Inspectierapport Peuterspeelzaal Het Parapluutje Taxuslaan 32 1702 SC HEERHUGOWAARD
Toezichthouder: In opdracht van gemeente: Datum inspectie: Type onderzoek: Status: Datum vaststelling inspectierapport:
GGD Hollands Noorden Heerhugowaard 27 oktober 2015 Jaarlijks onderzoek Definitief 13 november 2015
Inhoudsopgave Het onderzoek .................................................................................................................3 Observaties en bevindingen ...............................................................................................4 Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.....4 Pedagogisch klimaat .....................................................................................................6 Personeel en groepen.................................................................................................. 10 Veiligheid en gezondheid ............................................................................................. 12 Ouderrecht................................................................................................................ 15 Inspectie-items.............................................................................................................. 18 Gegevens voorziening..................................................................................................... 24 Gegevens toezicht.......................................................................................................... 24 Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal......................................................................... 25
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
2 van 25
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 2.20 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Beschouwing Stichting Christelijke peuterspeelzalen Het Parapluutje heeft een locatie in Heerhugowaard en een locatie in Broek op Langedijk. Peuterspeelzaal (PSZ) Het Parapluutje te Heerhugowaard bestaat sinds augustus 2008 en is vanaf 1 maart 2012 een gesubsidieerde PSZ. De PSZ is daarnaast sinds juni 2013 een officiële VE (Voorschoolse Educatie) locatie. De locatie in Heerhugowaard is het afgelopen jaar bij aanvang van het nieuwe schooljaar op 17 augustus verhuisd van het bijgebouw van basisschool De Kleine en Grote Beer naar een lokaal in de basisschool. Inspectiegeschiedenis Op 4 april 2013 heeft een jaarlijks inspectiebezoek plaatsgevonden. Er is aan alle getoetste voorwaarden voldaan. Op 30 september 2014 heeft het volgende jaarlijks inspectiebezoek plaatsgevonden. Niet aan alle voorwaarden bleek toen voldaan. Het betrof diverse overtredingen binnen de domeinen: Pedagogisch Klimaat Personeel en Groepen Veiligheid en Gezondheid Ouderrecht Er is vanuit de gemeente Heerhugowaard geen handhavingsactie gestart n.a.v. de inspectiebevindingen. De inspectie De verhuizing van de PSZ is niet conform de regelgeving kenbaar gemaakt bij de gemeente Heerhugowaard, noch bij de GGD Hollands Noorden. Dat, en gezien de mate van overtredingen in 2014, is bij deze jaarlijkse inspectie gekozen om alle voorwaarden (van toepassing) te beoordelen. Deze jaarlijkse inspectie van 2015 heeft onaangekondigd plaatsgevonden op dinsdag 27 oktober. De inspectie bestond uit een gesprek met de beroepskrachten en houder, een documenten onderzoek en een (pedagogische) praktijkobservatie. Conclusie Op diverse overtredingen is sprake van recidive. Op enkele aspecten heeft de houder voldoende passende maatregelen getroffen. Desalniettemin wordt niet voldaan aan verschillende voorwaarden binnen de domeinen: Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet Pedagogisch Klimaat Veiligheid en Gezondheid Ouderrecht Binnen het domein Ouderrecht heeft overleg en overreding plaatsgevonden. Zie voor aanvullende informatie het inspectierapport. Advies aan College van B&W De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid. De adresgegevens dienen te worden aangepast. De houder dient hiervoor een wijzigingsformulier in te dienen bij de gemeente Heerhugowaard.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
3 van 25
Observaties en bevindingen Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen In de Wet kinderopvang wordt het volgende onder verantwoorde kinderopvang verstaan: opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Alle kindercentra, gastouders, gastouderbureaus en peuterspeelzalen staan geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Het LRKP is openbaar en in te zien via www.landelijkregisterkinderopvang.nl. Alleen als de kinderopvangvoorziening juist is opgenomen in het LRKP, hebben ouders recht op kinderopvangtoeslag en/of (gemeentelijke) subsidie.
Peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet De gegevens in het LRKP zijn onjuist. De locatie staat geregistreerd op de Taxuslaan 32 te Heerhugowaard, terwijl de opvang plaatsvindt op de Plutolaan 2 te Heerhugowaard. De houder heeft de opvangvoorziening verhuisd zonder daarvoor de nodige stappen te ondernemen. Tijdens haar contact met de toezichthouder medio 2015 is zij reeds gewezen op haar verantwoordelijkheid hiervan melding te maken bij de gemeente Heerhugowaard. Dit, om de nieuwe locatie te laten registreren in het LRKP. In principe heeft de houder contact gezocht met de gemeente, maar niet bij de juiste afdeling. Zonder een concrete reactie op haar melding van verhuizing of akkoord voor exploitatie, heeft de houder de verhuizing doorgezet. De werkwijze rondom het openen van een nieuwe locatie of een verhuizing is via meerdere bronnen te achterhalen; via de gemeente, de GGD, de website van de rijksoverheid, de brochure kinderopvang die alle houders medio 2013/2014 hebben ontvangen en via de stichting Kinderopvang Langedijk. Deze laatste kan als informatiebron voor de houder dienen, daar de 2e locatie Het Parapluutje (te Langedijk) recent door de stichting is overgenomen en de houder daar als beroepskracht werkzaam is. Tevens had de stichting Kinderopvang Heerhugowaard door de houder kunnen worden benaderd, daar Het Parapluutje de groepsruimte van de PSZ met hen deelt. Er wordt opvoeding en verzorging geboden op de locatie, aan kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot zij het basisonderwijs starten. Echter, omdat de locatie niet geregistreerd staat op het adres waar de houder exploiteert, is er geen sprake van kinderopvang in de zin van de wet. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
Gedurende het verblijf in de peuterspeelzaal wordt verzorging en opvoeding geboden en wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van kinderen. (art 2.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het verblijf in de peuterspeelzaal is uitsluitend bestemd voor kinderen in de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs. (art 2.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
4 van 25
Peuterspeelzaalwerk en naleving wet- en regelgeving Tijdens dit onderzoek heeft de houder verschillende documenten inzichtelijk gemaakt. Onderzocht is of de houder voldoende maatregelen heeft getroffen om recidive van eerder geconstateerde tekortkomingen in haar vestiging(en) te voorkomen. Tijdens de jaarlijkse inspectie van 2014 zijn bij de locatie te Heerhugowaard diverse overtredingen geconstateerd. Conclusie Tijdens dit onderzoek van PSZ Het Parapluutje is gebleken dat de houder onvoldoende maatregelen heeft getroffen om recidive van alle eerder geconstateerde tekortkomingen te voorkomen. Diverse geconstateerde overtredingen zijn onveranderd gebleken of onvoldoende opgepakt om aan de gestelde eisen te voldoen. Zie de rest van het rapport voor aanvullende informatie. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder treft maatregelen om recidive van eerder geconstateerde tekortkomingen in zijn vestiging(en) te voorkomen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (houder, mevrouw M. Everaars) Interview anderen (beroepskrachten) Website (www.hetparapluutje.nl) www.landelijkregisterkinderopvang.nl
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
5 van 25
Pedagogisch klimaat Binnen de Wet kinderopvang gelden normen voor de aanwezigheid van een pedagogisch beleidsplan, de inhoud van een pedagogisch beleidsplan en de relatie van het beleidsplan met de praktijk. Tijdens dit onderzoek is het pedagogisch beleidsplan beoordeeld op inhoud en volledigheid. Onderzocht is of de nieuwe Wet- en regelgeving die geldt per 1 juli 2015 is uitgewerkt. Daarnaast is geobserveerd of de beroepskrachten in de praktijk van de opvang handelen naar de pedagogische basisdoelen in het algemeen en het pedagogisch beleidsplan specifiek. Pedagogisch beleid 2014 Tijdens de jaarlijkse inspectie is binnen dit item een overtreding geconstateerd: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de peuterspeelzaalgroep. 2015 Door aanpassing in de Wet kinderopvang op 1 juli 2015 zijn twee nieuwe voorwaarden met betrekking tot de inhoud van het pedagogisch beleidsplan aan de orde. Het betreft een beschrijving van de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan de peuterspeelzaalgroep waarin zij zullen worden opgevangen en een beschrijving van de wijze waarop het vierogenprincipe is vormgegeven. Conclusie 2015 De houder beschikt over een beleidsplan waarin de voor die PSZ kenmerkende pedagogische visie staat beschreven. Tijdens deze inspectie is de inhoud van het pedagogisch plan getoetst op de wettelijke voorwaarden. Het pedagogisch werkplan is in augustus 2015 vastgesteld en bevat bijna alle informatie, behalve de maximale groepsgrootte. Dit staat echter wel vermeld in het pedagogisch beleidsplan, versie 2015. Hierdoor wordt aan de meeste voorwaarden voldaan. Zoals hierboven vermeld, gelden per juli 2015 nieuwe eisen aan de inhoud van het pedagogisch beleid (en/of werkplan). In beide stukken komt het vierogenprincipe niet voor. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop het vierogenprincipe is vormgegeven.
(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub i Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk De uitgangspunten van het pedagogisch beleidsplan en andere pedagogische beleidsstukken worden door de houder onder de aandacht gebracht bij de beroepskrachten tijdens (team)overleg of per mail, en gedurende de opvang door middel van bijvoorbeeld feedback van de leidinggevende. Het laatste overleg heeft op 13 oktober 2015 plaatsgevonden. Voor de beoordeling van de pedagogische praktijk is het openbare ‘veldinstrument observatie pedagogische praktijk kindercentra en peuterspeelzalen’ (december 2014) gebruikt. Daarin staan de specifieke indicatoren beschreven waarop wordt geobserveerd. Indicatoren uit dit veldinstrument zijn cursief weergegeven.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
6 van 25
Persoonlijke competentie Autonomie De beroepskrachten geven de kinderen passende uitleg, aanwijzingen en correcties. Zij geven het kind daarbij autonomie om zelf te kiezen of mee te denken. Praktijkobservatie Op de website van de onderneming heeft de houder het volgende geplaatst: 'De leidsters zorgen voor een positieve begeleiding, rust en regels, staan stil bij de ontwikkeling van de peuters...', en 'Activiteiten zijn uitnodigend, maar nooit verplicht'. In de praktijk wordt dit uitgedragen. Kinderen mogen zelf hun spel bepalen, de kinderen krijgen een vrije keus. Bij een geplande activiteit, zoals een kleurplaat maken, mogen kinderen er zelf invulling aan geven. Als een kind met een minimale bewerking tevreden is en zegt dat het klaar is, dan is het werkje klaar. De bejegening van de beroepskrachten richting de kinderen is positief en stimulerend; 'ga maar kijken wat er op het programma staat!', en bij een duwpartij tussen kinderen benoemd de beroepskracht hoe het ook kan; 'wil je er langs X?, dan gaan wij een stapje opzij. Zie je, dat kan ook!'. Emotionele veiligheid Structuur en flexibiliteit Er is een dagschema met dagelijkse routines en activiteiten in een herkenbare en vertrouwde volgorde. Het biedt houvast voor kinderen. Het laat ruimte voor enige flexibiliteit voor onvoorziene situaties of uitloop van geplande activiteiten. Praktijkobservatie De PSZ werkt conform een vastgesteld dagritme. Hiervoor zijn streeftijden en activiteiten gesteld, maar hiermee kan flexibel worden omgegaan. Het exacte dagritme staat op de website van de houder. In de praktijk kan de kring langer of korter duren dan gepland, evenals het buitenspelen of de activiteit van het voorschools educatieprogramma. Tijdens de inspectie blijkt dit ook. Op het programma staat gepland dat de kinderen een creatieve activiteit gaan ondernemen. De kinderen zijn echter uitgelaten en is het prachtig weer buiten, waardoor de beroepskrachten besluiten de knutselactiviteit over te slaan en direct naar buiten te gaan. Overdracht van normen en waarden Structuur In de ruimte is op specifieke plaatsen informatie aanwezig (pictogram, woord, slogan, lijstje) waardoor kinderen weten welke afspraken of regels op die plaatsen en in de gehele ruimte gelden. De ruimte is voor kinderen hun eigen en vertrouwde omgeving. Praktijkobservatie De kinderen zijn, ten tijde van het inspectiebezoek, zichtbaar reeds vertrouwd met de nieuwe groepsruimte. In de praktijk wordt gewerkt met dagritmekaarten. Hiermee wordt aangegeven wat er op het programma staat en kunnen de kinderen de volgorde van het dagdeel bekijken. Kinderen gedragen zich tijdens de observaties over het algemeen naar de geldende afspraken en voelen zich verantwoordelijk voor de gang van zaken (bv opruimen, dingen op vaste plaatsen zetten). Daarnaast wordt structureel gewerkt met gebaren; elkaar aankijken, lekker eten/ drinken/ zwaaien, maar ook tijdens de liedjes; regen, droog, sneeuw, etc. Deze laatste gebaren zijn gebaseerd op de gebaren uit de Nederlandse gebarentaal. De houder informeert ouders over deze gebaren en stimuleert hen deze te gebruiken i.c.m. hun eigen (niet Nederlandse) taal. Op de PSZ leren de kinderen de Nederlandse taal i.c.m. met het gebaar dat voortkomt uit het thema, zoals regen. De kinderen gebruiken de gebaren in de praktijk. Bovenstaande betreft slechts enkele voorbeelden van verschillende observaties. Naar aanleiding van de praktijkobservaties is geconcludeerd dat tijdens het inspectiebezoek voldoende is voorzien in het waarborgen van de vier pedagogische basisdoelen en het naleven van het pedagogisch beleid.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
7 van 25
Voorschoolse educatie 2014 Tijdens de inspectie van 2014 is binnen dit item een overtreding geconstateerd. Het opleidingsplan voor 2014 is op moment van inspectie niet inzichtelijk en is niet bekend bij de beroepskrachten. De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. 2015 Onder voorschoolse educatie (VE) wordt de uitvoering van een gesubsidieerd programma verstaan, dat gericht is op het stimuleren van kinderen in hun ontwikkeling op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Conclusie 2015 Binnen de organisatie wordt VE geboden middels het programma Uk en Puk dat wordt aangeboden sinds half 2013. De locatie ontvangt voor het uitvoeren van de VE subsidiegelden van de gemeente Heerhugowaard. De locatie is 4 dagdelen per week geopend, 3 uur per dagdeel. Hiermee kan de houder per week de verplichte 10 uur aan VE bieden. Voor de omvang geldt dat per week altijd minimaal het genoemde aantal uur aan de groep wordt geboden (dus niet per (doelgroep) kind). De eisen uit het Besluit Basisvaardigheden kwaliteit voorschoolse educatie gelden namelijk op groepsniveau en zijn niet afhankelijk van het aantal aanwezige doelgroepkinderen. Dit uit zich in de praktijk middels bijvoorbeeld de thema's waarmee wordt gewerkt, zoals het thema tijdens de inspectie 'Regen' en tussentijdse leermomenten zoals tellen en vormen en kleuren benoemen. De organisatie beschikt over beroepskrachten die een passende VE opleiding hebben afgerond, maar niet alle beroepskrachten van de organisatie zijn VE- gediplomeerd. Tijdens de inspectie was één aanwezige beroepskracht volledig VE gediplomeerd, maar haar collega van die dag niet. Navraag bij de beroepskrachten leerde dat de voortgang m.b.t. het afronden van de opleiding niet bekend was. De houder heeft vervolgens na aanvullend contact aangegeven de beroepskracht z.s.m. de opleiding te laten afronden. Tot die tijd wordt niet aan de voorwaarde voldaan. De eisen voor VE gelden per groep en zijn onafhankelijk van het aantal doelgroepkinderen. Indien op een VE groep meer dan 8 kinderen aanwezig zijn, behoren er ook twee beroepskrachten aanwezig te zijn die beiden een VE scholing gevolgd hebben. Eén van de onderdelen rondom de VE betreft het scholingsplan. De toezichthouder heeft geïnformeerd bij de beroepskrachten naar het plan, maar die konden hierop geen antwoord geven. Zij waren hiermee niet bekend gemaakt. Navraag bij de houder leverde een document op genaamd Opleidingsplan 2015. Dit document voldoet echter niet, en wel om de volgende redenen: - het is niet concreet. Er staan maanden genoemd, geen data of duur - er staan onderdelen bij die niet VE relevant zijn, zoals de EHBO herhalingstraining - de beroepskracht die de opleiding nog niet heeft afgerond komt niet in het plan voor. In een opleidingsplan dient de houder aan te geven hoe zij de opgedane specifieke kennis en vaardigheden in de VE in een schooljaar onderhoudt bij de beroepskrachten. Het is van belang dat VE actueel blijft en dat medewerkers met regelmaat bij- of nageschoold worden. Het VE opleidingsplan is onderdeel van het totale VE beleid van de PSZ. De houder is hierover tijdens de inspectie van 2014 reeds geïnformeerd. Het opleidingsplan beschrijft een viertal bijeenkomsten waarvan er één VE specifiek is, betreffende VE bijscholing Motoriek Puk en Ko. Dit is niet voldoende om de opgedane specifieke kennis en vaardigheden van beroepskrachten te onderhouden. Training rondom gebruik van instrumenten voor de observaties in de praktijk ontbreken. De verdere deskundigheidsbevordering, VE overleg en coaching en overige middelen die in de praktijk aanwezig zijn (zoals praktijk ondersteuning of (gesubsidieerde) workshops) ontbreken.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
8 van 25
Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.
(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.
(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (houder, mevrouw M. Everaars) Interview anderen (beroepskrachten) Observaties (pedagogische praktijk, veiligheid- en gezondheidsaspecten) Website (www.hetparapluutje.nl) Huisregels/groepsregels (kinderen PSZ Parapluutje en kopie buitenspeelregels PSZ Kleine Grote Beer) Pedagogisch beleidsplan (versie 2015) Pedagogisch werkplan (versie augustus 2015) Notulen teamoverleg (13 oktober 2015) VVE-certificaten (beroepskrachten) Opleidingsplan voorschoolse educatie (2015)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
9 van 25
Personeel en groepen Binnen de Wet kinderopvang gelden normen voor de kwalificatie en inzet van beroepskrachten, stagiaires en beroepskrachten in opleiding. Tijdens de inspectie is onder andere naar verklaringen omtrent het gedrag, passende beroepskwalificaties, de opvang in groepen en de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en aantal kinderen (de beroepskracht-kindratio) gekeken. Verklaring omtrent het gedrag Personen, werkzaam in de kinderopvang of in het peuterspeelzaalwerk, worden door de overheid continu gescreend op functieaspecten passende bij hun functie, de zogenaamde continue screening. De toezichthouder heeft de verklaringen omtrent het gedrag (VOG) van personen werkzaam bij het kindercentrum beoordeeld. De beoordeelde personen zijn in bezit van een geldige VOG. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan. Passende beroepskwalificatie De toezichthouder heeft de diploma’s van de beroepskrachten beoordeeld. De beoordeelde beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening is opgenomen. Aan de getoetste voorwaarde is voldaan. Vrijwilligersbeleid De houder heeft een vrijwilligersbeleid, wat tot uitdrukking komt in een beleidsplan waarin onder andere het volgende staat omschreven: minimumeisen waar een in de PSZ werkzame vrijwilliger aan dient te voldoen afspraken die de houder met vrijwilligers maakt de taakomschrijvingen waarin wordt omschreven welke bijdrage aan het werk in de PSZ van de vrijwilligers wordt verwacht en op welke wijze dit samenhangt met het pedagogisch beleid. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.
Opvang in groepen De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen. In totaal werken er 4 beroepskrachten en 1 vrijwilliger op de PSZ. De PSZ is geopend op maandag- dinsdag- en vrijdagochtend van 8.45 uur tot 11.45 uur en donderdagmiddag van 13.00 uur tot 15.00 uur. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan. Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Tijdens de inspectie is de beroepskracht-kindratio beoordeeld. Er is een steekproef genomen uit de planning van de afgelopen periode. De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep is conform de voorwaarden. Tijdens de inspectie was de feitelijke bezetting 13 kinderen onder begeleiding van 2 beroepskrachten. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
10 van 25
Gebruik van de voorgeschreven voertaal De houder voert beleid waarin de voertaal Nederlands is. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (houder, mevrouw M. Everaars) Interview anderen (beroepskrachten) Observaties (pedagogische praktijk, veiligheid- en gezondheidsaspecten) Informatiemateriaal voor ouders (divers materiaal op locatie, de VE informatiebladen en de website) Website (www.hetparapluutje.nl) Nieuwsbrieven (VE- informatieblad thema Regen) Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten Vrijwilligersbeleid (sjabloon) Plaatsingslijsten (periode week 42 en 44 2015) Presentielijsten (periode week 42 en 44 2015) Personeelsrooster (vast basisrooster + aanduiding bij de entree wie er aanwezig zijn) Pedagogisch beleidsplan (versie 2015) Pedagogisch werkplan (versie augustus 2015) Notulen teamoverleg (13 oktober 2015)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
11 van 25
Veiligheid en gezondheid Binnen de Wet kinderopvang gelden normen die betrekking hebben op de veiligheid en gezondheid in een kindercentrum. De houder van een kindercentrum dient beleid te voeren dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in en rond het kindercentrum zoveel mogelijk is gewaarborgd. Tijdens de inspectie is beoordeeld of in een risico-inventarisatie schriftelijk staat vastgelegd welke risico's de opvang van kinderen met zich meebrengt. In de praktijk is beoordeeld of de uitvoering van bijbehorend beleid de risico’s ook daadwerkelijk ondervangt. Tevens is beoordeeld of de houder overeenkomstig de wettelijke meldplicht met betrekking tot kindermishandeling handelt, de kennis hiervan bevordert en hoe de uitvoering van het vierogenprincipe zich uit in de praktijk. Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid 2014 Tijdens de inspectie van 2014 zijn overtredingen geconstateerd binnen dit item: Afspraken hoe en binnen welke termijn beroepskrachten huisregels, protocollen en werkinstructies eigen maken en hoe zij de kennis 'up to date' houden zijn niet beschreven in het plan van aanpak. Bij het opstellen van plannen van aanpak is het van belang dat concreet wordt aangegeven wie verantwoordelijk is voor het uitzetten en implementeren van de acties. De uit een actie voortvloeiende maatregel dient door alle medewerkers te worden uitgevoerd. In een actieplan moet steeds een streef-, evaluatie- en realisatiedatum genoemd worden. Op het moment van het inspectie bezoek is geen risico inventarisatie veiligheid en gezondheid aanwezig. Er ontbreken (nog) bijpassende huisregels/werkwijzen en protocollen om de risico's m.b.t. het buitenspeelterrein van school te verkleinen. Opmerking: er is met de beroepskracht besproken dat het plan van aanpak moet worden uitgebreid met risico's die kunnen plaatsvinden m.b.t. de speeltoestellen en de zandbak van school. De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid opgesteld (+ 7 bijbehorende voorwaarden) 2015 Er wordt voor de uitvoering van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid (RIV/G) gebruik gemaakt van een sjabloon uit het digitale programma De Risicomonitor. In augustus 2015 is de jaarlijkse RIV/G uitgevoerd door de houder. In de RIV/G is aangegeven welke afspraken (werkafspraken, huisregels, protocollen, e.d.) zijn vastgesteld en welke maatregelen met betrekking tot de inrichting en accommodatie (vingersafes, veiligheidsglas, e.d.) zijn genomen. Er zijn schoonmaaklijsten, takenlijst en ongevallenregistraties aanwezig op locatie. Voor de medewerkers zijn werkinstructies, richtlijnen en protocollen beschikbaar op het gebied van gezondheid en veiligheid. Voor kinderen, ouders/ verzorgers en beroepskrachten zijn huisregels opgesteld. In de groepsruimten zijn tijdens de inspectie geen onveilige of ongezonde aspecten waargenomen.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
12 van 25
Conclusie 2015 Op grond van de gesprekken en de observatie van de praktijk op de groep, is geconcludeerd dat de beroepskrachten het veiligheid- en gezondheidsbeleid niet volledig kennen: Sinds de PSZ is gestart op de nieuwe locatie heeft geen ontruimingsoefening plaatsgevonden. Op zich is dit (nog) geen probleem mits deze gepland staat én beroepskrachten weten hoe te handelen en waar te verzamelen in het geval van calamiteiten. Dit is niet het geval. Er is geen ontruimingsplan aanwezig. De RIV/G wordt door beroepskrachten ingezien maar niet tijdens (werk)overleg met elkaar geëvalueerd. Beroepskrachten geven de op- en aanmerkingen op de inhoud door aan de houder die deze verwerkt. Het belang echter van een zorgvuldige implementatie, is dat diverse veiligheid- en gezondheidsaspecten met elkaar worden bediscussieerd en geëvalueerd. Zo stelt de RIV/G bijvoorbeeld dat geen hoge kinderstoelen worden gebruikt, terwijl dit in de praktijk wél het geval is. Het plan van aanpak beschrijft als verantwoordelijke voor de uitvoering van de nodige acties (concrete acties en/of implementatie van beleid) 'Algemeen Parapluutje'. Dit is onvoldoende concreet. In geval van onjuiste naleving van het beleid met mogelijk ernstige gevolgen van dien kan zo niemand specifiek verantwoordelijk worden gehouden. Een streef-, evaluatie- en realisatiedatum staan niet genoemd. Tevens, zoals ook in 2014 reeds benoemd, staan afspraken, hoe en binnen welke termijn beroepskrachten huisregels, protocollen en werkinstructies eigen maken en hoe zij de kennis 'up to date' houden, niet beschreven. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling 2014 Tijdens de inspectie van 2014 zijn overtredingen geconstateerd binnen dit item: De meldcode is niet aanwezig op de locatie. De beroepskrachten geven aan niet op de hoogte te zijn van de inhoud van de meldcode of de mogelijkheid om contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. (+ 2 bijbehorende voorwaarden) 2015 De bij Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is op 1 juli 2013 in werking getreden. In de Wet Kinderopvang is de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs aangeduid als deskundige. Medewerkers hebben bij een redelijk vermoeden van geweld of seksueel misbruik jegens een kind door een collega een meldplicht aan de houder. Bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit is een houder verplicht om in overleg te treden met de vertrouwensinspecteur.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
13 van 25
Conclusie 2015 Op de website van de houder staat het volgende: 'Bij het vermoeden van mishandeling of verwaarlozing, zal Het Parapluutje protocol meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling volgen, tevens zal bij twijfel en constatering van mishandeling contact worden opgenomen met het AMK. Het protocol ligt te inzage op de speelzaal. Mirjam Everaars is aandachtfunctionaris kindermishandeling'. Tijdens de inspectie is beoordeeld of de meldcode kindermishandeling aanwezig is en of de beroepskracht is geïnformeerd. De beroepskracht kent de nodige begrippen uit de meldcode en kan het te bewandelen traject in het geval van een vermoeden van kindermishandeling benoemen. Ook weet de beroepskracht van de aandachtsfunctionaris kindermishandeling en hoe de vertrouwensinspecteur van het onderwijs te contacteren. De Meldcode is op locatie aanwezig en voldoet aan de gestelde eisen. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan. Vierogenprincipe De houder dient een beleid te hebben opgesteld zodat alle beroepskrachten en beroepskrachten in opleiding bij hun werkzaamheden gezien of gehoord kunnen worden door een andere volwassene. In de praktijk zijn de volgende voorzieningen getroffen en/of afspraken gemaakt: de verschoonunit bevindt zich op de groep er is een doorzichtige afscheiding tussen de groepsruimte en de toiletruimte op de PSZ zijn altijd twee volwassenen aanwezig. Mocht dit niet het geval zijn, dan wordt, conform het opgestelde beleid, op onvoorspelbare momenten de groep bezocht door medewerkers van het basisonderwijs vanuit de hal kan via het glas in de deur en vanuit de toiletruimte de groep worden ingekeken. Ook vanaf de straatkant en het speelplein is de groepsruimte inzichtelijk. Op basis van bovengenoemde heeft de houder bij de implementatie van het vierogenprincipe de ruimten en momenten die een hoog risico vormen, voldoende in beeld gebracht. Aanvullende informatie Er is gekozen de term vierogenprincipe te gebruiken in plaats van vierogen- en -orenprincipe. Het betekent dat te allen tijde een volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren. Het betekent niet dat continue twee volwassenen aanwezig moeten zijn. In het licht van het vierogenprincipe is het belangrijk dat het werken met kinderen zo transparant mogelijk georganiseerd wordt. Bouwkundig open door bijvoorbeeld veel raampartijen maar ook openheid in het team door bijvoorbeeld een open aanspreekcultuur waarbij men elkaar feedback kan geven. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (houder, mevrouw M. Everaars) Interview anderen (beroepskrachten) Observaties (pedagogische praktijk, veiligheid- en gezondheidsaspecten) Website (www.hetparapluutje.nl) Risico-inventarisatie veiligheid (augustus 2015) Risico-inventarisatie gezondheid (augustus 2015) Actieplan veiligheid (2015) Actieplan gezondheid (2015) Ongevallenregistratie (2015) Veiligheidsverslag (Wrkafspraken veiigheid auustus 2015) Gezondheidsverslag (Werkafspraken gezondheid augustus 2015) Huisregels/groepsregels (kinderen PSZ Parapluutje en kopie buitenspeelregels PSZ Kleine Grote Beer) Meldcode kindermishandeling (versie brancheorganisatie juli 2013) Pedagogisch beleidsplan (versie 2015) Pedagogisch werkplan (versie augustus 2015) Notulen teamoverleg (13 oktober 2015)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
14 van 25
Ouderrecht Binnen de Wet kinderopvang gelden normen die betrekking hebben op de wijze waarop de houder de ouders betrekt en informeert inzake het beleid. Ouders dienen juist geïnformeerd te zijn over de gang van zaken in de PSZ en over minimaal het meest recente inspectiebezoek van de GGD. Tijdens de inspectie is beoordeeld in het geval van tegengestelde belangen tussen de houder en ouders, de ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke klachtencommissie. Informatie 2014 Tijdens de inspectie van 2014 is een overtreding geconstateerd binnen dit item: Het inspectierapport van april 2013 is niet op de website van de houder geplaatst. De houder geeft aan dat de website wordt verbeterd en veranderd. De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. 2015 De houder informeert de ouders door middel van de website, persoonlijke gesprekken, ouderavonden, de dagelijkse overdracht en nieuwsbrieven. Tijdens de inspectie van 2015 begint de houder op de eerste dag na de vakantie met het informeren van ouders. De ouders brengen hun kind naar de PSZ en nemen plaats in een aansluitende ruimte. Hier wordt het laatste VE thema geëvalueerd (Eet smakelijk) en het nieuwe thema (Regen) met ouders besproken. Een informatieblad wordt meegegeven. Conclusie 2015 De website bevat niet alle nodige informatie. Zo is noch het inspectierapport van april 2013 inzichtelijk, noch die van de jaarlijkse inspectie in september 2014. De overtreding van vorig jaar is niet verholpen. Omdat deze voorwaarde niet direct van invloed is op de praktijk, is hier zgn. overleg en overreding toegepast. De houder zet het meest actuele rapport op de website, inzichtelijk voor ouders, tijdens de conceptperiode van dit onderzoek. Voldoet de houder hieraan, dan zal onderstaande voorwaarde opnieuw worden beoordeeld. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 2.11 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
15 van 25
Klachten Bij het onder de aandacht brengen van de klachtenregeling moet duidelijk zijn dat een ouder zich te allen tijde rechtstreeks en zonder tussenkomst van de houder tot de externe klachtencommissie kan richten. De houder mag niet de indruk wekken dat een ouder eerst de interne procedure moet doorlopen, eer hij de klacht kan deponeren. Het Parapluutje is aangesloten bij de stichting Klachtencommissie Kinderopvang (sKK). De sKK stelt voor het behandelen van klachten onafhankelijke commissies samen bestaande uit drie deskundige mensen met ondersteuning van een ambtelijk secretaris. Conclusie 2015 De volgende regel van de sKK geldt: 'U dient per zelfstandige juridische eenheid een aparte aansluiting te hebben bij de sKK. Indien er diverse vestigingen zijn onder één juridische eenheid dan kunnen deze vestigingen als nevenvestiging aangesloten worden bij de sKK'. De organisatie is aangesloten bij de sKK, de locatie Heerhugowaard echter niet. N.a.v. de inspectie is de houder verzocht het openbaar klachtenverslag 2014 inzichtelijk te maken. De GGD heeft het document, conform de voorwaarden, niet tijdig ontvangen. Het document is toegestuurd maar voldoet niet aan de voorwaarden. De houder schetst één ontvangen klacht uit 2014 en geeft aan geen andere klachten te hebben ontvangen. In het openbaar klachtenverslag dient te staan:
een beknopte omschrijving van de klachtenregeling de manier waarop de klachtenregeling onder de aandacht van ouders wordt gebracht de samenstelling van de klachtencommissie in welke mate de klachtencommissie haar werkzaamheden heeft kunnen/moeten uitvoeren aantal en aard van de door de klachtencommissie behandelde klachten de strekking van de oordelen de aanbevelingen en aard van de genomen maatregelen.
Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van ouders die voldoet aan de beschreven eisen. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder ziet erop toe dat de klachtencommissie voor ouders werkt met een reglement. (art 2 lid 3 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder hanteert de termijn waarbinnen schriftelijk wordt gereageerd naar aanleiding van een oordeel van de klachtencommissie. (art 2 lid 5 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder leeft de geheimhoudingsplicht na. (art 2 lid 4 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag van ouders wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
16 van 25
Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (houder, mevrouw M. Everaars) Interview anderen (beroepskrachten) Observaties (pedagogische praktijk, veiligheid- en gezondheidsaspecten) Informatiemateriaal voor ouders (divers materiaal op locatie, de VE informatiebladen en de website) Website (www.hetparapluutje.nl) Nieuwsbrieven (VE- informatieblad thema Regen) Pedagogisch beleidsplan (versie 2015) Pedagogisch werkplan (versie augustus 2015) Notulen teamoverleg (13 oktober 2015) Klachtenregeling (verkorte versie zie website) Jaarverslag Wet klachtrecht cliënten zorgsector (2014)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
17 van 25
Inspectie-items Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet Gedurende het verblijf in de peuterspeelzaal wordt verzorging en opvoeding geboden en wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van kinderen. (art 2.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het verblijf in de peuterspeelzaal is uitsluitend bestemd voor kinderen in de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs. (art 2.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Peuterspeelzaalwerk en naleving wet- en regelgeving Er loopt geen handhaving in het kader van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen tegen de vestiging(en) van de houder. (art 2.5 en 2.6 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder treft maatregelen om recidive van eerder geconstateerde tekortkomingen in zijn vestiging(en) te voorkomen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor die peuterspeelzaal kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de peuterspeelzaalgroep. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de (spel)activiteiten waarbij kinderen hun peuterspeelzaalgroep dan wel de peuterspeelzaalgroepsruimte verlaten. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten bij hun werkzaamheden met kinderen worden ondersteund door andere niet structureel ingezette personen.
(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub d Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan de peuterspeelzaalgroep waarin zij zullen worden opgevangen.
(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub e Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
18 van 25
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal toegerust worden voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop het vierogenprincipe is vormgegeven. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub i Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.
(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.
(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het uitvoeren van het vierogenprincipe overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan.
(art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18a en 20 sub i Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Voorschoolse educatie De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s. OF Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
19 van 25
Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.
(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag Een verklaring omtrent het gedrag van de houder is bij het indienen van de aanvraag tot registratie aan het college van B&W overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 2.6 lid 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. (art 2.6 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 2.6 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is niet ouder dan twee jaar. (art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Vrijwilligersbeleid De houder heeft een vrijwilligersbeleid, wat tot uitdrukking komt in een beleidsplan.
(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het vrijwilligersbeleid staan minimumeisen waar een in de peuterspeelzaal werkzame vrijwilliger aan dient te voldoen. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen))
In het vrijwilligersbeleid staan afspraken die de houder met vrijwilligers maakt. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het vrijwilligersbeleid staan de taakomschrijvingen waarin wordt omschreven welke bijdrage aan het werk in de peuterspeelzaal van de vrijwilligers wordt verwacht en op welke wijze dit samenhangt met het pedagogisch beleid. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 1 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
20 van 25
De houder draagt er zorg voor dat alle vrijwilligers werkzaam bij de peuterspeelzaal tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd zijn. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 21 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Opvang in groepen De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ieder kind heeft maximaal drie vaste beroepskrachten waarvan er dagelijks minimaal één werkzaam is op de groep van het kind. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder informeert de ouders en de kinderen tot welke peuterspeelzaalgroep het kind behoort en welke beroepskrachten op welke dag voor welke groep verantwoordelijk zijn en welke vrijwilligers op deze dag aanwezig zijn. (art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.11 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt: - in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht; - in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht/vrijwilliger-kindratio slechts één beroepskracht in de peuterspeelzaal aanwezig is. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 19 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Gebruik van de voorgeschreven voertaal De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. (art 2.12 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
OF Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode. (art 2.12 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie veiligheid op voor alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een peuterspeelzaal, waaronder de buitenspeelruimte. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
21 van 25
De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. (art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.
(art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De registratie van ongevallen bevat per ongeval de aard en plaats van het ongeval, het jaar waarin het ongeval zich heeft voorgedaan en een overzicht van getroffen maatregelen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid.
(art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie gezondheid op. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de gezondheidsrisico’s op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen.
(art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen. (art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid.
(art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. (art 2.9a lid 1, 2, 3, en 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 2.9a lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan. (art 2.9b en 2.9c Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Vierogenprincipe De houder van een peuterspeelzaal organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht, de beroepskracht in opleiding of de werkzame vrijwilliger, de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 2 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
22 van 25
Ouderrecht Informatie De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. (art 2.11 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 2.11 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Klachten De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van ouders die voldoet aan de beschreven eisen. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder ziet erop toe dat de klachtencommissie voor ouders werkt met een reglement. (art 2 lid 3 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder hanteert de termijn waarbinnen schriftelijk wordt gereageerd naar aanleiding van een oordeel van de klachtencommissie. (art 2 lid 5 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder leeft de geheimhoudingsplicht na. (art 2 lid 4 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag van ouders wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
23 van 25
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening Website Aantal kindplaatsen Gesubsidieerde voorschoolse educatie Gegevens houder Naam houder Adres houder Postcode en plaats Website KvK nummer
: : : :
Het Parapluutje http://www.hetparapluutje.nl 16 Ja
: Stichting Christelijke Peuterspeelzalen Het Parapluutje : Taxuslaan 32 : 1702 SC HEERHUGOWAARD : www.hetparapluutje.nl : 37140981
Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD Adres Postcode en plaats Telefoonnummer Onderzoek uitgevoerd door
: : : : :
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente Adres Postcode en plaats
: Heerhugowaard : Postbus 390 : 1700 AJ HEERHUGOWAARD
Planning Datum inspectie Opstellen concept inspectierapport Hoor en wederhoor Zienswijze houder Vaststelling inspectierapport Verzenden inspectierapport naar houder Verzenden inspectierapport naar gemeente Openbaar maken inspectierapport
: : : : : : :
GGD Hollands Noorden Postbus 9276 1800 GG Alkmaar 088-0100549 Mevrouw R. Kuipers
27-10-2015 02-11-2015 16-11-2015 16-11-2015 13-11-2015 13-11-2015 13-11-2015
: 14-11-2015
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
24 van 25
Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal
Zienswijze GGD 2015 De volgende acties zijn inmiddels ondernomen: 28 oktober is adreswijziging verstuurd naar Kkv en doorgevoerd 2 november is de adres wijziging verstuurd naar de kvk 3 november is de adreswijziging doorgevoerd. 30 oktober adreswijziging verstuurd naar de lrkp 30 oktober Inspectierapport 2014 op de website www.hetparapluutje geplaatst Aanpassing pedagogisch werkplan: maximale groepsgrootte: 16 Aanpassing Pedagogisch werkplan: 4 ogenprincipe opgenomen in het pedagogisch werkplan en Beleidsplan RIE: Het belang echter van een zorgvuldige implementatie, is dat diverse veiligheid- en gezondheidsaspecten met elkaar worden bediscussieerd en geëvalueerd. ACTIE: implementatie heeft inmiddels op de team op dinsdag 10 -11-2015 plaatsgevonden. 28 oktober 'Algemeen Parapluutje'. Is veranderd in de RIE 28 oktober 'Algemeen Parapluutje'. Is veranderd in de RIE Opleiding Lisette staat niet beschreven.: Lisette heeft de Basiscursus Puk en Ko volledig gevolgd. Lisette heeft in de verdieping afgerond: Taal, rekenen/wiskunde, sociaal emotionle ontwikkeling+ verdieping, sensomotirischte ontwikkeling+ verdieping, ouderbetrokkenheid. Er is inmiddels contact geweest met de OBD en een afronding van de VVE besproken. Lisette voert geen VVE activiteiten uit. ACTIES die genomen moeten worden en dus onvoldoende waren. Opleidingsplan onvolledig: Training rondom gebruik van instrumenten voor de observaties in de praktijk ontbreken. De verdere deskundigheidsbevordering, VE overleg en coaching en overige middelen die in de praktijk aanwezig zijn (zoals praktijk ondersteuning of (gesubsidieerde) workshops) ontbreken. Een streef-, evaluatie- en realisatiedatum staan niet genoemd. ACTIE streef -, evaluatie- en realisatiedatum benoemen. Klachtenregeling: een beknopte omschrijving van de klachtenregeling de manier waarop de klachtenregeling onder de aandacht van ouders wordt gebracht de samenstelling van de klachtencommissie in welke mate de klachtencommissie haar werkzaamheden heeft kunnen/moeten uitvoeren aantal en aard van de door de klachtencommissie behandelde klachten de strekking van de oordelen de aanbevelingen en aard van de genomen maatregelen. ACTIE: De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni 2015 van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. Lisette Er is inmiddels contact geweest met de OBD en een afronding van de VVE besproken. Lisette voert geen VVE activiteiten uit.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 27-10-2015
Het Parapluutje te HEERHUGOWAARD
25 van 25