Let op: we kunnen geen brevetten uitreiken indien er geen correcte aankondiging is gebeurd!
Voor de geslaagde cursisten worden brevetten opgemaakt die vervolgens per post opgestuurd worden naar de cursusverantwoordelijke. Je kan brevetten enkel aanvragen als de cursus correct aangekondigd werd.
2.10 Praktijktest
De praktijktest is een test om na te gaan of de cursisten op een goede manier eerste hulp kunnen verlenen. Er wordt alleen praktijk getest; er is geen apart theoretisch examendeel. Theoretische achtergrondkennis is echter wel vaak handig of zelfs nodig om op een correcte manier eerste hulp te kunnen verlenen. De informatie in de werkboeken Helpertje en Junior Helper over bijvoorbeeld de verschillende lichaamsstelsels of de hulpdiensten wordt niet afzonderlijk getest tijdens de praktijktest. Er wordt dus geen theoretische kennis op zich getest.
ex
Een cursus aankondigen kan je doen door middel van een aankondigingsformulier dat gemaild, gefaxt of gestuurd wordt naar Jeugd Rode Kruis, Motstraat 40, 2800 Mechelen, fax 015 44 33 01,
[email protected]. Je vindt dit formulier in bijlage 1.1, en op onze website www.jeugdrodekruis.be. Rode Kruisvrijwilligers kunnen eerstehulpcursussen ook aankondigen via het vormingsregistratieprogramma ACT. Ze hoeven dan geen aankondigingsformulier meer op te sturen.
In
ki jk
Brevetten Na de cursussen Helpertje en Junior Helper volgt een praktijktest (zie 2.10). Aan de cursisten die slagen voor deze praktijktest wordt een brevet uitgereikt. Dit brevet is Europees erkend en blijft drie jaar geldig. Het brevet Junior Helper biedt bovendien een vrijstelling voor de basiscursus Eerste hulp van Rode Kruis-Vlaanderen. De brevetten kunnen worden aangevraagd via het praktijktestverslag dat gemaild, gefaxt of gestuurd wordt naar Jeugd Rode Kruis, Motstraat 40, 2800 Mechelen, fax 015 44 33 01,
[email protected]. Je vindt dit formulier in bijlage 1.3, en op onze website www.jeugdrodekruis.be.
Handleiding eerstehulpcursussen | Praktische informatie
Het praktijktestverslag moet ons ten laatste twee weken voor de brevetuitreiking bereiken.
em pl aa
Aankondiging Als je een cursus organiseert in je Jeugd Rode Kruiskern of in je klas moet je deze vooraf aankondigen bij het Jeugd Rode Kruissecretariaat. Je moet dit minstens vier weken op voorhand doen. Op deze manier kunnen wij je cursus correct registreren. Doel daarvan is na te gaan waar onze eerstehulpcursussen worden gegeven, en of alles in orde is. Enkel op die manier kunnen we de erkenning van onze cursussen in de toekomst behouden.
Rode Kruisvrijwilligers kunnen de volledige cursusadministratie ook afwerken via het vormingsregistratieprogramma ACT. Ze hoeven dan geen praktijktestverslag meer op te sturen.
r
2.9 Cursusaankondiging en brevetten
In de praktijktest zijn er vier onderdelen opgenomen (vier examenposten): 1. Reanimatie De cursisten Helpertje en Junior Helper voeren de volledige benadering van het slachtoffer uit (de 4 stappen in eerste hulp), en reanimeren tot de examinator zegt dat het voldoende is. De cursist Junior Helper gebruikt ook een AEDtoestel tijdens de reanimatie. Om te quoteren kan je gebruik maken van de checklist die je online vindt op het eerstehulpweb (zie www.onderwijs.rodekruis.be).
11
3. Didactische werkvormen
Bij een demonstratie doet de lesgever de handeling of een reeks handelingen voor. Je geeft dus “de juiste oplossing”. De cursisten luisteren, kijken en observeren. Daarna verwoorden ze de handeling en oefenen ze deze in. Deze methode is zeer geschikt voor het aanleren van technieken, verbanden, wondverzorging… Stappen:
• Iedereen moet de lesgever goed kunnen zien.
ki jk
ex
Wijzig eventueel de schikking van de groep of klas voor je aan een demonstratie begint. • De cursisten krijgen elk of in groepjes een observatieopdracht. • De lesgever doet de globale handeling met weinig of geen uitleg voor. De handeling moet perfect uitgevoerd worden, want de cursisten doen immers na wat ze zien. Verkeerd voordoen betekent dan ook verkeerd aanleren. Ook het fout voordoen bij wijze van voorbeeld kan een verkeerd beeld achterlaten. • Aan de hand van de observatie-opdracht vertellen de cursisten wat ze gezien hebben.
• Demonstreer aan de hand van het GAS-principe:
• Globaliseren = het eindresultaat tonen
• Demonstreer de handeling in zijn geheel. • Geef geen bijkomende uitleg. • Bespreek de demonstratie aan de hand van de kijkopdracht. • Analyseren = inzicht verlenen in het hoe en waarom van de handeling • Herhaal elke deelhandeling stap voor stap. • Bespreek elke deelhandeling gedetailleerd. • Hanteer het vraag- en antwoordgesprek voor de bespreking.
In 14
geziene leerstof uit de vorige fase • Laat een cursist de handeling in zijn geheel tonen. • Corrigeer de handeling of laat de medecursisten dit doen. • Laat de hele groep cursisten onmiddellijk individueel oefenen als het om een eenvoudige handeling gaat.
em pl aa
3.1 Demonstratie
• Synthetiseren = samenbrengen van de
r
In dit hoofdstuk willen we de aandacht vestigen op een aantal werkvormen die in de cursussen Helpertje en Junior Helper vaak gebruikt kunnen worden.
3.2 Filmpjes
Op de dvd die je vindt bij het handboek “Help! Eerste hulp voor iedereen” vind je heel wat filmpjes die de uitvoering van eerstehulptechnieken laten zien. Je kan dit handboek aankopen (zie 2.4), een dvd is dan inbegrepen. Je kan er ook voor kiezen om de dvd apart aan te kopen.
Een aantal van deze filmpjes kan je ook bekijken in de mediatheek op de website www.rodekruis.be.
Geef de cursisten bij het bekijken van een filmpje steeds een kijkopdracht. Op deze manier kijken ze zeker naar de essentie van het filmpje. Mogelijke kijkopdrachten: • Complementair groepswerk: de ene groep kijkt naar wat er aan de hand is bij het slachtoffer en hoe hij reageert op wat de hulpverlener zegt en doet. De andere groep kijkt naar wat de hulpverlener zegt. Een derde groep let op wat de hulpverlener doet. • Invuloefening: typ de tekst van het filmpje uit en laat de belangrijkste woorden weg. Die woorden moeten de cursisten dan invullen. Je kan kiezen of ze het blad al mogen invullen terwijl ze naar het filmpje kijken of pas achteraf.
r
Activiteit Alle cursisten liggen op hun rug. Ze zorgen ervoor dat iedereen zijn hoofd kan laten rusten op de buik van een andere cursist. De lesgever geeft nu verschillende opdrachten: rustig ademen, hijgen, lachen, giechelen, zingen…
Activiteit Elke ploeg vormt een zelfstandig zenuwstelsel, bestaande uit één stel hersenen en een aantal zenuwen. De zenuwen zijn geblinddoekt. De hele ploeg gaat achter elkaar staan met de handen op de schouders van de voorganger. De hersenen geven de bevelen om vooruit te wandelen. ‘Links’ is een klopje op de linkerschouder, ‘rechts’ is een klopje op de rechterschouder, een klopje op beide schouders betekent ‘rechtdoor’, twee klopjes betekent 'vuur'!
10. Het ademhalingsstelsel: zelfontdekking Doel Cursisten ontdekken dat hun ademhaling sneller gaat wanneer ze een inspanning hebben geleverd dan wanneer ze in rust zijn. Activiteit
Laat drie cursisten zo lang mogelijk hun adem inhouden. Telkens houdt één cursist de tijd bij. Laat de drie cursisten een eindje lopen. Opnieuw houden ze hun adem in en wordt de tijd bijgehouden. Vergelijk de resultaten.
ki jk
ex
8. Flauwte: moordenaar en detective Activiteit Eén cursist is “moordenaar”, één cursist is “detective” en de rest is “mens”. Als de moordenaar knipoogt naar een andere cursist, dan zou die moeten sterven. De moordenaar is echter nog niet zo goed in zijn “job” en zijn slachtoffers vallen enkel flauw. De lesgever duidt een cursist aan die het slachtoffer verzorgt. Indien de verzorging correct verliep, dan mogen beiden in het spel blijven. Zoniet, dan moet het slachtoffer het spel verlaten. De detective probeert de moordenaar te ontmaskeren voordat die laatste alle mensen vermoord heeft.
In
Je kan dit spel ook spelen tijdens een herhalingsles. Je deelt dan kaartjes uit met verschillende letsels. Als een slachtoffer “vermoord” wordt, dan krijgt hij plots last van het letsel op zijn kaartje en moet een andere cursist hem verzorgen.
Handleiding eerstehulpcursussen | Spelenderwijs leren
9. Het ademhalingsstelsel: ketting vormen Doel Cursisten ervaren hoe hun eigen ademhaling verandert als ze rustig ademen, hijgen, lachen, giechelen of zingen.
em pl aa
7. Het zenuwstelsel: torpedo Doel De andere zenuwstelsels ontmantelen! Dat doe je door één van je zenuwen “af te vuren” naar een ander zenuwstelsel. Het afvuren van een zenuw gebeurt wanneer de hersenen met beide handen op de schouders kloppen. De eerste zenuw moet dan recht vooruit lopen, los van de rest van de groep. Met een beetje geluk raakt deze zenuw een ander stelsel. Losse flodders zijn uit.
11. Het ademhalingsstelsel: pingpongballetje blazen Doel Cursisten merken dat het niet gemakkelijk is om hun ademhaling te sturen en veel lucht uit te blazen. Activiteit Alle cursisten liggen op hun buik. Ze vormen een kring en liggen met de schouders dicht tegen elkaar. In het midden van de cirkel wordt een pingpongballetje gelegd. De cursisten moeten proberen te vermijden dat ze geraakt worden door het balletje. Dat doen ze door te blazen en zo het balletje in de richting van een andere cursist te sturen.
25
Handleiding eerstehulpcursussen | Helpertje
r
5. Helpertje
em pl aa
Helpertje is een eerstehulpcursus voor kinderen van ongeveer 10 tot 12 jaar (derde graad lager onderwijs). Zij leren in 16 uur hoe ze moeten reageren bij een ongeval, hoe ze huid- en brandwonden, bloedingen en letsels aan botten, spieren en gewrichten kunnen verzorgen. Ze leren ook wat er in een eerstehulpkoffer thuishoort, hoe ze moeten handelen bij een verslikking en hoe ze reanimatie moeten uitvoeren. Na elk hoofdstuk is ‘Helpertje@work’ opgenomen: een deel met enkele oefeningen die de leerstof uit dat hoofdstuk toetsen.
5.1 Inhoud en doelstellingen
Voor kinderen van ongeveer 10 tot 12 jaar (derde graad lager onderwijs) zijn de volgende onderwerpen opgenomen en werk je aan de volgende eerstehulpdoelstellingen: * De attitudes worden met * aangeduid.
• 3.1 de zes hulpdiensten benoemen; • 3.2 in eigen woorden uitleggen wat elke hulpdienst doet; • 3.3 het noodnummer opnoemen; • 3.4 de symbolen van het Rode Kruis, de ziekenwagendiensten en de politie herkennen; • 3.5 de zes actieterreinen van Rode KruisVlaanderen opsommen.
ki jk
ex
1. De basisprincipes van de eerste hulp De kinderen: • 1.1 kunnen de 6 basisprincipes van de eerste hulp opsommen en met eigen woorden uitleggen; • * 1.2 hanteren bij het verzorgen van een slachtoffer de 6 basisprincipes van de eerste hulp. De doelstelling 1.2 komt uiteraard in elk hoofdstuk aan bod, maar wordt niet telkens opnieuw vermeld.
3. De hulpdiensten De kinderen kunnen:
In
2. De 4 stappen in eerste hulp De kinderen kunnen: • 2.1 de 4 stappen in eerste hulp opsommen; • 2.2 de veiligheid van een situatie inschatten voor zichzelf, voor het slachtoffer en voor de omstaanders; • 2.3 op een correcte manier het bewustzijn van het slachtoffer vaststellen; • 2.4 op een correcte manier de ademhaling van het slachtoffer vaststellen; • 2.5 op een correcte, efficiënte manier hulp inroepen bij een noodsituatie.
4. Het zenuwstelsel De kinderen kunnen: • 4.1 kort in eigen woorden vertellen waarvoor het zenuwstelsel dient; • 4.2 de symptomen herkennen van een dreigende flauwte; • 4.3 correct eerste hulp verlenen bij een flauwte; • 4.4 correct eerste hulp verlenen bij een bewusteloos slachtoffer. Ook doelstellingen 2.3 en 2.4 komen opnieuw aan bod in dit hoofdstuk. 5. Het ademhalingsstelsel De kinderen kunnen: • 5.1 kort in eigen woorden vertellen waarvoor het ademhalingsstelsel dient; • 5.2 correct eerste hulp verlenen bij een verslikking; • 5.3 het onderscheid maken tussen een lichte en ernstige verslikking; • 5.4 de techniek ‘op de rug slaan’ correct toepassen.
31
5.4.2 De handige hulpjes - De 4 stappen in eerste hulp 1. Ervaringen delen
Doelstelling
Eindtermen
10-15 min.
- een voorbeeld geven uit de eigen leefwereld van hulp bieden; - situaties herkennen in de eigen leefwereld waar eerste hulp geboden werd.
Wereldoriëntatie Vraag- en ant– Mens woordgesprek Ik en mezelf 3.1*
Werkvorm
Materiaal /
em pl aa
De kinderen kunnen:
r
Tijd
Werkwijze De meeste kinderen hebben al eens een ongeval meegemaakt of zien gebeuren. Je vertrekt het best vanuit hun ervaringen. De volgende vragen vormen een richtlijn: • Wie heeft al eens een ongeval meegemaakt? • Wat was er gebeurd?
• Moest er hulp bijkomen? • Wie heeft de hulp erbij gehaald? • Hoe liep het af? • Eventueel: hoe kan je een ongeval voorkomen? Hoe had je dit ongeval kunnen voorkomen?
2. Wat is er gebeurd?
Tijd
Doelstelling
10-15 min.
- 2.2 de veiligheid van een siNederlands tuatie inschatten voor zichzelf, Luisteren voor het slachtoffer en voor de 1.5 omstaanders; - situaties herkennen in de eigen leefwereld waar eerste hulp geboden werd.
Eindtermen
ki jk
ex
De kinderen kunnen:
Werkvorm
Materiaal
Verhaal lezen
Verhaal “Woensdagnamiddag” (bijlage 3.3)
Werkwijze • Lees het verhaal voor of laat de kinderen zelf het verhaal voorlezen.
• Bespreek:
In
• Wat is er gebeurd? • Wie gaat helpen? Hoe? • Waar let je op voor je gaat helpen? • Wat moet Ward zeggen als hij 112 belt? • Wat? • Waar? • Wie?
40
Oplossing
8
B
2
1
D
ki jk
6
G
30x
7
In
C
3
E
4
F
ex
A
em pl aa
r
Tip • Je kan de foto’s ook afdrukken en de kinderen ze in de juiste volgorde laten ophangen. Laat hen dan met eigen woorden uitleggen wat er in deze stap gebeurt. • Herhaal de 4 stappen in eerste hulp.
Handleiding eerstehulpcursussen | Helpertje
Werkwijze Je kan de oefening gebruiken als herhalingsoefening. Laat de kinderen individueel of per twee de opgave maken. Bespreek nadien zodat iedereen het juiste antwoord heeft.
H
5
2x 79
5.4.9 De tikkende tikker - De bloedsomloop DE BLOEDSOMLOOP 1. Bloedsomloop
Doelstelling
Eindtermen
De kinderen kunnen:
Wereldoriëntatie Individuele – Natuur opdracht: Levende en kleuren niet-levende natuur 1.8
Materiaal Werkboek p. 140
em pl aa
5 min. - 9.1 kort in eigen woorden vertellen waarvoor het hart en de bloedsomloop dienen.
Werkvorm
r
Tijd
Opgave Kleur het zuurstofrijke bloed rood en het zuurstofarme bloed blauw. Werkwijze
Leg eerst de functie van de bloedsomloop uit aan de hand van het werkboek p. 131. Laat de kinderen daarna de tekening inkleuren. Vertrek bij de linkerlong en laat hen aan de hand van de pijltjes logisch nadenken: zuurstofrijk bloed (rood) vertrekt uit de longen naar het hart …
ex
Oplossing Zie figuur p. 131. 2. Vergelijkende circuits
Tijd
Doelstelling
Eindtermen
10 min.
- 9.1 kort in eigen woorden vertellen waarvoor het hart en de bloedsomloop dienen.
Wereldoriëntatie Verhaal – Natuur Levende en niet-levende natuur 1.8
ki jk
De kinderen kunnen:
Werkvorm
Materiaal Grote tekening van het hart en de bloedsomloop (bijlage 10.2) Treintjes met sporen (eventueel)
In
Aan de hand van het verhaaltje vergelijken we de bloedsomloop met een treinnetwerk. Je kan daarbij alles illustreren met speelgoedtreintjes en -sporen. We gaan op reis met de trein om de bloedsomloop te ontdekken. We vertrekken in het centraal station en reizen naar het buitenland. Daar vertakt het spoor zich in allemaal kleine spoorlijnen. Overal staan kleine stations (Maagstad, Leverville, Longdorp…) waar de trein zijn lading achterlaat en een nieuwe oplaadt (rode dozen afleveren, blauwe dozen opladen). Als alle rode dozen op zijn en we hebben alleen maar blauwe dozen, reizen we terug naar het binnenland. We rijden voorbij het centraal station naar twee grote binnenlandse stations. Daar laden we de blauwe dozen uit en laden we rode op. Daarna keren we terug naar het centraal station en begint de reis terug naar het buitenland. Maar ik stap af, ik denk dat ik nu weet wat de bloedsomloop is.
102
6.4 Werkvormen 6.4.0 Inleiding - Kennismaking
em pl aa
r
De kennismakingsspelletjes die in hoofdstuk 4.1 werden gesuggereerd zijn klassieke kennismakingsspelletjes die in een eerstehulpkleedje werden gestoken. Je kan deze spelletjes spelen bij het begin van de cursus zodat de cursisten elkaar leren kennen. Naast deze eerstehulpgetinte kennismakingsspelletjes bestaan er nog tientallen andere kennismakingsspelen. Ga zeker eens op zoek op het internet voor inspiratie.
6.4.1 De basisprincipes van de eerste hulp 1. Rollenspel
Tijd
Doelstelling
20 min.
- 1.1 de zes basisprincipes van de eerste hulp opsommen en met eigen woorden uitleggen.
De jongeren kunnen:
Eindtermen
Werkvorm
Materiaal
Stam 1, 20 Context Lich. gezondh. en veiligh. 12
Rollenspel
Ongevallensimulant Kaartjes met de rollen die gespeeld moeten worden
ki jk
ex
Werkwijze • Leg eerst aan de jongeren uit wat de bedoeling is. Er zal een ongevallensimulant binnenkomen die een bloeding heeft. Twee jongeren moeten helpen, de anderen moeten observeren wat de helpers zeggen en doen. De twee helpers krijgen beiden dezelfde rol (zie hierna). • Na het rollenspel laat je eerst de helpers aan het woord. Wat vonden ze er van? Zouden ze in het echt ook zo reageren zoals hun rol voorschrijft? • Daarna komen de anderen aan het woord. Wat zagen zij? Wat ging er fout? Hoe zouden ze het beter wel doen? Probeer de jongeren te leiden naar het basisprincipe dat hier aan bod kwam (zie onder bij ‘rollen’). • Laat daarna twee helpers het slachtoffer op een goede manier benaderen. • Doe dit rollenspel een aantal keer, met telkens andere rollen. Op het einde heb je dan drie van de zes basisprincipes van de eerste hulp overlopen.
Rollen 1. Als je bloed ziet, ben je in paniek. Je bent bang, je roept, loopt zenuwachtig rond en spreekt anderen aan in paniek. Je probeert te helpen, maar door de paniek weet je niet meer wat te doen… -> Basisprincipe: Blijf rustig in een noodsituatie.
In
2. Je bent helemaal niet vriendelijk tegen het slachtoffer. Je luistert niet naar wat hij te zeggen heeft. Het kan ook helemaal niet zoveel pijn doen, zo’n klein wondje. Je praat vooral met je medehelper, niet met je slachtoffer. -> Basisprincipe: Troost het slachtoffer. 3. Je helpt het slachtoffer, maar je komt daarbij heel vaak met je handen aan de wonde en aan het bloed van het slachtoffer. -> Basisprincipe: Vermijd besmetting
126
2. Krantenartikel
Doelstelling
Eindtermen
Werkvorm
Materiaal
15-25 min.
- 4.7 de symptomen herkennen van een hitte- of zonneslag; - 4.8 correct eerste hulp verlenen bij een hitte- of zonneslag.
Stam 1 Context Lich. gezondh. en veiligh. 12
Klasgesprek
Bijlage 5.8
em pl aa
De jongeren kunnen:
r
Tijd
Werkwijze Bespreek het krantenartikel. • Welk letsel wordt hier vernoemd? • Wat is de oorzaak van dit letsel? • Wat kan te veel zon nog veroorzaken? • Wat deden de organisatoren? • Wat was hun bedoeling? 4. BEROERTE 1. FAST-test
Tijd
Doelstelling
15-25 min.
- 4.9 de symptomen herkennen van een beroerte; - 4.10 de FAST-test correct uitvoeren.
Zonneslag. De zon. Zonnebrand, flauwte, op termijn huidkanker… Het publiek natspuiten. Het publiek afkoelen.
Eindtermen
Werkvorm
Materiaal
Stam 10, 19, 20 Context Lich. gezondh. en veiligh. 12
Demonstratie + inoefenen
Techniek: zie werkboek p. 69
ex
De jongeren kunnen:
-> -> -> -> ->
ki jk
Werkwijze Leg uit wat een beroerte is en bespreek wat je ziet. Benadruk het volgen van de 4 stappen in eerste hulp en de FAST-test.
In
Tip Hoe pak je de demonstratie aan? Zie hoofdstuk 3.1.
154
Tijd
Doelstelling
Eindtermen
Werkvorm
5-10 min.
- 6.1 een bewusteloos slachtoffer dat niet normaal ademt op een correcte manier reanimeren.
/
Vraag- en Werkboek p. 102 antwoordgesprek
Materiaal
r
De jongeren kunnen:
Handleiding eerstehulpcursussen | Junior Helper
Junior@work
7. Reanimatie in stappen
em pl aa
Opgave Bij het reanimeren en defibrilleren volg je een strikt stappenplan. Vul het stappenplan verder in. Werkwijze Vul dit schema in groep in, aan de hand van een vraag- en antwoordgesprek. zorg voor veiligheid
Oplossing
controleer het bewustzijn
het slachtoffer is bewust
het slachtoffer is bewusteloos
ki jk
ex
roep een volwassene
het slachtoffer ademt niet normaal
laat iemand 112 verwittigen
laat iemand 112 verwittigen en een AED halen
In
het slachtoffer ademt normaal
leg het slachtoffer in stabiele zijligging
maak de luchtweg vrij
controleer de ademhaling
30 x hartmassage 2 x beademen
zet de AED aan en volg de instructies van de adviesstem
blijf dit doen totdat:
• de hulpdiensten de reanimatie van je overnemen; • het slachtoffer bij bewustzijn komt: hij beweegt, opent zijn ogen en begint normaal te ademen; • je zelf te vermoeid bent om verder te gaan.
163
9. Juist of fout?
Junior@work
Doelstelling
Eindtermen
Werkvorm
Materiaal
10 min.
- de stellingen over geziene verzorgingen correct beoordelen.
/
Individuele opdracht, groepsopdracht of spel: juist of fout
Werkboek p. 203
em pl aa
De jongeren kunnen:
r
Tijd
Opgave Is de uitspraak juist of fout? Duid aan.
Werkwijze Je kan de jongeren de oefening individueel of per twee laten maken of je kan de vragen gebruiken om een eenvoudige quiz op te zetten. Bespreek nadien de antwoorden en verbeter foutieve stellingen. Tip
In hoofdstuk 3.5 vind je tips om een originele quiz te organiseren.
In
ki jk
ex
Oplossing 1. Laat een slachtoffer met vergiftiging braken. -> FOUT 2. Houd je hoofd lichtjes achterovergebogen bij een bloedneus en knijp de neusvleugels 10 minuten dicht. -> FOUT 3. Bij een reanimatie van een volwassene geef je eerst 2 mond-op-mondbeademingen en vervolgens 30 hartmassages. -> FOUT 4. Geef een slachtoffer nooit te eten of te drinken. -> JUIST 5. Als het slachtoffer bewusteloos is en niet meer ademt, leg je hem in stabiele zijligging. -> FOUT 6. Controleer het bewustzijn door een mep tegen de wangen te geven. -> FOUT 7. Een brandwonde koel je zo snel mogelijk met ijskoud water van de kraan. -> FOUT 8. Slachtoffers moet je altijd helpen, ook als het niet veilig is. -> FOUT 9. De drie belangrijkste dingen die je aan de hulpdiensten moet vertellen zijn wat, wanneer en waar. -> FOUT 10. Het telefoonnummer van het Antigifcentrum is 070 245 245. -> JUIST 11. Wanneer een hoestend slachtoffer “ja” antwoordt op de vraag “heb je je verslikt?”, moedig je hem aan om te blijven hoesten. -> JUIST 12. Een hevige bloeding spoel je eerst met lauw water. -> FOUT 13. Een snijwonde spoel je met lauw water van de kraan. -> JUIST 14. Het koelen van een ontwrichting doe je best met ijsblokjes in een zakje water. -> JUIST
212
r
em pl aa
ex
ki jk
In 3.10
r
em pl aa
ex
ki jk
In 5.6
9.19 Ontbijt op bed
In
ki jk
ex
em pl aa
r
Het is weekend. De zon is nog maar net op en de vogels begroeten haar fluitend. Maxims mama en papa liggen nog lekker te slapen. Je hoort papa snurken tot in de gang. Maxim heeft een verrassing voor mama en papa. Stilletjes kruipt hij uit zijn bed en voorzichtig opent hij zijn slaapkamerdeur. Op zijn tenen stapt hij de gang door voorbij de slaapkamerdeur van mama en papa. Voetje voor voetje gaat hij de krakende trap af. Krrrrr, krrrrr. Maxim staat even stil. “Ik moet heel stil zijn,” denkt hij, “anders wordt het geen verrassing meer.” De trap lijkt eindeloos lang, maar uiteindelijk is Maxim beneden. “Nu naar de keuken,” glimlacht hij. Hij stapt de keuken binnen en zet het elektrisch kookvuur aan. Dan neemt hij een steelpan, doet er water in en zet ze op de kookplaat. “Nu nog de eieren nemen,” zegt hij tegen zichzelf. Hij doet de ijskast open en haalt er een hele doos uit. “Mama en papa zullen heel erg verrast zijn als ik hen ontbijt op bed breng,” denkt hij glunderend. Vrolijk draait hij zich om en… loopt tegen de steelpan. De pan valt van het vuur en het hete water komt op Maxims voet terecht. “Aaauw!”, schreeuwt Maxim en de tranen springen hem in de ogen. Mama en papa komen de trap afgestormd. “Maxim! Maxim! Wat is er gebeurd?”, vraagt mama ongerust. “Ik wou eieren koken om jullie een ontbijt op bed te brengen,” vertelt Maxim huilend. “Maar de pan is van het vuur gevallen en ik heb mijn voet verbrand.” Ondertussen heeft papa Maxim al opgepakt en hem op het aanrecht gezet, met zijn voet onder stromend water. “Dat voelt al iets beter, hé,” zegt papa. “Laat me ondertussen eens kijken. Je voet is helemaal rood en dik. Daar zullen we toch mee naar de dokter moeten gaan.” “Blijf maar met je voet onder het stromende water zitten terwijl ik een nat verband haal”, zegt papa. “Het water is toch niet te koud hé?” “Het valt wel mee, ik kan er mijn voet wel onder houden, papa." Hij komt terug met het verband. “Ik heb al veel minder pijn,” zegt Maxim. “Goed zo,“ zegt papa. “We gaan hem inpakken en dan gaan we naar de dokter.” Papa legt het nat verband op Maxims voet. Hij legt met een knoop het natte verband vast. “Ziezo. En nu gaan we naar de dokter,” zegt papa. “Ik zal je wel ondersteunen.” “We zullen in het terugkeren bij de bakker stoppen,” zegt papa tegen mama met een knipoog. “We zullen ontbijt meebrengen.”