Dikke darm operatie
Inleiding U heeft een afwijking in uw dikke darm. U wordt daarom binnenkort in het Albert Schweitzer Ziekenhuis geopereerd. In deze folder leest u meer over de dikke darm, de voorbereiding, de operatie, het verblijf in het ziekenhuis en de periode na de operatie.
De dikke darm Eten komt via uw mond, slokdarm en maag in de dunne darm in de dikke darm terecht. Vanuit de dunne darm gaat het naar de dikke darm. Vanuit de darmen worden voedingsstoffen in de bloedbaan opgenomen. De dikke darm haalt vocht uit de ontlasting. Hierdoor wordt de ontlasting dikker. Ook als een groot deel van de dikke darm is verwijderd, blijft de dikke darm de ontlasting indikken. De dikke darm is ongeveer 150 cm lang en wordt ingedeeld in vijf stukken (zie afbeelding 1; de letters A t/m E). De endeldarm eindigt in de anus. Afwijkingen in de dikke darm In de dikke darm kunnen vaak twee soorten afwijkingen voorkomen: een ontsteking en een gezwel. De klachten bij ontstekingen en bij gezwellen kunnen hetzelfde zijn. Veel voorkomende klachten zijn: verandering in de regelmaat van de stoelgang; afwisselend dunne en dikkere ontlasting gedurende langere tijd; slijm en/of bloedverlies bij de ontlasting; zeer donkere tot zwarte ontlasting. Vaak wordt bij deze klachten eerst een coloscopie gedaan (kijkonderzoek in de darmen). Daarmee kan meestal een diagnose worden gesteld.
1
A: opstijgende dikke darm (= colon ascendens) B: dwarse dikke darm (= colon transversum) C: afdalende dikke darm (= colon descendens) D: S-darm of kronkeldarm (= sigmoïd) E: endeldarm (= rectum). Afbeelding 1: de buik met de darmen.
2
Welk soort operatie? Er zijn veel soorten operaties aan de dikke darm mogelijk. Bij een ontsteking hangt het van de ernst en het soort ontsteking af welke operatie nodig is. Bij een (kwaadaardig) gezwel is dit vooral afhankelijk van de plaats van het gezwel in de dikke darm. De chirurg bespreekt met u wat de reden is van uw operatie en welk soort operatie bij u waarschijnlijk gedaan wordt. In de tekening op blz 4 kan de arts de situatie in uw darmen tekenen. Voor de operatie worden veel onderzoeken gedaan. De chirurg heeft met u besproken of u een stoma krijgt. Hij heeft u ook verteld of dit stoma tijdelijk of blijvend is. Tijdens de operatie is het soms nodig om toch een ander soort operatie uit te voeren. Ook kan de chirurg alsnog besluiten dat het aanleggen van een stoma toch nodig is. Het is goed dat u zich dat vooraf realiseert. Bij alle operaties waarbij (misschien) een stoma wordt aangelegd, heeft u al voor de opname een gesprek met de stomaverpleegkundige.
3
4
Een stoma Bij een stoma wordt het uiteinde van de darm gehecht in de buikwand. Dit wordt een enkelloops stoma genoemd. Er kan ook een stoma worden aangelegd waarbij een stukje darm in de lengterichting wordt geopend. Deze opening wordt dan in de buikwand gehecht. Dit heet een dubbelloops stoma. De ontlasting verlaat het lichaam dan via deze uitgang en wordt opgevangen in een kunststof zakje. Andere benamingen voor dit stoma zijn colostoma of AP (anus praeternaturalis). Wanneer is een tijdelijk stoma nodig? Als er tijdens de operatie niet direct een aansluiting tussen twee darmstukken kan worden gemaakt; of als de gemaakte aansluiting tussen twee darmstukken de eerste periode niet mag worden gebruikt. In het laatste geval is het aanleggen van de stoma een veiligheidsmaatregel om te voorkomen dat er lekkage bij de aansluiting optreedt. Dit voorkomt dat er ontlasting in de buikholte terecht komt. Een stoma is blijvend als het laatste deel van de dikke darm verwijderd wordt en de overgebleven darm niet aan de anus gehecht kan worden. Indien mogelijk informeert de stomaverpleegkundige u voor de operatie uitgebreid en bepaalt de plaats van de stoma. Soms is dit tijdens een bezoek aan de polikliniek, maar dit gesprek kan ook plaatsvinden op de verpleegafdeling. De stomaverpleegkundige en de afdelingsverpleegkundige leren u tijdens uw opname hoe u uw stoma verzorgt.
Als er een tijdelijk stoma wordt aangelegd dan bespreekt de chirurg met u wanneer de stoma weer opgeheven wordt. Meestal is dat na drie maanden mogelijk. Het opheffen van een stoma gebeurt tijdens een (kleinere) operatie.
5
ERAS programma U volgt tijdens de ziekenhuisopname het ERAS programma. Dit programma zorgt ervoor dat u na de operatie sneller herstelt. ERAS is een afkorting van de Engelse woorden: Enhanced Recovery After Surgery. In het Nederlands betekent dit “versneld herstel na operatie”. Mensen herstellen na een operatie sneller als: De wond zo klein mogelijk is. Er is dan minder schade aan het weefsel. Het weefsel herstelt sneller. U een goede pijnbestrijding krijgt. U krijgt speciale medicijnen tegen de pijn die zo min mogelijk bijwerkingen hebben op uw maag- en darmwerking. U zo snel mogelijk na de operatie weer uit bed komt. Bij langer op bed liggen verliest u namelijk spierkracht. U zo snel mogelijk weer gaat eten na de operatie. Hierdoor verliest u zo min mogelijk gewicht. Ook blijven uw spieren beter in conditie. In deze folder staan de algemene richtlijnen van het ERAS programma beschreven. De chirurg kan besluiten om van dit programma af te wijken. Dit wordt dan met u besproken.
Pré-operatieve screening Om er zeker van te zijn dat u de operatie lichamelijk aankunt, heeft u enige tijd voor de operatie een afspraak bij de anesthesioloog voor een pré-operatieve screening. De anesthesioloog bespreekt de mogelijkheden van anesthesie en pijnbestrijding met u. Het onderzoek kan uitgebreid worden met aanvullend onderzoek zoals bloedonderzoek, ecg (hartfilmpje) en een longfoto of onderzoek door een andere specialist, zoals de internist of de cardioloog. Als alles akkoord is kunt u een oproep voor de operatie verwachten.
6
Overgevoeligheid / allergie Als u overgevoelig bent voor medicijnen, bijvoorbeeld antibiotica meldt u dit aan de chirurg, anesthesioloog en verpleegkundige. Als u niet precies weet voor welke medicijnen u overgevoelig bent, kunt u dit via uw huisarts of apotheek proberen te achterhalen. Medicijngebruik Als u medicijnen gebruikt, moet u dit altijd doorgeven aan de chirurg en anesthesioloog. Misschien moet u een aantal dagen voor de operatie moet stoppen met bepaalde medicijnen. Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt en er is niet met u besproken of u moet stoppen, neem dan zelf contact op met de pré-operatieve polikliniek om dit door te geven. Het intakegesprek U heeft ook een gesprek met een verpleegkundige van de verpleegafdeling. De verpleegkundige stelt u vragen over uw ziektevoorgeschiedenis, medicijngebruik etc. Verder vertelt de verpleegkundige hoe de opname in het ziekenhuis verloopt. Als de afwijking in uw darm kwaadaardig is, krijgt u een intakegesprek bij de oncologieverpleegkundige. Zij is gespecia-liseerd op het gebied van kanker aan het maagdarmstelsel en zal u begeleiden tijdens het traject van de operatie. Huishoudelijke hulp Na de operatie mag u een aantal weken geen zwaar huishoudelijk werk doen. Als u geen partner of huisgenoten heeft die dit kunnen doen, dan kunt u huishoudelijke hulp aanvragen. Deze aanvraag moet u zelf doen bij het WMO-loket van uw woonplaats. WMO betekent Wet Maatschappelijke ondersteuning. Als u in de regio Drechtsteden woont kunt u daarvoor tijdens kantooruren bellen met tel. (078) 770 89 10. Woont u buiten deze regio, dan belt u met het gemeentehuis in uw woonplaats. De aanvraag van huishoudelijke hulp kan een paar weken duren. We raden u daarom aan om dit al voor uw opname in het ziekenhuis aan te vragen. Voor huishoudelijke hulp moet u een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. 7
Opname in het ziekenhuis De dag van opname en het tijdstip dat u zich moet melden zijn afhankelijk van de voorbereidingen die u nodig heeft voor de operatie. Van bureau opname krijgt u te horen wanneer u wordt verwacht. Als u één dag voor de operatie wordt opgenomen dan meldt u zich om 19.00 op afdeling A2. U krijgt bij de opname te horen hoe laat de operatie de volgende dag gaat plaatsvinden. Als u op de dag van de operatie wordt opgenomen, dan belt u de dag ervoor tussen 15.00-16.00 naar afdeling A2. U krijgt dan te horen hoe laat u wordt verwacht en het tijdstip dat u wordt geopereerd. U neemt alle medicijnen die u gebruikt, in originele verpakking, mee naar het ziekenhuis. Darmvoorbereiding Afhankelijk van de soort operatie die u gaat krijgen, wordt er gekeken of en op welke manier u moet worden voorbereid. Slaap- en kalmeringstabletten Na de operatie moet u zo snel mogelijk weer uit bed komen. Als u suf of slaperig bent, lukt dat niet. Daarom krijgt u geen slaap- of kalmeringstabletten rondom de operatie. Bent u erg nerveus voor de operatie, dan kunt u dit tijdens de pré-operatieve screening met de anesthesioloog bespreken. Als u dagelijks een slaap- of kalmeringstablet gebruikt, mag u deze blijven nemen. Sufheid komt veel minder voor als u aan deze tabletten gewend bent. Verdere voorbereidingen De verpleegkundige scheert uw buik. Soms wordt voor de operatie al een infuus ingebracht om vocht of antibiotica te geven.
8
Naar de operatiekamer U kunt zich voor de operatie nog douchen. U mag geen bodylotion of crème gebruiken. Ongeveer een half uur voor de operatie vraagt de verpleegkundige u om uit te plassen. U krijgt een operatiejasje aan. Tijdens de operatie mag u geen sieraden, piercings, nagellak, kunstnagels, make-up, contactlenzen, brillen, gebitsprothese en hoorapparaten dragen. De verpleegkundige brengt u naar de operatie-afdeling. Pijnbestrijding Meestal wordt voor de operatie een slangetje (epidurale catheter) tussen uw wervels ingebracht. Via deze catheter wordt de plaats van de operatie plaatselijke verdoofd. Hierdoor heeft u na de operatie minder of geen pijnstilling nodig. Dit voorkomt bijwerkingen zoals sufheid of maag- en darmklachten. Uw darmen liggen hierdoor na de operatie niet stil. U kunt snel weer eten en drinken. Geef tijdig aan dat u pijn heeft. De pijn kan dan makkelijker worden bestreden. Verder krijgt u vier keer per dag twee tabletten paracetamol. Ook als u geen pijn heeft, moet u deze tabletten innemen. Dit zorgt voor een sneller herstel. Anesthesie De epidurale catheter zorgt voor een plaatselijke verdoving. Daarnaast krijgt u algehele anesthesie (narcose). De algehele anesthesie is zo afgestemd, dat u niets merkt van de operatie. Binnen een half uur na de operatie bent u weer bij bewustzijn. De operatie De chirurg bespreekt met u op de polikliniek of de operatie laparoscopisch (via kijkoperatie) of via een open wordt gedaan. Bij de laparoscopische operatie worden er een aantal sneetjes in de buikwand gemaakt. Bij de open operatie maakt de chirurg meestal een snede in het midden van uw buik tussen uw borstbeen en uw schaambeen.
9
De lengte van deze snede hangt af van de soort operatie die wordt uitgevoerd. De chirurg heeft vooraf het soort operatie met u besproken. Als er tijdens de operatie complicaties optreden, kan het zijn dat een ander soort operatie wordt gedaan. De chirurg vertelt u na afloop van de operatie hoe deze is verlopen. De operatie duurt ongeveer tussen 1½ - 4 uur.
Na de operatie U ligt nog een paar uur op de verkoeverkamer (uitslaapkamer). Hier worden uw bloeddruk, hartslag en wond regelmatig gecontroleerd. Na de operatie heeft u: Een catheter in uw blaas. Dit is een dun slangetje dat de urine afvoert naar een opvangzak. Een infuus in uw arm. Via dit infuus krijgt u vocht toegediend. Een epidurale catheter in uw rug voor pijnstilling. Bij de laparoscopische operatie wordt gas in de buik gespoten, dit kan een pijnlijk gevoel bij de schouders geven. Dit trekt vanzelf weg. Soms heeft u: Een maagsonde. Dit is een slangetje dat via uw neus in uw maag ligt. De maagsonde houdt uw maag leeg. Pas als uw darmen weer goed werken wordt de maagsonde verwijderd. Eén of meer drains in uw buik. Een drain is een dun slangetje dat wondvocht afvoert. De drains worden een aantal dagen na de operatie verwijderd. Zodra de controles stabiel zijn en de pijn houdbaar is, wordt u naar de verpleegafdeling teruggebracht. U krijgt tijdens de ziekenhuisopname iedere avond een injectie met een medicijn dat de kans op trombose vermindert. Als er een kwaadaardig gezwel is verwijderd, dan moet u de injecties gedurende drie weken doorgebruiken.
10
Soms kan de chirurg om andere redenen besluiten ook de injecties drie weken door te laten gebruiken. Dit wordt met u besproken. Tijdens de opname oefent de verpleegkundige het injecteren met u. Eten en drinken Na de operatie mag u al weer snel wat gaan drinken. Aan het einde van de operatie heeft u via het infuus medicijnen gekregen die misselijkheid zoveel mogelijk moeten voorkomen. Als u niet misselijk bent, probeer dan minstens een halve liter te drinken. Als avondeten krijgt u een vloeibare maaltijd. U voelt zelf of u in staat bent om te eten. Meestal bent u de eerste dagen niet in staat om een normale hoeveelheid te eten. De dietiste adviseert u en schrijft eventueel drinkvoeding voor. Soms mag u direct na de operatie niet gelijk weer eten en drinken. U mag dan alleen slokjes water drinken. Gedurende de dagen na de operatie wordt uw dieet uitgebreid. Beweging Bewegen is belangrijk om de kans op trombose (bloedstolsels) te voorkomen maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan. Als u rechtop zit, is uw ademhaling beter. U heeft minder kans op luchtweginfecties. Na de operatie gaat u zo snel mogelijk weer bewegen. De dag van de operatie moet u proberen eventjes rechtop in bed of in een stoel te zitten. De eerste keer komt u onder begeleiding van een verpleegkundige uit bed. U kunt wat duizelig zijn, bijvoorbeeld door een lage bloeddruk. De verpleegkundige blijft daarom bij u in de buurt. De fysiotherapeut zal u ook gedurende de opname begeleiden bij het bewegen en geeft ademhalingsoefeningen.
11
De eerste dag na de operatie De verpleegkundige helpt u bij het wassen. Daarna gaat u in een stoel zitten. U probeert een paar keer per dag een poosje in een stoel te zitten en bij voorkeur ook rond te lopen. Tenzij de chirurg anders met u heeft afgesproken mag u weer normale voeding. Uw voelt dat uw darmen weer op gang komen. In uw darmen zit veel lucht. Daarom moet u ook windjes laten. Probeer deze windjes niet op te houden. U krijgt gedurende de rest van de opname twee keer per dag een laxeermiddel in de vorm van kauwtabletten. Dit laxeermiddel zorgt ervoor dat uw darmen weer goed gaan werken en dat u binnen drie dagen ontlasting heeft. Uw ontlasting is de eerste dagen dunner en anders van kleur. Dit is normaal na deze operatie. U krijgt vier keer per dag paracetamol. Ook als u geen pijn heeft, moet u deze pijnstillers toch gebruiken. De tweede dag na de operatie In overleg met het pijnteam wordt de epiduraalcatheter verwijderd. U krijgt nog vier keer per dag paracetamol. Zodra u 1½ liter kunt drinken, wordt het infuus verwijderd. U kunt uzelf met misschien wat hulp van de verpleegkundige weer wassen en aankleden. Het is belangrijk om meer in beweging te komen. U gaat een paar keer per dag een stukje op de gang lopen. Daarnaast zit u zoveel mogelijk in de stoel. Derde dag tot aan ontslag De blaascatheter wordt verwijderd. U probeert binnen zes uur te plassen. Als dat niet lukt, kan het nodig zijn om uw blaas nogmaals met een catheter leeg te maken.
12
Zodra u voldoende herstelt bent van de operatie mag u het ziekenhuis verlaten. Dit kan vanaf de derde dag na de operatie als: U voelt zich staat om naar huis te gaan. U heeft ontlasting gehad. U weer normaal eet. U goede pijnstilling heeft. De chirurg bespreekt met u wanneer u het ziekenhuis mag verlaten. Als u naar huis gaat met niet-oplosbare hechtingen, dan worden de hechtingen verwijderd tijdens de afspraak op de polikliniek. Het verwijderde deel van de darm wordt na de operatie opgestuurd naar de patholoog-anatoom, waarbij het microscopisch wordt onderzocht en beoordeeld. Deze uitslag wordt de PA-uitslag genoemd. Deze uitslag is ongeveer 10 dagen na de operatie bekend. Als het een kwaadaardig gezwel is, wordt dit besproken in de oncologiebespreking waarbij er een behandelplan wordt opgesteld. Daarna bespreekt de chirurg en/of de Verpleegkundig Specialist dit behandelplan met u tijdens het controlebezoek op de polikliniek. Tijdens de opname wordt er met u besproken of er verpleegkundige zorg (thuiszorg) nodig is in de thuissituatie. Verpleegkundige zorg zoals; stomazorg, wondzorg, enz. wordt vanuit het ziekenhuis voor u geregeld. U moet voor thuiszorg een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen.
Leefregels Om de kans op complicaties te verminderen adviseren wij u: De eerste twee weken na de operatie niet zwaar tillen. Dit betekent dat u maximaal 1 kilo mag tillen. Geen zwaar huishoudelijk werk doen zoals ramen zemen, stofzuigen etc. gedurende de eerste vier tot zes weken. Daarna mag u geleidelijk weer wat zwaarder huishoudelijk werk gaan doen.
13
Gewoon douchen. U mag pas weer in bad als de hechtingen verwijderd zijn. Alles te eten en drinken wat u voor de operatie gewend was. U merkt het vanzelf als iets te zwaar valt voor u. Als de diëtiste u advies heeft gegeven, volgt u dat advies. Fietsen en autorijden op geleide van de pijn. U mag weer gaan werken na overleg met de chirurg.
Complicaties Na elke operatie kunnen complicaties optreden zoals een longontsteking, nabloeding of blaasontsteking. De belangrijkste complicaties na een dikke darmoperatie zijn: Wondinfectie. Dit is een ontsteking van de huid op de plaats van de hechtingen. De symptomen zijn roodheid van de huid of lekken van wondvocht. Bij een wondinfectie worden de hechtingen verwijderd, zodat pus uit de wond gespoeld kan worden. U hoeft voor een wondinfectie niet in het ziekenhuis te blijven. Naadlekkage. Dit is een lek op de plaats waar de darm weer aan elkaar is gemaakt. De inhoud van de darm lekt weg in de buik en kan voor ontsteking van het buikvlies zorgen. De symptomen zijn: bolle, gespannen buik, misselijkheid en braken, koorts, buikpijn. Als er een naadlekkage ontstaat is de kans groot dat u opnieuw geopereerd moet worden. Een nabloeding. Bij een catheter in de blaas is de kans op een infectie van de urinewegen of blaas iets groter. Dit kan behandeld worden met medicijnen.
14
Gastroparese is een vertraagde maagontlediging. Dit kan ontstaan als gevolg van de operatie. In een gezond spijsverteringssysteem wordt het voedsel door krachtige spiersamentrekkingen vanuit de maag naar de darmen verplaatst. Bij een gastroparese werken de maagspieren (tijdelijk) slecht of helemaal niet. Daardoor kan de maag niet normaal geleegd worden en maagsappen en voeding blijven in de maag staan. De meest voorkomende symptomen van een vertraagde maagontlediging zijn: misselijkheid, braken en een opgeblazen gevoel in de buik. Om deze klachten te verlichten wordt vaak een maagsonde ingebracht. Dit slangetje loopt via de neus door de keelholte en de slokdarm tot in de maag. Via dit slangetje kan maagsap, dat anders in de maag zou blijven staan, aflopen in het zakje dat aan de andere kant van de maagslang hangt. Het doel hiervan is om de klachten van misselijkheid, braken en een opgeblazen gevoel in de buik te verlichten. Meestal spreekt de arts ook af dat u niks mag eten en drinken. Als er geen maagsappen meer in het zakje aan de maagsonde lopen, betekent dit dat de maag weer op gang is. De maagsonde mag er dan uit. Als de gastroparese lang duurt en ondervoeding dreigt, kan in overleg met u besloten worden om een voedingssonde in te brengen. Informatie hierover is te lezen in de folder ‘3-lumen sonde’. Vertraagde darmlediging, ook wel paralytische ileus genoemd. De beweging van de darmen is vertraagd of niet aanwezig. Het voedsel hoopt dan op en kan het lichaam niet verlaten. U heeft dan een aantal dagen geen ontlasting, een bolle gespannen buik, vol gevoel, misselijkheid en braken. Er zal een maagsonde worden ingebracht om de maag leeg te ouden en de darmen te laten rusten. U mag tijdelijk niet eten en drinken. Om u toch voeding te geven, zal u op een andere manier gevoed gaan worden. De mogelijkheden zullen dan door de chirurg met u worden besproken. Soms kunnen klysma’s via de anus (of stoma) helpen om de ontlasting op gang te helpen. Zodra de darmen weer actief zijn kunt u weer langzaam gaan opbouwen met eten en drinken.
15
Belangrijk is dat u zelf blijft bewegen. Dit bevordert uw herstel. Informatie hierover is te lezen in de folder ‘darmafsluiting’. Bij operaties via de buik, bestaat er een kleine kans dat de wond niet goed geneest. De hechtingen kunnen de wondranden dan niet meer bij elkaar houden en wond gaat uit zichzelf open. Dit wordt een platzbauch genoemd. De chirurg bekijkt dan of het nodig is om de wond opnieuw te hechten. Dit gebeurt op de operatiekamer. Met een speciaal ‘matje’ kan de wond worden gehecht. Deze wordt later weer verwijderd of blijft zitten. Soms is dat niet mogelijk en wordt de wond opengelaten. De wond geneest dan uit zichzelf. Meer informatie hierover leest u in de folder ‘Platzbauch’. Bij een Platzbauch wordt een breukband aangemeten ter bescherming van de wond. Deze draagt u als u uit bed bent en vaak ook in bed
Een arts waarschuwen Als u na ontslag uit het ziekenhuis last krijgt van: aanhoudende koorts; geen ontlasting; toenemende buikpijn; braken; hevige rugpijn neemt u contact op met het ziekenhuis. Tijdens kantooruren belt u naar de polikliniek Chirurgie waar u onder behandeling bent. Buiten kantooruren kunt u bellen met het algemene telefoonnummer van het ziekenhuis, tel. (078) 654 11 11. U vraagt dan naar de dienstdoende chirurgisch assistent en legt uit: Wanneer bent u geopereerd en wanneer met ontslag gegaan. Welke klachten heeft u nu en hoe lang al. Wat heeft u zelf eventueel al aan de klachten gedaan.
16
Tot slot In deze folder leest u hoe het verloop van de opname en de operatie meestal is. Het kan zijn dat uw opname anders verloopt dan hier beschreven. Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, dan kunt u deze stellen aan de intakeverpleegkundige tijdens het intakegesprek of aan de afdelingsverpleegkundige als u opgenomen wordt.
17
18
Albert Schweitzer ziekenhuis Augustus 2015
Pavo 0697