INFORMATIE OVER HET ONDERDEEL ENGELS Bij het examenonderdeel Engels krijg je een Engelse tekst voorgelegd. Over die tekst moet je in het Nederlands een aantal vragen beantwoorden. De vragen zijn in het Engels gesteld. Je hebt 2 uur de tijd. Het is toegestaan tijdens het examen gebruik te maken van een woordenboek, maar dat woordenboek moet je wel zelf meebrengen. De tekst die je krijgt voorgelegd, zal vrijwel altijd gaan over een actueel onderwerp. Voor het begrijpen van de tekst is geen speciale kennis nodig. Alles wat je moet weten om de vragen te kunnen beantwoorden, staat in de tekst. Enkele raadgevingen bij de voorbereiding op het onderdeel Engels: -
Maak het oefenexamen in de vermelde tijd en met een woordenboek erbij. Ga niet meteen woorden opzoeken, want dat kost veel tijd. Veel woordbetekenissen kun je uit de context opmaken. Lees de tekst globaal door. Met name de inleiding en slot zijn belangrijk om een beeld van de tekst te krijgen. Lees daarna alle vragen en noteer over welk stuk tekst ze gaan. De vragen staan meestal in dezelfde volgorde als waarin de antwoorden in de tekst voorkomen. Maak de vragen. Lees elke vraag goed! Een veel gemaakte fout is dat de vraag niet goed wordt gelezen. Dan kan het gebeuren, dat je een verkeerd antwoord geeft terwijl je de tekst wel had begrepen. Schrijf ook niet meer op dan er gevraagd wordt! Lees het stuk tekst waarover de vraag gaat, heel nauwkeurig door. Zorg ervoor dat je antwoord in goed Nederlands is geformuleerd en dat je Engelse woorden goed vertaald hebt. Staar je nooit blind op één vraag, doe eventueel eerst alle andere en kom er dan op terug. De antwoorden op de vragen staan in de tekst; het is niet de bedoeling dat je je eigen mening geeft. Lees als je klaar bent alle vragen en je antwoorden nogmaals goed door. Let erop of je de vraag echt beantwoord hebt, controleer of je antwoorden voor een buitenstaander helder genoeg zijn. Als je op deze manier te werk bent gegaan, en je ziet dat je het examen niet binnen de beschikbare tijd hebt afgekregen, dan zijn er enkele mogelijke oorzaken: - Je hebt teveel woorden opgezocht. Je hoeft alleen woorden op te zoeken die voor het begrip van de tekst of voor het beantwoorden van een vraag nodig zijn; - Je bent niet gewend met een woordenboek te werken; - Je antwoorden zijn te lang. Schrijf niet meer op dan er gevraagd wordt; - Je hebt nog nooit zoiets gedaan. Bij het volgende oefenexamen zal het waarschijnlijk al beter gaan; - Je Engels is onvoldoende. Probeer je kennis van de taal te verbeteren door het lezen van Engelse boeken, stukken in kranten en tijdschriften over een onderwerp waar je wat van afweet en/of dat je interessant vindt. Voor lees- en
lesmateriaal kun je terecht bij de openbare bibliotheek of op internet. Het is ook nuttig om gesproken Engels te beluisteren, bijvoorbeeld op de radio of televisie. Als iemand in je omgeving het Engels goed beheerst, kun je die persoon vragen om je antwoorden na te kijken en het werk met je te bespreken.
VOORBEELDEXAMEN ENGELS (MET ANTWOORDMODEL) Onderstaand tref je een voorbeeldtekst uit Time aan, getiteld All Hail MOOCs! Just Do Not Ask if They Actually Work. Daaronder staan de bijbehorende vragen die je in goed Nederlands en in volledige zinnen moet beantwoorden. Je mag gerust eerst die vragen maken, die je het beste liggen. Controleer dan wel of je ze allemaal gemaakt hebt en zet de nummers bij de antwoorden. Je antwoorden moeten gebaseerd zijn op wat in de tekst staat; het gaat hier dus niet om je eigen mening. In cursief staan de antwoorden. Bij elke (sub)vraag zie je tussen haakjes het aantal punten dat behaald kan worden. Voor alle vragen samen zijn maximaal 100 punten te behalen. De cijfers die tussen haakjes staan bij de vragen en subvragen gelden als richtlijn (hulpmiddel) bij de correctie. De docenten die het werk nakijken, maken zelf een precieze afweging bij het toekennen van een cijfer per (sub)vraag en het vaststellen van het eindcijfer. Het eindcijfer wordt bepaald door het totaal aantal behaalde punten te delen door 10. Het cijfer wordt afgerond op hele cijfers op de schaal van 1 t/m 10. Om de vragen te maken heb je, net als voor het echte examen, 2 uur de tijd.
TOELATINGSONDERZOEK HBO EXAMENOPGAVE ENGELS DATUM: Tijdsduur: 2 uur 14.00-16.00 uur
Tekst: All Hail MOOCs! Just Do Not Ask if They Actually Work Naar het gelijknamige artikel van Jon Marcus in Time, 12 september 2013.
5
10
15
Dozens of top universities and colleges are scrambling to get in on the latest trend in higher education, massive open online courses known as MOOCs. Enrollment is ballooning by the hundreds of thousands each semester. Some administrators say they think residential campuses will eventually be obsolete. Google just announced it is teaming up with Harvard and MIT to create “a YouTube for MOOCs”. And The Economist asked this summer if the courses foretell “the fall of the ivory tower”. There is only one drawback: no one really knows if students learn anything in a MOOC. Scarce existing research suggests that the success rate of online education, in general, is poor. And even the people behind MOOCs are becoming concerned about sky-high expectations, which they say represent a misunderstanding of their purpose. “At this point, we cannot really know whether they are effective or not,” said Shanna Jaggars, assistant director of the Community College Research Center at Columbia University’s Teachers College, which has produced some of the most recent research about online education. “Everyone in the research field agrees that, for the particular purpose of replacing on-campus education, the evidence for MOOCs is ambiguous at best,” said Andrew Ho, a professor at the Harvard Graduate School of Education. “Far more research is needed. And we are conducting some of it.” Enrollment in online college courses of all kinds increased by 29 percent to more than 6.7 million between 2010 and last year, the latest period for which the fast-changing figures are available,
20
25
30
35
40
45
50
55
according to the Babson Survey Research Group. And this explosion is happening at a time when the number of students in conventional universities and colleges has started to decline. MOOCs alone – as opposed to other kinds of online classes, including those with limited enrollment and for which tuition is charged – are growing so quickly, it is impossible to know how many people take them. Barely a year and a half after its debut, Coursera, a startup launched by Stanford Faculty, reports that about 4.4 million students have signed up. But those numbers probably do not promise a new wave of learning. About 90 percent of people who register for MOOCs fail to complete them, most providers acknowledge. Supporters say that is because there are no requirements for admission and the courses are free; they compare it to borrowing a book from the library and browsing through it casually or returning it unread. A survey of students by the market-research company Qualtrics and the education technology provider Instructure seems to confirm that trend. Seventy-five percent said the main reason they signed up for a MOOC was that it did not cost them anything, while 29 percent of those who dropped out said they got too busy to continue, and 20 percent said they lost interest. To study what happens when students get credits for online courses, Teachers College looked at online courses at some community colleges that were not MOOCs – since tuition was charged and credit given – but were like them in other ways. The results were not encouraging. Thirty-two percent of the students in online courses quit before finishing, compared with 19 percent of classmates in conventional classrooms. Online students were also less likely to get at least a C, less likely to return for the subsequent semester, and ultimately less likely to graduate. In July, San Jose State University suspended its experiment with offering MOOCs for credits after only half of credit-seeking students who took the online courses passed, compared to three-quarters of those who took the traditional versions. While their scale is unprecedented, the underlying way that MOOCs are taught is not really new, Jaggars and others said. It is very, very old – a system in which professors lecture to huge numbers of students with whom they seldom, if ever, interact. “In general, students do not do as well in online courses as they do in conventional courses,” said Jaggars. “A lot of that has to do with the engagement. There is just less of it in online courses.” None of the evidence has slowed the MOOC craze. Seventy-seven percent of academic leaders already think that online education is as good or better than face-to-face classes, and 69 percent say that it is essential to their long-term strategy, the Babson group found (though the administrators also conceded that only 30 percent of their faculty agreed). And legislators in several states are pushing to speed up the shift to MOOCs for college credit, which they see as a way to expand access to higher education while reducing costs. John McCardell, vice chancellor of Sewanee: The University of the South, is one of the skeptics. He points out that the American Council on Education has recommended only 10 MOOCs for credit, and even those recommendations are merely advisory. Quoting poetry he said he studied in an oldfashioned brick-and-mortar classroom years ago, McCardell invoked Alexander Pope’s advice: “Be not the first by whom the new are tried, nor yet the last to lay the old aside.” “That might be a useful thought to keep in mind,” McCardell said, “as the world seems to be rushing recklessly to embrace this latest pedagogical fad.”
Antwoorden en puntentoekenning van de tekstverklaring (100 punten)
Lees eerst alle vragen een keer achter elkaar door. Dit voorkomt dat antwoorden terechtkomen bij vragen waar ze niet thuishoren. Je antwoorden (in het Nederlands) moeten gebaseerd zijn op wat in de tekst staat; het gaat hier dus niet om je eigen mening.
(8)
Vraag 1 (totaal 8 punten) How high has recent enrollment been for massive open online courses (MOOCs)? (2-3) Honderdduizenden schrijven zich elk semester in voor deze MOOCs.
(12)
Vraag 2 (totaal 12 punten) What is the problem that universities have encountered with MOOCs? (6) Niemand weet of de studenten in zo’n MOOC ook daadwerkelijk iets leren.
(6) (6)
(8)
Vraag 3 (totaal 12 punten) MOOCs are not generating the success many expected. a. What does the research show concerning the success rate of online education? (7) Het suggereert dat het succespercentage van online-onderwijs laag ligt. b. What do those behind MOOCs say about the high expectations? (8-9) Pleitbezorgers van MOOCs zeggen dat de hoge verwachtingen aangeven dat het doel van de MOOCs verkeerd begrepen wordt. Vraag 4 (totaal 8 punten) What does Shanna Jaggars of Columbia say about the effectiveness of MOOCs? MOOCs zijn minder effectief dan lessen met interactie. (43-46) Or (both answers are correct) Op dit moment weten we nog niet of MOOCs effectief zijn. (10)
(6)
(4)
Vraag 5 (totaal 10 punten) “For the particular purpose of replacing on-campus education, the evidence for MOOCs is ambiguous at best,” says Andrew Ho of Harvard. a. According to him, what is needed before we can say something more definitive about the success of MOOCs? (13-16) Meer onderzoek is nodig, zegt Andrew Ho, voordat een beter gefundeerd antwoord kan worden gegeven. b. Is his university involved in this activity? (13-16) Ja, Harvard voert een deel van dit onderzoek uit.
(12)
(2x5)
(10)
(8)
(10)
Vraag 6 (totaal 12 punten) Explain the comparison made between how many sign up for a MOOC and borrowing a book from the library. (25-28) Negentig procent van de mensen die zich voor een MOOC inschrijven, maakt het niet af. Dit is te vergelijken met het terugbrengen van een boek uit de bibliotheek, nadat het doorgebladerd of helemaal niet gelezen is. Vraag 7 (totaal 10 punten) The results of the study by Teachers College about for-credit online courses are discouraging. What are the two results given in the text? (35-38) - In een online situatie haakt 32 procent van de studenten voortijdig af, tegen 19 procent in een traditionele setting. - Studenten in een online situatie halen minder vaak een voldoende, ze komen minder vaak terug voor een volgend semester en ze maken minder kans om af te studeren. Vraag 8 (totaal 10 punten) Why did San Jose State University suspend its experiment with MOOCs for credit? (39-41) San Jose State University schortte haar proef met deze vorm van MOOCs op, omdat slechts de helft van deze MOOC-studenten een voldoende behaalde, tegen 75 procent van degenen die in traditionele klassen ingeschreven stonden. Vraag 9 (totaal 8 punten) Have the negative findings slowed the interest in MOOCs? (47) Nee, geen van de bewijzen tegen de haalbaarheid van de MOOCs heeft de ‘MOOCsgekte’ tot bedaren gebracht. Vraag 10 (totaal 10 punten) What is John McCardell suggesting about what is “new” and what is “old” In Alexander Pope’s advice (“Be not the first by whom the new are tried, nor yet the last to lay the old aside.”)? (10 punten) Volgens John McCardell moeten we Mooc’s niet te snel willen invoeren en vervangen voor traditioneel onderwijs.(58-59) (5 punten) Volgens John McCardell is het nieuwe de MOOCs, en het oude de traditionele klaslokalen/collegezalen. (55-57) (0 punten) Letterlijke vertaling van het citaat van Alexander Pope. Deze staat al in de vraag.
VOORBEELDEXAMEN ENGELS (ZONDER ANTWOORDMODEL) Hieronder staat een Engelse tekst, waarover je vragen moet beantwoorden. De antwoorden op de vragen moeten in zo goed mogelijk Nederlands geschreven zijn en in volledige zinnen. Je mag gerust eerst die vragen maken, die je het beste liggen. Controleer dan wel of je ze allemaal gemaakt hebt en zet de nummers bij de antwoorden. In ieder geval raden wij je aan de tekst goed door te lezen, voor je de vragen gaat beantwoorden.
Beyond Counting Sheep Naar Bonnie Rochmans gelijknamige tekst in Time (25 februari 2013)
5
10
15
20
25
30
35
One recent evening in West Caldwell, New Jersey, a library hosted a pyjama party. Twenty little kids in princess nightgowns and football flannels counted out glittery animal stickers and pasted them onto homemade dominoes. Then they raced a stuffed pink frog on a karabiner 1 up and down a zip line, raising and lowering their arms to speed it up and slow it down – physics in motion. Laura Bilodeau Overdeck, a Princeton-trained astrophysicist turned stay-at-home mom, watched the scene intently. This pyjama party was her idea. As the founder of the non-profit ‘Bedtime Math’, she wants kids to fall in love with numbers. She wants to change the way parents put their kids to bed. Overdeck, 43, is not quibbling with the untouchable bath-then-book night-time routine. She just wants parents to add a mathematics problem, as she and her husband, investment-fund manager John Overdeck, have done with their three kids. A year ago she launched the Bedtime Math website; an app and book are forthcoming. She has reached out to libraries across the U.S., offering free do-ityourself kits for Bedtime Math pyjama parties – dominoes, stickers and zip-line cord included. She is exploring partnerships with organisations like the Girl Scouts in Chicago and is hoping to reach science museums. “Everyone knows they should read a book to their kids before bed,” she says, “but nobody knows they should be doing mathematics too.” The core of Bedtime Math is pretty simple: a free daily mathematics problem, geared to one of three levels of difficulty: ‘wee ones’ (prekindergarten), ‘little kids’ (kindergarten to second grade or so) and ‘big kids’ (second grade and up). The subjects tend to be ones that especially appeal to children – candy, for example. A recent wee-ones calculation: “M&M’s last 13 months, but Life Savers last only 9 months, despite their name. How many months will those M&M’s outlast the Life Savers?” Overdeck is hoping that candy and other child-friendly puzzles can be a remedy for math anxiety. Research shows that early mathematics skills are a better predictor of academic success than reading ability. But the U.S. is in a numbers slump: America’s students rank 25th out of 34 industrialized countries in mathematics. Everyone from the Girl Scouts to Sesame Street has launched efforts to reverse the trend. “U.S. children are not performing up to the level one would expect,” says Sian Beilock, author of Choke, about performance anxiety. Part of the problem might be cultural. “You never hear people proudly say that they cannot read,” she says, “but you hear people all the time saying ‘I do not do numbers’.” Beilock, a psychology professor at the University of Chicago, will soon lead a study of the program’s impact on two groups of preschool- and kindergarten-age children. “Bedtime Math is part of a project that a lot of people are working on, which is, what is the cultural shift that will get kids coming into school already comfortable with mathematics?” says Dan Finkel, a co-founder of ‘Math for Love’, an outfit in Seattle that advises teachers on how to use games to spice up mathematics education.
1
Karabiner = musketonhaak.
40
45
50
55
60
65
In contrast to Math for Love, Overdeck targets parents, not educators. “If it is related to schools, it sounds compulsory,” she says. “We want kids to feel about mathematics the way they feel about dessert after dinner.” The Overdecks have always done mathematics – bedtime and otherwise – with their kids, beginning when their oldest was 2: they would count the appendages on the stuffed animals in her collection. Last February, Laura began to share her family’s math habit, e-mailing a few friends a sample problem. Since then, 20,000 people have signed up to receive her daily messages. Bedtime Math now has a staff of five; Laura still designs the problems, with the help of a calendar of dates worthy of a challenge, such as Cookie Monster’s birthday and the anniversary of Alaska’s statehood. It is hard to argue that Bedtime Math is not fun, but some are unconvinced that it is a cure-all. “It will not be a success for everyone who uses it,” says Finkel, who thinks mathematics before bedtime excites kids when they should be winding down. With the University of Chicago study yet to start, the strongest evidence that Bedtime Math can change children’s skills comes from data collected from ‘Snacktime Math’, a program of Bedtime Math problems given to kids attending summer camp at a New Jersey Boys & Girls Club: more than 70% of the largely low-income students improved their skills after a six-week session. Most of the other data in support of Bedtime Math are, for the time being, anecdotal. One mother told Overdeck that her child’s zest for Bedtime Math enables her to use it as a threat: “If you do not brush your teeth now, no maths tonight!” Sandy Smith, a Bedtime Math subscriber who attended the West Caldwell pyjama party with her two preschoolers, says, “I always concentrated on the reading part, and I forgot to focus on the mathematics.” Her confession is all the more revealing because she is an elementary school teacher. In early February, Bedtime Math threw a pyjama party at Manhattan’s brand-new Museum of Mathematics, where kids can do things like live out geometry by pedalling square-wheeled tricycles over curved tracks. The Overdecks are major donors to the museum, where some 100 kids made their own cardboard clocks and tangrams while sipping hot chocolate. (Parents could opt for a splash of Kahlúa in theirs.) “We want mathematics to be warm and fuzzy,” says Overdeck. Which is not to say it should be easy. Thanks to popular demand, at the end of February, Bedtime Math is rolling out a new, Einsteinlike level of difficulty, “the sky is the limit”, for tweens, teens and even adults. When it comes to endof-the-day problem solving, why should little kids have all the fun?
DE VRAGEN Lees eerst alle vragen een keer achter elkaar door. Dit voorkomt dat antwoorden terechtkomen bij vragen waar ze niet thuishoren. Je antwoorden (in het Nederlands) moeten gebaseerd zijn op wat in de tekst staat; het gaat hier dus niet om je eigen mening. Question 1 Explain the name Laura Bilodeau Overdeck gave to her organisation. Question 2 Bedtime Math is aimed at different difficulty levels. What difficulty levels were included from the beginning? Question 3 Overdeck chose subjects that appeal to children. a. What is the subject of the math problem she uses as an example? b. What is it that Overdeck hopes to achieve with her organisation? c. Why is an organisation like Bedtime Math necessary in the United States? Question 4 Research has shown that tracking early mathematics skills can be very useful. Explain why. Question 5 Just like Math for Love, Bedtime Math aims to make mathematics more appealing. a. What is the main the main objective for Math for Love? b. Who do Math for Love and Bedtime Math target? c. Why does Overdeck not agree with the Math for Love approach? Question 6 Which three activities does Overdeck use to promote her organisation? Question 7 Why does Dan Finkel think that mathematics before going to bed might be a problem? Question 8 There isn’t much scientific data on Overdeck’s approach. One study still has to start, another is ongoing and based on findings collected during summer camp in New Jersey. a. Who will be in charge of the study that still has to start? b. Which age categories are included in this study? c. What percentage of children improved their performance over a period of six weeks? d. What was the background of these children? Question 9 What activities were organised for the Bedtime Math pyjama party at the Museum of Mathematics?
Question 10 From February 2013 onwards Bedtime Math included a different difficulty level.Who is this new level for?