Installatiehandleiding Coach 6 (NL)
2
Inhoudsopgave 1. SYSTEEMEISEN VOOR COACH 6....................................................................................................................... 4 2. LEESWIJZER .................................................................................................................................................... 4 3. DE INSTALLATIE VAN COACH 6....................................................................................................................... 4 3.1 De standalone installatie van Coach 6.................................................................................................... 6 3.2. De snelkoppelingen van Coach 6 ........................................................................................................... 8 3.3 De installatie repareren .......................................................................................................................... 8 3.4 Updaten van de Coach 6 installatie ........................................................................................................ 8 3.5 Coach 6 deïnstalleren ............................................................................................................................. 8 3.6 ‘Stille’ (silent) installatie van Coach 6.................................................................................................... 9 3.7 De Coach 6 installatie draaien met een log-bestand .............................................................................. 9 3.8 Standalone Coach installaties via het netwerk verspreiden .................................................................... 9 4. DE COACH 6 NETWERKINSTALLATIE ............................................................................................................ 10 4.1 De Server-setup ..................................................................................................................................... 10 4.2 De Client-setup ..................................................................................................................................... 11 4.3 ‘Stille’ (silent) Client-setup ................................................................................................................... 13 4.4 Updaten van de Coach 6 netwerkinstallatie .......................................................................................... 13 5. HARDWARE-GERELATEERDE INFORMATIE .................................................................................................... 14 5.1 De drivers voor CMA-interfaces vanaf Coach 6.3 ................................................................................ 14 5.2 De Windows-hardwaredrivers installeren door systeembeheer ............................................................ 15 5.3 Installatieprocedure van de hardware-drivers ...................................................................................... 15 5.4 De installatie van de Windows-hardware drivers repareren ................................................................ 16 5.5 Nieuwe firmware voor CMA interfaces; programma FirmwareUpdate ............................................... 16
Vragen en oplossen van problemen Heeft u, bijv. n.a.v. de installatie nog vragen of problemen, kijk dan in de FAQ Software op de CMA-website (http://www.cma-science.nl rubriek ‘Ondersteuning’), of stuur uw vraag naar
[email protected]
Revisie 6.7, 3 juni 2015
Hardware en software worden gedistribueerd door CMA. CMA A.J. Ernststraat 169, 1083 GT Amsterdam T: 020 7600920 F: 020 7600929 E:
[email protected] W: http://www.cma-science.nl/ © CMA, Amsterdam Tekst: Vincent Dorenbos, Ewa Kędzierska
© 2006-2015, CMA
3
1. Systeemeisen voor Coach 6 Voor de Coach 6 Installatie > 300 MB op de Systeemschijf Administratierechten onder Windows 8.1/ Windows 8/Windows 7/Vista/XP
Minimumeisen voor de PC voor Coach 6 Een processor vergelijkbaar met een Pentium 4 2,4 GHz; 200 MB vrije diskruimte; 512 MB RAM (1 GB RAM aanbevolen); Aanbevolen schermresolutie 1024 x 768 of hoger, 16-bit kleur (minimaal 800x600); Windows besturingssysteem: Windows 8/ Windows 8.1/Windows 7/Windows Vista/ Windows XP (de installer is geschikt voor 32-bits én 64-bits besturingssystemen). DirectX 9.0c Internet Explorer v6.0 of hoger;
N.B.: Voor gebruik van de Vernier LabPro interface, is installatie van de LabQuest en LabPro USB device driver 1 (Win XP/Win Vista/Win 7) of de LabPro USB device driver nodig. Voor gebruik van de LEGO NXT interface is de installatie van de LEGO MINDSTORMS Education NXT 2 3 v2.0 driver software en van Microsoft .NET 2.0 nodig.
2. Introductie en Leeswijzer Coach 6 kan standalone geïnstalleerd worden, maar ook op een netwerk. Daarnaast is het bij Coach noodzakelijk dat voor enkele hardwareproducten een Windows-driver geïnstalleerd wordt. Vanaf Coach 6.31 zijn er nieuwe firmwares voor de gangbare CMA hardware, waardoor deze nieuwe meetmogelijkheden krijgt. Alle drivers en firmwares zijn bijgesloten in de installer van Coach 6 waardoor deze na installatie zonder toegang tot internet beschikbaar zijn. Sinds Coach 6.32 is er ondersteuning voor de nieuwe generatie CoachLab II+ (van na 2011). Vanaf 6.40 is er ondersteuning voor de CMA MoLab datalogger. Indien u Coach 6 standalone wilt installeren, leest u eerst hoofdstuk 3 over de standalone installatie. Lees hierna hoofdstuk 5 over de installatie van de Windows-drivers en het updaten van de firmware van al uw interfaces op school, zodat uw hardware goed werkt in combinatie met Coach 6. Indien u Coach 6 op een netwerk wilt installeren, lees dan hoofdstuk 3, 4 en 5. Coach bevat vanaf versie 6.31 heel veel nieuwe mogelijkheden. De revisiegeschiedenis geeft een overzicht. U vindt deze op de CMA-website www.cmascience.nl/software/coach6/wat_is_nieuw.html.
3. De installatie van Coach 6 Voor beide typen installatie (standalone of netwerk) begint u met dezelfde standalone installatie voor Coach 6. Deze wordt in dit hoofdstuk beschreven. Om Coach 6 te configureren voor gebruik op een netwerk zijn daarna nog twee extra stappen nodig. Deze worden beschreven in hoofdstuk 4 op pagina 8.
Let op: Tijdens de installatie van Coach 6 dient alle bij Coach behorende hardware van de PC ontkoppeld te zijn, omdat de apparaatstuurprogramma’s anders
1 2
3
Kan worden gedownload via http://www2.vernier.com/labpro/LabQuestLabProJungoDeviceDriver921.exe. Download deze driver hier: http://mindstorms.lego.com/en-us/support/files/default.aspx#Driver. Klik op Downloads en dan op knop PC. Alleen voor Windows XP.
4
niet correct installeren. Indien tijdens de installatie CoachLab II+ of €Motion aangesloten was op de PC, zie dan § 5.4.
5
3.1 De standalone installatie van Coach 6 Als u uw bestaande Coach installatie wilt updaten, de-installeer Coach dan eerst, nadat u een heeft gezorgd voor een reservekopie van uw eigen Coachdocumenten in de full.nl map (of submap). Zie hoofdstuk 3.5 voor details. Download de installer voor Coach 6 (NL) van de CMA website, rubriek Software>Coach 6 (zie voor meer informatie de licentiebrief) en sla het bestand op in een tijdelijke map. Sluit alle draaiende programma’s af. Ontkoppel alle CMA hardware van de computer. Dubbelklik op het gedownloade bestand. Klik op OK en vervolgens op Setup. De installer voor CMA Coach 6 (Nederlands) zal starten. Klik Volgende. Maak een keuze voor de map waarin de bestanden van Coach 6 zullen worden geïnstalleerd. Accepteer de genoemde standaardmap of klik op Bladeren... om een andere map te kiezen. Klik Volgende. Voer de Licentienaam en de Licentiecode in precies zoals deze staan in de Licentiebrief die u heeft ontvangen. (Beide velden zijn niet gevoelig voor hoofd- of kleine letters). Klik OK. Licentienaam en Licentiecode vormen samen een unieke combinatie die nodig is voor een succesvolle installatie van de software. U vindt deze informatie op de licentiebrief die u heeft ontvangen. Bewaar uw licentie op een veilige plek, en zorg dat deze niet beschikbaar komt voor iemand buiten uw school of instituut. Waarschuwingsmelding m.b.t. Logotest Windows XP Het is mogelijk dat u tijdens de installatie van Coach 6 en tijdens de installatie van de hardware driver voor €Motion een waarschuwingsvenster krijgt van Windows XP, dat de software de Windows Logo test niet heeft ondergaan. Om Coach 6 met succes te installeren is het nodig dat u op ‘Toch doorgaan’ klikt in deze dialoog. Indien u wilt dat deze waarschuwing niet verschijnt tijdens de installatie van Coach 6 (dit is bijv. nodig tijdens ‘stille’ installatie (zie § 3.6), kunt u deze als volgt uitschakelen: Kies, in het Windows Startmenu: Instellingen > Configuratiescherm.
6
In het Configuratiescherm kiest u Systeem. Klik op het tabblad Hardware en druk vervolgens op de knop Handtekeningverificatie (zie figuur links). Kies, in de dialoog die zich nu opent voor Negeren (zie figuur rechts). Klik OK.
Waarschuwingen uitzetten in Windows 8, Windows 7 en Windows Vista Om de Windows-drivers (low-level) voor CoachLab II+ (van voor 2011) en €Motion zonder waarschuwing te kunnen installeren moet u een certificaat van CMA installeren. Download dit hier: http://cma-science.nl/support/cmapublic.zip. Pak het zip-bestand uit in een tijdelijke map. Start een DOS-prompt met administratierechten en navigeer naar de map die de bestanden bevat en voer het bestand install.bat uit. Er verschijnt mogelijk een vraag of u de drivers van CMA wilt vertrouwen. Bevestig dat u de drivers vertrouwt. U kunt desgewenst aanvinken de drivers van CMA altijd te willen vertrouwen. Voltooien van de Coach 6 installatie Klik Voltooien om de standalone installatie af te sluiten. Kies of u de computer direct of later wilt herstarten. Voor de netwerkinstallatie gaat u verder met Hoofdstuk 4 (pagina 8). De standalone-installatie van Coach 6 is hiermee voltooid. Installeer hierna desgewenst de Windowsdriver voor CoachLab II+4 en/of €Motion (zie hoofdstuk 5) door deze apparaten aan te sluiten. 4
Dit geldt alleen voor CoachLab II+ modellen aangeschaft voor 2011. CoachLab II+ die u gekocht en ontvangen heeft vanaf februari 2011 maken gebruik van de standaard Windows USB-driver voor Menselijke Interface Apparaten (‘HID –Human Interface Device–), dezelfde klasse waaronder ook bijv. muizen en toetsenborden vallen, en waarvoor bij installatie geen speciale rechten nodig zijn.
7
3.2. De snelkoppelingen van Coach 6 Na installatie is de programmagroep CMA Coach 6 aangemaakt in het Startmenu van Windows (onder ‘Programma’s’). Hierin vindt u de volgende pictogrammen: Docent deze snelkoppeling start Coach in Docentmodus. De Docentmodus is beveiligd met een wachtwoord. N.B.:
Het wachtwoord is na installatie ingesteld op ‘0000’. Wijzig dit voor uw school in een ander wachtwoord via de optie Gereedschap>Wachtwoord-instelling.
Leerling hiermee bereikt u een submenu met de volgende snelkoppelingen: - 1. Meten – deze snelkoppeling start Coach 6 met de CMA Coach Projecten voor meten. De activiteiten zijn gemaakt op Student-niveau. - 2. Sturen & Regelen deze snelkoppeling start Coach 6 met de CMA Coach Projecten voor sturen. De activiteiten zijn gemaakt op Student-niveau. - 3. Videometen deze snelkoppeling start Coach 6 met de CMA Coach Projecten voor videometen. De activiteiten zijn gemaakt op Student-niveau. - 4. Modelleren – deze snelkoppeling start Coach 6 met de CMA Coach Projecten voor modelleren. De activiteiten zijn gemaakt op Student-niveau. - 5. Animaties - deze snelkoppeling start Coach 6 met de CMA Coach Projecten met activiteiten met animaties. De activiteiten zijn gemaakt op Student-niveau. Hulpprogramma’s: - RCX Control – hulpprogramma voor de LEGO Dacta RCX, o.m. voor het laden van de firmware. - FirmwareUpdate – hulpprogramma voor het bijwerken van de firmware van CMA interfaces CoachLab II+, €Lab, €Sense en voor het updaten van ULABs interne bibliotheek of firmware. Bij elke versie van Coach 6 worden altijd de laatste firmwares meegeleverd. Zie ook §5.5 van deze handleiding. - ULAB View – hulpprogramma om het ULAB-scherm op het computerscherm te tonen. Om Coach 6 te starten klikt u (in het startmenu van Windows) op Start>Programma’s en kiest u voor CMA Coach 6. Klik dan op één van de pictogrammen. Voor CMA MoLab datalogger is er aparte software beschikbaar die geen deel uitmaakt van de Coach-installatie. Zie hiervoor http://www.cma-science.nl/molab. 3.3 De installatie repareren Om de installatie van Coach 6 te repareren gaat u als volgt te werk: Open Instellingen > Configuratiescherm in het Startmenu van Windows. Kies Software. Kies CMA Coach 6 (Nederlands) uit de lijst en klik Repareren. Het reparatieproces van de Coach installer gaat nu van start. Volg de instructies op het scherm. Het is mogelijk dat u de licentie-informatie opnieuw moet invoeren. 3.4 Updaten van de Coach 6 installatie Indien er een update van Coach 6 beschikbaar is, de-installeer dan eerst Coach 6 alvorens de nieuwe installer te draaien. Zorg dat u een reservekopie heeft van uw eigen Coachdocumenten (projecten, activiteiten en resultaten) op een veilige plaats. Als u een standalone installatie gebruikt, dan klikt u na installatie op Voltooien. Als u een netwerkinstallatie wilt updaten, lees dan verder in §4.3 van deze handleiding. 3.5 Coach 6 deïnstalleren Om Coach 6 van uw systeem te verwijderen gaat u als volgt te werk: Open Instellingen > Configuratiescherm in het Startmenu van Windows. 8
Kies Software. Kies CMA Coach 6 (Nederlands) uit de lijst en klik Toevoegen/Verwijderen. Het deïnstallatieproces gaat nu van start. Volg de instructies op het scherm.
3.6 ‘Stille’ (silent) installatie van Coach 6 Het is mogelijk om tijdens de installatie een script te genereren waarmee alle andere machines automatisch van een standalone installatie van Coach 6 kunnen worden voorzien. Dit kan ‘stil’ (silent) gebeuren (d.w.z. zonder enige interactie van een gebruiker). Op deze wijze kunt u bijv. computers in uw netwerk voorzien van een standaloneinstallatie van Coach 6. Om dit te doen gaat u als volgt te werk. Het bestand setup.exe waarover in onderstaande paragrafen gesproken wordt is het installatie bestand (b.v. coach_6_52a_nl.exe). Zorg dat de driversignerings-waarschuwingen zijn uitgeschakeld en het laatste CMA certificaat is geïnstalleerd (zie § 3.1 op pagina 6 en 7). Draai het volgende commando vanaf een DOS commandoregel in de map met de Coach 6 installatiebestanden: setup.exe -r /f1"c:\setup.iss". De setup-dialogen verschijnen zoals boven beschreven. Voer de benodigde informatie in. Na installatie is het scriptbestand setup.iss aangemaakt in de locatie die direct (zonder spatie!) achter de optie /f1 is opgegeven. Indien de optie /f1 wordt weggelaten wordt het scriptbestand aangemaakt in de [Windir] map (de standaardinstallatiemap van Windows). Draai op alle andere computers het volgende commando (bijvoorbeeld vanuit een speciale map op de server): setup.exe /S/v/qn /f1"<pad naar setup.iss>" Wederom zonder spatie na /f1. De installatie wordt op deze computers ‘stil’ uitgevoerd, d.w.z. zonder enige gebruikersinteractie op voorwaarde dat de driversignerings-waarschuwingen zijn uitgeschakeld op alle computers waarop u dit script wilt draaien (zie pagina 4 en 5 voor aanwijzingen hoe deze waarschuwingen uit te zetten). 3.7 Standalone Coach installaties via het netwerk verspreiden Als alternatief voor de netwerkinstallatie van Coach 6 (zie hoofdstuk 4), kunt u ook een snapshot maken van een standalone-installatie van Coach en dit snapshot naar alle clients van uw netwerk verspreiden. Indien u op school gebruik wilt maken van CoachLab II+ of €Motion (bewegingsdetector), let er dan op dat u na installatie van de client, maar vòòr het maken van het snapshot. deze hardware op de client aansluit om de Windows-drivers te installeren. Na verspreiden van de standalone-installatie naar de andere clients van het netwerk, zal deze hardware dan direct zonder tussenkomst functioneren (zie hoofdstuk 5 voor details). U heeft hiermee niet de beschikking over de speciale netwerkfaciliteiten van Coach 6, zoals een gedeelde netwerkmap voor Coach lesmaterialen die door de school zijn gemaakt, en een gedeelde gebruikersbibliotheek voor zelfgemaakte sensoriconen. 3.8 De Coach 6 installatie draaien met een log-bestand Het is mogelijk om tijdens de installatie een log-bestand te laten bijhouden. Open hiertoe een DOS-prompt en type: setup.exe /verbose"C:\is.log". Hiermee wordt een bestand C:\is.log aangemaakt waarin precies vermeld wordt wat er gebeurd is tijdens de installatie van Coach 6.
9
4. De Coach 6 Netwerkinstallatie Instructies voor Systeembeheerders Naast het voordeel van het centrale beheer van de Coach installatiebestanden, biedt de netwerkinstallatie van Coach 6 een speciale Schoollocatie met twee mappen die vanuit Coach 6 vanaf iedere client toegankelijk zijn: een map Schoolprojecten, voor het opslaan en toegankelijk maken van Projecten/Activiteiten die op school zijn ontwikkeld; en een map met de Gebruikersbibliotheek, voor het opslaan en toegankelijk maken van sensor- en/of actuatoriconen die door de school zijn gemaakt of gewijzigd en die schoolbreed toegankelijk moeten zijn. Het pad naar de schoollocatie (uiteraard op de server) geeft u op tijdens de serversetup in de volgende stap. Coach maakt zelf de twee mappen aan in de schoollocatiemap. U bereikt de schoollocatie vanuit Coach het eenvoudigst via de knop ‘Favorieten’ in de dialoog ‘Bestand openen’. Om Coach 6 te configureren voor gebruik op een netwerk zijn, na het standalone installatieproces, twee extra stappen nodig: 1. configuratie van de server (de ‘Server-setup’); en 2. de configuratie van de client (de ‘Client-setup’) voor alle clients in het netwerk. Deze stappen worden hier in detail beschreven. 4.1 De Server-setup De server-setup is de eerste van de twee stappen die moeten worden uitgevoerd voor de netwerkconfiguratie van Coach. Tijdens de server-setup worden de Coach 6 bestanden overgezet van de locale machine naar de netwerklocatie (netwerk-share) die wordt gedeeld met alle computers op het netwerk. Gaat als volgt te werk: 1. Draai, om te beginnen, de Coach 6 installatie op één van de machines in het netwerk5 (bij voorkeur op de server zelf). Zie voor details de beschrijving van de standalone installatie van Coach 6 (Hoofdstuk 2). 2. Bij het eind van de standalone installatie drukt u op de knop Server-setup om de configuratie van de server te starten. Als de installatie al op een eerder tijdstip was gedaan, dan kunt u het programma ServerSetup.exe opstarten. Dit programma bevindt zich in de Coach 6 installatiemap (standaard: C:\Program Files \CMA\Coach6\Full.nl).
5
Zorg dat u in ieder geval schrijfrechten heeft in alle mappen die bij stap 2 worden aangegeven.
10
3. De hierboven getoonde dialoog verschijnt. In deze dialoog geeft u drie paden op naar de verschillende locaties voor Coach 6 bestanden op het netwerk6: De doelmap voor de installatiebestanden van de Coach-installatie. Voor deze bestemming kiest u een map die vanaf alle clients bereikbaar is (het gesuggereerde pad eindigt op ...\Coach6\full.nl). N.B.: Voor een optimale werking van Coach 6 is het nodig dat alle clients leesrechten hebben in deze map en géén schrijfrechten. De doelmap voor de Schoollocatie. Hierin komen de Schoolprojecten en de Schoolbibliotheek. Kies een map op de server die toegankelijk is vanaf alle clients. N.B.: Voor een optimale werking van Coach 6 is moet voor deze map de volgende rechten ingesteld worden: - Docenten: lees- en schrijfrechten7; - Leerlingen: leesrechten. Indien docenten hier geen schrijfrechten hebben kunnen zij geen nieuwe of bijgewerkte Coach 6 lesmaterialen (projecten en activiteiten) wegschrijven in de Schoolprojectenmap of de Gebruikersbibliotheek en zal daarvoor altijd de interventie van Systeembeheer noodzakelijk zijn. Het pad naar de instellingsbestanden-locatie (hieronder vallen de hardware instellingen en voorkeursinstellingen zoals de lijst met 'Favoriete' locaties en het wachtwoordbestand voor de Docentmodus). Kies een map op de server die vanaf alle clients toegankelijk is. N.B.: Voor de goede werking van Coach 6 moeten voor deze map de volgende rechten ingesteld worden: - Docenten: leesrechten; - Leerlingen: leesrechten. (Met schrijfrechten kan elke gebruiker nl. de voorkeursinstellingen (ook voor alle andere clients) wijzigen). 4. Klik op de knop Setup. 5. Na het kopiëren van de bestanden gaat u verder met de client-setup (§4.3). N.B.:Indien een client werd gebruikt voor de standalone Coach-installatie als voorbereiding van de netwerkinstallatie (zie stap 1, boven), dan moet deze installatie eerst verwijderd worden alvorens de client-setup op deze machine te installeren. 6. Indien de school al over Coach projecten beschikt (Coach 6 projecten of Coach 5 projecten, die u wilt converteren), kopieer deze dan handmatig naar de map Projects in de Schoollocatiemap. Dit kan op elk moment gebeuren (en herhaald worden). Bijvoorbeeld als een docent thuis een project heeft gemaakt dat voor de hele school beschikbaar moet zijn, kopieer dan de Projectmap naar de Schoolproject-locatie waarmee het project beschikbaar is voor alle clients. Als docenten schrijfrechten hebben in de Schoollocatie map, kunnen zij het onderhoud van projecten, activiteiten en Schoolbibliotheek zelf doen. 4.2 De Client-setup De client-setup moet op alle clients worden gedaan. Hiermee creëert u een programmagroep in het Startmenu op de client, en, indien nodig, de mogelijkheid om individuele clients te configureren voor specifieke instellingen (bijv. hardware-instellingen, lijstje met favoriete locaties, enz). U kunt het best een snapshot maken van de client voor en na de client-installatie en dit snapshot via het netwerk verspreiden naar alle andere clients
6 7
Alle paden kunnen worden opgegeven met stationsletters, of als UNC-pad (‘\\servernaam\...’). In een Novell-omgeving rechten voor lezen, schrijven, creëren en verwijderen (read, write, create, erase).
11
of, als alle clients identiek geconfigureerd moeten worden (of slechts een klein aantal afwijkt), kunt u client-setup ‘stil’ (‘silent’) uitvoeren (zie §4.3). Let op: Na installatie van Coach 6 wordt het sterk aangeraden de Windows-drivers voor CoachLab II+ en/of €Motion (indien deze hardware bij u op school gebruikt wordt) te installeren, zodat deze drivers gelijk meegenomen worden in het snapshot en meeverspreid worden naar alle clients, waardoor de genoemde hardware daarop zonder verdere tussenkomst zal werken. Zie hiervoor hfdst. 5. 1. Let op dat er geen locale installatie van Coach 6 of Coach 6 Studio MV is geïnstalleerd.8 Indien één van deze programma’s is geïnstalleerd, deïnstalleer dit dan, anders is het niet mogelijk de client-setup te draaien. 2. Open de map op de server waarnaar de Coach-installatiebestanden zijn gekopieerd (stap 3 van de Server-setup). Dubbelklik het bestand met de naam ClientSetup.exe. Indien u een foutmelding 1607 krijgt van Windows, kijk dan in de FAQ Software op de CMA site (http://www.cma-science.nl/support/faq/software.html#58). 3. U moet een tweetal dialogen doorlopen. Houd in principe alle standaardinstellingen aan. 4. Stap 1. De locatie van de programmabestanden op de server/share ingeven. Controleer het pad9 naar de schoollocatie op de server (de locatie met Schoolprojecten en Gebruikersbibliotheek) zoals ingegeven in stap 2 van de Server-setup (§4.2)). Als u de optie Locale kopie gebruiken aanvinkt krijgt de betreffende client een eigen kopie van de Schoolbibliotheek en Schoolprojecten-map (niet aanbevolen). Dit betekent dat wijzigingen op het netwerk niet zichtbaar zijn op deze client en dat de client geen wijzigingen kan doorvoeren op de Coach- instellingen op het netwerk (zoals bijv. het toevoegen van projecten aan de Schoolprojecten-map). Klik Volgende. 5. Een tweede dialoog opent zich. Controleer het pad8 in naar de gebruikerslocatie op de server (de locatie voor instellingen en het wachtwoordbestand) zoals ingegeven in stap 3 van de Serversetup (§4.2) Er zijn twee extra opties, die u alleen inschakelt indien de betreffende client afwijkende instellingen (m.n. voor hardware) behoeft. Voor de CMA Interfaces die via USB werken zijn geen aparte hardware-instellingen nodig en laat u deze opties beter uitgeschakeld: - Is de optie Locaal instellingen-bestand aanmaken aangevinkt (standaard uit), dan slaat de client de instellingen (o.a. hardware-instellingen en favoriete locaties) locaal op. 8 9
Coach 6 Lite mag wel naast een ander Coach 6 product geïnstalleerd zijn. Alle paden kunnen worden opgegeven met stationsletters of als UNC-pad (\\servername\...’).
12
- Is de optie Locaal wachtwoord-bestand aanmaken aangevinkt (standaard uit) dan wordt een locaal wachtwoordbestand voor de Docentversie aangemaakt. Wijzigingen in het Docentwachtwoord zijn dan alleen geldig voor die specifieke machine. Klik Volgende. 6. De installatie van de client zal nu beginnen. Bestanden worden gecreëerd volgens de instellingen in de voorgaande stappen. Na installatie heeft de client een programmagroep met snelkoppelingen naar Coach op de netwerklocatie. Het moge duidelijk zijn dat de netwerklocatie intact moet blijven om met Coach 6 te kunnen blijven werken. 7. Wilt u achteraf wijzigingen maken in de configuratie van Coach 6, log dan in met administratierechten op een client en voer de wijzigingen vanuit Coach door (bijv. wijzigen van het docentwachtwoord, of de map waarin Coach 6 opstart). 4.3 ‘Stille’ (silent) Client-setup Het is mogelijk om tijdens de installatie een script te genereren waarmee alle andere clients automatisch kunnen worden geconfigureerd. Dit kan ‘stil’ (silent) gebeuren (d.w.z. zonder enige interactie van een gebruiker). Om dit te doen gaat u als volgt te werk: Zorg dat de driversignerings-waarschuwingen zijn uitgeschakeld en het laatste CMA certificaat is geïnstalleerd (zie § 3.1 op pagina 6 en 7). Draai het volgende commando vanaf een DOS commandoregel in de Coach 6 installatie- map op de serverlocatie: ClientSetup.exe -r /f1"c:\setup.iss". De client-setup dialogen verschijnen zoals boven beschreven. Voer de benodigde informatie in. Na installatie is het scriptbestand setup.iss aangemaakt op de locatie die direct (zonder spatie!) achter de optie /f1 is opgegeven. Indien de optie /f1 wordt weggelaten wordt het scriptbestand aangemaakt in de [Windir] map (de standaard installatiemap van Windows). Kopieer het scriptbestand naar een locatie op de server waar de clients kunnen lezen. Draai, vanuit deze map op de server, op alle andere netwerkclients het volgende commando: ClientSetup.exe /S/v/qn /f1"<pad naar setup.iss>". De installatie van de client wordt nu ‘stil’ uitgevoerd, d.w.z. zonder enige gebruikersinteractie op voorwaarde dat de driversignerings-waarschuwingen zijn uitgeschakeld op alle clients waarop u dit script wilt draaien (zie pagina 4 onderaan voor aanwijzingen hoe deze waarschuwingen uit te zetten). Door het script-bestand setup.iss uit te voeren vanuit een ander scriptbestand is het mogelijk om meerdere clients ineens te installeren. N.B.: - Indien slechts een paar clients afwijken van de hele rest, is het mogelijk om alle clients automatisch te configureren, en daarna de client-setup handmatig uit te voeren op die clients die een afwijkende configuratie behoeven. Op deze laatste groep clients moet de CMA Coach 6 Clientsetup dan wel eerst gedeïnstalleerd worden. - Op dezelfde wijze is het mogelijk om de installatie ‘stil’ te repareren of te deinstalleren. Wordt clientsetup.exe gedraaid nadat het al eerder werd geïnstalleerd, zal de dialoog voor reparatie of de-installatie verschijnen. Indien clientsetup.exe werd gestart vanaf een commandoregel met dezelfde opties als hierboven, dan wordt eveneens een scriptbestand gegenereerd voor reparatie of de-installatie. Dit script kan ook automatisch op alle clients worden toegepast. 4.4 Updaten van de Coach 6 netwerkinstallatie Indien een update van Coach beschikbaar is is het over het algemeen zowel nodig de programmabestanden op de server als de clientsoftware te vervangen. Verwijder hieraan voorafgaand alle programmabestanden die naar de serverlocatie werden gekopi13
eerd in een eerdere server-setup. Installeer Coach 6 op een clientmachine en druk, bij het einde van de standalone-installatie, op de knop Server setup, om de nieuwe programmabestanden over te zetten naar de server (of draai ServerSetup.exe later vanuit de Coach installatiemap op de server om de server-setup los van het standaloneinstallatieproces te starten). Bij een grote update (major release) of een kleine update (minor release) waarbij de drivers van de interfaces zijn vernieuwd, zal het nodig zijn ook de clients te updaten. Deïnstalleer eerst de vorige client van de machine en draai dan de nieuwe ClientSetup.exe. Deze kan vervolgens via snapshot of op andere wijze verspreid worden over het netwerk.
5. Hardware-gerelateerde informatie 5.1 De drivers voor CMA-interfaces vanaf Coach 6.42 Koppel tijdens de Coach 6 installatie alle Coach-gerelateerde hardware los van de computer. Voor enkele CMA interfaces is een speciale Windows-driver (low-level) nodig. De driverbestanden voor CoachLab II+ (van vòòr 2011) en €Motion worden tijdens de installatie van Coach 6 naar het systeem gekopieerd (pre-installatie). Bij eerste aansluiten op de computer vindt de echte installatie plaats door de Windows-wizard ‘Nieuwe hardware’. CMA MoLab datalogger Voor de CMA MoLab datalogger is ondersteuning vanaf Coach 6.40. Op MoLab zelf draait Coach 6 CE. Het updaten van MoLab en Coach 6 CE gebeurt met aparte software die niet bij de Coach 6 installatie is inbegrepen. Er is ook een nieuwe versie Coach CE 6.42. Zie hiervoor de pagina MoLab ondersteuning: http://www.cma-science.nl/support/molab/. Voor gebruik van de CMA MoLab datalogger (Windows CE apparaat) met de PC hoeft alleen onder Windows XP een driver geïnstalleerd te worden. Deze driver en alle overige informatie en software met betrekking tot MoLab vindt u op de genoemde pagina. CMA CoachLab II+ Lees de informatie in deze paragraaf goed, indien de CMA CoachLab II+ interface op uw school gebruikt wordt. Informeer zonodig bij de vakleerkrachten of dit het geval is. Vanaf Coach 6.32 en hoger wordt de nieuwe serie CoachLab II+-modellen (verkocht vanaf februari 2011) ondersteund. Dit model ziet er aan de buitenkant identiek uit met het eerdere model, maar intern heeft het een vernieuwde USB-implementatie, waardoor deze nu in de USB klasse ‘Menselijk Interface Apparaat’ (HID –Human Interface Device–) valt. De driver hiervoor is standaard onder Windows aanwezig.10 Er zijn geen speciale rechten nodig om deze driver te installeren. De low-level Windows-driver voor de eerdere series CoachLab II+ (van voor 2011) is vanaf Coach 6.42 vernieuwd: deze driver lost een bug op bij hoge meetfrequenties vanaf 5000 Hz. Het wordt aanbevolen de nieuwe driver te gebruiken. De nieuwe driver is gesigneerd (geen rechten nodig bij installatie onder Windows 7 en Windows Vista) waardoor hierover ook geen meldingen meer opkomen tijdens de installatie van Coach bij Windows 7/Vista (mits het CMA certificaat is geïnstalleerd, zie pag. 4/5). Maar hij is niet WHQL gecertificeerd, omdat dat niet langer mogelijk is. Dit betekent dat bij Windows XP voor de installatie wederom administratierechten nodig zijn. Na installatie moet de computer opnieuw gestart worden (zie §5.2). Let op: als de CoachLab II+-driver (model voor 2011) al eerder op uw systeem geïnstalleerd was, dan zal Windows deze driver stilzwijgend blijven gebruiken. De Windows10
Deze versie van CoachLab II+ wordt door Windows onder de naam ‘CoachLab II++’ herkend.
14
driver wordt nl. niet mee gede-installeerd met Coach 6, omdat deze feitelijk geen deel uitmaakt van de Coach 6 installatie (hij wordt alleen meegekopieerd tijdens de installatie). Overschakelen op de nieuwe driver kan alleen handmatig (met administratierechten). Als u wilt overschakelen op de nieuwe driver ga dan als volgt te werk: Sluit een CoachLab II+ (van voor 2011) aan op de computer (zie onder hoe u dit model kunt herkennen). Ga naar Apparaatbeheer, en zoek in de sectie Poorten (COM & LPT) of de sectie USBapparaten naar een vermelding van ‘CoachLab 2+’. Rechtsklik hierop en kies ‘Stuurprogramma’s bijwerken…’ Er verschijnt een wizard. Kies in de eerste dialoog voor ‘Nee, deze keer niet’. En kies in de volgende stap(pen) de defaultinstellingen. De nieuwe driver zal nu geïnstalleerd worden. Hoe kan ik herkennen welk model CoachLab II+ ik heb? Het nieuwe CoachLab II+-model (vanaf 2011) is te herkennen aan een sticker op de achterkant waarop staat ‘SAG10’. CoachLab II+-modellen van voor 2011 hebben vaak ook een sticker, maar hierop staat een andere tekst, o.a. ‘SAG8’ of nog anders. Ook kunt u in Apparaatbeheer het productnummer nagaan: CoachLab II+ (van voor 2011): productnummer 0x0102 CoachLab II+ (van na 2011): productnummer 0x0103 CMA €Motion Lees de informatie in deze paragraaf goed, indien de CMA €Motion interface op uw school gebruikt wordt. Informeer zonodig bij de vakleerkrachten of dit het geval is. CMA €Motion is een USB bewegingsdetector die ook als interface in Coach gebruikt kan worden. De Windows-driver voor €Motion is vanaf Coach 6.3 vernieuwd. Deze driver is gesigneerd (maar niet WHQL gecertificeerd), hierdoor is het mogelijk dat tijdens de Coachinstallatie onder Windows XP nog een melding op het scherm komt (zie §3.1, onderaan). Voor de installatie van de driver (bij eerste aansluiten van €Motion) zijn onder Windows XP administratierechten nodig. 5.2 De Windows-hardwaredrivers installeren door systeembeheer Het is aanbevolen om de driver installaties voor CoachLab II+ (van voor 2011) en €Motion (indien aanwezig op school) te laten uitvoeren door een systeembeheerder, direct na de Coach 6.42 installatie, zodat deze drivers worden mee gedistribueerd met de installatie van Coach 6. Bij een standalone installatie geschiedt dit nadat het installatieproces voltooid is. Bij een netwerkinstallatie gebeurt dit tijdens de client-installatie (zie §4.3). U heeft hiervoor de betreffende hardware nodig om aan te sluiten. De wizard Nieuwe hardware zal de drivers dan installeren (zie 5.3). Als de geïnstalleerde driver deel uitmaakt van het image, voorkomt u, indien op uw instelling software of hardware gebruikt wordt die de PC’s bij een herstart terugbrengt in een schone toestand, dat door de herstart van het systeem bij het eind van de CoachLab II+ driverinstallatie een soort lus situatie ontstaat waarbij de driver steeds weer geïnstalleerd moet worden. 5.3 Installatieprocedure van de hardware-drivers Installeer de laatste versie van Coach 6. Zorg, naar gelang de school over CMA CoachLab II+ (van voor 2011) en/of €Motion beschikt dat u deze hardware incl. bekabeling beschikbaar heeft. Sluit CoachLab II+ aan op het lichtnet en op de USB-poort van de computer. 15
Wacht tot de wizard ‘Nieuwe hardware’ aangeeft dat de driverinstallatie voltooid is. Sluit €Motion aan op de USB-poort van de computer. Wacht tot de wizard ‘Nieuwe hardware’ aangeeft dat de driverinstallatie voltooid is. Test, als Coach 6 én de low-level hardware-drivers geïnstalleerd zijn of de hardware werkt en maak dan een snapshot en verspreid dit naar alle netwerkclients. Zo zijn álle clients direct voorbereid op gebruik van deze hardware en zal –in vergelijking tot installatie door de eindgebruiker tijdens lessituatie – de les niet opgehouden worden. 5.4 De installatie van de Windows-hardware drivers repareren Indien CoachLab II+ (van voor 2011) en/of €Motion tijdens de installatie van Coach 6.32 toch was aangesloten op de computer, dan kan de installatie van de Windows-drivers als volgt worden gerepareerd: Ga naar: 'C:\Program files\CMA\Coach6\Common\CL2PlusDriverInstall' (of een vergelijkbare locatie indien Coach in een andere map geïnstalleerd wordt). Voer het programma 'CL2PlusInstaller.exe' uit (administratierechten vereist) en volg de aanwijzingen op het scherm. Antwoord ‘Ja’ op de vraag of de 'CoachLab 2+' (allereerste) of ‘CoachLab II+’ (tweede) driver verwijderd moet worden. Koppel CoachLab II+ los van de computer en herstart de computer. Verbind CoachLab II+ na de herstart opnieuw. De nieuwe (derde) driver wordt dan geïnstalleerd. 5.5 Nieuwe firmware voor CMA interfaces; programma FirmwareUpdate Vanaf Coach 6.32 zijn er nieuwe firmwares voor een aantal CMA interfaces, te weten: CoachLab II+; CLAB, ULAB; €Lab; en €Sense. De firmwarebestanden worden altijd mee geïnstalleerd met Coach 6, zodat deze altijd op uw systeem aanwezig zijn. Het wordt sterk aanbevolen om de firmware van uw interfaces up-to-date te houden. Dit is eenvoudig, want vanaf versie 6.31 voert Coach bij het openen van een activiteit automatisch een test uit of de firmware van de interface up-to-date is. Is dat niet het geval, dan verschijnt een vraag of de firmware geüpdatet moet worden. Als de vraag met ‘Ja’ beantwoord wordt, dan opent FirmwareUpdate voor de betreffende interface. Het updaten van een interface kost maximaal 30 seconden. Klik in FirmwareUpdate op de knop van de interface die u wilt updaten. Let op dat de interface tijdens het updaten op de juiste wijze verbonden is met de computer en, bij ULAB, dat deze verbonden is met het lichtnet. Het updateprogramma toont automatisch de firmwarebestanden voor de interface. Klik het firmwarebestand aan met het hoogste versienummer. (De originele firmwarebestanden met lagere versienummers worden ook meegeleverd, zodat u desgewenst de oude firmware kunt terugplaatsen). Het firmwareupdateprogramma kan ook gestart worden via het Startmenu: (Start>Programma’s11>CMA Coach 6>Hulpprogramma’s>FirmwareUpdate). Is een interface eenmaal geüpdatet, dan is hij klaar voor gebruik met Coach 6.31 of hoger. Zie de revisiegeschiedenis van Coach 6 op de CMA-website voor een overzicht van alle nieuwe mogelijkheden: http://www.cma-science.nl/software/coach6/wat_is_nieuw.html
11
Firmwarebestanden hebben een naamconventie:
#-*.hx2. Hierin is de verkorte naam van de interface, # het firmwareversienummer, * de firmwaretaal.
16