vermijden, zou de gracht aangebracht moeten worden, precies naast de plaats waar de gracht vroeger was.
Bij het opnieuw trekken van deze gracht kunnen twee mogelijkheden gekozen worden: -
de gracht aansluiten op de oorspronkelijke buis die nog steeds aanwezig is. Bij het aansluiten op de oorspronkelijke buis gaat het afstromende water via de buis naar de Klein Ronsebeek. Indien deze buis bij hevige regenval niet voldoende water naar de gracht kan transporteren zorgt de gracht voor een bufferend en infiltrerend effect van dit water.
-
de gracht niet aansluiten op de oorspronkelijke buis. Bij het niet aansluiten op de oorspronkelijke buis blijft het afstromende water in de gracht. Deze zorgt dan voor een bufferend en infiltrerend effect.
63
Hier wordt de kostprijs berekend voor het trekken van de gracht met afvoer van grond en zonder afvoer van grond. Profiel van de gracht: bodembreedte 0,30m talud 4/4 (=45°) diepte 0,45m lengte van de gracht: 136m
Figuur 4.4: profiel gracht
Indien er genoeg ruimte is kan gekozen worden voor een gracht met bodembreedte 0,50m. Hier wordt voor een bodembreedte van 0,30m gekozen omdat de gracht meer in het weiland komt te liggen dan vroeger, en er daardoor anders teveel weiland verdwijnt. Er wordt gekozen voor een diepte van 0,45m omdat bij een diepte vanaf 0,50m een bouwvergunning nodig is.
Kostprijs met afvoer van de grond: 2,20
€/m
(exclusief
BTW)
(Frank
Petit-Jean,
persoonlijk contact) Kostprijs voor volledige gracht: 136m * 2,20 €/m = 299,2 € Kostprijs voor volledige gracht inclusief BTW: 299,2 € + 21% = 362 €
Kostprijs zonder afvoer van de grond: 1,30€/m (exclusief BTW) Kostprijs voor volledige gracht: 136m * 1,30 €/m = 176,8 € Kostprijs voor volledige gracht inclusief BTW: 176,8 € + 21% = 214 €
De kostprijs voor het trekken van de gracht is niet hoog, waardoor het trekken van de gracht een goede optie is. De keuze dient gemaakt te worden tussen de gracht aansluiten op de oorspronkelijke buis en niet aansluiten op de oorspronkelijke buis. Het voordeel van aansluiten op de oorspronkelijke buis is dat bij hevige regenval de gracht niet vol raakt en zo het water toch nog naar de Klein Ronsestraat stroomt. Het voordeel van de gracht die niet aangesloten is op de oorspronkelijke buis, is dat er minder hemelwater in de Klein Ronsebeek terecht komt en zo minder hemelwater naar lager gelegen gebieden stroomt.
64
Een ander voordeel is dat de gracht voor een bufferend en infiltrerend effect zorgt, wat de verdroging tegengaat.
4.3.2. Infiltratie d.m.v. grasbetontegels In de Klein Ronsestraat (case 2) is ter hoogte van de sociale woningen een parking aanwezig. Hier situeren zich de meeste problemen met wateroverlast. Momenteel is de parking in beton, zoals te zien op figuur 4.5
Figuur 4.5: parking
Deze parking is dus volledig ondoorlaatbaar voor het hemelwater. Hier wordt de kostprijs berekend om deze parking her aan te leggen in grasbetontegels en wordt tevens berekend wat het infiltratievermogen dan zou zijn. In figuur 4.6 is een schets weergegeven van de parking
Figuur 4.6: schets parking
Zoals in figuur 4.6 weergegeven bestaat de parking uit 2 delen en bevindt zich in ieder deel een paal. De totale oppervlakte van de parking bedraagt ongeveer 200 m².
65
De doorlaatbaarheid van de bodem is afhankelijk van de structuur en de drainageklasse van de bodem. Hieronder volgt een indeling voor infiltratie aan de hand van bodemtextuur en drainageklasse. Bodemtextuur duidt aan of de bodem zand, leem, klei,… is. De drainageklasse wordt ook wel de vochttrap bedoeld en is belangrijk voor de watervoorziening van planten en de bewerkbaarheid van de bodem.
Geschikt voor infiltratie: -
Zeer droge, droge of matig droge zandbodems (textuur Z, drainageklasse a, b of c)
-
Zeer droge, droge of matig droge lemige zandbodems (textuur S, drainageklasse a, b of c)
Matig geschikt voor infiltratie: -
Matig natte zandbodems (textuur Z, drainageklasse d)
-
Matig natte lemige zandbodems (textuur S, drainageklasse d)
-
Zeer droge, droge, matig droge of matig natte lichte zandleembodems (textuur P, drainageklasse a, b, c of d)
-
Zeer droge, droge, matig droge of matig natte zandleembodems (textuur L, drainageklasse a, b, c of d)
Niet geschikt voor infiltratie -
Leembodems (textuur A)
-
Kleibodems (textuur E)
-
Natte, zeer natte, uiterst natte bodems en bodems met tijdelijk grondwater (drainageklassen e, f, g, h en i)
-
Bronzones
Hier hebben we te maken met een matig natte zandleembodem (textuur L, drainageklasse d), dus een bodem die matig geschikt is voor infiltratie. Deze bodem heeft een doorlaatbaarheidsfactor k in m/s van 2*10-5 – 1*10-6 2*10-5 m/s = 0,00002 m/s = 0,00002 m³/s*m² = 0,02 l/s*m² = 200 l/s*ha 1*10-6 m/s = 0,000001 m/s = 0,000001 m³/s*m² = 0,001 l/s*m² = 10 l/s*ha Bij deze bodem is dus een infiltratiecapaciteit van 10 tot 200 l/s*ha. Figuur 4.7 geeft de neerslagintensiteit weer in mm bij diverse situaties.
66
Figuur 4.7: neerslagintensiteit in mm [20]
Uit figuur 4.7 valt bijvoorbeeld af te leiden dat 1 x per 20 jaar er een bui valt van 21mm gedurende 15 minuten. Aan de hand van figuur 4.7 kan nagegaan worden voor welke situatie een parking in grasbetontegels voldoende is. k = 2*10-5 : 0,00002 m/s = 0,02 mm/s =1,2 mm/min = 18 mm/ 15 min k = 1*10-6 : 0,000001 m/s = 0,001 mm/s = 0,06 mm/min = 0,9 mm/ 15 min Bij een doorlaatbaarheidfactor k = 2*10-5 is de doorlaatbaarheid van de parking goed genoeg voor een kwartierbui die slechts 1 x per 10 jaar voorkomt. Bij een doorlaatbaarheidfactor k = 1*10-6 is de doorlaatbaarheid van de parking niet goed. Om de precieze doorlaatbaarheidfactor te kennen wordt best een bijkomende test uitgevoerd.
Een mogelijkheid om meer water te laten infiltreren is om de onderlaag dikker te maken. Die onderlaag heeft dan een extra bufferend effect, waardoor het gebufferde water nog later kan geïnfiltreerd worden.
De opbouw van een parking in grasbetontegels bestaat uit een fundering van steenslag, een onderlaag en de eigenlijke grasbetontegels. Een doorsnede is weergegeven in figuur 4.8.
67
Figuur 4.8: doorsnede opbouw parking
De onderlaag kan bestaan uit teelaarde en geëxpandeerde kleikorrels of men kan een bestaande laag leemhoudend zand gaan mengen met turf en teelaarde. De dimensionering van de lagen is afhankelijk van de te verwachten bovenbelasting. Verschillende dimensioneringen voor betonstraatstenen zijn weergegeven in figuur 4.9. Voor grasbetontegels worden dezelfde dimensioneringen gehanteerd.
Figuur 4.9: dimensionering lagen[21]
In figuur 4.9 is te zien dat de dikte van de betonstraatstenen, evenals de dikte van de fundering afhankelijk is van het verkeer. De onderfundering is afhankelijk van zowel het verkeer als van de doorlaatbaarheid van de grond. Voor de berekening van de aanleg van de parking, inclusief uitbreken van de huidige asfalt van de parking, werd informatie verworven bij een aannemersbedrijf uit Ingelmunster. Een kostenraming van de parking is weergegeven in tabel 4.1.
68
Tabel 4.1: kostenraming parking [22]
Omschrijving
Hoeveelheid
Eenheidsprijs
Bedrag
BTW
21% Uitbreken asfalt
4u
40 €/u
160.00€
Containers asfalt
2 st
220 €/st
440.00€
Uitgraven onderlaag
3u
40€/u
120.00€
Containers steenpuin
2 st
180€/st
360.00€
Container teelaarde
1 st
150€/st
150.00€
Container turf
1 st
110€/st
110.00€
Teelaarde mengen met turf en
4u
40€/u
160.00€
200 m²
22€/m²
4400.00€
200 m²
3.5€/m²
700.00€
nivelleren van terrein Plaatsen van grastegels(prijs inclusief tegels) Opvullen teelaarde + inzaaien gras
Subtotaal:
6600.00€
Totaal BTW
1386.00€
TOTAAL
7986.00€
Een parking van 200m² aanleggen in grasbetontegels kost bijna 8000€. De bodem dient dus voldoende doorlaatbaar te zijn om deze grote kost maken. Als conclusie kunnen we stellen dat bij een doorlaatbaarheidfactor k = 2*10-5 de keuze om de parking aan te leggen in grasbetontegels een goede optie is. Bij een doorlaatbaarheidfactor k = 1*10-6 is de keuze om de parking aan te leggen in grasbetontegels geen goede optie, aangezien de parking in dit geval slechts weinig buien aankan.
4.3.3. Afkoppeling in vier verschillende situaties Een gescheiden rioolstelsel of een IBA kan pas optimaal renderen indien iedere woning over een gescheiden afvoer van afvalwater en hemelwater beschikt. Hier wordt voor vier verschillende situaties de kostprijs (Annelies De Mey, persoonlijk contact) berekend voor de afkoppeling op huishoudniveau. Voor de vier situaties is telkens de huidige situatie (gemengde afvoer) weergegeven en is een mogelijke
69
toekomstige situatie (gescheiden afvoer) geschetst. Tevens worden de kosten verbonden aan deze aanpassingswerken geraamd op basis van huidige beschikbare gegevens weergegeven in tabel 4.2. De huidige en de voorgestelde situaties zijn weergegeven in bijlage 2 (IX t.e.m. XVI).
Tabel 4.2: gegevens voor kostenraming (exclusief BTW)
afvoerleiding PE buis
25€/m
graafwerken
10€/m
aanvulling met stabilisé
50€/m
aansluiting op riolering op 1 buis (gemengd, afvalwater of hemelwater)
600 €
op gescheiden stelsel
1.000 €
Situatie 1 betreft een woning in de Scheldestraat waarvan de afvoer van afvalwater en hemelwater net voor de riolering samenkomen. De afvoer gaat dan naar de riolering in de Caventestraat (straat die naast het huis loopt). In de Caventestraat is een gracht aanwezig. Een mogelijke oplossing kan erin bestaan om net voor de riolering de afvoer van afvalwater en hemelwater te splitsen. De afvalwaterbuis blijft via dezelfde leiding naar de riolering stromen, maar de hemelwaterbuis stroomt
via een nieuw aan te leggen
leiding naar de gracht. Hier dient slechts 3 meter afvoerleiding te worden aangebracht om de hemelwaterbuis naar de gracht te brengen. Hier is geen aansluiting op de openbare riolering nodig, aangezien de originele aansluiting behouden blijft. Tabel 4.3: kostprijsraming situatie 1
eenheidsprijs eenheid aantal
totaal
afvoerleiding PE buis
25
€/m
3
75
€
graafwerken
10
€/m
3
30
€
aanvulling met stabilisé
50
€/m
3
150
€
totaal
255
€
BTW
54
€
TOTAAL 309
€
70
Deze kostprijs is betrekkelijk laag en er wordt niet veel hinder ondervonden van de werken aangezien die plaatsvinden op de zijkant van het perceel. Men is dan ook bereid deze kosten uit te voeren.
Situatie 2 betreft een woning in de Ingooigemstraat. Deze woning beschikt over twee regenputten. Bij beide regenputten loopt de hemelwaterbuis volledig onder het huis door. De ene hemelwaterbuis loopt onder de keuken, waar ze samenkomt met de afvalwaterbuis vanuit de keuken. De andere hemelwaterbuis loopt onder de kinderkamer, toilet en gang. Onder het toilet komt deze leiding samen met de afvalwaterbuis van toilet en badkamer (de badkamer is gesitueerd boven het toilet). Beide gemengde leidingen komen op een verschillende plaats in de riolering terecht. Een mogelijke afkoppeling is om van beide regenputten de hemelwaterbuis af te koppelen en rechtstreeks een nieuwe leiding naar de riolering te brengen. Het originele deel van de hemelwaterbuis mag blijven, want het is een gravitaire afvoer, dus kan geen afvalwater in die richting stromen. Deze leiding dient wel afgedicht te worden. Hier dient voor de afvoerleiding links op de figuur 13 meter afvoerleiding te worden aangebracht om de hemelwaterbuis naar de openbare riolering te brengen. Voor de afvoerleiding rechts op de figuur is dit 17 meter. Voor beide afvoerleidingen dient een aansluiting op de openbare riolering gemaakt te worden. Tabel 4.4: kostprijsraming situatie 2
eenheidsprijs eenheid aantal
totaal
afvoerleiding PE buis
25
€/m
30
750
€
graafwerken
10
€/m
30
300
€
aanvulling met stabilisé
50
€/m
30
1500
€
aansluiting op riolering (op 1 buis)
600
€
2
1200
€
totaal
2550
€
BTW
535
€
TOTAAL 3085
€
In deze situatie is de scheiding van afvalwater en hemelwater duur. Ook de werken die ervoor moeten uitgevoerd worden kunnen voor hinder zorgen aangezien de werken langs beide kanten van het huis dienen te gebeuren. Bijgevolg is men niet bereid deze werken zomaar te laten uitvoeren.
71
Situatie 3 betreft een woning in de Mussestraat. Dit huis beschikt over een badkamer los van de woning. De afvalwaterbuis vanuit de badkamer komt samen met de afvalwaterbuis vanuit de keuken in de hemelwaterbuis. Dit is in de achtertuin. Een mogelijke afkoppeling is om de afvalwaterbuizen net voor ze in de hemelwaterbuis terecht komen af te koppelen en via een nieuwe afvalwaterbuis naar de geplande riolering te leiden. De hemelwaterbuis blijft dan zoals nu reeds het geval is naar de gracht stromen. Hier dient 15 meter afvoerleiding te worden aangebracht om de afvalwaterbuis naar de openbare riolering te brengen. Er dient een aansluiting op de openbare riolering gemaakt te worden met deze afvalwaterbuis.
Tabel 4.5: kostprijsraming situatie 3
eenheidsprijs eenheid aantal
totaal
afvoerleiding PE buis
25
€/m
15
375
€
graafwerken
10
€/m
15
150
€
aanvulling met stabilisé
50
€/m
15
750
€
aansluiting op riolering (op 1 buis)
600
€
1
600
€
totaal
1275
€
BTW
268
€
TOTAAL 1543
€
In deze situatie is de kostprijs voor scheiding van afvalwater en hemelwater niet duur, maar ook niet goedkoop. De werken die dienen uitgevoerd te worden kunnen voor hinder zorgen aangezien de werken vanuit de tuin helemaal langs het huis dienen uitgevoerd te worden. Bijgevolg is men niet bereid deze werken zomaar te laten uitvoeren.
Situatie 4 betreft een woning in de Klein Ronsestraat. De afvalwaterbuis en hemelwaterbuis komen samen voor de septische put. De gemengde leiding gaat dan via de septische put naar de riolering achter het huis. Een mogelijke afkoppeling is om de hemelwaterbuis voor samenkomst met de afvalwaterbuis af te koppelen en via een nieuwe hemelwaterbuis parallel met de huidige gemengde afvoerbuis te verbinden met de riolering.
Hier dienst 7 meter afvoerleiding te worden aangebracht om de hemelwaterbuis naar de openbare riolering te brengen. Er dient een aansluiting op de openbare riolering gemaakt te worden met deze hemelwaterbuis.
72
Tabel 4.6: kostprijsraming situatie 4
eenheidsprijs eenheid aantal
totaal
afvoerleiding PE buis
25
€/m
7
175
€
graafwerken
10
€/m
7
70
€
aanvulling met stabilisé
50
€/m
7
350
€
aansluiting op riolering (op 1 buis)
600
€
1
600
€
totaal
595
€
BTW
125
€
TOTAAL 720
€
Deze kostprijs is betrekkelijk laag en er wordt niet veel hinder ondervonden van de werken aangezien die plaatsvinden achteraan in de tuin. Men is dan ook bereid deze werken uit te voeren.
Afhankelijk van de situatie en de prijs is er een grote verscheidenheid in haalbaarheid van de afkoppeling op huishoudelijk niveau. Bij lage kostprijs en weinig hinder van de werken is de afkoppeling haalbaar op korte termijn. Bij hoge kostprijs en hinder van de werken is de haalbaarheid op korte termijn moeilijk. In deze situatie kan beter geopteerd worden voor een afkoppeling bij restauratie van de woning.
4.3.4. Plantenzuivering als alternatief van riolering [18], [23] Zoals reeds eerder aangegeven zal in de toekomst in de Mussestraat (case 1) een gescheiden riolering aangebracht worden die wordt aangesloten op de gescheiden riolering van de Tiegemstraat. De situatie wordt weergegeven in figuur 4.9.
73
Figuur 4.10: riolering case 1
Op figuur 4.9 is te zien dat de riolering van de huizencluster ook langs een andere woning in de Mussestraat loopt. Dit huis dient echter niet aangesloten te worden op de riolering, want dit huis beschikt reeds over een IBA. Dit wetende is de riolering van meer dan 1km die moet worden aangelegd voor deze huizencluster erg lang. In 1.5 werd reeds weergegeven dat voor een cluster woningen drie mogelijkheden zijn: -
iedere woning beschikt over een IBA
-
er wordt een riolering en een KWZI geplaatst
-
er wordt een riolering geplaatst en deze wordt verbonden met een bestaande riolering
Volgens de zoneringsplannen zal hier de derde mogelijkheid worden toegepast. Indien meer dan 100m afstand is tussen twee clusters kan worden geopteerd voor een KWZI. Hier wordt nagegaan wat het verschil in kostprijs is tussen de geplande riolering en het alternatief, namelijk de zuivering van het afvalwater op buurtniveau d.m.v. een plantenfilter.
4.3.4.1. Kostenraming riolering De nieuw aan te leggen riolering zou de volgende onderdelen bevatten: -
een gravitaire buis ter lengte van de huizenrij (320m)
-
persleiding ter lengte van de huizenrij en verbinding naar Tiegemstraat (1060m)
-
2 pompen (Minigemaal)
In tabel 4.7 zijn de richtprijzen van de kostprijsraming opgenomen.
74
Tabel 4.7: richtprijzen
kostprijs bouwkunde pomp
2.726,83 €
kostprijs electromechanica pomp
3.718,40 €
kostprijs persleiding
24,79€/m
kostprijs openbreken weg, leggen gravitaire leiding en wegherstel
421€/m
kostprijs huisaansluiting op gravitaire leiding
600€/woning
De bouwkunde van een pomp is de put en het metselwerk van de put, de elektromechanica is de pomp zelf.
Werkingskost pompen Er wordt gerekend dat een pomp 25 uur per jaar per woning werkt. Het is een pomp van 4kW, dus dit komt op 100kWh per woning per jaar. Voor de 10 woningen is dit 1000kWh, aan 0,15 € / kWh = 150 € / jaar
Een pomp wordt verondersteld om de 15 jaar te moeten worden vervangen. De riolering wordt verondersteld na 50 jaar te moeten worden vervangen De kostprijs voor 50 jaar wordt bepaald, dus tot op het tijdstip dat de riolering moet worden vervangen. Er kan verondersteld worden dat er 3 keer pompen nodig zijn gedurende die tijd (theoretisch 45 jaar goed, kan dus waarschijnlijk 50 jaar werken)
In tabel 4.8 is een overzicht gegeven van de kostprijsraming bij aanleg van een nieuwe riolering, evenals de werkingskosten gedurende 50 jaar.
75
Tabel 4.8: kostprijsraming riolering
eenheidsprijs eenheid
aantal
totaal
2 * bouwkunde
2726,83
€
2
5.453,66
€
2* elektromechanica
3718,40
€
2
7.436,80
€
persleiding
24,79
€/m
1060
26.277,40
€
gravitaire leiding
421,00
€/m
320
134.720,00 €
huisaansluiting
600,00
€/woning 10
Installatiekost
2 pompen
6.000,00
€
subtotaal
179.887,86 €
Werkingskost
werkingskost pompen
150,00
€
50
7.500,00
€
vervangen pompen
3718,40
€
4
14.873,60
€
subtotaal
22.373,60
TOTAAL
202.261,46 €
€
De kostprijs voor een riolering komt dus op iets meer dan 20000€ per woning over 50 jaar.
4.3.4.2. Kostenraming plantenzuivering In analogie met de zuivering van hemelwater d.m.v. planten zoals beschreven in 2.4 kan ook afvalwater worden gezuiverd m.b.v. een plantenzuivering. Hieronder volgt de raming van de kosten bij aanleg van een plantenzuivering, evenals de omschrijving van werking en onderdelen. Theoretisch wordt voor de hoeveelheid I.E. gerekend met 2,5 I.E. per woning + 10%. Deze kostenraming is gerekend op 35 I.E., dit is omdat de plantenzuivering dan nog steeds groot genoeg is bij aansluiting van een nieuwe woning.
Huishoudelijk afvalwater heeft gemiddeld de volgende kenmerken: -
BZV: 400mg/l
-
CZV: 900mg/l
-
SS(zwevende stoffen): 600mg/l
76
Om te voldoen aan de Vlarem normen in oppervlaktewater dient de BZV, CZV en SS van het geloosde water beneden een maximumwaarde te liggen. Tabel 4.4 geeft het zuiveringsrendement weer dat nodig is om een aanvaardbare waterkwaliteit te bekomen.
Tabel 4.9: zuiveringrendement
BZV
CZV
SS
Influent =
400mg/l
900mg/l
600mg/l
Effluent=
25mg/l
125mg/l
60mg/l
87%
90%
Zuiveringsrendement= 94%
De voorgestelde zuivering bestaat uit 2 stappen: -
influentgemaal en slibcompostering
-
hoofdzuivering
Eerste stap: influentgemaal en slibcompostering Al het afvalwater wordt in een pompput (= influentgemaal) opgevangen. Met behulp van een verkleinpomp wordt het afvalwater afwisselend in twee parallel geplaatste bekkens gepompt. Terwijl het ene bekken wordt bevloeid, zal het andere zich in rustfase bevinden. De grootte van deze bekkens zijn afhankelijk van het aantal I.E. Ze zijn met riet beplant. Het afvalwater sijpelt doorheen de filterlaag en laat op de lavafilter een reukloos sediment achter. Reukloos in de zin van niet meer de reuk van slib maar wel van compost. Het stinkt niet omdat er een directe oxidatie is met de lucht. Binnen
de
daaropvolgende
zeven
dagen
durende
rustfase
begint
de
aërobe
mineralisering, deze is te vergelijken met composteren. Tijdens de rustfase van het ene bekken, wordt het parallel aangebrachte tweede bekken met ruw afvalwater bevloeid. Omdat het ruwe afvalwater minder dan 3% vaste stoffen bevat, en in de veraardingsfase nogmaals een groot deel aan volume verliest, is de werking van de slibcompostering lang mogelijk, zonder dat de sedimentatiebekkens moeten geruimd worden. De slibruiming dient gemiddeld na 30 jaar te worden uitgevoerd. Dit is alleen in het rietveld en er hoeft meestal niet herplant te worden. De rizomen van riet zitten uitgebreid in het veld tot onderaan zodat deze na slibruiming terug opschieten. De minimale beplante oppervlakte voor de slibcompostering bedraagt 2m²/I.E. In figuur 4.11 is een schets weergegeven van de plantenzuivering.
77
Figuur 4.11: plantenfilter
Tweede stap: hoofdzuivering Het voorgereinigde afvalwater wordt vervolgens via de overloopleiding naar de tweede trap van het zuiveringsstation geleid. De overloopleiding stroomt in de verdeelleiding die zorgt voor een goede verdeling over de volledige breedte van de hoofdzuivering. Deze tweede trap bestaat uit één langwerpig vlak bekken van 40cm diepte dat horizontaal doorstroomd wordt, en met minstens zeven tot vijftien verschillende water- en moerasplanten beplant wordt. De minimale beplante oppervlakte voor de hoofdzuivering bedraagt 5m²/I.E. Aan het einde van ieder bekken bevindt zich een meetcontrolepunt waarin het waterpeil van het desbetreffende bekken kan worden geregeld d.m.v. de schakelkast.
De werking van het verdeelsysteem De verdeling van het afvalwater over de twee rietvelden gebeurt afwisselend. Om dit automatisch te laten gebeuren dient men twee pompen te geplaatst, zodat pomp A of B bekken A of B kan bevloeien (zie figuur 4.11).
De gebruikte materialen Voor het kader wordt gebruik gemaakt van palen en planken uit gerecycleerde kunststof dat bestaat uit minimum 60% PE en een grijze kleur heeft. Deze zijn bestand tegen zuren, zouten en vetten. Voor de bekleding van de bekkens wordt een waterdichtingsfolie van het type Bytene 00251 voorzien. Dit is een geomembraan uit hoge dichtheid polyethyleen (HDPE) en is in het bijzonder geschikt voor de afdichting van:
78
-
vuilstortplaatsen
-
klaarbassins of bezinkvijvers
-
verzamelbekkens voor de industrie
Bytene 00251 wordt uitsluitend vervaardigd op basis van zuivere grondstoffen. Hierdoor worden constante eigenschappen en een optimale duurzaamheid gegarandeerd. Enkele eigenschappen zijn: -
zwelt niet en is rotvrij
-
UV gestabiliseerd
-
wortelvast
-
bestand tegen bitumen, olie en teer
-
levensduur van 300-400 jaar
-
goede lasbaarheid
-
goede bestendigheid tegen stress-cracking
-
goede chemische bestendigheid
Verder wordt ook gebruik gemaakt van driehoeksflenzen. Deze zijn nodig voor de aansluiting van de afvoerbuizen van de plantenfilter met de folie en de controle- en meetput. De driehoekflenzen zijn vervaardigd uit HDPE en inox sluitbouten. De controle- en meetputten bestaan uit PP of PVC met een diameter van minimaal 315mm. De putten worden aangepast aan de gewenste hoogte. Het waterpeil van de bekkens wordt op eenvoudige wijze in de putten geregeld. In de meetput kan de staalname gebeuren. Het gebruikte filtermateriaal is Eiffellith Porodur Lava, opgebouwd zodat een hydraulische conductiviteit van 10-3 m/s en een poriënvolume van 40% wordt bereikt. Voor erosiebescherming wordt gebruik gemaakt van een erosiewerende mat op basis van 100% kokosvezel en voorzien van een zaadmix. Deze mat wordt in een humuslaag ingebed. Boven- en onderaan is de mat voorzien van een bio-degradeerbaar, PP grid. Deze matten worden bevestigd met houten bevestigingspinnen. Deze matten zullen, net als het bio-degradeerbaar PP grid langzaam afbreken in de tijd. De gebruikte pomp is een dompelpomp voor het versnijden en verpompen van afvalwater met een uitwendige versnijder. De pomp is een grinderpomp en is driefase 380V, 0.9 KW, verpompt
bij
0m
opvoerhoogte
20.3m³/h
afnemend
tot
14.4m³/h
op
7.10m
opvoerhoogte. Er is een schakelkast nodig per pomp. Deze schakelkast beschikt over een niveaudetectie via inox weerstandstaaf voor de pompschakeling. De schakelkast beschikt over een rood alarm licht bij pompstoring.
79
De gebruikte planten verschillen bij de slibcompostering en de hoofdreiniging. Bij de slibcompostering wordt gebruik gemaakt van riet. Bij de hoofdreiniging wordt onder andere gebruik gemaakt van waterbies, pluimzegge, mattenbies, gele lis, hangende zegge, valse cyperzegge, holpijp, moerasspirea, dotterbloem en vele meer.
De plantenzuivering is een zuivering voor 35 I.E. Het afvalwater van de woningen wordt via een gravitaire PE buis verzameld in de verzamelput. De gravitaire buis heeft een lengte van 360 m.
Kostprijs werking pompen Er wordt gerekend dat een pomp 30 minuten per dag werkt, dus dit is ongeveer 185 uur per jaar. Het is een pomp van 0,9kW, dus dit komt op 76,5 kWh per jaar. De kostprijs voor de werking van de pompen is dus 0,15 €/kWh * 76,5 kWh = 11,5 €/jaar Ook hier wordt verondersteld een pomp om de 15 jaar te moeten worden vervangen. De volledige plantenzuivering dient pas vervangen te worden wanneer de materialen beginnen te vergaan. Er kan verondersteld worden dat er 3 keer pompen nodig zijn gedurende die tijd (theoretisch 45 jaar goed, kan dus waarschijnlijk 50 jaar werken). Tevens is een jaarlijks onderhoud nodig. Dit onderhoud bestaat uit het snoeien van de planten. Na gemiddeld 30 jaar dient slib te worden geruimd, dit is dus één maal in de eerste 50 jaar. Dit is alleen in het rietveld en er hoeft meestal niet herplant te worden. De rizomen van riet zitten uitgebreid in het veld tot onderaan zodat deze na slibruiming terug opschieten. Het slib is eigenlijk meer kompost dat doorgroeit is met plantenwortels. Dat materiaal kan na analyse eventueel in de tuin worden verwerkt. De planten moeten en mogen niet vervangen worden om de filter niet overhoop te halen. Op plaatsen waar bepaalde planten na verloop verdwijnen wordt de ruimte door andere ingenomen. Bij de aanleg worden minimum een 17 verschillende soorten geplant en na een tiental jaren blijven er soms maar een vijftal over. De aard van de vervuiling speelt hierbij een rol, soorten wasprodukten, frequentie van bevloeiing met waswaters en/of toiletwater en zo meer. In tabel 4.10 is een overzicht gegeven van de kostprijsraming bij aanleg van een plantenzuivering, evenals de werkingskosten gedurende 50 jaar.
80
Kostprijs aanleggen plantenzuivering Tabel 4.10: kostprijs plantenzuivering
Hoeveelheid eenheid
eenheidsprijs som
subtotaal
1
1866,00
€
Installatiekost 1. studie en planning van plantenzuivering Seidel 35 IE
1866,00
1866,00
€
grondwerken 2. inrichten van de bouwwerf en
1
720,00
720,00
€
opmeten en afpalen van de bouwzone, en leveren materiaal noodzakelijk voor het bouwen van KWZI 3. klaarmaken van de bouwzone
350
m²
1,50
525,00
€
4. uitgraven van de bekkens van de plantenzuivering
86
m³
15,00
1290,00
€
5. bodem en zijkanten van de bekkens afwerken en verdichten
294
m²
1,75
514,50
€
6. afvoerleiding tot pompput door rietveld
1
10,00
10,00
€
7. gravitaire leiding(PE) van huizen naar pompput
360
l.m.
37,00
13320,00 €
8. aansluiting huizen op leiding
10
woningen 30,00
300,00
€ 15959,50 €
plantenzuivering 9. PVC-buizen, hulpstukken en drainageleidingen in de plantenzuivering
1
pakket
477,00
477,00
€
10. meetput, driekhoeksflenzen en controleschacht
4
stuks
102,00
408,00
€
11. damwand in recup kunststofpalen en planken
10
m
85,00
850,00
€
81
12. kader in recup kunststofpalen en inox bevestigingsmateriaal
102
l.m.
17,30
1764,60
€
13. bekkenafdichtingsfolie Bytene 00251 HPDE 1,5mm
392
m²
6,80
2665,60
€
14. erosiebeschermingsmat
76
m²
5,38
408,88
€
15. Afdeklat Paraju
102
l.m.
10,74
1095,48
€
16. Filterlichaam lavakorrels in verschillende kalibers en laagdiktes
124
m³
83,00
10292,00 €
17. Logatainerplanten
915
stuks
2,00
1830,00
€
18. inspuiflenzen B50 en grasdallen
1
24,00
24,00
€ 19815,56 €
pompstation 19. versnijderpompen
2
stuks
576,00
1152,00
€
20. schakelkast
1
stuks
838,00
838,00
€
21. stuwbuis en koppeling pomp
2
stuks
75,00
150,00
€
22. PE persleiding pompput tot rietveld
76
stuks
1,46
110,96
€
23. pompput PVC dia 500 lengte 2 m
1
stuks
266,00
266,00
€ 2516,96
€
inbedrijfstelling en onderhoud plantenzuivering 24. na het in bedrijf stellen wordt tijdens de eerste vegetatieperiode de volgende service geleverd:
1
1440,00
1440,00
€
-het maaien en verwijderen van het plantenmateriaal en 6 controlebeurten -opleiding verantwoordelijke 1440,00
biotoopvijver(80m²)
82
€
25. uitgraving vijver
45
m³
15,00
675,00
€
26. bentonietmatten
100
m²
9,90
990,00
€
27. balast 15cm leem of kleigrond
70
m²
12,00
840,00
€
28. overloop leiding van vijver PVC 160mm RWA
10
l.m.
18,00
180,00
€
29. overloop leiding van vijver naar gracht 160mm
50
l.m.
24,00
1200,00
€
30. grindoever 15cm
11
m²
16,60
182,60
€
31. vijverplanten
100
stuks
2,00
200,00
€ 4267,60
€
onderhoudswerken gedurende twee jaar 32. onderhoud rietveld
1
1200,00
1200,00
€ 1200,00
€
subtotaal 47065,62 €
Werkingskost werkingskost pompen
50
€
11,5
575,00
€
vervangen pompen
4
€
576
2304,00
€
onderhoud
50
€
150
7500,00
€
slibruiming
1
€
350
350,00
€
subtotaal 10729,00 € TOTAAL
57794,62 €
83
De kostprijs voor een plantenfilter komt dus op ongeveer 5800€ per woning over 50 jaar. In deze kostprijs is de kostprijs voor de studie aanwezig, maar de kostprijs voor de grond is niet meegerekend.
4.3.4.3. Conclusies Het aanleggen van een plantenfilter en het aanleggen van een riolering verschillen veel in kostprijs. Beide systemen hebben echter hun voor- en nadelen. Een plantenfilter heeft als voordelen: -
goedkoper om aan te leggen
-
de straat dient niet over meer dan een kilometer te worden opengebroken
-
een plantenfilter is mooi in de natuur in de planten
-
na bv. 30 jaar kan na een grote wijziging van het aantal I.E. de plantenfilter worden vergroot of nieuwe technologieën worden toegepast.
-
het gezuiverde afvalwater wordt ter plaatse terug in de gracht geloosd
Nadelen van een plantenfilter zijn: -
er dient grond verworven te worden om de plantenfilter te plaatsen, waardoor de kostprijs sterk kan stijgen. Er wordt aangenomen dat de gemiddelde kostprijs voor grondverwerving 40000€/ha kost.
-
indien vele nieuwe woningen dienen te worden aangesloten wordt de plantenfilter te klein, of dient deze meteen te worden vergroot, wat niet realistisch is
Een riolering heeft als voordelen: -
bij aansluiting van vele nieuwe woningen is er geen probleem
-
er dient niet te worden onteigend
4.3.5. Effect bij meer gebruik hemelwater Om na te gaan of een toename van het hemelwatergebruik de wateroverlast kan helpen te beperken dient rekening gehouden te worden met de dakoppervlakte van de woning, het volume van de regenput en de hoeveelheid neerslag. Tabel 3.2 geeft de relatie tussen horizontale dakoppervlakte en minimale tankinhoud van de regenput weer. Voor de hoeveelheid neerslag wordt gerekend met de gegevens uit figuur 4.12.
84
Figuur 4.12: neerslagintensiteit in mm [22]
Om na te gaan hoeveel hemelwater wordt opgevangen in de regenput wordt gerekend met een neerslag van 21 mm in 24 uur. Deze neerslag komt 5 maal per jaar voor. Dit gegeven werd gekozen om een neerslaghoeveelheid te hebben die gedurende 24 uur voorkomt en enkele malen per jaar.
Hier wordt berekend hoeveel liter hemelwater op een dakoppervlakte van 50 m² terechtkomt bij een bui van 21 mm in 24 uur. 21 mm = 0,021 m = 0,021 m³/m² = 21 l/m² = 1050 liter In tabel 4.11 wordt voor elke dakoppervlakte de hoeveelheid opgevangen hemelwater weergegeven voor een bui van 21 mm in 24 uur.
Tabel 4.11: hoeveelheid opgevangen hemelwater i.f.v de dakoppervlakte
Horizontale dakoppervlakte Minimale tankinhoud
Opgevangen hemelwater
50 tot 60 m²
3000 l
1050 tot 1260 l
61 tot 80 m²
4000 l
1281 tot 1680 l
81 tot 100 m²
5000 l
1701 tot 2100 l
101 tot 120 m²
6000 l
2121 tot 2520 l
121 tot 140 m²
7000 l
2541 tot 2940 l
141 tot 160 m²
8000 l
2961 tot 3360 l
161 tot 180 m²
9000 l
3381 tot 3780 l
181 tot 200 m²
10000 l
3801 tot 4200 l
Meer dan 200m²
5000 l per 100m²
Meer dan 4200 l
Hieruit blijkt dat indien de regenput halfvol is, dit voldoende buffering biedt om buien op te vangen over 24 uur. In deze 24 uur wordt tevens 120 liter per persoon verbruikt.
85
Bijgevolg mogen we stellen dat voldoende gebruik van hemelwater kan bijdragen tot het verminderen van de wateroverlast.
4.4.
Besluit
De nieuwe zoneringsplannen zorgen enkel voor een scheiding van afvalwater en hemelwater zonder dat dit water ergens anders heen stroomt. Deze plannen bieden geen oplossing voor de waterkwaliteit van de beken. Ook bieden ze geen oplossing voor de wateroverlast. De nieuwe zoneringsplannen samen met de plannen van Aquafin voor de collector, waarbij het afvalwater wordt opgevangen en naar een zuivering wordt gebracht, bieden wel een oplossing voor de waterkwaliteit. Deze plannen bieden echter nog steeds geen oplossing voor de wateroverlast. Om de wateroverlast tegen te gaan kunnen zowel op huishoudelijk niveau als op buurtniveau verschillende maatregelen getroffen worden in verband met bufferen of infiltreren van hemelwater.. Om de keuze te maken tussen bufferen en infiltreren van hemelwater dient rekening gehouden te worden met de doorlaatbaarheid van de bodem en de beschikbare ruimte. Op buurtniveau dient ook rekening gehouden te worden met de hoeveelheid meestromende bodem. Op huishoudelijk niveau is het aan te bevelen om zoveel mogelijk gebruik te maken van hemelwater, dit om de wateroverlast te verminderen en om een reductie van gebruik van drinkwater te bekomen. Om bewoners te stimuleren meer hemelwater te gebruiken en/of hun defecte pomp te repareren kan vanuit de gemeente een informatiecampagne gevoerd worden om de voordelen van het gebruik van meer hemelwater te promoten. Ook kan een informatiecampagne gevoerd worden om de mensen bewust te maken van de subsidiëringen die er gelden, aangezien deze kennis laag. Het is dus belangrijk om de mensen bewust te maken van de mogelijkheden van infiltratie. Bij het bouwen van nieuwe woonwijken kan vanuit de gemeente beslist worden om voetpaden meteen in waterdoorlatende stenen aan te leggen, of meteen een infiltratiesleuf te plaatsen naast de rijweg. Ook hemelwater infiltreren via waterdoorlatende parking of terras
of het
aansluiten van een infiltratiebed op de overloop van de regenput zorgt voor een vermindering van de wateroverlast. In het betrokken gebied kan wateroverlast voor een deel worden tegengegaan door meer gebruik te maken van hemelwater en meer hemelwater te infiltreren en bufferen.
86
Op buurtniveau kan men bufferen via grachten, deze bieden immers een groot bufferend vermogen. Het heropenen van vroeger bestaande grachten is daardoor een goede optie om wateroverlast tegen te gaan. De kosten voor het trekken van een gracht zijn laag in verhouding tot het te verwachten resultaat. Ook parkings kunnen als infiltratiezone aangewend worden. Om een betonnen parking van 200 m² opnieuw aan te leggen in grasbetontegels is de kostprijs 8000 €. Of deze hoge kost een goede keuze is hangt af van de doorlaatbaarheid van de bodem. Bij een doorlaatbaarheidfactor van 2*10-5 is de keuze om de parking aan te leggen in grasbetontegels een goede keuze. Slechts 1 keer om de 10 jaar is er een kwartierbui die deze parking niet aankan. Bij een doorlaatbaarheidfactor van
1*10-6 is de keuze om de parking aan te leggen in
grasbetontegels geen goede keuze. Bij deze doorlaatbaarheid kan de parking bijna geen enkele bui aan. Vooraleer een beslissing kan getroffen worden dienen vooraf ter plaatse doorlaatbaarheidtesten uitgevoerd te worden. Een gescheiden rioolstelsel of een IBA kan pas optimaal renderen indien iedere woning over een gescheiden afvoer van afvalwater en hemelwater beschikt. De kostprijs voor het individueel afkoppelen van woningen varieert sterk naargelang de situatie (van 300 € tot meer dan 3000€). Verschillende factoren bepalen immers de kost, zoals hoeveel aansluitingen er dienen gemaakt te worden op de riolering en hoeveel nieuwe leiding dient te worden aangelegd. Ook het al dan niet aanwezig zijn van een gracht zorgt voor een grote variatie in de kostprijs. Bij een lage kostprijs en indien weinig hinder is van de werken om af te koppelen is een onmiddellijke afkoppeling gunstig. Indien er een hoge kostprijs is en veel hinder van de werken om af te koppelen is het gunstiger dit te doen bij renovatiewerken aan de woning. Indien meer dan 100 meter riolering nodig is om een riolering van een huizencluster aan te sluiten op het rioleringnet kan worden nagegaan of een plantenzuivering als alternatief haalbaar is. Voor de beschouwde case kost de aanleg van een riolering drie maal meer dan de aanleg van een plantenzuivering. Om een plantenzuivering aan te leggen dienen echter nog de extra kosten gemaakt te worden om grond te verwerven en kan bij aansluiting van veel nieuwe woningen niet meteen ingegrepen worden, terwijl er bij een riolering geen probleem is voor nieuwe aansluitingen.
Prioritair wordt aanbevolen om de bewoners attent te maken omtrent de voordelen van een optimaal hemelwatergebruik. Daarnaast is het belangrijk om voldoende informatie en subsidiëring te voorzien omtrent de mogelijkheden van infiltratie.
87
Bibliografie en referenties [1]
De wetgeving over regenwater op een rijtje, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.waterwet.be/otw.html
[2]
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Vlaamse Codex, Beschikbaar op het World Wide Web: http://212.123.19.141/ALLESNL/wet/index.vwp?SID=0
[3]
Stok Tim, ‘Evaluatie van de bioband als kleinschalig waterzuiveringssysteem’. Kortrijk PIH Eindwerk tot het behalen van de graad Industrieel Ingenieur Milieukunde, 2001 Onuitgegeven
[4]
Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II), Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.emis.vito.be/navigator/Scripts/tree.asp?id_boek=53&volgnr=1&id_inhoud=-1&TreeHandle=0
[5]
VMM, ‘Zoneringsplannen: Wat te verwachten?’, Beschikbaar op het World Wide Web: http://admin-vvsg-prod.dad.be/cmsmedia/MPL%20d432.doc?uri=ff808081f d51c25000fd5bdbf78f0373&action=viewWorkingAttachement
[6]
Subsidies en toelages, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.vitrine.be/scripts/publicsite/phase5/ShowHome.jsp
[7]
Vanderstadt Hugo, ‘Gemeentelijk waterbeheer in het buitengebied’, 2003
[8]
VIBE vzw en Dialoog vzw, ‘Water infiltreren? Zeker proberen!, Handleiding voor de afkoppeling van hemelwater van de riolering’, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.vibe.be/downloads/pdf/Handleiding_Infiltratie.pdf
[9]
Waterloketvlaanderen, ‘hemelwater bufferen en infiltreren: toepassingsmogelijkheden’, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.waterloketvlaanderen.be/uploads/hemelwater_bufferen_en_infiltreren _toepassingsmogelijkheden.pdf
I
‘herwaardering van grachtenstelsel’, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.waterloketvlaanderen.be/uploads/Artikel_Water_herwaardering_grach ten.pdf
[10]
Water in stedelijk gebied, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.afkoppelwinkel.nl/regenwater/infiltreren/sleuf/sleuf.htm en http://www.afkoppelwinkel.nl/riolering/smartdrain/smartdrain.html
[11]
Milieuloket: Technische info: Hemelwaterinstallaties, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.destelbergen.be/frame.php?page= leefmilieu& subpage= milieuloket&sub_sub=211
[12]
Knapen NV, Schema regenwaterput, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.knapen.be/sections/pagecatalog/data/documents/regenwaterput.pdf
[13]
DVC Beregening B.V., pompen en machines, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.dvcshop.nl/default.aspx?tab=catalog&categoryId=200
[14]
ACSverhuur, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.acsverhuur.nl/ver huur.step2.php?cat=55&ACSverhuur_stack=383464c09602551ae11bfdffa37773 8e
[15]
Bosgraaf Food en Hygiëne Techniek, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.bosgraaftechniek.nl/internet/afwatering/vuilkorf.html
[16]
van der Velden Rioleringsbeheer, Afvalinzameling & verwerking Olie/vetafscheiders, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.vandervelden.com/
[17]
Agiv, Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen, Geo-Vlaanderen, Beschikbaar op het World Wide Web: http://web.gisvlaanderen.be/gis/diensten/geo-vlaanderen/?catid=8
[18]
Intercommunale Leidedal
II
[19]
Milieuadvieswinkel, Bouwzaam wonen, Regenwater, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.milieuadvieswinkel.be/index.php/02.01.02.05.03.01
[20]
KNMI, brochure neerslagfrequentie, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.knmi.nl/klimatologie/achtergrondinformatie/brochure_neerslag_freque ntie_2005.pdf
[21]
Febestral, Publicatie Waterdoorlatende betonstraatstenen, Beschikbaar op het World Wide Web: http://www.febestral.be/openbaar/downloads/publicaties/ waterdoorlatende_betonstraatstenen_NL.pdf
[22]
Grondwerken Maarten Bekaert
[23]
Lode Bourez, Bebouwen en Bewaren NV
III
Bijlage 1: Enquête Thema 1. Grootte van het gezin 1. Uit hoeveel personen bestaat uw gezin? ……. personen
Thema 2. Situatie mbt opvang van regenwater 2. Beschikt u over een regenput? Ja Neen Indien neen, waarom niet? …………………………………………… (ga naar vraag 8 )
3. Wat is het volume van de regenput? 500-1000 liter 1000-3000 liter 3000-5000 liter 5000-10000 liter 10000-20000 liter Ander volume
………………………………………………….
4. Waarvoor wordt het regenwater gebruikt? (meerdere antwoorden mogelijk) toilet
douche
vaatwasmachine besproeien van planten en gazon
bad
lavabo
wasmachine
gootsteen bijvullen visvijver
Schoonmaken binnen
Schoonmaken buiten
Auto schoonmaken
zwembad vullen
Ander
…………………………………………………………………
5. Bent u, indien mogelijk, bereid om regenwater voor nog andere toepassingen te gebruiken? Ja Neen
IV
Indien ja, wat? (meerdere antwoorden mogelijk) toilet
douche
bad
vaatwasmachine
lavabo
wasmachine
besproeien van planten en gazon
bijvullen visvijver
Schoonmaken binnen
Schoonmaken buiten
Auto schoonmaken
zwembad vullen
Ander
gootsteen
…………………………………………………………………………….
Indien neen, waarom niet? ………………………………………………………….
6. Volstaat de regenput, of moet soms worden overgeschakeld op leidingwater? Regenput volstaat Er moet worden overgeschakeld op leidingwater: 1 x per jaar 2 x per jaar 5 x per jaar Ander
…………….
Is er een filter aanwezig in de regenput of elders in de woning om het regenwater te zuiveren ? Ja Neen Geen idee Indien ja, wat voor filter? Lavasteen Filterkaars Andere Waarop is de overloop van de regenput aangesloten ? riolering
gracht
andere………………………………………………….....(welke?)
7. Hoeveel bedraagt de horizontale dakoppervlakte die naar de regenput gaat ? …………………………………………………………….m2
8. Hoeveel bedraagt de horizontale dakoppervlakte die NIET naar de regenput gaat? …………………………………………………………… m2 V
Waar gaat dit water naartoe? riolering
gracht
andere………………………………………………….....(welke?)
Thema 3. Situatie mbt bufferen en infiltreren van regenwater 9. Zijn hier al maatregelen genomen om regenwater te bufferen? Ja Neen Geen idee Indien ja, wat?( meerdere antwoorden mogelijk) regenput ander
groendak
wadi (infiltratiekom)
………………………………………..
10. Zijn hier al maatregelen genomen om regenwater te laten infiltreren? Ja Neen Geen idee Indien ja, wat? (meerdere antwoorden mogelijk) wadi (infiltratiekom) ander
infiltratiesleuf
bezinkput(verliesput)
…………………………………………
11. Is er een aparte afvoer van regenwater en afvalwater? Ja Neen Indien ja waar gaat het afvalwater heen? …………………………………………………… waar gaat het regenwater heen? …………………………………………………... 12. Hoe wordt het afvalwater afgevoerd? Via riolering Via gracht Indien via gracht Langs voor Langs achter Langs voor en achter VI
13. Is er een septische put of een eigen zuiveringsinstallatie aanwezig? Ja
Neen
Indien ja Septische put Andere zuiveringsinstallatie
Wat? ………………………………………………
14. Gaat het afvalwater naar een zuivering? Ja
Neen
Geen idee
Indien ja, waarheen? ...................................................... Indien neen, bent U bereid om het water zelf te zuiveren, mits subsidies? Ja
Neen
Geen idee
Thema 4. Kennis i.v.m. subsidies 15. Weet u dat er subsidies zijn voor het plaatsen van een regenput? Ja Neen 16. Weet u dat er subsidies zijn voor het plaatsen van een individuele behandeling van afvalwater? Ja Neen 17. Weet u dat er subsidies zijn voor infiltratievoorzieningen? Ja Neen
VII
Bijlage 2: Plannen Pagina IX: situatie 1 nu Pagina X: situatie 1 afgekoppeld Pagina XI: situatie 2 nu Pagina XII: situatie 2 afgekoppeld Pagina XIII: situatie 3 nu Pagina XIV: situatie 3 afgekoppeld Pagina XV: situatie 4 nu Pagina XVI: situatie 4 afgekoppeld
VIII
IX
X
XI
XII
XIII
XIV
XV
XVI