Informatiebrochure financiële instrumenten Bijlage bij het beheerscontract
INLEIDING Inleiding4 1. Beleggingsvehikels 1.1. Instellingen voor Collectieve Belegging (ICB’s) 1.1.1. Omschrijving 1.1.2. Juridisch statuut 1.1.3. Voordelen, nadelen en risico’s van ICB’s 1.1.4. Andere verschillen tussen ICB’s 1.2. Derivaten 1.2.1. Omschrijving 1.2.2. Voordelen, risico‘s en nadelen van derivaten 1.2.3. Voornaamste vormen van derivaten 1.3. Gestructureerde producten 1.3.1. Omschrijving 1.3.2. Voordelen, nadelen en risico‘s van gestructureerde producten 1.4. Openbare en private aanbiedingen: enkele rechtsbegrippen 1.4.1. Openbare aanbiedingen 1.4.2. Private aanbiedingen
5 5 5 5 6 7 10 10 11 11 14 14 15 16 16 16
2. Aandelen 2.1. Omschrijving 2.2. Voordelen, nadelen en risico’s van aandelen 2.2.1. Voordelen 2.2.2. Nadelen 2.2.3. Risico’s 2.3. Mogelijke classificaties 2.3.1. Growth/value stocks 2.3.2. Sustainable equity (duurzame aandelenbeleggingen) 2.3.3. Market capitalisation (marktkapitalisatie) 2.4. Met aandelen gelijkgestelde beleggingen 2.4.1. Aandelen-ICB‘s 2.4.2. Aandelenderivaten (equity derivatives) 2.4.3. Reverse convertible obligaties (reverse convertible bonds) 2.4.4. Geïndexeerde obligaties waarvan de onderliggende index een beursindex is 2.4.5. Contingent converteerbare obligaties (coco‘s)
18 18 19 19 19 19 19 19 20 20 21 21 21 23 24 24
3. Obligaties (Fixed Income) 3.1. Belangrijkste kenmerken van de traditionele obligaties 3.1.1. Emittent 3.1.2. Uitgiftemunt 3.1.3. Vervaldag en duration 3.1.4. Rentevoet 3.1.5. Bedrag van de uitgifte 3.1.6. Al dan niet achterstelling 3.2. Voordelen, nadelen en risico’s van obligaties 3.2.1. Voordelen 3.2.2. Nadelen 3.2.3. Risico’s 3.3. Andere types van obligaties 3.3.1. Nulcouponobligaties 3.3.2. Gestripte obligaties 3.3.3. Inflatiegebonden obligaties 3.3.4. Obligaties met vlottende rente (FRN – Floating Rate Notes)
26 26 26 29 29 29 29 29 29 29 30 30 30 31 31 32 32
3.3.5. Eeuwigdurende obligaties 3.3.6. Converteerbare obligaties 3.3.7. Obligaties met warrant 3.3.8. Covered bonds 3.4. Met obligaties gelijkgestelde beleggingen 3.4.1. Obligatie-ICB‘s 3.4.2. Gestructureerde obligaties 3.4.3. Asset Backed Securities 3.5. Speciale gevallen 3.5.1. Geïndexeerde obligaties 3.5.2. Obligatiederivaten
32 33 34 35 35 35 36 36 37 37 38
4. Alternatieve beleggingen 4.1. Omschrijving 4.2. Voordelen, nadelen en risico‘s van alternatieve beleggingen 4.2.1. Voordelen 4.2.2. Nadelen 4.2.3. Risico’s 4.3. Alternatieve beleggingsvormen 4.3.1. Vastgoed 4.3.2. Hedge funds en alternatieve UCITS 4.3.3. Private Equity 4.3.4. Grondstoffen en edele metalen 4.3.5. Met alternatieve beleggingen gelijkgestelde beleggingen
39 39 39 39 39 39 39 39 45 48 50 52
5. Liquiditeiten 5.1. Omschrijving 5.2. Voordelen, nadelen en risico’s van liquiditeiten 5.2.1. Voordelen 5.2.2. Nadelen 5.2.3. Risico’s 5.3. Vormen van beleggingen in liquiditeiten 5.3.1. Zichtrekening in euro en valuta‘s 5.3.2. Termijndeposito’s 5.3.3. Spaarrekeningen 5.3.4. Geldmarkteffecten 5.4. Met liquiditeiten gelijkgestelde beleggingen 5.4.1. ICB‘s die in liquiditeiten beleggen – Money Market Funds 5.4.2. Valutaderivaten 5.4.3. Geïndexeerde obligaties waarvan de onderliggende index een beursindex is
54 54 54 54 54 54 54 54 55 56 56 57 57 58 60
6. Varia 6.1. Omschrijving 6.2. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van gemengde fondsen
61 61 61
7. Financiële verzekeringen 7.1 LEVENSVERZEKERING 7.1.1. Omschrijving 7.1.2. Beleggingsvormen van de levensverzekering (TAK 21 en TAK 23) 7.2. KAPITALISATIEVERRICHTINGEN (TAK 26) 7.2.1. Omschrijving 7.2.2. Voordelen, nadelen en risico’s van tak 26-kapitalisatieverrichtingen
63 63 63 63 65 65 65
Inleiding Om goed te beleggen kunt u maar beter goed geïnformeerd zijn. Informatie hebben over de aard, de troeven en de nadelen van de verschillende beleggingsvormen. En uiteraard ook over de risico‘s die eraan verbonden zijn. BNP Paribas Fortis maakt al jaren een punt van een optimale beleggingscommunicatie. Gepaste informatie bieden aan de belegger werd ook op Europees vlak een bekommernis. Volgens de Europese richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID), die sinds 1 november 2007 van kracht is, moet aan beleggers immers documentatie worden verstrekt die een algemene beschrijving bevat van de aard en de risico‘s van de financiële instrumenten. Deze brochure voldoet aan die vereiste. U vindt er een beschrijving in van de kenmerken van de verschillende types financiële producten (ook beleggingsvormen die BNP Paribas Fortis niet verkoopt of waarvan de verkoop door de bank aan bijzondere voorwaarden is onderworpen, zoals voldoende kennis en ervaring of de nodige financiële draagkracht hebben), evenals een beschrijving van de eraan verbonden risico‘s, zodat u uw beleggingsbeslissingen met kennis van zaken kunt nemen. Naargelang de betrokken beleggingsdienst moet u uiteraard de specifieke kenmerken en risico‘s van elk financieel product grondiger bestuderen met behulp van de uitgiftedocumenten (het prospectus, de essentiële beleggersinformatie enz.), informatie over de kosten en belastingen en/of reclamemededelingen.
4
Informatiebrochure financiële instrumenten
1. Beleggingsvehikels Een belegging in meerdere activaklassen kan meestal onder verschillende vormen worden uitgevoerd. Zo kan er rechtstreeks belegd worden in individuele beleggingen, maar ook via instellingen voor collectieve belegging, derivaten of gestructureerde producten. Als algemene regel geldt dat we dergelijke beleggingen rangschikken in dezelfde klasse als de onderliggende activa waarop ze gebaseerd zijn. Hun verloop hangt daar immers grotendeels van af. We mogen echter de specifieke kenmerken van elke beleggingsvorm niet uit het oog verliezen. Zo is een gestructureerd product dat aan een aandelenkorf is gekoppeld, weliswaar onderhevig aan de schommelingen van die aandelenkorf, maar kunnen er wel aanvullende voorwaarden zijn, zoals een minimale kapitaalbescherming of maximaal rendement. Hieronder vindt u informatie over de verschillende alternatieven voor beleggingen in klassieke individuele waarden. Bovendien baseren we ons zo veel mogelijk op de beleggingsvormen naar Belgisch recht. Voor de bijzondere beleggingsvormen verwijzen we naar de andere hoofdstukken, en met name hoofdstuk 4 ‘Alternatieve beleggingen’.
1.1. Instellingen voor Collectieve Belegging (ICB’s)
informatieprospectus en de essentiële beleggersinformatie, die de potentiële koper van deelbewijzen of aandelen van het fonds vooraf de gelegenheid biedt zich een beeld te vormen van de risico’s die aan de voorgestelde beleggingen zijn verbonden. Doorgaans oefent de toezichthouder ook controle uit op de beheersvennootschap, het reglement ervan, de kredietinstelling die als bewaarnemer fungeert en eventueel de kredietinstelling of de beursvennootschap die met de financiële dienstverlening is belast. Overeenkomstig de Europese richtlijnen (de ‘UCITS-richtlijnen’) mag een ICB die in eigen land is toegelaten haar deelbewijzen aanbieden in de andere lidstaten van de Europese Unie (met naleving van de kennisgevingsvoorwaarden). Dat is zo voor ICB’s waarvan de statutaire zetel en het hoofdbestuur in België zijn gevestigd en die op de lijst van de FSMA zijn ingeschreven, maar ook voor buitenlandse ICB’s die aan de reglementeringen, handelstechnieken en -gebruiken van ons land beantwoorden. Fondsen die aan die criteria voldoen, worden geacht over een Europees paspoort te beschikken en kunnen het voorwerp vormen van een openbare aanbieding. Voor buitenlandse ICB’s overeenkomstig de UCITS-richtlijnen ontvangt de potentiële belegger meer informatie over de in- en uitstapvoorwaarden, kosten en belastingen. De fondsen kunnen op grond van talrijke criteria worden ingedeeld. Wij hebben de nadruk gelegd op het juridisch statuut. Maar ook andere criteria kunnen worden gehanteerd. We vermelden er een aantal onder punt 1.1.4.
1.1.2. Juridisch statuut 1.1.1. Omschrijving Een ICB (instelling voor collectieve belegging), in de omgangstaal ook ‘fonds’ genoemd, is een verzamelnaam voor verschillende categorieën beleggingsinstellingen: • beveks (beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal), • bevaks (beleggingsvennootschap met vast kapitaal), • gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Beleggingsinstellingen hebben tot doel het ingezamelde kapitaal collectief te beleggen. De naleving van de beleggingsregels wordt gecontroleerd door een toezichthouder (voor België: Autoriteit voor Financiële Markten en Diensten of FSMA), en dat geldt ook voor het
In de Belgische wetgeving worden twee soorten van instellingen voor collectieve belegging (ICB’s) onderscheiden: (open) ICB’s met een veranderlijk aantal deelbewijzen en (besloten) ICB’s met een vast aantal deelbewijzen.
A. ICB’s met veranderlijk aantal deelbewijzen of open ICB’s Deze instellingen moeten regelmatig aanvragen aanvaarden voor de uitgifte of inkoop van deelbewijzen op verzoek van de deelnemers, op grond van hun inventariswaarde (totale waarde van het fonds, gedeeld door het aantal deelbewijzen) die regelmatig wordt berekend en gepubliceerd (meestal is er een dagelijkse notering).
Informatiebrochure financiële instrumenten
5
De ICB’s kunnen twee verschillende rechtsvormen aannemen:
1.1.3. Voordelen, nadelen en risico’s van ICB‘s
• Gemeenschappelijk beleggingsfonds met variabel aantal deelbewijzen. Het is samengesteld in de vorm van een onverdeeld vermogen van contractuele aard en wordt beheerd door een afzonderlijke vennootschap. De rechten van de medeeigenaars worden materieel uitgedrukt in deelbewijzen, op naam, gedematerialiseerd, of binnen de wettelijk toegestane limieten van het herkomstland, aan toonder.
A. Voordelen
• Beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal (bevek) Dit is een autonome juridische structuur van statutaire aard. Ze kan worden opgedeeld in verscheidene aandelenklassen die elk een compartiment vertegenwoordigen dat in verschillende activa wordt belegd. Economisch gezien is ieder compartiment aldus vergelijkbaar met een afzonderlijk fonds. Die ICB’s worden vaak ‘open fondsen’ genoemd omdat het binnen bepaalde grenzen mogelijk is om er in- en uit te stappen, aangezien de terugbetaling wordt gewaarborgd door de verkoop van activa op de datum waarop de waarde van de activa wordt bepaald (de ‘netto-inventariswaarde’ of NIW). In fondsen met meerdere compartimenten kan de belegger gemakkelijk en tegen geringe kosten de effecten uit een compartiment omzetten in effecten uit een ander compartiment. Zo stuurt hij zijn strategie bij en kan hij naar eigen goeddunken zijn risicospreiding vergroten of beperken.
B. ICB’s met een vast aantal deelbewijzen of besloten ICB’s De instellingen voor collectieve belegging worden ‘besloten’ genoemd wanneer het onmogelijk is om ze te verplichten tot de rechtstreekse of onrechtstreekse inkoop of terugbetaling van de deelbewijzen van de belegger, op zijn verzoek en ten laste van de activa van die ICB’s. In het Belgische recht moeten we ook een onderscheid maken tussen beleggingsvennootschappen met vast kapitaal (‘bevaks’) en gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een vast aantal deelbewijzen (‘gesloten fondsen’). Ze kopen hun eigen aandelen niet (regelmatig) in en moeten bijgevolg aan de beurs noteren en toegelaten zijn tot de verhandeling op de markten. De deelneming in de bevak kan echter schommelen als gevolg van een kapitaalverhoging (of -vermindering).
6
Informatiebrochure financiële instrumenten
• Beleggingen in ICB’s bieden een grote diversifiëring van de activa en dus een betere risicospreiding en een meer rendabel beheer, meer bepaald door een optimale aanwending van het volume aan ingezamelde middelen door professionele beheerders. • De belegger geniet een actief (dit is minder het geval voor de index-beveks) en permanent beheer door een professional. • ICB’s maken vaak een doeltreffend kostenbeheer mogelijk dankzij onder meer de voordelige voorwaarden voor de transacties wegens de omvang van de verhandelde volumes. Het is wel zo dat op de aandelen en deelbewijzen van ICB’s doorgaans instap-, beheers- en/of uitstapkosten worden aangerekend. • Voor ICB’s met compartimenten heeft de belegger de mogelijkheid om aan arbitrage te doen binnen de ICB, waarvoor de kosten meestal lager zijn dan bij een eerste aankoop. • Dankzij het ruime aanbod ICB’s en de eigen kenmerken van iedere instelling kan worden tegemoetgekomen aan de specifieke en gevarieerde behoeften van de beleggers. Zo zijn er bijvoorbeeld ICB’s hoofdzakelijk gericht op langetermijngroei of rendement (ICB’s belegd in rendementswaarden). • ICB’s geven beleggers toegang tot minder ontwikkelde markten (zoals de groeimarkten), complexere financiële producten zoals CDO’s (Collateralised Debt Obligations) (zie punt 3.4.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van Asset Backed Securities), alternatieve activa of financiële instrumenten die veelal een groot kapitaal behoeven (bv. private equity, zie ook hoofdstuk 4 ‘Alternatieve beleggingen’); ze kunnen ook het gebruik van alternatieve strategieën mogelijk maken (zie punt 4.3.2). • Beleggingen via ICB’s brengen minder administratieve formaliteiten met zich mee dan beleggingen in individuele waarden (bv. bij kapitaalverhogingen, splits ...). • Precies door hun uitgebreide aantal beleggingen halen de ICB’s een gemiddelde tussen de meer- en minderwaarden van de verschillende beleggingen. Dat brengt mee dat bij een daling op de beurs de koersen van de ICB’s doorgaans minder te lijden hebben dan die van bepaalde individuele effecten; bij een hausse verloopt de stijging evenwel minder snel. Maar aangezien de investering in deelbewijzen van ICB’s op lange termijn moet worden bekeken (met uitzondering van de thesauriebeveks), kan dat gemiddelde niet verhinderen dat de fundamentele trend in stijgende lijn gaat en zorgt het ervoor dat de schommelingen niet te bruusk verlopen. • In tegenstelling tot de derivaten (zie punt 1.2) beschikken de meeste ICB’s niet over een eindvervaldag, zodat ze uitermate geschikt zijn voor de (zeer) lange termijn. Opgepast: structuren met kapitaalbescherming op de eindvervaldag hebben meestal wel een vervaldag.
B. Nadelen • Om rendabel te zijn wordt een belegging in een ICB meestal het best vanuit een langetermijnvisie overwogen wegens de aanzienlijke diversifiëring die eigen is aan deze soort van beleggingen (met minder bruuske schommelingen tot gevolg) en wegens de vaak hoge instapkosten. • De verregaande diversifiëring van ICB’s vormt zeker geen garantie voor een positieve return. • De kosten (instap-, beheers- en uitstapkosten ...) kunnen sterk schommelen naargelang de kenmerken van de ICB (bijvoorbeeld aandelen-, obligatie- of liquiditeiten-ICB’s) en de financiële instelling die ze verkoopt. Ze kunnen hoog oplopen. We noteren dat de arbitragevoorwaarden van de trackers (zie punt 1.1.4.E) niet in kortingen voorzien, maar de oorspronkelijke instapkosten zijn doorgaans wel minder hoog. • Kapitalisatiefondsen keren geen dividend uit en zijn dus niet geschikt voor beleggers die een inkomen nastreven. • Bij een beursstijging gaan de ICB-koersen meestal minder snel de hoogte in dan bij sommige individuele effecten. • Behalve de trackers worden open ICB’s doorgaans maar eenmaal per dag verhandeld (of in sommige gevallen zelfs maar eenmaal per week, tweemaal per maand, eenmaal per maand ...). Bijgevolg kan er niet zo snel ingespeeld worden op een bruuske beweging in de onderliggende markten. • De belegger heeft geen volledig duidelijk zicht op de inhoud van zijn portefeuille (er zitten verschillende individuele effecten in).
C. Risico’s • Het insolvabiliteitsrisico van de debiteur is zeer beperkt (haast theoretisch), aangezien de beleggingsinstelling dikwijls een ‘bankruptcy remote vehicle’ wordt genoemd. Daarenboven zorgt de instelling voor de diversifiëring van de activa waarin ze belegt en voor voldoende kasmiddelen. • Het liquiditeitsrisico is gering, aangezien de beleggingsinstellingen van het open type de deelbewijzen (gemeenschappelijke beleggingsfondsen) en aandelen (beveks) terugkopen tegen de inventariswaarde ervan. De wet of de prospectussen staan de instellingen evenwel toe de terugkopen te beperken bij een veralgemeende aanvraag tot terugbetaling door de spaarders. Bij instellingen van het besloten type (besloten fondsen en bevaks) bestaat er geen mogelijkheid tot terugkoop door de instelling. De belegger moet zich wenden tot de secundaire markt waar de liquiditeit varieert volgens het fonds. Bovendien biedt de koers van het effect vaak een premie of een disagio ten opzichte van zijn intrinsieke waarde. • Het valutarisico is voornamelijk afhankelijk van de samenstelling van de onderliggende activa. Het is onbestaand voor de ICB’s die beleggen in euro. Het kan aanzienlijk zijn voor ICB’s die beleggen in andere munten, zoals de Amerikaanse dollar. • Het renterisico hangt af van de samenstelling van de onderliggende portefeuille. Het is uiteraard groter bij fondsen
die beleggen in vastrentende activa, maar het bestaat ook bij fondsen die beleggen in andere activa zoals aandelen. We verwijzen naar de uitleg bij de verschillende activaklassen om de reikwijdte ervan beter te vatten. • Het risico op koersvolatiliteit wordt vooral bepaald door de activa waarin het fonds belegt en de toegepaste strategieën. • We verwijzen naar de uitleg bij de verschillende activaklassen om de reikwijdte ervan beter te vatten. We merken wel op dat dit risico doorgaans kleiner is dan bij individuele effecten wegens de diversifiëring van de portefeuille die eigen is aan dit type van beleggingen. Bovendien kan de eventuele aanwezigheid van kapitaalbeschermingsmechanismen het volatiliteitsrisico wel beperken. • Het risico op een gebrek aan inkomsten bestaat niet voor kapitalisatiefondsen of -beveks, aangezien ze wegens hun aard geen dividend uitkeren, maar de inkomsten automatisch herbeleggen. Het dividend van een gemeenschappelijk beleggingsfonds of bevek met uitkering varieert naargelang de inkomsten uit de activa die worden aangehouden. Soms is er geen dividend.
1.1.4. Andere verschillen tussen ICB’s A. Uitkerings- en kapitalisatie-ICB‘s Afhankelijk van de bestemming van de geïnde inkomsten, kunnen de aandelen en deelbewijzen van de ICB’s, ongeacht of ze van het open of besloten type zijn, in twee groepen worden ingedeeld. • Uitkerings-ICB’s (‘uitkeringsaandelen’) Deze ICB’s keren regelmatig een dividend uit (wanneer ze winst boeken). Ze zijn echter niet verplicht om hun volledige winst (geïnde inkomsten en meerwaarde) in de vorm van dividenden uit te keren. Overwegend wordt er voor elke activaklasse een dividend uitgekeerd volgens de marktvoorwaarden. • Kapitalisatie-ICB’s (‘kapitalisatieaandelen’) De door het fonds ingezamelde inkomsten worden er automatisch in herbelegd, zodat de belegger pas na de verkoop van zijn deelbewijzen over de opbrengst van zijn belegging beschikt.
B. Index-beveks 1. Omschrijving Index-ICB’s beleggen met het oog op een zo getrouw mogelijke weerspiegeling van de evolutie van een referentie-index (bv. een nationale beursindex of een sectorindex). Ze kopen de aandelen die in de index zijn opgenomen. Dit is een meetinstrument dat de algemene tendens van de
Informatiebrochure financiële instrumenten
7
beursgenoteerde aandelen weergeeft. De index omvat alle beursgenoteerde activa of een deel ervan. De evolutie van de waarde van de bevek volgt dus zo getrouw mogelijk de gemiddelde prestatie van de betrokken index. We verwijzen naar de punten 1.1.1 tot 1.1.3 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in ICB’s in het algemeen. 2 Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van index-beveks a. Voordelen • Index-beveks hebben doorgaans een aantrekkelijk rendement op lange termijn. Uit statistische studies kan worden afgeleid dat de portefeuilles die getrouw de samenstelling van een beursindex volgen, gemiddeld een hogere return bieden dan portefeuilles die volgens andere criteria zijn samengesteld. • De beheerskosten zijn redelijk. Doordat de portefeuille van een index-bevek vrij eenvoudig te volgen is, liggen de beheerskosten vaak minder hoog dan voor de meeste andere aandelenbeveks. b. Nadelen • Een indexfonds kan niet kiezen waarin wordt belegd, want het moet de onderliggende index nabootsen; dit in tegenstelling tot een actief beheerd beleggingsfonds waar de beheerder bijvoorbeeld in defensievere waarden kan beleggen als de markt neerwaarts gaat. • In veel indexen wegen een beperkt aantal grote aandelen fors door waardoor een koersdaling ervan rechtstreeks invloed heeft op het indexfonds, dat zijn samenstelling niet kan veranderen zoals een actief beheerd fonds. Dat de weging in een individueel aandeel overwegend beperkt blijft tot een bepaalde drempel beperkt dit nadeel wel een beetje. c. Risico’s Aan beleggingen in index-beveks zijn geen specifieke risico‘s verbonden. Het gaat om de risico‘s van de ICB‘s in het algemeen en van de onderliggende financiële instrumenten waarop ze zijn gebaseerd.
C. Dakfondsen (funds of funds) 1. Omschrijving 1. Omschrijving Dakfondsen zijn fondsen die in andere beleggingsfondsen beleggen. De beheerders van dakfondsen selecteren de beste fondsbeheerders voor een bepaald thema, een bepaalde regio, sector ... op grond van een strenge, onafhankelijke screening. We verwijzen naar de punten 1.1.1 tot 1.1.3 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in ICB’s in het algemeen. 8
Informatiebrochure financiële instrumenten
2. Voordelen, nadelen en specifieke risico‘s van dakfondsen a. Voordelen Er is een nog verder doorgedreven diversifiëring dan bij een gewoon beleggingsfonds. Ook de risicospreiding is nog groter. b. Nadelen De beheerskosten kunnen soms hoog oplopen omdat ze onder meer afhangen van de kosten van de verschillende onderliggende fondsen (te relativeren gezien de fondsbeheerder kortingen zal krijgen op grond van de kapitalen die hij aanbrengt). c. Risico’s Aan beleggingen in dakfondsen zijn geen specifieke risico‘s verbonden. Het gaat om de risico‘s van de ICB‘s in het algemeen en van de onderliggende financiële instrumenten waarin ze rechtstreeks of onrechtstreeks zijn belegd.
D. ICB‘s met kapitaalbescherming op de eindvervaldag 1. Omschrijving ICB’s met kapitaalbescherming op de eindvervaldag zijn ICB’s met een vervaldag waarvoor op die datum de terugbetaling van een minimumbedrag aan de belegger wordt gewaarborgd. Dat beschermde bedrag kan 100% van het startkapitaal vertegenwoordigen (met aftrek van de kosten) of om het even welk ander vooraf bepaald percentage. De onderliggende activa van deze fondsen kunnen van zeer uiteenlopende aard zijn. Overwegend zijn dat aandelen of obligaties. Op fondsen met kapitaalbescherming op de eindvervaldag bestaan er veel varianten. Sommige voorzien bijvoorbeeld in de activering van kliks op bepaalde momenten of bij de overschrijding van bepaalde niveaus. Bij activering van die kliks wordt de dan geboekte meerwaarde (of een deel daarvan) beschermd op de eindvervaldag, ongeacht het latere verloop van het fonds. Andere voorzien in een ‘hefboomeffect’ waardoor de stijging van de onderliggende activa met een vooraf vastgelegde coëfficiënt kan worden vermenigvuldigd. Nog andere voorzien in de betaling van tussentijdse inkomsten. Er zijn echter zoveel mogelijkheden dat het onontbeerlijk is voor de belegger om de werkingsvoorwaarden van de fondsen zorgvuldig te lezen. De uiteindelijke prestatie van een ICB met kapitaalbescherming op de eindvervaldag zal afhangen van het verloop van welbepaalde onderliggende activa. ICB’s met minimaal 100% kapitaalbescherming worden gelijkgesteld met obligaties (zie punt 3.4.2). In alle andere gevallen brengen wij het fonds onder in de categorie van de onderliggende waarde die de uiteindelijke prestatie bepaalt. Als de uiteindelijke prestatie van
een ICB afhangt van het verloop van meerdere activa uit verschillende categorieën, wordt ze in de meest risicovolle activaklasse opgedeeld (in deze volgorde: aandelen, alternatieve beleggingen, obligaties, liquiditeiten). We verwijzen naar de punten 1.1.1 tot 1.1.3 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van ICB’s in het algemeen. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van ICB‘s met kapitaalbescherming op de eindvervaldag a. Voordelen • De belegger kan meerwaarden opstrijken en zelfs tussentijdse winsten vastklikken wanneer de onderliggende activa gunstig evolueren, terwijl het risico op minderwaarden bij een negatief verloop van de onderliggende waarden volledig of gedeeltelijk wordt beperkt. • Met dit type beleggingen kunt u beleggen in zeer volatiele activa terwijl het risico toch strikt onder controle blijft. • Op de vervaldag krijgt de klant steeds minstens het vooraf beschermde percentage van zijn kapitaal terug, ongeacht de omvang van het eventuele negatieve verloop van een of meer onderliggende activa. b. Nadelen • De belegging is samengesteld uit verschillende activa die niet allemaal op dezelfde manier evolueren. Tijdens de levensduur van het product weerspiegelt de notering ervan niet noodzakelijk getrouw het koersverloop van de onderliggende waarde die doorgaans bepalend is voor de prestatie op de eindvervaldag. • Deze soort beleggingen zijn ook minder liquide dan traditionele ICB’s omdat er meestal geen dagelijkse notering is (doorgaans om de veertien dagen, eenmaal per maand ...). • De kosten verbonden aan ICB’s met kapitaalbescherming op de eindvervaldag zijn meestal hoger dan voor traditionele ICB’s. Vooral bij een vervroegde uitstap kan er een provisie worden aangerekend om de verplichtingen van het fonds tegenover andere houders van deelbewijzen te waarborgen. • De kapitaalbescherming geldt alleen op de eindvervaldag. Tijdens de looptijd van de belegging kan de inventariswaarde onder het beschermde minimumbedrag dalen. • De aanwezigheid van een structuur die de terugbetaling van een minimumkapitaal op de eindvervaldag beschermt, leidt er vaak toe dat de belegger niet in dezelfde mate van de stijging van de onderliggende waarde profiteert als wanneer die bescherming er niet zou zijn. c. Risico’s Aan beleggingen in fondsen met kapitaalbescherming op de eindvervaldag zijn geen specifieke risico‘s verbonden.
E. Trackers of Exchange Traded Funds 1. Omschrijving Trackers, ook wel bekend als Exchange Traded Funds (ETF), zijn beleggingsfondsen met variabel kapitaal die de bewegingen van een bepaalde index of aandelenkorf volgen. Trackers worden net als gewone aandelen op de beurs verhandeld. De bekendste voorbeelden zijn de SPDR’s (spiders, de eerste trackers die in 1993 op de markt kwamen) en de QQQ’s, die respectievelijk het verloop van de S&P500 en Nasdaq-100 volgen. Het enige verschil met individuele aandelen is dat u niet in slechts één waarde belegt, maar in een activagroep (namelijk alle in een index opgenomen activa). Het belangrijkste verschil tussen indexfondsen en trackers is dat de laatste continu verhandelbaar zijn tijdens de openingsuren van de beurs. Bij indexfondsen kunt u vaak maar één keer per dag in- of uitstappen, waardoor de index minder nauwkeurig wordt gevolgd dan bij trackers. Beleggers kunnen de ontwikkeling van hun trackers op de voet volgen. De waarde van een tracker komt doorgaans overeen met een percentage van de onderliggende index (bijvoorbeeld 1/10 of 1/100). De koers zal echter niet helemaal gelijk zijn aan dat percentage, als gevolg van afwijkende vraag- en aanbodprijzen op de beurs en omdat het dividend en de beheerskosten eventueel al in de koers zijn verwerkt. Trackers zijn geschikt voor iedere belegger en kunnen voor allerlei doeleinden worden gebruikt: voor beleggingen op korte en op langere termijn, om een benchmark te volgen, voor strategieën met derivaten (zie punt 1.2) op basis van dezelfde indexen, voor de tijdelijk omzetting van liquiditeiten in effecten, ter afdekking van risico’s, voor arbitrage enz. We verwijzen naar de punten 1.1.1 tot 1.1.3 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in ICB’s in het algemeen. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van trackers a. Voordelen • Trackers combineren de voordelen van aandelen en beleggingsfondsen. Namelijk de eenvoud van een aandeel (koop en verkoop via de beurs), de risicospreiding van een beleggingsfonds, geen noodzaak om een aandeel van één bedrijf te kiezen, provisies vergelijkbaar met die voor gewone aandelen en dividendinkomsten. • Trackers hebben ten opzichte van beveks en gemeenschappelijke beleggingsfondsen het voordeel dat ze transacties in real time mogelijk maken. Beveks en gemeenschappelijke fondsen kunnen (in het beste geval) slechts één keer per dag verhandeld worden, en de koers stemt (doorgaans) overeen met de slotkoers van de markten waarin het fonds belegt.
Het betreft de risico‘s van de ICB‘s in het algemeen en van de onderliggende financiële instrumenten waarop ze zijn gebaseerd. Informatiebrochure financiële instrumenten
9
b. Nadelen • Een tracker kan niet kiezen in welke aandelen belegd wordt, want hij moet de onderliggende index nabootsen, dit in tegenstelling tot een actief beheerd beleggingsfonds waar de beheerder bijvoorbeeld in defensievere waarden kan beleggen als de markt neerwaarts gaat. • In veel indexen wegen een beperkt aantal grote aandelen fors door waardoor een koersdaling ervan rechtstreeks invloed heeft op de tracker die zijn samenstelling niet kan veranderen zoals een actief beheerd fonds. Schommelingen in de index kunnen een impact hebben op het verloop van de tracker. • Trackers die een index weerspiegelen (of nabootsen) geven de belegger niet noodzakelijk rechten, zoals het recht om periodieke inkomsten te ontvangen, zelfs als de emittenten van de onderliggende waarden die rechten toekennen. De belegger moet dus de aanbiedingsdocumentatie hierover raadplegen. c. Risico’s • Liquiditeitsrisico: sommige trackers hebben een geringe liquiditeit waardoor de mogelijkheden om transacties in goede omstandigheden uit te voeren beperkt zijn. • Kapitaalrisico: er is in principe geen bescherming tegen kapitaalverlies (buiten de diversifiëring).
F. Traditionele en alternatieve ICB‘s Afhankelijk van het toegepaste beheerstype, het gebruikte type onderliggende producten en de regelgeving in het land van oorsprong, kunnen de aandelen en deelbewijzen van ICB’s, ongeacht of ze van het open of gesloten type zijn, in twee groepen worden ingedeeld: • Traditionele ICB’s • Er wordt belegd in standaard activaklassen (obligaties, aandelen, geldmarkten of gemengde fondsen), waarbij doorgaans weinig gesofisticeerde strategieën worden gebruikt om de onderliggende activa te beheren. Er is voldoende diversifiëring of spreiding en er werden vooraf strikte gebruikslimieten verkregen. • Als die ICB’s in de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, beantwoorden ze meestal aan de UCITS-richtlijnen en kunnen dan over een Europees paspoort beschikken (zodat ze in aanmerking komen voor een openbare aanbieding). De Europese UCITS-richtlijn bevat met name specifieke goedkeuringsregels en andere voorwaarden van organisatorische aard. Ze bepaalt ook dat er minimale informatie moet worden verstrekt bij de aanbieding van deelbewijzen. • Alternatieve beleggingen in de vorm van fondsen • Alternatieve ICB’s worden gedefinieerd als instellingen voor collectieve belegging, waaronder ook hun 10
Informatiebrochure financiële instrumenten
beleggingscompartimenten, a) die kapitaal ophalen bij een aantal beleggers met het doel dit kapitaal volgens een welbepaald beleggingsbeleid te investeren in het belang van die beleggers; en b) die niet voldoen aan de voorwaarden van de UCITSrichtlijn. • Alternatieve ICB’s beleggen in zeer uiteenlopende onderliggende waarden, waaronder financiële instrumenten en liquide middelen, opties en termijncontracten op effecten, deviezen en beursindexcontracten, vastgoed, hoogrisicodragend kapitaal en financiële instrumenten die zijn uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen. Ze maken gebruik van diverse, vrij risicodragende of complexe beheersmethodes, zoals hefboomfondsstrategieën (zie punt ‘Hedge funds’) en andere methodes om de blootstelling te verhogen (zoals het gebruik van derivaten, swaps, uitlenen van effecten, cessie-retrocessieovereenkomsten, ongedekte verkoop van effecten). • Alternatieve ICB’s zijn niet altijd toegankelijk voor retailbeleggers en soms wordt een hoog minimaal instapbedrag gevraagd (minstens 250.000 EUR bijvoorbeeld). • Door die kenmerken en de risico’s die ermee samenhangen, zijn de alternatieve ICB’s ondergebracht (zij het onvolledig) in de activaklasse ‘alternatieve beleggingen’ (zie hoofdstuk 4). • Binnen de Europese Economische Ruimte bestaat er nu al, voor de beheerders van alternatieve ICB’s, een paspoortsysteem voor het beheer en de commercialisering van alternatieve ICB’s in andere lidstaten. De (Europese) beheerders moeten ook voldoen aan strenge voorwaarden wat de bedrijfsuitoefening betreft. Bovendien wordt een bewaarnemer aangewezen. Die moet de financiële instrumenten en de liquide middelen in bewaring houden en de eigendomsrechten van de overige activa controleren in het belang van de alternatieve ICB’s en hun beheerders. Sinds 22 juli 2015 kan deze ‘beheerdersregeling’ uitgebreid worden naar beheerders en fondsen in andere landen. Opmerking: Newcits zijn ICB’s die in de Europese Unie gevestigd zijn en die, hoewel ze voldoen aan de Europese UCITS-richtlijn, gebruikmaken van complexe(re) beleggingsstrategieën. Doordat ze werken met hefboomeffecten, worden ze als complexer beschouwd en houden ze dus mogelijk een hoger beleggingsrisico in. Vanwege de consistentie worden ze samen behandeld met de hedge funds (zie hoofdstuk 4.3.2 ‘Fondsen met hefboomeffectstrategie (hedge fund strategie)’).
1.2. Derivaten 1.2.1. Omschrijving Derivaten zijn financiële instrumenten waarvan de eigenschappen en de waarde bepaald worden door de eigenschappen en de waarde van een onderliggende waarde, meestal een grondstof, obligatie, aandeel, munt of index. De belangrijkste vormen van derivaten zijn opties, futures en warrants. Hefboomeffect Door een afgeleid product te kopen, bijvoorbeeld een calloptie (zie punt 1.2.3.A), kan een belegger even hoge winsten boeken als bij een rechtstreekse belegging in aandelen, maar met een veel geringere inleg van geld, aangezien de waarde van het afgeleide product slechts een fractie van de prijs van de aandelen kost. In verhouding tot de belegde bedragen maken de derivaten het dus mogelijk hogere winsten te boeken. Om het begrip eenvoudig te schetsen: stel dat een belegger het recht heeft om een onderliggende waarde te kopen tegen een prijs van 100. Als de onderliggende waarde een koers van 120 laat optekenen, dan is dat recht minimaal 20 waard en als de onderliggende waarde tot 130 stijgt, is het recht ten minste 30 waard. Wanneer de koers van de onderliggende waarde van 120 naar 130 klimt, betekent dat een stijging van 8,3%. Maar de waarde van de optie klimt op de vervaldag van 20 naar 30, dat is een stijging van 50%! Er is dus een hefboomeffect. Uiteraard speelt dit mechanisme in beide richtingen. Bijgevolg is het afgeleide product een ideaal instrument voor een belegger die zijn portefeuille dynamisch wil beheren. Maar zelfs de defensieve belegger kan gebruikmaken van derivaten. In plaats van 100 in het onderliggende product te beleggen, kan de belegger 10 besteden om bijvoorbeeld een optie te kopen waarmee hij van de stijging van de onderliggende waarde kan profiteren, en de resterende 90 in een termijndeposito of een ander risicoloos product beleggen. Als de markt daalt, is zijn maximale verlies gelijk aan de prijs van de optie, namelijk 10. Als hij echter 100 in de onderliggende waarde belegt, kan hij eventueel meer dan 10 verliezen. Vaste looptijd Een ander essentieel kenmerk van derivaten is dat ze een vervaldag hebben. Dat betekent dat wanneer de verwachte evolutie van het onderliggende product niet plaatsvindt vóór de vervaldag van het afgeleide product, dit zijn volledige waarde kan verliezen. Aangezien de onderliggende waarde echter geen vervaldag heeft, kan de belegger lijdzaam afwachten totdat zijn koers misschien nog eens stijgt. Futures en opties, die na een bepaalde periode aflopen, worden dus overwegend gebruikt voor de korte termijn. Als een
belegger zijn positie na de eindvervaldag wil aanhouden moet hij ze ‘doorrollen’. Derivaten kunnen al dan niet beursgenoteerd zijn. In het laatste geval spreken we van ‘over the counter-’ of OTC-markt. Derivaten kunnen uiteenlopende doelstellingen dienen: • een of meer waarden in de portefeuille beschermen tegen een daling of zelfs tegen elke positieve of negatieve waardeschommeling; • aanvullende inkomsten halen uit bepaalde activa in bezit; • speculeren op een snelle en forse op- of neerwaartse tendens van een of meer activa. De aan de derivaten verbonden technieken kunnen complex en gevaarlijk zijn.
1.2.2. Voordelen, risico‘s en nadelen van derivaten A. Voordelen • Derivaten geven de beleggers de mogelijkheid om de activaklassen in hun portefeuille volledig of gedeeltelijk in te dekken wanneer zij een sterk ongunstig verloop kunnen hebben. • Dankzij het hefboomeffect kan er op een aanzienlijke kortetermijnwinst gespeculeerd worden. • Derivaten laten een zeer dynamisch beheer toe.
B. Nadelen • Beursgenoteerde derivaten zijn meestal standaardproducten om een efficiënte markt te creëren. De onderliggende activa komen dus niet altijd helemaal overeen met de activa die de belegger wenst te dekken. Een dekking op maat is mogelijk, maar wel ten koste van de liquiditeit van het product. • Derivaten zijn bedoeld voor ervaren beleggers met kennis van zaken die het marktverloop op de voet volgen.
C. Risico’s • Voor de standaardderivaten is er bijna geen insolvabiliteitsrisico gezien het bestaan van georganiseerde secundaire markten. • Het liquiditeitsrisico is gering voor standaardderivaten aangezien ze verhandelbaar zijn op georganiseerde secundaire markten. Dit risico is veel groter bij producten die op de OTC-markt worden verhandeld. • Het valutarisico is voornamelijk afhankelijk van de samenstelling van de onderliggende activa. Het is onbestaand voor derivaten waarvan alle onderliggende activa in euro zijn. Voor derivaten met andere munten, zoals de Amerikaanse dollar, kan het aanzienlijk zijn. • Het renterisico hangt van de onderliggende activa af. Informatiebrochure financiële instrumenten
11
Uiteraard is het hoger bij vastrentende activa maar het is ook aanwezig bij aandelen. • Het volatiliteitsrisico is groot. Dat risico wordt nog eens vergroot door het hefboomeffect van derivaten. • Het risico op een gebrek aan inkomsten is onbestaand omdat er bij dit producttype in principe geen inkomsten zijn. • Het risico dat voortvloeit uit de samenvoeging van twee of meer financiële instrumenten kan groter zijn dan het risico dat aan elk van die financiële instrumenten afzonderlijk is verbonden.
1.2.3. Voornaamste vormen van derivaten A. Opties 1. Omschrijving Opties zijn beleggingsinstrumenten die voor allerlei doeleinden kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld als verzekering tegen een risico, om een extra rendement te behalen of mondjesmaat te speculeren op de hausse- of baissetendensen van uiteenlopende activa zoals grondstoffen (aardolie, graan, metalen, goud ...), rentetarieven, wisselkoersen en aandelen of indexen. De optie is een contract tussen een koper (of houder) en een verkoper (of emittent). We onderscheiden: • de calloptie: geeft de houder het recht om tot een specifieke datum of op een precies ogenblik (vervaldag) een bepaalde hoeveelheid (omvang van het contract) van een actief (de onderliggende waarde) te kopen tegen een vastgelegde prijs (uitoefenprijs – strike). De tegenpartij, de verkoper van de call, verbindt zich ertoe de overeengekomen hoeveelheid tegen de uitoefenprijs te leveren als de houder zijn recht wil uitoefenen; • de putoptie geeft de houder (de koper) het recht om tot een bepaalde datum of op een precies ogenblik (vervaldag) een bepaalde hoeveelheid (de omvang van het contract) van een actief (de onderliggende waarde) te kopen tegen een vastgelegde prijs (uitoefenprijs – strike). De tegenpartij, de verkoper van de put, verbindt zich ertoe de overeengekomen hoeveelheid van het actief tegen de uitoefenprijs te kopen als de houder zijn recht wil uitoefenen. De optie verleent dus een recht aan de koper, die daarvoor een premie betaalt. Ze houdt echter een verplichting in voor de verkoper, die in ruil een premie ontvangt. De verplichting vervalt als de koper zijn recht niet uitoefent op de vervaldag van het contract of uiteraard na uitoefening van het recht. De opties hebben een waarde. Ze kunnen worden verhandeld op een secundaire markt. Om ze makkelijker verhandelbaar te maken werden de contractvoorwaarden op iedere georganiseerde activamarkt gestandaardiseerd. Bij aandelen bijvoorbeeld bedraagt de looptijd van de optie doorgaans 3, 6 of 9 maanden (ook veel langere looptijden zijn mogelijk), is de 12
Informatiebrochure financiële instrumenten
omvang van het contract 100 aandelen en wordt de uitoefenprijs uitgedrukt per aandeel. Opties van het Europese type kunnen alleen op de vervaldag worden uitgeoefend. Opties van het Amerikaanse type daarentegen kunnen op elk moment tijdens de looptijd van het product worden uitgeoefend. De uitoefenprijs (strike) is de prijs waartegen de onderliggende waarde kan worden gekocht of verkocht. Hij wordt vastgelegd door de emittent op het moment van de uitgifte. Afhankelijk van de uitoefenprijs ten opzichte van het onderliggende product kan de optie diverse vormen aannemen: • At the money: als de uitoefenprijs die van het onderliggende product benadert; • Out of the money: als de uitoefenprijs hoger is dan de koers van het onderliggende product bij een call (of lager dan de koers van het onderliggende product bij een put); • In the money: als de uitoefenprijs lager is dan de koers van het onderliggende product bij een call (hoger dan de koers van het onderliggende product bij een put). In de praktijk wordt een aandelenoptie maar zelden uitgeoefend omdat dit leidt tot de aankoop of verkoop van aandelen tegen een uitoefenprijs waarop de gewone beurskosten verschuldigd zijn. Marktposities kunnen in feite worden afgewikkeld door veel goedkopere sluitingsverrichtingen. In dat geval ziet de houder van de optie af van zijn recht door een sluitingsverkoop en kan de verkoper zijn verplichting tot levering beëindigen door een sluitingskoop. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten in het algemeen.
2. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van opties a. Voordelen • Dankzij het hefboomeffect bieden opties de mogelijkheid om met een redelijk klein bedrag volop te profiteren van: - de koersstijging van een onderliggend actief (aankoop van een call); - de koersdaling van het onderliggende actief (aankoop van een put); • De potentiële winst: - is in principe onbeperkt voor de koper van een call; - is voor de koper van een put beperkt tot het verschil tussen de uitoefenprijs en nul. • Het potentiële verlies is zowel voor de koper van een call als voor de koper van een put beperkt tot het bedrag van de betaalde premie. • De verkoper van een optie (call en put) ontvangt een premie in ruil voor een eventuele verplichting (tot verkoop als de call wordt uitgeoefend, tot aankoop als de put wordt uitgeoefend). • Een optie heeft een vervaldag. Als de houder van de optie op die datum geen stappen heeft gezet om zijn recht uit te
oefenen, dan wordt de optie waardeloos en is de verkoper vrijgesteld van zijn verplichting.
laatste geval is er geen materiële levering en wordt het contract in contanten vereffend – cash settlement).
b. Nadelen • De administratieve opvolging voor optieverrichtingen is doorgaans zwaar. • De tarifering van optieverrichtingen is aanmerkelijk hoger dan voor de verrichtingen op de onderliggende activa. • De houder van een optie (call of put) heeft geen recht op de eventuele dividenden of interesten die door de onderliggende waarde worden uitbetaald.
De verhandelbaarheid van een future wordt in de hand gewerkt doordat er vaste regels bestaan (omvang van het contract, looptijd, vereffeningsprocedure).
c. Risico’s • De koper van een optie (call en put) kan zijn volledig inleg (betaalde premie) verliezen als de marktprijs van de onderliggende activa anders evolueert dan verwacht (daling van de marktwaarde van de activa bij de aankoop van een call, stijging ervan bij de aankoop van een put). • De verkoper van een optie zal zijn verplichting moeten nakomen als de houder van een optie zijn recht wil uitoefenen. Dat is wat er meestal gebeurt als de markten anders evolueren dan voorzien: - de verkoper van een call moet de onderliggende waarde verkopen onder de marktwaarde - de verkoper van een put moet de onderliggende waarde kopen tegen een prijs boven de marktwaarde. • Een optie heeft een vervaldag. Als de houder van de optie geen actie onderneemt (uitoefening of verkoop) vóór die datum, dan verliest de optie haar waarde.
B. Futures en forwards 1. Omschrijving De future is een termijncontract dat veel gelijkenissen vertoont met de optie. Het gaat om een contract tussen twee partijen met het oog op de verhandeling (aankoop en verkoop) van een welbepaald actief (‘onderliggende waarde’) op een latere datum en tegen een prijs die wordt vastgelegd bij het aangaan van het contract. De betaling geschiedt pas bij de materiële levering van het actief op de overeengekomen datum. In tegenstelling tot een optie, die voor de koper een recht inhoudt, is de future een verplichting (het gaat om een verkoop of een aankoop op termijn). Een futurecontract gaat niet over het recht om een gegeven hoeveelheid van een actief te kopen of te verkopen, maar over het actief zelf. Bij de vereffening van het contract moet er dus eigenlijk een materiële levering zijn. In de praktijk vindt die echter zelden plaats en wordt het contract vereffend in contanten (cash settlement). Oorspronkelijk had het contract alleen betrekking op goederen (commodity futures) zoals tarwe, koffie, katoen, aardolie enz. Het werd gebruikt door handelaars om zich in te dekken tegen eventueel ongunstige prijsschommelingen. Wegens de internationale monetaire instabiliteit ontstonden financial futures, met name rente-, valuta- en beursindexfutures (in het
Aan kopers en verkopers wordt een marginsysteem opgelegd dat dient als waarborg voor een eventueel verlies op (gekochte of verkochte) contracten, te wijten aan koersschommelingen van de onderliggende activa. Voor elke transactie (aankoop of verkoop) moet iedere partij een initiële borgsom storten, in contanten of in effecten, bestaande uit een percentage van de waarde van de gekochte of verkochte contracten. Aan het einde van elke transactiedag worden de contracten geherwaardeerd en wordt de contantenrekening van de belegger gedebiteerd of gecrediteerd (variatiemarge). Posities kunnen op drie manieren afgesloten worden: • door vóór de eindvervaldag eenzelfde (zelfde bedrag en vervaldag) maar tegengestelde positie in te nemen (kopen als u gekocht hebt of verkopen als u gekocht hebt). De meeste futureposities worden op die manier afgesloten; • door een cash settlement of een afrekening in contanten op de eindvervaldag; • door de positie vóór de eindvervaldag door te rollen: dat betekent bijvoorbeeld dat de koper van een bepaalde indexfuture die verkoopt vóór de eindvervaldag en op hetzelfde moment tegen een vooraf afgesproken prijs een nieuwe positie opent door een nieuwe indexfuture met een nieuwe eindvervaldag te kopen (calendar spread). Forwards zijn vergelijkbare structuren die niet aan de beurs noteren. Ze kunnen op maat worden gemaakt om in te spelen op specifiekere behoeften van de klant. We hebben het dan over een OTC-markt (over the counter). We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten in het algemeen. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van futures en forwards a. Voordelen • Een future kan een eenvoudig en flexibel instrument zijn ter bescherming van de waarde van de portefeuille. Zo zal een belegger die de waarde van zijn portefeuille wil indekken tegen nadelige gevolgen die hij voorziet, futures verkopen; de winst die hij op die verkoop boekt, zal grotendeels het verlies goedmaken dat het gevolg is van de koersdaling van de onderliggende waarde. • De aan- en verkoop van futures kan worden aangewend door elke belegger die winst tracht te halen uit zijn baisseof hausseprognoses over de prijzen van de onderliggende activa. Een future is dus ook een interessant speculatieinstrument, want met een vrij bescheiden inleg (initiële borgsom en dagelijkse variatiemarges) kan hij hoge posities Informatiebrochure financiële instrumenten
13
nemen (hefboomeffect). • De futuresmarkt kan een interessant alternatief bieden voor de contante aan- of verkoop. Door futures te verkopen en te kopen kan de belegger de aan- en verkoopprijzen voor de toekomst bepalen. • Ze zijn kostenefficiënt: er zijn geen kosten verbonden aan de onderliggende aandelen aangezien de futures (meestal) in contanten worden afgerekend. b. Nadelen • Het marginsysteem, dat dagelijks wordt aangepast ter controle van het transactierisico, veroorzaakt een zware administratieve last. • Het gaat hier om standaardcontracten, dus niet zo flexibel als OTC- instrumenten. c. Risico’s • Het insolvabiliteitsrisico is beperkt wegens het marginsysteem. • Het liquiditeitsrisico is zeer klein, want futures zijn goed verhandelbaar op de georganiseerde markten. • Het volatiliteitsrisico is onbeperkt voor zowel de koper als de verkoper en wordt door het hefboomeffect van de futures versterkt. Het marginsysteem is bedoeld om die verliezen binnen de perken te houden. • Er is wel een renterisico met een koersdaling van het effect tot gevolg, zeker wanneer de onderliggende waarde een obligatie is. • De verliezen kunnen in principe onbeperkt zijn voor speculanten die zich in hun prognoses vergissen.
C. Warrants 1. Omschrijving Warrants vertonen zeer veel gelijkenissen met aankoopverrichtingen van opties (call en put). Een warrant op activa verleent de belegger het recht, maar legt hem niet de verplichting op, om tegen een bij de uitgifte bepaalde uitoefenprijs (de strike) en tot een op voorhand bepaalde datum (vervaldag), een bij de uitgifte bepaalde hoeveelheid activa (de onderliggende waarde) te kopen (call) of te verkopen (put). De belegger heeft dus een recht, maar geen verplichting. Hij zal dat recht uitoefenen wanneer hij er voordeel bij heeft. De waarde van dat recht stemt overeen met de prijs van de warrant (= premie). Dit betekent: • in het geval van een call warrant, de onderliggend waarde tegen een lagere prijs kopen door de warrant uit te oefenen in plaats van de onderliggende waarde op de markt te kopen; • in het geval van een put warrant, de onderliggende waarde tegen een betere prijs verkopen door de warrant uit te oefenen in plaats van de onderliggende waarde op de markt te verkopen.
14
Informatiebrochure financiële instrumenten
Warrants van het Europese type kunnen enkel op de vervaldag worden uitgeoefend. Warrants van het Amerikaanse type kunt u echter altijd uitoefenen. De uitoefenprijs (strike) is de prijs waartegen de onderliggende waarde kan worden gekocht of verkocht. Hij wordt vastgelegd door de emittent op het moment van de uitgifte. Afhankelijk van de uitoefenprijs ten opzichte van het onderliggende product kan de warrant diverse vormen aannemen: • At the money: als de uitoefenprijs die van het onderliggende product benadert; • Out of the money: als de uitoefenprijs hoger is dan de koers van het onderliggende product bij een call (of lager dan de koers van het onderliggende product bij een put); • In the money: als de uitoefenprijs lager is dan de koers van het onderliggende product bij een call (hoger dan de koers van het onderliggende product bij een put). In de meeste gevallen gebeurt de vereffening van een warrant die ‘in the money’ is op de vervaldag via de betaling van een bedrag in contanten (cash settlement van de warrant). Dat bedrag is het verschil tussen de koers van de onderliggende waarde op de markt en de uitoefenprijs (bij een call). De belegger moet bijgevolg zijn recht niet uitoefenen door de onderliggende waarde te kopen (of te verkopen bij een put). Wanneer de uitoefening van de warrant gebeurt via een effectieve aankoop (call) of verkoop (put) van de onderliggende waarde spreken we van een ‘physical settlement’. De pariteit van een warrant belichaamt het aantal warrants dat moet worden uitgeoefend om een entiteit van de onderliggende waarde te kopen of te verkopen. Als de pariteit van een call warrant op een aandeel bijvoorbeeld 5 is, dan moet u 5 warrants bezitten om 1 aandeel te kopen. De warrants worden op de beurs verhandeld. De belegger kan ze dus op elk ogenblik kopen of verkopen. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten in het algemeen. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van warrants a. Voordelen • Dankzij het hefboomeffect kunnen warrants met een relatief laag bedrag, volop profiteren van: - de koersstijging van het onderliggend actief (call); - de koersdaling van het onderliggende actief (put). • De potentiële winst: - is in principe onbeperkt bij een call; - is voor een put beperkt tot het verschil tussen de uitoefenprijs en nul. • Het potentiële verlies is zowel bij een call als bij een put beperkt tot het bedrag van de betaalde premie. b. Nadelen Aan beleggingen in warrants zijn geen specifieke nadelen verbonden.
c. Risico’s • De houder van een warrant (call en put) kan zijn volledige inleg verliezen als de marktprijs van de onderliggende activa anders evolueert dan verwacht (daling van de marktwaarde van de activa bij de aankoop van een call, stijging van de marktwaarde bij de aankoop van een put). • De houder van een warrant (call of put) heeft geen recht op eventuele dividenden of interesten. • Een warrant heeft een vervaldag. Als de houder ervan geen enkele actie onderneemt vóór die datum (uitoefening of verkoop), wordt de warrant waardeloos.
1.3. Gestructureerde producten 1.3.1. Omschrijving Een gestructureerd product is een beleggingsproduct, meestal met een vaste looptijd, dat samengesteld is uit een combinatie van verschillende financiële instrumenten zoals opties en obligaties. In het algemeen worden derivaten zoals opties gebruikt om een rendement te halen en obligaties om het gewaarborgde minimumkapitaal op de eindvervaldag te waarborgen. Het rendement wordt bepaald door de onderliggende waarden via een vooraf bepaalde en duidelijke formule. Die onderliggende waarden kunnen zeer uiteenlopend zijn: aandelen, aandelenindexen, grondstoffen, rentetarieven, wisselkoersen, fondsen of een combinatie van die onderliggende waarden. In de meeste gevallen is het kapitaal op de eindvervaldag beschermd, zonder dat er daarbij een juridische garantie is voor het behoud van het kapitaal. Het rendementsprofiel is in dit geval asymmetrisch. Dergelijke producten lenen er zich dan ook uitstekend toe om te profiteren van het stijgingspotentieel van de financiële markten, zonder daarbij het kapitaal op het spel te zetten. Er bestaan echter ook gestructureerde producten die het kapitaal op de eindvervaldag niet of slechts gedeeltelijk beschermen, waarbij er geen of slechts in beperkte mate een asymmetrisch rendementsprofiel is, maar wel een symmetrisch profiel. Gestructureerde producten kunnen verschillende juridische gedaantes aannemen. Doorgaans nemen ze de vorm aan van obligaties. We spreken dan over gestructureerde obligaties of structured notes. Maar er zijn ook gestructureerde producten in de vorm van tak 23-beleggingsverzekeringen en fondsen met gewaarborgd kapitaal (zie punt 1.1.4. D) zijn eveneens gestructureerde producten. Deze fixfondsen, of fondsen met kapitaalbescherming, streven ernaar om op de einddatum minimaal het belegde aanvangskapitaal (na aftrek van kosten) terug te betalen.
Aan sommige producten zijn ook ‘kliks’ verbonden. Dat betekent dat wanneer de onderliggende index een aantal vooraf bepaalde niveaus bereikt, de meerwaarde die daaruit volgt, definitief verworven is, ongeacht de toekomstige evolutie van de onderliggende waarde (dus zelfs bij een daling). Maar de belegger blijft ook van een eventuele verdere stijging profiteren. In bepaalde gevallen kan de meerwaarde echter worden begrensd. Het is niet altijd eenvoudig om een gestructureerd product in een bepaalde activaklasse onder te brengen. Gestructureerde producten worden onderverdeeld op basis van een beslissingsboom die rekening houdt met de onderliggende activa en de structuur. Als het gaat om een product met 100% kapitaalbescherming wordt het ondergebracht in de activaklasse van de obligaties. In alle andere gevallen wordt de activaklasse bepaald op grond van de onderliggende waarde.
1.3.2. Voordelen, nadelen en risico‘s van gestructureerde producten A. Voordelen • Via gestructureerde producten kunt u profiteren van het potentieel van bepaalde risicovolle markten met op de eindvervaldag een beperkt of helemaal geen risico op verlies van het belegde kapitaal. • Gestructureerde producten met kapitaalbescherming op de eindvervaldag hebben een zeer laag risiconiveau en kunnen toch een aantrekkelijk rendementsprofiel hebben. • Gestructureerde producten kunnen een op maat gemaakte oplossing vormen voor een specifiek probleem of bij speciale wensen (zoals risicocontrole) die met slechts één financieel instrument niet waar te maken zijn. • Omdat in een gestructureerd product een brede waaier van activa kan worden opgenomen, beschikt de belegger over zeer gediversifieerde structuren.
B. Nadelen • De prijsbepaling van gestructureerde producten is soms ondoorzichtig en de spreads (verschil tussen bied- en laatkoers) zijn over het algemeen groter dan bij gewone beleggingen. • Wegens de specifieke structuur (combinatie van verschillende financiële instrumenten), volgt de koers van het gestructureerde product niet noodzakelijk dezelfde evolutie als die van de onderliggende activa. • In bepaalde marktomstandigheden kan zich een gebrek aan liquiditeit voordoen. • De zwakke liquiditeit van deze producten heeft tot gevolg dat ze niet altijd even makkelijk tegen een correcte prijs te verkopen zijn tijdens hun looptijd. • Bij producten met kapitaalbescherming geldt die bescherming pas op de eindvervaldag van het product. Informatiebrochure financiële instrumenten
15
• De kapitaalbescherming hangt samen met de solvabiliteit van de emittent. • Na de inschrijvingsperiode kunnen de inschrijvingskosten van het aanbod hoog oplopen of ontradend zijn.
C. Risico’s • Het risico op insolvabiliteit van de debiteur is niet onbestaand. Deze structuren worden echter meestal uitgegeven door kredietwaardige financiële instellingen. De belegger kan zich hierover informeren door de kredietrating van de emittent te bekijken. • Er is een liquiditeitsrisico omdat er vaak geen secundaire markt wordt georganiseerd om deze producten te verhandelen. De verkregen prijs bij verkoop vóór de vervaldag weerspiegelt dus mogelijk niet helemaal de intrinsieke waarde van de structuur. • Het valutarisico is voornamelijk afhankelijk van de samenstelling van de onderliggende activa. Het is onbestaand voor structuren die beleggen in euro. Het kan aanzienlijk zijn voor producten die beleggen in andere munten, zoals de Amerikaanse dollar. • Het renterisico hangt af van de samenstelling van de structuur. Het is uiteraard groter bij structuren met vastrentende activa. • Het volatiliteitsrisico hangt eveneens af van de activa waaruit de structuur is samengesteld. Doordat er verschillende activatypes tegelijk in de structuur zitten, is het wel moeilijk om het koersverloop te voorspellen. • Het risico op een gebrek aan inkomsten hangt af van de kenmerken van elk product. Als er op inkomsten wordt gerekend, dan kan de effectieve betaling ervan afhankelijk zijn van de evolutie van bepaalde activa en van de solvabiliteit van de debiteur. • Het risico dat voortvloeit uit de samenvoeging van twee of meer financiële instrumenten kan groter zijn dan het risico dat aan elk van die financiële instrumenten afzonderlijk is verbonden.
1.4. Openbare en private aanbiedingen. Enkele rechtsbegrippen 1.4.1. Openbare aanbiedingen De Belgische ICB-wet en de prospectuswet creëren een kader voor ‘openbare aanbiedingen’ van financiële instrumenten, zodat de bevoegde overheden zich kunnen vergewissen van de kwaliteit van de informatie die aan het publiek wordt verstrekt. Die twee wetten voorzien wel in een uitzonderingsstelsel waardoor een openbare aanbieding kan veranderen in een 16
Informatiebrochure financiële instrumenten
private aanbieding. De in het kader van een private aanbieding meegedeelde informatie moet volledig, begrijpelijk en correct blijven (verplichtingen voortvloeiend uit de MiFID-richtlijn waarvan de bescherming van de beleggers een van de voornaamste doelstellingen is), maar ontsnapt aan de specifiekere eisen zoals opgelegd door de wet en de FSMA voor openbare aanbiedingen.
1.4.2. Private aanbiedingen Eén van de bij wet bepaalde voorwaarden om een aanbieding als een private aanbieding te mogen kwalificeren, is de vereiste, beschreven in het aanboddocument, van een minimuminleg van 100.000 euro per belegger en per categorie van effecten of van een nominale waarde per eenheid van 100.000 euro (voor beleggingsinstrumenten, met inbegrip van ICB’s met een vast aantal deelbewijzen) of een minimuminleg van 250.000 euro (voor ICB’s met een veranderlijk aantal deelbewijzen, inclusief buitenlandse AICB’s waarvoor de beheerder een kennisgeving heeft verzonden met het oog op de verkoop ervan in België). Het aanboddocument (het prospectus of een memorandum) moet dat minimumbedrag vermelden om de aanbieding als privaat te kunnen kwalificeren. Sommige aanbiedingen zijn overigens uitsluitend bestemd voor professionele beleggers. In principe kunnen natuurlijke personen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, een verzoek indienen om afstand te doen van hun bescherming als retailbelegger en aldus toegang krijgen tot deze aanbiedingen. Private en institutionele ICB’s naar Belgisch recht zijn echter wettelijk verplicht om erop toe te zien dat respectievelijke enkel de wettelijk omschreven ‘private beleggers’ en ‘in aanmerking komende beleggers’ tot hun aandeelhouders behoren. Voor private beleggers geldt een minimuminleg van 100.000 euro. In aanmerking komende beleggers kunnen institutionele en professionele beleggers zijn en rechtspersonen die de FSMA verzoeken om als dusdanig te worden behandeld. Natuurlijke personen kunnen echter niet als ‘in aanmerking komende beleggers’ worden beschouwd.
Informatiebrochure financiële instrumenten
17
2. Aandelen 2.1. Omschrijving Een aandeel is een eigendomstitel die recht geeft op een bepaald deel van het kapitaal van een vennootschap. Via de uitgifte van aandelen wordt het kapitaal van de vennootschap bij verschillende eigenaars (aandeelhouders) ondergebracht. Zij kunnen erg talrijk zijn als de vennootschap aan de beurs noteert. Er bestaan verschillende soorten aandelen. Gewone aandelen of maatschappelijke aandelen vertegenwoordigen een bepaald gedeelte van het maatschappelijk kapitaal (bv. 1/10.000 of 1/100.000). Daartegenover staan de bevoorrechte of preferente aandelen, waar speciale kenmerken aan verbonden zijn. Zo kunnen ze vóór alle andere aandelen recht geven op een deel in de winst, dat van de jaarlijkse winst wordt afgehouden. Bovendien worden deze aandelen bij ontbinding van de vennootschap eerst terugbetaald, vóór alle andere aandelen. Een aandeel kan aan toonder, op naam of gedematerialiseerd zijn naargelang de geldende lokale wetgeving. Aandelen aan toonder kunnen in principe via een gewone afstand aan derden worden overgedragen (de bank kan wel geen aandelen aan toonder meer leveren/teruggeven zodra ze in girale of gedematerialiseerde vorm zijn aanvaard). Aandelen op naam worden op naam van de houder in het vennootschapsregister ingeschreven. De afstand aan derden gebeurt via een overdracht (verkoop, schenking, nalatenschap ...) en kan gewoonlijk pas worden tegengeworpen aan de vennootschap vanaf de inschrijving in het register van de nieuwe houder (regularisatie). Gedematerialiseerde aandelen worden vertegenwoordigd door een inschrijving op een effectenrekening op naam van de eigenaar, zonder mogelijkheid tot materiële levering. De overdracht aan derden gebeurt per overschrijving. In het Belgische recht kunnen gedematerialiseerde aandelen altijd op kosten van de houders in aandelen op naam worden omgezet. In België moet een onderscheid worden gemaakt tussen aandelen en winstdelende aandelen: winstdelende aandelen vertegenwoordigen niet het maatschappelijk kapitaal noch een materiële inbreng. Ze kunnen geen nominale waarde hebben (bv. oprichtersbewijs, dividendbewijs, bewijs van deelgerechtigdheid, deelbewijzen). Ze geven recht op een deel in de winst zolang de vennootschap bestaat en/of bij de ontbinding ervan. De houders van die aandelen mogen hun stemrechten slechts in beperkte gevallen uitoefenen. 18
Informatiebrochure financiële instrumenten
Als mede-eigenaar beschikt de aandeelhouder over de volgende rechten: • deelgerechtigdheid, met andere woorden een aandeel in de jaarlijks uitgekeerde winst, dividend genoemd; • spreiding, recht op een deel van het maatschappelijk vermogen bij vereffening; • medezeggenschap bij het beheer door stemrecht in de gewone en buitengewone algemene vergaderingen (er bestaan echter ook aandelen zonder stemrecht; die bieden de houder geen mogelijkheid om zijn rechten te laten gelden tijdens de vergaderingen); • informatierecht, door vóór de jaarlijkse algemene vergadering kennis te nemen van de balans van de vennootschap, haar effectenportefeuille, het verslag van de commissarissen en revisoren en alle andere periodieke of sporadische informatie die de vennootschap meedeelt; • recht van overdracht van zijn participatie. Doorgaans kan de aandeelhouder zijn aandelen gemakkelijk en dagelijks verkopen. Uiteraard gaat dit eenvoudiger bij beursgenoteerde bedrijven. De coupons van een aandeel geven recht op de uitkering van dividenden, waarop in België roerende voorheffing wordt geheven. Ze kunnen ook recht geven op: • een inschrijvingsrecht, dat wil zeggen een voorkeurrecht voor de bestaande aandeelhouders om in te schrijven op nieuwe aandelen bij een kapitaalverhoging; • een bonus, dat wil zeggen een gratis toekenning van nieuwe aandelen aan de bestaande aandeelhouders bij een kapitaalverhoging, in verhouding tot het aantal aandelen in bezit. Op de beurs wordt voortdurend een evaluatie gemaakt van de risico’s van ieder aandeel. De koers van het aandeel is in theorie een compromis tussen de opbrengst (toekomstige dividenden en ongerealiseerde meerwaarden) en de risico’s. De risico’s zijn verbonden aan talrijke factoren, zowel intrinsiek voor de vennootschap (zoals de financiële, technische en commerciële situatie, het beleggingsbeleid, de vooruitzichten van de onderneming en van de economische sector waartoe zij behoort enz.) als externe factoren, aangezien de beurzen worden beïnvloed door politieke gebeurtenissen, door de zowel nationale als internationale economische en monetaire toestand en door emotionele en irrationele elementen die de beursschommelingen kunnen vergroten (zowel op- als neerwaarts). Al die complexe factoren hebben een invloed op de koers van het aandeel en kunnen hem op korte termijn sterk doen schommelen.
Aandelen worden meestal ondergebracht in een ‘index’. Die verenigt aandelen met gemeenschappelijke kenmerken qua geografische ligging (nationale indexen zoals de Bel-20, de CAC 40, de DAX, de Footsie, de Dow Jones, de Nikkei), sector en beurskapitalisatie (bv. smallcaps ...). Via derivaten (zoals ETF’s – zie punt 1.1.4.E – of indexfondsen) kan rechtstreeks in een index (ETF’s en indexfondsen) worden belegd, in plaats van in de individuele waarden waaruit de index is samengesteld. Zo is het mogelijk om vooruit te lopen op de evolutie van een volledige groep van aandelen met gemeenschappelijke kenmerken terwijl er toch een zekere diversifiëring is gezien het grote aantal waarden. Een belegging in aandelen moet ongeacht de vorm beschouwd worden als een langetermijnbelegging.
2.2. Voordelen, nadelen en risico’s van aandelen 2.2.1. Voordelen • In financieel opzicht is gebleken dat de return (die zowel rekening houdt met het koersverloop als met de uitbetaalde dividenden) van een aandeel op lange termijn hoger is dan van een obligatie. Dat wordt onder meer verklaard door het risico-agio dat de belegger eist. In tegenstelling tot een obligatie wordt het rendement van een aandeel meer bepaald door de meerwaarde die het aandeel na verloop van tijd verkrijgt dan door de opbrengst (dividend) die het aandeel biedt. • Door de hoge volatiliteit kunnen aandelen ook snelle meerwaarden bieden.
2.2.2. Nadelen • Een belegging in aandelen is een risicobelegging die tot grote minderwaarden kan leiden (en zelfs tot het volledige verlies van het belegde kapitaal). • Afhankelijk van de rentabiliteit van de vennootschap is het dividend een variabele opbrengst (in tegenstelling tot de vaste interest bij een obligatie). • De houders van gedematerialiseerde aandelen hebben geen stemrecht in de algemene vergadering en krijgen minder informatie dan de aandeelhouders op naam (tenzij ze een aantal formaliteiten vervullen om dit te verhelpen). • Bij elke transactie (aankoop of verkoop) worden er kosten aangerekend. Die kosten variëren volgens de beurs en de financiële bemiddelaar.
2.2.3. Risico’s • Het insolvabiliteitsrisico is niet relevant voor aandelen omdat zij durfkapitaal vormen en geen schuldvordering. De vennootschap die ze uitgeeft, is dus niet verplicht ze terug te betalen. Maar het spreekt voor zich dat aandelen bij een faillissement (bijna) al hun waarde kunnen verliezen. • Het liquiditeitsrisico hangt af van het volume transacties op het effect en van de free float (aandelen in omloop op de markten). Hoe groter de beurskapitalisatie van de vennootschap, hoe groter en dus hoe liquider de markt van haar aandelen is. • Het valutarisico is in principe onbestaand voor aandelen die in euro noteren. Het kan aanzienlijk zijn voor aandelen in andere munten, zoals de Amerikaanse dollar. De activiteit van de vennootschap speelt niettemin een rol in dit opzicht, naargelang haar resultaten al dan niet sterk afhankelijk zijn van de activiteit op de markten buiten de eurozone. • Het renterisico is onrechtstreeks aanwezig. De evolutie van de rentetarieven beïnvloedt namelijk de aandelenmarkten. Een rentestijging maakt de bedrijfsfinanciering via leningen bijvoorbeeld duurder, wat dus een lastenverhoging betekent. Maar wanneer de vastrentende beleggingen een aantrekkelijke opbrengst bieden, wordt het durfkapitaal wel minder aantrekkelijk voor de beleggers, wat een negatieve invloed kan hebben op de aandelenkoers. • Er is een groot risico op koersvolatiliteit. Het hangt sterk af van de kwaliteit van het bedrijf, de resultaten en de algemene beurstendensen. Een zogenaamd ‘speculatief’ aandeel houdt een hoger risico op koersvolatiliteit in dan een aandeel van een vennootschap met meer stabiele activiteiten (bijvoorbeeld in de elektriciteitssector). Er is dus een aanzienlijk risico voor wederverkoop met verlies (dus tegen een lagere koers dan de aankoopkoers) van een aandeel, zelfs als dat jaren geleden werd aangekocht. • Uiteraard is er een risico op een gebrek aan inkomsten aangezien het dividend een variabel inkomen is. Bovendien kan de vennootschap bepaalde jaren om verschillende redenen (zwakke resultaten, interne financiering van investeringen ...) besluiten om geen dividend uit te keren.
2.3. Mogelijke classificaties 2.3.1. Growth/value stocks A. Growth stocks (groeiaandelen) Groeiaandelen zijn aandelen van bedrijven die recentelijk een bovengemiddelde, snelle en sterke omzet- en winstgroei lieten optekenen en waarvan verwacht wordt dat ze dit nog voor langere tijd zullen blijven doen. Ze hebben doorgaans een hoge koers-winstverhouding en een laag dividendrendement of zelfs Informatiebrochure financiële instrumenten
19
helemaal geen dividend. De winsten worden immers in het bedrijf gehouden om te kunnen investeren in nieuwe technologieën, voorzieningen en uitrusting of in overnames om zo het klantenbestand uit te breiden en de verdere groei veilig te stellen. Beleggers zijn bereid om de relatief hoge koersen van die aandelen te betalen, want ze gaan ervan uit dat het bedrijf zal blijven groeien en dus ook de aandelenkoers mee zal stijgen. Dit maakt het koersverloop van groeiaandelen bijzonder gevoelig voor slecht nieuws, in het bijzonder voor tegenvallende resultaten, maar ook gevoeliger dan andere aandelen voor goed nieuws.
dezelfde wijze als alle andere bedrijven te analyseren om hun toekomstperspectieven te achterhalen. Samengevat worden die ondernemingen waarvan de activiteiten niet in belangrijke mate voornamelijk negatieve maatschappelijke effecten hebben als duurzaam beschouwd. Zo kunnen worden uitgesloten: wapenindustrie, genetische manipulatie, dwangarbeid, kinderarbeid, de tabaksindustrie en de alcoholische-drankenindustrie of pornografie.
B. Value stocks
2.3.3. Market capitalisation (marktkapitalisatie)
Value stocks zijn ondergewaardeerde aandelen van bedrijven met een doorgaans grotere ‘maturiteit’ en waarvan verwacht wordt dat de markt die eventuele onderwaardering (ten opzichte van het historische of sectorgemiddelde) zal corrigeren in de nabije toekomst. Ook aandelen van nieuwe bedrijven die door de beleggers nog niet ontdekt zijn of groeiaandelen die door tijdelijke tegenslag (bijvoorbeeld tegenvallende kwartaalresultaten, negatieve publiciteit, gerechtelijke problemen enz.) sterk in waarde verminderd zijn, horen thuis onder de noemer van value stocks. Van deze laatste verwachten de beleggers dat het bedrijf (snel) orde op zaken zal stellen om de winstevolutie weer op het juiste spoor te krijgen en weer aan te sluiten bij het vroegere groeipatroon. Deze aandelen worden over het algemeen gekenmerkt door een lage koers-winstverhouding, maar ook door andere lage waarderingsratio’s zoals de koers-boekwaardeverhouding, en een hoog dividendrendement. Ze worden dan ook vaak gekocht om de portefeuille van inkomsten te voorzien.
2.3.2. Sustainable Equity (duurzame aandelenbeleggingen) Bij duurzaam beleggen spelen bij de aandelenselectie niet alleen financiële maar ook sociale en ecologische maatstaven mee. Meer en meer beleggers vinden ethische motieven almaar belangrijker in de keuze van hun beleggingen. Ze hechten er belang aan dat hun gelden worden geïnvesteerd in ondernemingen die op meer dan alleen hun winstontwikkeling, producten en management worden beoordeeld. Ze willen dat er belegd wordt in bedrijven die er effectief in slagen hun sociale en ecologische verantwoordelijkheid te verzoenen met concurrentievermogen en rentabiliteit. Naast ethische overwegingen speelt toch ook het financiële nog een grote rol want ze gaan ervan uit dat deze ondernemingen het financieel beter zullen doen (toch op lange termijn) omdat ze gekenmerkt worden door een hoger groeitempo en een beter risicoprofiel. Een onderneming die weinig rekening houdt met het welzijn van haar personeel en de omgeving waarin zij actief is, zal hiervoor immers op termijn hoogstwaarschijnlijk een prijs betalen. Het blijft wel belangrijk om die ondernemingen op 20
Informatiebrochure financiële instrumenten
Beleggingen in sustainable equity gebeuren meestal via ICB’s.
Beurskapitalisatie wordt verkregen door het aantal uitgegeven aandelen van een bedrijf te vermenigvuldigen met de koers ervan. Er worden drie grote categorieën onderscheiden waarvan de grenzen nog al eens kunnen verschillen naargelang de bron.
A. Large caps (large capitalisation stocks) Onder deze categorie vallen de belangrijkste aandelen. Meestal aandelen van grote, vaak wereldwijd bekende en actieve ondernemingen die worden geacht defensief en degelijk te zijn. Ze zitten meestal in de nationale beursindexen en ze behoren tot de categorie van de meest verhandelde aandelen. Internationaal gezien worden alle bedrijven met een marktkapitalisatie van minstens 5 miljard Amerikaanse dollar als large caps beschouwd. Samen maken ze ongeveer 80% van de kapitalisatie van de totale markt uit. Deze bedrijven spelen dus een zeer belangrijke rol in de economie en krijgen veel aandacht. Maar hoe groter een bedrijf is, hoe moeilijker het wordt om snel te groeien waardoor deze large caps vaak minder snel groeien dan de gemiddelde start-up. Aan de andere kant hebben ze meestal een standvastige omzet en een regelmatige inkomstenstroom en dividenduitkering. Door hun kritische massa kunnen ze ook beter weerstaan aan een terugval in de economische conjunctuur dan kleinere bedrijven.
B. Midcaps (mid-sized capitalisation stocks) Onder deze categorie vallen de ondernemingen met een beurskapitalisatie tussen 2 en 5 miljard Amerikaanse dollar.
C. Smallcaps (small capitalisation stocks) en microcaps Onder deze categorie vallen de ondernemingen met een beurskapitalisatie tussen 150 miljoen en 2 miljard Amerikaanse dollar. Bij een beurskapitalisatie van minder dan 150 miljoen Amerikaanse dollar spreken we van microcaps.
2.4. Met aandelen gelijkgestelde beleggingen 2.4.1. Aandelen-ICB‘s A. Omschrijving Hier worden de ICB’s bedoeld die volgens hun statuten in aandelen mogen beleggen, rechtstreeks door de aankoop van individuele waarden of via de aankoop van derivaten met aandelen als onderliggende waarde. De ICB’s die aan die criteria voldoen (met uitzondering van ICB’s met minimaal 100% kapitaalbescherming) en de gestructureerde producten waarvan de uiteindelijke prestatie afhangt van het verloop van aandelen of beursindexen (behalve gestructureerde producten met een kapitaalbescherming van minimaal 100%) kunnen gelijkgesteld worden met aandelen, ongeacht hun juridische aard of hun beleid voor de uitkering van inkomsten. Effecten met een kapitaalbescherming van minimaal 100% worden als obligaties beschouwd (zie punt 3.4.2). Het spreekt voor zich dat ook ICB’s die beleggen in de hierboven genoemde ICB’s (dakfondsen) hieronder vallen, net als trackers met beursindexen als referentie-index. We verwijzen naar de punten 1.1.1 tot 1.1.3 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van ICB’s en naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van aandelen-ICB‘s 1. Voordelen Er is een zeer ruime waaier aan aandelen-ICB’s. De belegger die dat wenst, kan zo kiezen uit bijvoorbeeld aandelen uit een specifieke regio of een specifiek land, een of meer specifieke bedrijfstakken (financiën, farmaceutica ...), in een specifieke stijl (groei- of ‘growth’-aandelen, laag gewaardeerde bedrijven of ‘value’-aandelen, of een combinatie van deze stijlen, ‘blend’)... 2. Nadelen Aan beleggingen in aandelen-ICB’s zijn geen specifieke nadelen verbonden. 3. Risico’s Aan beleggingen in aandelen-ICB’s zijn geen specifieke risico’s verbonden. Het betreft de risico’s van de hiervoor beschreven onderliggende financiële instrumenten waarop ze zijn gebaseerd.
2.4.2. Aandelenderivaten (equity derivatives) Zoals aangekondigd in de inleiding kunnen financiële producten met aandelen of beursindexen als onderliggende activa gelijkgesteld worden met aandelen.
A. Aandelenopties (stock options) Een belangrijke categorie aandelenderivaten zijn aandelenopties. Opties worden doorgaans verhandeld op de financiële markt van de plaats van de voornaamste notering van het onderliggende aandeel. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten, naar punt 1.2.3.A voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van opties, en naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen.
B. Indexopties Indexopties zijn ook zeer gebruikelijk. Ze laten toe snel een positie in te nemen op de markt in het algemeen, zowel à la hausse als à la baisse, zonder verder te zoeken qua sectorale diversifiëring. Ze bieden ook de mogelijkheid om een deel van de portefeuille te beschermen tegen een negatief verloop van een markt in het algemeen of om net snel profijt te hebben van de positieve dynamiek van een markt. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten, naar punt 1.2.3.A voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van opties, en naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen.
C. Aandelenfutures (single stock futures) Een aandelenfuture is een gestandaardiseerd termijncontract met als onderliggende waarde een individueel aandeel. De contracten vertegenwoordigen meestal een pakket van 100 aandelen. Aandelenfutures hebben het specifieke voordeel dat ze het mogelijk maken te handelen in veel van ‘s werelds grootste aandelen via slechts één beurs met slechts één reglementering. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten, naar punt 1.2.3.B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van futures, en naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen.
Informatiebrochure financiële instrumenten
21
D. Aandelenindexfutures (stock index futures) en ‚mini‘s‘ 1. Omschrijving Een futurecontract op een aandelenindex is een overeenkomst om de waarde van een specifieke aandelenindex te kopen of te verkopen tegen een vooraf afgesproken prijs en op een vooraf bepaalde datum. Dit om te profiteren van of zich in te dekken tegen veranderingen in de prijs van de onderliggende indexen (cash indices genoemd) waarvan ze het prijsverloop op de voet volgen. Als u een indexfuture koopt, hoopt u later tegen een hogere prijs te kunnen verkopen. U kunt echter ook op een verwachte daling inspelen door een futurecontract te verkopen (short selling). In het kader van een portefeuillebeheer kan dankzij de futures op aandelenindexen aan risicobeheer worden gedaan en kunnen posities tegen een verwachte daling worden beschermd. Een futurecontract op een aandelenindex is een overeenkomst voor de aankoop of verkoop van: x (= de multiplier, wordt bepaald door de beurs waarop het contract verhandeld wordt) euro of Amerikaanse dollar maal de stand van de aandelenindex. Als de index dus op 1.000 staat en u de future koopt, vertegenwoordigt dat een aandelenpakket van x maal 1.000 euro of 1.000 Amerikaanse dollar. Om een contract aan te gaan hebt u niet de volledige x maal 1.000 euro of Amerikaanse dollar nodig, maar slechts een gedeelte daarvan. Deze waarborg is de initial margin en wordt door de beurs (en uw broker) bepaald. De contracten worden altijd in contanten afgerekend aangezien het onmogelijk is om een index te leveren. Aandelenindexfutures kunnen worden aangewend voor beleggingen op korte termijn (aangezien ze elektronisch 24 uur per dag verhandeld worden, kan er snel op kortetermijnbewegingen worden geanticipeerd), middellange of lange termijn. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten, naar punt 1.2.3.B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van futures, en naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen. Mini’s (soms ‘e-mini’s’ genoemd omdat ze elektronisch verhandeld worden) zijn futurecontracten die slechts een bepaald deel van een standaard futurecontract vertegenwoordigen. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van aandelenindexfutures a. Voordelen • Via één eenvoudige, goedkope transactie kunt u een breed gespreide positie in de aandelenmarkt innemen en er met één transactie weer uitstappen, terwijl voor de aan- of verkoop van verschillende aandelen meerdere transacties nodig zijn, wat tot hogere kosten leidt. 22
Informatiebrochure financiële instrumenten
• Het is even gemakkelijk om een baissepositie in te nemen (short position), dus eerst te verkopen en daarna weer terug te kopen dan om eerst een haussepositie (long position) in te nemen, namelijk eerst kopen en dan verkopen; Individuele aandelen ongedekt verkopen is iets ingewikkelder. • Door de ontwikkeling van ‘mini’s’, met een margin die bijvoorbeeld maar een vijfde bedraagt van hun standaard tegenhangers, zijn aandelenindexfutures toegankelijker geworden voor individuele beleggers. • Het is een interessante manier om een portefeuille tegen een dalende markt te beschermen. • Aandelenindexfutures zijn 24 uur per dag verhandelbaar (in tegenstelling tot trackers die enkel tijdens de openingsuren van de beurs verhandeld worden). b. Nadelen Aan beleggingen in aandelenindexfutures zijn geen specifieke nadelen verbonden. c. Risico’s Aan beleggingen in aandelenindexfutures zijn geen specifieke risico‘s verbonden.
E. Opties op futures 1. Omschrijving De voornaamste bijzonderheid van opties op futures is dat ze het hefboomeffect vermenigvuldigen dat eigen is aan zowel het beleggingsvehikel als aan het onderliggende actief. Het zijn dus beleggingsinstrumenten die onderhevig zijn aan buitengewoon forse schommelingen. Nog meer dan de basisderivaten zijn ze bedoeld voor beleggers die op de hoogte zijn van de marktontwikkelingen. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten, punt 1.2.3.A voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van opties, naar punt 1.2.3.B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van futures, naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen en naar de punten hierboven voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelenfutures. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van opties op futures a. Voordelen Met een relatief klein bedrag en dankzij de versterking van het hefboomeffect, kunt u met opties op futures vooral profiteren van een juiste anticipatie op de toekomstige evolutie van de onderliggende activa. b. Nadelen Aan beleggingen in opties op futures zijn geen specifieke nadelen verbonden.
c. Specifieke risico’s De versterking van het hefboomeffect maakt dit beleggingstype bijzonder volatiel en dus risicovoller.
F. Aandelenwarrants De eigenschappen van aandelenwarrants lijken zeer sterk op die van aandelenopties. Warrants worden doorgaans verhandeld op de financiële markt van de plaats van de voornaamste notering van het onderliggende aandeel. Met aandelenwarrants is het bijvoorbeeld mogelijk om vooruit te lopen op de snelle evolutie van het onderliggende aandeel of om zich te beschermen tegen een forse daling van dat aandeel als het in de portefeuille van de belegger zit. Ze maken dus een zeer gericht beheer mogelijk door een dynamische positie in te nemen op een specifieke waarde.
Op de eindvervaldag van de reverse convertible obligatie betaalt de emittent terug tegen de nominale waarde of in aandelen volgens de quotiteiten die op het moment van de intekening werden vastgelegd. Als de waarde van de onderliggende aandelen op de eindvervaldag hoger is dan de nominale waarde van de obligatie, dan wordt de lening in liquiditeiten terugbetaald tegen 100% van de nominale waarde. Ligt de waarde van de onderliggende aandelen op de eindvervaldag echter onder de nominale waarde van de obligatie, dan gebeurt de terugbetaling in aandelen. Het belangrijkste verschil tussen een gewone converteerbare obligatie (zie 3.3.7) en een ‘reverse convertible’ is dat het bij een klassieke converteerbare obligatie de houder en niet de emittent is die kiest voor de omzetting van zijn obligatie in aandelen of een volledige terugbetaling op de eindvervaldag.
We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten, naar punt 1.2.3.C voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van warrants en de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen.
Het hoge rendement (coupon) van een ‘reverse convertible’lening wordt naast de marktrente ook nog verklaard door een vergoeding voor het risico op een terugbetaling in aandelen op de eindvervaldag. Die extra rente vertegenwoordigt het recht (optie) van de emittent om de kiezen voor de terugbetaling die het gunstigst is voor hem.
G. Warrants op indexen
We verwijzen naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen en naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties.
Warrants op indexen gelijken sterk op opties op indexen. Ze maken het mogelijk snel positie te kiezen ten opzichte van de markt in het algemeen, zowel à la hausse als à la baisse, zonder verder te zoeken qua sectorale diversifiëring. Ze bieden ook de mogelijkheid om een deel van de portefeuille te beschermen (put warrant) tegen een negatief verloop van een markt in het algemeen of om net snel profijt te hebben van de positieve dynamiek van een markt (call warrant). We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten, naar punt 1.2.3.C voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van warrants en de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen.
2.4.3. Reverse convertible obligaties (reverse convertible bonds) A. Omschrijving Reverse convertible bonds zijn obligaties met een overwegend korte looptijd, een relatief hoge rentevoet en zonder kapitaalbescherming op de eindvervaldag. De terugbetalingsvoorwaarden zijn gelinkt aan het koersverloop van een of meer welbepaalde aandelen (de onderliggende waarde).
Reverse convertibles zijn eigenlijk gestructureerde producten en de commercialisering ervan op grote schaal is niet langer toegestaan volgens het moratorium op bijzonder complexe producten van 1 augustus 2011.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van ‚reverse convertible‘ obligaties 1. Voordelen • De houder van de obligatie geniet een uitgesproken hoger vast rendement dan bij traditionele obligaties. • Als de obligatie op de eindvervaldag niet in aandelen wordt omgezet, dan geeft ze recht op de terugbetaling van het nominale kapitaal op de eindvervaldag. 2. Nadelen • Er wordt slechts gedurende een korte periode een hoge coupon uitgekeerd. • ‘Reverse convertible’ obligaties zijn beperkt verhandelbaar op de secundaire markt. De verkregen prijs bij doorverkoop vóór de eindvervaldag zal meestal lager zijn dan de theoretische waarde van de structuur op het moment van de verkoop. • De houder stelt zich bloot aan het risico op een terugbetaling in aandelen op de eindvervaldag zonder daarvoor te hebben Informatiebrochure financiële instrumenten
23
gekozen. Dat is doorgaans het geval als de koers van de onderliggende aandelen gezakt is tijdens de looptijd van de obligatie. 3. Risico’s • Het risico op insolvabiliteit van de debiteur hangt af van de kwaliteit van de emittent, die wordt beoordeeld door de ratingagentschappen. Hoe beter de toegekende ‘rating’ (bijvoorbeeld AAA), hoe kleiner het risico. De vennootschappen die op deze markt actief zijn, hebben over het algemeen een goede reputatie, maar de ratingagentschappen zijn niet onfeilbaar en van tijd tot tijd gaat het mis. • Het liquiditeitsrisico kan groot zijn, want de secundaire markt voor dit soort belegging is over het algemeen beperkt. • Het renterisico met een koersdaling tot gevolg, is gering. • Het risico op koersvolatiliteit met een minderwaarde tot gevolg is groot omdat de koers van de reverse convertible obligatie de koers van het aandeel volgt. • Er is uiteraard een risico op een gebrek aan inkomsten ten gevolge van solvabiliteitsproblemen bij de emittent van de obligatie, aangezien de rente wordt betaald tot op het ogenblik van de omzetting. • Wanneer de koers van het aandeel of de onderliggende aandelen op de einddatum lager is dan de referentiekoers bij de uitgifte van de obligatie, wordt de obligatiehouder in aandelen vergoed volgens de oorspronkelijk vastgelegde voorwaarden. De waarde van die terugbetaling zal dan lager zijn dan het bedrag dat oorspronkelijk in de obligatie werd belegd.
2.4.4. Geïndexeerde obligaties waarvan de onderliggende index een beursindex is Geïndexeerde obligaties waarvan de onderliggende index, die de uiteindelijke prestatie van de belegging zal bepalen, een index is die gekoppeld is aan de aandelenmarkt, worden gelijkgesteld met obligaties als de nominale waarde voor minimaal 100% is beschermd en in de andere gevallen als aandelen beschouwd. We verwijzen naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen en naar punt 3.5.1 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van geïndexeerde obligaties.
2.4.5. Contingent converteerbare obligaties (coco‘s) A. Omschrijving De ‘contingent convertibles’ zijn obligaties die automatisch worden omgezet in aandelen zodra het kapitaalniveau van de emittent (financiële instelling) onder een vooraf bepaalde grens zakt. 24
Informatiebrochure financiële instrumenten
Het aantal aandelen dat in de toekomst eventueel zal worden toegekend naar aanleiding van de omzetting van die obligatie, wordt bepaald door een op voorhand vastgelegd conversiemechanisme. Contingent convertibles worden door financiële instellingen uitgegeven met als doel de solvabiliteit te versterken en het kapitaal zo nodig automatisch te verhogen. Contingent convertibles kunnen een vaste eindvervaldag hebben of eeuwigdurend zijn.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van coco‘s 1. Voordelen Coco’s hebben vaak een aantrekkelijke coupon in vergelijking met traditionele obligaties. 2. Nadelen • De intrinsieke waarde van een contingent convertible is moeilijker te bepalen (inschatting van de kans dat het kapitaalniveau van de emittent onder de vooraf bepaalde grens zal dalen). • De belegger is blootgesteld aan een waardedaling als gevolg van de omzetting in aandelen wanneer de emittent (financiële instelling) in moeilijkheden geraakt, maar profiteert niet van het sterkere stijgingspotentieel wanneer de emittent (financiële instelling) het goed doet.
3. Risico’s • Het liquiditeitsrisico kan groot zijn, want de secundaire markt is over het algemeen erg beperkt. • De obligatiehouder loopt het risico dat bij een conversie de nominale waarde fors vermindert of dat hij aandelen van een onderneming in moeilijkheden ontvangt. Bij conversie is de obligatie doorgaans achtergesteld, wat betekent dat de houder ervan pas na de andere obligatiehouders wordt terugbetaald. • Risico en rendement: het is mogelijk dat de coco’s geen periodieke coupons uitkeren.
Informatiebrochure financiële instrumenten
25
3. O bligaties (Fixed Income) Een obligatie (bond) is een schuldbekentenis van een emittent en voor de obligatiehouder het bewijs van zijn deelneming in een langetermijnlening (> 1 jaar) waarvoor hij doorgaans een periodieke interest (coupon) ontvangt. Het is een beleggingsinstrument van de kapitaalmarkt, de markt waarop geld met een looptijd langer dan 1 jaar wordt geleend of uitgeleend (terwijl geld met geld met een looptijd van 1 jaar of minder op de geldmarkt wordt verhandeld). Obligaties worden aan het publiek aangeboden gedurende een inschrijvingsperiode. In die periode kan de belegger de obligaties tegen de uitgifteprijs verkrijgen. Die kan boven, onder of a pari (100%) zijn om het rendement op de marktvoorwaarden af te stemmen. Na de uitgifteperiode kunnen de obligaties op de secundaire markt worden gekocht of verkocht. De liquiditeit van de markt hangt onder meer af van de omvang van de uitgifte en van de emittent. De transacties zullen dus plaatsvinden tegen een prijs die varieert volgens de evolutie van de rentetarieven (de prijs is in principe lager dans de uitgifteprijs als de rentetarieven sinds de uitgifte zijn gestegen en hoger in het omgekeerde geval) en volgens eventuele wijzigingen in de solvabiliteit van de emittent sinds het moment van de uitgifte.
Emittenten kunnen op grond van twee criteria ingedeeld worden: • het type emittent, • de rating van de emittent.
A. Types van emittenten De voornaamste types van obligatie-emittenten (issuer types) of kredietnemers zijn: • overheden (government bonds) • supranationale instellingen (supranational bonds) • bedrijven (corporate bonds), waarbij vooral de banken actief zijn (bijvoorbeeld in de vorm van kasbons of notes). 1. Overheid ‘Government bonds’ worden uitgegeven door overheden en zijn er met verschillende looptijden. Overheden doen vaak een beroep op de kapitaalmarkt om hun schulden of investeringsprojecten te financieren. Staatsobligaties zijn doorgaans liquider dan bedrijfsobligaties omdat het bedrag van de uitgifte vaak hoog is en de secundaire markt in de meeste gevallen goed georganiseerd is (in België door bemiddeling van het Rentenfonds1). De situatie verschilt echter sterk naargelang de emitterende staat..
Op de vervaldag wordt de obligatie terugbetaald tegen de vastgestelde prijs, meestal a pari (100% van de nominale waarde).
De bekendste vormen in België zijn lineaire obligaties en staatsbons.
3.1. Belangrijkste kenmerken van de traditionele obligaties
Staatsbons zijn vastrentende effecten met jaarlijkse coupon die door de Belgische staat worden uitgegeven. Dit type effecten is bestemd voor niet-professionele beleggers. De primaire markt van de staatsbons is enkel toegankelijk voor particulieren en enkele specifieke verenigingen, zoals vzw’s, stichtingen, kerkfabrieken ...
De voornaamste kenmerken van een klassieke obligatie zijn: • de emittent • de munt • de rentevoet • de vervaldag (en looptijd) • de prijs (en het rendement) • het bedrag van de uitgifte • de plaats van notering • de al dan niet achterstelling.
26
3.1.1. Emittent
Informatiebrochure financiële instrumenten
Lineaire obligaties (OLO’s) zijn gedematerialiseerde vastrentende effecten op middellange en lange termijn uitgegeven via aanbesteding door de Belgische Schatkist. Elke obligatiecategorie met dezelfde rentetarieven en dezelfde looptijd vormt een lijn.
1 Het Rentenfonds is een autonome openbare instelling, opgericht door de besluitwet van 18 mei 1945 en waarvan de verbintenissen worden gewaarborgd door de Belgische staat. De opdrachten ervan hebben betrekking op de secundaire obligatiemarkt van de Belgische overheidsschuld. Het Fonds wordt bestuurd door een comité van zes leden. Het publiceert marktinformatie over de rentetarieven en volumes op de gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten uitgegeven door de Belgische staat. Het stelt ook de lijst op van de leden van die markt.
De aanbiedingen gebeuren tegen uitgifteprijs en worden uitgereikt tegen de prijzen die de inschrijvers aanbieden. In principe vindt er maandelijks een aanbesteding plaats. Banken, spaarbanken, openbare kredietinstellingen en beursvennootschappen in België, alsook de banken en spaarbanken in het Groothertogdom Luxemburg en erkend door het Luxemburgse Monetaire Instituut kunnen deelnemen aan de aanbestedingen (primaire inschrijvers). Alle ingezetenen en niet-ingezetenen kunnen ongeacht hun juridisch statuut lineaire obligaties verwerven op de secundaire markt. In Europa zijn de bunds (Duitsland) en OAT’s (Frankrijk, ‘obligations assimilables du Trésor’) enkele van de bekendste benamingen voor obligaties die door de overheid worden uitgegeven. In de Verenigde Staten spreken we van treasury bills. 2. Supranationale instellingen ‘Supranational bonds’ worden uitgegeven door internationale instellingen zoals de Europese Investeringsbank (EIB) of de Wereldbank (World Bank). Ze zijn qua risico vergelijkbaar met de veiligste staatsleningen, maar hebben doorgaans een iets hoger rendement. 3. Bedrijfsobligaties Bedrijfsobligaties (corporate bonds) zijn effecten die een participatie vertegenwoordigen in een langlopende lening van een privéonderneming. Doordat ze een hoger risico inhouden dan staatsleningen geven ze voor vergelijkbare looptijden hogere rendementen dan die laatste. Financiële instellingen en banken in het bijzonder zijn doorgaans zeer actieve emittenten. Zij gebruiken dit middel om onder andere hun kredietverrichtingen te financieren. Zeer populaire instrumenten die de banken in België hanteren zijn kasbons. 4. Kasbons Kasbons zijn gedematerialiseerde effecten. Ze vertegenwoordigen een schuldbekentenis vanwege de kredietnemer (de kredietinstelling die de kasbon uitgeeft) ten opzichte van de lener (belegger die de kasbon koopt). Ze hebben meestal een looptijd van 1 tot 5 jaar, maar ook 10 jaar en meer is mogelijk. Ze worden doorlopend uitgegeven, dat wil zeggen op verzoek van de beleggers (geen vooraf bepaald uitgiftebedrag). Banken kunnen thematische volksleningen uitgeven in de vorm van kasbons, eventueel met toepassing van de wet van 26 december 2013 over de thematische volkslening. Op deze volksleningen zijn dan de bepalingen van die wet van toepassing.
5. Euro-obligaties Euro-obligaties behoren tot de meest gebruikte obligaties. Een euro-obligatie wordt uitgegeven door overheden of privéondernemingen buiten de binnenlandse markt en niet noodzakelijk in de munt van de kredietnemer. Euro-obligaties worden belegd via een internationaal syndicaat van financiële instellingen en kunnen overal ter wereld door beleggers worden aangekocht. Meestal worden euro-obligaties uitgegeven in euro, Amerikaanse dollar, enkele belangrijke Europese munten buiten de eurozone, Japanse yen en Canadese, Australische en NieuwZeelandse dollar.
B. Rating van de emittent Obligaties worden ook opgedeeld volgens de kredietwaardigheid van de kredietnemers (issuer quality). Die is bekend dankzij de aan de emittent toegekende ‘rating’. De rating geeft een indicatie van de kredietwaardigheid van de emittent op het moment van de toekenning. Ze wordt toegekend door gespecialiseerde en onafhankelijke firma’s (de voornaamste zijn Moody’s, Standard & Poors en Fitch). De laatste jaren werden er een reeks initiatieven genomen op Europees gebied om onder meer de betrouwbaarheid van de ratings te verbeteren, het ratingsproces transparanter te maken, belangenconflicten te vermijden en de rol van de ratingagentschappen beter te omlijnen. Wel moeten wij opmerken dat de rating van een uitgifte enkel wordt gegeven op vraag van en tegen betaling door de emittent. Dat betekent dus dat niet alle obligaties over een rating beschikken. Het ontbreken van een rating betekent niet noodzakelijk dat de kwaliteit van de lening minder goed is (ook al wordt ze door eersterangsemittenten bijna altijd aangevraagd). Soms kan een rating worden ‘afgeleid’ uit de rating van andere leningen van dezelfde emittent met vergelijkbare eigenschappen. Maar obligaties van dezelfde emittent kunnen ook verschillende ratings hebben. Zo heeft een achtergestelde obligatie (die pas wordt terugbetaald na terugbetaling van de schulden aan alle gewone schuldeisers en net voor de eventuele aandeelhouders) in principe een lagere rating dan een niet-achtergestelde obligatie (tegelijkertijd met de andere niet-bevoorrechte schuldeisers terugbetaald). De rating kan ook beïnvloed worden door de looptijd van de uitgifte. Daarenboven kan eenzelfde emittent of eenzelfde uitgifte verschillende ratings hebben bij verschillende ratingagentschappen. Dat verschil in rating wijst op een verschil in inschatting van het risico dat de emittent vertegenwoordigt voor de verschillende ratingagentschappen. Het beleid van de ratingagentschappen is erop gericht om de aan de emittenten toegekende ratings periodiek te herzien. De Informatiebrochure financiële instrumenten
27
S&P
Moody’s
AAA
Aaa
Het hoogste kwaliteitsniveau. Is de hoogste rating die wordt toegekend. Biedt een uitermate grote zekerheid van betaling van de interesten en terugbetaling van de hoofdsom.
AA+, AA, AA-
Aa1, Aa2, Aa3
Uitermate grote zekerheid van betaling van de interesten en terugbetaling van de hoofdsom. Deze rating verschilt slechts lichtjes van de hoogste.
A+, A, A-
A1, A2, A3
Grote zekerheid van betaling van de interesten en terugbetaling van de hoofdsom. Niettemin kunnen gewijzigde omstandigheden en negatieve veranderingen in het economische klimaat meer invloed hebben dan bij hogere ratings.
BBB+, BBB, Baa2, BBB-
Baa1, Baa3
Voldoende zekerheid van betaling van de interesten en terugbetaling van de hoofdsom. Hoewel er voldoende beschermingsfactoren aanwezig zijn, kunnen gewijzigde omstandigheden en negatieve veranderingen in het economische klimaat ertoe leiden dat de zekerheid van betaling van de interesten en terugbetaling van de hoofdsom aangetast wordt.
BB+, BB, BB-
Ba1, Ba2, Ba3
Geven het speculatieve karakter weer wat de zekerheid van betaling van de interesten en terugbetaling van de hoofdsom betreft. Hoewel deze uitgiften niet zonder enige kwaliteit zijn en ze zekere beschermingsfactoren hebben, overheersen de onzekerheden. Die uitgiften kunnen sterk aan negatieve ontwikkelingen zijn blootgesteld.
B+, B, B-
B1, B2, B3
Zeer speculatief
CCC+, CCC, CCC-
Caa
Verhoogd risico op niet-betaling
CC
Ca
Niet-betalingen zijn reeds vastgesteld.
C
C
U moet beducht zijn voor niet-betalingen op korte termijn.
D
Niet-betaling
+ ou -
1, 2, 3
Geeft de tendens aan binnen de categorie. (1 of + = rangschikking aan de bovengrens van de categorie enz.)
NR
NR
No rating: geen rating beschikbaar.
rating van een emittent kan immers aan belangrijke en soms snelle ontwikkelingen onderhevig zijn en biedt daarom geen betrouwbare indicator voor de toekomst. Tot slot nog dit. De ratingagentschappen zijn niet onfeilbaar en af en toe treden er fouten op. We spreken van ‘investment grade’-obligaties vanaf een rating BBB of hoger bij Standard & Poors en Baa of hoger bij Moody’s. Bij de uitgifte van financiële instrumenten is de algemene regel meestal: hoe slechter de rating, hoe hoger het rendement. Het rendement is immers de vergoeding voor het risico dat de houder van de obligatie neemt. ‘High yield’-obligaties (high yield bonds) zijn obligaties met een lagere rating dan investment grade en waarvoor de kans op een faillissement van de emittent dus groter is. Dit type obligaties wordt ook wel junk bonds (rommelobligaties) genoemd. Emerging market bonds zijn uitgegeven door groeilanden, of bedrijven uit die landen, die door de gespecialiseerde ratingagentschappen meestal een rating lager dan investment grade toegekend krijgen.
28
Informatiebrochure financiële instrumenten
C. Verband tussen type emittent en rating Staatsleningen van de belangrijkste industrielanden zoals de Verenigde Staten en Duitsland krijgen meestal een AAA-rating en bieden de belegger alle garanties. Aangezien ze het laagste risico hebben, bieden ze ook het minst aantrekkelijke rendement. Maar niet alle staatsleningen beschikken over een dergelijke rating. Staatsleningen van groeilanden bijvoorbeeld, zijn veel riskanter met zelfs een risico op niet-betaling. Er werden ook reeds schuldherschikkingsmaatregelen vastgesteld. Leningen van supranationale instellingen, zoals de Europese Investeringsbank en de Wereldbank, hebben gewoonlijk een zeer hoge rating (dikwijls AAA). Bedrijfsleningen hebben zeer uiteenlopende ratings afhankelijk van de financiële gezondheid van de betrokken onderneming en de kwaliteit van haar management. De betrouwbaarheid ervan is doorgaans wel kleiner dan die van eersterangsstaten. Er zijn AAA-bedrijven, maar net zo goed werd er al een niet-betaling vastgesteld.
3.1.2. Uitgiftemunt
3.1.5. Bedrag van de uitgifte
De munt van een lening is een van de andere hoofdkenmerken.
Het bedrag van de uitgifte speelt een belangrijke rol voor de liquiditeit ervan en dus voor de mogelijkheid van de belegger om zijn lening tijdens de looptijd te kopen of te verkopen. Hoe hoger dit bedrag, hoe liquider de belegging, wat een efficiëntere secundaire markt mogelijk maakt.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen leningen in euro (en dus zonder valutarisico voor een Europese belegger in de eurozone) en leningen in vreemde valuta’s. Sommige valuta’s, zoals de dollar, kunnen sterk schommelen ten opzichte van de euro (zowel op- als neerwaarts). Andere valuta’s zijn eerder stabiel ten opzichte van de euro (zoals de Deense kroon). Landen die hun munt opgenomen willen zien in de eenheidsmunt, hebben economische en financiële convergentiedoelstellingen die de schommelingen van hun munt ten opzichte van de euro moeten afzwakken. De keuze van de munt beïnvloedt ook het rentetarief van de lening. Dat hangt af van het economische (en politieke) klimaat in het land van de betrokken munt (hogere rentevoet in landen met bijvoorbeeld een hoge schuldenlast of een hoge inflatievoet).
3.1.3. Vervaldag en duration De looptijd van de uitgifte beïnvloedt eveneens het rendement van de obligatie. De regel is meestal: hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger de rentevoet. De duration van een financieel instrument met vaste rentevoet, zoals een obligatie, is de gemiddelde looptijd van zijn financiële stromen afgewogen tegen de geactualiseerde waarde. Aan de hand van de duration kunnen verschillende instrumenten of obligaties met vaste rentevoet met elkaar worden vergeleken, ongeacht hun uitgiftevoorwaarden. De duration maakt het mogelijk de gevoeligheid van een obligatie voor renteschommelingen op de markten te meten.
3.1.4. Rentevoet Het niveau van de rentevoet bepaalt de vergoeding die aan de belegger zal worden toegekend. Zoals eerder vermeld, wordt de rentevoet vastgelegd op grond van verschillende parameters zoals: • het internationale obligatieklimaat en de munt van de lening; • de kwaliteit en het type van de emittent; • de looptijd van de lening.
Staatsleningen, of toch zeker die met een hoge rating, genieten doorgaans een zeer goede liquiditeit. Hetzelfde geldt meestal voor leningen van supranationale instellingen. Voor bedrijfsleningen kan de liquiditeit sterk variëren en voor bepaalde leningen kan het zo goed als onmogelijk zijn om transacties uit te voeren tijdens de looptijd ervan of vindt de transactie plaats met een aanzienlijk disagio ten opzichte van de intrinsieke waarde van de lening.
3.1.6. Al dan niet achterstelling Een achtergestelde lening is een lening die bij faillissement wordt terugbetaald na terugbetaling van alle andere schuldeisers en net voor de aandeelhouders. Het risico is groter dan bij een niet-achtergestelde lening. Het bijkomende risico dat de belegger loopt, kan worden geraamd dankzij de rating van de lening die natuurlijk rekening houdt met de achterstelling daarvan.
3.2. Voordelen, nadelen en risico’s van obligaties 3.2.1. Voordelen • Deze belegging biedt in principe geen enkele onzekerheid (bedrag en datum van tussentijdse inkomsten en terugbetaling van kapitaal bepaald op moment van de uitgifte). • Obligaties bieden een hogere vergoeding dan kortetermijnbeleggingen en het risiconiveau is lager dan bij beleggingen in aandelen. Die vergoeding is meestal aantrekkelijker naarmate de rating van de emittent zwakker is (wat ook gepaard gaat met een hoger risico). • Obligaties bieden beleggers op zoek naar inkomsten een aantrekkelijk rendement. • Naast een regelmatig inkomen kunnen obligaties ook zorgen voor meerwaarden als de marktrente zakt onder de rentevoet van de aangehouden obligatie. • In tegenstelling tot ‘privébeleggingen’, zijn obligaties meestal op elk moment verhandelbaar op een secundaire markt.
Informatiebrochure financiële instrumenten
29
3.2.2. Nadelen • De volledige terugbetaling van het kapitaal geldt pas op de eindvervaldag. • Tijdens de looptijd van de lening schommelt de waarde van de obligatie volgens verschillende factoren waarvan de evolutie van de rentetarieven en de financiële betrouwbaarheid van de emitterende vennootschap de voornaamste zijn. • De werkelijke waarde van de hoofdsom bij de terugbetaling op de eindvervaldag is meestal lager dan die van de hoofdsom op het moment van de uitgifte wegens de inflatie. Dit fenomeen wordt ‘monetaire erosie’ genoemd en is groter naarmate de inflatie hoog is en de looptijd van de obligatie lang. Het wordt opgevangen als de nominale rentevoet hoger is dan de gemiddelde inflatievoet tijdens de looptijd van de obligatie. • Een lening kan alleen tijdens de inschrijvingsperiode tegen de beginvoorwaarden worden afgesloten. Buiten die periode wordt de lening verworven tegen een variabele prijs en moet de aankoopprijs verhoogd worden met beurskosten. Specifieke nadelen van de OLO’s We verwijzen naar punt 3.1.1.A.1 voor de definitie van een OLO. De particuliere belegger kan ze alleen op de secundaire markt verwerven, met kosten tot gevolg.
3.2.3. Risico’s • Het insolvabiliteitsrisico van de emittent varieert sterk volgens de obligatie. Het is beperkt voor overheidsobligaties van landen uit de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) (staatswaarborg), voor obligaties uitgegeven door supranationale instellingen en doorgaans ook voor uitgiften waarvoor de emittent een kwaliteitsrating kreeg (investment grade). In die gevallen bestaat er weinig twijfel over de terugbetaling van het kapitaal op de eindvervaldag. Voor ‘non investment grade’obligaties daarentegen is het insolvabiliteitsrisico van de debiteur en dus het betalingsrisico heel wat groter. Het risico neemt toe naarmate de kwaliteit van de rating daalt. Ratingagentschappen zijn echter niet onfeilbaar en af en toe treden er fouten op. • Het risico op insolvabiliteit van de emittent is groter bij achtergestelde obligaties. Als de emittent in moeilijkheden verkeert, wordt de achtergestelde obligatie pas terugbetaald na aflossing van alle ‘normale’ schuldvorderingen en net voor de aandeelhouders. • Het risico dat de emittent de regelmatige interesten van de lening niet betaalt, volgt dezelfde regels als het risico op niet-betaling op de eindvervaldag van de lening. • De liquiditeit van de lening, en dus de mogelijkheid om een lening tijdens de looptijd te kopen of verkopen, is zeer variabel. Ze hangt hoofdzakelijk af van het bedrag van de uitgifte (hoe groter de uitgifte, hoe efficiënter de secundaire 30
Informatiebrochure financiële instrumenten
markt), het transactievolume en het type van emittent (staatsobligaties kunnen tijdens de looptijd meestal gemakkelijker verhandeld worden dan leningen van individuele ondernemingen). De liquiditeit van de secundaire markt is soms ook zeer zwak voor effecten in weinig courante munten. • Het valutarisico hangt af van de munt waarin de lening is uitgegeven. Het is ook aanwezig bij de betaling van iedere coupon. Voor een Europese belegger uit de eurozone is dit risico onbestaand voor leningen in euro. Voor valuta’s die verbonden zijn aan de eenheidsmunt is het risico laag. Voor de andere valuta’s is er wel een groot risico. In principe is er een omgekeerde verhouding (vooral op lange termijn) tussen het rentetarief en de stabiliteit van de buitenlandse munt (een munt met een hoger rentetarief dan een andere vertoont de neiging om aan waarde te verliezen ten opzichte van die munt). • Het renterisico, dat tot een minderwaarde voor de houder van de obligatie kan leiden, is groot. De waarde van een obligatie daalt immers als de marktrente stijgt (wat nieuwe uitgiften aantrekkelijker maakt). De waarde van de obligatie zal immers dalen tot op een niveau waarop het rendement (de rentevoet vergeleken met de koers) gelijk zal zijn aan het rendement van een nieuwe obligatie die op de primaire markt wordt uitgegeven. Bijgevolg is het risico op een daling groter naarmate de resterende looptijd van de obligatie langer is. • Het volatiliteitsrisico hangt eveneens af van de resterende looptijd van de obligatie (hoe verder de vervaldag verwijderd is, hoe gevoeliger de obligatie voor renteschommelingen) en van de evolutie van de financiële situatie van de emittent (de obligatiekoers reageert negatief op een verslechtering van de rating van de emittent of het risico dat die verslechtert). • Sommige obligaties kunnen voorzien in een calloptie. Dit laat de emittent toe de lening vroegtijdig terug te betalen tegen een koers en op een datum die worden vastgelegd op het moment van de uitgifte. De emittent maakt meestal gebruik van deze mogelijkheid als de rente sterk gezakt is ten opzichte van die van de obligatie. Dit vormt ook een risico voor de obligatiehouder omdat hij zo aantrekkelijke voorwaarden (die van de aangehouden lening) kan mislopen en verplicht wordt te herbeleggen tegen marktvoorwaarden (die dus minder aantrekkelijk zijn).
3.3. Andere types van obligaties Sommige obligaties hebben andere eigenschappen dan degene die hierboven werden opgesomd voor de zogenaamd ‘traditionele’ obligaties. Die eigenschappen kunnen de voor- en nadelen van de obligaties soms aanmerkelijk veranderen. We stellen hierna een aantal obligaties voor met uiteenlopende kenmerken. Er kunnen altijd nieuwe types gecreëerd worden.
3.3.1. Nulcouponobligaties
3.3.2. Gestripte obligaties
A. Omschrijving
A. Omschrijving
Deze obligaties betalen geen jaarlijkse interest uit, maar de rente wordt gekapitaliseerd tot aan de vervaldag. De uitgifteprijs is veel lager dan de terugbetalingsprijs, want hij vertegenwoordigt de nominale waarde die op grond van de uitgiftedatum en de vastgestelde interest is geactualiseerd. Bijvoorbeeld: een nulcouponobligatie met een nominale waarde van 100 euro en een rendement op 10 jaar van 10%, heeft een uitgifteprijs van 38,55%. Omgekeerd kunnen we stellen dat een investering van 38,55 euro vandaag, tegen een samengestelde rentevoet van 10%, over 10 jaar 100 euro zal waard zijn.
Bepaalde op de markt uitgegeven obligaties kunnen worden gestript. Dat betekent dat de mantel en de coupons van een lening worden gescheiden en afzonderlijk noteren. De mantel heeft dus een eigen notering net zoals elke coupon. Het gaat telkens om activa die niet voorzien in tussentijdse financiële stromen vóór de eindvervaldag.
We verwijzen naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen.
Dit systeem wordt vaak gebruikt door verzekeraars om het tempo van hun kapitaalstromen te beheren en wordt bijna uitsluitend toegepast op staatsobligaties. We verwijzen naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van nulcouponobligaties
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van gestripte obligaties
1. Voordelen • Aangezien nulcouponobligaties geen inkomen uitkeren hebben ze een langere duration voor een resterende looptijd gelijk aan die van een traditionele obligatie. Dat betekent dat in een periode dat de rentetarieven dalen, de koersstijging zwaarder doorweegt dan bij een traditionele obligatie. • Het gebrek aan tussentijdse kapitaalstromen vermijdt het risico op herbelegging (waarvan het rendement eventueel lager kan zijn dan het oorspronkelijke rendement). • De duration is gemakkelijk te berekenen, want er zijn geen tussentijdse kapitaalstromen.
1. Voordelen • Door obligaties te ‘strippen’ worden de verschillende met deze obligaties verbonden kapitaalstromen gescheiden en kan dus dankzij de grotere flexibiliteit beter worden ingespeeld op de behoeften van de financiële interveniënten. • Aangezien de verschillende componenten geen tussentijdse inkomsten uitkeren, hebben ze een langere duration voor een resterende looptijd gelijk aan die van een traditionele obligatie. Dat betekent dat in een periode dat de rentetarieven dalen, de positieve reactie van de koers zwaarder doorweegt dan bij een traditionele obligatie. • De duration van de verschillende elementen is zeer gemakkelijk te berekenen, want er zijn geen tussentijdse kapitaalstromen. • Het gebrek aan tussentijdse kapitaalstromen vermijdt het risico op herbelegging (waarvan het rendement eventueel lager kan zijn dan het oorspronkelijke rendement).
2. Nadelen Met een nulcouponobligatie is de belegger verplicht een deel van zijn positie te verkopen als hij een inkomen wenst, en daaraan zijn kosten verbonden. 3. Risico’s Aangezien nulcouponobligaties geen inkomen uitkeren, hebben ze een langere duration voor een resterende looptijd gelijk aan die van een traditionele obligatie, wat leidt tot een sterkere volatiliteit en grotere tijdelijke minderwaarden in een periode dat de rente stijgt.
2. Nadelen Met enkel de mantel is de belegger verplicht een deel van zijn positie te verkopen als hij een inkomen wenst, wat kosten met zich meebrengt. 3. Risico’s Aangezien gestripte obligaties geen inkomen uitkeren, hebben ze een langere duration voor een resterende looptijd gelijk aan die van een traditionele obligatie, wat leidt tot een sterkere volatiliteit en grotere tijdelijke minderwaarden in een periode dat de rente stijgt.
Informatiebrochure financiële instrumenten
31
3.3.3. Inflatiegebonden obligaties A. Omschrijving Inflatiegebonden obligaties zijn een bijzondere vorm van geïndexeerde obligaties (voor de ander vormen, zie punt 3.5.1). Ze keren een periodieke coupon uit, net zoals de traditionele obligaties, maar de coupon wordt uitgekeerd op een nominaal bedrag dat aan de inflatie is aangepast. We verwijzen naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van inflatiegebonden obligaties 1. Voordelen • Ze maken het mogelijk in te spelen op de evolutie van het inflatieniveau en vormen dus een efficiënte kapitaalbescherming bij toenemende inflatie. • Geïndexeerd obligaties beschermen de belegger tegen de inflatie voor de volledige belegging. 2. Nadelen • Aangezien het inflatieniveau uiteraard niet op voorhand bekend is, weet de belegger niet hoe groot het bedrag van de inkomsten uiteindelijk zal zijn. • Geïndexeerde obligaties kunnen nadelig zijn in periodes met een zwakke inflatie of deflatie. 3. Risico’s Inflatiegebonden obligaties hebben doorgaans een lange duration omdat de coupon laag is.
3.3.4. Obligaties met vlottende rente (FRN – floating rate notes) A. Omschrijving Obligaties met vlottende rente zijn obligaties waarvan de rentevoet regelmatig wordt vastgesteld voor de volgende periode (bijvoorbeeld om de zes maanden voor de komende zes maanden). De voorwaarden voor de bepaling van de rente worden in elk geval vastgelegd bij de uitgifte van de lening. De coupon wordt doorgaans vastgelegd met als referentie de rente van een ander obligatie-instrument. We verwijzen naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van obligaties met vlottende rente 1. Voordelen • Obligaties met vlottende rente passen zich in principe regelmatig aan de marktvoorwaarden aan. In een lagerenteklimaat zorgen ze ervoor dat de belegger niet tot aan de vervaldag aan weinig aantrekkelijke rentevoorwaarden vastzit maar dat hij kan inspelen op de marktomstandigheden en kan profiteren van een eventuele rentestijging. • Aangezien de coupon van obligaties met vlottende rente regelmatig wordt aangepast aan de marktvoorwaarden, is de waarde ervan op de secundaire markt in principe stabieler dan die van een traditionele obligatie. 2. Nadelen • Aan obligaties met vlottende rente worden soms bijkomende voorwaarden gesteld waarin de rente wordt begrensd. • Dergelijke obligaties hebben vaak een lange looptijd en sommige obligaties van dit type zijn zelfs ‘eeuwigdurende’ obligaties (zie punt 3.3.5). Dat betekent dat u naar de secundaire markt moet om de obligatie van de hand te doen, wat automatisch transactiekosten met zich meebrengt. • Obligaties met vlottende rente kunnen van een calloptie worden voorzien. Dat laat de emittent toe de lening vervroegd terug te betalen tegen een koers en op een datum die worden vastgelegd op het moment van de uitgifte. De emittent maakt meestal gebruik van die mogelijkheid als de marktrente sterk gezakt is ten opzichte van die van de obligatie. Dit vormt een risico voor de obligatiehouder omdat hij de aantrekkelijke voorwaarden van zijn eerste lening kan mislopen en verplicht wordt zijn kapitaal te herbeleggen tegen marktvoorwaarden (die dus minder aantrekkelijk zijn). 3. Risico’s De liquiditeit van leningen met variabele rente is niet altijd erg groot, waardoor vaak geen transactie mogelijk is tegen een prijs die aanleunt bij de intrinsieke waarde van de obligatie.
3.3.5. Eeuwigdurende obligaties A. Omschrijving Dit zijn obligaties zonder vervaldag. Ze zijn meestal wel voorzien van een call. Een call betekent dat de emittent het recht heeft om op zekere data of tijdens periodes bepaald op het moment van de uitgifte, de lening te beëindigen en de obligatiehouder terug te betalen tegen een prijs die ook op voorhand werd vastgelegd. Sommige coco’s (zie punt 2.4.5) kunnen eeuwigdurende obligaties zijn.
32
Informatiebrochure financiële instrumenten
We verwijzen naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van eeuwigdurende obligaties 1. Voordelen Historisch gezien is het rendement van eeuwigdurende obligaties doorgaans aantrekkelijk in vergelijking met dat van traditionele obligaties. 2. Nadelen Aangezien er op voorhand geen vervaldag wordt bepaald, kan de belegger zijn obligatie alleen op de secundaire markt verkopen, wat kosten met zich meebrengt. 3. Risico’s • Een eeuwigdurende obligatie heeft een lange looptijd, wat de koers ervan zeer gevoelig maakt voor de evolutie van de obligatiemarkten. De volatiliteit van de koers en het risico op minderwaarden zijn dus hoger dan bij een traditionele obligatie. • In sommige gevallen behoudt de emittent zich het recht voor om de uitbetaling van de coupon op te schorten. • Het bestaan van een call kan ook beschouwd worden als een risico voor de belegger, in die zin dat de call doorgaans wordt uitgeoefend als de emittent de mogelijkheid ziet om zich tegen een betere prijs te financieren. Dat is vaak het geval bij een lage marktrente. De houder van de obligatie is dan verplicht om in een minder winstgevend product te herbeleggen.
3.3.6. Converteerbare obligaties A. Omschrijving Converteerbare obligaties hebben net als traditionele obligaties een vaste coupon en een vaste looptijd. Het verschil is dat de houder van de obligatie het recht (en niet de plicht) heeft om gedurende één of meer periodes en tegen voorwaarden die op voorhand worden vastgelegd, zijn obligatie om te zetten in aandelen of in nieuwe aandelen van de emittent of uitzonderlijk van een andere onderneming. Als het bedrijf verschillende aandelenklassen uitgeeft, moet worden vastgesteld in welke soort aandelen die obligaties kunnen worden geconverteerd. Er kunnen ook ‘achtergestelde’ converteerbare obligaties worden uitgegeven, waarmee bedoeld wordt dat deze obligaties bij een eventuele ontbinding van de emitterende vennootschap worden achtergesteld tegenover alle tegenwoordige en toekomstige schuldeisers. De conversieperiode is de periode waarin de omwisseling (of conversie) kan gebeuren. De conversieprijs is bepaald door de emittent bij de uitgifte van
de converteerbare obligaties. Het is de prijs in converteerbare obligaties (tegen nominale waarde) waartegen de emitterende onderneming aandelen zal afstaan gedurende de conversieperiode. Zo wordt de conversieverhouding vastgesteld, dit is het aantal aandelen dat wordt verkregen uit de conversie van een obligatie (op grond van de nominale waarde). Soms wordt er verduidelijkt dat de conversieverhouding die de houder van een obligatie geniet, minder voordelig wordt wanneer hij de conversie uitstelt. Aangezien op de beurs de koers van de converteerbare obligatie en die van het ermee verbonden aandeel aan schommelingen onderhevig zijn, moet regelmatig een omrekeningskoers worden berekend. Die omrekeningskoers wordt verkregen door de huidige beurskoers van de converteerbare obligatie te delen door de bij de uitgifte vastgestelde conversieverhouding. Het verschil (in procent) tussen de omrekeningskoers en de huidige koers van het aandeel geeft de conversiepremie. Een positieve conversiepremie betekent dat het aandeel zoveel procent goedkoper kon worden verkregen door het rechtstreeks op de beurs te kopen in plaats van het via de converteerbare obligatie aan te schaffen (nl. door te converteren), in de veronderstelling dat de conversie onmiddellijk plaatsvindt. Een negatieve conversiepremie betekent dat het aandeel zoveel procent goedkoper kon worden aangeschaft via een converteerbare obligatie in plaats van het aandeel rechtstreeks op de beurs te kopen. De koers van de converteerbare obligatie volgt gewoonlijk die van het aandeel aangezien het toch een potentieel aandeel is, afgezien van de vaste rentevoet en de terugbetaling a pari. Bij een conversie wordt geen rekening gehouden met de pro rata interest vanaf 1 januari van het lopende jaar, maar de aandelen die voortkomen uit de conversie genieten het volledige dividend van het boekjaar. We verwijzen naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van converteerbare obligaties 1. Voordelen • Tot de conversie geniet de obligatiehouder een vast rendement, hoewel dat doorgaans lager is dan het rendement op gewone obligaties. • Als de obligatiehouder zijn obligatie niet converteert, geeft ze recht op de terugbetaling van het nominale kapitaal op de eindvervaldag. Het risico van een converteerbare obligatie is dus veel kleiner dan van het onderliggende aandeel. • De obligatiehouder heeft gedurende de conversieperiode de mogelijkheid om bij een positieve ontwikkeling van de activiteit van de emitterende onderneming aanspraak te maken op de ontstane meerwaarde door de omzetting van zijn obligaties in aandelen. Informatiebrochure financiële instrumenten
33
• De obligatie kan verhandeld worden op de secundaire markt. 2. Nadelen • Het rendement dat de obligatiehouder tot de conversiedatum geniet, is doorgaans lager dan het rendement op gewone obligaties. • Het risico op een minderwaarde op de vervaldag als gevolg van monetaire erosie is vaak groter dan voor een traditionele obligatie omdat de rentevoet van een converteerbare obligatie meestal lager is. • De intrinsieke waarde van een converteerbare obligatie is moeilijker te bepalen (die waarde hangt zowel af van de obligatiemarkt als van de waardering van het onderliggende aandeel). 3. Risico’s • Het liquiditeitsrisico kan groot zijn, want de secundaire markt is over het algemeen erg beperkt. • Het renterisico met een koersdaling tot gevolg is in principe beperkt omdat de rentevoet doorgaans veel lager is dan van een gewone obligatie. Wanneer het aandeel daarentegen een groot disagio laat optekenen, wordt de converteerbare obligatie een gewone obligatie met het daaraan verbonden renterisico. • Het risico op koersvolatiliteit met een minderwaarde tot gevolg is tamelijk groot, omdat de koers van de converteerbare obligatie de koers van het aandeel vrij nauwgezet volgt. Na de conversie zijn er de risico’s van het aandeel.
3.3.7. Obligaties met warrant A. Omschrijving Een obligatie met warrant is een obligatie voorzien van een apart verhandelbaar effect, dat de houder het recht geeft om later, tegen contante betaling, in te tekenen op een ander effect dat binnen een vooraf bepaalde termijn wordt uitgegeven. Het inschrijvingsrecht, dat wordt vertegenwoordigd door de coupon, wordt ‘warrant’ genoemd. De obligatie met warrant is dus een samengesteld financieel product dat twee soorten financiële instrumenten in zich verenigt op het ogenblik van de uitgifte: de eigenlijke lening en de warrant. Een obligatie met intekenbon op een aandeel geeft een intekenrecht op een aandeel dat door de vennootschap zal worden uitgegeven tegen een bij de uitgifte van de obligatie bepaalde prijs. Zolang de obligatie en de warrant samen zijn, spreken we van een lening ‘cum warrant’. Maar in het algemeen kan een warrant apart worden verhandeld en aan de beurs noteren. De lening is dan ‘ex warrant’. Tijdens de uitgifteperiode van de obligatie of het aandeel waarop de warrant recht geeft, kan de obligatiehouder naar keuze zijn inschrijvingsrecht uitoefenen of zijn warrant verkopen. Hij zal zijn recht bijvoorbeeld uitoefenen als hij de prijs van het nieuwe aandeel interessant acht. 34
Informatiebrochure financiële instrumenten
Zonder de warrant wordt de obligatie een gewone obligatie met een vaste rente en een (meestal vrij lage) coupon. De obligatie heeft een vaste eindvervaldag waarop het geleende kapitaal volledig wordt terugbetaald. De eigenschappen gelijken dus sterk op die van traditionele obligaties (punt 3.1). Zonder obligatie gedraagt de warrant zich als andere warrants (zie punt 1.2.3.C). We verwijzen naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen en naar punt 1.2.3.C voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van warrants.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van obligaties met warrant 1. Voordelen • De warrant vertegenwoordigt een recht en niet een plicht; als de uitoefeningsvoorwaarden van het recht ongunstig zijn, is de houder niet verplicht het uit te oefenen en behoudt hij de zekerheid van een obligatie. Zijn de uitoefeningsvoorwaarden van de warrant echter wel gunstig, dan kan de houder hopen op een meerwaarde. • De obligatie ‘cum warrant’, ‘ex-warrant’ en de warrant zijn beursgenoteerd en dus verhandelbaar. 2. Nadelen • De interest op een obligatie met warrant is doorgaans lager dan bij een gewone obligatie. • Obligaties cum warrant of ex warrant zijn meestal weinig liquide en dus vóór de vervaldag ook moeilijk over te dragen tegen een prijs die de intrinsieke waarde benadert. • Het risico op een minderwaarde op de eindvervaldag als gevolg van monetaire erosie is vaak groter dan voor een traditionele obligatie omdat de rentevoet van een obligatie met warrant meestal lager is. 3. Risico’s • Het liquiditeitsrisico hangt af van de omvang van de secundaire markt, die beperkt kan zijn. • Het renterisico met een koersdaling tot gevolg is in principe vrij beperkt omdat de rentevoet doorgaans lager is dan van een gewone obligatie. Maar wanneer de aangehechte warrant die recht geeft op een nieuw aandeel al zijn waarde verliest, wordt de obligatie een gewone obligatie met het daaraan verbonden renterisico. • Het risico van koersvolatiliteit met een minderwaarde tot gevolg kan tamelijk groot zijn bij een obligatie met een warrant waarmee een nieuw aandeel kan worden verworven, omdat de prijs ervan gedeeltelijk de koers van het aandeel volgt.
3.3.8. Covered Bonds Covered bonds zijn obligaties uitgegeven door kredietinstellingen waarbij de obligatiehouders over een dubbel verhaalsrecht (“dual recourse”) beschikken enerzijds op de kredietinstelling zelf (i.e. het algemeen vermogen van de kredietinstelling) en anderzijds in prioritaire orde op de onderliggende schuldvorderingen die als dekking dienen voor de uitgifte van de covered bonds en zekere andere activa die samen het bijzonder vermogen vormen. De kredietinstelling heeft de voortdurende verplichting er voor te zorgen dat de dekkingswaarden die deel uitmaken van het bijzonder vermogen in stand worden gehouden en op elk ogenblik volstaan om de verplichtingen ten aanzien van de obligatiehouders te voldoen. We verwijzen naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen. 1. Voordelen Het bijzonder vermogen biedt een betere bescherming tegen insolvabiliteit van de emittent ten opzichte van gewone obligatiehouders. Het bijzonder vermogen en de ermee verbonden rechten en plichten zullen immers volledig afgescheiden blijven en de verplichtingen en schulden van het bijzonder vermogen worden hierdoor niet opeisbaar en betaalbaar. 2. Nadelen De uitgifte van covered bonds is onderworpen aan belangrijke administratieve lasten, zoals de aanstelling van een portefeuillesurveillant, die de titel van revisor heeft, een specifiek prudentieel toezicht, en in bijzondere gevallen, een portefeuillebeheerder die optreedt ten aanzien van het bijzonder vermogen. 3. Risico’s Op dit vlak is er een specifiek risico van vermenging met de failliete boedel (“commingling”), met het algemeen vermogen van de kredietinstelling. Bij insolvabiliteit van een kredietinstelling kunnen beleggers (natuurlijke personen en KMO’s) genieten van een voorrecht op hun schuldvordering, onverminderd de eventuele toepassing van de depositobeschermingsregels.
3.4. Met obligaties gelijkgestelde beleggingen 3.4.1. Obligatie-ICB‘s A. Omschrijving Hier worden de ICB’s bedoeld die volgens hun statuten in obligaties mogen beleggen, rechtstreeks door de aankoop van individuele waarden of onrechtstreeks via de aankoop van derivaten met obligaties als onderliggende waarde. Alle ICB’s en gestructureerde producten die aan deze criteria voldoen, kunnen met obligaties worden gelijkgesteld. Het spreekt voor zich dat ook ICB’s die beleggen in dergelijke ICB’s (dakfondsen) hieronder vallen. We verwijzen naar punt 1.1 voor de kenmerken, voordelen, nadelen en risico’s van ICB’s en naar hoofdstuk 3 in zijn geheel voor de kenmerken, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van obligatie-ICB‘s 1. Voordelen • Het gamma obligatie-ICB’s is zeer gevarieerd. Dit biedt de belegger die dat wenst de mogelijkheid om een belegging te kiezen uit specifieke obligatietypes zoals staatsobligaties (government bonds), bedrijfsobligaties (corporate bonds), converteerbare obligaties, geïndexeerde obligaties of om te kiezen in welke munt (Britse pond, Amerikaanse dollar, valuta van groeilanden …) of voor welke looptijd (obligaties op middellange tot zeer lange termijn …) hij wenst te beleggen. • Door de diversifiëring in een groot aantal obligaties is het risico op kapitaalverlies sterk beperkt bij faillissement van een emitterend bedrijf in de portefeuille. 2. Nadelen Obligatie-ICB‘s zonder kapitaalwaarborg hebben doorgaans geen vervaldag. Bij een negatief marktverloop (rentestijging) loopt de houder van de ICB het risico dat de inventariswaarde van de ICB tijdelijk daalt. 3. Risico’s Aan beleggingen in obligatie-ICB‘s zijn geen specifieke nadelen verbonden. De eraan verbonden risico’s zijn de risico’s van obligaties (zie punt 3.2.3 Risico‘s).
Informatiebrochure financiële instrumenten
35
3.4.2. Gestructureerde obligaties Gestructureerde producten (zie punt 1.3) met op de eindvervaldag een kapitaalbescherming van minimaal 100% van het belegde kapitaal worden gelijkgesteld met obligaties. Zij hebben er immers de belangrijkste kenmerken van.
3.4.3. Asset Backed Securities A. Omschrijving Asset Backed Securities of ABS hebben enorm aan belang gewonnen in Europa sinds de invoering van de euro. ABS zijn het resultaat van een effectiseringsproces. Eenvoudigweg kan effectisering worden beschouwd als een financiële techniek die illiquide activa omzet in liquide effecten (obligaties of andere). Verschillende soorten leningen of vorderingen, gaande van hypothecaire kredieten tot bijvoorbeeld te innen kredietkaartvorderingen, worden door een financiële instelling overgeheveld naar een speciaal hiertoe opgerichte vennootschap die een Special Purpose Vehicule (SPV) wordt genoemd en als emittent fungeert. Door deze activa te verkopen kan de financiële instelling immers nieuwe activiteiten financieren en draagt zij tegelijkertijd het (krediet)risico van deze activa over aan een andere entiteit. Het effectiseringsproces omvat verschillende legale en structurele facetten, maar het hoofddoel bestaat erin om het kredietrisico van de onderliggende activa te scheiden van het kredietrisico van de financiële instelling die deze onderliggende activa aanhoudt. Dat is noodzakelijk om een hogere kredietkwaliteit te kunnen verkrijgen voor de op de financiële markt verhandelbare obligaties die achteraf door het SPV zullen worden uitgegeven. De kredietkwaliteit van de ABS die zullen worden uitgegeven, zal dus onder meer afhangen van de kredietkwaliteit van de onderliggende portefeuille en niet meer van de kredietkwaliteit van de instelling die houder is van de activa waaruit de onderliggende portefeuille is samengesteld. De nieuw uitgegeven leningen worden in verschillende tranches met verschillende ratings ondergebracht, gaande van AAA tot NR (zie punt 3.1.1.B). De laagste tranche wordt doorgaans de ‘equity tranche’ genoemd en zal de eerste verliezen van de portefeuille incasseren en dus ook het hoogste kredietrisico inhouden zodat de hogere tranches een ‘investment grade rating’ kunnen krijgen. De door de onderliggende portefeuille van de SPV’s voortgebrachte cashflows zullen worden aangewend voor de betaling van de coupons en de terugbetaling van het notionele bedrag van de verschillende tranches die het SPV uitgeeft. Dit 36
Informatiebrochure financiële instrumenten
gebeurt volgens een watervalprincipe. Na de herbeleggingsperiode zullen de cashflows eerst worden aangewend voor de betaling van de interesten op de tranches met de hoogste rating en vervolgens voor de betaling van de interesten op de tranches met een lagere rating. Als alle interesten betaald zijn, zullen de resterende cashflows worden aangewend voor de terugbetaling van de hoofdsom van de eerste tranche (‘senior tranche’) en vervolgens voor de terugbetaling van de hoofdsom van de zogenaamde ‘mezzanine’-tranches. De cashflows die overblijven nadat alle tranches in de structuur met een rating zijn vergoed, zullen worden aangewend voor de volledige of gedeeltelijke betaling van de zogenaamde ‘equity tranche’. De hoogste tranche binnen de structuur loopt dus het minste risico, krijgt de hoogste rating maar zal bijgevolg ook met de laagste coupon vergoed worden. Er zijn veel vormen van geëffectiseerde kredieten op de markt gebracht, onder even verscheiden namen. Vermeldenswaard zijn: • Mortgage Backed Securities (MBS) die bestaan in de effectisering van hypothecaire kredieten; • Residential Mortgage Backed Securities (RMBS) die bestaan in de effectisering van residentiële hypothecaire kredieten; • Collateralized Mortgage Obligations (CMO) die bestaan in een portefeuille van hypotheekleningen waarvan de kapitaal- en intereststromen worden overgedragen aan de houders van effecten door ze te groeperen in schuldvorderingen met dezelfde looptijd en dezelfde rentevoet (tranches); • Commercial Mortgage Backed Securities (CMBS) die bestaan in de effectisering van commercieel onroerend goed; • CDO’s (Collateralised Debt Obligations) die bestaan in de effectisering van verschillende soorten schuldvorderingen; • CBO’s (Collateralised Bond Obligations) die bestaan in de effectisering van obligaties; • CLO’s (Collateralised Loan Obligations) die bestaan in de effectisering van kredieten. Afhankelijk van de aard van de onderliggende effecten en de marktvoorwaarden bij uitgifte, kan het risico (en bijgevolg ook het rendement) worden verhoogd door toepassing van een hefboomeffect (de emittent belegt voor een groter bedrag aan kredieten dan de nominale waarde van de uitgifte). Er kan ook in ABS worden belegd via instellingen voor collectieve beleggingen in schuldvorderingen. We verwijzen naar hoofdstuk 3 in zijn geheel voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van Asset Backed Securities 1. Voordelen • Dergelijke effecten bieden doorgaans een hoger rendement dan staatsobligaties en zelfs dan bedrijfsobligaties met een
vergelijkbare rating, omdat er een premie voor de dekking van het risico op niet-terugbetaling van de onderliggende schuldvorderingen in inbegrepen is. • Ze hebben een lagere default rate (wanbetalingspercentage) dan corporate bonds dankzij een betere risicopreiding en/of waarborgstructuur. • Ze zijn ook tamelijk veilig dankzij de risicospreiding (veelheid aan schuldvorderingen op verschillende schuldenaars) en bepaalde mechanismen om de eventuele verliezen te beperken door garanties toe te kennen die meer bepaald worden uitgegeven door de kredietinstelling of een verzekeringsmaatschappij (mechanisme van ‘credit enhancement’). • Hun rating is minder volatiel. • Hun prijzen zijn minder volatiel. • Hun correlatie met andere, traditionelere staats- en bedrijfsobligaties is kleiner. • Ze bieden de mogelijkheid te beleggen in marktsegmenten die anders niet toegankelijk zijn voor beleggers. 2. Nadelen • Effecten die geëffectiseerde schuldvorderingen vertegenwoordigen, zijn tamelijk ingewikkelde beleggingsinstrumenten die vooral worden gebruikt door institutionele beleggers. Het komt er immers op aan de voorwaarden van het product en bijgevolg het risico op nietterugbetaling van de onderliggende schuldvorderingen juist in te schatten. • Deze beleggingen zijn doorgaans niet zo transparant. • De kosten voor de aan- en verkoop van buitenlandse effecten kunnen vrij hoog zijn. 3. Risico’s • De risico’s van dergelijke derivaten gaan van laag tot gemiddeld, afhankelijk van de tranche. De betaling van de coupon en de notionele terugbetaling gebeuren trapsgewijs (zie hierboven). De hoogste tranche binnen de structuur is aan het minst hoge risico blootgesteld, krijgt de hoogste rating maar zal bijgevolg ook met de laagste coupon vergoed worden. Alle tranches die volgen, zijn aan hogere risico’s blootgesteld, aangezien ze elk de rol van schokbreker spelen ten opzichte van de voorafgaande tranche. Dat wordt uiteraard vertaald in een minder hoge rating en een hogere coupon. De laagste tranche van de verrichting loopt dus het hoogste risico en biedt ook het hoogste rendement, aangezien de eerste verliezen van de onderliggende portefeuille op die tranche zullen worden aangerekend. Gewoonlijk krijgt die tranche (equity tranche) geen rating of vaste coupon toegewezen. Zij moet genoegen nemen met het eventuele saldo van de cashflows. • Er is een groot liquiditeitsrisico aangezien de secundaire markten doorgaans niet erg ontwikkeld zijn.
3.5. Speciale gevallen 3.5.1. Geïndexeerde obligaties A. Omschrijving Geïndexeerde obligaties zijn obligaties waarvan de prestatie gekoppeld is aan de evolutie van een index (bv. de goudprijs, een beursindex of aandelenkoers, een bepaalde wisselkoers). Er kunnen verschillende indexeringsclausules zijn: bijvoorbeeld enkel indexering van de terugbetalingsprijs; geen uitbetaling van een coupon ... Wij klasseren de geïndexeerde obligatie systematisch in de categorie van het onderliggende actief tenzij de obligatie op de eindvervaldag een kapitaalbescherming van minstens 100% van de nominale waarde geniet (zie punt 3.4.2). Als de uiteindelijke prestatie van de geïndexeerde obligatie afhangt van het verloop van verschillende activaklassen wordt de obligatie in de meest risicovolle activaklasse gerangschikt (in deze volgorde: aandelen, alternatieve beleggingen, obligaties, liquiditeiten). Als de onderliggende index aan obligaties is gekoppeld, worden de geïndexeerde obligaties als obligaties beschouwd. Het specifieke geval van de inflatiegebonden obligaties wordt besproken bij punt 3.3.3. We verwijzen naar de punten 3.1 en 3.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties in het algemeen.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van geïndexeerde obligaties 1. Voordelen Deze obligaties bieden meestal een hoger rendement dan traditionele obligaties omdat het aanvangskapitaal dikwijls niet gewaarborgd is. De extra vergoeding wordt geacht het extra risico te vergoeden. 2. Nadelen Aan beleggingen in geïndexeerde obligaties zijn geen specifieke nadelen verbonden. 3. Risico’s • De liquiditeit van deze leningen is meestal kleiner dan bij traditionele leningen. De belegger heeft dus minder mogelijkheden om zich van zijn belegging te ontdoen tegen een prijs die overeenstemt met de intrinsieke waarde ervan. • Aangezien sommige voorwaarden zoals (in de meeste gevallen) de terugbetalingsprijs, afhankelijk zijn van een referentie-index die fors kan schommelen, is er een groot risico op een minderwaarde, zowel tijdens de looptijd als op de eindvervaldag van de belegging.
Informatiebrochure financiële instrumenten
37
3.5.2. Obligatiederivaten Obligatiederivaten worden bij de obligatiebeleggingen ondergebracht. Maar zij zijn vaak veel volatieler en houden dus ook een veel groter risico in dan de onderliggende obligatie. We verwijzen naar punt 4.3.5.A voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten op obligaties.
38
Informatiebrochure financiële instrumenten
4. Alternatieve beleggingen 4.1. Omschrijving Alternatieve beleggingen zijn beleggingen die niet via standaard activaklassen (obligaties, aandelen of geldmarkten) kunnen worden uitgevoerd of beleggingen die tamelijk ingewikkelde, zogenaamde alternatieve strategieën gebruiken (gebruik van een hefboomeffect, verkoop van ongedekte effecten) voor activa die standaard of alternatief kunnen zijn. Ze hebben unieke eigenschappen qua risicorendementsverhouding. Binnen de alternatieve beleggingen onderscheiden we zes grote groepen: • vastgoed (real estate) • hedge funds • alternatieve UCITS • private equity • grondstoffen en edele metalen • andere alternatieve producten.
4.2. Voordelen, nadelen en risico‘s van alternatieve beleggingen 4.2.1. Voordelen Alternatieve beleggingsproducten zijn beleggingsinstrumenten die het voordeel bieden zwak gecorreleerd te zijn met traditionele beleggingen. Ze kunnen zorgen voor een meer doorgedreven diversifiëring van de portefeuille en het rendement op lange termijn ervan verhogen terwijl het risico beperkt blijft.
4.2.2. Nadelen • Deze producten zijn doorgaans minder transparant dan traditionele beleggingen. • Over het algemeen zijn alternatieve beleggingen minder liquide dan traditionele beleggingen.
4.2.3. Risico’s De categorie van de alternatieve beleggingen omvat beleggingsvormen met zeer uiteenlopende eigenschappen. De risico’s die ermee gepaard gaan, zijn dus vaak specifiek voor de betrokken beleggingsvorm. Ze zullen dus per rubriek besproken worden.
4.3. Alternatieve beleggingsvormen 4.3.1. Vastgoed A. Omschrijving Financieel gezien onderscheiden we vijf hoofdgroepen bij de vastgoedbeleggingen: • vastgoedvennootschappen • public equity • private equity • public debt • private debt.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van vastgoedbeleggingen 1. Voordelen • Vastgoedbeleggingen bieden meestal hogere recurrente inkomsten dan aandelen of obligaties. • Vastgoedbeleggingen via financiële waarden zijn meestal mogelijk vanaf een laag bedrag, wat niet zo is bij de rechtstreekse aankoop van een onroerend goed. • Transacties (aan- of verkoop) zijn veel gemakkelijker voor ‘geëffectiseerd’ vastgoed dan via de rechtstreekse aankoop van een onroerend goed. • De belegger kent de waarde van zijn onroerende activa, wat niet het geval is bij een rechtstreekse vastgoedbelegging. • De aankoop van onroerende activa via financiële waarden brengt veel minder kosten met zich mee dan de rechtstreekse aankoop van een onroerend goed. • De aankoop van onroerende activa via financiële activa ontslaat de belegger van het administratieve beheer van de onroerende goederen. 2. Nadelen • Het renteverloop heeft een grote invloed op de evolutie van de vastgoedmarkt, wat de niet-correlatieve aard van deze Informatiebrochure financiële instrumenten
39
activaklasse ietwat vermindert. • Een optimale diversifiëring binnen de vastgoedsector is moeilijk haalbaar omdat sommige sectoren zo klein zijn dat het niet zo gemakkelijk is om erin te beleggen. • Onrechtstreekse vastgoedbeleggingen zijn niet altijd even transparant, bijvoorbeeld over de eigenschappen van de onroerende goederen, het onderhouds- of renovatiebeleid of de waardering van voorwerpen. 3. Risico’s • Het risico op een minderwaarde, bijvoorbeeld door waardeverlies van het onderliggende onroerende vermogen of onderverhuring van het goed, is reëel en varieert volgens de belegging. Hoe groter de diversifiëring binnen de belegging, hoe kleiner het risico. • De liquiditeit is sterk verschillend naargelang de belegging. • Het valutarisico hangt af van de valuta van het beleggingsinstrument en van de valuta waarin de onderliggende onroerende goederen worden gewaardeerd. Voor een Europese belegger uit de eurozone is dit risico onbestaand als het beleggingsinstrument zowel als de waardering van de onderliggende goederen in euro zijn. In de andere gevallen kan er een groot valutarisico zijn. • In principe bestaat er een verband tussen de waardebepaling van een onroerend vermogen en het rentepeil. In principe moet een rentedaling leiden tot een waardeverhoging van het onroerend goed, terwijl een rentestijging een omgekeerd effect heeft. • Er is een groot risico op koersvolatiliteit. Het hangt af van het verloop van de vastgoedmarkt in het algemeen, de kwaliteit van de activa van het beleggingsinstrument, de kwaliteit van het beheer, de mate van verhuring van het goed, het renteverloop ... • Het aantrekkelijke rendement van vastgoedbeleggingen is vaak een belangrijk criterium dat de belegger ertoe aanzet zijn investering te doen. Een daling of zelfs volledige verdwijning van dat rendement is dus een belangrijk risico voor de belegger.
C. Vormen van vastgoedbeleggingen 1. Vastgoedvennootschappen Het gaat om beursgenoteerde bedrijven die beleggen in vastgoed. Vastgoedvennootschappen werken uitsluitend zonder dat ze een vergunning als ‘gereglementeerde vastgoedvennootschap’ of ‘GVV’ hebben.
40
2. Public Equity Real Estate a. Omschrijving Tot deze categorie behoren de onrechtstreekse vastgoedbeleggingen. Die kunnen verschillende vormen aannemen: - vastgoedcertificaten - Real Estate Investment Trusts - vastgoedbevaks - gereglementeerde vastgoedvennootschappen. We verwijzen naar de punten 4.1 en 4.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van alternatieve beleggingen en naar de punten 4.3.1.A en B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van vastgoedbeleggingen. Deze effecten noteren aan de beurzen. Daardoor verkleint de decorrelatie van die activa met de beurzen, wat ons ertoe aanzet deze activa als aandelen te beschouwen. Ze zullen dus in die rubriek worden ondergebracht. b. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van Public Equity Real Estate Voordelen - Deze beleggingsvormen zijn liquider dan een rechtstreekse belegging in vastgoed. - Ze zijn mogelijk tegen veel lagere bedragen en laten beleggingen toe in ideale verhoudingen voor de structuur van de portefeuille. - Dit type beleggingen heeft meestal een aantrekkelijk rendement. - Door de aankoop van geëffectiseerd vastgoed kunt u vastgoedeigenaar worden en het beheer van uw goederen overlaten aan professionals. - Dergelijke beleggingen zijn vaak voorzien van aantrekkelijke fiscale structuren voor de belegger. - Vastgoed op papier biedt toegang tot markten waar een rechtstreekse aankoop niet of nauwelijks overwogen kan worden wegens een gebrek aan kennis over de eigenschappen van die markten. - De waarde van een participatie in vastgoed is gemakkelijker te bepalen dan die van een individueel pand.
Doordat ze aan de beurs noteren, verkleint de correlatie van die activa met de beurzen, wat ons ertoe aanzet deze activa als aandelen te beschouwen. Ze zullen dus in die rubriek worden ondergebracht.
Nadelen - Geëffectiseerd vastgoed is vaak sterker gecorreleerd met de aandelenmarkt, wat het belang ervan als diversifiëringsinstrument vermindert. - Onrechtstreekse vastgoedbeleggingen hebben vaak een beperkte beurskapitalisatie, wat de liquiditeit van de effecten niet ten goede komt, zelfs al is ze doorgaans toch nog altijd groter dan bij een rechtstreekse onroerende aankoop.
We verwijzen naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van aandelen in het algemeen en naar de punten 4.3.1.A en B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van vastgoedbeleggingen in het algemeen.
Risico’s - De liquiditeit van sommige activa is gering, waardoor het moeilijk kan zijn om transacties te doen tegen een prijs die de werkelijke waarde van het effect weerspiegelt.
Informatiebrochure financiële instrumenten
c. Verschillende vormen van Public Equity Real Estate Vastgoedcertificaten 1. Omschrijving Vastgoedcertificaten zijn effecten die worden uitgegeven voor de financiering van de aankoop van een bestaand gebouw of van een bouwproject waarbij een vennootschap een beroep doet op het spaarwezen. In ruil voor hun inbreng ontvangen zij een vastgoedcertificaat. Na een bepaalde periode (meestal 15 of 20 jaar) wordt het gebouw verkocht (met winst of verlies) en de opbrengst van de verkoop wordt verdeeld onder de certificaathouders. Een vastgoedcertificaat is dus een waardepapier dat de houder een recht van vordering geeft op de inkomsten van de belegging in vastgoed (aankoop van kantoren, winkelruimte ...). De certificaathouder is wel in economische maar niet in strikt juridische zin, mede-eigenaar van het onroerend goed. Hij geniet de verschillende opbrengsten van zijn belegging: de jaarlijkse coupons, die doorgaans de huurinkomsten (verminderd met de beheerskosten) en een deel van de terugbetaling (aflossing) van het geïnvesteerde kapitaal omvatten en op de vervaldag, het saldo van de terugbetaling en de eventuele meerwaarde uit de verkoop van het goed (gebouw en grond). Heel wat bestaande vastgoedcertificaten hebben betrekking op één gebouw. De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) staat al verschillende jaren toe dat certificaten worden uitgegeven die betrekking hebben op verscheidene onroerende goederen. Elk certificaat is een geval apart met een eigen financieringsplan. Ondanks de talrijke formules kunnen de vastgoedcertificaten in twee grote categorieën worden ingedeeld: - enerzijds de leasingcertificaten voor onroerend goed dat verhuurd wordt op grond van een niet-opzegbare huurovereenkomst van lange duur (minimaal 27 jaar) met een koopoptie voor de huurder; - anderzijds huurcertificaten voor onroerend goed dat verhuurd wordt op grond van een gewone handelshuurovereenkomst (3-6-9 jaar). In dit laatste geval kan niet uitgesloten worden dat er bepaalde periodes zijn met leegstand en dus zonder huurinkomsten, maar dan kan er met de nieuwe huurders onderhandeld worden over aanpassingen van het basishuurgeld. We verwijzen naar de punten 4.3.1.C.2 a en b voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van beleggingen in Public Equity Real Estate.
2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van vastgoedcertificaten Voordelen - Door de indexering van de (huur)inkomsten kunnen vastgoedcertificaten een groter rendement bieden dan een aandeel. - Sommige certificaten kunnen op de beurs verhandeld worden, andere alleen tijdens maandelijkse openbare veilingen. Nadelen - Het dividendrendement hangt sterk af van de mate waarin het gebouw wordt gebruikt en dus verhuurd, alsook van de mate waarin de huurgelden worden geïndexeerd. - De beurs zorgt maar voor een beperkte liquiditeit. Risico’s - De diversifiëring van de onderliggende activa is doorgaans kleiner dan wat haalbaar is bij een REIT of een vastgoedbevak, wat het beleggingsrisico aanmerkelijk verhoogt. - De liquiditeit van vastgoedcertificaten is meestal beperkt (kleine beurskapitalisatie). - De waarde van het certificaat op de vervaldag is niet gekend, aangezien ze afhangt van de eventuele meerof minderwaarde die eventueel wordt geboekt bij de verkoop van het gebouw. REIT (Real Estate Investment Trust) 1. Omschrijving Een Real Estate Investment Trust (REIT) is een vennootschap die inkomsten voortbrengend vastgoed bezit en in de meeste gevallen ook beheert, zoals appartementen, winkelcentra, kantoren, hotels en opslagplaatsen. Sommige vastgoedvennootschappen nemen ook deel aan de vastgoedfinanciering. Veel aandelen van vennootschappen voor vastgoedbeleggingen worden vrij verhandeld, doorgaans op een grote financiële markt. Om het statuut van vennootschap voor vastgoedbeleggingen te krijgen, moet ze jaarlijks minstens 90% van haar belastbaar inkomen uitkeren aan haar aandeelhouders. Een vennootschap met het statuut van vennootschap voor vastgoedbeleggingen mag de aan haar aandeelhouders uitgekeerde dividenden aftrekken van haar belastbaar beroepsinkomen. De meeste vennootschappen voor vastgoedbeleggingen keren zo 100% van hun belastbaar inkomen uit aan hun aandeelhouders en moeten dus geen belastingen op beroepsinkomsten betalen. De aandeelhouders betalen de taksen op de ontvangen dividenden en de eventuele meerwaarden. De meeste staten respecteren die federale procedure en vragen de vennootschappen voor vastgoedbeleggingen geen inkomstenbelasting.
Informatiebrochure financiële instrumenten
41
We verwijzen naar de punten 4.3.1.C.2 a en b voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van beleggingen in Public Equity Real Estate. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van REIT’s Voordelen - REIT’s worden overwegend op de grote beurzen verhandeld en kunnen dus veel gemakkelijker worden verzilverd dan traditioneel onroerend goed. - Ze bieden de mogelijkheid te beleggen buitenlandse markten. - Meestal keren ze een stabiel en hoog dividend uit aangezien ze het grootste deel van hun huurinkomsten aan de belegger moeten doorstorten. - Ze zijn vlotter te spreiden over verschillende segmenten van de vastgoedmarkten. - Ze maken het mogelijk vooruit te lopen op cycli. - Ze zijn zeer doorzichtig. - REIT’s zijn onderworpen aan een strikte reglementering en de meeste landen leggen beperkingen op voor de maximumschuldgraad en de toegelaten activiteiten. Die bepalingen garanderen de kwaliteit van het bedrijfsbeheer en beperken de beleggingsrisico’s van REIT’s. Nadelen - Ze zijn gevoelig voor de algemene beurstendensen. - Hoewel de liquiditeit aanzienlijk groter is dan bij andere types van vastgoedbeleggingen, is ze aanmerkelijk kleiner dan die van grote beurskapitalisaties op de aandelenmarkten en van de meest liquide obligaties. Risico’s Er is een reëel risico op een minderwaarde, bijvoorbeeld door waardeverlies van het onderliggende onroerende vermogen of de onderverhuring van het goed. Meestal is het echter minder groot dan bij vastgoedcertificaten omdat REIT’s vaak gediversifieerder zijn. Vastgoedbevaks 1. Omschrijving De vastgoedbevak (vastgoedbeleggingsvennootschap met vast kapitaal) is een instelling voor collectieve belegging (ICB) met vast kapitaal die rechtstreeks of onrechtstreeks in onroerend goed belegt. Ze is opgericht in de vorm van een naamloze vennootschap of een commanditaire vennootschap op aandelen waarbij minstens 30% van de aandelen wordt verhandeld op een gereglementeerde financiële markt (effectenbeurs). De wetgever maakt de oprichting in België mogelijk met hetzelfde belastingstelsel als een gewone bevek. De vastgoedprojecten waarin de vastgoedbevak belegt, kunnen van zeer uiteenlopende aard zijn: kantoorgebouwen, opslagplaatsen, huisvesting of handelsgebouwen. De rentabiliteit en het risico van een vastgoedbevak hangen af 42
Informatiebrochure financiële instrumenten
van verschillende factoren en hoofdzakelijk van de evolutie van de economische conjunctuur. We verwijzen naar de punten 4.3.1.C.2 a en b voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van beleggingen in Public Equity Real Estate. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van vastgoedbevaks Voordelen - De in België verplichte beursnotering waarborgt de belegger regelmatige en betrouwbare informatie over de beleggingen en opbrengsten van de vastgoedbevak. - Gebouwen worden zeer professioneel en doorzichtig beheerd. - Het prudentiële toezicht van de FSMA is een belangrijke garantie die het risico van een dergelijke belegging beperkt. - De waarde van vastgoedactiva wordt frequent beoordeeld. - De vastgoedbevak heeft een uiterst interessant fiscaal statuut. - De verplichting van de vastgoedbevak om minstens 80% van haar resultaat uit te keren biedt de belegger uitzicht op aantrekkelijke inkomsten. Nadelen De mogelijkheden van de vastgoedbevak om zelf te beleggen zijn beperkt en ze beschikt over geen grote hefboom wegens de opgelegde ratio’s inzake schuldgraad, financiële lasten ... Risico’s - Het risico op insolvabiliteit van de debiteur is in principe onbestaand want het is erg onwaarschijnlijk dat de juridische entiteit failliet gaat. - Er is een middelmatig liquiditeitsrisico. De verplichte notering aan de Belgische beurs maakt een zekere liquiditeit van de aandelen van de vastgoedbevak mogelijk, maar de transactievolumes zijn niet altijd erg groot. - Er is een risico op koersvolatiliteit met een waardevermindering tot gevolg (zie punt 4.3.1.B.3) maar dat is meestal gering gezien de diversifiëring die eigen is aan de portefeuille van een vastgoedbevak. Gereglementeerde vastgoedvennootschappen 1. Omschrijving Gereglementeerde vastgoedvennootschappen (GVV’s) zijn gewone operationele vennootschappen die dienen te handelen overeenkomstig hun maatschappelijk doel dat betrekking heeft op de oprichting, de verwerving, het beheer, de verbouwing of de verkoop, alsook de verhuur van vastgoed voor eigen rekening, of het bezit van deelnemingen in vennootschappen met een soortgelijk doel. Ze zijn niet onderworpen aan het principe van collectief beheer in het uitsluitende belang van de aandeelhouders, zoals bij traditionele ICB’s.
De gereglementeerde vastgoedvennootschappen streven geen beleggingsbeleid na, maar hebben een algemeen commercieel doel: het ter beschikking stellen van onroerende goederen aan gebruikers. Een GVV belegt het opgehaalde kapitaal volgens de noodwendigheden van de strategie van de vastgoedvennootschap: in principe beheert zij haar kapitaal niet op grond van specifieke beleggingscriteria met het oog op een gespreid rendement (‚pooled return‘) voor de beleggers. Openbare GVV’s en hun dochtermaatschappijen mogen evenwel, onder de in de statuten bepaalde voorwaarden, bijkomend of tijdelijk beleggen in effecten die geen vastgoed zijn en niet-toegewezen liquide middelen bezitten. GVV’s zijn vennootschappen die daarom in principe niet aan de Europese regelgeving van alternatieve ICB’s onderworpen zijn. Dit neemt niet weg dat zij onderworpen zijn aan de volgende bepalingen, zoals ze al van toepassing waren voor de vastgoedbevaks: - een systeem van vergunning en een vergunningsdossier bij de FSMA - een minimuminhoud van de statuten - een stelsel dat van toepassing is op de vergoedingen - regels voor de openbaarmaking van belangenconflicten - regels voor de openbaarmaking van gegevens en boekhouding - regels met betrekking tot financieringshuur - regels met betrekking tot de deelneming in andere vennootschappen en de begrenzingen aan het bezit van aandelen of deelbewijzen in andere vennootschappen, behoudens de mogelijkheid voor de gereglementeerde vastgoedvennootschappen om aandelen uitgegeven door REIT’s naar buitenlands recht te bezitten - verplichtingen en verbodsbepalingen, in het bijzonder wat de schuldgraad betreft. De aandelen van GVV’s worden uiterlijk binnen een jaar na het verkrijgen van een vergunning op een gereglementeerde markt toegelaten. De GVV’s werden in het leven geroepen om de fiscaal aantrekkelijke regeling van vastgoedbevaks naar Belgisch recht te behouden zonder dat deze vehikels aan de Europese regelgeving voor alternatieve ICB’s onderworpen zouden worden. Vastgoedbevaks hadden tijd tot 16 november 2014 om hun statuten te wijzigen en zich om te vormen tot GVV’s. Er zijn openbare en institutionele GVV’s. De institutionele GVV’s staan bij wet onder de exclusieve of gezamenlijke controle van een openbare GVV. Enkel ‚in aanmerking komende beleggers‘ kunnen er deelbewijzen van verwerven. Natuurlijke personen kunnen niet als ‚in aanmerking komende beleggers‘ worden beschouwd.
2. Voordelen, nadelen en risico’s In het algemeen zijn de voornaamste voordelen, nadelen en risico’s van vastgoedbevaks mutatis mutandis van toepassing op de GVV‘s. Voordelen - Openbare GVV’s zijn onderworpen aan een diversifiëringsplicht, geografisch en per gebruiker of huurder. Een passende risicodiversifiëringsplicht geldt eveneens voor beleggingen in effecten; - Er dienen bijzondere gegevens te worden opgenomen in de statuten, de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële verslagen van de openbare GVV’s; - Verrichtingen met de betrokken personen zijn onderworpen aan een meldingsplicht bij de FSMA. Nadelen - De regelgeving van GVV’s is nieuw sinds 2014. Dit impliceert dat er nog geen praktijk bestaat die getoetst werd aan de marktomstandigheden en dat de toepassings- en toezichtregels nog nieuw en onbekend zijn. - Specifieke bepalingen gelden als een openbare GVV de exclusieve controle heeft over andere vennootschappen, met name op het vlak van de proportionaliteit van minderheidsbelangen ten opzichte van het totale vermogen (geconsolideerde eigen vermogen). Risico’s De fiscale voordelen die vandaag van toepassing zijn op de uitkering van dividenden en verbonden zijn aan de voorwaarde dat 80% van het onroerend goed aangewend wordt of bestemd is als woning, kunnen onderhevig zijn aan wijzigingen in de toekomst. d. Met Public Equity Real Estate gelijkgestelde beleggingen: vastgoed-ICB’s 1. Omschrijving Hier worden de ICB‘s bedoeld die volgens hun statuten in openbare vastgoedaandelen mogen beleggen, rechtstreeks door de aankoop van individuele waarden of via de aankoop van derivaten met vastgoedaandelen als onderliggende waarden. Alle ICB‘s die aan deze criteria voldoen, met uitzondering van ICB‘s met 100% kapitaalbescherming (die gelijkgesteld worden met obligaties) kunnen gelijkgesteld worden met aandelen, ongeacht hun juridische aard of hun beleid voor de uitkering van inkomsten. Het spreekt voor zich dat ook ICB‘s die beleggen in dergelijke ICB‘s (dakfondsen) hieronder vallen. We verwijzen naar punt 1.1 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van ICB‘s, naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van aandelen, naar de punten 4.1 en 4.2 voor de omschrijving, voordelen, Informatiebrochure financiële instrumenten
43
nadelen en risico‘s van alternatieve beleggingen, naar de punten 4.3.1 A en B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van vastgoedbeleggingen en naar de punten 4.3.1.C.2 a en b voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van beleggingen in Public Equity Real Estate. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van vastgoedICB’s 1. Voordelen De diversifiëring door te beleggen in de vorm van een ICB en de gewaarborgde liquiditeit van de transacties zijn belangrijke voordelen. 2. Nadelen Aan beleggingen in vastgoed-ICB‘s zijn geen specifieke nadelen verbonden.
De private privak kan slechts worden opgericht voor een periode van hoogstens 12 jaar zodat de beleggers van rechtswege kunnen uitstappen.
3. Risico’s Aan beleggingen in vastgoed-ICB‘s zijn geen specifieke risico‘s verbonden.
De private privak wordt beheerd door een gespecialiseerde beheersvennootschap.
Het betreft de risico‘s van de hiervoor beschreven onderliggende financiële instrumenten waarop ze zijn gebaseerd. 3. Private Equity Real Estate a. Omschrijving Het gaat om aandelen van een niet-beursgenoteerd bedrijf dat onroerend goed koopt, ontwikkelt, beheert en verkoopt (zie punt 4.3.3 voor meer uitleg over privateequity). We verwijzen naar de punten 4.1 en 4.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van alternatieve beleggingen en naar de punten 4.3.1.A en B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van vastgoedbeleggingen. b. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van Private Equity Real Estate. Voordelen - Dit type belegging biedt meestal een hoger rendement dan een aandeel van beursgenoteerde ondernemingen van hetzelfde type. - Doordat er geen relatie bestaat met de aandelenmarkten is de vastgoedbelegging nog minder gecorreleerd met de klassieke activaklassen. Nadelen Beleggingen in Private Equity Real Estate zijn vaak niet doorzichtig genoeg. Risico’s - Het gebrek aan transparantie dat vaak gepaard gaat met dit soort beleggingen maakt dat de belegger minder goed kan inschatten welk risico hij loopt. - Dit soort beleggingen is niet erg liquide.
44
c. Met Private Equity Real Estate gelijkgestelde belegging: de private privak 1. Omschrijving De private privak is een niet-beursgenoteerde vennootschap (naamloze vennootschap, gewone commanditaire vennootschap, commanditaire vennootschap op aandelen) voor privébeleggers die in niet-beursgenoteerde bedrijven willen investeren. Er wordt vaak een minimuminleg van 250.000 euro per belegger gevraagd, die kan worden volgestort naarmate de beleggingen worden verricht (het wettelijke minimum is vastgelegd op 100.000 euro).
Informatiebrochure financiële instrumenten
We verwijzen naar de punten 4.1 en 4.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van alternatieve beleggingen, naar de punten 4.3.1 A en B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van vastgoedbeleggingen, naar de punten 4.3.1.C.3 a en b voor de omschrijving, voordelen, nadelen en specifieke risico‘s van Private Equity Real Estate en naar de punten 4.3.3 A en B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en specifieke risico‘s van Private Equity in het algemeen. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van de private privak Voordelen De private privak biedt in principe een grotere diversifiëring dan een rechtstreeks belegging in Private Equity Real Estate. Nadelen Dit type belegging is echter niet onderworpen aan de controle van de Autoriteit voor Financiële Markten en Diensten (FSMA), waardoor deze belegging een stuk riskanter is dan een belegging in een vastgoedbevak of een vastgoed-ICB. Risico’s Aan beleggingen in private privaks zijn geen specifieke risico‘s verbonden., 4.Public Debt Real Estate a. Omschrijving Onder deze categorie vallen de vastrentende effecten die gewaarborgd worden door een pool van hypotheken op residentiële of handelsgoederen. We verwijzen naar de punten 4.1 en 4.2 voor de omschrijving, voordelen en risico‘s van alternatieve beleggingen, naar de punten 4.3.1 A en B voor de
omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van vastgoedbeleggingen en naar punt 3.4.2 voor aanvullende uitleg over Asset Backed Securities. b. Voordelen, nadelen en risico’s van Public Debt Real Estate Voordelen - Dit type beleggingen is zeer liquide. - Ze zijn ook heel transparant. - Public Debt Real Estate is ook een zeer flexibel en gediversifieerd instrument. Nadelen De uitkering van cashflows en de gemiddelde looptijd kunnen variëren volgens de snelheid waarmee de onderliggende hypotheken worden terugbetaald. Risico’s Aan beleggingen in Public Debt Real Estate zijn geen specifieke risico‘s verbonden. 5. Private Debt Real Estate a. Omschrijving Bij deze vastgoedbeleggingen gaat het om nietgeëffectiseerde, niet-beursgenoteerde leningen of commerciële hypotheken die worden aangehouden als individuele activa of als (gemengde) fondsen. We verwijzen naar de punten 4.1 en 4.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van alternatieve beleggingen, naar de punten 4.3.1 A en B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van vastgoedbeleggingen, naar de punten 4.3.3 A en B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en specifieke risico‘s van Private Equity in het algemeen. b. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van Private Debt Real Estate Voordelen - Het rendement is meestal hoger dan bij een belegging in Public Debt Real Estate. - Met dit beleggingsinstrument is het mogelijk in een specifiek project te investeren. - Er is een zwakkere correlatie met de rendementscurve van obligaties dan bij Public Debt Real Estate. Nadelen - Dit soort beleggingen is niet erg transparant. - De diversifiëring is gering (specifiek risico is vaak heel hoog). Risico’s - Het debiteurenrisico is normaal hoger dan bij Public Debt Real Estate. - De geringe diversifiëring van de onderliggende activa
verhoogt het risico van dit type van activa. - De gebrekkige liquiditeit van dit beleggingstype is ook een belangrijke handicap.
4.3.2. Hedge funds en alternatieve UCITS A. Omschrijving Hedge funds en alternatieve UCITS zijn beide beleggingsvehikels die gewoonlijk in de rechtsvorm van een fonds voorkomen. Deze beleggingstypes hebben doorgaans de volgende eigenschappen: • de algemene doelstelling van de fondsbeheerder is een absoluut rendement te halen en dus het fonds te onttrekken aan de algemene markttendens; • om dat te bereiken kan het fonds een beroep doen op een zeer brede waaier van beleggingsinstrumenten (waaronder derivaten als opties, futures ...); • het fonds voorziet in de mogelijkheid om effecten ongedekt te verkopen (short selling) waardoor waarde kan worden gecreëerd als de beheerder denkt dat de koers van een effect in de nabije toekomst zal zakken (hij verkoopt het effect en koopt het wat later goedkoper terug in) of waardoor het marktrisico voor de portefeuille in zijn geheel kan worden verminderd door de bedragen van aangekochte en ongedekt verkochte activa (volledig of gedeeltelijk) in evenwicht te brengen. • er wordt veelvuldig gebruikgemaakt van het hefboomeffect (zie punt 1.2.1); • daartoe kan het fonds leningen aangaan om beleggingen te financieren dat het interessant vindt. De resultaten van de beheerders van alternatieve strategieën worden dus niet met een benchmark vergeleken. Hun doel is een positief rendement te behalen over een bepaalde tijdshorizon, ongeacht de richting van de markt. Het fonds streeft namelijk naar een absolute prestatie, in tegenstelling tot een relatieve prestatie (dat wil zeggen ten aanzien van een marktindex zoals de BEL20, de Dow Jones of de MSCI). Bovendien vertoont het doorgaans een zwakke correlatie met de traditionele aandelenen obligatiemarkten waardoor het een uitstekend instrument is om een beleggingsportefeuille te diversifiëren. Wanneer de beurskoersen dalen, gaat het rendement van alternatieve strategieën meestal minder achteruit dan voor de rest van de markt. Ze kunnen bijgevolg bescherming bieden in een dalende markt. Dit sluit eventuele negatieve prestaties echter niet uit. Hedge funds en alternatieve UCITS kunnen gebruikmaken van veel alternatieve strategieën die we in vier grote families kunnen onderbrengen: 1. Long/short-strategieën Deze strategie combineert koopposities (zogenaamde ‘long positions’) in aandelen die de beheerder van het fonds ondergewaardeerd vindt en verkoopposities (zogenaamde ‘short positions’) die hij overgewaardeerd acht. Hier beschikt de Informatiebrochure financiële instrumenten
45
beheerder over heel wat flexibiliteit waardoor hij posities kan innemen naargelang zijn al dan niet optimistische vooruitzichten. Meestal legt de beheerder zich toe op een activiteitensector, een geografisch gebied of op vennootschappen van een bepaalde omvang. Deze beheerders maken vaak gebruik van het hefboomeffect (zie punt 1.2.1) om hun posities te versterken. 2. ‚Event driven‘-strategieën Event driven-strategieën maken gebruik van bijzondere gebeurtenissen in de levensloop van ondernemingen, zoals: herstructureringen, fusies, overnames, splits (spin-off) enz. Die strategieën worden doorgaans weinig beïnvloed door de markttendensen. 3. Arbitragestrategieën (of relative value volgens de Angelsaksische term) Arbitrageanten maken gebruik van de onvolmaaktheden in de markt om prestaties te boeken. Ze sporen prijs- of rendementsverschillen op die niet stroken met de economische situatie van de emittent en proberen via de markt voordeel te halen uit die afwijkingen. 4. ‚Global macro‘-strategieën ‘Global macro’-beheerders baseren hun beleggingsstrategie op een analyse van de wereldwijde macro-economische tendensen. Vervolgens doen ze gerichte beleggingen (waarvan de evolutie dus positief of negatief door het marktverloop wordt beïnvloed) via een breed scala aan instrumenten: zoals aandelen, obligaties, valuta’s, grondstoffen, indexen en/of derivaten. De beleggingen worden vaak versterkt door gebruik te maken van het hefboomeffect. Deze vier grote strategiefamilies kunnen op om het even welk type vehikel worden toegepast (zie deel 4.3.2.C hierna).
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van hedge funds en alternatieve UCITS 1. Voordelen • De eigenschappen van de alternatieve strategieën maken er beleggingsinstrumenten van die totaal niet correleren met traditionele beleggingscategorieën. De toevoeging van die strategieën aan een portefeuille draagt dus bij tot een grotere stabiliteit en een groter returnpotentieel op lange termijn. • De managers genieten een grote beleggingsvrijheid waardoor ze kunnen profiteren van zeer uiteenlopende marktomstandigheden in zowel hausse- als baissemarkten of zelfs in markten zonder uitgesproken tendens. • Die speelruimte laat de beheerders toe te mikken op een absoluut rendement in plaats van een relatief rendement ten opzichte van een benchmark. • De mogelijkheid om gebruik te maken van een lening laat toe om dankzij het hefboomeffect daarvan, hogere resultaten te scoren dan bij traditionele fondsen.
46
Informatiebrochure financiële instrumenten
2. Nadelen • Alternatieve strategieën kunnen minder liquiditeit bieden dan traditionele aandelen- en obligatiebeleggingen. • De door het fonds als vergoeding aangerekende kosten liggen doorgaans hoger dan bij een klassiek fonds. • Fondsen met een zeker kapitaalniveau worden moeilijker om te beheren. Om die reden kunnen ze afgesloten worden en nieuwe inschrijvingen weigeren. 3. Risico’s • De grote waaier gebruikte instrumenten, waaronder derivaten, en de mogelijkheid om te lenen om een hefboomeffect te creëren, maken dergelijke beleggingen (veel) riskanter als de beheerder de verkeerde beslissingen neemt. • Deze beleggingen kunnen een geringe liquiditeit bieden. De termijn tussen de verkoop van de deelbewijzen en het credit van de verkoopopbrengst op de rekening kan variëren van een aantal weken tot verscheidene maanden naargelang het geselecteerde product. In dat opzicht moet een onderscheid worden gemaakt tussen fondsen met veranderlijk kapitaal (open fondsen) en fondsen met vast kapitaal. Fondsen met variabel kapitaal kopen de deelbewijzen tegen inventariswaarde terug. Bij fondsen met vast kapitaal is de terugkoop door de emittent uitgesloten. De belegger moet zijn rechten van deelnemingen in dat geval op een secundaire markt verkopen (zie ook 1.1.3 C). • De koersvolatiliteit kan groot zijn en leiden tot een waardevermindering. De volatiliteit hangt echter van de gevolgde strategie af. Algemeen kunnen we stellen dat de meeste strategieën aantrekkelijke risicorendementsverhoudingen bieden. • De tegenpartijen met wie de fondsen voor alternatieve strategieën zich verbinden in onderhandse contracten of voor de uitwerking van hun financieringsmogelijkheden om het hefboomeffect tot stand te brengen, kunnen in gebreke blijven. Dat kan grote gevolgen hebben voor de waardering van het fonds of de liquiditeit ervan. • Fondsen die gebruikmaken van alternatieve strategieën bieden doorgaans een grote beheersvrijheid waardoor ze van strategie kunnen veranderen, zoals de multistrategiefondsen. Een verandering van beleggingsstrategie kan de risico’s fors doen toenemen. • Landenrisico: hedge funds kunnen opgericht zijn in landen met minder strikte regels (bv. deelneming in kapitaal of winst, oproepingsvereisten, bekendmaking van beslissingen, oprichtingskapitaal, toezicht), gebruikmaken van een vreemde taal en een transparantiesysteem voor fiscale doeleinden dat in sommige gevallen niet aanvaard wordt in België, waar efficiënte maatregelen of procedures voor de uitoefening van aandeelhoudersrechten bemoeilijkt worden of ontbreken. Opmerking: hedge funds die het voorwerp vormen van een openbaar aanbod, zijn aan de Belgische voorwaarden onderworpen. Voor de commercialisering van die fondsen gelden specifieke verplichtingen voor de beheerders. • Risico verbonden aan de reputatie van hedge funds of hun beheerders, aan de impact van embargo’s.
C. Vehikelcategorieën die alternatieve strategieën gebruiken 1. Hedge funds Hedge funds zijn alternatieve fondsen (zie punt 4.3.2) die meestal onverenigbaar zijn met het reglementaire UCITSformaat. De statuten van deze fondsen voorzien doorgaans in een maximaal gebruik van de eigenschappen van alternatieve fondsen. De fondsen zijn meestal gedomicilieerd in landen met een zeer soepel reglementair kader, wat hun een grote handelingsvrijheid biedt. Het komt vaak voor dat de beheerder zelf een aanzienlijk deel van zijn eigen vermogen investeert in het fonds dat hij beheert. Zijn vergoeding bestaat naast de vaste kosten en de beheersprovisie meestal uit een provisie op de prestatie van het fonds. Omdat hegde funds beperkte transparantieverplichtingen hebben ten aanzien van de beleggers, kunnen er verschillen zijn in de kwaliteit en de nauwkeurigheid van de ontvangen informatie. Het mag doorgaans alleen privé of aan professionele of gekwalificeerde beleggers worden verdeeld. De minimale inschrijvingsdrempel is over het algemeen erg hoog. a. Voordelen • Hedge funds bieden de grootste keuze aan managers die alternatieve strategieën gebruiken. • Hedge funds zijn door hun domiciliekeuze over het algemeen aan een minder strikte regelgeving onderworpen dan ‘gewone’ fondsen en beschikken dus over een zeer grote beleggingsvrijheid. b. Specifieke nadelen van hedge funds • Deze fondsen zijn meestal alleen bestemd voor professionele, gekwalificeerde, gespecialiseerde of ervaren beleggers die in staat zijn de techniciteit ervan te begrijpen en er weldoordacht gebruik van maken. • Hedge funds zijn vaak niet zo transparant, omdat ze doorgaans erg weinig informatie over hun strategie en financiële structuur verstrekken. • Ze bieden doorgaans een geringe liquiditeit (maandelijks, driemaandelijks of zelfs jaarlijks) en kunnen onderworpen zijn aan bezitstermijnen (lock-up). • De minimuminleg kan hoog zijn en is zelden lager dan 1 miljoen dollar. c. Specifieke risico’s van hedge funds • Een belangrijke risicofactor is het ontbreken van transparantie over het beleggingsbeleid. • Hedgefondsen zijn over het algemeen gevestigd in landen waar weinig tot geen toezicht wordt uitgeoefend door een autoriteit, waardoor ze veel meer blootstaan aan risico’s als
fraude, niet-nakoming van de beleggingsstrategie, het in gevaar brengen van de financiële structuur ... De financiële autoriteiten hebben echter maatregelen genomen om een grotere controle uit te oefenen op die fondsen. Zo is in juli 2013 in alle landen van de Europese Unie een nieuwe Europese richtlijn (AIFM) in werking getreden om striktere gemeenschappelijke eisen uit te vaardigen op het gebied van vergunning, transparantie, risicocontrole en toezicht op beheerders die hun zetel in de EU hebben en beheerders die in een derde land zijn gevestigd maar ICB’s in de EU willen beheren of verkopen. Daardoor zou de belegger beter beschermd moeten zijn in dit type fonds. Voorzichtigheid blijft wel geboden. • Bepaalde aanboddocumenten (prospectus ...) van hedge funds voorzien in bijzondere vereisten, zoals - een minimale beleggingshorizon die de overdracht van positions verhindert (‘hard lock-up’), - de bestraffing van overdrachten door de aanrekening van torenhoge overdrachtkosten (‘soft lock-up’), - specifieke inschrijvingsvoorwaarden (bijvoorbeeld een specifieke of in de tijd uitgestelde frequentie voor de berekening van de nettowaarde ten opzichte van de inschrijvingsdatum), - specifieke terugkoopvoorwaarden (‘gates’ die het maximumpercentage van de mogelijke terugkopen per berekeningsdatum van de NIW beperken). Die voorwaarden kunnen desinvesteringen of aanpassingen van in hedge funds belegde portefeuilles bemoeilijken. 2. Alternatieve UCITS (Undertakings for Collective Investments investment Transferable Securities) ‘Alternatieve UCITS’, ook NEWCITS genoemd, gebruiken strategieën voor een alternatief beheer binnen het Europese regelgevende kader van de ICBE-fondsen (UCITS) die de Richtlijn 2009/65/EG (of de toekomstige herzieningen ervan) naleven, waardoor ze haast automatisch het Europese paspoort UCITS verkrijgen (op basis van een kennisgeving). We verwijzen naar punt 4.3.2.C.1 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van hedge funds. a. Specifieke voordelen van alternatieve UCITS • Deze fondsencategorie is onderworpen aan een strikt regelgevend kader en beschermt de belegger in verschillende domeinen, zoals regels qua samenstelling van de activa, diversifiëring, blootstelling, overwicht, beperking van het hefboomeffect, waardering en liquiditeit, risicobeheer, verantwoordelijkheden van de bewaarnemer (bewaarneming en toezicht op de activa, verkoop, uitgifte, afkoop, terugbetaling en annulatie van deelbewijzen, conformiteit van de verrichtingen op activa van het fonds, toewijzing van de inkomsten, oprichtingsdocumenten van het fonds), informatie voor de beleggers, eisen qua organisatie, prudentieel toezicht, informatica, boekhouding, minimumkapitaal, eigen vermogen, Informatiebrochure financiële instrumenten
47
belangenconflicten,gedragsregels en bevoegdheden van de bevoegde regelgevers (toezicht, controles, enquêtes en sancties). • Deze fondsen genieten dus een zekere transparantie (mededeling van informatie). • Er is minstens een halfmaandelijkse en meestal een dagelijkse of wekelijkse liquiditeit. • De minimuminleg is meestal lager dan voor hedge funds. b. Specifieke nadelen van alternatieve UCITS • De beheerskosten zijn doorgaans hoger dan voor hedgefunds. • Niet alle alternatieve strategieën kunnen in een UCITS-kader worden toegepast door de bestaande vereisten (qua liquiditeit, concentratie of toegestane financiële instrumenten bijvoorbeeld). c. Specifieke risico’s van alternatieve UCITS Aan beleggingen in UCITS die gebruikmaken van alternatieve strategieën zijn geen specifieke risico’s verbonden. Het gaat om de risico’s van de hiervoor beschreven alternatieve strategieën en van de ICB’s. 3. Fondsen van hedge funds Een dergelijk fonds bestaat uit een portefeuille hedge funds (doorgaans een twintigtal) waarmee de belegger zijn risico kan spreiden over verschillende strategieën en/of beheerders. Het risiconiveau ervan is doorgaans veel lager dan voor een aandelenfonds bijvoorbeeld, terwijl het een regelmatiger prestatie biedt en minder afhankelijk is van de financiële markten. Die voorzichtiger benadering van de hedge funds is dan ook een diversifiëringsopportuniteit voor de meeste privébeleggers. We verwijzen naar punt 1.1 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van instellingen voor collectieve beleggingen en naar punt 4.3.2.C.1 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van hedge funds. a. Voordelen • Door een beroep te doen op fondsen van hedgefondsen verlaagt het risico van de belegging aanzienlijk. Door bij meerdere beheerders te beleggen is er een kleiner risico verbonden aan de beheerscapaciteit van één persoon. • Fondsen van hedge funds bieden beleggers de mogelijkheid hun posities in hedge funds ruim te diversifiëren zonder daarvoor een te grote inleg nodig te hebben. • Via dit kanaal krijgt de belegger toegang tot fondsen van beheerders met een goede reputatie maar die nieuwe beleggingen weigeren. • De belegger profiteert van de knowhow van de beheerder van het fonds van hedge funds en zijn eventuele team. Die kunnen hun bijdrage leveren voor de keuze van hedgefundstrategieën maar ook voor de selectie van de beheerders van hedge funds en zo het risico verminderen. b. Nadelen Er worden tweemaal management fees betaald: eenmaal in het geselecteerde hedge fund en eenmaal in het dakfonds. 48
Informatiebrochure financiële instrumenten
c. Risico’s Aan beleggingen in fondsen van hedge funds zijn geen specifieke risico‘s verbonden. Het betreft de risico‘s van de ICB‘s in het algemeen en van de hiervoor beschreven onderliggende financiële instrumenten waarin ze rechtstreeks of onrechtstreeks beleggen.
4.3.3. Private Equity A. Omschrijving Meestal verwijst deze term naar kapitaal dat aan nietbeursgenoteerde bedrijven wordt verschaft. Het kan worden gebruikt om nieuwe producten en technologieën te ontwikkelen, het werkkapitaal te verhogen, overnames te doen of om de balansstructuur van een bedrijf te verstevigen. Private Equity kan ook een oplossing zijn voor eigendoms- of managementkwesties – bijvoorbeeld een nalatenschap in een familiebedrijf of een management buy-in of buy-out. Strikt genomen is venture capital een subgroep van private equity die betrekking heeft op kapitaalinvesteringen voor de start of uitbreiding van jonge ondernemingen (de subgroep wordt gekenmerkt door het specifieke karakter van de risico’s tijdens die twee fasen). Kenmerken van private equity zijn de beleggingshorizon op lange termijn, de aanvankelijke verliesperiode (J-curve voor de winsten1), de beperkte liquiditeit, de ondernemerszin van de belegger en de selectiekwaliteiten van de private equity managers. Toch worden die eigenschappen enigszins afgevlakt in de op maat samengestelde private-equityproducten. We verwijzen naar de punten 4.1 en 4.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van alternatieve beleggingen in het algemeen.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van private equity 1. Voordelen • De decorrelatie van beleggingen in private equity is aanzienlijk ten opzichte van traditionele activaklassen, waardoor de diversifiëring en de stabiliteit van de globale portefeuille verbeterd kan worden met ook een toename van het potentieel op lange termijn. • Private equity biedt toegang tot exclusieve beleggingen met rendementen die doorgaans op de publieke aandelenmarkt niet te evenaren zijn. Op langere termijn biedt private equity immers meestal het hoogste rendement. De belegger wordt 1 J-curve van de winsten: beleggingen in private equity zijn maar
winstgevend na verloop van tijd (bv. door de verkoop van participaties of IPO). De opstartfase dient vooral voor de selectie van investeringen en kan verlieslatend zijn voor de instrumenten voor beleggingen in private equity.
rechtstreeks/onrechtstreeks betrokken bij het management van het onderliggende bedrijf. • Als private equity aan een goed gediversifieerde portefeuille wordt toegevoegd, kan het rendement sterker stijgen dan bij de toevoeging van beleggingen in andere activaklassen.
hun beheerders onderworpen aan bijzondere, op Europees vlak geharmoniseerde verplichtingen inzake beheer, bekendmaking van informatie (transparantie) en verkoop aan professionele beleggers en, voor zover van toepassing, aan niet-professionele beleggers.
2. Nadelen • Instrumenten voor beleggingen in private equity zijn niet erg liquide. Ze kunnen met andere woorden moeilijker worden verkocht dan traditionele activa. Bij private equity moet de belegger ofwel zijn beleggingstermijn uitdoen, ofwel zijn participatie verkopen. Voor private-equityportefeuilles is er wel een ruime secundaire markt, maar niet voor kleinere participaties van individuele beleggers. • Het gebruik van benchmarks om de prestaties te meten is niet erg nuttig. Dat is te wijten aan de inefficiëntie van de markten in dit specifieke domein. • Om deze twee redenen (beperkte liquiditeit en ontbreken van betrouwbare benchmarks) is het moeilijk om een raming te doen. • Het is vaak moeilijk om aan een nauwkeurige waardebepaling van de activa te komen. • De informatie over de bedrijven is vaak onvolledig. • De controle op het management is vaak minder streng dan bij beursgenoteerde bedrijven. • Het gaat hier vaak om een minderheidsparticipatie.
Een voorbeeld hiervan zijn de Europese venturecapitalfondsen, die private beleggers toelaten via een privébelegging in venture capital (start- of groeibedrijven) te beleggen.
3. Risico’s • Hoewel beleggingen in private equity een hoog rendement opleveren, houden ze ook grote risico’s op een minderwaarde of zelfs volledig verlies in wegens de vaak onzekere financiële soliditeit van het bedrijf, onzekere toekomstperspectieven voor de activiteit ... • Het gebrek aan liquiditeit dat eigen is aan dit type beleggingen kan een belemmering vormen voor de verkoop van de activa tegen een prijs die de intrinsieke waarde van de participatie weerspiegelt. • De moeilijkheid om de onderneming nauwkeurig naar waarde te schatten, houdt voor de belegger het risico in een aan- of verkoop te moeten verrichten tegen een prijs die de intrinsieke waarde van zijn participatie niet weerspiegelt. • Het valutarisico hangt af van de valuta van het aandeel en van de valuta waarin de activa zijn uitgedrukt. Voor een Europese belegger uit de eurozone is dit risico onbestaand als de notering en de onderliggende activa beperkt zijn tot de eurozone. Voor de andere valuta’s is er wel een groot risico.
C. Met private equity gelijkgestelde beleggingen: private-equityfondsen 1. Omschrijving Beleggingen in private equity zijn mogelijk via een fonds of dakfonds. Deze fondsen beleggen op hun beurt in individuele aandelen. Private-equityfondsen vallen onder de regelgeving van de alternatieve beleggingen in de vorm van fondsen. Bijgevolg zijn
We verwijzen naar de punten 1.1.1 tot 1.1.3 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen via fondsen en naar de punten 4.3.3.A en B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in private equity. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van privateequityfondsen. a. Voordelen • Door een beroep te doen op private-equityfondsen verlaagt het beleggingsrisico aanzienlijk. Door in meerdere bedrijven te investeren wordt het aan een individuele onderneming verbonden risico beperkt. Het risico verdwijnt echter niet helemaal. • Private-equityfondsen bieden beleggers de mogelijkheid om hun posities voldoende te diversifiëren zonder een te hoge inleg nodig te hebben. • Private-equityfondsen zijn doorgaans liquider dan individuele beleggingen. • De belegger profiteert van de knowhow van de fondsbeheerder en zijn eventuele team. Die kunnen hun bijdrage leveren voor de keuze van projecten en bedrijven. b. Nadelen • Private-equity- en/of venturecapitalfondsen staan vaak enkel open voor professionele of institutionele beleggers. De voorwaarden om rechtstreeks of onrechtstreeks (via een dakfonds) in een private-equityfonds te participeren houden eventueel verband met de kennis van de privébeleggers, hun ervaring en de eisen qua minimuminleg (privébelegging). • Private-equityfondsen voorzien vaak standaardvoorwaarden voor de inschrijving, met aanzienlijke sancties bij een vroegtijdige uitstap en korte termijnen voor de opvraging van toegezegde kapitaalinbrengen. c. Risico’s Hierna volgen enkele specifieke risico‘s van privateequityfondsen: • Kapitaalrisico: het betreft het risico op de nietterugbetaling van het belegde kapitaal; • Risico en rendement: er is geen zekerheid over het boeken van winst. De selectie van één verkeerde belegging kan het rendement van het fonds ondermijnen. • Liquiditeitsrisico: er is veelal een sanctie bij vervroegde uitstap of een lock-upperiode (zonder verhandeling op de Informatiebrochure financiële instrumenten
49
beurs); de verhandeling van effecten kan aan voorwaarden voor de kwaliteit van de aandeelhouder verbonden zijn, waardoor er geen markt is in aandelen van deze fondsen. • Juridische en fiscale risico’s verbonden aan de structuur van de belegging en de wetgeving in het land van herkomst van de belegger. Andere risico’s zijn die van de eerder beschreven onderliggende financiële instrumenten (zie ook de risico‘s van private-equityfondsen).
4.3.4. Grondstoffen en edele metalen A. Goud en goudmijnaandelen 1. Omschrijving Goud is het meest gebruikte edelmetaal voor beleggingsdoeleinden. Goud wordt traditioneel beschouwd als een toevluchtswaarde in uitzonderlijke omstandigheden (zoals oorlog en politieke instabiliteit) en als een bescherming tegen muntontwaarding. Goud mag dan al aan belang hebben ingeboet sedert de Verenigde Staten in 1971 beslisten dat de Amerikaanse dollar niet langer tegen goud kon worden ingewisseld, toch leggen de centrale banken van alle landen nog altijd grote goudreserves aan. Bij ernstige moeilijkheden kan een land steeds teruggrijpen naar zijn goudvoorraad als waarborg voor buitenlandse leningen. Goud wordt inderdaad wel eens een veilige haven voor beleggers genoemd omdat zij in tijden van onzekerheid op de aandelenbeurzen vaak hun toevlucht zoeken tot goud. Het kan dus interessant zijn om deze aparte activaklasse in uw portefeuille op te nemen als instrument voor een betere diversifiëring en risicospreiding gezien de grote decorrelatie ervan met de andere activaklassen (in het bijzonder aandelen in dollar). Dat wil niet zeggen dat goud een risicoloze belegging is. De markt kan bijvoorbeeld verstoord worden als een centrale bank een deel van haar reserves verkoopt, door termijnverkopen van goudmijnbedrijven of bij de vondst van een nieuwe goudmijn. Beleggen in goud kan op de volgende manieren: • aankoop van een goudstaaf (doorgaans van een kilo maar ook van kleinere gewichten) of van goudstukken (Krugerrand, Amerikaanse Eagle, Napoleon ... ); de koper kan de materiële levering van het goed vragen of kiezen voor een deposito op zijn effectenrekening; • onrechtstreekse verkrijging via de aankoop van goudmijnaandelen; we verwijzen naar de punten 2.1 en 2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in aandelen;
50
Informatiebrochure financiële instrumenten
• indirecte verwerving via derivaten; we verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten. We verwijzen naar de punten 4.1 en 4.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van alternatieve beleggingen in het algemeen. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in goud a. Voordelen • Goud vormt een bescherming tegen inflatie (op lange termijn zou goud zijn werkelijke waarde behouden). • Goud is zoals de meeste alternatieve beleggingen een nietgecorreleerd waarde. Het evolueert dus niet zoals de traditionele activaklassen. Een deel van uw vermogen beleggen in goud kan dus beschouwd worden als een soort van verzekering voor de rest van uw vermogen. Niettemin lijkt de rol van goud als toevluchtswaarde uitgespeeld. De goudprijs wordt immers in steeds mindere mate bepaald door de vraag van de beleggers in periodes van onzekerheid (wat de goudprijs doet stijgen) en veeleer door het spel van vraag en aanbod vanwege de nijverheid (grootste opnemer van goud), wat geldt voor alle grondstoffen. • De goud-metaalmarkt is doorgaans behoorlijk liquide. • Aandelen in goudmijnen zijn een speculatieve belegging die hoge meerwaarden kan opbrengen op voorwaarde op het juiste ogenblik te beleggen, want in het algemeen stijgen hun koersen sneller dan de prijs van een ounce goud. b. Nadelen • Bezit van goud (materieel of op een effectenrekening) levert geen inkomen op. Deze opportuniteitskosten spelen vooral wanneer de rentetarieven hoog zijn. • De belegger loopt het risico dat zijn positie aan waarde verliest door de massale goudverkoop door een centrale bank of door andere specifieke risico’s (zie 4.3.4.A.1). • Goudmijnaandelen hebben een zeer speculatief karakter (het niveau van de reserves en de omvang van de productiekosten spelen een belangrijke rol). • Doordat de prijs van goud in Amerikaanse dollar wordt uitgedrukt, moet de Europese belegger ook rekening houden met het valutarisico. Een zwakke dollar leidt tot hogere goudprijzen, maar omgerekend naar euro zijn de stijgingen veel beperkter. c. Risico’s • De liquiditeit van aandelen in goudmijnen is soms beperkt. • Het valutarisico houdt verband met het feit dat de goudprijs op de wereldmarkten in Amerikaanse dollar wordt vastgesteld. Voor een Europese belegger beïnvloeden schommelingen van deze valuta de waarde van de beleggingen in goud. Voor de goudmijnen vormt ook de munt waarin de aandelen noteren of de valuta waarin de resultaten van de onderneming worden uitgedrukt een niet te verwaarlozen risicofactor.
• Ook het renteverloop kan een impact hebben op de koers van goudmijnaandelen. Over het algemeen heeft een stijging van de rentetarieven een negatieve invloed op de goudprijs (aangezien de opportuniteitskosten voor het materiële bezit van goud stijgen) en bijgevolg op de koers van de goudmijnaandelen. • De koers van goudmijnaandelen is zeer volatiel. Er is dus een aanzienlijk risico op een wederverkoop met verlies (dus tegen een prijs of een beurskoers die lager is dan bij de aankoop), vooral op korte termijn.
B. Grondstoffen (commodities) 1. Omschrijving In grondstoffen zoals granen, edele metalen, olie, gas, katoen, koffie enz. wordt voornamelijk via commodity futures en termijncontracten belegd. Handelaars doen dit om zich in te dekken tegen eventuele ongunstige prijsontwikkelingen en beleggers/speculanten om munt te slaan uit de prijsschommelingen op de goederenmarkten. We verwijzen naar de punten 4.1 en 4.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van alternatieve beleggingen in het algemeen. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van de grondstoffen (commodities) a. Voordelen • Het rendement op grondstoffen is historisch laag gecorreleerd met het rendement op aandelen en obligaties. • Grondstoffen hebben op lange termijn een aantrekkelijke risico-rendementsverhouding. • Investeringen in grondstoffen dragen ertoe bij de belegger te beschermen tegen een stijging van de inflatie. b. Nadelen • Het koersverloop van de grondstoffen is zeer volatiel en verschilt sterk naargelang de grondstof. • De belegger vindt soms moeilijk genoeg of voldoende nauwkeurige informatie over grondstoffen. Dat maakt het risico groter om in dit domein te beleggen. Om die reden werd een verbod ingevoerd voor de commercialisering van bepaalde financiële producten die betrekking hebben op ongebruikelijke of niet-conventionele activa (zie hoofdstuk 4.3.5.C ‘Niet-conventionele activa’). c. Risico’s • De koersen van grondstoffen zijn erg volatiel en hangen af van een grote hoeveelheid factoren zoals de wereldvraag naar een bepaalde grondstof, maar ook vaak minder voorspelbare geopolitieke omstandigheden kunnen de koers sterk beïnvloeden.
• Er is een valutarisico verbonden aan beleggingen in grondstoffen omdat de prijs ervan op de wereldmarkten meestal wordt vastgesteld in Amerikaanse dollar. Voor een Europese belegger hebben schommelingen van deze valuta dus een invloed op de waarde van zijn posities. • De evolutie van de rentetarieven op de wereldmarkten beïnvloedt de grondstoffenprijzen eveneens op indirecte wijze door een invloed uit te oefenen op het consumptieniveau en bijgevolg op de vraag naar deze grondstoffen. 3. Vormen van beleggingen in grondstoffen a. ICB’s die in grondstoffen beleggen Omschrijving Sommige ICB’s beleggen rechtstreeks in grondstoffen. We verwijzen naar punt 1.1 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van beleggingen via ICB‘s en naar punt 4.3.4.B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van beleggingen in grondstoffen. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in grondstoffen via ICB‘s. Voordelen Met ICB‘s kan er tegelijkertijd in verschillende grondstoffen belegd worden, wat de volatiliteit (de correlatie tussen het verloop van de verschillende grondstoffen is ook vrij gering) en het risico van een dergelijke belegging aanzienlijk verlaagt. Nadelen Aan beleggingen in ICB‘s die in grondstoffen beleggen, zijn geen specifieke nadelen verbonden. Risico’s Aan beleggingen in ICB‘s die in grondstoffen beleggen, zijn geen specifieke risico‘s verbonden. Het betreft de risico‘s van de hiervoor beschreven onderliggende financiële instrumenten waarop ze zijn gebaseerd. b. Grondstoffenderivaten Omschrijving Er kan ook in grondstoffen belegd worden via derivaten zoals opties, futures, forwards en swaps. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van beleggingen via derivaten en naar punt 4.3.4.B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van beleggingen in grondstoffen.
Informatiebrochure financiële instrumenten
51
Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in grondstoffenderivaten Voordelen - Het is mogelijk te beleggen in derivaten met als onderliggende waarde een gediversifieerde grondstoffenindex, waardoor de volatiliteit (ook de correlatie tussen het rendement van de verschillende grondstoffen is vrij gering) en het risico van een dergelijke belegging sterk afneemt. - De grondstoffenprijzen zijn erg volatiel. In deze sector beleggen via derivaten verhoogt het returnpotentieel. Nadelen Aan beleggingen in grondstoffenderivaten zijn geen specifieke nadelen verbonden. Risico’s Grondstoffenprijzen zijn behoorlijk volatiel. In deze sector beleggen via derivaten versterkt het risico nog als gevolg van het hefboomeffect. Om die reden werd een verbod ingevoerd op de commercialisering van bepaalde financiële producten die betrekking hebben op ongebruikelijke of niet-conventionele activa (zie hoofdstuk 4.3.5.C ‚Niet-conventionele activa‘).
4.3.5. Met alternatieve beleggingen gelijkgestelde beleggingen A. Obligatiederivaten Zoals vermeld in punt 3.5 hebben we beslist om de obligatiederivaten onder te brengen bij de alternatieve beleggingen op grond van hun risicokenmerken. 1. Bond options a. Omschrijving Opties op obligaties vormen een belangrijke categorie van obligatiederivaten. Deze opties hebben als onderliggend actief een obligatiebelegging. Een dergelijke belegging kan worden vergeleken met een belegging in aandelenopties, met dat verschil dat het onderliggende actief een obligatie is. Opties worden doorgaans verhandeld op de financiële markt van de plaats van de voornaamste notering van de onderliggende obligatie. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten, naar 1.2.3.A voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van opties, en naar de punten 3.1 tot 3.4 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties. 2. Bond futures Een obligatiefuture is een gestandaardiseerd termijncontract met als onderliggende waarde één individuele obligatie. Een 52
Informatiebrochure financiële instrumenten
dergelijke belegging kan worden vergeleken met een belegging in aandelenfutures, met dat verschil dat het onderliggende actief een obligatie is. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten, naar 1.2.3.B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van futures, en naar de punten 3.1 tot 3.4 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van obligaties. . 3. Interest rate futures (FRA – Future Rate Agreement) a. Omschrijving FRA‘s bieden beleggers de mogelijkheid onmiddellijk een depositoverbintenis te kopen die ingaat op een vooraf bepaalde latere datum (1, 2, 6 maanden bijvoorbeeld) voor een welbepaalde looptijd (3, 6, 12 maanden bijvoorbeeld). Ze worden vooral gebruikt door bedrijven om hun liquiditeiten te beheren. FRA‘s kunnen noteren aan een gereglementeerde beurs of OTC (over the counter – buiten de beurs) worden verhandeld. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van derivaten en naar de punten 3.1 tot 3.4 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico‘s van obligaties. b. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van FRA’s Voordelen Met FRA‘s is het mogelijk om vooraf de voorwaarden te bepalen van een belegging die slechts later kan worden uitgevoerd. Dat kan bijzonder nuttig zijn voor beleggers die een grotere rentedaling verwachten dan de markt. Nadelen Aan beleggingen in FRA‘s zijn geen specifieke nadelen verbonden. Risico’s Een FRA-overeenkomst houdt in dat beide partijen de FRA op de vastgestelde datum moeten uitvoeren. Als de belegger om een of andere reden de verrichting niet wenst uit te voeren, moet hij zijn positie terugkopen (door een tegengestelde positie in te nemen) wat een risico op minderwaarde met zich meebrengt.
B. Geïndexeerde obligaties waarvan de onderliggende index niet gekoppeld is aan de aandelen-, obligatie- of liquiditeitenmarkten Geïndexeerde obligaties waarvan de onderliggende index, die de uiteindelijke prestatie van de belegging zal bepalen, gekoppeld is aan een index die niet aan activaklassen als aandelen, obligaties of liquiditeiten kan worden gekoppeld, worden gelijkgesteld met alternatieve beleggingen. We verwijzen naar de punten 4.1 tot 4.3 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van alternatieve beleggingen en naar punt 3.5.1 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van geïndexeerde obligaties.
C. Niet-conventionele activa De volgende financiële producten waarvan het rendement gekoppeld is aan niet-conventionele activa mogen niet verkocht worden aan niet-professionele beleggers: • financiële producten (voornamelijk derivaten), die betrekking hebben op virtueel geld (zoals bitcoin); • financiële producten (‘notes’ of tak 23-levensverzekeringen) waarvan het rendement afhangt van alternatieve beleggingen in de vorm van fondsen (zie 1.1.4 F) die beleggen in nietconventionele activa, zoals grondstoffen, kunstvoorwerpen, consumptiegoederen of alcoholische dranken; • financiële producten die afhangen van ‘life settlements’ (op de beurs verhandelde levensverzekeringen), die een recht op schuldvorderingen ten laste van de verzekeraar bieden bij overlijden van de verzekerde.
Informatiebrochure financiële instrumenten
53
5. Liquiditeiten 5.1. Omschrijving Liquiditeiten zijn beleggingen in euro of vreemde valuta op korte termijn, dus met een looptijd van maximaal 12 maanden (beleggingen met een looptijd van meer dan 12 maanden worden beschouwd als obligatiebeleggingen – zie punt 3). Beleggingen in liquiditeiten kunnen verschillende vormen aannemen: • zichtrekeningen • termijndeposito’s • spaarrekeningen • op de geldmarkt verhandelde effecten. Daarnaast bestaan er nog andere beleggingsvormen die worden gelijkgesteld met beleggingen in liquiditeiten (zie 5.4).
5.2. Voordelen, nadelen en risico’s van liquiditeiten 5.2.1. Voordelen • Zoals de naam aangeeft, zijn beleggingen in liquiditeiten in principe zeer liquide. Dat wil zeggen dat de belegde kapitalen erg snel kunnen worden vrijgemaakt voor ander gebruik en dit zonder of tegen een geringe beboeting van de belegger (transactiekosten, afwaardering wegens slechte timing van de verkoop ...). Sommige vormen van beleggingen in liquiditeiten, zoals termijndeposito’s, zijn in dat opzicht toch minder soepel. • Beleggingen in liquiditeiten kunnen dienen als tijdelijke belegging, bijvoorbeeld wanneer een rentestijging wordt verwacht. • Door te beleggen in liquiditeiten kan het kapitaal vergoed worden in afwachting van een andere bestemming (belegging in een andere activaklasse, belangrijke aankoop, schenking ...).
5.2.2 Nadelen De vergoeding voor deze beleggingen is doorgaans laag ten opzichte van de vergoeding voor beleggingen in andere activaklassen.
54
Informatiebrochure financiële instrumenten
5.2.3. Risico’s • Het risico op insolvabiliteit van de debiteur is te verwaarlozen in de meeste industrielanden zoals de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en België omdat de geldmarktinstrumenten meestal worden uitgegeven door internationale monetaire instanties die een maximale bescherming bieden, terwijl andere kortetermijnbeleggingen meestal lopen bij kredietinstellingen die zijn onderworpen aan het strikte toezicht van de financiële autoriteit van het land (de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) in België). • Het valutarisico hangt af van de munt waarin de belegging wordt verricht. Voor een Europese belegger uit de eurozone is dit risico onbestaand voor leningen in euro. Voor valuta’s die verbonden zijn aan de eenheidsmunt is het risico laag. Voor de andere valuta’s is er wel een groot risico. In principe is er een omgekeerde verhouding (vooral op lange termijn) tussen het rentetarief en de stabiliteit van de buitenlandse munt (een munt met een hoger rentetarief dan een andere vertoont de neiging om aan waarde te verliezen ten opzichte van die munt). • Het renterisico is zeer gering gezien de beperkte looptijd van beleggingen in liquiditeiten. Ze kunnen zich dus gemakkelijk aanpassen aan nieuwe marktomstandigheden. Dit risico is natuurlijk groter voor beleggingen op bijna 1 jaar dan voor die met een kortere looptijd.
5.3. Vormen van beleggingen in liquiditeiten 5.3.1. Zichtrekening in euro en valuta‘s A. Omschrijving De zichtrekening is het centrale referentie-instrument van de relatie tussen bank en klant en is de draaischijf tussen zijn inkomende en uitgaande tegoeden. De zichtrekening vormt de betaalrekening bij uitstek. Via deze rekening worden alle transacties uitgevoerd en ze is strikt genomen niet op te vatten als financieel instrument. We verwijzen naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in liquiditeiten.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van zichtrekeningen 1. Voordelen • Zichtrekeningen hebben een maximale liquiditeit. • Er bestaat geen renterisico. • Onder bepaalde voorwaarden wordt een beperkt, tijdelijk krediet toegestaan. 2. Nadelen Er kunnen beheerskosten en eventueel variabele kosten verbonden zijn aan lopende rekeningen. 3. Risico’s • Het risico op insolvabiliteit van de debiteur is te veronachtzamen, aangezien de zichtrekeningen worden geopend bij kredietinstellingen die onder streng toezicht staan van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). Wanneer een Belgische kredietinstelling failliet gaat, treedt er een depositobeschermingsregeling in werking voor de bewaargevers van zichtrekeningen in een EER-munt. Een Europees stelsel beschermt de Europese kapitaalmarkten bovendien tegen systeemrisico’s van de financiële instellingen. • Er is zo goed als geen liquiditeitsrisico, onder voorbehoud van de geldende contractuele bepalingen. • Het valutarisico hangt af van de munt waarin rekening is geopend. Voor een Europese belegger uit de eurozone is dit risico onbestaand voor rekeningen in euro. Voor valuta’s die verbonden zijn aan de eenheidsmunt is het risico laag. Voor de andere valuta’s is er wel een groot risico.
5.3.2. Termijndeposito’s A. Omschrijving Een termijndeposito is een beleggingsvorm waarbij de klant bepaalde gelden (het bedrag) leent aan de bank voor een welbepaalde termijn (de looptijd) in ruil voor een bepaalde vergoeding (rente). Alle voorwaarden worden vastgelegd op het moment dat de verrichting plaatsvindt. Het termijndeposito is dus een beleggingsinstrument. Een termijndeposito is mogelijk in euro of vreemde valuta. In de meeste gevallen betreft het kortetermijnbeleggingen (doorgaans tot 12 maanden), maar langere looptijden zijn ook mogelijk. De rentevoet van een termijndeposito dient als basis voor de berekening van de vergoeding ervoor. Hij wordt bepaald op grond van marktvoorwaarden en varieert volgens de munteenheid, de looptijd (hoe langer de looptijd, hoe hoger de rente) en, voor deposito’s op korte termijn, van de kapitaalschijf waarin het deposito zit (hoe hoger het bedrag, hoe hoger de
rente). De in het begin afgesproken rentevoet blijft van toepassing tot aan de vervaldag van het deposito, ook al wijzigen de rentevoeten tijdens de looptijd van de belegging. Een termijndeposito kan stilzwijgend verlengd worden op de vervaldag als dat zo is overeengekomen, voor dezelfde looptijd en tegen de rentevoet die geldt op de dag van de verlenging. De interesten op het termijndeposito zijn principe pas beschikbaar op de vervaldag. Op dat moment kunnen ze ter beschikking van de klant worden gesteld op een zichtrekening, een spaarrekening ... (bij uitkering) of worden toegevoegd aan het kapitaal op de termijnrekening bij verlenging van de belegging (kapitalisatie). We verwijzen naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in liquiditeiten.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van termijndeposito‘s 1. Voordelen • Het rendement van termijndeposito’s is zeker en op voorhand gekend in de oorspronkelijke valuta. • Er is een grote keuze wat de voorgestelde looptijden betreft, zodat de belegger zijn geld exact voor de gewenste duur kan beleggen. • Bij hoge bedragen is het rendement van een termijndeposito doorgaans veel hoger dan van een spaarrekening. De marktomstandigheden kunnen echter leiden tot een ietwat andere situatie. 2. Nadelen • Termijndeposito’s zijn minder liquide dan een spaarrekening. Tegoeden op een termijndeposito zijn in principe niet beschikbaar vóór de vervaldag van de belegging. Toch is het vaak mogelijk om vóór de vervaldag over de belegde tegoeden te beschikken door de betaling van kosten of door een vermindering van het overeengekomen rendement. • De belegger profiteert niet van eventuele rentestijgingen tijdens de looptijd van zijn termijndeposito. 3. Risico’s • Het risico op insolvabiliteit van de debiteur is te veronachtzamen, aangezien de termijndeposito’s geopend worden bij kredietinstellingen die onder streng toezicht staan van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). Wanneer een Belgische kredietinstelling failliet gaat, vergoedt een depositobeschermingsregels de bewaargevers voor de termijnrekeningen in een EER-munt. • Een termijndeposito is in principe geblokkeerd tot de vervaldag. Een belegger die zijn kapitaal voor de einddatum terug wil, loopt dus het risico te worden bestraft.
Informatiebrochure financiële instrumenten
55
5.3.3. Spaarrekeningen A. Omschrijving De spaarrekening is een spaarinstrument in euro zonder einddatum. Het kapitaal is dus dagelijks opvraagbaar. We moeten een onderscheid maken tussen gereglementeerde spaarrekeningen en niet-gereglementeerde spaarrekeningen. Gereglementeerde spaarrekening Op een gereglementeerde spaarrekening geniet de klant een basisrente en een getrouwheidspremie. De basisrente en de getrouwheidspremie worden berekend tegen een rentevoet uitgedrukt op jaarbasis. De maximale basisrente wordt geregeld bij Koninklijk Besluit. De getrouwheidspremie mag niet minder bedragen dan 25% van de aangeboden bassirente en niet meer dan 50% van de maximale basisrente. De basisrente wordt dag na dag verworven. Ze is niet gewaarborgd en kan dagelijks worden aangepast op basis van eventuele tariefwijzigingen. Elke verhoging van de basisrente geldt niettemin voor een periode van minstens 3 maanden, tenzij bij een verlaging van de rente van de voornaamste herfinancieringsverrrichtingen van de Europese Centrale Bank. De getrouwheidspremie is dan weer verworven als het bedrag gedurende 12 opeenvolgende maanden op de spaarrekening ingeschreven blijft. De basisrente en getrouwheidspremie die door natuurlijke personen worden verworven, zijn tot een bepaald maximumbedrag vrijgesteld van roerende voorheffing. Dat maximumbedrag wordt jaarlijks aangepast. Niet-gereglementeerde spaarrekening De vergoeding en het moment van uitbetaling bij een nietgereglementeerde spaarrekening zijn niet bij Koninklijk Besluit WIB 92 vastgelegd en kunnen bijgevolg sterk variëren. We verwijzen dan ook naar de bijzondere voorwaarden om de specifieke voorwaarden van een bepaalde nietgereglementeerde spaarrekening te kennen. De interesten die op een niet-gereglementeerde spaarrekening worden verworven, genieten geen vrijstelling van roerende voorheffing.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van spaarrekeningen 1. Voordelen • De liquiditeit van deze belegging is erg groot, want de klant kan op elk moment over zijn geld beschikken. • Deze vorm van sparen laat flexibel sparen toe. De belegger kan kiezen welk bedrag hij spaart en hij bepaalt zelf de looptijd door zijn beslissing geld van de rekening te halen. • In periodes met een lage rente kan een spaarrekening een aantrekkelijke vergoeding bieden ten opzichte van andere beleggingen zoals termijndeposito’s. 56
Informatiebrochure financiële instrumenten
• Aan een spaarrekening zijn geen kosten verbonden. • Aan een gereglementeerde spaarrekening is een fiscaal voordeel verbonden. 2. Nadelen • Bij gereglementeerde spaarrekeningen is het niveau van de interestvergoeding wettelijk beperkt. In periodes met een vrij hoge rente op de geldmarkt kan het rendement met enige vertraging worden aangepast. • De toegepaste rentevoet kan op elk moment worden aangepast door de bank waar de rekening is geopend. • De spaarrekening mag nooit een debetsaldo hebben. • Gelet op de wettelijk bepaalde opvragingsvoorwaarden kan aan een gereglementeerde spaarrekening niet de brede waaier van betaalinstrumenten worden gekoppeld: hoewel het een zeer liquide spaarvorm betreft, is de gereglementeerde spaarrekening niet bruikbaar als zichtrekening. • De klant zorgt zelf voor de aangifte van een eventuele interestvergoeding op een gereglementeerde spaarrekening boven het wettelijk vrijgestelde bedrag. 3. Risico’s • Het risico op insolvabiliteit van de debiteur is te veronachtzamen, aangezien de spaarrekeningen worden geopend bij kredietinstellingen die onder streng toezicht staan van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). Wanneer een Belgische kredietinstelling failliet gaat, treedt er een depositobeschermingsregeling in werking voor de bewaargevers tot een bepaald maximumbedrag. • Er is geen liquiditeits- en valutarisico aangezien de spaarrekening enerzijds op elk ogenblik kan worden terugbetaald en anderzijds uitsluitend in euro wordt uitgedrukt.
5.3.4. Geldmarkteffecten De geldmarkt is de markt waarop geld met een looptijd korter dan 1 jaar wordt geleend of uitgeleend. In elk land bestaat een geldmarkt.
A. Schatkistcertificaten 1. Omschrijving Schatkistcertificaten zijn gedematerialiseerde effecten op korte termijn, uitgedrukt in euro en bij aanbesteding uitgegeven door de Belgische Schatkist. De offertes geschieden op de rente. De Schatkist bepaalt de rentelimiet. Alle offertes onder de rentelimiet worden aanvaard en ze worden in aanmerking genomen in volgorde van de hoogte van de rentevoet, met als eerste die met de laagste rente. De looptijden zijn beperkt tot 3, 6 en 12 maanden. De schatkistcertificaten zijn bedoeld voor professionele beleggers. Particulieren kunnen ze echter ook aanschaffen op
de secundaire markt. De plaatsing van schatkistcertificaten en de liquiditeit van de markt worden gewaarborgd door primary dealers en recognized dealers, die als enigen mogen deelnemen aan een aanbesteding of uitgifte door syndicatie. We verwijzen naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in liquiditeiten. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van schatkistcertificaten a. Voordelen • Schatkistcertificaten zijn zeer liquide beleggingsinstrumenten dankzij het grote volume dat ervan in omloop is. Bovendien wordt de secundaire markt voor schatkistcertificaten gesteund door meerdere primary dealers. • Rekening houdend met de kwaliteit van de emittent zijn schatkistcertificaten beleggingen met een laag risico. • Een snelle vereffening van de verrichtingen wordt gegarandeerd dankzij de clearing van de Nationale Bank. b. Nadelen Belgische particulieren hebben geen mogelijkheid om rechtstreeks in schatkistcertificaten te beleggen en kunnen dit enkel doen via collectieve beleggingsvormen. c. Risico’s • Het risico op insolvabiliteit van de debiteur ligt laag. In de OESO-landen wordt de staat immers als de beste debiteur beschouwd (politiek risico). • Het liquiditeitsrisico voor de Belgische schatkistcertificaten is, wegens de omvang van de overheidsschuld en van de actieve secundaire markt op dat gebied, beperkt. • Het valutarisico is ook beperkt. • Ook het renterisico met een koersdaling van het effect tot gevolg is gering, gelet op de tamelijk korte looptijd (maximaal één jaar) van de certificaten.
B. Discount instruments ‘Discount instruments’ zijn ‘commercial paper’. Deze effecten zijn in het algemeen niet-beursgenoteerd (OTC) en worden uitgegeven door bedrijven in het kader van het beheer van hun liquiditeiten. In de meeste gevallen gaat het om beleggingen op korte termijn, die voor het bedrijf een financieringsalternatief vormen. ‘Discount instruments’ hebben eigenschappen die vergelijkbaar zijn met schatkistcertificaten. Het belangrijkste verschil ligt bij de emittent en het tempo van de uitgifte. Bij deze instrumenten is de emittent een bedrijf, wat een impact heeft op de solvabiliteit van de emittent (we verwijzen naar punt 3.1.1. over de kenmerken van emittenten van obligaties). Discount instruments kunnen op elk moment worden uitgegeven (terwijl de Schatkist certificaten uitgeeft op een bepaalde datum en voor een bepaalde looptijd), maar zonder vooraf bepaalde
kalender en voor om het even welke looptijd (maar doorgaans wel op korte termijn). Voor andere eigenschappen, voordelen, nadelen en risico’s verwijzen we naar punt 5.3.4.A over schatkistcertificaten.
5.4. Met liquiditeiten gelijkgestelde beleggingen 5.4.1. ICB‘s die in liquiditeiten beleggen – Money Market Funds A. Omschrijving Een thesaurie-ICB belegt vooral in geldmarktinstrumenten op korte termijn (meestal minder dan 12 maanden) en op zeer korte termijn (van enkele dagen tot 3 maanden), zoals termijndeposito’s in euro en in vreemde munten, schatkistcertificaten van de Belgische staat en handelspapier. We verwijzen naar de punten 1.1.1 tot 1.1.3 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van instellingen voor collectieve belegging. We verwijzen naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in liquiditeiten.
B. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van ICB‘S die in liquiditeiten beleggen 1. Voordelen • Deze ICB’s stellen de particulier in staat om dankzij de omvang van de ingezamelde bedragen, voordeliger interesten op te strijken en onrechtstreeks instrumenten te verwerven waartoe hij rechtstreeks geen toegang heeft (schatkistcertificaten bijvoorbeeld). • In vergelijking met sommige andere beleggingsinstrumenten zoals termijndeposito’s, hebben deze ICB’s een hoge graad van liquiditeit. • In periodes van onzekerheid en van spanning kan de kortetermijnrente hoger zijn dan de langetermijnrente (omgekeerde rentestructuur). Dit soort van ICB maakt het mogelijk voordeel te halen uit die situatie en vormt dan een zeer voordelige wachtbelegging, aangezien ze een hoger rendement biedt dan langetermijnobligaties. • De beheerskosten zijn vaak laag door de relatief soepele opvolging van de ICB-portefeuille. • De koersvolatiliteit van de munt waarin de ICB’s noteren is extreem laag omdat ICB’s uitsluitend beleggen in vastrentende instrumenten op korte termijn, wat het risico op minderwaarden sterk vermindert, maar wel zeer tijdelijk.
Informatiebrochure financiële instrumenten
57
2. Nadelen De aankoop en doorverkoop van deelbewijzen van thesaurie-ICB’s brengen doorgaans in- en uitstapkosten met zich mee. 3. Risico’s Aan beleggingen in thesaurie-ICB’s zijn geen specifieke risico’s verbonden. Het betreft de risico’s van de ICB’s in het algemeen en van de hierboven beschreven onderliggende financiële instrumenten waarop ze zijn gebaseerd.
5.4.2. Valutaderivaten Onder de beleggingsvormen op korte termijn worden ook de producten van de geldmarkt gerekend die tot doel hebben het valutarisico af te dekken of te beheren door middel van transacties tussen diverse munten over een looptijd van maximaal 12 maanden. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten. In ons geval is het onderliggende actief van het gestructureerde product een valuta. In zijn meest eenvoudige vorm gaat het bij valutahandel om het kopen of verkopen van één munt tegen een andere munt waardoor een wisselkoers tot stand komt. De contant- of spotforexmarkt is 24 uur per dag actief. Er zijn operatoren (dealers) in elke belangrijke tijdzone en in elk belangrijk financieel centrum (Brussel, Londen, New York, Tokio, Hongkong, Sydney enz.). Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de contantmarkt (spot market) en de termijnmarkt (forward market). Op de contantmarkt vinden de levering en betaling van de valuta in de regel binnen twee werkdagen na de transactie plaats terwijl dit op de termijnmarkt na een bepaalde, vooraf afgesproken termijn is: bijvoorbeeld na 1, 3, 6 of 12 maanden. We spreken dan ook respectievelijk van een contante koers (spot rate) en een termijnkoers (forward rate).
A. Valutatermijncontract (currency forward contract) 1. Omschrijving Een valutatermijncontract is een onherroepelijke overeenkomst waarin wordt afgesproken een bepaald bedrag (in eigen munt of vreemde valuta) op termijn te kopen/verkopen tegen een vastgelegde koers en op een welbepaalde datum. Alle voorwaarden worden vastgelegd op het moment dat het contract wordt aangegaan. De meest voorkomende looptijden zijn 1, 2, 3, 6 en 12 maanden. Ze worden op maat afgesloten in onderling overleg tussen de bank en een andere partij. Ze worden meestal niet op de beurs verhandeld. We verwijzen naar punt 1.2.3.B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van forwards en naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in liquiditeiten. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van valutatermijncontracten a. Voordelen • Valutatermijncontracten bieden de mogelijkheid een bepaalde koers te garanderen voor een wisselverrichting op een latere maar reeds gekende datum, waarmee de belegger wordt beschermd tegen schommelingen van de betrokken munteenheid. • Het betreft een eenvoudig bruikbare constructie met lage kosten. b. Nadelen • Als belangrijkste nadeel kan opgetekend worden dat de koers vastligt en het niet mogelijk is hierop terug te komen, waardoor het dus niet mogelijk is van een positieve ontwikkeling van de wisselkoers te profiteren. • De verrichting wordt afgewikkeld op een datum en voor een bedrag die reeds worden vastgelegd bij de afsluiting van het contract, wat nadelig is voor de flexibiliteit van het product. c. Risico’s • De vereffening van een valutatermijncontract geeft altijd aanleiding tot een contante afrekening van winst of verlies waarvan het bedrag (in principe) onbeperkt is. • Aangezien de voorwaarden van de verrichting bij aanvang worden vastgelegd, is de belegging weinig liquide.
B. Valutaoptie (currency option) 1. Omschrijving Een valutaoptie biedt bescherming tegen een ongunstige ontwikkeling van de wisselkoers met behoud van de mogelijkheid van een gunstige ontwikkeling in de wisselkoers te profiteren. Het is het recht om een bepaalde valuta te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een in het optiecontract vastgelegde koers (de uitoefenprijs). De koper geniet dit recht gedurende een bepaalde periode (Amerikaanse optie) of na afloop van een bepaalde termijn (Europese optie). 58
Informatiebrochure financiële instrumenten
De optie heeft een prijs: de premie. We verwijzen naar punt 1.2.3.A voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van opties en naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in liquiditeiten. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van valutaopties a. Voordelen • Valutaopties bieden de mogelijkheid de portefeuille te beschermen tegen de ontwaarding van een of meerdere valuta’s uit die portefeuille. • Een valutaoptie is flexibeler dan een valutatermijncontract omdat het om de aankoop van een recht gaat. De belegger beslist dus zelf om dit recht al dan niet uit te oefenen en als de koers positief evolueert, kan hij daar onbeperkt van meegenieten. • Als de gedekte valuta bovendien positief evolueert, kan de belegger profiteren van de meerwaarde die eruit voortvloeit (na aftrek van het premiebedrag). b. Nadelen • Er dient een premie betaald te worden en die zal steeds een stuk hoger liggen dan de prijs van een valutatermijncontract. • Wegens de standaardisatie van optiecontracten is een perfecte dekking van de aangehouden posities (voor een identiek bedrag) zelden mogelijk. c. Risico’s Aan beleggingen in valutaopties zijn geen specifieke risico‘s verbonden. Het betreft de risico‘s van de hiervoor beschreven onderliggende financiële instrumenten waarop ze zijn gebaseerd.
C. Valutawarrants Valutawarrants vertonen veel gelijkenissen met valutaopties. We verwijzen naar punt 1.2.3.C voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van warrants, naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in liquiditeiten en naar punt 5.4.2.B voor de specifieke voordelen, nadelen en risico’s van valutaopties.
D. Valutafutures 1. Omschrijving Valutafutures zijn gestandaardiseerde termijncontracten die op een beurs verhandeld worden. Het gaat dus om contracten voor de verplichte aankoop/levering van een precies omschreven bedrag in vreemde valuta tegen een vaste wisselkoers op een vooraf afgesproken datum in de toekomst. De betaling geschiedt pas bij de levering van de onderliggende waarde op die overeengekomen datum. Futures staan dus tegenover termijncontracten die over the counter (buiten de beurs) worden verhandeld. We verwijzen naar punt 1.2.3.B voor de omschrijving, voordelen, nadelen en specifieke van futures en naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in liquiditeiten. U vindt de omschrijving van de valutatermijncontracten terug onder punt 5.4.2.A. 2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van valutaopties a. Voordelen Doordat futures kunnen worden verhandeld op een georganiseerde markt hebben ze een veel grotere liquiditeit en flexibiliteit dan valutatermijncontracten. b. Nadelen Aan beleggingen in valutafutures zijn geen specifieke nadelen verbonden. c. Risico’s Aan beleggingen in valutafutures zijn geen specifieke risico‘s verbonden. Het betreft de risico‘s van de hiervoor beschreven onderliggende financiële instrumenten waarop ze zijn gebaseerd.
E. Valutaswaps 1. Omschrijving De Engelse term ‘swap’ betekent ‘uitwisseling’. Een valutaswap is de combinatie van een contante wisseltransactie (of spot) met een omgekeerde termijnwisseltransactie (of forward). Die twee verrichtingen worden gelijktijdig verhandeld met dezelfde tegenpartij en dezelfde contante referentiewisselkoers. Het zijn overeenkomsten tussen een bank en een klant of tussen klanten (bv. ondernemingen) onderling, waarbij rente en hoofdsom in verschillende valuta’s worden geruild tegen een vooraf overeengekomen verhouding tussen die valuta’s. We verwijzen naar de punten 1.2.1 en 1.2.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van derivaten en naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van beleggingen in liquiditeiten.
Informatiebrochure financiële instrumenten
59
2. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van valutaswaps a. Voordelen • De voorwaarden van de verrichting worden bij aanvang vastgesteld en laten geen ruimte voor onzekerheid. • Swaps zijn mogelijk met om het even welke converteerbare munt. • Er is geen minimum- of maximumbedrag. • Er moet geen premie betaald worden. • Met een valutaswap kunt u het evenwicht herstellen tussen kasmiddelen geleend in de ene munt en belegd in een andere, door een tijdelijke omruiling te doen tussen beide. b. Nadelen Het is een vaste en definitieve verbintenis. De belegger is verplicht om de valuta op de einddatum te kopen of verkopen, ongeacht het koersverloop sinds het afsluiten van de swap. c. Risico’s Het product is weinig liquide. Het is moeilijk om transacties uit te voeren tijdens de levensduur van het product.
60
Informatiebrochure financiële instrumenten
5.4.3. Geïndexeerde obligaties waarvan de onderliggende index een aan liquiditeiten gekoppelde index is Geïndexeerde obligaties waarvan de onderliggende index die de uiteindelijke prestatie van de belegging zal bepalen, een aan liquiditeiten gekoppeld index is, worden als liquiditeiten beschouwd. We verwijzen naar de punten 5.1 en 5.2 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van liquiditeiten en naar punt 3.5.1 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van geïndexeerde obligaties.
6. Varia gemengde fondsen 6.1. Omschrijving Gemengde fondsen zijn fondsen die gelijktijdig in verschillende activaklassen beleggen. Niet alle activaklassen moeten daarom in een fonds aanwezig zijn. De beleggingen kunnen ook beperkt zijn tot bepaalde regio’s. Doorgaans wordt er een algemeen risico-rendementsprofiel bepaald voor het fonds afhankelijk van de toegelaten wegingen in een, meerdere of elk van de verschillende activaklassen. Die kunnen relatief vastliggen of daarentegen schommelen tussen een minimum- en/of een maximumweging. Deze risico-rendementsprofielen berusten op de zogenaamde ‘neutral stance’. Die ‘neutrale houding’ vormt de basis van wat wij de Strategic Asset Allocation (SAA) noemen: de activaspreiding die nagestreefd wordt om de beleggingsdoelstellingen op lange termijn (beleggingshorizon, risico, rendement …) van de klant te verwezenlijken en die als benchmark dient. De portefeuillebeheerder zal in de meeste gevallen proberen die doelstellingen te overtreffen (‘outperformen’) door binnen bepaalde grenzen van de ‘neutral stance’ af te wijken. Hiervoor wordt eerst de TAA of Tactical Asset Allocation opgesteld (TAA). Dit is het beleggingsbeleid dat op korte termijn zal worden toegepast om de benchmark te verslaan. Via deze TAA kan de beheerder opteren voor een overof onderweging van bepaalde activaklassen (of subcategorieën) volgens het verwachte verloop ervan (out- of underperformance) op korte termijn. Hiervoor worden wel vaak voor elke (sub) activaklasse bepaalde minima en maxima bepaald met het oog op het behoud van het oorspronkelijke risiconiveau dat met de gekozen SAA overeenstemt.
6.2. Specifieke voordelen, nadelen en risico‘s van gemengde fondsen A. Voordelen • Met één belegging beschikt de belegger over een gediversifieerde portefeuille met een risicograad die hij zelf heeft gekozen. Die diversifiëring is zelfs tegen een bescheiden kostprijs mogelijk. • De aanzienlijke diversifiëring eigen aan dit type fondsen verkleint het risico. • De fondsbeheerder past de portefeuille continu aan de marktomstandigheden en -vooruitzichten aan. De belegger hoeft dus zelf niets op te volgen.
B. Nadelen • De belegger kan de structuur van zijn portefeuille niet wijzigen volgens zijn eigen perceptie van de marktperspectieven (zonder desinvestering). • De brede diversifiëring van dit type fondsen zorgt ervoor dat de mogelijkheden om meerwaarden te boeken kleiner zijn dan bij een belegging in één product. • De beheersprovisies zijn vaak hoger dan bij andere fondstypes.
C. Risico’s Aan beleggingen in gemengde fondsen zijn geen specifieke risico’s verbonden.
De verschillende activaklassen bestaan uit individuele lijnen of gespecialiseerde fondsen die de beheerder selecteert. In het laatste geval spreken we van ‘dakfondsen’. Sommige gemengde fondsen kunnen aanvullende bijzonderheden hebben. Zo kunnen de aan- en verkoopbeslissingen voor bepaalde fondsen op een kwantitatief model berusten. Andere fondsen zijn voorzien van een beschermingsmechanisme om de risico’s op een minderwaarde voor de belegger te beperken. We verwijzen naar de punten 1.1.1 en 1.1.3 voor de omschrijving, voordelen, nadelen en risico’s van ICB’s. Zie ook de punten 2.4.1 over de aandelen-ICB’s en 3.4.1 over de obligatie-ICB’s.
Informatiebrochure financiële instrumenten
61
62
Informatiebrochure financiële instrumenten
7. Financiële verzekeringen 7.1. Levensverzekering 7.1.1. Omschrijving Het doel van een levensverzekering is iemands leven en/of overlijden te verzekeren. Het betreft een contract waarbij een verzekeraar tegenover de verzekeringsnemer tegen betaling van een (eenmalige, periodieke of vrije) premie de verbintenis aangaat om bij leven en/of overlijden van een aangewezen persoon (de verzekerde) een kapitaal (of rente) uit te keren ten voordele van een of meer begunstigden. Het is dus een instrument om kapitaal over te dragen, maar ook een echt middel om te sparen of te beleggen: het is mogelijk om hiermee een kapitaal op te bouwen of te laten renderen. Afhankelijk van de hoofdwaarborg kunnen de levensverzekeringen worden opgesplitst in twee hoofdcategorieën, namelijk ‘overlijdensverzekeringen’ (uitkering van een kapitaal als de verzekerde overlijdt tijdens de looptijd van het contract) en ‘verzekeringen bij leven’ (uitkering van een kapitaal als de verzekerde nog in leven is op de einddatum van het contract of uitkering van een rente zolang de verzekerde in leven blijft). Een gemengde verzekering koppelt de voordelen van de overlijdensverzekering aan die van de levensverzekering. Levensverzekeringen geven toegang tot een volledig gamma beleggings- of spaarproducten.
7.1.2. B eleggingsvormen van de levensverzekering (TAK 21 en TAK 23) Er zijn twee soorten: tak 21- en tak 23-contracten. A. Tak 21-verzekeringen Tak 21-verzekeringen zijn levensverzekeringen die het belegde kapitaal (exclusief eventuele kosten, taksen en kostprijs van de overlijdensverzekering) op elk moment beschermen. Het rendement bestaat uit een gewaarborgde rentevoet, vermeerderd met een facultatieve en van jaar tot jaar variabele winstdeelneming die bij de toekenning definitief verworven is. De gewaarborgde rentevoet is voor onbepaalde duur van toepassing op elke storting. Hij schommelt tussen 0% (kapitaalbescherming) en 3,75% (huidige wettelijke maximumrentevoet voor een looptijd van meer dan 8 jaar). De toekenning van de winstdeelneming kan onderworpen zijn aan voorwaarden. Een aantal tak 21-verzekeringen kunnen recht geven op fiscale
voordelen. Op voorwaarde dat een aantal criteria worden vervuld, zijn de premies aftrekbaar in het kader van het pensioensparen, het langetermijnsparen, het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen of de individuele of collectieve pensioentoezegging. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van tak 21-verzekeringen Voordelen • Het product is ideaal voor spaarders en beleggers die op zoek zijn naar een risicoloze belegging die op elk moment een kapitaalbescherming (exclusief kosten en taksen) en een minimumrendement biedt. • Het rendement van een tak 21-verzekering bestaat uit een gewaarborgde rentevoet en een eventuele winstdeelneming. De technische rentevoet (= interestvoet) is bekend en wordt gewaarborgd voor elke gestorte premie. Het rendement kan dus actuarieel worden berekend, met zekerheid over het verworven minimumrendement op de einddatum of eventueel op de einddatum van elke gewaarborgde periode. • Dankzij de winstdeelneming kan doorgaans een hoger resultaat worden verkregen dan het gewaarborgde rendement. • De rendementen en winstdeelnemingen die tijdens de looptijd van het contract worden geboekt, genieten ook een kapitaalbescherming. • De verzekeringsnemer heeft de mogelijkheid om de begunstigde(n) van het contract aan te wijzen. Op de einddatum van het contract wordt het kapitaal uitgekeerd aan de begunstigde bij leven (die eventueel kan verschillen van de verzekeringsnemer). Bij overlijden vóór de einddatum van het contract wordt het kapitaal uitgekeerd aan de begunstigde(n) bij overlijden (die kunnen verschillen van de wettelijke erfgenamen). Tak 21 is dus een goed instrument voor successieplanning. • Specifiek voordeel voor de contracten zonder fiscale aftrek: bij een beleggingscontract (zonder fiscaal aftrekbare premies) met een looptijd van minstens 8 jaar en 1 dag, dat wordt aangegaan door een natuurlijke persoon, is na die periode geen 25% roerende voorheffing meer verschuldigd. Hetzelfde geldt als het contract voorziet in een overlijdensdekking van 130% van de premie en de verzekeringsnemer, de verzekerde en de begunstigde eenzelfde natuurlijke persoon zijn. Bij overlijden is nooit roerende voorheffing verschuldigd. De fiscale behandeling is afhankelijk van individuele omstandigheden en kan wijzigen in de toekomst. • Specifiek voordeel voor de contracten met fiscale aftrek: Informatiebrochure financiële instrumenten
63
op voorwaarde aan bepaalde criteria te voldoen, kunnen de premies fiscaal aftrekbaar zijn in het kader van het pensioensparen, het langetermijnsparen, het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen of de individuele of collectieve pensioentoezegging. Nadelen • Behalve voor de contracten van het type pensioensparen is een taks van 2% verschuldigd op de premies die in het kader van een individuele levensverzekering door in België verblijvende natuurlijke personen worden gestort. Als de inschrijver een Belgische rechtspersoon is, bedraagt de premietaks 4,4%. • Rekening houdend met het defensieve karakter van tak 21-verzekeringen, moeten de reserves voorzichtig worden beheerd en het is voor de verzekeraars niet mogelijk om tot een potentieel zeer hoog rendement te komen. • Een levensverzekering heeft vaak een lange looptijd. Het is uiteraard altijd mogelijk om het contract vóór de einddatum af te kopen (behalve lijfrente met afgestaan kapitaal), maar er zijn vaak kosten en taksen verschuldigd, die dan het rendement van het product beperken. Het is dus geen instrument voor kortetermijnbeleggingen. Risico’s • Insolvabiliteitsrisico : dit s zeer gering, want de wetgever verplicht alle verzekeraars om een solvabiliteitsmarge aan te leggen van 4% als extra veiligheidsbuffer. De wetgever volgt de toereikendheid van de beleggingen en de kapitaalbuffer strikt op. Bij faillissement van een verzekeringsmaatschappij is de verzekeringsnemer bevoorrechte schuldeiser. Levensverzekeringscontracten waarop het Belgische recht van toepassing is en die tot tak 21 behoren, genieten bovendien ook een dekking voor een bedrag van 100.000 euro per verzekeringsnemer en per verzekeringsmaatschappij. • Liquiditeitsrisico : aangezien de fiscale behandeling van deze producten gunstiger is wanneer ze voor een periode van minimaal 8 jaar worden aangehouden, wordt de volledige of gedeeltelijke opname van het kapitaal vóór die vervaldag bestraft met de heffing van roerende voorheffing. B. Tak 23-verzekeringen De tak 23-contracten zijn beleggingen waarvan het rendement aan een of meer activaklassen is gekoppeld. De gestorte premies worden omgezet in fracties van een of meer beleggingsfondsen (‘eenheden’ genoemd). Die fondsen kunnen gespecialiseerd zijn in een activaklasse (aandelen, obligaties, valuta ...), een geografische zone (wereld, Europa, groeilanden), specifieke sectoren, ethische fondsen ... of in meerdere van die categorieën tegelijkertijd. Via de tak 23-verzekeringen kunt u dus bijvoorbeeld onrechtstreeks op de beurs beleggen. Het rendement hangt af van de evolutie van de activaklassen, wat 64
Informatiebrochure financiële instrumenten
betekent dat die verzekeringen geen kapitaal- noch rendementsgarantie bieden. Het potentiële rendement is wel hoger dan bij contracten met gewaarborgde rentevoet. Er zijn ook tak 23-producten met kapitaalbescherming op de vervaldag. We hebben het dan over gesloten fondsen of gestructureerde producten. De inschrijvingsperiode van die producten is beperkt in de tijd. Doorgaans wordt de nettopremie (dus exclusief kosten en taksen) voor 100% beschermd op de vervaldag, behalve bij faillissement of niet-betaling door BNP Paribas Fortis NV. Bij dat minimum komt nog een meerwaarde, waarvan het verwachte niveau afhangt van het onderliggende mechanisme en de onderliggende activaklassen. Met die beleggingsproducten is het dus mogelijk om op de beurs te beleggen met als minimale doelstelling de bescherming van het beginkapitaal op de vervaldag door middel van een deposito bij een erkende financiële instelling. De verzekeringsonderneming is niet aansprakelijk voor de eventuele wanprestatie van de instelling waarbij de nettopremies in bewaring worden gegeven. Specifieke voordelen, nadelen en risico’s van de tak 23-verzekeringen Voordelen • Net als de fondsen van de bank kunnen de tak 23-verzekeringen doorgaans mooie rendementsperspectieven bieden. • De diversifiëring kan groter of kleiner zijn naargelang de keuzes van de belegger. Dankzij het ruime gamma activa die in de tak 23-producten kunnen worden opgenomen, krijgt de belegger toegang tot een zeer gediversifieerd aanbod van fondsen. • Sommige tak 23-verzekeringen bieden de mogelijkheid om tussentijdse winsten te beschermen wanneer de onderliggende activa gunstig evolueren en/of het risico op minderwaarden bij een negatief verloop van de onderliggende waarden volledig of gedeeltelijk te beperken. • Bij gestructureerde producten (of gesloten fondsen) is het belegde nettokapitaal doorgaans beschermd op de vervaldag. • Sommige contracten bepalen dat minstens 100% van de nettobelegging wordt uitgekeerd bij overlijden van de verzekerde tijdens de looptijd van het contract. • De verzekeringsnemer heeft de mogelijkheid om de begunstigde(n) van het contract aan te wijzen. Op de einddatum van het contract wordt het kapitaal uitgekeerd aan de begunstigde bij leven (die eventueel kan verschillen van de verzekeringsnemer). Bij overlijden vóór de einddatum van het contract wordt het kapitaal uitgekeerd aan de begunstigde(n) bij overlijden (die kunnen verschillen van de wettelijke erfgenamen). Een tak 23-verzekering is dus ook een instrument voor successieplanning. • Er is geen beurstaks en de jaarlijkse beheerskosten zijn
doorgaans beperkt. • Op de inkomsten is geen roerende voorheffing verschuldigd wanneer er geen rendementswaarborg is. Nadelen • Er is een taks van 2% verschuldigd (sinds 1 januari 2013) op de premies die in het kader van een individuele levensverzekering door in België verblijvende natuurlijke personen worden gestort. Als de inschrijver een Belgische rechtspersoon is, bedraagt de premietaks 4,4%. De fiscale behandeling is afhankelijk van individuele omstandigheden en kan wijzigen in de toekomst. • Een tak 23-verzekering moet doorgaans als een langetermijnbelegging worden beschouwd wegens het risico dat aan dit type beleggingen is verbonden. De looptijd en de diversifiëring zwakken de omvang van de schommelingen af. Dit instrument wordt dus niet aanbevolen voor kortetermijnbeleggingen. • Voor de gestructureerde producten bestaat de belegging uit verschillende activa die niet allemaal op dezelfde manier evolueren. Tijdens de levensduur van het product weerspiegelt de notering ervan niet noodzakelijk getrouw het mogelijke eindrendement van het fonds. De waarde van de eenheid kan lager zijn dan de beschermde minimale waarde van de eenheid op de einddatum. Risico’s • Het kapitaal is doorgaans niet gewaarborgd (behalve soms op de einddatum en bij overlijden). Er is geen rendementswaarborg. • Het risico op koersvolatiliteit wordt vooral bepaald door de activa waarin het fonds belegt. We verwijzen naar de uitleg bij de verschillende activaklassen om de reikwijdte ervan beter te vatten. Opmerking: dit risico is doorgaans wel kleiner dan bij individuele effecten als gevolg van de mogelijke diversifiëring dankzij de omvang van het fonds en de specifieke beheerstools die het kan gebruiken. Bovendien kunnen de eventuele kapitaalbeschermingsmechanismen in het contract het volatiliteitsrisico beperken. • Liquiditeitsrisico: het recht op afkoop, dat vermeld staat in het verzekeringscontract, bepaalt de voorwaarden voor de beschikbaarheid van het belegde kapitaal. Er is doorgaans geen uitkering van het rendement.
7.2. Kapitalisatieverrichtingen (Tak 26) 7.2.1. Omschrijving Een tak 26-kapitalisatieverrichting is een beleggingsinstrument met een vaste looptijd op middellange of lange termijn en een gewaarborgd rendement. Dat rendement kan nog verhoogd worden door een eventuele jaarlijkse winstdeelneming. Dat tak 26-kapitalisatieverrichtingen vanaf 14 november 2004 gereglementeerd zijn door het KB Leven houdt evenwel niet in dat het om levensverzekeringen of om andere verzekeringen gaat. De opname in het KB Leven impliceert dat de informatieverplichtingen die dit KB oplegt ten opzichte van een verzekeringsnemer eveneens van toepassing zijn voor de inschrijver op een tak 26-kapitalisatieverrichting. Dat geldt ook voor de naleving door de verzekeringsmaatschappij van prudentiële regels zoals maximale rentevoet, maximale afkoopvergoeding en toekenning van een winstdeelneming bovenop een gewaarborgd rendement. De meeste Belgische verzekeraars bieden enkel tak 26-kapitalisatieverrichtingen aan voor vennootschappen, vzw’s en andere rechtspersonen, maar sommige maatschappijen bieden het product ook aan natuurlijke personen aan. Er is geen verzekerde en dus geen begunstigde bij overlijden of leven. Het gekapitaliseerd bedrag wordt dus op de eindvervaldag uitbetaald.
7.2.2. V oordelen, nadelen en risico’s van tak 26-kapitalisatieverrichtingen a. Voordelen • Het product is geschikt voor personen die op zoek zijn naar een risicoloze belegging op lange termijn, met kapitaalbescherming (exclusief kosten en taksen) en een gewaarborgd rendement. • De inschrijver op het contract heeft een ruime keuze qua looptijd van middellange (5 jaar) tot lange termijn (tussen 8 jaar en 20 jaar). • Wanneer het contract wordt afgesloten op naam van een vennootschap of vzw is de continuïteit volledig gewaarborgd. Het overlijden van een van de vennoten, een wijziging in de ledenstructuur van de vzw, een fusie of splitsing van de vennootschap brengen de voortzetting van het contract niet in gevaar. Zo kan vermeden worden dat de vennootschap op een ongunstig moment halsoverkop een nieuwe belegging moet zoeken. • Het rendement bestaat uit een gewaarborgde vaste rentevoet, die afhankelijk is van de gekozen looptijd, en een eventuele winstdeelneming. De technische rentevoet die Informatiebrochure financiële instrumenten
65
wordt toegekend op het ogenblik van de storting is op voorhand gekend en gewaarborgd gedurende de hele looptijd van het contract. • De rendementen en winstdeelnemingen tijdens de looptijd van het contract zijn definitief verworven en brengen op hun beurt interesten op. • Er is geen premietaks noch taks op de beursverrichtingen verschuldigd. • Een jaarlijks overzicht vereenvoudigt een correcte boekhoudkundige verwerking en de aangifte in de vennootschapsbelasting of de berekening van de jaarlijkse taks tot vergoeding van successierechten op de bezittingen van vzw’s. • Een tak 26-kapitalisatieverrichting komt in aanmerking voor de notionele interestaftrek, wat een belangrijk fiscaal voordeel voor de vennootschap is. • Het contract kan in pand worden gegeven als waarborg voor een krediet. b. Nadelen • Het is een belegging op middellange of lange termijn. Een afkoop van het contract is mogelijk vóór de einddatum, maar dan zijn vaak afkoopkosten en een financiële vergoeding verschuldigd, die een lager rendement van het product tot gevolg hebben. • Er is geen fiscaal voordeel op de gestorte premies, maar vennootschappen kunnen via een belegging in tak 26 een notionele interestaftrek genieten. • Op de einddatum van het contract en bij afkoop wordt door de verzekeringsmaatschappij 25% roerende voorheffing geïnd op de gewaarborgde interesten en toegekende winstdeelnemingen. Voor vennootschappen gaat het om een verrekenbare en eventueel terugbetaalbare roerende voorheffing. De uiteindelijke belasting volgt het percentage van de vennootschapsbelasting. Voor rechtspersonen die onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting gaat het om een bevrijdende voorheffing. • Voor vennootschappen zijn de jaarlijkse financiële opbrengsten (gewaarborgd rendement en eventuele winstdeelneming na aftrek van de roerende voorheffing) onderworpen aan vennootschapsbelasting. • Voor vzw’s zijn de tak 26-kapitalisatieverrichtingen onderworpen aan de jaarlijkse taks van 0,17% tot vergoeding van de successierechten. c. Risico’s Het solvabiliteitsrisico is heel klein, omdat tak 26-kapitalisatieverrichtingen waarop wordt ingeschreven bij Belgische verzekeringsmaatschappijen zeer nauwlettend worden gecontroleerd door de Nationale Bank en de FSMA, en dit onder meer op het vlak van de opbouw van de reserves en de solvabiliteitsmarge. Bij faillissement van de verzekeringsmaatschappij zijn de verzekeringnemers en houders bevoorrechte schuldeisers.
66
Informatiebrochure financiële instrumenten
Belangrijk bericht Overeenkomstig het beleid van BNP Paribas Fortis inzake belangenconflicten, waarvan u in kennis werd gesteld bij de inschrijving op een beleggingsdienst of de opening van een effectenrekening, vestigen wij er uw aandacht op dat BNP Paribas Fortis Private Banking u geen advies mag verlenen over aandelen van BNP Paribas of over een belegging waarin de bank een belang heeft. BNP Paribas Fortis Private Banking behoudt zich het recht voor om met inachtneming van een voorafgaande kennisgeving van 60 dagen, deze informatiebrochure zo nodig te wijzigen. De klant zal van de wijziging in kennis worden gesteld via een bericht in zijn rekeninguittreksels of per brief. De klant wordt geacht elke wijziging te hebben aanvaard als hij er geen schriftelijk bezwaar tegen indient binnen de periode van 60 dagen na de kennisgeving. De gewijzigde Informatiebrochure Financiële Instrumenten zal ter beschikking van de klant worden gesteld in alle Private Banking Centres en Wealth Management Centres. Als de klant het niet eens is met de voorgestelde wijziging kan hij zijn beheerscontract(en) opzeggen. De Private Bank van BNP Paribas Fortis nv, met maatschappelijke zetel gevestigd te 1000 Brussel, Warandeberg 3, RPR Brussel, btw BE 0403.199.702 (‘BNP Paribas Fortis Private Banking’)*, is verantwoordelijk voor de opstelling en verspreiding van dit document. Dit document is een reclamebericht en wordt u uitsluitend ter informatie verstrekt. Het is enkel bedoeld om informatie te geven over de diensten die BNP Paribas Fortis Private Banking aanbiedt. De verstrekte informatie is geen juridisch of fiscaal advies. De verdere uitwerking en toetsing van deze informatie dienen te gebeuren door een extern juridisch of fiscaal adviseur. Elke vorm van aansprakelijkheid voor rechtstreekse of onrechtstreekse schade veroorzaakt door het gebruik van of het vertrouwen in dit document of de inhoud ervan wordt bijgevolg uitgesloten.
* BNP Paribas Fortis nv staat onder het prudentieel toezicht van de Nationale Bank van België, de Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel en de controle inzake beleggers- en consumentenbescherming van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), Congresstraat 12-14, 1000 Brussel en is ingeschreven als verzekeringsagent onder FSMA-nr. 25.879 A. Informatiebrochure financiële instrumenten
67
www.bnpparibasfortis.be/privatebanking
BNP Paribas Fortis NV Warandeberg 3, B-1000 Brussel RPR Brussel - BTW BE 0403.199.702 - FSMA-nr. 25.879 A Verantwoordelijke uitgever Ann Moenaert BNP Paribas Fortis (1QA9G) Warandeberg 3, B-1000 Brussel
12/2015 - IN9038 - 029079351384