INHOUDSOPGAVE
4. Van de voorzitter 6. Wat is dat voor vogeltje? 9. Schminkactie op werelddierendag 10. Hallo, mag ik mij voorstellen? 11. Bezoek aan de opvang 15. De hereniging van een egelfamilie 17. Ganzen in de opvang 22. Oproep donateurs 23. Advertenties _________________________________________________________
Onze Openingstijden: Wij zijn iedere dag, ook op zaterdag en zondag, vanaf 8:00 uur `s morgens open. We sluiten om 20:00 uur, behalve in de zomermaanden wanneer afhankelijk van de drukte verlengde openingstijden gelden. Voor het brengen van dieren in de avonduren en spoedgevallen ’s nachts bel om te horen op welk adres u terecht kunt! tel. nr.: 015-2157838, b.g.g. 015-2142852 of 06-12251768 Is er tussendoor onverwachts een vrijwilliger korte tijd afwezig dan staan er altijd opvangbakken klaar voor uw gevonden dier. De acceptgiro, voor onze vaste donateurs, geeft de mogelijkheid de jaarlijkse bijdrage te spreiden. Wij hanteren geen minimumbedrag. Iedere bijdrage, ook een éénmalige gift is van harte welkom! Mocht u via internet (online bankieren) geld doneren, wilt u dan uw postcode en huisnummer als kenmerk vermelden! Wij danken iedereen die ons steunt uit de grond van ons hart.
Van de voorzitter Geachte donateur en andere belangstellenden: de Penneveer die nu voor u ligt staat boordevol informatie en leuke verhalen. Deze keer zal ik mijn stukje niet zo lang maken maar u zult het niet missen omdat er genoeg te lezen valt over onze opvang zelf. Er is heel veel positiefs gebeurd de afgelopen zomer en onze opvang bruist nog steeds van energie. Zo hopen we deze winter de eerste opdracht voor het bouwen van de nieuwe volières binnen de grote, al wat oudere kooien uit te sturen omdat de fondswerving hiervoor vrijwel rond is. Daar verheugen we ons heel erg op. Het behalen van het bijna eindpunt voor het benodigde geld is niet alleen middels fondswerving op de gebruikelijke manieren gebeurd, maar ook via u als donateur die er hier en daar een schepje bovenop deed. Hiervoor zijn we heel dankbaar! We voelen ons daardoor enorm ondersteund. Wanneer beide grote uitwenkooien zijn voorzien van extra volières, hebben we niet alleen meer plaats voor het praktischer verzorgen van de dieren maar kan er ook meteen doorgestoten worden naar het volgende grote plan, namelijk het bouwen van twee nieuwe binnenruimtes voor het verzorgen van kleine zoogdieren. Dit onderdeel van ons werk groeit namelijk nog steeds, meer egels, soms een bunzing of wezel, wilde konijntjes, hazen en zelfs zo nu en dan een eekhoorn meldt zich aan de deur. Onze alleroudste volières buiten zijn in 1996 gebouwd. Een ervan is al opgeofferd aan de nieuwe pauzeruimte, nr. 2 is daardoor ook niet meer bruikbaar. De nrs. 3 en 4 zijn momenteel wel bruikbaar. Ze kunnen vervallen als de 4 nieuwe volières klaar zijn. Mede daardoor is het plan geboren om op de plaats van deze zeer oude kooien de binnenruimtes te ontwerpen voor een aparte verzorgruimte voor onze zoogdieren. Omdat we zowel jagers als gejaagden verzorgen worden de ruimtes apart gemaakt en gescheiden door een wand en betreden we de ruimtes altijd via een buitendeur. Het zal nog wel een tijd duren voor het
4
zover is want het fondsenwerven voor deze belangrijke en goede zaak moet nog van start gaan. We houden u natuurlijk graag op de hoogte! Een volgende keer zal ik vertellen over de oprichting van de Belangenbehartiging van Vogelasielen Nederland. Een fantastisch initiatief om gezamenlijke fondswervingen op poten te zetten en een goede springplank de beheerders met elkaar in contact te brengen en te houden. Dat het werkt is nu al overduidelijk. De vogelgriep heeft ons in de ban, de maatregelen kletteren over ons heen, maar we horen van elkaar wat de nieuwste ontwikkelingen zijn en kunnen zo één lijn vormen. Mijn inspiratie voor het schrijven van een stukje aan u is wat minder omdat het overlijden van ons bestuurslid Luuc Mergler niet alleen bij ons bestuur een klap veroorzaakt maar ook bij mij privé. Luuc is mijn broer en betrad in 1999 al ons bestuur omdat ik zijn bestuurderservaring bij een ander bestuur had opgemerkt en daar graag gebruik van wilde maken voor ons bestuur. Hij werd algemeen bestuurslid en heeft in die hoedanigheid op alle fronten ondersteuning verleend. Hij heeft alle veranderingen meegemaakt en had graag nog een poosje mee gedraaid omdat we als bestuur nog zoveel te ontwikkelen hebben. Zo streven we vooral naar financiële onafhankelijkheid vanaf 2016. Dan loopt nl. het contract van onze ondersteuner, Stichting Van Klooster, af. Vanaf dat moment zullen wij als opvang zelf het salaris van onze medewerkers moeten financieren. Maar zo ver is het nu nog niet. Voorlopig staat de winter van 2014/2015 voor de deur en er zullen ongetwijfeld dieren zijn die onze hulp hard nodig zullen hebben. Dat is wat wij als vogel- en egelopvang Delft e.o. op de eerste plaats doen! Winanda de la Rambelje-Mergler
5
Wat is dat voor vogeltje? Op dinsdag 3 juni 2014 wordt er ‘s avond een kleine jonge vogel bij de Vogel- en Egelopvang in Delft gebracht. Het beestje is op de grond gevonden in het centrum van Rotterdam. De volgende morgen is het helaas al overleden. De doodsoorzaak is niet met zekerheid bekend, maar jonge vogels kunnen vaak maar kort zonder voer. Bij aankomst in de opvang maakte het diertje al een uitgeputte indruk. Het lukt dan niet altijd om zo’n jonkie weer aan ‘de praat’ te krijgen. Toen de asielhoudster het vogeltje zag wist ze meteen dat het een ongewone gast betrof. Ze kon echter niet goed thuisbrengen wat voor vogel het was en bewaarde het piepkleine diertje voor mij in de vriezer om het te determineren. Hoewel ik al 30 jaar naar vogels kijk had ik geen idee wat voor vogel het was. Ik ben geoefend in het herkennen van levende vogels in het veld en dan let je op zang, gedrag en leefomgeving. Dat soort informatie geeft een bevroren vogel niet prijs. Bij een dode vogel moet je op heel andere dingen letten, zoals details in het verenkleed en de lichaamsbouw. Jonge vogels hebben vaak een ander verenkleed dan de volwassen vogels. In de ANWB vogelgids zijn wel afbeeldingen te vinden van pas uitgevlogen jongen, maar voor nestjongen heb ik geen naslagwerk. In de eerste levensmaand verandert een vogel zo sterk van uiterlijk dat je bijna elke dag een foto zou moeten maken om een volledig beeld te krijgen van de ontwikkeling. Voor zover ik weet bestaat er geen boek waarin een volledig overzicht van de ontwikkeling van de jongen van alle Nederlandse vogelsoorten wordt gegeven. In de Elsevier broedvogelgids zijn wel enkele nestjongen afgebeeld, maar dusdanig onvolledig dat ik er niets aan heb in dit geval.
6
Vleugelstreepjes Mijn man, die net als ik vogelaar is, weet evenmin wat voor vogeltje het is. Hij heeft echter wel een goed idee: “Maak er een foto van en stuur deze naar André de Baerdemaeker.’ André heeft veel kennis van vogels, werkt bij het Natuurhistorisch museum in Rotterdam en bij de Vogelklas van Karel Schot. Zo gezegd, zo gedaan: ik maak een foto en stuur deze naar André. Enkele uren later krijg ik het volgende antwoord: “Dit ziet er op het eerste gezicht uit als een jonge goudhaan. De witte vleugelstreepjes en de groengele rug wijzen daarop. Staan er coniferen in de buurt van de vindplaats? Het zou een mooie aanwinst voor het Natuurhistorisch Museum zijn geweest. We hebben ze niet in deze leeftijdscategorie.” Aha natuurlijk, een jonge goudhaan! Als ik in de vogelgids kijk zie ik dat de vleugeltekening precies klopt, maar de karakteristieke koptekening waar ik deze vogels aan herken ontbreekt nog volledig. Vroeger heetten deze vogels ‘goudhaantjes’ en dat verkleinwoord is heel toepasselijk, want het zijn de kleinste vogeltjes van Nederland. Een volwassen goudhaan weegt tussen de 4 en 8 gram. Het dode vogeltje heb ik niet gewogen, maar het gewicht zal misschien nog wel onder de 4 gram hebben gelegen. Wel heb ik de lengte opgemeten: van snavelpunt tot teennagel is de bevroren vogel op de foto 7 centimeter lang. Het jonkie is al vrijwel helemaal volgroeid, een uitvlieger, klaar om de wijde wereld in te trekken. Coniferen André vraagt in zijn mail of er coniferen groeien in de buurt van de vindplaats. Hij stelt deze vraag omdat goudhanen vrijwel uitsluitend broeden in naaldbos, maar ook wel in parken en tuinen met coniferen. In Zuid-Holland broeden slechts weinig goudhanen, in Delft zijn mij slechts enkele incidentele broedparen bekend uit de afgelopen jaren. Ze zijn veel talrijker in het oosten van het land en dan vooral op plaatsen waar veel naaldbos te vinden is. In de SOVON broedvogelatlas wordt het aantal broedparen in ons land geschat tussen 40.000 en 50.000. Deze schatting is gedaan omstreeks 2000, maar sindsdien zijn er geen opvallende veranderingen geweest in verspreiding of aantal broedparen. Hoeveel goudhanen er in Rotterdam broeden is mij niet bekend, maar het is er zeker geen talrijke broedvogel. De vondst van een jonge goudhaan in het centrum van Rotterdam is dus best bijzonder! Jammer genoeg is het niet bekend waar de goudhaan precies is gevonden. Bij de inschrijving van een dier in de administratie van de
7
opvang vragen we altijd naar de vindplaats. Dat maakt het mogelijk om een dier later terug te vinden in de administratie en soms is het belangrijk als een dier moet worden teruggeplaatst. Ik heb de indruk dat bij dieren die in Delft zijn gevonden gewoonlijk wel de straatnaam wordt genoteerd, maar voor dieren van elders is de vindplaats meestal minder gedetailleerd nagevraagd. Overigens weten de dierenbrengers ook niet altijd te vertellen waar het dier is gevonden, bijvoorbeeld als de dierenambulance een dier komt brengen die iemand anders bij een dierenarts heeft gebracht. Hoe dan ook, het zou in dit geval interessant zijn geweest om precies te weten waar de jonge goudhaan is gevonden, maar dat is niet meer te achterhalen. Uit de reactie van André begrijp ik dat hij de dode jonge goudhaan graag zou willen hebben om deze toe te voegen aan de collectie van het Natuurhistorisch museum in Rotterdam. Dat lijkt mij een eervol einde voor de jong gestorvene en het is eenvoudig te regelen. Mijn man werkt toevallig vlakbij het museum, hij heeft het goudhaantje daar afgeleverd. Caroline Elfferich
-*-*-*UITNODIGING Werk 5 keer met ons mee en weet voortaan wat er gebeurt in de vogel- en egelopvang met het dier dat wordt gebracht
Iedereen vanaf 15 jaar is welkom om 5 keer aan den lijve te ondervinden hoe het is om bij ons vrijwilliger te zijn. Een prachtige kans om uitgebreid bij ons binnen te kunnen kijken! Bent u geïnteresseerd of heeft u vragen, dan kunt u contact opnemen met de vogel- en egelopvang, tel: 015-2142852 of 015-2157838 en vraag naar de asielhoudster.
8
Schminkactie voor de opvang op Werelddierendag Zaterdag 4 oktober jl., werelddierendag, hield dierenspeciaalzaak Pet Needs, Choorstraat 49, een actie ter ondersteuning van ons Vogelasiel. Pet Needs ondersteunde deze dag het werk van onze opvang door de mogelijkheid te bieden kinderen te schminken tegen een kleine vergoeding. De opbrengst van deze actie werd geheel bestemd ten behoeve van de zorg voor dieren die in onze Delftse opvang verblijven. Bovendien mochten wij met een stand bij de ingang van de dierenwinkel staan, om aan onze naamsbekendheid te werken en donateurs te werven. Van 12.00 tot 17.00 uur hebben 2 bestuursleden, Miranda en Johan, dan ook bij de stand gestaan en publiek geïnformeerd over onze opvang. Gewapend met folders, foto's en Penneveren werd met veel mensen een gesprekje gevoerd. Helaas kwamen hier geen nieuwe donateurs uit voort, maar wel waren er redelijk veel incidentele giften die in onze collectebus werden gedeponeerd. Het schminken, door een professionele dame, verliep in eerste instantie erg rustig, te rustig volgens Richard, eigenaar van Pet Needs. Er bleken tot een uur of drie niet veel kleine kinderen door de Choorstraat te lopen. Ze zaten vermoedelijk nog op clubjes of bezochten de landelijke 112-dag die onze concurrent bleek te zijn met schminkacties. Na 15.00 uur ging het beter lopen, zodat er in totaal ongeveer 20 kinderen veranderd werden in vlinders, een grappige gekko, een wandelende tak, een tijger of een papegaai. Het waren werkelijk prachtige plaatjes. Hiernaast een foto van Miranda in actie. De opbrengst bleek aan het eind van de dag 128,50 euro te zijn. Iedereen tevreden, en Miranda en Johan hadden een mooie en gezellige dag in het zonnetje in de Choorstraat. Johan Mastbroek 9
Hallo! Mag ik mij aan u voorstellen? Ik ben Tessel de Jong, teamleider dierverzorging bij de Vogel- en egelopvang. Ik woon samen met mijn man en twee katten in Delfgauw. Oorspronkelijk kom ik uit Delft. Ik ben al heel lang bekend met de opvang. In 1998 werd ik door mijn zus, toen ook vrijwilligster op de opvang, op sleeptouw genomen ("Oh, je verveelt je? Nou, kom je dan maar eens nuttig maken". Nog wel grappig om te melden is trouwens dat de zus in kwestie inmiddels dierenarts is). Ik vond het wel wat en vanaf dat moment was ik er iedere zaterdag en in de schoolvakanties. Hokken schoonmaken, voer en water verversen, reddingsacties uitvoeren en soms ook dieren uitzetten... Het enige jammere vond ik dat ik er geen betaalde carriere van kon maken! Winanda had in de gaten dat ik ook de medische verzorging van de dieren heel interessant vond en is me ook op dat gebied heel veel gaan leren. Na een 'mislukte' opleiding Beeldende Kunst ben ik in Leeuwarden HBO Diermanagement gaan studeren. Jammer genoeg betekende dat dat ik moest stoppen met werken op de opvang. Nooit kon ik van te voren weten dat ik er ooit nog eens zou komen te werken, maar dan betaald! Ik ben ongeveer zeven jaar 'weggeweest'. In die tijd heb ik in het noorden gewoond, veel leuke stages meegemaakt (onder andere bij de Werkgroep Roofvogels en Uilen in Zwolle en Ouwehands Dierenpark) en een opleiding tot Paraveterinair Dierenartsassistente gaan volgen. Als zodanig ben ik nog ongeveer twee jaar werkzaam geweest. Het leuke aan mijn baan is de omgang met zowel dieren als mensen. Ik vind het geweldig als ik een dier, mede door mijn hulp, zie opknappen. Maar bijna net zo mooi vind ik het als ik mijn enthousiasme kan overbrengen aan nieuwe vrijwilligers en zie hoe zij op hun beurt dat plezier verspreiden. Ons team van medewerkers (betaald en vrijwillig) bestaat uit heel veel verschillende mensen met allemaal een andere achtergrond, jong en oud, werkzoekend of juist met een hoge functie of nog op school. Ik voel me tussen al die mensen en dieren goed op mijn plek en hoop dat dat nog een tijdje zo blijft! 10
Bezoek aan de opvang: September 2014 Inmiddels is het weer tijd voor de najaarseditie van De Penneveer en daar hoort natuurlijk een bezoek aan de opvang bij. Ook in deze tijd van het jaar, de herfst, zitten er weer genoeg dieren die mensenhulp nodig hebben. Gewond, alleen, maar nog veel te jong of net niet genoeg kracht en gezondheid om het zelf te doen in het wild. Het najaar is ook de tijd waarin de egels weer actief worden. Jonkies verliezen hun moeder omdat zij, bij het zoeken naar voedsel, gewond raakt of ze raakt gescheiden van haar kroost door bebouwing en afzetting. Door datgene eigenlijk waar wij mensen verantwoordelijk voor zijn, want de egels weten niet beter. Die moeten het, om te overleven, hebben van het inzicht, begrip en de dierenliefde die wij ze kunnen geven. Gelukkig zijn er toch veel mensen die ernaar handelen wanneer een gewond of ziek dier hulp nodig heeft. Allereerst zie ik een wild konijn dat is aangereden en waarvan de rechter zijkant erg beschadigd is. Ze krijgt rust, aandacht en verzorging. Haar buren zijn een Kaapse eendekuiken met als gezelschap een kippekuiken. Beiden zonder moeder maar des te blijer met elkaar. Ze houden elkaar ook warm en beiden zijn het dieren die normaal gesproken ook soortgenoten om zich heen hebben. Bijzondere gasten ook, zoals een Vlaamse gaai. Omdat zijn vleugel hangt kan ie niet vliegen. Hij is dus op dit moment niet in staat voor zichzelf te zorgen. Een Vlaamse gaai behoort tot de familie van de kraaien en is met zijn gestreepte pet en lichtblauwe vleugelveren een herkenbare verschijning. Het is een bosvogel maar hij kan zich goed handhaven in de oprukkende woonwijken en steden. Hij valt op door zijn luide roep in het voorjaar en de zomer, een teken van waarschuwing. Hij wordt dan ook wel schreeuwekster genoemd. 11
Er lopen ook verschillende soorten duiven rond: zo zie ik een lachduif, een Turkse tortel en een holeduif. Deze laatste is minder algemeen en minder opvallend dan de andere twee. Toch komt ie vooral voor in Europa. Deze zadeneters broeden voornamelijk in holtes van bijv. bomen of in konijnenholen, vandaar de naam. In de ziekenboeg tref ik een aantal eenden die binnengebracht zijn met botulisme. Er bestaan verschillende typen botulisme. Type C komt het meeste voor bij waadvogels. Dit type is over het algemeen niet gevaarlijk voor mensen, honden en katten. Botulisme is overigens een van de drie meest voorkomende ziektes bij wilde vogels. Botulisme geneest in veel gevallen voor 100 % als de dieren op tijd worden gevonden. Verder zie ik in de buitenverblijven een Kaapse eend, ook wel Muskuseend genoemd, een Krakeend en een Kuifeend. De Kaapse eend, van oorsprong een rotseend, blijft toch een parmantige, bijna arrogante verschijning; groot, zwart-wit en dan die rode washuid rond de ogen. De kuifeend is duidelijk herkenbaar. Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een kuif maar die van de mannetjes zijn langer. Het volwassen mannetje is zwart met een witte buik. De vrouwtjes en jongen zijn bruin. Ook heeft de kuifeend gele ogen. De kleinste kuifeend is afkomstig van een andere opvang omdat hij daar de enige was van zijn soort, ook onze kuifeend was alleen, nu groeien ze samen op en zijn bij het verschijnen van deze Penneveer al weer vrijgelaten.
12
In een van de slootkooien zit een kleine mantelmeeuw met een hangende poot. De meeuw is een vogel waarvan er meer dan honderd soorten bekend zijn. Ook zit er een reiger die een gebroken poot heeft. Een al wat oudere wond maar scheef aangegroeid. In een andere slootkooi zitten een aantal jonge zwanen, genietend van het water. Nu moeten ze het kleine stukje water nog met elkaar delen, straks, als ze groot en sterk genoeg zijn, mogen ze zwemmen waar ze willen. In de diverse uitwenkooien zitten verschillende diersoorten. Zo zitten er merels, wilde konijnen en verschillende soorten mussen. De mus vind ik een grappig vogeltje, altijd druk in de weer. Zo zit er een Huismus, een Ringmus en een Heggenmus. Kleine, pittige vogeltjes die voor het ongetrainde oog nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De huismus is een van de meest voorkomende vogels in Nederland. De Ringmus lijkt er veel op met dit verschil dat de Ringmus rood-bruin op zijn kop is en een witte rand om zijn hals heeft. De Heggemus is egaler van kleur en erg schuw. Ze laten zich nauwelijks zien en broeden vaak in dicht struikgewas. Eigenlijk is de heggemus geen mus. Huismusjes en hun verwanten zijn zaadeters, de heggemus echter is een insecteneter. Een heel ander soort en goed te herkennen aan de puntige snavel. In een andere uitwenkooi zitten hazen. Zij sterken nog wat aan en worden binnenkort uitgezet. Ik zit stil op mijn hurken met de fotocamera, als er een vriendelijke duif eens komt kijken wie er nu weer in de kooi geplaatst is. Een prachtig plaatje, toch?!
13
Wat me ook opvalt is dat er een aantal halsbandparkieten zitten. Deze vogels zijn oorspronkelijk als volièrevogel naar Europa gekomen maar ontsnapt of vrijgelaten. Ze aarden goed in Europa en worden dan ook steeds vaker in het wild gezien. Generaties jongen zijn inmiddels in het wild geboren. Ook deze vogels raken slachtoffer om alle mogelijk denkbare redenen. Zij worden dan ook
opgevangen en verzorgd. Een leuke, kwetterende, groen gekleurde vogel die graag in gezelschap van zijn soortgenoten verkeerd.
Ook deze keer was weer een bijzondere ronde door de opvang. Niet alleen vanwege de dieren maar vooral ook door de onvermoeibaarheid van de vrijwilligers die zich dagelijks inzetten voor deze dieren. Zonder hen, maar ook zonder de zo broodnodige donaties was dit alles niet mogelijk geweest. Miranda van den Boogert
14
De hereniging van een egelfamilie. Het komt niet vaak voor dat we op de opvang direct positief gevolg zien van het redden van een dier. Dat is jammer, want dat is ongeveer het leukste wat er is. Dieren uitzetten gaat, ook al zijn ze voor 100 % hersteld, soms gepaard met een gevoel van 'op hoop van zegen': ze moeten het nu helemaal zelf rooien, en gaat dat wel goed? Waar gaan ze heen, wat maken ze mee? Eerder dit jaar hadden we een slechtvalkman te logeren. Die was tegen een raam gevlogen en na een nachtje bijkomen op de opvang is hij uitgezet. Omdat er in de broedkast van de Delftse slechtvalken een webcam hangt konden we hem bijna letterlijk zien thuiskomen, en zo weten we ook dat hij vlak na zijn hachelijke avontuur een mooi stel jongen heeft grootgebracht. Geweldig om mee te maken; je blijft je als dierverzorger toch een beetje verantwoordelijk voelen. Maar zo gebeurde er laatst nog iets moois. Ik kreeg een telefoontje uit Delft: een meneer wiens zoontje een egel had gevonden in de poort. Midden op de dag. Een vreemd moment voor een gezonde, bolle vrouwtjesegel, die overdag zou moeten slapen. Meneer had zelf al bedacht dat ze ergens jonkies kon hebben, en na snel even wegen op de keukenweegschaal heeft hij haar in een doos met een bakje kattenvoer donker en rustig weggezet en toen gebeld naar de opvang. Een van zijn buren had een nieuwe tuindeur geplaatst. Zo eentje waar een egel niet onderdoor past. Het vermoeden bestond dat de eventuele jongen van de egel in die buurtuin zouden wonen. Maar dat moeder nu de tuin niet meer binnen kon gaan, was een groot probleem. Gelukkig waren ook de buren bereid om wat voor de egel te doen: door het weghalen van een baksteen ontstond er een gat dat voor een egel precies groot genoeg moest zijn. Stel dat ze inderdaad jongen had, en het nest zich inderdaad in die tuin bevond, dan kon ze ze toch weer bereiken. Op hoop van zegen (daar heb je 'm weer) is het egelvrouwtje diezelfde avond in de schemer op de vindplek teruggezet. 15
Een week of anderhalf later kreeg ik dezelfde meneer weer aan de telefoon. Wat bleek? Er huist bij zijn buren inderdaad een egelfamilie! Dat was door die mensen de vorige avond gezien. "Ik dacht dat u dat wel leuk zou vinden om te horen", zei meneer, en reken maar dat ik dat leuk vond. Conservatie op micro-schaal: een klein beetje advies van mij en goed samenwerken van de buurtbewoners heeft ervoor gezorgd dat de natuur haar gang weer kon gaan.
Tessel de Jong
16
Ganzen in de opvang Tegenwoordig kun je het hele jaar ganzen zien in de weilanden rondom Delft, dat had ik dertig jaar geleden niet durven dromen! Destijds ging ik in de winter speciaal met excursies mee naar Zeeland of de Flevopolder om overwinterende ganzen te zien. We zagen bij die uitstapjes vooral grote groepen grauwe ganzen, kolganzen en brandganzen. In die tijd was ik een beetje jaloers op een vriend die in Lelystad woonde en vaak ganzen over zijn huis zag trekken in fraaie V-formaties. Er is geen reden meer voor jaloezie, want in de omgeving van Delft zijn nu dagelijks ganzen te zien. De afgelopen tientallen jaren hebben zich diverse ganzensoorten als broedvogel in ons land gevestigd. Waarom is Nederland aantrekkelijker geworden voor ganzen? Allereerst speelt de beschikbaarheid van voedsel een belangrijke rol. Gras is een groot deel van het jaar de belangrijkste voedselbron voor ganzen. Door de intensivering van de landbouw is het gras in de weilanden steeds eiwitrijker geworden, waardoor het meer voedingswaarde heeft. Daarnaast hebben ganzen een plek nodig waar ze kunnen broeden. Dat doen ze bij voorkeur in kleine of grote moerasgebieden en die zijn de laatste jaren op veel plaatsen aangelegd. Ganzen zijn te beschouwen als de nieuwe weidevogels. Ze grazen in de weilanden en broeden in moerasachtige natuurgebieden. Omdat ze niet in weilanden broeden zijn ze veel minder kwetsbaar voor werkzaamheden op het land dan ‘ouderwetse’ weidevogels als kievit en de grutto. Iedere ganzensoort die in ons land broedt heeft een eigen verhaal… Grauwe gans De grauwe gans broedde lang geleden al in Nederland, maar aan het begin van de vorige eeuw zijn ze in ons land uitgeroeid door intensieve bejaging en ontginning van moerassen. Aan het eind van de vorige eeuw zijn ze met moeite weer geherintroduceerd, maar pas in het nieuwe Millennium is het aantal broedparen enorm toegenomen. In 2005 schatte men dat er 25.000 paar 17
grauwe ganzen in ons land broeden (www.sovon.nl). Het is trouwens nog aardig moeilijk om het aantal broedparen vast te stellen, want vaak bestaat meer dan de helft van de populatie uit niet broedende vogels. Dat komt omdat het enkele jaren kan duren voordat een gans een geschikte partner heeft gevonden en aan zijn/haar eerste broedsel begint. Met de toename van het aantal broedende grauwe ganzen in de omgeving van Delft zou je verwachten dat deze vogels ook steeds vaker in de Vogelopvang gebracht worden. Ik heb de gegevens van de afgelopen jaren erop nagekeken, maar daar kom ik maar heel weinig grauwe ganzen in tegen. Voor 2009 kwamen ze helemaal niet in de administratie voor en daarna zijn er 1 tot 3 grauwe ganzen per jaar gebracht. Het is niet altijd duidelijk of het een wilde of tamme gans betreft. In het voorjaar van 2014 verzorgden we een nestje grauwe ganzenkuikens. Het viel me op dat ze erg paniekerig om hun ouders bleven roepen. Ganzen hebben een sterke en langdurige familieband, dus ik kon me hun paniek levendig voorstellen. Het stel is voorspoedig opgegroeid en vrijgelaten op een zorgvuldig uitgekozen plek. De asielhoudster schrijft over de vrijlating: “De gansjes zijn uitgezet bij de Dobbeplas op een mooie plek om te wennen: veel gras, uitzicht op het water en in de verte veel soortgenoten. Binnen een dag bracht de dierenambulance een van de gansjes terug bij de opvang. De onervaren vogel was verward aangetroffen in de buurt van een huis. Een vrijwilliger is bij de Dobbeplas gaan kijken en bracht nog een gansje mee die alleen leek te zijn. Terwijl beide gansjes weer wat op verhaal kwamen zijn de andere drie opgespoord en daarna is de groep weer bij elkaar gezet. De begroeting was enthousiast en de blijdschap was groot. Dezelfde dag nog gingen de gansjes alle vijf op de wieken en landden in het water tussen hun wilde soortgenoten. Eind goed, al goed.” Brandgans De brandgans broedde vroeger uitsluitend in noordelijke streken (Groenland, Spitsbergen en Nova Zembla), maar inmiddels is een deel van de populatie bij ons ingetrokken en wel vooral in het Deltagebied.
18
In 2005 schatte men dat er 6000 paar brandganzen in ons land broeden. In de omgeving van Delft zijn mij geen broedgevallen bekend, maar in de zomermaanden kun je hier soms wel kleine aantallen brandganzen zien. In 2009 hebben we een volwassen brandgans in de Vogelopvang gehad met rugletsel. Het dier was er slecht aan toe en is spoedig gestorven. Deze vogel kwam van de Vogelklas van Karel Schot in Rotterdam, de vindplaats is niet nader bekend. Canadese gans De Canadese gans komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika, maar ze broeden al tientallen jaren in ons land. Ze zijn hier bewust uitgezet voor de jacht, of ontsnapt uit waterwildcollecties. Er zijn nog enkele ganzensoorten op deze manier in ons land geïntroduceerd, waaronder de Indische gans en de Chinese knobbelgans, maar op dit moment is de Canadese gans de talrijkste ‘exotische’ ganzensoort (circa 3000 broedparen in 2005). Men onderscheidt een aantal ondersoorten van de Canadese gans, die vooral in formaat verschillen. De grote Canadese gans is in Nederland de meest voorkomende ondersoort. In de laatste 12 jaar zijn er jaarlijks 0 tot 7 Canadese ganzen in de opvang gebracht, gemiddeld ligt het aantal op 2 per jaar en meestal gaat het om volwassen vogels. Ook bij deze ganzen is het niet altijd duidelijk of het een wilde of tamme vogel is. In het algemeen zullen tamme ganzen die in de bebouwde kom leven een grotere kans hebben om in de Vogelopvang te belanden dan wilde ganzen die in moerassige gebieden en weilanden leven buiten de stad. Tamme gans Tamme ganzen (ook wel soepganzen genoemd) zijn eeuwen geleden gedomesticeerd. Men hield de vogels voor de eieren en het vlees en ze bewaakten het erf.
19
Het verenkleed is vaak wit of bont gekleurd. De grauwe gans is de voorouder van de tamme gans. Tamme ganzen vind je in de bebouwde kom, maar ook wel in weilanden in de buurt van boerderijen. Een tamme gans kan een wilde partner kiezen en zulke paren leveren gemengde nakomelingen op. Hybridisatie komt veel voor bij ganzen en tussen allerlei verschillende ganzensoorten. De kuikens zijn vaak levensvatbaar, maar hybride vogels zijn niet altijd vruchtbaar. Het aantal tamme ganzen dat tussen 2002 en 2013 in de Vogelopvang is gebracht schommelt tussen 3 en 29 per jaar, met een gemiddelde van 10 per jaar. Als het mogelijk is plaatsen we deze vogels terug op de vindplaats. In een aantal gevallen heeft Hofganzen geholpen bij het herplaatsen van ‘onze’ tamme ganzen, deze organisatie zoekt naar diervriendelijke oplossingen als ganzen op plekken in de openbare ruimte zitten waar ze overlast veroorzaken. Soms krijgen we oude verzwakte dieren in de opvang die zich niet meer zelfstandig kunnen redden langs de slootkant. Deze oude ganzen gaan nog wel eens naar Stichting Melief. Nijlgans De Nijlgans rekent men officieel niet tot de ganzen maar tot de eenden. Ze hebben duidelijk een andere lichaamsbouw dan ganzen, kijk maar eens naar die lange roze poten! In 2002 schatte men dat er circa 5000 paar Nijlganzen in ons land broeden. Van de Nijlgans beweert men vaak dat ze zo agressief zijn, maar agressie is een eigenschap die ik bij alle vogelsoorten zie. Het heeft nu eenmaal overlevingswaarde voor in het wild levende vogels om strijdlustig te zijn. In de afgelopen 12 jaar zijn er tussen 1 en 29 Nijlganzen per jaar 20
gebracht bij de opvang met een gemiddelde van 10 per jaar. Het aantal lijkt wel wat toe te nemen vanaf 2010. We krijgen veel jonge dieren, soms wel eens een nestje van 11 kuikens. De jonkies worden opmerkelijk vroeg in het jaar gebracht, zelfs al begin januari. Je zou verwachten dat ganzenkuikens het in de winter niet overleven, maar ik zie vaak dat ze zich prima weten te redden. Ze hebben een dikke donsjas, zorgzame ouders en, als er niet teveel sneeuw ligt, genoeg te eten. Blikje om de nek Zo nu en dan bellen er mensen naar de Vogelopvang omdat ze een gans hebben gezien die volgens hun een blikje om de hals heeft. Het gaat dan eigenlijk altijd om een halsband, die men voor onderzoeksdoeleinden heeft aangebracht. Vooral grauwe ganzen hebben vaak halsbanden, maar je ziet ze ook wel eens bij andere ganzensoorten. Op de halsband staat een code die met een verrekijker of telescoop is af te lezen. Veel vogelaars lezen deze halsbanden af en voeren de code in op de website www.goosetrack.nl. Je kunt dan zien waar en wanneer die gans nog meer is waargenomen. Hierdoor krijgt men een beter inzicht in de verspreiding van ganzen en in hun levensgeschiedenis. Het lijkt mij niet prettig voor een gans, zo’n band om je nek, maar ze kunnen er oud mee worden en ik weet dat de mensen die het onderzoek uitvoeren de ganzen een warm hart toedragen.
Caroline Elfferich -*-*-
21
WILT U OP DE HOOGTE BLIJVEN VAN HET WEL EN WEE VAN ONZE OPVANG? Word dan donateur! U ontvangt 2x per jaar ons blad ‘de Penneveer’, met daarin informatie over de dieren die bij ons verblijven, hoeveel en welke soorten er jaarlijks worden gebracht èn hoe we er financieel bij staan. Hoe wordt u donateur? Maak een bedrag over naar ons rekeningnummer: IBAN NL30INGB0002703840, t.n.v. Stichting Vogelasiel Delft o.v.v. uw naam. N.B. bij online bankieren graag uw postcode en huisnummer als kenmerk vermelden! Of stuur een brief met uw naam en adresgegevens naar ons postadres: Oostsingel 6, 2612 HB Delft, o.v.v. donateur. Wij nemen u dan op in onze donateursadministratie, de rest volgt vanzelf. Vriendelijk dank! Wilt u eenmalig een gift storten? Dat kan! Geef aan op uw overschrijving dat het gaat om een eenmalige gift, dan vallen wij u verder niet lastig met informatie. Wij danken u alvast van harte, want ook eenmalige giften zijn mèèr dan welkom!
22
23
24
25
26
27
P. van Mullem Diervoeders Wij helpen de vogels de winter door. Verkoop van strooivoer, vetbollen, pinda’s enzovoorts. Wij zien u graag tegemoet op het volgende adres; Rotterdamseweg 13 2628 AH Delft 015-2578575
28
29
De medewerkers van de Vogel- en Egelopvang Delft e.o. wensen u fijne kerstdagen en het beste voor 2015 !
30