INHOUDSOPGAVE 0 .. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING EN WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR .................................... 2 1 .. BESCHRIJVING EN TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN ................................................................................................ 3 1.1 AFMETINGEN .......................................................................................................................................................... 3 1.2 VOORBEREIDENDE MECHANISCHE HANDELINGEN .................................................................................................. 3
2 .. ELEKTRISCHE AANSLUITMOGELIJKHEDEN (standaardinstallatie) ................................................................................ 4 3 .. INSTALLATIE VAN HET AUTOMATISCHE SYSTEEM .................................................................................................... 4 3.1 CONTROLES VOORAF ............................................................................................................................................. 4 3.2 INSTALLATIEWAARDEN ............................................................................................................................................ 4 3.3 INSTALLATIE VAN DE AANDRIJVING ......................................................................................................................... 4
4 .. EINDAANSLAGGROEP .......................................................................................................................................... 6 5 .. ELEKTRICITEITSAANSLUITINGEN ............................................................................................................................. 6 5.1 TOETSENBORD OF SCHAKELAAR 230 Vac ............................................................................................................... 6 5.2 BEDIENING MET APPARATUUR 200BT ....................................................................................................................... 6 5.3 BEDIENING MET APPARATUUR 200MPS .................................................................................................................... 6
6 .. INWERKINGSTELLING VAN DE INSTALLATIE ............................................................................................................ 7 6.1 HANDMATIG AFSTELLEN VAN DE EINDAANSLAGEN.................................................................................................. 7
7 .. INSTALLATIE ELEKTRISCHE REM (optioneel) ........................................................................................................... 7
NEDERLANDS
8 .. AANSLUITING VAN TWEE EENHEDEN R180/280 ..................................................................................................... 8
1
EG VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING VOOR MACHINES (RICHTLIJN 98/37/EG) Fabrikant:
FAAC S.p.A.
Adres:
Via Benini, 1 - 40069 Zola Predosa BOLOGNA - ITALIE
Verklaart dat:
De aandrijving mod. R180, R280, • is gebouwd voor opname in een machine of voor assemblage met andere machines, met het doel een machine te vormen in de zin van de Richtlijn 98/37/EG; • in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen: 73/23/EEG en latere wijziging 93/68/EEG. 89/336/EEG en latere wijziging 92/31/EEG en 93/68/EEG en verklaart bovendien dat het niet is toegestaan de machine in bedrijf te stellen voordat de machine waarin zij wordt opgenomen of waarvan zij onderdeel wordt, geïdentificeerd is, en de overeenkomstigheid ervan verklaard is volgens de voorwaarden van de Richtlijn 98/37/EG. Bologna, 28 Februari 2007 De Algemeen Directeur A. Bassi
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 14) Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen delen van het sluitsysteem op aan.
1) LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.
15) Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden vermeld onder punt 10.
2) Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. 3) De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar.
16) De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
4) Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
17) Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken (b.v. FAACLIGHT) alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die genoemd zijn onder punt “16”.
5) Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen.
18) FAAC aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt wordt van componenten die niet door FAAC zijn geproduceerd.
6) FAAC aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem is bedoeld. 7) Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid.
19) Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele FAAC-onderdelen. 20) Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische systeem.
8) De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
21) De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken, behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden genomen.
22) Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het product terwijl dit in werking is.
NEDERLANDS
9) FAAC is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
23) Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan worden aangedreven.
10) De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN 12445.
24) Men mag alleen passeren wanneer het automatische systeem helemaal stilstaat.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken, behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden genomen.
25) De gebruiker mag geen pogingen tot reparatie doen of directe ingrepen plegen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd personeel.
11) Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld. 12)
26) Onderhoud: de werking van de installatie dient minstens eenmaal per half jaar te worden gecontroleerd. Hierbij dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de veiligheidsvoorzieningen (inclusief, waar voorzien, de duwkracht van de aandrijving) en de ontgrendelmechanismen.
Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met meerpolige onderbreking.
27) Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan.
13) Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is geplaatst met een limiet van 0,03 A.
2
AUTOMATISCH SYSTEEM R180 / R280 Deze instructies gelden voor volgende automatische systemen:
1.1 AFMETINGEN
R 180 - R 280 Het automatische systeem FAAC voor het bedienen van rolluiken bestaat uit een aandrijfkrans, en een centrale behuizing die de motor, de organen van de reductorgroep en de eindaanslaggroep bevat. De modellen voorzien van een elektrische rem garanderen dat het rolluik in de opgerolde positie blijft als de beweging niet helemaal uitgebalanceerd is.
370
1
60
De automatische systemen R180 en R280 zijn ontworpen voor het bedienen van rolluiken die binnen de door de fabrikant FAAC verklaarde technische gegevens vallen. Vermijd ieder ander gebruik.
BESCHRIJVING EN TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Waarden in mm
204
Fig. 2
1.2 VOORBEREIDENDE MECHANISCHE ANDELINGEN
=
=
Aandrijfkrans Reductorgroep Monofase motor Montage-hulpbeugel (NIET VERWIJDEREN tot de installatie
400
voltooid is)
Aanloopcondensator Eindaanslaggroep Voedingskabel
?
Fig. 1
? Ø 15
Tab. 1 - Technische eigenschappen aandrijving R180 en R280
Voedingsspanning
R 180
R 280
Opgenomen stroom
2,4 A
4,4 A
Max. Koppel motor
180 Nm
280 Nm
Hefcapaciteit Wikkelsnelheid Omgevingstemperatuur
180 Kg
280 Kg
10 toeren/min.
10 toeren/min.
60 /48*/42* mm
60 /48*/42* mm
Diameter wikkelflens.
200 / 220** mm
200 / 220** mm
Max. hoogte rolluik
8m
8m
Max. breedte rolluik
4,5 m
4,5 m
R.O.T. (25°C)
8,7 Kg
12,5 Kg
100 sec
120 sec
Fig. 3
Rol het rolluik helemaal op en zoek het middelpunt van de wikkelas. Ga, zoals geïllustreerd in Fig. 3, 400 mm naar rechts ten opzichte van het middelpunt en boor een gat met een diameter van 15 mm. Dit gat zal worden gebruikt als doorgang voor de voedingskabel en de ontgrendelingskabel voor de elektrische rem (optioneel). Meet de diameter van de poelie en van de wikkelas om te bepalen welke reductoren voor de bevestigingsflens, of welke opvulstukken voor de aandrijfkrans moeten worden gebruikt, zoals uitgelegd in hoofdstuk 3.3 “INSTALLATIE VAN DE AANDRIJVING”.
-40 °C ÷ +55 °C
Diameter as rolluik
Gewicht aandrijving
Waarden in mm
230 V~ (+6% -10%) 50 (60) Hz
NEDERLANDS
Model
* gebruik de speciale reductoren die bij het basispakket zijn inbegrepen. ** gebruik de speciale adapters.
3
2 ELEKTRISCHE AANSLUITMOGELIJKHEDEN (standaardinstallatie)
Handel als volgt om het juiste punt te vinden waar de aandrijving moet worden geplaatst: 1. Wikkel het rolluik helemaal af om toegang te krijgen tot de wikkelas; 2. Zoek, zoals aangegeven in Fig. 5, het middelpunt van de wikkelas en markeer dit punt voor later; 3. Monteer de aandrijving volgens de instructies van hoofdstuk 3.3, door de motor op de rechterkant van de as te monteren, zoals aangegeven in Fig.5.
3.3 INSTALLATIE VAN DE AANDRIJVING
Motor FAAC R180 / R280 Sleutelschakelaar Elektronische bedieningskaart Optionele elektrische rem
Fig. 6A
Laagspanningskabel nr.1= 3 x 0,5 mm Hoogspanningskabel nr.1 van 2 x 1,5 mm2 + aarde en nr. 1van 3 x 1,5 mm2 + aarde
3
Fig. 4
INSTALLATIE VAN HET AUTOMATISCHE SYSTEEM
3.1 CONTROLES VOORAF Voor een goede werking van het automatische systeem moet de structuur van het bestaande of te installeren rolluik de volgende eigenschappen hebben: • Maximale afmetingen en gewicht zoals gespecificeerd in Tab. 1. • Structuur van het rolluik stevig en goed gebouwd. • Heel de beweging bij het op- en afwikkelen vloeiend, zonder wrijving. • Draaipennen en bewegende onderdelen in goede staat. • Heel de beweging van het rolluik goed uitgebalanceerd.
Fig. 6 Let er bij het installeren met name op dat de montagehulpbeugel ref. Fig. 6 NIET WORDT VERWIJDERD, om de beginpositie van de eindaanslagen niet te wijzigen. Monteer vervolgens de aandrijving als volgt: 1. Plaats de complete aandrijving op de as met het centrale deel van de bevestigingsflens (ref. van Fig. 6) op het middelpunt dat eerder in hoofdstuk 3.2 is gemeten; 2. Bij wikkelassen met een diameter van 48 of 42 mm, zoals eerder gemeten in hoofdstuk 1.2, moeten de speciale bijgeleverde reductiestukken erin worden gezet zoals geïllustreerd in Fig. 6A ref. ; 3. Bevestig de bevestigingsflens op het bijbehorende deel, ref. , met behulp van de vier schroeven, ref. ; 4. Bevestig zorgvuldig de aandrijving aan de wikkelas met behulp van de twee drukschroeven en de bijbehorende contramoeren in ref. ;
Het wordt aangeraden eventueel smeedwerk te laten verrichten voordat de structuur wordt geïnstalleerd. De toestand van de structuur houdt rechtstreeks verband met de betrouwbaarheid en de veiligheid van het automatische systeem.
3.2 INSTALLATIEWAARDEN Verwijder, alvorens de noodzakelijke metingen te verrichten, zorgvuldig eventuele stof- en vetresten, houtsnippers etc. van de as van het rolluik. Voor de installatie van 2 aandrijvingen R180 of R280 op een rolluik van meer dan 4,5 meter breed, zie hoofdstuk 8 op pagina 8.
NEDERLANDS
Ø 10,5 mm
=
= Fig. 5
Fig. 7 4
5. 6.
Boor, met het gat op de flens als referentiepunt, Fig. 7 ref. , een doorgaand gat (Ø 10,5 mm) op de wikkelas; Steek in het zojuist geboorde gat de bevestigingsschroef, Fig. 7 ref. , en draai hem daarin vast met de ring en de zelfborgende moer;
10. Als in hoofdstuk 1.2 een diameter van de wikkelpoelies is gemeten van 220 mm, moeten de adapters voor de krans erin worden geplaatst, zoals geïllustreerd in Fig. 9. Zet de adapters in de holtes op de krans. Draai de tapschroef vast om een van de twee adapters stevig op de krans te bevestigen, terwijl de tweede wordt bevestigd met behulp van een schroef met een ronde kop om het rolluik vast te zetten. Door de krans aan het rolluik te bevestigen kunnen de beginposities van de mechanische eindaanslagen worden verloren. Daarom wordt aangeraden de montage-hulpbeugel ref. Fig.1 op pagina 3 NIET TE VERWIJDEREN.
Fig. 10
7.
8.
11. Maak een gat met een diameter van 10,5 mm in het rolluik op de plaats waar het bevestigingsgat op de aandrijfkrans komt. Gebruik vervolgens de speciale schroef met ronde kop en de bijbehorende ring, Fig. 10 ref. , om het rolluik definitief aan de krans vast te zetten.
Fig. 8
Maak het oppervlak van de flens zorgvuldig schoon (ref. Fig. 8), en zorg er daarbij voor dat alle metaalresten die eerder bij het boren zijn vrijgekomen worden verwijderd; Plaats de twee delen van het rollager op de flens (ref. Fig. 8) en druk ze op elkaar vast zodat ze één geheel vormen; Hiermee wordt het rollager definitief op de flens bevestigd. Iedere poging om hem los te halen kan ertoe leiden dat de verbindingen kapot gaan, waardoor ze niet meer goed werken. De flens en het lager mogen niet worden gesmeerd met vet of vergelijkbare middelen, om te voorkomen dat er zich vervolgens stof en verontreinigingen in ophopen. Zet de aandrijfkrans (ref. Fig. 8) in elkaar met behulp van de twee schroeven, ref. ;
NEDERLANDS
9.
Fig. 9
5
4
u de bedieningsinstrumenten of de aftakkast wilt installeren. Leg de hieronder weergegeven aansluitingen aan, afhankelijk van het soort bedieningsinstrument dat wordt gebruikt.
EINDAANSLAGGROEP
Tijdens de installatie kan het zijn dat de positie van de mechanische eindaanslagen verandert, hetgeen de daaropvolgende automatische procedure om de stopposities van het rolluik te bepalen bemoeilijkt. Om deze reden is het noodzakelijk de positie van de eindaanslagen te controleren, en deze eventueel af te stellen alvorens de structuur in werking te stellen.
Het elektrische commando dat van een toetsenbord/ schakelaar van 230 Vac afkomstig is, is alleen toegestaan voor gebruik binnenshuis.
BLAUW of GRIJS
5.1 TOETSENBORD OF SCHAKELAAR 230 Vac
Open
Eindaanslagschroef voor het openen Eindaanslagschroef voor het sluiten Hendel rotatieblokkering Microschakelaar voor het openen Microschakelaar voor het sluiten Referentiebus Montage-hulpbeugel
50/60 Hz
Fig. 12 5.2 BEDIENING MET APPARATUUR 200BT Met de elektronische kaart 200BT kunnen twee drukknoppen worden aangesloten die met laagspanning worden bediend (24 Vdc) met de “dead man”-logica.
Fig. 11
Een systeem voor elektronische tussenblokkering verhindert dat de motor tegelijkertijd in de twee draairichtingen wordt gevoed.
BLAUW of GRIJS
Handel zoals hieronder aangegeven: 1. Met het rolluik helemaal omlaag volledig gesloten moeten de eindaanslagschroeven, ref. en , zich op de in Figuur 11 geïllustreerde positie bevinden; 2. Controleer of de eindaanslagschroef voor het sluiten (ref. ) op de microschakelaar voor het sluiten drukt (ref. ) zodat deze is ingeschakeld (de microschakelaar laat een zachte “KLIK” horen wanneer hij wordt ingeschakeld); 3. Controleer of de eindaanslagschroef voor het openen (ref. ) tegen de bus (ref. ) aan de linkerkant aankomt. De microschakelaar voor het openen (ref. ) mag niet tegen de schroef komen, zoals aangegeven in Figuur 11. De montage-hulpbeugel mag niet worden verwijderd voordat de installatie van de elektrische delen van de motor is voltooid, en u klaar bent om het rolluik voor het eerst automatisch te bewegen.
NEDERLANDS
230 V~
Neutraal
De montage-hulpbeugel (ref. ) zorgt ervoor dat de eindaanslagschroeven vrij kunnen draaien, zodat de configuraties in figuur 11 kunnen worden ingesteld.
5
Close
Fig. 13
Neutraal Open Close
230 V~
50/60 Hz
Bij de toepassingen R180 en R280 zijn de eindaanslagen geïntegreerd, en moeten dus de daarvoor bedoelde aansluitingen op de kaart 200BT worden kortgesloten.
ELEKTRICITEITSAANSLUITINGEN
De motorreductoren voor rolluiken R180 en R280 kunnen worden bediend door middel van rechtstreekse voeding afkomstig van een schakelaar van 230 Vac, of via de elektronische apparatuur 200 BT en 200 MPS.
Overbrug de klemmen 2 en 3 met klem 1, Figuur 13. Zie voor nadere informatie over de aansluitingen en de werking van de bedieningskaart 200BT de instructies die bij deze kaart worden geleverd.
Als er twee eenheden R180/280 op dezelfde rolluikas worden geïnstalleerd, raadpleeg dan hoofdstuk 8 op pagina 8 ALVORENS de hieronder aangegeven elektriciteitsaansluitingen aan te leggen.
5.3 BEDIENING MET APPARATUUR 200MPS Met de elektronische kaart 200MPS kan een groter aantal bedrijfsfuncties en -logica’s worden beheerd.
De motorreductor wordt geleverd voorzien van een voedingskabel van 4 meter. Steek deze kabel in het gat dat in de rolluikas is gemaakt (zoals aangegeven in hoofdstuk 1.2 “VOORBEREIDENDE MECHANISCHE HANDELINGEN”), en laat hem er uitkomen aan de kant van de as waar
Raadpleeg de bij het apparaat geleverde instructies om de aansluitingen uit te voeren. 6
6
INWERKINGSTELLING VAN DE INSTALLATIE
7
De eindaanslaggroep van de automatische systemen R180 en R280 is namelijk ontworpen en gemonteerd om met een enkele openingsbeweging automatisch de eindaanslagen in positie te brengen. Voer de volgende procedure uit: 1.
Verwijder, met het rolluik volledig gesloten, de montage-hulpbeugel (ref. fig. 11) van de eindaanslaggroep;
2.
Geef een commando voor volledige opening, tot de mechanische eindaanslag of de gewenste hoogte is bereikt.
INSTALLATIE ELEKTRISCHE REM (optioneel)
De elektrische rem is een accessoire dat garandeert dat het rolluik op iedere hoogte dezelfde positie behoudt. De elektrische rem werkt namelijk op de drijfas, door hem na iedere elektrische beweging te blokkeren, waarmee dus wordt gegarandeerd dat het rolluik niet met de hand kan worden bewogen en niet uit zijn positie kan raken doordat de compensatieveren uit balans zijn.
De procedure om het automatische systeem voor rolluiken R180 of R280 voor het eerst in werking te stellen is van fundamenteel belang voor het correct en automatisch afstellen van de eindaanslagen.
Handel zoals hieronder geïllustreerd om de elektrische rem in elkaar te zetten:
Zorg ervoor, afhankelijk van het soort elektrisch bedieningsinstrument dat is gebruikt, dat de gehele openingsbeweging op constante wijze verloopt. Onderbreek de opgaande beweging niet tot de openingswaarde is bereikt. 3.
Geef, zodra de open positie is bereikt (bepaald door de aanslag of naar keuze van de klant), een commando voor volledige sluiting.
De procedure voor het automatisch afstellen van de eindaanslagen is beëindigd; voer nog een aantal bewegingen uit om te controleren of het rolluik bij het openen en sluiten op de gewenste posities stopt. Voor het nader afstellen van deze posities zie paragraaf 6.1 “HANDMATIG AFSTELLEN VAN DE EINDAANSLAGEN”.
6.1
Fig. 15
HANDMATIG AFSTELLEN VAN DE EINDAANSLAGEN
1.
Plaats het bijgeleverde kabeltje in de behuizing van de elektrische rem tot hij tegen de kogel van de terminal komt (Fig. 15);
2.
Zorg dat het omhulsel van het kabeltje tegen de behuizing van de elektrische rem komt (Fig. 15);
Als u de automatisch ingestelde posities voor het openen en sluiten wilt wijzigen of nader wilt afstellen, handel dan als volgt: 1.
Sluit het rolluik helemaal, zodat u goed toegang heeft tot de eindaanslaggroep;
Fig. 16
2.
Duw de hendel voor de rotatieblokkering (ref. ) naar beneden en houd hem omlaag, zoals aangegeven in Figuur 14, om de schroeven van de eindaanslagen te kunnen losdraaien;
3.
Draai de eindaanslagschroeven met de klok mee of tegen de klok in om de microschakelaars eerder of later te laten inschakelen;
4.
Laat de hendel voor de rotatieblokkering los, en voer een aantal manoeuvres uit om het effect van de aangebrachte wijzigingen te controleren;
5.
Herhaal de procedure hierboven tot de motor stopt op de gewenste posities.
Monteer de elektrische rem op de eindstop van de elektrische motor, Figuur 16, met behulp van de schroeven, ref. , en de ringen, ref. , en zorg er daarbij voor dat de as van de motor, ref. , overeenkomt met de elektrische rem;
Fig. 17 4.
7
Gebruik het gat (Ø 15 mm), dat eerder is gemaakt als doorgang voor de voedingskabel, om de kabel samen met de huls in de as van het rolluik te steken (Figuur 17). Let goed op dat de huls niet te scherp wordt gebogen, anders kan de kabel er niet goed doorheen.
NEDERLANDS
3.
Fig. 14
8
AANSLUITING VAN TWEE EENHEDEN R180/280
Bij rolluiken die breder zijn dan 4,5 meter wordt aangeraden twee aandrijvingen R180 of R280 aan de zijkanten van de rolluiken te installeren, zoals aangegeven in Figuur 20.
Fig. 18 5.
Monteer de ontgrendelingsknop in Fig. 18, en zorg er daarbij voor dat de regelaar, ref. , helemaal wordt aangedraaid;
6.
Trek aan het kabeltje en zet met kracht de klem, ref. , vast: - Om de motorreductor te ontgrendelen moet het bovenste deel van de knop worden vastgehouden en het onderste deel met de wijzers van de klok mee worden gedraaid; - Om de motorreductor weer te vergrendelen moet het bovenste deel van de knop worden vastgehouden en het onderste deel tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid;
=
=
= Fig. 20
Voer de montageprocedures van de twee motoren precies uit zoals uitgelegd in hoofdstuk 3. Na de mechanische installatie te hebben voltooid, moet de volgende procedure worden gevolgd:
1.
Verwijder de montage-hulpbeugel ref. figuur 11 op beide motoren, en bewaar ze; Let goed op dat , met de montage-hulpbeugel verwijderd, de aandrijfkransen van de aandrijvingen NIET WORDEN BEWOGEN, om te voorkomen dat de positie van de eindaanslagschroeven wordt veranderd.
Fig. 19 7.
Verwijder de kap van de eindaanslaggroep door de drie zichtbare schroeven los te draaien;
8.
Sluit de twee oogbouten afkomstig van de elektrische rem aan op de eindaanslaggroep, zoals aangegeven in Figuur 19 ref. en ;
9.
Sluit de kap van de eindaanslaggroep.
2.
Open het deksel van beide eindaanslaggroepen;
3.
Verwijder de voedingskabel van de SLAVE-motor, en maak de aansluitingen zoals geillustreerd in figuur 21;
4.
Sluit het deksel van beide eindaanslaggroepen weer, en zet de montage-hulpbeugels weer op hun plaats.
Vervolg de installatie vanaf hoofdstuk 5 op pagina 6, door alleen de instructies van de MASTER-aandrijving te volgen. De eindaanslagen zullen dus alleen op de MASTER-apparatuur worden ingesteld zoals beschreven in de hoofdstukken 6 en 6.1. De installatie van de elektrische rem kan onafhankelijk op de MASTER- of SLAVE-apparatuur worden geinstalleerd.
NEDERLANDS
NEUTRAL
SLAVE
MASTER
Fig. 21 8