—If
INHOUDSOPGAVE AVV-BESLUITEN 2014
DATUM BESLUIT
Apotheken Dispensatieverzoek DocMorris NV, Tanimis CV en Tanimis BV
24 januari 2014
Apotheken Arbeidsomstandigheden Dispensatieverzoek DocMonis NV, Tanimis CV en Tanimis BV
27 januari 2014
—
Bakkersbedrijf 22 september 2014 Bedenkingen Allen & Overy namens de Algemene Bond van Uitzendondememingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Uitzend- en Bemiddelingsbedrijven (NBBU) Beroepsgoederenvervoer over de weg O&O Bedenkingen Inklaringsbedrijf Langen BY. Bedenkingen Brusse & Masselink namens Aldiver Uitzendbureau BV Bedenkingen W.A. Grünbauer Bedenkingen T. v.d. Ree Doolaard Bedenkingen J.M. Papboeve
25 juli 2014
Besloten Busvervoer Bedenkingen ABC-Specials BV Bedenkingen Touringcarbedrijf Pro Travel BV Bedenkingen Vipnight Bedenkingen WeKa Chauffeursdiensten Bedenkingen ZZP Collectief
16 juni 2014
Bouwnijverheid Bedenkingen HDK Advocaten en fiscalisten namens Rimec Limited Bedenkingen Nederlandse Vereniging van Uitzend- en Bemiddelingsbedrijven (NVUB) mede namens Alternatief Voor Vakbond (AVV) Dispensatieverzoek Nederlandse Vereniging van Uitzend- en Bemiddelingsbedrijven (NVUB) mede namens Altematief Voor Vakbond (AVV)
17 jUfli 2014
—
Gemaksvoedingindustrie 17 maart 2014 Bedenkingen Vanhetrecht namens Borgesius Brood Beleg en Bezorging BY. Metalektro Hoger Personeel Bedenkingen Altematief Voor Vakbond (AVV) —
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland Bedenkingen Liebregts Schilderwerken BV Bedenkingen Zelfstandigen Bouw Bedenkingen Flextra Groep
14 april 2014
2 september 2014
Schulders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland BTER Bedenkingen Liebregts Schilderwerken BV
13 maart 2014
-
Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland Bedenkingen Liebregts Schilderwerken BV
—
7 augustus 2014
BTER
Taxivervoer Bedenkingen Please BV Bedenkingen ABC-Specials BV Bedenkingen ZZP Collectief Bedenkingen Vipnight Bedenkingen Allen & Overy namens de Algemene Bond Uitzendondememingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Uitzend- Bemiddelingsbedrijven (NBBU)
31 maart 2014
Tentoonstellingsbedrijven Bedenkingen Gielissen Interiors & Exhibitions
31 maart 2014
Uitzendbranche Sociaal Fonds Dispensatieverzoek Landelijke Belangen Vereniging (LBV) namens Connexxie Payroll & Loonadministratie Dispensatieverzoek Landelijke Belangen Vereniging (LBV) namens DPA Group N.y. Dispensatieverzoek Landelijke Belangen Vereniging (LBV) namens Tentoo Collective freelance & flex B.V. Dispensatieverzoek Landelijke Belangen Vereniging (LBV) namens Persoonality Payrolling B.V. Dispensatieverzoek Please mede namens Vakbond ABW
1 september 2014
—
mede mede mede mede
INHOUDSOPGAVE BEDENMNGEN OP ONDERWERP 2014
DATUM AVV_BESLUIT
Apotheken Dispensatieverzoek DocMorris NV, Tanimis CV en Tanimis BV
24 januari 2014
Apotheken Arbeidsomstandigheden Dispensatieverzoek DocMorris NV, Tanimis CV en Tanimis BV
27 januari 2014
—
Bakkersbedrijf 22 september 2014 Bedenkingen Allen & Overy namens de Algemene Bond van Uitzendondememingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Uitzend- en Bemiddelingsbedrijven (NBBU) str4jd met algemene rechtsbeginselen rechtmatige belangen derden strUd met art. 4 Europese RichtlUn 2008/104 etc. strUd met mededingingsrecht -
-
-
-
Beroepsgoederenvervoer over de weg
—
O&O
25 juli 2014
Bedenkingen Inklaringsbedrijf Langen BY. inbreuk gefl/ke behandelingen en rechtmatige belangen derden Bedenkingen Brusse & Masselink namens Aldiver Uitzendbureau BV vormvereistenfondsen rechtmatige betangen derden Bedenkingen W.A. Grunbauer representativiteit totstandkoming cao vormvereistenfondsen Bedenkingen T. v.d. Ree Doolaard representativiteit totstandkoming cao vormvereistenfondsen Bedenkingen J.M. Papboeve representativiteit totstandkoming cao vormvereistenfondsen -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Besloten Busvervoer
Bedenkingen ABC-Specials BV inhoud cao (MUP-krachten/zzp-ers/communautaire Bedenkingen Touringcarbedrijf Pro Travel BV inhoud cao (MUP-krachten/zzp-ers/communautaire Bedenkingen Vipnight inhoud cao (MUP-krachten/zzp-ers/communautaire Bedenkingen WeKa Chauffeursdiensten inhoud cao (MUP-krachten/zzp-ers/communautaire Bedenkingen ZZP Collectief inhoud cao (MUF-krachten/zzp-ers/communautaire medische keuring -
-
-
-
-
-
16 juni 2014
vergunning) vergunning) vergunning) vergunning) vergunning)
Bouwnijverheid Bedenkingen HDK Advocaten en Fiscalisten namens Rimec Limited inhoud cao (art. 55/str/dig met EU-recht) Bedenkingen Nederlandse Vereniging van Uitzend- en Bemiddelingsbedrij yen (NVUB) mede namens Altematief Voor Vakbond (AVV) rechtmatige belangen derden Dispensatieverzoek Nederlandse Vereniging van Uitzend- en Bemiddelingsbedrijven (NVUB) mede namens Altematief Voor Vakbond (AVV)
17 juni 2014
-
-
Gemaksvoedingindustrie 17 maart 2014 Bedenkingen Vanhetrecht namens Borgesius Brood Beleg en Bezorging B.V. inhoud cao (werkingssfeer(overlap), toepassingspraktk) -
Metalektro Hoger Personeel Bedenkingen Altematief Voor Vakbond (AVV) inhoud cao (geen verband met arbeid, dispensatiebepaling) —
14 april 2014
-
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland Bedenkingen Liebregts Schilderwerken BV representativiteit inhoud cao (beperking concurrentiemogefl/kheid) Bedenkingen Zelfstandigen Bouw totstandkoming cao inhoud cao (verplichte WAO-verzekering zzp-ers) Bedenkingen Flextra Groep representativiteit inhoud cao (verplichte WAO-verzekering zzp-ers)
2 september 2014
Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland BTER Bedenkingen Liebregts Schilderwerken BV representativiteit inhoud cao (beperking concurrentiemogefl/kheid)
13 maart 2014
Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland BTER Bedenkingen Liebregts Schilderwerken BV representativiteit inhoud cao (beperking concurrentiemogelkheid)
7 augustus 2014
-
-
-
-
-
-
-
-
-
—
-
-
Taxivervoer Bedenkingen Please BV inhoud cao (art. 6.3 niet normatief) rechtmatige belangen derden Bedenkingen ABC-Specials BV strUd met mededingingsrecht rechtmatige belangen derden -
-
-
-
31 maart 2014
Bedenkingen ZZP Collectief sti/d met mededingingsrecht rechtmatige belangen derden Bedenkingen Vipnight strUd met mededingingsrechl rechtmatige betangen derden Bedenkingen Allen & Overy namens de Algemene Bond Uitzendondememingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Uitzend- Bemiddelingsbedrijven (NBBU) strUd met mededingingsrecht strUd met art. 4 Europese Richtfljn 2008/104 etc. rechtmatige belangen derden -
-
-
-
-
-
-
Tentoonstellingsbedrijven Bedenkingen Gielissen Interiors & Exhibitions representativiteit totstandkoming cao
31 maart 2014
-
-
Uitzendbranche Sociaal Fonds Dispensatieverzoek Landelijke Belangen Vereniging (LBV) namens Connexxie Payroll & Loonadministratie Dispensatieverzoek Landelijke Belangen Vereniging (LBV) namens DPA Group N.y. Dispensatieverzoek Landelijke Belangen Vereniging (LBV) namens Tentoo Collective freelance & Flex B.V. Dispensatieverzoek Landelijke Belangen Vereniging (LBV) namens Persoonality Payrolling B.V. Dispensatieverzoek Please mede namens Vakbond ABW
1 september 2014
—
mede mede mede mede
MONITOR DISPENSATIEVERZOEKEN AVV 2014
1. In 2014 ingediende dispensatieverzoeken uitgesplitst naar sector
In 2014 zijn 10 dispensatieverzoeken ingediend. In de onderstaande tabel zijn de dispensatieverzoeken uitgesplitst naar sector. Landbouw en Visserij Industrie Bouw Handel en Horeca Vervoer en Communicatie Zakelijke dienstverlening Overige dienstverlening Totaal
1 2 --
6 1 10
Naar aanleiding van deze dispensatieverzoeken zijn 8 primaire beslissingen genomen. Eén verzoek is gedeponeerd, omdat het avv-verzoek niet meer tot besluitvorming kon komen vanwege het beëindigen van de cao waarvoor avv was verzocht. Het ging om het dispensatieverzoek van het Reformatorisch Primair Onderwijs van de cao Primair Onderwijs. Eén verzoek was te laat ingediend. 2. Ingediende dispensatieverzoeken in de periode van 1 januari 2007 tIm 31 december 2014
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de dispensatieverzoeken, die van 1 januari 2007 tIm 31 december 2014 zijn ingediend uitgesplitst naar sector: Landbouw & Visserij Industrie Bouw Handel & Horeca Vervoer & Communicatie Zakelijke dienstverlening Overige dienstverlening Totaal
--
27 23 31 28 50 6 165
Samenvatting periode 1 januari 2007 tIm 31 december 2014: In de periode van I januari 2007 t/m 31 december 2014 zijn in totaal 165 dispensatieverzoeken ingediend. Hiervan zijn er 31 in 2007, 35 in 2008, 27 in 2009, 21 in 2010,25 in 2011,5 in 2012,11 in 2013 en lOin 2014 ingediend. De meeste dispensatieverzoeken zijn aflcomstig uit de sector Zakelijke dienstverlening (50), waarvan de meeste verzoeken voor rekening kwamen van de Uitzendsector. De verdeling over de overige sectoren was als volgt: Handel & Horeca (31), Vervoer & Communicatie (28), Industrie (27), Bouw (23), Overige dienstverlening (6), Landbouw & Visserij (-). In de sector Landbouw & Visserij is tot nu toe geen enkel dispensatieverzoek gedaan.
3. Primaire beslissingen 2014
In 2014 zijn 8 primaire beslissingen genomen. Hieronder volgt een overzicht van de dispensatieverzoeken waarop in 2014 een primaire beslissing is genomen uitgesplitst naar sector, betrokken cao en dispensatieverzoeker. Bouw: Cao voor de Bouwnijverheid, dispensatieverzoek van partijen bij de cao NVUB; verzoek toegewezen. Handel en Horeca: Cao Apotheken en Cao Arbeidsomstandigheden Apotheken, dispensatieverzoeken van partijen bij de cao DocMorris NV; verzoeken toegewezen. Zakelij ke Dienstverlening: Cao Uitzendkrachten, dispensatieverzoeken van Please, Connexie Payroll & Loonadministratie, DPA Flex Professionals, Personality Payrolling, Tentoo Collective Freelance & Flex BV; verzoeken toegewezen. Totaal aantal beslissingen
$
Toegewezen dispensatieverzoeken
$
Afgewezen dispensatieverzoeken
-
4. Primaire beslissingen in de periode van 1 januari 2007 tIm 31 december 2014
In de periode van 1 januari 2007 t/m 31 december 2014 genomen primaire beslissingen (127): In 2007 genomen primaire beslissingen
27
In 200$ genomen primaire beslissingen
27
In 2009 genomen primaire beslissingen
16
In 2010 genomen primaire beslissingen
14
In 201 1 genomen primaire beslissingen
21
In 2012 genomen primaire beslissingen
4
In 2013 genomen primaire beslissingen
10
In 2014 genomen primaire beslissingen
$
5. Primaire beslissingen uitgesplitst naar toe- en afwijzingen in de periode van 1 januari 2007 t/m 31 december 2014 In de periode van 1 januari 2007 tIm 31 december 2014 genomen primaire beslissingen, uitgesplitst naar toewijzingen en afwijzingen: 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Totaal
Toegewezen dispensatieverzoeken
9
3
9
4
7
2
8
8
50
Afgewezen dispensatieverzoeken
18
24
7
10
14
2
2
--
77
Van de 77 afgewezen dispensatieverzoeken zijn in 2007: 2, in 200$: 10, in 2009: 4, in 2010: 4, in 2011: 3, in 2012: 2 en in 2013: 1 (totaal: 26) op formele gronden afgewezen. In totaal zijn 51 dispensatieverzoeken op inhoudelijke gronden afgewezen. Afwijzing op formele gronden vindt onder meer plaats als de dispensatieverzoeken niet over een eigen rechtsgeldige cao beschikt of als een dispensatieverzoek is ingediend naar aanleiding van een tussentijdse wijziging van een cao, waarbij de werkingssfeerbepalingen van de avv’de cao niet was gewijzigd. Samenvatting: In de periode van 1 januari 2007 tIm 31 december 2014 zijn in primo 50 dispensatieverzoeken toegewezen en 77 dispensatieverzoeken afgewezen. In totaal zijn 26 dispensatieverzoeken op formele gronden afgewezen en 51 dispensatieverzoeken op inhoudelijke gronden afgewezen. Dispensatie van avv wordt alleen verleend indien vanwege zwaarwegende argumenten toepassing van de bedrijfstak-cao door middel van avv redelijkerwijze niet gevergd kan worden. Van zwaarwegende argumenten is met name sprake als de specifieke bedrijfskenmerken op essentiële punten verschillen van de ondememingen die tot de werkingssfeer van de avv-cao gerekend kunnen worden. In 3 toegewezen dispensatieverzoeken is geoordeeld dat sprake was van zwaarwegende argumenten zonder dat sprake was van specifieke bedrijfskenmerken van de dispensatieverzoeker. 6. Toegewezen en afgewezen dispensatieverzoeken na behandeling van bezwaar in de periode van 1 januari 2007 t/m 31 december 2014 Na behandeling in bezwaar zijn in totaal 3 dispensatieverzoeken, die in primo waren afgewezen aisnog toewezen op grond van feiten en omstandigheden, die ten tijde van het nemen van het primaire besluit nog niet bekend waren. Het betreft de dispensatieverzoeken van DPA flex Professionals, ingediend tegen de cao voor Uitzendkrachten en de cao Sociaal Fonds Uitzendbranche en Medi Expresse tegen de cao Taxivervoer. In de overige gevallen is de aanvankelijke beslissing na bezwaar gehandhaafd.
STAATSCOURANT
Officiele uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Apotheken 2014 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegen held van 24 januari 2074 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereen komst Apotheken UAWNr. 71524 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van het Cao Secretariaat namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partijen ter ener zijde: Vereniging Zelfstandige Apothekers (VZA) en Associatie van Ketenapotheken (ASKA); Partijen ter andere zijde: FNV Bondgenoten en CNV Publieke Zaak. Naar aanleiding van dit verzoek is een schriftelijk dispensatieverzoek ingediend door Partijen bij de cao DocMorris NV. Dit verzoek is toegewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht. De beschikking is op dezelfde dag als waarop dit besluit tot algemeen verbindendverklaring is genomen aan de desbetreffende dispensatieverzoeker en aan de verzoeker tot algemeen verbindendverkiaring verzonden. De beschikking ligt voor belanghebbenden als bedoeld in art. 1:2 eerste lid van de Awb ter inzage bij de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetge ving, Anna van Hannoverstraat 4, ‘s-Gravenhage. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verkiaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overeenkomst, zuiks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, Ill, IV en V is bepaald:
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE INLEIDENDE BEPALINGEN INLEIDING Deze Cao heeft het karakter van een standaard-Cao waarvan noch naar boven noch naar beneden kan worden afgeweken. De Cao kent daarbinnen minimum bepalingen, waarin expliciet is aangegeven dat en in hoeverre individuele werkgevers en werknemers hiervan mogen afwijken. Omwille van de Ieesbaarheid worden werkgever en werknemer met ‘zij’ aangeduid. Artikel 1 Werkingssfeer Het in deze overeenkomst bepaalde is van toepassing op de werkgever en de werknemer zoals omschreven in artikel 2. Artikel 2 Definities In deze overeenkomst wordt verstaan onder: a. werkgever: 1. iedere natuurlijke of rechtspersoon, die een apotheek exploiteert, niet zijnde een ziekenhuisapo theek, een apotheek van rijk, provincie of gemeente, een apotheek van een apotheekhoudend huisarts of een apotheek gevestigd in een gezondheidscentrum, waacbij de werknemers recht
Staatscourant 2074 nr. 255?
28 januari 2014
; streeks in Ioondienst zijn van een stichting ter exploitatie van dat gezondheidscentrum, of waarbij de werknemers rechtstreeks in loondienst zijn van een apotheek welke zowel gevestigd is en participeert in het gezondheidscentrum, ongeacht het gegeven of de apotheek al dan niet rechtstreeks in eigendom is van dat gezondheidscentrum, een en ander voor zover binnen de apotheek de totale bruto-omzet over een kalenderjaar voor 50% of meet wordt gegenereerd uit tie verkoop van medicijnen op recept als bedoeld in de Geneesmiddelenwet (Wet van 8 febtuari 2007, Stb. 93, ter vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet). 2. iedere natuurlijke of rechtspersoon, die een apotheek exploiteect, niet zijnde een ziekenhuisapo theek, een apotheek van rijk, provincie of gemeente, een apotheek van een apotheekhoudend huisarts of een apotheek gevestigd in een gezontiheidscentrum, waarbij de werknemers recht streeks in loondienst zijn van een stichting ter exploitatie van het gezondheitiscentrum, of waarbij de werknemers rechtstreeks in loondienst zijn van een apotheek welke zowel gevestigti is en participeert in het gezondheidscentrum, ongeacht het gegeven of tie apotheek al dan niet rechtstreeks in eigendom is van dat gezontiheidscentrum, ongeacht tie hoogte van tie totale bruto-omzet over een kalenderjaar van tie verkoop van medicijnen op recept als bedoeld in de Geneesmitidelenwet (Wet van 8 februari 2007, Stb. 93, ter vaststelling van een nieuwe Geneesmiti delenwet) en waarop geen andere cao van toepassing is. b. werknemer: 1. zij die in dienst is van tie in sub a genoemde werkgever, met uitzondering van tie werknemer die in het bezit is van het diploma van apotheket 2. zij die in tiienst is bij een werkgever, die een tirogisterijbetirijf uitoefent, zoals bedoeld in tie Cao Drogisterijbranche en die tie functie van apothekersassistent, als betioeld in tie Geneesmiddelen wet (Wet van 8 februari 2007, Stb. 93, tet vaststelling van een nieuwe Geneesmitidelenwet) u itoefe n en. C. stagiait: een stagiaic loopt stage op basis van een schriftelijke stageovereenkomst. ben stagiair is geen werknemer in tie zin van tie Cao en wortit niet formatief ingezet. ti. vakantiekracht: scholier welke tijtiens haar vakantie op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaaltie tijti in tiienst is bij wetkgevet. e. Uitzendkracht: zij die op basis van een uitzendovereenkomst arbeiti verricht bij tie sub a genoemtie werkgever. f. topenbare) apotheek: het lokaal of samenhangenti geheel van lokalen waarin geneesmiddelen worden bereiti, ter hand worden gestelti en ten behoeve van terhandstelling worden opgeslagen, dan wel alleen ter hand worden geste Id en daartoe wortien opgeslagen. g. ziekenhuisapotheek: een lokaal of samenhangend geheel van lokalen waarin ten behoeve van tie in een ziekenhuis opgenomen patiënten geneesmitidelen wortien bereiti, ter hand worden gesteld en ten behoeve van terhantistelling worden opgeslagen, dan wel alleen ter hand worden gesteld en tiaartoe wortien opgeslagen. h. recept: tie schriftelijke aanwijzing nopens tie bereiding of tie aflevering van een geneesmiddel, afgegeven door een geneeskundige, een tandarts of een verloskuntiige ten behoeve van een of meer met name genoemde dan wel met cijfers of letters aangetiuide personen i. werkdag: tie dagen, met uitzondering van tie zontiag en tie feesttiagen van maandag tot en met zaterdag van 08.00 tot 18.00 uur. j. werkweek: aantal werktiagen, waarop in een kalentierweek, getiurentie tie contractueel overeengekomen arbeidsuren, arbeid wordt verricht, zulks met inachtneming van het bepaaltie in artikel 12 lid 1 k. normale dienst: tie tiagtiienst op werktiagen van maandag tot en met zatertiag I. blizondere dienst: tie dagtiienst op zontiag en daarmetie gelijkgesteltie tiagen, tie avonti- en nachttiienst tijtiens tie normale openingsuren van tie apotheek aismetie tie bereikbaarheitistiienst m. dagdienst: tie tiienst op maandag tot en met zontiag en tie feesttiagen tijtiens tie uren waarop tie apotheek normaal is geopend, zijntie van 08.00 tot 18.00 uur. Met ingang van 1 april 2007 kan op maantiag tot en met vrijdag tie tiagtiienst uitgebreid wortien van 18.00 uur 20.00 uur. n. avonddienst: tie tiienst op maantiag tot en met zatertiag, zontiag en tie feesttiagen van 18.00 tot 24.00 uur waarop tie apotheek notmaal is geopend o. nachtdienst: tie aaneengesloten tiienst op maantiag tot en met zontiag, waarin tie uren tussen 00.00 en 8.00 uur geheel of getieeltelijk zijn begrepen, uitgezonderti de vroege dienst die na 06.00 uur aanvangt. —
Staatscourant 2014 nr. 2557
28 lanuari 2014
opslaan. Nadat u boven de functiebeschrijving de naam van uw medewerker als functiehouder en de datum hebt ingevuld, zijn er twee mogelijkheden: 1. De functie van de werknemer komt overeen met een matrixfunctie. U kunt de functiebeschrijving direct uitprinten. Of dit mogelijk is op het papier van uw apotheek is afhankelijk van de sjablonen en opmaak. 2. De functie komt niet helemaal oveteen met een matrixfunctie. U kunt de tekst van de functiebe schrijving aanpassen. Na het opslaan kunt u de aangepaste functiebeschrijving printen.
Dictum II De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2014. Dictum III Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dictum IV Dit besluit is krachtens een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op onderneming DocMorris NV., Tanimis B.V. en Tanimis CV.. Dictum V Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na do datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2015 en heeft geen terugwerkende kracht. ‘s-Gravenhage, 24 jan uari 2014 Do Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nam ens deze: Do directeuc Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van dot Goes.
54
Staatscourant 2014 nr. 2557
28 januari 2014
STAATSCOURANT
Otticile uitgave van het Koninkrifk der Nederlanden sinds 1814.
Apotheken Arbeidsomstandigheden 2014 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 januari 2014 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de col lectieve arbeidsovereen komst Arbeidsomstandigheden Apotheken UAWNr. 11525 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van het Cao Secretariaat namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverkiaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) ter ener zijde: Vereniging Zelfstandige Apothekers en de Associatie van Ketenapotheken; Partij(en) ter andere zijde: FNV Bondgenoten en CNV Publieke Zaak. Naar aanleiding van dit verzoek is een schriftelijk dispensatieverzoek ingediend door Partijen bij de cao DocMorris NV. Dit verzoek is toegewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht. De beschikking is op dezelfde dag als waarop dit besluit tot algemeen verbindendverkiaring is genomen aan de desbetreffende dispensatieverzoeker en aan de verzoeker tot algemeen verbindendverklaring verzonden. De beschikking ligt voor belanghebbenden als bedoeld in art. 1:2 eerste lid van de Awb ter inzage bij de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetge ving, Anna van Hannoverstraat 4, ‘s-Gravenhage. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het aTgemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, Iii, IV en V is bepaald: Inleiding Waar in de overeenkomst sprake is van gezamenlijke werknemers kan, tenzij anders aangegeven, gelezen worden: ‘gezamenlijke werknemers’ of, indien aanwezig, ‘het medezeggenschapsorgaan’. Omwille van de leesbaarheid worden werkgever en werknemer met ‘zij’ aangeduid.
HOOFDSTUK I WERKINGSSFEER EN DEFINITIES Artikel 1 Werkingssfeer Ret in deze overeenkomst bepaalde is van toepassing op de werkgever en de werknemer zoals omschreven in artikel 2. Artikel 2 Definities a. werkgever: 1. iedere natuurlijke of rechtspersoon, die een apotheek exploiteert, niet zijnde een ziekenhuisapo theek, een apotheek van rijk, provincie of gemeente, een apotheek van een apotheekhoudend huisarts of een apotheek gevestigd in een gezondheidscentrum, waarbij de werknemers recht streeks in Ioondienst zijn van een stichting ter exploitatie van dat gezondheidscentrum, of waarbij de werknemers rechtstreeks in Ioondienst zijn van een apotheek welke zowel gevestigd is en
Staatscourant 2014 nr. 89
30 januari 2014
j
l TIF
Dictum II De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2014. Dictum III Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bi; of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dictum IV Dit besluit is krachtens afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op onderneming DocMorris NV, Tanimis SV en Tanimis CV Dictum V Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2015 en heeft geen terugwerkende kracht. ‘s-Gravenhage, 27 januari 2014 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes
95
Staatscourant 2074 nr. 89
30 januari 2014
1
‘- .WillStL&l <
‘
STAATSCOU RANT
Officiele uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814
Bakkersbedrijf 2014/2019 Verbindendverkbring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 september 2014 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor bet Bakkersbedrijf UAWNr. 77593 De Minister van Sociafe Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van het Georganiseerd Overleg voor het Bakkersbedrijf namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverkla ring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) ter ener zijde: de Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemers Vereniging, de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij; Partijten) ter andere zijde: CNV Vakmensen en FNV Bondgenoten. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door Allen & Overy namens de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse bond van Uitzend- en Bemidde lingsbedrijven tNBBU); Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: Bedenkinghebbende zijn van mening dat artikel 13.3 sub a van de cao Bakkersbedrijf, inhoudende een beperking voor het inlenen van het aantal uitzendkrachten, een te grote benadeling van rechtmatige belangen van derden met zich meebrengt en in strijd is met het recht en in het bijzonder met artikel 4 van de Europese Richtlijn 2008/1 04, vrije verkeer van diensten en het recht om te werken zoals vastgelegd in artikel 15 van het Handvest van de Grondtechten van de Europese Unie. Overwegingen ten aanzien van de bedenkingen:
Strijd met algemene rechtsbeginselen Bedenkinghebbende steft dat niet tot algemeen verbindend verkiaring zou moeten worden overge gaan onderverwijzing naar de beleidsregel dat cao-bepalingen die niet duidelijk de wederzijdse rechten en verplichtingen van partijen weergeven of die teveel overlaten aan de uitvoeringsmaatrege en, vast te stellen door organen van of namens partijen waarop derden geen invloed hebben wat betreft de samenstelling, niet voor avv in aanmerking komen. Naar aanleiding van het voorgaande is niet gebleken dat de cao-bepaling in strijd is met de algemene rechtsbeginselen zoals bedoeld in paragraaf 5.2 van het Toetsingskader AVV en op grond daarvan niet tot algemeen verbindendverkla ring kan worden overgegaan. De cao-bepaling waarvoor avv wordt verzocht schept voldoende duidelijkheid omtrent de rechten plichten van derden. Hierbij wordt opgemerkt dat cao-bepalingen worden getoetst op basis van de ingediende tekst en in principe niet op de mogelijke toepassingsprak tijk. Te grate benadeling van de rechtmatige belangen van derden In beginsef worden bepalingen niet algemeen verbindend verklaard die de toegang direct of indirect tot de relevante markt voor bonafide ondernemingen afsluiten of tot een onevenredig niveau beperken, zonder dat daarbij ten minste in een met waarborgen omklede dispensatiemogelijkheid voor werkgevers is voorzien, aldus patagraaf 6.2 sub b van het Toetsingskader AVV. De onderhavige cao-bepaling leidt echter niet tot een belemmering die de toegang direct of indirect— tot de relevante markt voor bonafide ondernemingen afsluit. Evenmin is gebleken dat de relevante markt tot een onevenredig niveau wordt beperkt. Partijen bij de cao Bakkersbedrijf geven in reactie op de inge diende bedenkingen aan dat op basis van een inventarisatie bij hun eden en accountantskantoren, het —
—
—
Staatscourant 2014 nr. 18750
25 september 2014
—
percentage uitzendkrachten in de sector op gemiddeld 10% li9t, terwiji op grond van artikel 13.3 sub a van de cao de werkgever niet meet uren door uitzendkrachten mag laten werken dan 25% van het aantal uren, dat door werknemers, die een arbeidsovereenkomst met de werkgever hebben, wordt gewerkt. Bij de toetsing van cao-bepalingen is overigens niet gebleken van kennelijke strijdigheid met de Wet AVV, het recht en het AVV-beleid zoals verwoord in het Toetsingskader AVV. StrijU met artike! 4 van de Europese Richtlijn 2008/104, het vrije verkeer van diensten en het recht om te werken zoals vastgelegd in artikel 15 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Op grond van artikel 4 van de Europese Richtlijn 2008/104 kunnen beperkingen van en een verbod op de inzet van uitzendkrachten uitsluitend worden gerechtvaardigd met redenen van algemeen belang, die met name verband houden met de bescherming van uitzendkrachten, de elsen ten aanzien van de gezondheid en veiligheid op het werk of de noodzaak de goede werking van de arbeidsmarkt te garanderen, en misbruik te voorkomen. Indien de beperkingen en verbodsbepalingen in collectieve arbeids-overeenkomsten zijn vervat mogen de sociale partners die de betrokken overeenkomst hebben gesloten heroverwegen of de redenen van algemeen belang nog steeds gerechtvaardigd zijn. In reactie op de ingediende bedenking hebben cao-partijen laten weten dat zij van mening zijn dat de beperking objectief gerechtvaardigd is op gronden van algemeen belang, namelijk de eisen ten aanzien van de gezondheid en veiligheid op het werk, een garantie voor een goede werking van de arbeidsmarkt en het voorkomen van misbruik. Cao-partijen geven aan dat een maximum percentage uitzendkrachten nodig is om te voorkomen dat er door werkgevers steeds minder mensen in vaste dienst worden genomen en vast personeel wordt vervangen door uitzendkrachten. Ook wordt misbruik voorkomen, omdat de bepaling bijdraagt aan de vermindering van concurrentie op arbeids voorwaarden. Voor de toepasselijkheid van de bepalingen over het vrij verkeer van diensten moet er in ieder geval een grensoverschrijdend element zijn. Uit de ingediende bedenkingen kan niet worden algeleid dat daarvan sprake is. Evenmin kan uit de ingediende bedenkingen en hetgeen partijen bij de cao Bakkersbedrijf hebben opgemerkt over de daadwerkelijke inzet van uitzendkrachten in het bakkersbe drijf worden afgeleid dat met het bepaalde in artikel 13.3 sub a van de cao het grondrecht met betrekking tot het recht te werken en vrijheid van beroep zoals opgenomen in artikel 15 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie zou worden geschonden. Strijd met mededingingsrecht
Bedenkinghebbende is van mening dat artikel 13.3 sub a op onaanvaardbare wijze de mededinging beperkt. De arbeidsvoorwaarden op bedrijfstakniveau worden door sociale partners gezamenlijk bepaald. De belangrijkste doelstelling van het systeem van avv is de bevordering van de stabiliteit van de arbeidsverhoudingen door concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Aan het algemeen verbindend verkiaren van bepalingen van cao’s is een zekere mate van mededingingsbeperking eigen. Ten aanzien van cao’s geldt echter dat daze overeenkomsten vanwege hun aard en doel niet strijdig met het EG-Verdrag geacht worden te zijn indien en voor zover zij verbetering van werkgelegenheids en arbeidsvoorwaarden betreffen. Gelet op het doel dat met artike? 13.3 sub a wordt beoogd, namelijk de bescherming van de werkgelegenheid van de onder de cao vallende werknemers door het beperken van het aantal uitzendkrachten, kan derhalve niet geconcludeerd worden dat artikel 13.3 sub a kennelijk in strijd is met de Mededingingswet. Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat bovenstaande bedenkingen geen beletsel vormen am tot avv over te gaan. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verkiaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overeenkomst, zuiks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
HOOFDSTUK 1: LOON ALGEMEEN 1.1: Loonbestanddelen Het loon bestaat uit:
2
Staatscourant 2014 nr. 78750
25 september 2074
E KMTIENDLU
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen Opleidings- en Ontwikkelingsfonds 2074/2077 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 juli 2014 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen UAWNt. 11574 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van bet secretariaat van Partijen betrokken bij de Cao voor het Beroepsgoederen vervoer over de weg en de vethuur van mobiele kranen namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) ter ener zijde: Transport en Logistiek Nederland en de Vereniging Verticaal Transport; Partij(en) ter andere zijde: FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en Vakbond De Unie. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door: A. Inklaringsbedrijf Langen B.V.; B. Brusse & Masselink B.V namens Aldivër Uitzendbureau BV; C. W.A. Grünbauer; D. T. v.d. Ree Doolaard; E. J.M. Papboeve. Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: Ad A. Bedenkinghebbende stelt dat de cao Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: SOOB) inbreuk maakt op het beginsel van gelijke behandeling vanwege een onderscheid op grond van nationaliteit c.q. taal. Volgens bedenking hebbende worden de scholingsactiviteiten in het kader van de SOOB-cao alleen in de Nederlandse taal verzorgd. De bedenkinghebbende geeft aan alleen werknemers met een Poolse nationaliteit in dienst te hebben die geen scholingsactiviteiten in het Nederlands kunnen volgen. De bedenkinghebbende is van mening dat ook sprake is van een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden, omdat het hem onmogelijk wordt gemaakt om gebruik te maken van teen belangrijk deel van) de taciliteiten, zoals vermeld in de SOOB-cao. Ad B. Bedenkinghebbende is van mening dat in de SOOB-cao niet beschreven staat op welke wijze en onder welke voorwaarden er recht op verstrekking c.q. subsidie uit het fonds bestaat. Dit is in strijd met de vormvereisten zoals vastgelegd in paragraaf 6.2, derde lid, van het Toetsingskader AW. Tot slot vindt bedenkinghebbende dat sprake is van gedwongen winkelnering als gevolg waarvan de marktwerking op bet gebied van het verzorgen van opleidingen en bet detacheren van tjonge) leerling-chauffeurs en Ieerling logistiek medewerkers wordt verstoord. Dit maakt dat sprake is van een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden.
Staatscoorant 2014 nr. 16315
30 juli 2014
Ad C, D en E. De bedenkingen richten zich tegen de representativiteitgegevens. Bedenkinghebbenden zijn van mening dat de werkgeversorganisatie Transport en Logistiek Nederland (hierna; TLN) niet een belangrijke meerderheid van de in bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt. Er wordt hierbij verwezen naar het ledenbestand van de werkgeversorganisatie TLN. Dit zou bestaan uit veel transport ondernemers die weinig Nederlands gekentekende voertuigen hebben, aismede weinig tot geen Nederlandse chauffeurs in dienst hebben en hietdoor geen financiële bijdrage leveren aan het SOOB-fonds. Verdet maken bedenkinghebbenden bezwaartegen de totstandkoming van deze cao. Bedenkinghebbenden zijn van mening dat het proces hieromtrent niet transparant is geweest. Tot slot stellen bedenkinghebbenden dat niet over alle ontvangen subsidiegelden (correcte) verantwoordingen zijn overgelegd aan het SOOB-fonds. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen: Ad A. Inbreuk op gelijke behandeling naar nationaliteit c.q. taal en een te grote benadeling van de rechtma tige belangen van derden Naar aanleiding van de bedenkingen dat in het kader van de door het SOOB-fonds te subsidiëren opleidingen inbreuk wordt gemaakt op het beginsel van gelijke behandeling vanwege onderscheid op grond van nationaliteit c.q. taal wordt het volgende overwogen. De statuten en reglementen, die onderdeel uitmaken van de SOOB-cao bevatten geen voorschriften met betrekking tot de taal waarin te subsidiëren opleidingen worden gegeven. Uit de reactie van partijen bij de SOOB-cao naar aanleiding van deze bedenkingen blijkt bovendien dat een opleiding gericht op chauffeurs met de Poolse nationaliteit voor subsidie in aanmerking kan komen, mits de opleiding voldoet aan de eisen van het SOOB subsidiereglement branchekwalificerende en themagerichte scholing en er voor deze chauffeurs premie wordt algedragen aan het fonds. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd, dat nu noch in de SOOB-cao zeif, noch in de mogelijkheid tot subsidiëring van aangeboden opleidingen onderscheid wordt gemaakt naar nationaliteit c.q. taal, er geen sprake is van inbreuk op gelijke behandeling. Ditzelfde geldt voor het beroep op een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden nu de mogelijkheid tot subsidiëring van een opleiding gericht op chauffeurs met de Poolse nationaliteit, mits de opleiding voldoet aan de eisen van het SOOB subsidiereglement branchekwalificerende en themagerichte scholing, reeds bestaat. Ad B. Het niet voldoen van cao-bepalingen aan de vormvereisten ten aanzien van fondsvorming Ten aanzien van de ingebrachte bedenkingen inzake het niet voldoen van cao-bepalingen aan de vormvereisten ten aanzien van fondsvorming, merk 1k het volgende op. Niet is gebleken dat de cao-bepalingen betreffende fondsvorming niet aan de vormvereisten voldoen zoals bepaald in paragraaf 6.2, derde lid, van het Toetsingskader AW. Hierbij wordt opgemerkt dat cao-bepalingen worden getoetst op basis van de ingediende tekst en in principe niet op de mogelijke toepassingsprak tijk. Bij de toetsing van de cao-bepalingen is niet gebleken van kennelijke strijdigheid met de Wet AVV, het recht en het AW-beleid zoals verwoord in het Toetsingskader AVV. Te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden Op grond van paragraaf 3.2 van het Toetsingskader AW geldt dat bedenkingen die een herhaling zijn van eerder ingebrachte bedenkingen waarover al besloten is, normaliter evident kansloos zijn. In dit kader wordt verwezen naar de reeds ingebrachte bedenkingen door bedenkinghebbende en de overwegingen ten aanzien daarvan bij besluit van 23 oktober 2072, gepubliceerd in de Staatscourant van 20 oktober 2012 onder nummer 15541. Bedenkinghebbende is van mening dat bij dit voornoemde besluit van 23 oktober 2012 voorbij is gegaan aan de ingebrachte bedenkingen ten aanzien van gedwongen winkelnering waardoor sprake is van een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden. Bedenkinghebbende stelt dat de Stichting Sectorinstituut Transport en Logistiek (voorheen Vakopleiding Transport en Logistiek), die dezelfde werkzaamheden als bedenkinghebbende uitvoert, een monopoliepositie heeft op het gebied van verzorgen van opleidingen voor (jonge) leerling chauffeurs en leerling logistiek medewerkers. Volgens bedenkinghebbende wordt dit veroorzaakt doordat het SOOB-fonds bij verstrekking van subsidies aan leerlingen en bedrijven als voorwaarde stelt dat deze leerlingen een opleiding volgen
2
Staatscourant 2014 Hr. 16315
30 juli 2014
!1ATNENDR.M
via de Stichting Sectorinstituut Transport en Logistiek en gedetacheerd worden via de detacheringor ganisatie P/Flex. Indien een leerling rechtstreeks in dienst treedt bij een leerbedrijf dat onder de werkingssfeer van de SOOB-cao valt, bestaat er wel een mogelijkheid voor subsidie voor deze leerling via dit Ieerbedrijf. Bedenkinghebbende is van mening dat door het bovenstaande de marktwerking op het gebied van verzorgen van opleidingen en het detacheren van (jonge) leerling-chauffeurs en leetling logistiek medewerkers wordt verstoord. Volgens bedenkinghebbende is dan ook sprake van een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden, waardoor de relevante markt voor bonafide ondernemingen wordt afgesloten. Cao-partijen hebben in een reactie op de bedenkingen aangegeven dat de Stichting Sectorinstituut Transport en Logistiek geen exciusiviteit heeft. Hierdoor kan niet gesproken worden van gedwongen winkelnering. Immers geeft bedenkinghebbende zeif aan dat indien een leerling rechtstreeks in dienst treedt bij een Ieerbedrijf dat onder de werkingssfeer van de SOOB-cao valt, er wel een mogelijkheid voor subsidie voor deze leerling via dit leerbedrijf bestaat. Cao-partiien benadrukken dat de Stichting Sectorinstituut Transport en Logistiek enkel opleidingen uitbesteedt. Zowel leerlingen als Ieerbedrijven hebben een keuzemogelijkheid. Zo kunnen de leerlingen zeif kiezen aan welke Regionaal Opleidingscentrum (ROC) zij de BBL-opleiding willen volgen en aan welke rijschool zij de rijopleidingen willen volgen. Leerbedrijven houden op hun beurt zeif contacten met ROC’s, met name die in de regio waarin zij actief zijn. Zij kunnen de leerlingen ook zeif in dienst nemen. Voor het toekennen van subsidie aan leerlingen is als voorwaarde gesteld dat een opleider van de Stichting Sectorinstituut Transport en Logistiek tVTL-opleider) wordt ingescha keld. Deze opleiders zijn op basis van een, na een transparant offertetraject, gedane aanbesteding, op contracten voor telkens twee jaar, aangetrokken. Cao-partijen hebben aangegeven dat een opvolgende procedure voor dit jaar inmiddels is opgestart. Bovendien is na onderzoek van de Autoriteit Consu ment & Markt Cvoorheen de NMa), waaruit medio 2010 bleek dat van strijd met de Mededingingswet geen sprake was, gekozen voor het huidige systeem van aanbesteding. Naar aanleiding van de bedenking wordt overwogen dat avv kan worden geweigerd indien sprake is van een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden. In beginsel worden bepalingen niet algemeen verbindend verklaard die de toegang direct of indirect tot de relevante markt voor bonafide ondernemingen afsluiten of tot een onevenredig niveau beperken, zonder dat daarbij ten minste in een met waarbotgen omklede dispensatiemogelijkheid voor werkgevers is voorzien. In de onderhavige cao-bepalingen zijn echter geen belemmeringen opgenomen die de toegang direct of indirect tot de relevante markt voor het verzorgen van opleidingen en het detacheren van tjonge) leerling-chauffeurs en leaning logistiek medewerkers afsluiten. Hierbif zij opgemerkt dat cao bepalingen worden getoetst op basis van de ingediende tekst en in pnincipe niet op de mogelijke toepassingspraktijk. Bij de toetsing van de cao-bepalingen is niet gebleken van kennelijke strijdigheid met de Wet AVV, het recht en het AVV-beleid zoals verwoord in het Toetsingskader AVV. -
-
-
-
Ad C, D en F. Representativiteit Ce cao-bepalingen waarop het verzoek tot avv betrekking heeft, moeten reeds gelden voot een naar het oordeel van de Minister van SZW belangrijke meerderheid van de in de bednijfstak werkzame personen (artikel 2, eerste lid, van de Wet AVV). Het Toetsingskader AVV schrijft voor dat in geval van beargumenteerde bedenkingen tegen de representativiteit van cao-partijen een opgave kan worden verlangd aan de hand van het formulier representativiteitsgegevens (antikel 2:2, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit aanmelding collectieve arbeidsovereenkomsten en het verzoeken om algemeen verbindend verklaring). De representativiteitsgegevens die door de cao-partijen bij het onderhavige verzoek om avv zijn aangeleverd, zijn toegelicht met gebruikmaking van het hiervoor genoemde formulier representativiteitsgegevens. Ult de aangeleverde representativiteitsgegevens en hat ingevulde formulier representativiteitsgegevens waarin een toelichting wordt gegeven op de gehanteerde onderzoeksmethode, de gebruikte bronnen, de wijze van meting, de relatie tot de werkingssfeer en de actualiteit van de cijfers, volgt een representativiteit die ruimschoots voldoet aan het meerderheidsvereiste. De voor de representativiteitsopgave gehanteerde bronnen, namelijk de administratie van het SOOB-fonds (waarin direct aan het fonds gebonden (georganiseerde) werkge vers en niet of anders georganiseerde werkgevers gescheiden worden geadministreerd) en de Iedenlijsten van TLN en VVT, zijn door cao-partijen in voldoende mate toegelicht. Naat aanleiding van de door de cao-partijen overgelegde representativiteitsgegevens en het daarop betrekking hebbende formulier representativiteitsgegevens kan worden vastgesteld dat door cao-partijen in voldoende mate aannemelijk is gemaakt dat de bepalingen van de cao reeds voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen gelden. Cao-partijen hebben in een reactie op deze bedenkingen aangegeven dat het domein waarover de
3
Staetscourant 2014 nr. 16315
30 lull 2014
representativiteitsgegevens zijn verzameld getelateerd zijn aan de werkingssfeer van de SOOB-cao. Bovendien everen de ondernemingen die niet onder de werkingssfeer van de SOOB-cao vallen weliswaar geen financiële bijdrage aan het SOOB-fonds, maar daarentegen kunnen zij ook geen gebruik maken van de activiteiten van het fonds. Totstandkoming cao Het behoort tot de bevoegdheden van de bij de cao betrokken partijen om een bedrijfstak-cao af te sluiten. Cao-partijen zijn primair verantwoordelijk voor de wijze van totstandkoming van de cao, waaronder ook de wijze van Iedenraadpleging. Partijen hebben in een reactie op de bedenkingen verklaard hierbij de reguliere procedure te hebben gevolgd. Een bedrijfstak-cao kan voor avv in aanmerking komen indien wordt voldaan aan de daarvoor gestelde vereisten. De SOOB-cao voldoet hieraan. Het niet voldoen van cao-bepalingen aan de vormvereisten ten aanzien van fondsvorming Instellingen die subsidie ontvangen ult een algemeen verbindend verklaard sociaal fonds dienen jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verkiaring te overleggen over de besteding van de ontvangen subsidie gelden, welke verkiaring ten minste moet zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen, respectie velijk activiteiten van het fonds, en een geIntegreerd onderdeel uit moet maken van het financieel jaarverslag van het fonds. Aan dit vereiste met betrekking tot het jaarverslag hebben de subsidieont vangende instellingen voldaan. Dezerzijds wordt nog opgemerkt dat uit de bij het jaarverslag van het SOOB-fonds gevoegde accountantsverklaring blijkt dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen van het fonds zijn gedaan. Het jaarverslag en de accountantsverklaring liggen voor een ieder ter inzage bij het Ministerie van Sociae Zaken en Werkgelegenheid. De ingebrachte bedenkingen vormen geen beletsel om tot algemeen verbindendverklaring over te gaan. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verkiaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overeenkomst, zuiks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald: Algemene bepaling Waar in deze CAO de mannelijke vorm van voornaamwoorden of zelfstandige naamwoorden wordt gebruikt, gebeurt dat in neutrale zin, steeds eveneens omvattend de vrouwelijke vorm. Artikel 1 Werkingssfeer 1.
Deze overeenkomst is van toepassing op: a. Alfe werkgevers en werknemers van in Nederland gevestigde ondernemingen die vergunning plichtig vervoer krachtens de Wet wegvervoer goederen (hierna Wwg), zoals deze Iaatstelijk is gepubliceerd op 28 juni 2013 tstaatsblad 233), verrichten, en/of die tegen vergoeding geheel of ten dele vervoer verrichten anders dan van personen, over de weg of over andere dan voor het openbaar verkeer openstaande wegen. b. Werkgevers en werknemers in het kraanverhuurbedrijf, waaronder wordt verstaan alle in Nederland werkzame ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het verhuren van mobiele kranen.
2. a.
De overeenkomst is niet van toepassing op ondernemingen die: een elgen CAO dienen toe te passen; ofwel een eigen bedrijfstak CAO dienen toe te passen; ofwel over een elgen vastgelegd arbeidsvoorwaardenpakket beschikken. Daarbij worden de volgende voorwaarden gesteld: Het niveau van voorvermelde regelingen dient tenminste gelijkwaardig te zijn aan het niveau van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen en; De hoofdactiviteit van de onderneming is een andere dan beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of de verhuur van mobiele kranen.
—
—
—
—
—
4
Staatscourant 2014 nr. 16315
30 juli 2014
Artikel 72 Reglement 1. Het bestuur stelt een reglement vast. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statute,,. 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van bet reglement is het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van toepassing. Artikel 13 Informatieverstrekking werkgevers Het bestuur is bevoegd van de werkgevers alle gegevens te verlangen die zij op grond van de SOOB-CAO verplicht zijn te verstrekken en welke nodig zijn voor de goede uitvoering van de statuten en het reglement. Bij gebreke van deze gegevens is het bestuur gemachtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten. Artikel 74 Beleggingen 1. Voor zover gelden van de Stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling. 2.
Gerede gelden worden in rekening courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldieningen op onderhandse schuldbekentenissen worden in bewaring gegeven bij te goeder naam en faam bekend staande personen en instellingen. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handeisbanken.
3.
De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar worden door het bestuur vastgesteld en komen ten laste van de rekening van lasten en baten over dat boekjaar.
Artikel 15 Onvoorziene gevallen Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen afte wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.
Dictum II De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 30 juni 2017. Dictum III Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dictum IV Op grond van een daartoe strekkend verzoek van CAO-partijen is dit besluit niet van toepassing op ondernemingen die vallen onder de TNT Express CAO en de ondernemingen die vallen onder de werkingssfeer van de CAO’s afgesloten door PostNL n.y. Dictum V Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juli 2017 en heeft geen terugwerkende kracht. ‘s-Gravenhage, 25 juli 2014 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nam ens deze, De dire cteur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaarden wetgeving, M.H.M. van der Goes
14
Staatscaurant 2014 nr. 16315
30 juli 2014
i.t STAATSCOURANT MAINTENDRAJ
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Besloten Busvervoer 2074 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 juni 2014 tot algemeen verbindendverklaring van bepatingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Besloten Busvervoer UAWNr. 11557 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij ter ener zijde: Besloten Busvervoer Nederland; Partijen ter andere zijde: FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door; ABC-Specials BV; Touringcarbedrijf Pro Travel BV; Vipnight; WeKa Chauffeursdiensten; ZZP Collectief;
—
—
—
—
—
Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: De bedenkingen van ABC-Specials By, Touringcarbedrijf Pro Travel BV, Vipnight, WeKa Chauffeurs diensten en ZZP Collectief hebben bettekking op artikel 9 en artikel 53 van de cao Besloten Busvervoer. ZZP Collectief heeft daatnaast nog bedenkingen ingebracht tegen artikel 52 van de In artikel 9, eerste lid, van de cao is bepaald dat in de overige leden van dat artikel voor de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht is gesloten en die bereid is op afroep werkzaamheden te verrichten (M.U.R-kracht) ook zelfstandige zonder personeel (zzp’er) dient te worden gelezen. Dit heeft tot gevolg dat sommige bepalingen die toegeschreven zijn op personen die in dienstbetrekking werkzaam zijn van toepassing worden verklaard op zzp’ers, hetgeen volgens bedenkinghebbenden niet goed valt te rijmen met hun hoedanigheid als ondernemer. Zo zou het vierde lid een minimumtarief of vast tarief voor zzp’ers impliceren hetgeen volgens bedenkinghebben den strijdig is met artikel 6 van de Mededingingswet (Mw), terwijl cao-partijen hiervoor geen beroep zouden kunnen doen op de in artikel 16 van de Mw vervatte cao-exceptie. Het zesde lid, dat de inhuur van M.U.R-krachten en de daarmee gelijkgestelde zzp’ers beperkt tot maximaal 520 uur op jaarbasis onder de AOW-gerechtigde leeftijd, respectievelijk 1040 uur boven die leeftijd per kalenderjaar, zou ook een mededingingsbeperkende bepaling behelzen welke in strijd is met de Mw. Daarnaast zou het in strijd zijn met paragraaf 5.3, lid U, van het Toetsingskader AVV, omdat daarin een verboden onderscheid zou worden gemaakt op grond van arbeidsduur, aard van het contract, respectievelijk leeftijd. Voorts zou dit een onderwerp betreffen dat zich niet leent voor algemeen verbindend verklaring (avv) omdat het buiten de reikwijdte van de Wet op de coltectieve arbeidsovereenkomst (Wet CAO) zou vallen. Lid zeven, dat gaat over aanbod van werk en bepaalt dat pas als laatste werk zou mogen worden aangeboden aan zzp’ers, zou eveneens in strijd zijn met paragraaf 5.3 van het Toetsingskader AW. Voorts zou ook dit een onderwerp betreffen dat zich niet leent voor avv, omdat het buiten de reikwijdte van de Wet CAD zou vallen. Het ZZP Collectief meent dat artikel 52 zich niet leent voor avv, omdat in dit artiket naat de mening van het collectief door cao-partijen bovenwettelijke eisen worden gesteld aan de medische keuring van chauffeurs. Ten aanzien van artikel 53 zijn bedenkinghebbenden van mening dat ook zzp’ers zonder elgen
Staatscourant 2014 nr. 17279
19 juni 2074
communautaire vergunning conform de Wet Personenvervoer uitgezonderd dienen te worden van het in artikel 53, eerste lid, opgenomen verbod. Op grond van dit artikellid is het de vervoerder verboden busvervoer te doen verrichten met chauffeurs die niet bij hem in dienstbetrekking zijn. Bedenkingheb benden zijn van mening dat dit artikel niet voor avv in aanmerking komt, omdat die bepaling een door artikel 6 van de Mw verboden concurrentievervalsing teweeg btengt tussen zzp’ers met een commu nautaire vergunning conform de Wet Personenvervoer en zzp’ers zonder zo’n vergunning, terwijl noch de Nederlandse, noch de Europese wetgeving vereist dat een bedrijf zonder personeelsleden, dat chauffeursdiensten levert over een communautaire vergunning dient te beschikken. Bedenkingheb benden voeren in dit verband nog aan dat in het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met richtlijn nr. 2002/15/EG dit onderscheid ook niet wordt gemaakt. Tevens wordt door bedenkinghebbenden gesteld dat een dergelijke afspraak buiten de reikwijdte van de Wet CAO valt. De desbetreffende cao-bepaling valt volgens bedenkinghebbenden buiten het sociale domein zodat cao-partijen in deze geen beroep toekomt op de in artikel 16 Mw vervatte cao-exceptie. Bedenkinghebbenden zijn tot slot van oordeel dat dit artikel niet voor avv in aanmerking komt, omdat dit in strijd zou zijn met het Toetsingskader AVV omdat het eon te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden zou impliceren. Dit omdat het direct of indirect de toegang tot de relevante markt afsluit of tot een onevenredig niveau beperkt voor bonafide ondernemingen, zonder dat daarbij ten minste is voorzien in een met waarborgen omklede dispensatiemogelijkheid voor werkgevers. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen: Ten aanzien van artikel 9 van de cao Besloten Busvervoec: Bij de toetsing of cao-bepalingen voor algemeenverbindendverklaring in aanmerking komen wordt beoordeeld of sprake is van kennelijke strijdigheid met de Wet AVV, hot recht en het AW-beleid zoals verwoord in het Toetsingskader AVV. Op grond van het Toetsingskader AVV zijn cao-partijen verantwoordelijk voor de inhoud en vormge ving van de ceo in het algemeen en voor de aanvraag van avv. Cao-bepalingen waarvoor zij avv aanvragen dienen een op zichzelf duidelijk en consistent geheel te vormen, juridisch correct te ziJn om in het kader van de Wet AVV voor avv in aanmerking to kunnen komen. Dit betekent dat indien eon artikel of artikellid van een cao niet voor avv in aanmerking komt en daardoor verwijzingen of verbanden met andere artikelen worden doorbroken, het aan cao-partijen is om het betreffende artikel of artikellid zo te redigeren dat dit wel voor avv in aanmerking komt, dan wel de andere artikelen volledig zelfstandig toepasbaar te maken om voor avv in aanmerking te komen. Door de toevoeging in artikel 53, tweede lid, sub d, van do cao met zzp’ers die een elgen communau taire vergunning hebben conform do Wet Personenvervoer gaan ook voor hen de in artikel 9 opgeno men afspraken over onder moer de (minimum)beloning van zzp’ers gelden. In artikel 9 wordt immers geen onderscheid gemaakttussen zzp’ers die chauffeurswerkverrichten en zzp’ers die andere werkzaamheden verrichten. Cao-partijen hebben desgevraagd te kennen gegeven dat op dit punt de cao in feite inhoudsloos is, omdat do minimale beloning slechts is voorgeschreven (voor zover hier van belang) voor chauffeurs die zzp’er zijn zonder communautaire vorgunning, maar do inzet van zulke chauffeurs nu juist verboden is. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat beide artikelen in de huidige redactie geen op zichzelf duidelijk en consistent geheel vormen en het aan cao-partijen is om de desbetreffende artikelen zo to redigeren dat zij we) voor avv in aanmerking komen. Op grond van hot bovenstaande concludeer ik dat, nog afgezien van de bedenkingen die tegen algemeen verbindend verkiaring van artikel 9 zijn ingebracht, do algemene beleidsuitgangspunten zoals verwoord in het Toetsingskader AVV een beletsel vormen om artikel 9 van de cao voor zover dat zzp’ers gelijkstelt met M.U.R-krachten voor algemeen verbindend verkiaring in aanmerking te laten komen. Ten aanzien van artikel 52 cao Besloten Busvervoer: Met artikel 52 wordt mede invulling gegeven aan hot arbeidsomstandighedenbeleid in do bedrijfstak. Het staat cao-partijen vrij om daarover in de cao afspraken te maken. Ten aanzien van artikel 53 cao Besloten Busvervoer: Het behoort tot de bevoegdheid van do bij do cao betrokken partijen om do inhoud van de cao vast te stellon. Bij de beoordeling of cao-bepalingen voor avv in aanmorking komen, wordt getoetst op kennelijke strijdigheid met de Wet AW, hot recht en het avv-beleid zoals verwoord in het Toetsingska dot AVV. Op grond van paragraaf 3.2. van het Toetsingskador AW geldt dat bedenkingen die betrek king hobben op de inhoud van de cao-bopalingen, voor zover doze cao-bepalingen op grond van hot Toetsingskader voor avv in aanmerking komen, normalitor evident kansloos zijn.
2
Staatscourant 2014 nr. 77279
19 juni 2014
Bedenkinghebbenden zijn van mening dat ock zzp’ers zonder eigen communautaire vergunning conform de Wet Personenvervoer uitgezonderd dienen te worden van het in artikel 53, eerste lid, opgenomen verbod. In reactie hierop hebben cao-partijen aangegeven dat chauffeurs die over een eigen communautaire vergunning beschikken daadwerkelijk als ondernemer kunnen worden gekwalificeerd. Cao-partijen hebben met dit onderscheidende criterium willen waarborgen dat zzp’ers wearvan de onderneming zo is opgezet dat zi; een communautaire vergunning kunnen verkrijgen van de eis van dienstbetrekking zijn uitgesloten. Met dit criterium wordt beoogd om personen die als echte zzp’er kunnen worden aangeduid te onderscheiden van de zogenaamde pseudo zzp’ers. Onder pseudo zzp’er wordt in dit verband verstaan deelnemers aan het arbeidsproces die in naam zelfstandige zijn, maar in feite voor een ander en onder diens gezag prestaties leveren waarvoor zij een vergoeding ontvangen. Naar aanleiding van de opmerking van bedenkinghebbenden dat noch de Nederlandse, noch de Europese wetgeving vereist dat een bedrijf zonder personeelsieden, dat chauffeursdiensten levert over een communautaire vergunning dient te beschikken, wordt opgemerkt dat het tot de bevoegdheid van de bij de cao betrokken partijen behoort om de inhoud van de cao vast te stellen en derhalve een dergelijke regulerende maatregel te treffen. En dat naar het oordeel van cao-partijen zzp’ers die niet zeif over een communautaire vergunning beschikken, niet zijn aan te merken als ondernemers in de zin van artikel 6 Mw en voor zover van belang, artikel 81 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWUE). Cao-partijen voegen daaraan toe dat een chauffeur die zichzelf als zodanig zou verhuren, zeker in het algemeen, geen eigen onderneming in stand zal houden. Gelet op de Iaatste kanifekening van cao-partijen dat chauffeurs zonder vergunning in zijn algemeenheid geen onderneming in stand houden, maar dat dit dus niet is uitgesloten en gelet op het doel dat met het onderscheidende criterium wordt beoogd, namelijk een onderscheid maken tussen echte zzp’ers en pseudo zzp’ers, ga ik er van uit dat cao-partijen dispensatieverzoeken in het kader van artikel 66 van de cao, die betrekking hebben op het onderhavige artikel op hun elgen merites beoordelen. De in de bedenkingen vermelde bepalingen betreffende werktijden op nationaal en Europees niveau strekken er toe de arbeidstijden van chauffeurs te reguleren. Naar aanleiding van de vraag of artikel 53, dat werkgevers verbiedt chauffeursdiensten anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst te doen verrichten door andere zzp’ers dan die welke in het bezit zijn van een communautaire vergunning, in strijd is met het mededingingsrecht kan het volgende worden opgemerkt. Blijkens de mededeling van werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij deze cao heeft artikel 53 tot doel de werkgelegenheids- en arbeidsvoorwaarden van werknemers te verbeteren. De afspraken leiden ertoe dat het niet mogelijk is om chauffeurs in dienstbetrekking te verdringen door zzp’ers zonder vergunning als chauffeur in te zeffen, wat met name een probleem is als dat gebeurt tegen een voor de ondernemer lagere vergoeding. Dat leidt volgens cao-partijen tot een alleszins voldoende (rechtstreekse) verbetering van de arbeidsvoorwaarden van werknemers in de branche, ook in die zin dat daardoor het aantal arbeidsplaatsen voor chauffeurs in het besloten busvervoer een zekere bescherming verkrijgt. Artikel 53 strekt ertoe om werk voor chauffeurs in dienstverband to behouden en tracht daarmee de belangen van werknemers te beschermen, zonder dat de inzet van zzp’ers generiek in de cao wordt uitgesloten. Cao-partijen geven in hun reactie aan dat de cao-bepaling mitsdien evident de sfeer van de arbeidsvoorwaarden raakt en onder de cao-exceptie valt. Gelet op het doe! dat met artikel 53 wordt beoogd, namelijk de bescherming van de werkgelegen heid van de onder de cao vallende werknemers door het tegengaan van (concurrentievervalsende) onderbieding van de cao via de inzet van pseudo zzp’ers kan, anders dan bedenkinghebbenden stellen, thans niet geconcludeerd worden dat de desbetreffende cao-bepaling fiat onder de cao exceptie valt en kan derhalve niet geconc!udeerd worden dat artikel 53 kennelijk in strijd is met de Mededingingswet. Bedenkinghebbenden hebben tot slot gesteld dat sprake is van een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden ten aanzien van de bedrijfsuitoefening, maar Iaten na, zoals cao-partijen in hun reactie op de bedenkingen aangeven, concreet aan te geven hoe zij in hun bedrijfsuitoefening belemmerd worden. Zoals hierboven reeds aangegeven kunnen cao-regelingen waaruit voor derden beperkingen voortvloeien voor avv in aanmerking komen. Uit paragraaf 6.2 van het Toetsingskader AVV vloeit voort dat cao-partijen bij hun verzoek tot avv rekening moeten houden met gerechtvaardigde belangen van derden om een te grote benadeling te voorkomen. Paragraaf 6.2.2. van het Toetsingskader AVV werkt dit uit door te bepa!en dat beperkingen die direct of indirect de toegang tot de relevante markt voor bonafide ondernemingen afs!uiten of tot een onevenredig niveau beperken, zonder dat daarbij ten minste voorzien is in een met waarborgen omklede dispensa tiemogelijkheid voor werkgevers, niet voor avv in aanmerking komen. Mede gelet op het felt dat zzp’ers zeif niet aan de cao gebonden zijn en het vervoerders wel is toegestaan zzp’ers zonder eigen communautaire vergunning op basis van een m.u.p-contract chauffeurswerk te laten verrichten en voor zzp’ers met communautaire vergunning de els van dienstbetrekking niet geldt, kan niet geconclu deerd worden dat sprake is van een te grote benadeling of een onevenredige beperking. Van kennelijke strijdigheid van de gewraakte bepa!ingen met de hierboven genoemde onderdelen van het Toetsingskader AVV is derhalve geen sprake. Nu vast staat dat geen sprake is van een onevenredige beperking als bedoeld in paragraaf 6.2.2 van het Toetsingskader AW behoeft de bewering, dat er geen
3
Staatscourant 2014 nr. 17279
19 juni 2014
Z PAINTtNDRAJ
sprake is van een met waarborgen omklede dispensatiemogelikheid voor werkgevers, geen bespre king. Die vraag is immers slechts aan de orde indien wel sprake zou zijn geweest van een onevenre dige beperking. Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat bovenstaande bedenkingen geen beletsel vormen om over te gaan tot algemeen verbindendverklaring van de artikelen 52 en 53 van de cao en dat de gelijkstelling in artikel 9 van zzp’ers met M.U.R-krachten niet voor avv in aanmerking komt. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verkiaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overeenkomst, zuiks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, Ill en IV is bepaald:
HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN Artikel 1 Werkingssfeer Deze overeenkomst is van toepassing op: De werkgevers en de werknemers van elke in Nederland gevestigde onderneming, die busvervoer verricht, in de zin van de Wet Personenvervoer (2000 Stb. 314). Uitgezonderd zijn: de ondernemingen op welke de collectieve arbeidsovereenkomst Openbaar Vervoer van toepas sing is, voor zover in de betrokken arbeidsvoorwaarden het salaris en de salarisberekening met inbegrip van de vakantietoeslag voor chauffeurs die besloten busvervoer verrichten, zodanig is geregeld dat het niveau ervan overeenkomt met de desbetreffende regelingen in de CAO Besloten Busvervoer. b. De CAO bevat minimum arbeidsvoorwaarden met een a Ia carte model waarbij tussen werknemer en werkgever schriftelijk aanvullende afspraken kunnen worden gemaakt. a.
Artikel 2 Definities In deze overeenkomst wordt, tenzij in het betreffende artikel anders is aangegeven, verstaan onder: a. Werkgever: iedere natuurlijke- of rechtspersoon, wiens onderneming valt onder de werkingssfeer van deze overeenkomst. b. Werknemer: ieder, die in dienst is van een werkgever voor bepaalde of onbepaalde tijd. c. M.U.P-kracht de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (M.U.R-overeenkomst) is gesloten en die bereid is op afroep werkzaamheden te verrichten. d. Parttimer: iedere werknemer, met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde of onbepaalde tijd, waarbij overeengekomen is dat slechts een gedeelte van het normale aantal geldende arbeidsuren arbeid wordt verricht. g. Partner: de ongehuwde man of vrouw, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde werknemer samenwoont en die daartoe een notarleel verleden samenlevingscon tract zijn overeengekomen. h. Samenwonende: Samenwonende is een ieder met wie de ongehuwde werknemer een gezamenlijke huishouding voert en met wie daartoe een notarieel verleden samenlevingscontract is overeenge komen. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. 1. Standplaats: 1. De plek waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid uitoefent; 2. De plek waar de garage der onderneming is gelegen en de werknemer gebruikelijk zijn dagelijkse arbeid aanvangt en beëindigt; 3. De plek waar de werknemer na overleg met respectievelijk in opdracht van de werkgever gebruike lijk zijn dagelijkse arbeid aanvangt en beëindigt; 4. Benevens een gebied met een straal van 10 km rond de plek als bedoeld in sub 1, 2, en 3. j. Dienstregeling: voor een ieder kenbaar schema van reismogelijkheden. k. Besloten busvervoer: personenvervoer per bus, anders dan bedoeld onder r, en omvattend de categorieën toerwagenriflen, ongeregeld vervoer, groepsvervoer, pendelvervoer, meerdaagse reizen en dagtochten. I. Groepsuervoer: volgens een vast schema/rooster uitgeoefend en niet onder m vallend vervoer van tot een beperkte groep behorende personen met bussen.
4
Staatscourant 2014 nr. 17279
19 juni 2014
j $ IAAI $COURA NI ! HAIND
N r. 11368
Officiele uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814,
Bouwnijverheid 2074 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGEN HElD
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 77 juni 2074 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereen komst voor de Bouwn ijverheid UAWNr. 77560 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van het Technisch Bureau Bouwnijverheid namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) ter ener zijde: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, Aannemers Vereniging Metseiwerken (AVM), Vereniging Nederlandse Voegbedrijven (VNV), Bond van Aannemers van Tegeiwerken in Nederland (Bovatin), Nederlandse Vereniging van Kitverwerkende Bedrijven tNVK), Vereniging Wapeningsstaal Nederland (VWN), Vereniging van Steiger-, Hoogwerk- en Betonbe kistingbedrijven CVSB), Vereniging van Infrabedrijven MKB INFRA, Boorinfo Branche Vereniging, Noordelijke vereniging Burgerlijke- en Utiliteitsbouw, VERAS, Vereniging voor aannemers in de sloop, Ondernemersorganisatie MKB Bouw, NVB, vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers, Vereniging van Waterbouwers; Partij(en) ter andere zijde: FNV Bouw en CNV Vakmensen. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingediend door: HDK Advocaten en Fiscalisten namens Rimec Limited; de Nederlandse Vereniging van Uitzend- en Bemiddelingsbedrijven (NVUB) mede namens Alternatief Voor Vakbond (AVV).
—
—
Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: De bedenkingen van HDK Advocaten en Fiscalisten richten zich tegen de algemeen verbindendverkla ring van artikel 55, eerste lid van de onderhavige cao. Volgens bedenkinghebbende is deze bepaling strijdig met het recht van de Europese Unie, in het bijzonder met artikel 45 van het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie (hierna: WVEU) en verordening nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 7968 betreffende het vrij verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap alsmede met artikel 56 WVEU. Voor de beoordeling of sprake is van ‘verafgelegen werken’ is, volgens de uitleg die partijen bij onderhavige cao eraan geven, voor een arbeidsmigrant het vertrekpunt de woning van het land van herkomst en niet de tijdelijke verblijfplaats in Nederland. Naar het oordeel van bedenkinghebbende volgt hieruit dat een werkgever van in het buiten land woonachtige werknemers nagenoeg altijd een vergoeding voor huisvestings- en verblijfskosten zal moeten betalen. Dit heeft tot gevolg dat buiten landse werknemers duurder zijn dan Nederlandse werknemers en dat vennootschappen die voorna melijk buitenlandse werknemers in Nederland tewerk stellen zoals Rimec Ltd. per definitie meet kosten zullen moeten maken dan hun in Nederland gevestigde concurrenten die slechts gebruik maken van Nederlandse arbeidsinzet, hetgeen in sttijd is het vrije verkeer van wetknemets alsmede het vrij verrichten van diensten. Bedenkinghebbende stelt derhalve dat sprake is van (in)directe discriminatie en oneerli;ke concurrentie. Bedenkinghebbende is voorts van mening dat de redactie van artikel 55, eerste lid en daarmee de toepassing van deze bepaling onduidelijk is. Zo is volgens bedenkinghebbende onduidelijk wanneer dagelijks huiswaarts keren onredelijk is, hoe de ‘tenzij’-clausule dient te worden uitgelegd en is de bepaling niet duidelijk over de wederzijdse rechten en verplichtingen tussen een werkgever en haar werknemers.
Staatscourant 2014 nr. 11368
20 juni 2014
T1NDJ
Gelet op het voorgaande concludeert bedenkinghebbende dat algemeen verbindendverklaring van artikel 55, eerste lid strijdig is met het gestelde in het Toetsingskader AVV. De bedenkingen van partijen bij de cao NVUB richten zich in het bijzonder tegen artikel 2 lid 3 sub a van de cao voor de Bouwnijverheid. Bedenkinghebbende stelt dat algemeen verbindendverklaring van de cao voor de Bouwnijverheid ertoe Ieidt dat de exciusieve positie van uitzendondernemingen die lid zijn van de ABU en NSBU een wettelijke grondsiag krijgt. Hierdoor worden de ABU en NBBU door bouwondernemers zonder ultieg als vanzelfsprekende partner gezien en ondervindt de NVUB concurrentienadeel. Dit wordt door bedenkinghebbende beschouwd als een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van de NVUB. Verzocht wordt verder om partijen bij cao voor de Bouwnijverheid erop te attenderen de NVUB in genoemd artikel op te nemen. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen van HDK Advocaten en Fiscalisten: Op grond van paragraaf 3.2 van het Toetsingskader AW geldt dat bedenkingen die betrekking hebben op de inhoud van cao-bepalingen, voor zover deze cao-bepalingen op grond van het Toetsingskader AW voor avv in aanmerking komen, normaliter evident kansloos zijn. Het behoort tot de bevoegdheid van de bij de cao betrokken partijen om de inhoud van de cao vast te stellen. Bij de beoordeling of cao-bepalingen voor avv in aanmerking komen wordt getoetst op kennelijke strijdigheid met de Wet AVV, het recht en het avv-beleid zoals verwoord in hot Toetsingskader AVV. Bij deze beoordeling is niet gebleken dat do aangehaalde bepaling kennelijk strijdig is met wet- en of regelgeving. Eepalingen worden getoetst op basis van de ingediende tekst en in principe niet op de mogelijke toepassingsprak tijk. In de betreffende bepaling wordt geen onderscheid naar nationaliteit en woonplaats gemaakt. Voor vragen over de toepassingspraktijk kan men zich wenden tot cao-partijen. Een eventueel geschil hieromtrent kan aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd. Opgemerkt zij dat in elk besluit tot avv in een dictum wordt bepaald dat indien en voor zover de avv cao-bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, deze regelen prevaleren. De bedenkingen treffen derhalve geen doel. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen van partijen bij de cao NVUB: De bedenkingen tegen (algemeen verbindendverklaring van) artikel 2 lid 3 sub a vormen in essentie een herhaling van eerder ingebrachte bedenkingen, waarover al is besloten in de besluiten tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Bouwnijverheid van 20 december 2010 (Stcrt. 2010, nr. 21225) en 21 mei 2013 (Stcrt 2013, nr. 12738). Op grond van paragraaf 3.2 van het Toetsingskader AVV worden bedenkingen die eon herhaling zijn van eerder ingebrachte bedenkingen waarover al besloten is, aangemerkt als evident kansloos. Ten aanzien van het verzoek over het opnemen van do NVUB in genoemde bepaling zij volledigheids halve nog opgemerkt dat hot bepalen van do werkingssfeer en de reikwijdte van de cao primair eon zaak is van cao-partijen. Cao-partijen zijn dan ook verantwoordelijkheid voor en vrij in do vaststelling van de werkingssfeer. Gelet op hot bovenstaande vormen do ingebrachte bedenkingen geen beletsel om tot algemeen verbindendverklaring overte gaan. Naar aanleiding van dit verzoek is een schriftelijk dispensatieverzoek ingediend door de Nederlandse Vereniging van Uitzend- en Bemiddelingsbedrijven mede namens het Alternatief voor Vakbond (AW). Dit verzoek is toegewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht. De beschikking is op dezelfde dag als waarop dit besluit tot algemeen vecbindendver kiaring is genomen aan de desbetreffende dispensatieverzoeker en aan de verzoeker tot algemeen verbindendverklaring verzonden. De beschikking Iigt voor belanghebbenden als bedoeld in art. 1:2 eerste lid van de Awb ter inzage bij de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, Anna van Hannoverstraat 4, ‘s-Gravenhage. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op hot algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids
2
Staatscourant 2014 nr. 11368
20 juni 2014
I.AINT1RNDRAI.
Reglo Randstad Noord Muzenplein 9 1077 WC Amsterdam T 020 575 67 00 E
[email protected] Regio Randstad Zuid Zilverstraat 69 2718 RP Zoetermeet 1 079 325 22 70 E
[email protected] Regio Zuid Postbus 848 5000 AVTi(burg (Reitseplein 3) T013 5350510 E
[email protected]
BIJLAGE 17: VOORBEELD CLAUSULE TUSSEN WERKGEVER EN ZELFSTANDIGE ZONDER PERSONEEL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5 LID 3 Opdrachtgever heeft zich ervan vergewist dat Opdrachtnemer in het bezit is van een relevante Verklaring Arbeidsrelatie Winst ult onderneming (VAR-Wuo) (1), aannemelijk is dat deze in fiscale zin als ondernemer kan worden aangemerkt (2) en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (3). Opdrachtnemer heeft in dat kader aan Opdrachtgever een kopie van de VAR-Wuo en een uittreksel uit het Handeisregister overgelegd. Opdrachtnemer zal gedurende de Iooptijd van deze overeenkomst zijn status als zelfstandig ondernemer in stand houden en Opdrachtgever terstond op de hoogte brengen van eventuele wijzigingen in die status van zelfstandig ondernemer (daaronder begrepen wijziging of intrekking van de VAR-Wuo en/of wijziging van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel). 2. Met de ondertekening van deze overeenkomst verplicht Opdrachtnemer zich om bij het uitbeste den van werk aan een zelfstandige zonder personeel erop toe te zien dat deze in het bezit is van een relevante Verkiaring Arbeidsrelatie Winst uit onderneming (VAR-Wuo) (1), aannemelijk is dat deze in fiscale zin als ondernemer kan worden aangemerkt (2) en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (3). Aan deze verplichting (de ‘Vergewisplicht’) is voldaan indien Opdrachtnemer zich heeft vergewist van het bestaan van een relevante Verkiaring Arbeidsrelatie Winst uit onderneming en de zelfstandige is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Hem zijn ook geen feiten en omstan digheden bekend waaruit volgt dat opdrachtnemer geen zelfstandig ondernemer in fiscale zin zou zijn. 3. Opdrachtnemer is op zijn beurt gehouden de verplichtingen, zoals geformuleerd onder 2 en 3, op te leggen aan een door hem in te schakelen zelfstandige zonder personeel. Opdrachtnemer is gehouden een afspraak hierover op te nemen in een zelfstandig te sluiten overeenkomst met de zelfstandige zonder personeel. 4. Indien Opdrachtnemer zich niet houdt aan de verplichtingen zoals geformuleerd onder 1, 2 en 3, is deze jegens Opdrachtgever aansprakelijk voor alle schade die deze Iijdt als gevoig van het niet nakomen van deze verplichtingen. Hieronder is begtepen de schade die gevorderd kan worden door cao-partijen bij niet naleving van de CAO voor de Bouwnijverheid en de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid en de schade die Opdrachtgever zal Iijden in verband met de Wet Ketenaansprakelijkheid. 1.
Dictum H De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2014. Dictum III Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strij dig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dictum IV Het besluit van 13 december2012 (Stcrt. 2012, nr. 24953) tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Bouwnijverheid, Iaatstelijk gewijzigd bij
173
Staatscourant 2014 nr. 11363
20 juni 2014
lNTIEND
besluit van 13 augustus 2013 (Stcrt. 2013, nr. 23179), wotdt ingetrokken. Dictum V Dit besluit is krachtens een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op werkgevers, die voor meer dan 50% van de loonsom uitzendkrachten ter beschikking stellen aan ondernemingen als bedoeld in artikel 1 lid 3 en/of lid 5 van de cao voor de Bouwnijverheid en die op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit direct gebonden zijn aan de eigen rechtsgeldige cao NVUB. Op grond van een daartoe strekkend verzoek van cao-partijen is dit besluit niet van toepassing op werkgevers die op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit direct gebonden zijn aan de eigen rechtsgeldige cao voot Hellende Daken. Dictum VI Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wotdt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2015 en heeft geen terugwerkende kracht. ‘s-Gravenhage, 17 juni 2014 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directe ur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, Mi-f.M. van der Goes.
114
Staatscourant 2014 nr. 11368
20 juni 2014
-—t.
I
TlEfy5p
STAATSCOURANT
Officiele
uitgave
van het Koninknjk der Nederlanden sinds 1814.
Gemaksvoedingindustrie 2014/2015 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 maart 2014 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Gemaksvoedingindustrie UAWNr. 77538
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van de Stichting Sociaal Fonds voor de Gemaksvoedingindustrie namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) ter ener zijde: Algemene Kokswaren en Snackproducenten Vereniging (AKSV); Partij(en) ter andere zijde: FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen. Naar aanleiding van dit verzoek ziln schriftelijke bedenkingen ingebracht door Vanhetrecht namens Borgesius Brood Beleg en Bezorging B.V.; Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: Bedenkinghebbende stelt dat (avv van) de onderhavige cao in strijd is met het doel van de Wet AVV om concurrentie op arbeidsvoorwaarden door niet gebonden werkgevers en werknemers te voorko men. Vanwege het vervallen van het omzetcriterium is de werkingssfeer van de cao volgens bedenkingheb bende aanzienlijk uitgebreid en is deze dermate algemeen getormuleerd dat niet meet voldaan is aan de eis van een heldere omschrijving van de aatd van de arbeid zoals opgenomen in het Toetsingska der AVV. Dit heeft ongelijke arbeidsvoorwaatden en ongelijke concurrentie tot gevoig. Ook is bedenkinghebbende van mening dat onduidelijk is of wel voldaan is aan het meerderheidsvereiste omdat gebruik is gemaakt van gegevens die betrekking hadden op de oude wetkingssfeer. Bedenkinghebbende voert verder aan dat sprake is van werkingssfeeroverlap met andete cao’s zoals de cao voor de Contractcatering en de cao voor de Groothandel in Horecaproducten. Voorts richten de bedenkingen zich tegen het gestelde in artikel 18 over wetken op Zon- en feestdagen en tegen Ide toepassing door cao-partijen van) de dispensatieregeling zoals thans geredigeerd in artikel 1.3 sub c en in het Protocol. Bedenkinghebbende wijst er op dat de dispensatieregeling niet voldoet aan de door de Stichting van de Arbeid in haar advies van 8 juni 2012 gestelde eisen. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen: Werkingssfeer Het bepalen van de werkingssfeer en de reikwijdte van de cao is primair een zaak van cao-partijen. De beoordeling of de werkzaamheden van een onderneming vallen onder de algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen is mede gelet op de technische aard van deze vtaag eveneens in eetste aanleg een zaak van cao-partijen. Een geschil kan eventueel aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd. —
—
Ten aanzien van de (gestelde) werkingssfeeruitbreiding hebben cao-partijen in reactie op de bedenkin gen verklaard dat met het aanpassen van de werkingssfeet een vetduidelijking van de bestendige praktijk van toetsing op basis van verloonde arbeid is beoogd. Van een uitbreiding van de werkings sfeer is derhalve geen sprake.
Staatscourant 2014 nr. 1049
20 maart 2014
Representativiteit Nu blijkt dat met de aanpassing van de werkingssfeer geen uitbreiding is beoogd, kan aan deze bedenkingen voorbij worden gegaan. Overigens zij opgemerkt dat cao-partijen bij het verzoek om avv een formulier representativiteit hebben overlegd en dat de overlegde gegevens en de toelichting daarop voldoen aan de condities als vastgelegd in bet Toetsingskader AVV. Werkingssfeeroverlap In paragraaf 62.1 van bet Toetsingskader AVV is bepaald dat bepalingen inzake de werkingssfeer die overlapping met een of meer andere cao’s teweeg brengen waarvan de bepalingen tdoorgaans) algemeen verbindend zijn verklaard niet algemeen verbindend verklaard wotden. Avv van deze bepalingen is niet mogelijk, omdat op een arbeidsverhouding niet gelijktijdig twee avv-besluiten van dezelfde aard van toepassing kunnen zijn. Deze beleidsregel doelt op die situaties waarbij sprake is van een objectief bepaalbare en onweerleg bate overlapping van werkingssferen tussen twee of meer bedrijfstak-cao’s die voor avv worden voorgedragen. In reactie op de bedenkingen hebben partijen bij de cao voor de Gemaksvoedingsindustrie verklaard dat er tussen genoemde cao-partijen geen discussie bestaat over de ultleg van de werkingssfeer. Partijen bij de cao voor de cao voor de Contractcatering en de cao voor de Groothandel in Horecapro ducten hebben bovendien geen bedenkingen ingediend. Van een objectief bepaalbare en onweerleg bare overlapping van werkingssferen is derhalve niet gebleken. Inhoud van de cao en de toepassingspraktijk Op grond van paragraaf 3.2 van bet Toetsingskader AVV geldt dat bedenkingen die betrekking hebben op de inhoud van de cao-bepalingen, voor zover deze cao-bepalingen op grond van het Toetsingska der voor avv in aanmerking komen, normaliter evident kansloos zijn. Het behoort tot de bevoegdheid van de bij de cao betrokken partijen om de inhoud van de cao vast te stellen. Bij de beoordeling of cao-bepalingen voor avv in aanmecking kunnen komen, wordt getoetst op kennelijke strijdigheid met de Wet AW, bet recht en het AVV-beleid zoals verwoord in bet Toetsingskader AVV. Bij deze beoorde ling is niet gebleken van kennelijke strijdigheid met wet- en/of regelgeving. Naar aanleiding van de bedenkingen ten aanzien van de dispensatieregeling merk ik op dat cao partijen condities kunnen stellen aan het verlenen van dispensatie. Een geschil over de behandeling van een dispensatieverzoek door cao-partijen kan zo nodig aan de rechter worden voorgelegd. Daarbij zij volledigheidshalve aangetekend dat bet dispensatiebeleid in het Toetsingskader AVV is gewijzigd en dat deze wijziging per 1 april 2014 in werking treedt en derhalve van toepassing is op avv-verzoeken die vanaf die datum worden ingediend. Met de wijziging is aansluiting gezocht bij de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid. Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat de ingebrachte bedenkingen geen beletsel vormen om tot algemeen verbindendvetklaring over te gaan. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overeenkomst, zuiks met inachtneming van hetgeen in de dicta Il, III en IV is bepaald: Artikel I De werkingssfeer 1.7 Welke ondernemingen? iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap in Nederland die in hoofdzaak, dat wil zeggen gebruikelijk minimaal 50% van de verloonde arbeid, besteden aan het fabrieksmatig produceren van gemaksvoeding, koks- en snackwaren en die deze etenswaren niet ter onmiddellijke consumptie levert. Gemaksvoeding, koks- en snackwaren is onder meet: • kroketten, bitterballen, bamibalten, nasiballen, loempia’s en de met een en ander overeenkomende meelproducten, eventueel gemengd of gevuld met vlees, pluimveevlees, wild, vis of groenten, of
2
Staatscourant 2014 nr. 1049
20 maart 2014
STAATSCOURANT
Officitle uitgave van het Koninkcijk der Nederlanden sinds 1814.
Metalektro Hoger Personeel 2074/2016 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 april 2074 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Hoger Personeel in de Metalektro UAWNr. 71548 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van de Stichting Raad van Overleg namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partijien) ter ener zijde: Vereniging FME-CWM, ondernemersorganisatie voor de technologische industrie; Partij(en) ter andere zijde: VHP2, vakorganisatie voor het middelbaar en hoger personeel, FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door het Alternatief voor Vakbond; Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: De artikelen 46, 52 lid 2 en 54 houden geen verband houden met arbeid. Artikel 52 lid 2 schendt daarnaast de privacy van werknemers. Bijiage A artikel 17 is in strijd met de wet, omdat de dispensatiebevoegdheid niet bij de Raad van Overleg neergelegd kan worden en bijlage B voldoet niet aan de vereisten van paragraaf 7 van het Toetsings kader AVV, omdat de beschrijving van de beoordelingscriteria voor dispensatieverzoeken ontbreekt. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen: Op grond van paragraaf 3.2 van het Toetsingskader AVV geldt dat bedenkingen die in het geheel niet beargumenteerd of betrekking hebben op de inhoud van cao-bepalingen voor zover deze cao-bepalingen op grond van het Toetsingskader AVV voor avv in aanmerking komen, normaliter evident kansloos zijn. Het behoort tot de bevoegdheid van de bij de cao betrokken partijen om de inhoud van de cao vast te stellen. Bij de beoordeling of cao-bepalingen voor avv in aanmerking komen wordt getoetst op kennelijke strijdigheid met de Wet AVV, het recht en het avv-beleid zoals verwoord in het Toetsingskader AVV. Het is niet gebleken dat de aangehaalde bepalingen kennelijk strijdig zijn met wet- en of regelgeving of het avv-beleid. De aangehaalde bepalingen houden voldoende verband met arbeid om algemeen verbindend verklaard te worden. Dat in dit geval sprake zou zijn van schending van privacy is op geen enkele wijze beargumenteerd en is bovendien niet erg aannemelijk. Van strijdigheid met privacywetgeving is niet gebleken. Bepalingen worden overigens getoetst op basis van de ingediende tekst en in principe niet op de mogelijke toepassingspraktijk. Ten aanzien van bijiage A artikel 17 geldt dat het tot de bevoegdheid van cao-partijen behoort om dispensatie te verlenen van bepalingen van (algemeen verbindend verklaarde) de cao-bepalingen en dat het hen eveneens vrij staat om deze bevoegdheid te delegeren dan wel te mandateren aan een door hen opgericht paritair orgaan. Wat betreft het gestelde ten aanzien van bijiage B geldt dat inderdaad de beoordelingscriteria voor dispensatieverzoeken in het reglement ontbreken, maar dat deze beleidsregel pas geldt voor avv verzoeken die zijn ingediend na 1 april 2014. Het avv-verzoek dat ten grondsiag Iigt aan het onderha vige besluit is ingediend op 19 februari 2014, toen dit vereiste flog niet gold. Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat de bedenkingen geen beletsel vormen om tot algemeenverbindendverklaring over te gaan.
Staatscourant 2014 Dr. 6624
17 april 2014
j S TAAT SCOURANI Z HAINDRAJ
.
0fficile uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland 2014 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 september 2074 tot algemeen verbindendverkaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland UAWNr. 71589 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van Cao-partijen Schilders namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partijten) ter ener zijde: De Koninklijke Vereniging OnderhoudNL, vereniging van (restauratie-) schilders- en (totaal-) onderhoudsbedrijven, industriële onderhouds- en glaszetbedrijven; Partij(en) ter andere zijde: FNV Bouw en CNV Vakmensen. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door: A. Liebregts Schilderwerken BV; B. Zelfstandigen Bouw; C. Flextra-Groep. Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: Ad A. Bedenkinghebbende is van mening dat de werkgeversorganisatie Onderhoud NL niet een belangrijke meerderheid van de in bedrijfstakwerkzame personen vertegenwoordigt. Bovendien stelt bedenking hebbende dat bij de berekening van de representativiteit het aantal werknemers uit andere EU-lidstaten, die op de Nederlandse schildersmarkt actief zijn, meegenomen dient te worden. Nu worden werknemers die verloond worden in het land van herkomst, of actief zijn als zzp’er maar niet in Nederland wonen, niet bij de berekening van de representativiteit meegenomen. Verder is bedenkinghebbende van mening dat avv beperkend werkt op de mededinging van Neder landse bedrijven op de Europese markt. Een Nederlandse Schildersbedrijf dat in een andere lidstaat werkzaamheden wil verrichten, wordt geconfronteerd met de hogere lasten van het thuisland Nederland ten opzichte van het land waar men zou willen gaan werken. Ad B. De bedenkingen richten zich tegen artikel 6, derde lid, van de cao inzake onderaanneming en de daarbij behorende bijlage 11 in de cao. Bedenkinghebbende is van mening dat een zelfstandig ondernemer zonder personeel (hierna: zzp’er) indirect aan de cao gebonden wordt, zonder dat de cao op de zzp’er van toepassing is. Zzp’ers zijn niet betrokken geweest bij de totstandkoming van dit artikel. Bedenkinghebbende acht dit in strijd met de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en het SER-advies ‘Zzp’ers in beeld’ van 15 oktober 2010, waarin de Raad aanbeveelt de relevante organisa ties van zelfstandigen te betrekken bij afspraken betreffende de arbeidsvoorwaarden van zelfstandi gen. Verder stelt bedenkinghebbende dat artikel 6, derde lid, van de cao zzp’ers indirect dwingt een
Steatscourant 2014 nr. 19770
5 september 2014
arbeidsongeschiktheidsverzekering afte sluiten. Volgens bedenkinghebbende is dit in strijd met de vrijheid van het verbintenissenrecht. Bovendien worden zzp’ers van 45 jaar en ouder, zpp’ers met een ernstig ziekteverleden en zzp’ers die niet geheel gezond zijn geweigerd door verzekeraars voor het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Rierdoor wordt een deel van zzp’ers uitgesloten van werk. Tot slot voert bedenkinghebbende aan dat anders dan in artikel 6, derde lid, van de cao in bijlage 11 van de cao wordt geregeld dat zzp’ers in alle gevallen verplicht worden pensioen op te bouwen bij het Bedrijfstakpensioenfonds Schilders. Nu de verplichtstelling van het Bedrijfstakpen sioenfonds Schilders voor zzp’ers ter discussie staat, is de tekst in bijlage 11 volgens bedenkingheb bende mogelijk in strijd met een eerstkomende verplichtstelling van het Bedrijfstakpensioenfonds Schilders. Ad C. De bedenkingen richten zich tegen artikel 6, derde lid, van de cao inzake onderaanneming. Bedenking hebbende geeft aan in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf (bemiddeling zzp’ers) afspraken te hebben gemaakt met de Belastingdienst over vermindering van inmenging in zzp-beleid. Bedenking hebbende is van mening dat de uitvoering van artikel 6, derde lid, van de cao, conflicteert met de gemaakte afspraken met de Belastingdienst. Daarnaast vindt bedenkinghebbende deze uitvoering ondoelmatig en onwerkbaar. Verder voert bedenkinghebbende aan dat artikel 6, derde lid, van de cao discriminerend kan werken voor bepaalde groepen van arbeidsongeschikten en oudere ondernemers. Volgens bedenkinghebbende weigeren verzekeraars deze groep te verzekeren of de gevraagde premies zijn hoger zodat geen sprake is van een eerlijke concurrentie. Tot slot vindt bedenkingheb bende dat de werkgeversorganisatie Onderhoud NL geen belangrijke meerderheid van de in bedrijfs tak werkzame personen vertegenwoordigt. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen: Representativiteit Ad A. en ad C. De cao-bepalingen waarop het verzoek tot avv betrekking heeft, moeten reeds gelden voor een naar het oordeel van de Minister van SZW belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen tartikel 2, eerste lid, van de Wet AVV). Deze belangrijke meerderheid moet blijken uit een opgave van het aantal werkgevers lid van werkge versverenigingten) die partij zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst onderscheidenlijk het aantal werkgevers dat naar de aard van de bedrijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomst kan worden getekend alsmede het aantal personen werkzaam bij werkgevers die lid zijn van de werkgeversvereniging(en) die partij zijn bij deze collectieve arbeids overeenkomst, onderscheidenlijk het aantal personen werkzaam bij werkgevers die naar de aard van de bedrijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereen komst gerekend kunnen wotden. Het Toetsingskader AVV schrijft voor dat in geval van beargumenteerde bedenkingen tegen de representativiteit van cao-partijen een opgave kan worden verlangd aan de hand van het formulier representativiteitsgegevens (artikel 2:2, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit aanmelding collectieve arbeidsovereenkomsten en het verzoeken om algemeen verbindend verkiaring). De representativiteits gegevens die door de cao-partijen bij het onderhavige verzoek om aw zijn aangeleverd, zijn toegelicht met gebruikmaking van het hiervoor genoemde formulier representativiteitsgegevens. Uit de aangeleverde representativiteitsgegevens en het ingevulde formulier representativiteitsgege vens waarin een toelichting wordt gegeven op de gehanteerde onderzoeksmethode, de gebruikte bronnen, de wijze van meting, de relatie tot de werkingssfeer en de actualiteit van de cijfers, volgt een representativiteit die ruimschoots voldoet aan het meerderheidsvereiste. De voor de representativi teitsopgave gehanteerde bronnen, namelijk de ledenlijst van de werkgeversorganisatie Onderhoud NL en de basisregistratie van werkgevers- en werknemersgegevens bij A&O Services, zijn door ceo partijen in voldoende mate toegelicht. Cao-partijen hebben in een reactie op deze bedenkingen aangegeven dat het domein waarover de representativiteitsgegevens zijn verzameld gerelateerd zijn aan de werkingssfeer van de cao Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. Werkgevers en werknemers die niet onder de werkingssfeer van de cao Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf vallen, zijn buiten de telling van de representativi teit gehouden. Naar aanleiding van het door cao-partijen overlegde formulier representativiteitscijfers en in ogen
2
Staatscourant 2014 nr. 19770
5 september 2014
schouw nemende dat de ingebrachte bedenkingen in afdoende mate namens cao-partijen beargumen teerd zijn weerlegd, kan worden vastgesteld dat door cao-partijen in voldoende mate aannemelijk is gemaakt dat de bepalingen van de cao reeds voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfs tak geldende werkzame personen gelden. Beperkiny concurrentiemogelijkheden Ad. A. Op grond van paragraaf 3.2 van het Toetsingskader AVV geldt dat bedenkingen die een herhaling zijn van eerder ingebrachte bedenkingen waarover at besloten is, normaliter evident kansloos zijn. In dit kader wordt verwezen naar de reeds ingebrachte bedenkingen door bedenkinghebbende en de overwegingen ten aanzien daarvan bij besluiten van 13 maart 2014 tStcrt. 19 maart 2014, nr. 3655) en 7 augustus 2014 (Stcrt. 12 augustus 2014, nr. 18606) tot wijziging van het besluit tot algemeen verbin dendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigen regelingen. In de hiervoor genoemde besluiten is het volgende overwogen. De arbeidsvoorwaarden op bedrijfs takniveau worden door sociale partners gezamenlijk bepaald. De belangrijkste doelstelling van het systeem van avv is de bevordering van de stabiliteit van de arbeidsverhoudingen door concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen, Onderdeel van de kostprijs van een product of dienst zijn de kosten die de arbeidsvoorwaarden met zich meebrengen. In die zin is sprake van een factor die bij internationale concurrentieverhoudingen een to) speelt. Dat is evenwel inherent aan de systematiek van avv. Inhoud van de cao Ad B en ad C. Op grond van paragraaf 3.2 van het Toetsingskader AVV worden bedenkingen betrekking hebbend op de inhoud van cao-bepalingen voor zover deze cao-bepalingen op gtond van het Toetsingskader AVV voor avv in aanmerking komen, norma!erwijze als evident kansloos aangemerkt. Bij de beoordeling of cao-bepalingen voor avv in aanmerking kunnen komen, wordt getoetst op kennelijke strijdigheid met de Wet AVV, het recht en het AVV-beleid zoals verwoord in het Toetsingskader AVV. Bij deze beoorde ling is geconcludeerd dat artikel 6, derde lid, van de cao inzake onderaanneming en de daarbij behorende bijlage 11 niet voor avv in aanmerking komen. Avv kan worden geweigerd indien sprake is van een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van detden. De belangenafweging betreft hier zowel derde werkgevers en werknemers binnen de werkingssfeer van de cao als externe derden, van wie de belangen als gevolg van avv in het geding zijn. In beginsel worden bepalingen niet algemeen verbindend verklaard die de toegang direct of indirect tot de relevante markt voor bonafide ondernemingen afsluiten of tot een onevenredig niveau beperken, zonder dat daarbij ten minste in een met waarborgen omklede dispensatie-mogelijkheid voor werkgevers is voorzien. —
—
In artikel 6, derde lid, van de cao is bepaald dat een werkgever voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst van onderaanneming met een zzp’er, van deze ondernemer een schriftelijke en door deze ondernemer ondertekende verklaring moet hebben waarin staat dat hij zich heeft verzekerd tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid, bedrijfsaansprakelijkheid en een pensioenvoorziening heeft getroffen. Dit houdt in dat zzp’ers aan de condities van het hebben van een arbeidsongeschiktheids verzekering, bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering en een pensioenvoorziening moeten voldoen, willen zij kunnen opereren in deze sector. Deze vereisten behoren in beginsel tot de onderhandelings vrijheid van ondernemers en raakt aan de kern van ondernemerschap. Bovendien blijkt ult de ingediende bedenkingen en de reactie van cao-partijen hierop dat verzekeraars in bepaalde gevallen zzp’ers weigeren of een hogere premie laten betalen voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. In de praktijk zullen deze elsen kunnen leiden tot een belemmering een overeenkomst tot onderaanne ming te sluiten met een werkgever die binnen de werkingssfeer van de cao Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf valt, en dus in feite werkzaamheden te verrichten binnen tie werkingssfeer van de cao Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. Dit kan een verstoring van de markt tot gevolg hebben, waardoor gesteld kan worden dat hier sprake kan zijn van een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden. Ten oveMoede zij in dit verband nog het volgende opgemerkt. Blijkens de cao valt een ondernemer die werkzaam is op basis van een overeenkomst tot opdracht of aanneming niet onder de werkings sfeer. Indien een dergelijke ondernemer een zelfstandige zonder personeel is, zij daarbij de kantteke
3
Staatscourant 2014 nr. 19770
5 september 2074
‘I—
ning gemaakt dat, indien betrokkene werkzaam is in een gezagsverhouding, een dergelijke overeen komst mogelijk als een arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd, die wel binnen het bereik van de werkingssfeer van de cao valt. Volledigheidshalve merk k op dat anders dan cao-partijen in een reactie op deze bedenkingen hebben aangegeven, artikel 6, derde lid, van de cao niet kan worden bezien in hetzelfde licht als bepalingen waarin geregeld is dat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van uitzendkrachten van NEN gecertificeerde uitzendbureaus. In deze laatste bepalingen beogen partijen objectieve kwaliteitseisen te stellen aan uitzendbureaus met wie binnen de sector wordt gewerkt. Het behalen van een dergelijk certificaat Iigt in beginsel binnen het beteik van ieder uitzendbureau. Er kan dan ook niet worden gesteld dat deze bepalingen de toegang tot de relevante markt voor bonafide ondernemingen afsluiten. Evenmin blijkt dat deze bepalingen de relevante markt voor bonafide ondernemingen tot een onevenredig niveau beperken. De gestelde vereisten in artikel 6, detde lid, van de cao zijn niet aan te merken als objectieve kwaliteitseisen. Op grond van het bovenstaande concludeer 1k dat de ingebrachte bedenkingen, behoudens die tegen artikel 6, derde lid van de cao en de daarbij behorende bijlage 11, geen beletsel vormen om tot avv overte gaan. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:
HOOFDSTUK 7- OVER DE OVEREENKOMST Artikel 1 1.
—
Werkingssfeer
De bepalingen van deze overeenkomst zijn met inachtneming van de definities genoemd in dit artikel en van de beperkingen omschreven in lid 5 van dit artikel van toepassing op ondernemin gen waarin en voorzover daarin het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf als hoofdbedrijf of als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt uitgeoefend, —
—
4
2.
Under hoofdbedrijf wordt ten deze verstaan het uitoefenen van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf, waarbij het aantal betrokken werknemers groter is dan het aantal werknemers, dat werkzaamheden verricht op het gebied van een andere bedrijfstak. Als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt voor de toepassing van deze overeenkomst beschouwd uitoefening van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf door een afdeling van een onderneming, welke tevens werkzaamheden op het gebied van (een) andere bedrijfstaktken) verricht, indien het personeel van die afdeling in de tegel niet wordt uitgewisseld met teen) andere afdelingten), die werkzaamheden verrichtten) op het gebied van teen) andere bedrijfstak(ken), of indien die aldeling administratief en/of organisatorisch &s een afzonderlijke eenheid is te beschouwen.
3.
Under uitoefening van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf wordt verstaan het bedrijfsma tig verrichten van een of meer der volgende werkzaamheden: • het aan of in roerende en onroerende goederen aanbrengen van verven, ak, coatings of soortgelijke producten, ongeacht de applicatiemethode- of techniek, alsmede het verrichten van de daarbjj behorende werkzaamheden ter voorbereiding en nabewerking, zoals het repareren, egaliseren, schoonmaken, voorbehandelen, reinigen, ontvetten, ontroesten, aanbrengen van grondlagen, hechtlagen en tussenlagen en het vervoeren, opstellen, demonte ten en monteren van objecten; • het aanbrengen van behangsel en andere te plakken afwerkingsmaterialen, het beschermen en verfraaien van wanden en/of plafonds met wandbekledingsmaterialen, maar uitgezonderd vloerbedekking, betimmeringen en gordijnen, alsmede het verrichten van de daarbij beho rende werkzaamheden ter voorbereiding en nabewerking, zoals het verwijderen van oude wandbekleding, repareren en uitvlakken van wanden en het aanbrengen van tussenlagen; • het plaatsen van al of niet isolerende beglazing, beglazingssystemen en glasconstructies (puien, wanden, deuren, ramen), zowel in bestaande als nieuwe kaders, aismede tie daarbij behorende werkzaamheden ter voorbereiding en nabewerking, zoals verwijderen van bestaand glas en kit, plaatsen van noodvoorzieningen, repareren van kaders en/of kozijnen, glaslatten, hang- en sluitwerk, afwerken met kit, afdichting met rubber en schoonmaken;
Staatscourant 2014 nr. 19770
5 september 2014
STAATSCOURANT
Ofticiële ultgave van het Koninknjk der Nederlanden sinds 1814.
Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland Bedrijfstakeigenregelingen 207 4/2015 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 maart 2014 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen UAWNr. 17537
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) ter ener zijde: de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in de Schilders-, Onderhouds-, Metaalconservering-, en Glasbranche FOSAG; Partijten) ter andere zijde: FNV Bouw en CNV Vakmensen. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door: Liebregts Schilderwer ken BV; Deze bedenkingen kunnen in essentie als volgt worden samengevat. Naar mening van bedenkingheb bende wordt niet voldaan aan het meerderheidsvereiste. Verder voert bedenkinghebbende aan dat aw beperkend werkt op de mededinging van Nederlandse bedrijven op de Europese markt. Een Neder lands schildersbedrijf dat in andere lidstaten werkzaamheden wil verrichten, zou worden geconfron teetd met de hogere lasten van het thuisland Nederland ten opzichte van het land waar men zou willen gaan werken. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen: Cao-bepalingen waarop het verzoek tot aw betrekking heeft, moeten reeds gelden voor een naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen (artikel 2, eerste lid, van de Wet AVV). Deze belangrijke meerderheid moet blijken uit een opgave van het aantal werkgevers lid van werkge versvereniging(en) die partij zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst en onderscheidenlijk het aantal werkgevers dat naar de aard van de bedrijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkings steer van de collectieve arbeidsovereenkomst kan worden gerekend alsmede het aantal personen werkzaam bij werkgevers die lid zijn van de werkgeversvereniging(en) die partij zijn bij deze collec tieve arbeidsovereenkomst, onderscheidenlijk het aantal personen werkzaam bij werkgevers die naar de aard van de bed rijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomst gerekend kunnen worden. Deze opgave dient voorzien te worden van een toelichting op de wijze van verzameling van de gegevens als bedoeld in art. 2:2, eerste lid, sub d van het Besluit aanmelding en van collectieve arbeidsovereenkomsten en het aanvragen van avv. Uit de aangeleverde representativiteitsgegevens behorende bij het besluit tot aw van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake bedrijfsta keigenregelingen van 28 Januari 2011 tStcrt. 2011, nr. 1932; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 februari 2013 (Stcrt. 2013, nr. 2707)) waarin een toelichting wordt gegeven op de gehanteerde onderzoeksmethode, de gebruikte bronnen, de wijze van meting, de relatie tot de werkingssfeer en de actualiteit van de cijfers, volgt een representativiteit die ruimschoots voldoet aan het meerderheids vereiste. Bedenkingen tegen de representativiteit kunnen worden ingediend voor de toepasselijke werkings sfeerbepalingen die bij een verzoek tot aw worden ingediend. Nu er enkel sprake is van wijzigingen
Staatscourant 2014 nr. 3655
19 maart 2014
van het reeds genomen moederbesluit niet zijnde een werkingssfeerwijziging, vormen de ingebrachte bedenkingen geen beletsel om tot aw van de daarvoor in aanmerking komende bepalingen over te gaan. De arbeidsvoorwaarden op bedrijfstakniveau worden door sociale partners gezamenlijk bepaald. De belangrijkste doelstelling van het systeem van aw is de bevordering van de stabiliteit van de arbeids verhoudingen door concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Onderdeel van de kostprijs van een product of dienst zijn de kosten die de arbeidsvoorwaarden met zich meebrengen. In die zin is sprake van een factor die bij internationale concurrentieverhoudingen een rol speelt. Dat is evenwel inherent aan de systematiek van aw. Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat bovenstaande bedenkingen geen beletsel vormen om tot avv over te gaan. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verkiaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereen komst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelinge& wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd: A De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:
HOOFDSTUK 3 O&O-FONDS Artikel 8 lid 5 komt te luiden:
‘5. De bijdragen zijn als volgt vastgesteld: Per dag
Over het PRIS-loon Werkgever
O&O regelingen met ingang van week 1 van 2014
Over het loon Wfsv Werknemer
Werkgevor
Werknemer
1 05°/ ‘
Aanvullingsreg&ingen met ngang van week 1 van 2014
—
1 5°/
Individuele budgetrekening met ingang van week 1 van 2014 Collectieve ongevaflen verzekering
0 0°/ € 0,15 took voor UTA)
HOOFDSTUK 4 VAKANTIEFONDS Artikel 10 lid 5 komt te luiden:
‘5. Het bestuur stelt na overleg met cao-partijen de hoogte vast van de door de werkgever verschuldigde bijdrage in de administratiekosten van het Vakantiefonds en van de bijdrage ter financiering van het extra verlof oudere werknemers. Met ingang van week 1 van 2014 zijn de bedragen als volgt vastgesteld: administratiekosten € 2,00 per werknemer per dag; extra verlof oudere werknemers € 2,82 per werknemer per dag. Deze bijdragen zijn niet meet verschuldigd vanaf het moment dat de werknemer gedurende 52 weken als gevolg van arbeidsongeschiktheid zijn werk niet heeft verricht. Daarbij worden perioden van arbeidsongeschiktheid samengeteld als ze elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.’ —
—
—
—
1
2
Stcrt.2011, nr. 1932; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 februari 2013 (Stcrt. 2013. nr. 2707)
Staatscourant 2014 nr. 3655
19 maart 2014
j S IAAISCOURANI zWNTt!NIRAJ
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland Bedrijfstakeigenregelingen 2074/2015 Verbindendverklaring gowijzigde CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegen held van 7 augustus 2014 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen UAWNr. 17587 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) ter ener zijde: de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in de Schilders-, Onderhouds-, Metaalconservering-, en Glasbranche FOSAG; Partijten) ter andere zijde: FNV Bouw en CNV Vakmensen. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door Liebregts Schilderwer ken Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: Bedenkinghebbende heeft aangevoerd dat, evenals in de voorgaande procedure tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindend verklaring van bepalingen van deze cao, niet voldaan wordt aan het meerderheidsvereiste. Verder voert bedenkinghebbende aan dat avv beperkend werkt op de mededin ging van Nederlandse bedrijven op de Europese markt. Een Nederlands schildersbedrijf dat in andere Iidstaten werkzaamheden wil verrichten, zou worden geconfronteerd met de hogere lasten van het thuisland Nederland ten opzichte van het land waar men zou willen gaan werken. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen: Zoals reeds eerder is toegelicht in de overwegingen behorende bij het besluit d.d. 13 maart 2014 (Stcrt. 19 maart 2014, nr. 3655) tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendvetklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen, moeten cao-bepalingen waarop het verzoek tot avv betrekking heeft, reeds gelden voor een naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen (artikel 2, eerste lid, van de Wet AVV). Deze belangrijke meerderheid moet blijken uit een opgave van het aantal werkgevers lid van werkge versvereniging(en) die partij zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst en onderscheidenlijk het aantal werkgevers dat naar de aard van de bedrijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkings sfeer van de collectieve arbeidsovereenkomst kan worden gerekend, alsmede het aantal personen werkzaam bij werkgevers die lid zijn van de werkgeversvereniging(en) die partij zijn bij deze collec tieve arbeidsoveceenkomst, onderscheidenlijk het aantal personen werkzaam bij werkgevers die naar de aard van de bedrijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomst kunnen worden gerekend. Deze opgave dient te worden voorzien van een toelichting op de wijze van verzameling van de gegevens als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, sub d, van het Besluit aanmelding en van collectieve arbeidsovereenkomsten en het aanvragen van avv. Uit de aangeleverde representativiteitscijfers behorende bij het besluit tot avv van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Schilders- en Ondershoudsbedrijf in Nederland inzake bedrijfstakei
Staatscournt 2014 nr. 18606
12 augustus 2014
genregelingen van 28 januari 2011 tStcrt. 2011, nr. 1932; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 maart 2014 (Stcrt. 2014, nc 3655)) waarin een toelichting wordt gegeven op de gehanteerde onderzoeksme thode, de gebruikte btonnen, de wijze van meting, de relatie tot de werkingssfeer en de actualiteit van de cijfers, volgt een representativiteit die ruimschoots voldoet aan het meerderheidsvereiste. Bedenkingen tegen de representativiteit kunnen worden ingediend voor de toepasselijke werkings sfeerbepalingen die bij een verzoek tot avv worden ingediend. Nu er enkel sprake is van wijzigingen van het reeds genomen moederbesluit niet zijnde een werkingssfeerwijziging, vormen de ingebrachte bedenkingen geen beletsel om tot avv van de daarvoor in aanmerking komende bepalingen over te gaan. Verder is in de overwegingen behorende bij het hierboven genoemde besluit reeds toegelicht dat de arbeidsvoorwaarden op bedrijfstakniveau door sociale partners gezamenlijk worden bepaald. De belangrijkste doelstelling van het systeem van avv is de bevordering van de stabiliteit van de arbeidsverhoudingen door concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Onderdeel van de kostprijs van een product of dienst zijn de kosten die de arbeidsvoorwaarden met zich meebrengen. In die zin is sprake van een factor die bij internationale concurrentieverhoudingen een rol speelt. Dat is evenwel inherent aan de systematiek van avv. Gelet op het bovenstaande vormen de ingebrachte bedenkingen geen beletsel om tot algemeen verbindendverklaring over te gaan. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereen komst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelinge& wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd: A De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd: HOOFDSTUK 4- VAKANTIEFONDS Artikel 10 lid 4 komt te luiden: ‘Arlikel JO Bijdrageverplichting vakantiefonds 4.
Met ingang van week 9 van 2014 bedragen de verlofwaardepercentages: na 130 dagen ziekte —
—
—
werknemers van 18 jaar en ouder 17 jaar 16 jaat
26,266 28,664 30,062
24,029 24,464 24,867
Deze percentages zijn gedurende de eerste 52 weken dat de werknemer wegens arbeidsonge schiktheid niet kan werken verschuldigd over 100% van het bij werken geldende PRIS-loon. Na 52 weken van arbeidsongeschiktheid is de bijdrage verschuldigd over 70% van het bij werken geldende PRIS-loon. Perioden van arbeidsongeschiktheid worden samengeteld als ze elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.’ I-b
—
Reglement individuele budgetrekening
Artikel 4 komt te luiden: ‘Artikel 4 Vootwaarden opname door de (gewezen) werknemer 1.
1
2
Indien de (gewezen) werknemer (een gedeelte van) het saldo van zijn individuele budgetrekening wil opnemen, dient hij door middel van het opsturen van het voorgeschreven formulier en een
Stcrt. 2011, nr. 1932; Iaatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 maart 2014 (Stcrt. 2014, nr. 3655)
Staatscourant 2014 nr. 18606
12 augustus 2074
3 TISDU -—
—
STAATSCOURANT
Officiele
tiltgave van
het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814
Taxivervoer 207 4/2015 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgetegenheid van 31 maart 2074 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Taxivervoer UAWNF. 77544
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van Partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partil ter ener zijde: Taxivervoer Nederland; Partijen ter andere zijde: FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door: Please BV; ABC-Specials BV; ZZP Collectief; Vipnight; Allen & Overy namens de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Uitzend- en Bemiddelingsbedrijven (NBBU);
—
—
—
—
—
Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: Please BV is van mening dat artikel 6.3 van de cao Taxivervoer niet als een normatieve of diagonale cao-bepaling kan worden aangemerkt. Verder is bedenkinghebbende van mening dat dit artikel de toegang tot de relevante markt voor bonafide ondernemingen afsluit of tot een onevenredig niveau bepetkt en in strijd is met artikel 4, lid 1, van de Europese Richtlijn 2008/104. De bedenkingen van ABC-Specials By, ZZP Collectief en Vipnight hebben uitsluitend betrekking op artikel 6.3 van de cao. Bedenkinghebbenden zijn van mening dat het in dit artikel genoemde bruto uurloon van € 16,— in strijd is met het mededingingsrecht en meer in het bijzonder met artikel 6 van de Mededingingswet. Tevens wordt als bezwaar gezien dat het artikel een beperkende factor heeft op het inlenen van zzp’ers. Ter onderbouwing van dit standpunt wordt verwezen naar de motie van 12 december 2013 van de eden van de Tweede Kamer Van Weyenberg en Van Nieuwenhuizen Wijbenga over het niet uitsluiten van zzp’ers in cao’s. ABU en NBBU zijn van mening dat artikel 6.3 van de cao Taxivervoer een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden met zich meebrengt en in strijd is met het recht en in het bijzonder met artikel 4 van de Europese Richtlijn 2008/104, het vrije verkeer van diensten en het recht om te werken zoals vastgelegd in artikel 15 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen: Diagonale bepaling
De in artikel 6.3 neergelegde verplichting betreffende de inhuur van personeel is een verplichting die een werkgever jegens cao-partijen in acht moet nemen en kan derhalve worden aangemerkt als een diagonale bepaling. Te grote benadehng van de rechtmatige belangen van derden/ uitsluiten van zzp’ers in cao’s Avv kan worden geweigerd indien sprake is van een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden. In beginsel worden bepalingen niet algemeen verbindend verklaard die de toegang —
Staatscourant 2014 nr. 1775
3apr11 2014
direct of indirect tot de relevante mar voor bonafide ondernemingen afsluiten of tot een onevenre dig niveau beperken, zonder dat daarbij ten minste in een met waarborgen omklede dispensatiemoge lijkheid voor werkgevers is voorzien. In de onderhavige cao-bepalingen zijn echter geen belemmerin gen opgenomen die de toegang direct of indirect tot de relevante markt voor bonafide ondernemingen afsluiten. Evenmin is gebleken dat de relevante markt tot een onevenredig niveau wordt beperkt. Partijen bij de ceo Taxivervoer geven in reactie op de ingediende bedenkingen aan dat op basis van sectorgegevens afkomstig van onderzoeksbureau NEA het percentage uitzendkrachten binnen de taxibranche op 9% Iigt, terwiji op grond van artikel 6.3 van do ceo de werkgever niet moor dan 15% van de vigerende bruto loonsom tcao loonsom en kosten ingehuurd personeel) mag eanwenden voor de inhuur van werknemers die niet onder de werkingssfeor van de cao Taxivervoer vallen. Naar aanleiding van de bedenking dat de 15% regeling een beperkende factor is bij het inlenen van zzp-chauffeurs wordt opgemerkt dat mede gelet op de daadwerkelijke inzet van uitzendkrachten in de taxibranche, dit voldoende ruimte biedt zzp-chauffeurs in te lenen. Naar aanleiding van de verwijzing naar de motie Van Weyenberg en Van Nieuwenhuizon-Wijbenga wordt opgemerkt dat in de cao Taxivervoer geen bepaling is opgenomen waarin zzp’ers generiek worden uitgesloten. Hierbij zij opgemerkt dat cao-bepalingen worden getoetst op basis van de ingediende tokst en in principe niet op de mogelijke toopassingspraktijk. Bij de toetsing van cao-bepalingen is overigens niet gebleken van kennelijke strijdigheid met de Wet AVV, het recht en hot AVV-beleid zoals verwoord in het Toetsingska der AW. —
—
—
Strijd met artikel 4 van de Europose Richthjn 2008/704, hot vrije verkeer van diensten en het recht om te werken zoals vastgeiegd in artikel 75 van het Handvest van do Gtondrech ten van do Europese Unie. Op grond van artikel 4 van de Europese Richtlijn 2008/104 kunnen beperkingen van en een verbod op de inzet van uitzendkrachten uitsluitend worden gorechtvaardigd met redenen van algemeen belang, die met name verband houden met de boscherming van uitzendkrachten, de elsen ten aanzien van de gezondheid en veiligheid op het werk of de noodzaak de goede werking van de arbeidsmarkt te garanderen, en misbruik te voorkomen. Indien de beperkingen en verbodsbepalingen in collectieve arbeidsovereenkomsten zijn vervat mogen de sociale partners die de betrokken overeenkomst hebben gesloten heroverwegen of de redenen van algemeen belang nog steeds gerechtvaardigd zijn. In reactie op de ingediende bedenking hebben cao-partijen laten weten dat zij artikel 6.3 van de ceo hebben heroverwogen en dat zij van mening zijn dat een maximum percentage uitzendkrachten nodig is om eon goede werking van de arbeidsmarkt to garanderen, bijvoorbeeld door te voorkomen dat er door werkgevers steeds mindor mensen in vaste dienst worden genomen en vast personeel wordt vervangen door uitzendkrachten en om misbruik te voorkomen. Voor de toepasselijkheid van de bepalingen over hot vrij verrichten van diensten moet er in ieder geval een grensoverschrijdend element zijn. Uit de ingediende bedenkingen ken niet worden afgeleid dat daarvan sprake is. Evenmin ken uit de ingediende bedenkingen en hetgeen Partijen bij de cao Taxivervoer hebben opgomerkt over de daadwerkelijke inzet van uitzendkrachten in de taxibranche worden afgeleid dat met het bepaalde in artikel 6.3 van de cac het grondrecht met betrekking tot het recht te werken en vrijheid van beroep zoals opgenomen in artikel 15 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie zou worden geschonden. Strijd met hot mededingingsrecht Naar aanleiding van do bedenkingen dat het in artikel 6.3 genoemde bruto uurloon van € 76,— in sttijd is met het mededingingsrecht en meer in het bijzonder met artikel 6 van de Mededingingswet geven Partijen bij do cao Taxivervoer aan dat zij in dit artikel geen minimum of vaste prijsafspraak hebben gemaakt voor do inhuur van zip-chauffeurs. Het bedrag van € 76,— per uur heeft uitsluitend en alleen betrekking op de inhuur van werknemers die conform de regeling proefplaatsing van hot UWV Werkbedrijf bij eon werkgever to werk worden gesteld. Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat bovenstaande bedenkingen geen boletsol vormen om over te gean tot algemeen verbindondverklaring van de bepalingen waartegen de bedenkingen zich richton. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van do Wet op hot algemeen verbindend en hot onverbindend verklaron van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overoenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bopaald:
2
Staatscourant 2014 nr. 17Th
3 april 2014
:t
EMALT!NbRAI
$TAAT$CO U RANI
O[ficëIc
-
ultgave van
hot Koninkriik dot Nederlanden sinds 18T4.
Tentoonstellingsbedrijven 2014 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 maart 2014 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Tentoonstellingsbedrijven UAWNr. 17545
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van CLC-VECTA Centrum voor Live Communication mede namens de avenge partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindend verkiaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) ter ener zijde: CLC-VECTA Centrum voor Live Communication; Partij(en) ter andere zijde: FNV Bouw en CNV Vakmensen. Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingediend door Gielissen Interiors & Exhibitions. Deze bedenkingen kunnen als volgt warden samengevat: Bedenkinghebbende is lid van de werkgeversorganisatie CLC-Vectra en heeft bedenkingen bij de correctheid van de representativiteitsgegevens in de bij de bedenkingen gevoegde lust van CLC-Vectra leden, maar geeft tevens aan dat een en ander niet is te verifiëren, omdat het merendeel van de gegevens in de Iijst ontbreekt. Bovendien geeft bedenkingenhebbende aan onvoldoende te zijn betrokken bij de totstandkoming van de cao en verzoekt de betreffende cao niet algemeen verbindend te verkiaren. Overwegende ten aanzien van de bedenkingen: Op grond van paragraaf 3.2. van het Toetsingskader AVV worden bedenkingen welke worden ingebracht door een werkgever die al gebonden is aan de cao waarop het avv-verzoek betrekking heeft, als evident kansloos aangemerkt. Ten overvloede kan nog worden opgemerkt, dat de door cao-partijen aangeleverde representativiteits gegevens geen contra-indicaties opleveren. Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bedenkingen niet van dien aard zijn, dat zij algemeen verbindendverklaning in de weg staan. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:
ALGEMEEN *
Daar waar in deze CAO gesproken wordt van werknemer, hij of zijn kan respectievelijk ook gelezen worden werkneemster, zij of haar.
Staatscourant 2014 nr. 4019
3 april 2014
-
-‘c--
STAATSCOURANT
Oficiele uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Uitzendbranche Sociaal Fonds 2014 Verbindendverklaring CAO-bepalingen MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 september 2014 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche UAWNt. 71588 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het vetzoek van de Algemene Bond Uitzendondernemingen namens partijen bij bovenge noemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partijen ter ener zijde: de Algemene Bond Uitzendondernemingen en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen; Partijen ter andere zijde: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond, De Unie en de Landelijke Belangen Vereniging LBV. Naar aanleiding van dit verzoek is een schriftelijk dispensatieverzoek ingediend door: de Landelijke Belangen Vereniging (LBV) mede namens Connexie Payroll & Loonadministratie. Dit verzoek is toegewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht; de Landelijke Belangen Vereniging (LGV) mede namens DPA Group N.y. Dit verzoek is toegewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht; de Landelijke Belangen Vereniging tLBV) mede namens Tentoo Collective Freelance & Flex B.V. Dit verzoek is toegewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuu rsrecht; de Landelijke Belangen Vereniging (LBV) mede namens Persoonality Payrolling By. Dit verzoek is toegewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuurs recht; Please B.V. mede namens Vakbond ABW. Dit verzoek is toegewezen in de vorm van een afzonder lijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht.
—
—
—
—
—
De beschikking is op dezelfde dag als waarop dit besluit tot algemeen verbindendverklaring is genomen aan de desbetreffende dispensatieverzoeker en aan de verzoeker tot algemeen verbindend verkiaring verzonden. De beschikking ligt voor belanghebbenden als bedoeld in art. 1:2 eerste lid van de Awb ter inzage bi] de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, Anna van Hannoverstraat 4, ‘s-Gravenhage. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verkiaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit: Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, Ill, IV en V is bepaald: Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze CAO en de daarvan deel uitmakende bijlagen, wordt verstaan onder: 1. uitzendovereenkomst: de atbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter
Staatscourant 2014 nr. 17919
4 september2014
Artikel 4 Uitsluiting 1.
De flexorganisatie komt, ten behoeve van de betteffende werknemer niet in aanmerking voor vergoeding indien de EVC-procedure niet uitgevoerd is door een (voorlopig) Erkend EVC aa n biede r.
2.
De flexorganisatie komt, ten behoeve van de betreffende werknemer niet in aanmerking voor vergoeding indien reeds via andere vergoedingsregelingen voor de EVC-procedure vergoeding is verstrekt of zal wotden verstrekt. Behalve ESF, daar kan wel aanspraak op worden gemaakt, mits de WVA en de vergoeding van de stichting ervan afgetrokken is.
3.
De flexorganisatie komt niet in aanmerking voor vergoeding indien er geen Ervaringscertificaat aangeleverd wordt door de EVC-aanbieder.
Artikel 5 Uitbetalen vastgestelde vergoedingen aan Flexorganisatie 1.
De vastgestelde vergoedingen als bedoeld in art. 2 van dit reglement kunnen door de stichting als voorlopige vergoeding aan de flexorganisatie worden uitbetaald.
2.
De voorlopige vergoeding wordt eenmaal per jaar uitgekeerd, in december of in juni in enig jaar. De stichting zal ten aanzien van genoemde vergoedingen aan de flexorganisatie een specificatie verstrekken.
3.
De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoeding vindt plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar, bij vaststelling van de jaarrekening van de stichting.
4.
Het compleet aanleveren van de documenten zoals genoemd in art.3 lid 2 zijn een voorwaatde voor vergoeding.
Artikel 6 Informatieplicht 1,
De flexorganisatie zal de stichting naarwaarheid informeren en alleen vergoedingen aanvragen voor daadwerkelijk uitgevoerde EVC trajecten. De flexorganisatie dient op verzoek aan de stichting alle gegevens, te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de stichting wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren
2.
De stichting zal dit regelement en bijbehorende documenten jaarlijks op de website van de stichting publiceren.
Artikel 7 Aansprakelijkheid De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement. Artikel 8 Slotbepaling In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bestuur van de stichting.
Dictum II De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2014. Dictum III Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bif of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dictum IV Dit besluit is krachtens een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op Please BV en haar dochterondernemingen (Please Flex By, Please Nederland BV, Please Taxi By, Please LiZa BV en Please Direct), Connexie Payroll & Loonadministratie, Tentoo Collective Freelance & Flex B.V., Persoonality Payrolling B.V. en de in Nederland gevestigde groepsmaatschap phjen van DPA Group N.y.
31
Staatscourant 2014 nr. 11919
4 september 2014
J flA1NIlENDpJ
Dictum V Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2015 en heeft geen terugwerkende kracht. ‘s-Gravenhage, 1 september2014 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes.
32
Staatscourant 2014 nr. 11919
4 september 2014