Indeling 1. Onze politieke basis 2. Partij kiezen voor het leven 3. Niet aan de kant, maar aan de slag 4. Verantwoordelijke burgers en een krachtige overheid 5. Naar een leefbare aarde 6. Nederland; klein maar betekenisvol in de wereld
Ontwerp: GB Designers - www.gbdesigners.nl
www.partijvoorhetleven.nl
Hoofdstuk 1: Onze politieke basis De belijdenis van de kerk stelt zonder twijfel dat God regeert. Dit belijden bracht Groen van Prinsterer tot zijn leus “er staat geschreven, er is geschied”. In de inleiding van Ongeloof en Revolutie noemt hij dit “een fundament tegen elk schutsgevaarte van ongeloof”. Evangelie en historie (waar de geschiedenis met de Openbaring mee getuigt) waren voor hem uitgangspunten. Ze zijn het ook voor ons. Het christelijke geloof is onmisbaar, ook in de postmoderne Nederlandse samenleving, niet slechts voor individuele mensen, maar ook als een leefregel voor overheid en maatschappij. Nederland is - in tegenstelling tot voorgaande eeuwen - niet langer aangesloten op het infuus van het christendom. De bekende hervormde theoloog Willem Aalders (1906 - 2005) schreef: “de grote veranderingen, die zich in deze eeuw (de twintigste eeuw, red.) voltrekken, betekenen voor de christenen, dat zij uit de oasen van het verleden gevoerd worden. Verbaasd en verwonderd kijken wij daarom terug naar het christendom van vorige eeuwen. Wij beseffen dat wij niet terug kunnen en mogen.” Principes en uitgangspunten staan niet ter discussie, maar we zijn wel geroepen om juist in deze tijd een politieke vertaalslag van die principes te maken. In het in mei 2009 verschenen ‘Kernideeën’ zijn de politieke uitgangspunten voor de SGP-jongeren onder woorden gebracht, in dit politiek programma leiden die ideeën tot concrete voorstellen. Daarmee actualiseren we het programma met het oog op de Tweede Kamerverkiezingen van 2010. Omdat we er van overtuigd zijn dat de botsing tussen links en rechts, tussen progressief en conservatief, niet alleen plaatsvindt op het niveau van concrete voorstellen, maar juist ook op het niveau van ideeën, geven we in deze inleiding een korte samenvatting van onze politieke basis. Onze samenleving heeft weinig aandacht voor de dingen die historisch gegroeid zijn. Door de radicale breuk met het christelijke verleden wordt het kind met het badwater weggespoeld. De pijn daarvan wordt niet echt gevoeld. Wij stellen, desondanks, dat onze samenle-
ving, democratie en markt niet zonder een christelijk fundament kunnen. Waar mensen samen wonen en werken worden fouten gemaakt en komen we misstanden tegen. Ondanks duidelijk bewijs hiervoor vinden we veel overmoed en overschatting in de optimistische idee dat de mens ‘goed’ is en in staat is werkelijk vooruitgang te boeken. Maakbaarheid en vooruitgangsgeloof stellen helaas teleur, omdat mensen slecht zijn. Alle ideologieën die streefden naar een heilsstaat op aarde hebben onherstelbare brokken achtergelaten in mensenlevens en samenlevingen. Om deze reden vinden wij het geen goede gedachte dat mensen het heft in eigen handen nemen. Mensen kunnen zelf niet uitmaken wat goed en wat kwaad is. Alleen God is de Bron van deze kennis. Onze goede God heeft daarom een overheid gegeven om de goeden te belonen en de kwaden te straffen. Zij ontleent haar gezag aan God en bevordert gezag in de samenleving en zorgt voor een domein waarin een gerust en stil leven mogelijk is, waarin zonde en chaos zoveel mogelijk bestreden worden. Het is niet goed dat deze macht bij één persoon of bij weinig mensen ligt. In Nederland kennen we daarom democratie en rechtsstaat - een soevereine staat die ook beheerst wordt door het recht. In een goede democratie heerst niet de wil van de meerderheid, maar worden minderheden beschermd. De democratische rechtsstaat kan alleen maar een ‘succes’ zijn als er sprake is van een gezonde basis: een moreel fundament dat de samenleving ondersteunt en schraagt. Vanuit de historie kennen wij het christendom als zo’n moreel fundament, met haar geschreven en ongeschreven leefregels en tradities. Deze rijke christelijke traditie valt meer en meer weg en hierdoor brokkelt onze democratische rechtsstaat af en worden wij veroordeeld tot de wil van de wetteloze massa. Wij denken dat het christelijke geloof juist nu veel te bieden heeft. Hoe kan zonder dit fundament de democratische rechtsstaat verdedigd worden? Gebrek aan kennis en onkunde plaatst onze samenleving in een twee-fronten-strijd tegen ongeloof en bijgeloof. Door het ongeloof van seculiere en libertijnse denkers wordt onze samenleving innerlijk verzwakt en heeft het geen goed weerwoord op de machtsaanspraak van de islam, een godsdienst die niet zo’n goede verstandhouding heeft met democratie en rechtsstaat.
www.partijvoorhetleven.nl
Juist de erkenning van de christelijke traditie geeft innerlijke kracht en identiteit aan Nederland. Een land dat trots is op haar eigen traditie en niet zoveel moeite doet om haar eigen religie en cultuur te ondermijnen, zal een betere houding kunnen aannemen tegen een vreemde religie. Wij verzetten ons tegen het plaatsen van het isgelijkteken tussen christendom en islam. Religie wordt steeds meer ervaren als een ‘last’, mede door deze vergelijking. Het christelijke geloof is juist een bron van rijkdom. Ons christelijke uitgangspunt zorgt er juist voor dat mensen niet buiten de boot hoeven te vallen. Vanuit naastenliefde vinden wij het belangrijk dat mensen de ‘gulden regel’ - behandel de mensen zoals uzelf behandeld zou willen worden - verstaan. De mens is hier niet voor zichzelf, maar is geplaatst in zijn omgeving en staat altijd in relatie tot anderen. Burgers moeten zich verantwoordelijk weten voor hun naasten en omgeving en zorgen voor mens en schepping. Wanneer dit kleed van ‘charitas’ ontbreekt - en dat is schrijnend genoeg - zien wij een rol voor de overheid om uit naam van onze barmhartige God zorg te dragen voor wat zwak is. De voorstellen in het politiek programma vormen een samenhangend pakket. Als SGP-jongeren kiezen wij partij voor het leven. Dat is wat ons betreft hét kenmerkende van christelijke politiek. De inzet voor het ongeboren leven is voor ons onopgeefbaar. De slogan ‘Kies partij voor het leven’ heeft een bredere uitwerking. Investering in kwalitatief goed onderwijs is voor ons van levensbelang. Zowel voor mensen zelf, voor hun omgeving als voor de maatschappij. De overheid is wat ons betreft ‘belangrijk maar beperkt’. De grote maatschappelijke en financiële uitdagingen waar Nederland voor staat, gaan we niet oplossen door nog meer te pamperen of de wereld te vormen naar een Haags ideaalplaatje. Politiek succes gaat nu vaak over wat politici wel doen, maar het zou moeten gaan over wat ze nalaten. Den Haag moet leren met de handen over elkaar te gaan zitten. De overheid zal meer moeten overlaten aan gezinnen, gemeenschappen, maatschappelijke organisaties, dorpen, steden en ondernemers. Dat betekent een sociale zekerheid die participatie als uitgangspunt heeft, zowel onbetaald als betaald. Op het gebied van veiligheid is het juist nodig dat de overheid sterker en strikter wordt.
SGP-jongeren zet zich met overtuiging in voor duurzaamheid. Dit is geen thema dat we moeten laten kapen door bepaalde politieke partijen. Dit vraagt een inzet van alle partijen. Als SGP-jongeren hebben we een bijzondere betrokkenheid, omdat wij als mensen rentmeester zijn op deze aarde. In dit programma breken we ook een lans voor een actieve houding van Nederland in de wereld. Zo’n rijk en welvarend land als Nederland is, mag zich niet verstoppen achter hoge dijken. We steunen een actieve rol in vredesmissies en pleiten voor een Europese Unie die ruimte geeft aan nationale staten. Kortom, de SGP-jongeren: • kiezen partij voor het leven (hoofdstuk 2) • vinden dat je niet aan de kant moet staan, maar de slag moet gaan (hoofdstuk 3) • pleiten voor verantwoordelijke burgers en een sterke overheid (hoofdstuk 4) • zetten zich in voor een leefbare aarde (hoofdstuk 5) • zien Nederland als klein maar betekenisvol in deze wereld (hoofdstuk 6)
www.partijvoorhetleven.nl
Hoofdstuk 2: Partij kiezen voor het leven 2.1 De bescherming van het leven. De bescherming van het leven is een Bijbelse taak. Wie gelooft dat God de Schepper en Onderhouder van het leven is, kan niet anders dan pro-life - voor het leven - zijn. Er bestaat dan ook geen minderwaardig of nietbeschermwaardig leven. Abortus provocatus is voor ons, tenzij het leven van de moeder in gevaar komt, niet aanvaardbaar. Daarom moeten de ontwikkelingen op dit gebied kritisch worden gevolgd. De zogenaamde overtijdbehandeling moet wettelijk verboden worden en de wettelijke bedenktijd van vijf dagen moet worden gehandhaafd. Ten slotte moet de overheid investeren in voorlichting ter voorkoming van ongewenste zwangerschappen. Elke politieke stap die leidt tot vermindering van het aantal abortussen juichen wij toe. Alle vormen van actieve en passieve levensbeëindiging keuren wij af. Als een verbod op euthanasie (wat ons doel is en blijft), in het huidige politieke klimaat niet haalbaar is, pleiten wij voor strengere regelgeving. De zorgvuldigheidseisen moeten worden aangescherpt en de naleving van deze vereisten moet streng worden gecontroleerd. Daarnaast moet de overheid investeren in goede en deskundige palliatieve zorg, zodat onnodig lijden wordt voorkomen. Zelfbeschikking lijkt in onze samenleving het belangrijkste uitgangspunt te zijn als het gaat om de lijdende mens. Te vaak gaat de autonomie van de patiënt boven alles en ten koste van de professionele verantwoordelijkheid van de zorgverlener. Er ontstaat dan een ‘u vraagt, wij draaien’-geneeskunde, waarbij de wensen van de patiënt boven alles gaan. Dit werkt een onwenselijke vorm van marktdenken in de zorg in de hand. Autonomie van de patiënt kan echter alleen een plaats krijgen in de vorm van instemming met of keuze tussen behandelingen. Zorg dient allereerst te gaan over menselijke waarden. Hier ligt een rol voor ethische vorming bij medische opleidingen, waarvoor vernieuwde aandacht dient te komen. De nadruk op zelfbeschikking zorgt ook voor een verminderd verantwoordelijkheidsgevoel voor de samenleving en voor elkaar. Het in bescherming
nemen van mensen tegen zichzelf is geen vorm van betutteling, maar van zorgdragen voor elkaar. Concreet moet de overheid harder optreden tegen schadelijke informatie, met name op internet. ‘Pro anorexia nervosa’ sites (Pro ANA sites) zijn hiervan een duidelijk voorbeeld, met een enorme impact. Ook het tegengaan van zelfmoordsites en positieve overheidsvoorlichting over psychische hulp voor hen die worstelen met zelfmoordgedachten, verdient veel meer aandacht. Bescherming van het leven ziet ook op de kwaliteit van het leven. Ook hier lijkt zelfbeschikking het enige criterium te zijn, met ingrijpende gevolgen. Allerlei vormen van verslaving komen voor. Naast de bekende verslavingen, bijvoorbeeld alcohol- en drugsverslaving ook minder bekende vormen van verslaving, zoals gameverslaving. Gameverslaving wordt erg onderschat omdat de gevolgen op het eerste gezicht mee lijken te vallen. Daarom moeten er niet alleen preventieve voorlichtingscampagnes komen om verslavingen tegen te gaan, maar moeten ouders bewust worden gemaakt van de grens tussen gezond gamegedrag en gameverslaving. Ook moet er passende hulpverlening voor mensen die lijden aan deze verslaving. • Wij blijven ons inzetten voor het ongedaan maken van de wetgeving rond abortus en euthanasie. • Er moet hernieuwde aandacht komen voor ethische scholing bij medische professionals in opleiding. • Sites met zelfmoordtips, gewelddadige games en Pro ANA sites moeten actief worden ontmoedigd en zo mogelijk worden verboden. 2.2 Gezondheid Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 is marktwerking een prominentere rol gaan spelen in de gezondheidszorg, met name in de cure-sector (gericht op het genezen van de patiënt). Gezien de omstandigheden in de zorg – dubbele vergrijzing, toename van de kosten van de zorg, personeelstekort in de toekomst – lijkt marktwerking de beste invulling van het Nederlandse zorgstelsel. Markt-
www.partijvoorhetleven.nl
werking vermindert overheidsbemoeienis en heeft positieve prikkels met betrekking tot efficiëntie en kostenbesparing. Desondanks zijn er een aantal kanttekeningen te plaatsen bij marktwerking. Het gevaar is dat de ‘menselijke maat’ in het gedrang komt in de hang naar winstmaximalisatie. Altijd moet worden beseft dat de gezondheidszorg geen normale markt is. Daarom staan wij sceptisch tegenover de mogelijkheid van winstuitkering bij zorginstellingen. Verder zou meer aandacht moeten komen voor de kwaliteit van leven van de patiënt. Dat betekent dat niet elke patiënt volgens een standaardbehandeling wordt geholpen maar er (meer) aandacht komt voor de individuele wensen van de patiënt. Hierdoor blijft het morele appèl van de patiënt aan hulpverlener om te helpen voluit staan en heeft de professional alle ruimte om daar persoonlijk invulling aan te geven. Als SGP-jongeren zijn we voorstander van het vervullen van een sociale dienstplicht, en de zorg zou voor heel wat werk kunnen zorgen. Veel jongeren kunnen hierdoor kennismaken met het werken in de zorg. Bovendien kunnen ze lichte taken van het zorgpersoneel uit handen nemen. Techniek in de gezondheidszorg is medeverantwoordelijk voor de verbeterde zorgpraktijk en gestegen levensverwachting in de laatste decennia. Allerlei technologie, zowel diagnostisch als behandeling-technisch, heeft de gezondheidszorg enorm vooruit geholpen. Vanuit dat oogpunt is medische technologie een zegen en positief te waarderen. Innovatie in de zorg is zowel van economische als maatschappelijke waarde. De ervaring van de afgelopen jaren heeft echter ook geleerd dat technologie niet neutraal is: het plaats soms voor complexe, morele dilemma’s. Bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën zouden daarom de consequenties vooraf afgewogen moeten worden. Met name technologieën die zich bezig houden met menselijk DNA, embryo’s en het begin en einde van het leven moeten kritisch worden benaderd. We pleiten ervoor dat de overheid op dit terrein verantwoordelijkheid neemt door middel van wetgeving en ethische commissies. Inhoudelijk zal respect voor het leven en Gods schepping het uitgangspunt moeten zijn. • Marktwerking en de menselijke maat moeten gecombineerd worden. • Verhogen van aantrekkelijkheid van werken in de zorg moet topprio-
riteit krijgen. • Een kritische houding ten op zichte van medische technologie 2.3 Basisonderwijs en voortgezet onderwijs De maatschappij vraagt veel vaardigheden van haar deelnemers. Het is daarom goed dat in het onderwijs meer aandacht is gekomen voor het aanleren van vaardigheden. Toch moeten we oppassen dat de kennisoverdracht niet ten onder gaat aan het aanleren van vaardigheden, iets wat de hogescholen en universiteiten de laatste jaren zagen gebeuren. Kennis is een zeer belangrijk deel van het onderwijs en moet dat ook blijven. Daarom is het goed dat de exameneisen aangescherpt zijn. De overheid moet zich, zoals ook in 2008 in het Rapport Dijsselbloem naar voren kwam, richten op wát er onderwezen wordt, niet op welke manier dat onderwijs plaatsvindt. De aandacht moet daarom gericht zijn op kerntaken als het onderwijzen van vakken als rekenen en taal. Hoewel brede vorming en burgerschap van groot belang zijn, is het niet aan de overheid om daar eisen aan te stellen. Die taak moeten scholen naar eigen inzicht invullen. Kinderen worden allereerst in een gezin opgevoed tot verantwoordelijke burgers. Ons onderwijsstelsel is uniek omdat ouders de mogelijkheid hebben om hun kinderen op een school te plaatsen die aansluit bij de opvoeding en kinderen zo een vorming krijgen die hen veiligheid biedt Alle scholen krijgen overheidsfinanciering. Het bijzonder onderwijs staat momenteel echter onder druk. Dat heeft vooral te maken met de vorming van zwarte scholen en de slechte prestaties in het islamitisch onderwijs. Spreidingsbeleid, een acceptatieplicht, noch het afschaffen van bijzonder onderwijs zijn een geschikte oplossing voor de zwarte en witte scholen of de kwaliteitsvermindering van individuele scholen. Ouders moeten zelf de keuze voor het onderwijs van hun kinderen blijven maken. Scholen kunnen en mogen niet afgerekend worden op resultaten van leerlingen. In het geval van ernstige bestuurlijke en onderwijskundige problemen kan de rechter in het uiterste geval verzocht worden het bestuur te ontslaan. Levensbeschouwelijkheid op zich mag daar nooit een reden voor zijn. Zorgwekkend is het personeelstekort in het onderwijs, wat de komende jaren alleen groter dreigt te worden. Ook het groot aantal onbe-
www.partijvoorhetleven.nl
voegde docenten heeft gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs. De overheid moet zorgen dat het leraarschap zijn aantrekkelijkheid terugkrijgt. Om dit te bereiken moet de salarispositie van docenten verbeteren. Ook is het noodzakelijk dat de werkdruk voor de docenten verlaagd wordt. Minder administratie en extra tijd voor de leerlingen die extra aandacht vragen zijn aandachtspunten. Ook meer vertrouwen in docenten door minder regels en minder verantwoordingslast zijn hierbij belangrijk. Teleurstellend is de trend om minder geld te willen besteden aan leerlingen die extra zorg behoeven. Terwijl de scholen in de achterliggende jaren veel geïnvesteerd hebben in een goede zorgstructuur en zo veel zorgleerlingen binnen de schoolmuren hebben gehouden, schroeft de overheid die investeringen terug en scherpt de eisen aan. Als de scholen hun zorgtaak op een goede wijze moeten vervullen, is het niet meer dan logisch dat ze daar op een adequate wijze voor worden gefinancierd. • De overheid moet stoppen met het verplichtend opleggen van eisen aan scholen ten aanzien van burgerschapsvorming. Burgerschap vinden wij belangrijk, maar geen door de overheid ‘gestandaardiseerde burgers” • Het bijzonder onderwijs moet alle ruimte behouden, geen acceptatieplicht dus • De docent voor de klas is de held van het onderwijs: meer aandacht voor het lesgeven en minder administratie. 2.4 Hoger onderwijs Steeds meer krijgt het hoger onderwijs te maken met marktwerking. Het is de vraag of het onderwijs zich daar goed voor leent. Hogescholen en universiteiten proberen studenten op een commerciële manier te lokken. Niet meer de inhoud, maar aantallen en lage kosten lijken een doorslaggevende factor te vormen. Ook krijgen studenten krijgen steeds meer rechten. Volwaardige medezeggenschap en doorgeslagen maatwerk lijkt het doel. Het competentiegericht leren, dat zich parallel met de marktwerking ook in het HBO aandient, is problematisch
voor het goed en gedegen opleiden van studenten. Naast vaardigheden is vooral kennis en diepgang nodig. In 2009 is de ‘wijziging Wet studiefinanciering in het buitenland’ behandeld. Studenten die (een deel van) hun studie in het buitenland volgen mogen hun studiefinanciering nu ook meenemen naar landen buiten Europa. Internationalisering in het hoger onderwijs is goed, maar het mag niet leiden tot verschraling. Dit ontstaat als alle topstudenten wegtrekken naar het buitenland. Universiteiten moeten topkwaliteit leveren zodat studenten graag in Nederland studeren. Daarom is het goed als universiteiten selectie aan de poort toe passen om zo topopleidingen te creëren. Nederland heeft alles in zich om een kenniseconomie te zijn. In economisch moeilijke tijden ontkomt ook het hoger onderwijs niet aan een kritische blik. En daar is niets mis mee. Helaas komt er via de basisbeurs veel geld terecht bij studenten voor wie dit niet noodzakelijk is om te studeren. Zomaar afschaffen van de basisbeurs zou te rigoureus zijn. Wel moet het systeem van de basisbeurs kritisch heroverwogen worden om te bezien of er op een eerlijke manier op bezuinigd kan worden. Te denken valt aan een vorm van een leenstelsel. Ook kunnen de prestatieafspraken strenger gemaakt worden. Momenteel wordt de studiefinanciering pas omgezet in een lening als een student binnen tien jaar geen diploma behaalt. Dit moet omgezet worden naar zes jaar. Tegelijkertijd kan het niet zo zijn dat doorstuderen ontmoedigd wordt door het duurder maken van een tweede studie. Ook mogen de prijzen van studentenkamers niet de pan uitrijzen. Gemeenten moeten hier samen met woningbouwcorporaties zorg voor dragen. • Terugdringen commerciële marktwerking in hoger onderwijs • Ruimte laten voor selectie aan de poort • Kritisch heroverwegen van de basisbeurs voor studenten.
www.partijvoorhetleven.nl
Hoofdstuk 3: Niet aan de kant, maar aan de slag 3.1 Het belang van participatie Zowel economisch als sociaal is het gewenst dat mensen participeren in het arbeidsproces. Mensen vereenzamen minder snel en door het inkomen dat zij verdienen, zijn zij economisch onafhankelijker. Het deelnemen aan het arbeidsproces moet door de overheid dus worden gestimuleerd. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid moet worden gezocht naar een passende baan. Instanties als het UWV Werkbedrijf moeten dit goed begeleiden. De idee achter de Wet investering in jongeren (WIJ) kan ook breder worden toegepast. Jongeren wordt, voordat ze recht krijgen op een Bijstandsuitkering, eerst een werkleeraanbod gedaan. Dit concept moet niet beperkt worden tot jongeren tot 27 jaar, maar worden toegepast voor de gehele Wet Werk en Bijstand. Ook de regeling die er is voor jonggehandicapten, de WAjong, moet veel meer gericht zijn op participatie. Jongeren die onder de oude regeling vallen (voor 1 januari 2010) moeten een werkleeraanbod krijgen. Een flexibele arbeidsmarkt bevordert participatie. Als bedrijven hun werknemers makkelijker kunnen ontslaan als het slechter gaat, zijn ze ook sneller bereid om nieuwe werknemers aan te nemen als het iets beter gaat. Het huidige ontslagrecht werkt verstarrend, omdat het juist heel moeilijk is om werknemers te ontslaan. Daarom moet het huidige ontslagrecht worden versoepeld. Participatie moet geen doel op zich worden. 24 uur per dag, zeven dagen per week participeren is niet gewenst. De zondag is een dag om God te dienen; daar past geen economisch rumoer bij. Bovendien hebben werknemers momenten van rust en bezinning nodig om te kunnen ‘opladen’ en zich bezig te houden met immateriële zaken van het leven. Daarom wijzen wij zondagsopenstelling van winkels principieel af. Gemeenten moeten de regels over de zondagsopenstelling van winkels uiteraard consequent handhaven. Als zij door kunstgrepen proberen onder de regels over de zondagsopenstel-
ling uit te komen, moet de handhaving van deze regels worden gewaarborgd door de landelijke overheid. De overheid mag zich niet bemoeien met de verdeling van participatie op gezinsniveau. Het gezin is de plaats waar het individu wordt gevormd. Als die vorming en opvoeding door overheidsmaatregelen onder druk komt te staan, brengen we mens en samenleving grote schade toe. De overheid moet het gezin daarom ook niet zien als economische eenheid van individuen die kunnen participeren in de economie. Dit betekent dat een kostwinnersgezin en een tweeverdienergezin zoveel mogelijk gelijk moeten worden behandeld. Zo moet belastingheffing niet worden aangewend om een tweeverdienergezin te stimuleren. De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting moet weer worden ingevoerd en er moet een belastingsysteem komen waarbij de verdeling van de participatie niet wordt beïnvloed door de overheid. • Het ontslagrecht moet worden versoepeld; • Als iemand een uitkering ontvangt, moet de overheid deelname aan het arbeidsproces actief stimuleren door aan de uitkering een scholingstraject te verbinden. • De sterke fiscale bevoordeling van het tweeverdienersgezin moet gestopt worden. 3.2 Toekomst van de verzorgingsstaat Sociale voorzieningen zijn in Nederland goed geregeld. In veel situaties, zoals arbeidsongeschiktheid of werkloosheid, is er een basisinkomen gegarandeerd. Daarnaast is er een collectieve ziektekostenverzekering (de AWBZ) voor moeilijk verzekerbare ziektekostenrisico’s, zoals opname in een verpleeghuis. Deze sociale voorzieningen worden betaald door de overheid. Het geld dat hiervoor nodig is, wordt verkregen uit premies die worden berekend over het brutosalaris van werknemer en uit belastinginkomsten. De vergrijzing van de beroepsbevolking, die de premies en het grootste gedeelte van de belasting voor zijn rekening neemt, heeft gevolgen voor de betaalbaarheid
www.partijvoorhetleven.nl
van de sociale voorzieningen in de toekomst. De overheid heeft immers niet veel ruimte om een groter gedeelte van haar budget te besteden aan sociale voorzieningen. Ingrepen zijn noodzakelijk. Dit begint wat ons betreft bij de AOW. Doordat mensen statistisch gezien ouder worden, is het logisch om de AOW-leeftijd niet langer vast te stellen op 65 jaar. De AOW-leeftijd moet periodiek, bijvoorbeeld iedere 5 jaar, worden aangepast aan de statistische leeftijdsverwachting. Binnen tien jaar moet de AOW-leeftijd in ieder geval 67 jaar zijn. De zogenaamde zware beroepen, waarvoor doorwerken tot de AOW-leeftijd een grote lichamelijke belasting vormt, moeten niet de dupe worden van een verhoging van de AOW-leeftijd. Hoewel ook voor hen het uitgangspunt is dat zij blijven deelnemen aan het arbeidsproces, hoeft dit niet langer 40 uur per week. Zij kunnen, als zij dat willen, kiezen voor deeltijdpensionering. Daarnaast kan voor het gebruik van voorzieningen een bijdrage worden gevraagd aan de burger. Daarom moet een vermogenstoets worden ingevoerd in de AWBZ. Op grond van de vermogenstoets wordt de bijdrage bepaald die door de gebruiker moet worden betaald. Hierdoor worden mensen zich er meer van bewust dat het gebruik van veel voorzieningen niet gratis en vrijblijvend is. Ten slotte zal de overheid veel minder taken voor haar rekening moeten nemen. Als een grotere rol wordt toegekend aan maatschappelijke organisaties en kerken kan de overheid zich richten op haar kerntaken. Als zij haar financiën op orde heeft, kan zij de kerntaken gemakkelijk uitvoeren. De basisvoorzieningen kunnen dan ook in de toekomst worden gehandhaafd. • De AOW-leeftijd moet iedere 5 jaar worden aangepast op basis van de statistische levensverwachting van de Nederlandse bevolking; • De overheid moet meer taken overlaten aan het maatschappelijk middenveld en zich richten op haar kerntaken. • Het financieringsstelsel rond woningmarkt, kinderopvang en zorg wordt herzien en eenvoudiger gemaakt. Alleen tegemoetkomingen voor de laagste inkomens.
Hoofdstuk 4: Verantwoordelijke burgers en een krachtige overheid 4.1 Het gezin Hoewel het in veel gezinnen goed gaat, ervaren gezinnen ook de druk van een maatschappij die complexer en dynamischer is dan een jaar of vijftien geleden. Als gevolg van de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen is er niet altijd vanzelfsprekend één van de ouders thuis die de zorg voor de kinderen op zich neemt. Gezinnen zoeken naar een nieuwe verdeling van de taken en een goede balans tussen tijd voor het gezin en het werk. Daarnaast ervaren ouders dat opvoeden van kinderen in een meer geïndividualiseerde en pluriforme samenleving ingewikkeld kan zijn. Ook zijn scheidingen aan de orde van de dag. De duurzaamheid van relaties staat onder druk. Daarbij geldt: een scheiding kent maar zelden winnaars. Sinds 2007 hebben we in Nederland een ministerie voor Jeugd en Gezin. De overheid lijkt zich terecht bewust geworden van de kracht van het gezin. Het kabinet Balkenende IV wilde Nederland gezinsvriendelijker maken. Dit beleidsterrein moet in volgend kabinet worden gehandhaafd. Helaas wilde het kabinet het natuurlijke gezin niet als uitgangspunt nemen: het huwelijk gebaseerd op man en vrouw. We moeten af van de druk op vrouwen om de arbeidsmarkt op te gaan en het ingrijpen achter de voordeur. Ook is het niet goed dat de overdraagbare heffingskorting is afgeschaft. Verder moet er worden gestreefd naar betere samenwerking tussen alle betrokken hulpverleners ten aanzien van de jeugdzorg. De maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een gerichte aanpak. Er moet meer tijd voor het gezin komen door een ontheffing van sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders. Deze ontheffing duurt maximaal 6 jaar. Werkgevers moeten doordrongen worden van het belang van gezinsvriendelijk beleid. Daarnaast moet de overheid blijven investeren in gezinnen. Het huidige beleid van de overheid is, dat zij alleen ouders die ouders financieel steunt die gebruik maken van (dure) kinderopvang. Ouders die óf zelf kinderopvang regelen óf zelf bewust de kinderen opvoeden, krijgen niets. Een kindgebonden budget, met daarin alle middelen voor kinderopvang, voor álle ouders met kinderen jonger dan 6 jaar is een
www.partijvoorhetleven.nl
eerlijke oplossing. • Ministerie Jeugd en Gezin handhaven; maar dan écht gezinsvriendelijk. Alle andere ministeries worden ook gezinsvriendelijk. • Natuurlijk gezin moet uitgangspunt gezinsbeleid zijn • Middelen voor kinderopvang toevoegen aan kindgebonden budget 4.2 Verantwoordelijke burgers Wij hebben een overbezorgde overheid, en dat is zorgelijk. Het staat buiten kijf: een te grote en overbezorgde overheid stimuleert dat mensen bij elk probleem naar de overheid kijken. Dat luie gedrag kan alleen gestopt worden, wanneer de overheid de bezem haalt door haar verantwoordelijkheden. Last van hanenwaken omdat de haan van de buurman kraait? Burgers kunnen dan toch zelf even langslopen bij de buren in plaats van een klacht bij de gemeente in te dienen. Politici moeten hierover met burgers in gesprek gaan. Hulde aan politici die een keer ‘geen mening’ hebben, geen rol zien voor de overheid en de burgers kritisch wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid. Het wordt tijd dat burgers hun mondigheid inzetten ten bate van de samenleving.We komen er niet door alleen in tijden van crisis te praten over verantwoordelijke burgers. Pas als de overheid structureel minder gaat doen, gaan burgers verantwoordelijkheden overnemen. Het invoeren van een sociale dienstplicht (zie ook paragraaf 2.2 over gezondheid) is goed om dit verantwoord burgerschap te stimuleren. Jongeren gaan zich een half jaar belangeloos inzetten voor de maatschappij. De kosten die het organiseren van buurtfeesten met zich meebrengen kunnen prima door de burgers zelf opgebracht worden. Ons voorstel is dan ook om te stoppen met het verstrekken van subsidies voor zulke aangelegenheden. Eventueel kunnen lokale bedrijven sponsoren. Zij worden er dan gelijk bij betrokken, en het spaart geld uit voor de overheid. Waakzaamheid is ook belangrijk. De Nederlandse burger moet zijn of haar
oren en ogen goed openhouden in de buurt, niet denken dat een ander dat wel doet. Hondenbezitters lopen toch iedere avond een rondje, zij letten goed op en helpen daarmee de overheid! Primair blijft natuurlijk het waarborgen van de veiligheid een kerntaak van de overheid, maar burgers moeten worden opgeroepen om een steuntje in de rug te zijn. Veel politieke partijen hebben te weinig oog voor de schaduwzijden van een hoge arbeidsparticipatie. Onbetaalde vrijwilligers zijn het cement van een samenleving. De overheid zou zich dat beter moeten realiseren. De buurvrouw die ziek is en geen boodschappen meer kan doen? Die wordt weer gewoon geholpen door een kennis of familielid. Het is toch niet meer dan normaal dat we onze naaste helpen? Dit is een goedkopere manier van zorgverlening en ook nog eens veel beter. Wat heeft een ziek of zwak iemand eraan dat er elke dag een ander op de stoep staat? Kortom: veel maatschappelijke hulp hebben we uitbesteed aan de duurbetaalde beroepskracht. • De overheid gaat zich terughoudender opstellen, dit zorgt er gelijk voor dat de eigen verantwoordelijkheid toeneemt. • De overheid stopt met het verstrekken van subsidie voor buurtfeesten etc. De plaatselijke winkelier sponsort dit. • Invoering van de sociale dienstplicht 4.3 Eisen aan nieuwe burgers In Nederland leven meer dan een miljoen allochtonen. Velen van hen zijn in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw naar Nederland gekomen. Begin deze eeuw werd de conclusie getrokken dat het integratiebeleid tientallen jaren heeft gefaald. Integratie vraagt een investering van de migrant zelf. Wie toegang wil tot het Nederlandse wegennet, haalt zijn rijbewijs. Wie toegang wil tot de Nederlandse samenleving, investeert in inburgering. Wie de Nederlandse nationaliteit heeft, is in de eerste plaats burger van Nederland. Om recht te doen aan het burgerschap van Nederland, is integratie nodig. De vrijblijvendheid is wat ons betreft helemaal voorbij.
www.partijvoorhetleven.nl
Een nieuwe burger heeft rechten, maar ook plichten. Om Nederlander te zijn is het in de eerste plaats verplicht de Nederlandse taal te beheersen. Daarnaast is kennis van de Nederlandse geschiedenis belangrijk. Integratie betekent niet dat nieuwe burgers de Nederlandse ‘Jan Modaal’ moeten worden. Natuurlijk brengen ze eigen gewoonten en ‘eigen aardigheden’ mee. Die respecteren we. Integratie betekent wel dat men zich houdt aan de Nederlandse wet- en regelgeving en normen en waarden. Spreiding van allochtonen is nodig om verloedering en probleemwijken tegen te gaan en integratie te bevorderen. Een evenwichtige samenstelling van een wijk heeft veel positieve effecten, onder andere op de samenstelling van scholen. Werk en scholing zijn van groot belang voor nieuwe burgers. Bij het inburgeringprogramma moet actief worden gezocht naar een passende baan of passende scholing. Het is belangrijk dat elke burger in Nederland zoveel mogelijk op eigen benen kan staan. Belangrijk hulpmiddel dat bij integratie ingezet moet worden is het buddytraject. Het principe van het buddytraject is eenvoudig. Een autochtone burger neemt vrijwillig de taak op zich om een nieuwe burger wegwijs te maken in de Nederlandse samenleving. Het buddytraject moet gestimuleerd worden vanuit de overheid. Er zijn veel allochtone Nederlanders die al lange tijd in Nederland wonen, maar nog steeds met een achterstand te kampen hebben. Het is belangrijk dat er geld beschikbaar komt om inburgering voor deze mensen alsnog mogelijk te maken. • De historie van Nederland en de kernwaarden van onze christelijke historie worden door Nieuwe Nederlanders onderschreven. • Tijdens het inburgeringprogramma moet er actief gezocht worden naar passende scholing of een passende baan. Een buddytraject moet ingevoerd worden en gestimuleerd vanuit de overheid. • Er moet geld beschikbaar komen voor inburgering van allochtonen die al lange tijd in Nederland wonen maar nog wel te kampen hebben met een achterstand. 4.4 Veiligheid Een van de belangrijkste taken van een overheid is het garanderen van de veiligheid van de burgers. Een belangrijke voorwaarde voor veiligheid
is orde en gezag in de samenleving. Politici en politiepersoneel moeten zich gedragen naar hun ambt en gezag uitstralen. Het respect voor gezag in onze samenleving neemt af. Denk aan het geweld tegen politie en hulpverleners. Zulke aantastingen van het gezag moeten aangepakt worden. Niet door een kopje thee te drinken, maar met straffen die ertoe doen. Het slachtoffer blijft vaak rondlopen met wantrouwen en vrees om het werk te doen. Een forse boete of gevangenisstraf ligt voor de hand. Daarnaast moet de dader het slachtoffer financieel compenseren voor de schade die is aangericht. Criminaliteit neemt toe in bepaalde delen van steden. Onveilige buurten moeten aangepakt worden door de aanwezigheid van politie. Anonieme politie is niet voldoende. In onveilige buurten moet de wijkagent een belangrijkere rol gaan spelen. Deze agent kent de problemen en ordeverstoorders, kan met de bewoners een band opbouwen en zo adequaat de veiligheid in de buurt verbeteren. De wijkagenten moeten een gepaste opleiding krijgen om deze taak goed uit te voeren. Daarin ligt de nadruk op het contacten leggen binnen de wijk en het toepassen van een likop-stuk-beleid. In deze tijd van bezuinigingen moeten we oppassen teveel te bezuinigen op de politie. Juist op deze kerntaak van de overheid moet je niet bezuinigen. De administratieve taken zijn enorm gestegen de laatste jaren. Deze bureaucratische kosten moeten weer teruggebracht worden naar een realistisch niveau. Dit moet echter geen bezuiniging zijn. Het geld dat hiermee vrijkomt, investeren we in de ‘blauwe’ taken. De rol van het slachtoffer is ondergewaardeerd in het strafrecht. Het slachtoffer moet een nog duidelijkere positie krijgen in het strafproces. Effectief straffen is belangrijker dan de lengte van de straf, zeker bij jongeren. Er moet daarom meer ruimte komen voor alternatieve straffen. Ook het aantonen van het kunnen dragen van verantwoordelijkheid is hier een wezenlijk onderdeel van. Marihuana en cannabis worden toegevoegd aan de lijst met harddrugs. Coffeeshops worden niet langer gedoogd.
www.partijvoorhetleven.nl
Investeren in veiligheid moet gelijk op gaan met investeren in een betrouwbare overheid. Alleen als een overheid betrouwbaar is, accepteren mensen inbreuk op de privacy omwille van de veiligheid. Dat betekent dat een overheid te allen tijde verantwoording aflegt. Zeker bij grote projecten is dat geen vanzelfsprekendheid. • De schade van geweld tegen hulpverleners moet de dader zelf vergoeden. • Investeren in blauw op straat, zeker in agenten in de wijken en in dorpen. • De rol van het slachtoffer is ondergewaardeerd in het strafrecht. Het slachtoffer moet een nog duidelijkere positie krijgen in het strafproces. • Effectief straffen is belangrijker dan de lengte van de straf, zeker bij jongeren. Er moet daarom meer ruimte komen voor alternatieve straffen. Ook het aantonen van het kunnen dragen van verantwoordelijkheid is hier een wezenlijk onderdeel van.
Hoofdstuk 5. Naar een leefbare aarde 5.1 Landbouw en visserij Onze maatschappij komt voort uit een agrarische samenleving. De landbouw staat echter ook nu nog aan de basis van Nederland. We profiteren als ‘s werelds tweede landbouwexporteur aanzienlijk van deze sector. De totale waarde van landbouw is niet alleen in percentages van het BNP en het handelsoverschot samen te vatten. De vrucht van het land is niet zomaar een product. De nog altijd voortdurende voedselcrisis leert ons dat het glas romige melk en de met kaas en plakjes rode tomaat belegde boterham geen vanzelfsprekendheid zijn. De kennis en innovatie van de Nederlandse agrocluster moeten we ook in het buitenland benutten. We moeten voor en met de hele wereld blijven werken aan een duurzame landbouw voor voldoende gezond voedsel en natuurvriendelijke biobrandstoffen. Daarvoor is meer innovatie nodig dan alleen kostenbesparing. De landbouw moet van maximale naar verantwoorde opbrengsten. Juist de consument moet daarbij worden ingeschakeld. De overheid moet als de marktmeester de vaart van die verduurzaming erin houden. Ze bepaalt bijvoorbeeld of en hoe onduurzame praktijken fiscaal bestreden worden. Duurzaamheid is niet een kwestie van hier en daar wat aanpassen. Het streven naar duurzaamheid vereist een nieuwe blik op het totale systeem. Het betekent soms pijnlijke veranderingen. Vangstbeperkingen zijn bijvoorbeeld nadelig voor vissers. Doorgaan op de huidige toer brengt echter ecologische en daarna economische schade teweeg. Het evenwicht tussen ecologie en economie is dat van een koorddanser. Duurzaamheid is echter niet de enige uitdaging in de landbouw. In de veehouderij is er teveel dierenleed. Internationale afspraken beperken helaas de ingrijpmogelijkheden van de overheid. Dierenwelzijn moeten we eerder gaan exporteren, dan dat we het laten gijzelen door minder diervriendelijke landen. Dat geldt net zozeer voor duurzaamheid, diergezondheid en hormoon- en antibioticagebruik. Duurzaamheid is grensoverstijgend. Onze inzet moet daarom in evenwicht zijn met de internationale inzet. Anderzijds kan en moet Nederland zich
www.partijvoorhetleven.nl
wereldwijd onafhankelijk gedragen naar zijn verantwoordelijkheid. Het platteland is geen industrieterrein met schuren en stallen in plaats van fabriekshallen. Schaalvergroting staat vaak onterechte gelijk aan industrialisatie. Megastallen moeten ten dienste staan van dierenwelzijn, dier- en volksgezondheid en duurzaamheid. Om diezelfde leefbaarheid verdient het verkrijgen van neveninkomsten steun: bijvoorbeeld natuurbeheer en agrotoerisme. Alleen als deze punten vooruitstrevend aangepakt worden, zal de samenleving zich nog willen blijven associëren met de landbouw. Alleen zo wordt de landbouw een nog bredere basis van de maatschappij. • Bescherming tegen import van minder duurzaam geproduceerde landbouwproducten • Meer budget voor en toepassing van kennis over wereldwijde voedselproductie en agrarische duurzaamheid • In Nederland en internationaal meer wetgevende inzet op agrarische duurzaamheid en dierenwelzijn • Onduurzaam boeren moet lastiger worden 5.2 Natuur Ons Holland (afkomstig van ‘Holtland’, wat laat zien dat Nederland vroeg heel veel bos had) is tegenwoordig één groot multifunctioneel stadspark. Snelwegen en bouwprojecten moeten het daarom afleggen tegen een gesignaleerde korenwolf of vleermuis. Beleid als Natura2000 wordt via de rechter aangevochten. Tel de regelgeving daarbij op en natuur lijkt al snel alleen maar lastig. Bescherming van natuur is echter een investering die zich terugverdient. De vier miljard soorten organismen leveren stad en platteland allerlei vitale diensten. Die zie je pas als ze er niet zijn. Ontbossing kost de globale economie volgens EU-onderzoek bijvoorbeeld jaarlijks twee tot vijf biljoen euro. De crisis op Wall Street kostte minder dan de helft daarvan. Uitsterven van soorten kan echter niet meer teruggedraaid worden door een herstelplan. Het bestaansrecht van natuurschoon is bovendien veel meer dan alleen de economische waarde. Scheppingszorg is Gods opdracht. Als roofbouw is gepleegd, is de Bijbelse taak daarom niet alleen om bestaande natuurge-
bieden te beschermen, maar ook om nieuwe te ontwikkelen. De overheid moet de gevolgen van natuur- en biodiversiteitverlies goed op een rijtje hebben. Alleen dan kan ze achteruitgang goed bestrijden. Cultuur conflicteert namelijk vaak met natuur – neem de eeuwenoude strijd tegen het water. Zelfs een ‘klimaatneutrale’ levensstijl heeft impact op de natuur. Menselijke activiteit kan dus niet altijd wijken voor dier, plant en aarde. Dat hoeft ook niet. De Bijbelse opdracht is om een balans te vinden tussen bouwen en bewaren, tussen ecologie en economie. Als de overheid echt inzichtelijk beleid opstelt, is dat al een bewustwordingscampagne op zich. Landonteigening en ontpoldering zijn dus niet bedoeld om politieke voorkeur te bewijzen, maar moeten een hermetisch sluitende onderbouwing hebben. Natuur kan echter ook samen optrekken met cultuur. Natuur kan als waterberging en recreatie dienen, openbaar groen is nodig voor de leefbaarheid van stedelijk gebied. De voedselcrisis mag ook niet verergeren door de aanpak van de ecologische crisis. In navolging van zijn impact heeft de mens grensoverstijgende verantwoordelijkheid. Als Nederland heeft als meer economisch dan ecologisch ontwikkeld land een medeverantwoordelijkheid voor natuurbehoud in meer geconserveerde landen. • Meer zorgvuldigheid in de afweging ecologische – economische belangen • Internationale inzet op natuurbescherming, biodiversiteit en minder ontbossing • Het onder water zetten van landbouwgrond is geen optie. 5.3 Duurzaamheid Zelfs in economisch zware tijden stijgt duurzaamheid op de politieke agenda. Dat is terecht, maar onvoldoende. De urgentie wordt nog steeds onderschat. “Als het klimaat een bank geweest was, was het al lang gered,” stelde een staatshoofd met recht op de Kopenhaagse klimaatconferentie. Dat onder leiding van ditzelfde staatshoofd de olieproductie alleen maar uitbreidt, is anderzijds tekenend voor het gebrek aan integriteit in het klimaatdebat. Klimaatverandering is een onderwerp van profilering en persoonlijke mening geworden. Zowel linkse klimaathysterici als rechtse milieumaffia nemen het niet al te
www.partijvoorhetleven.nl
nauw met de waarheid. Het christelijke ‘goed rentmeesterschap’ past niet in die politieke tegenstelling. Als beheerder namens de Eigenaar hoeven we niet te vrezen voor een filmachtige ondergang van de aarde. Anderzijds dwingt rentmeesterschap wel tot een eerlijke kijk op de schepping. Het grootste duurzaamheidsprobleem is mogelijk klimaatverandering. Nog steeds blijkt de wonderlijke schepping te groot en de menselijke maat te klein om de CO2-effecten onbetwistbaar vast te stellen. Toch moeten we minder CO2 uitstoten, alleen al uit voorzorg. Energietransitie is daarbij essentieel. Over het belang van een overgang naar andere energiebronnen mag niet gepolderd worden. Uitblijven van verduurzaming is sowieso onbespreekbaar, en kernenergie is dat daarom niet. Energietekorten of er te laat achterkomen dat verduurzaming te langzaam ging, zijn slechtere keuzes. Als reserveoplossing en mogelijk noodzakelijk kwaad moet kernenergie wel blijven verduurzamen. Niet alleen de productie moet beter, ook de consumptie moet minder. Een goede rentmeester kiest niet voor het korte geluk van het plunderen van het bezit van zijn Opdrachtgever. Soberheid, matigheid en rentmeesterschap resulteren in een afgewogen levensstijl. De fiscus moet daarom ook luxeconsumptie remmen en milieuschade belasten. Door de belasting te investeren in duurzaamheid, wordt eerlijke concurrentie gegarandeerd. Dat opkomende economieën spoedig het westen zullen overtreffen met het westerse hedonistische consumptieniveau, is zorgelijk. Dat die ontwikkeling verduurzaming in kan halen, dwingt ons tot wereldwijde krachtenbundeling. Als klimaatverandering doorzet, zijn zeespiegelstijging, droogte en andere natuurrampen erg waarschijnlijk. Alle grote vervuilers hebben daarin een zorgplicht in slachtofferlanden. Alleen als we onze omgeving benaderen met goed rentmeesterschap, heeft onze inzet perspectief. • Belasting op natuur-, milieu- en klimaatschade met aanwending voor herstel; gelijke wetgeving voor Nederlandse en buitenlandse producten • Politieke prioriteit voor energietransitie; groen licht voor hernieuwbare energie en efficiëntieverbetering, oranje voor kernenergie en rood voor conventionele centrales • Steviger belasten van luxeconsumptie
Hoofdstuk 6: Nederland; klein maar betekenisvol in de wereld 6.1 Verantwoordelijkheid in de wereld Nederland is, vergeleken met onze buurlanden en partners, een klein land. Toch is ons land ook betekenisvol in de wereld. De regering benadrukt overal ter wereld het belang van mensenrechten. Daarnaast vervult Nederland een actieve rol in vredesmissies en zijn wij een belangrijke economische partner. Mensenrechten vormen een belangrijk onderdeel van het internationaal recht. In deze universeel geldende regels worden de rechten van mensen gedefinieerd. Dat is een groot goed: waar vroeger mensen onderdrukt werden, is de behandeling van mensen nu vaker verbeterd. Mensen hebben de vrijheid om op basis van overtuiging hun mening te uiten, bijeen te komen of een vereniging op te richten. Deze klassieke grondrechten vormen de basis van onze rechtsstaat. Toch hebben wij een dubbel gevoel bij deze mensenrechten. Tegenover de rechten van de mensen worden nauwelijks de plichten van burgers geformuleerd. Daarnaast dreigt het ‘gelijkheidsdenken’ de overhand te krijgen: individuele verschillen op basis van religie of historie worden genegeerd en verdwijnen onder druk van activisten die mensenrechten eenzijdig interpreteren. In het kader van deze mensenrechten pleit de regering internationaal voor geloofsvrijheid. Landen als China, Noord-Korea en Iran staan nog steeds bovenaan de ranglijst van landen waar christenen vervolgd worden. Wij bepleiten een actievere stellingname tegen de wereldwijde vervolging van gelovigen. De Nederlandse economie is sterk verweven met de internationale economie. Door onze positie als ‘doorvoerland’ heeft Nederland groot belang bij internationale stabiliteit. Daarom levert Nederland een actieve bijdrage aan de internationale vrede en veiligheid. Concreet betekent dat de inzet van onze krijgsmacht bij vredesmissies. Wij stimuleren deze rol van defensie op het internationale toneel. Daar
www.partijvoorhetleven.nl
hoort echter wel een aantal randvoorwaarden bij. De ambitie van defensie mag bijvoorbeeld niet gefrustreerd worden door harde bezuinigingen. Een goed uitgeruste krijgsmacht mag ook wat kosten. Het departement is de afgelopen jaren al stevig geraakt door flinke kortingen op de begroting. Een volwassen partner op het internationale toneel durft ook te wijzen op de verantwoordelijkheid van andere landen bij het leveren aan vredesmissies. • De Nederlandse regering moet actiever stelling nemen tegen de vervolging van gelovigen; • Bezuinigingen op defensie zijn onaanvaardbaar 6.2 De toekomst van de Europese Unie De Europese Unie is een realiteit. Vanuit ‘Brussel’ komen jaarlijks vele honderden regels op de lidstaten af. De Nederlandse regelgeving wordt hierdoor sterk beïnvloed, veel meer dan wij ons voor kunnen stellen. De regel van de ‘subsidiariteit’ is daardoor actueler dan ooit. Deze regel betekent dat hogere overheden (in dit geval de Europese Unie) geen taken moeten doen die lagere overheden (de lidstaten) zelf kunnen doen. In de geschiedenis van de Unie is dit begrip gebruikt als maatstaf om te toetsen of beleidsterreinen wel of niet door de EU opgepakt moesten worden. Helaas is deze toets versleten. Het is nog steeds duidelijk dat ‘Europa’ iets te maken moet hebben met milieu, monetair beleid of met grensoverschrijdende criminaliteit. Maar wat heeft de EU te zoeken op terreinen als onderwijs- en jeugdbeleid? En wat is het nut van een Europees cultuurbeleid? Wij pleiten daarom voor het aanscherpen van de toets van subsidiariteit. Nog te makkelijk laten de nationale regeringen de bevoegdheden van de lidstaten afsnoepen van de EU. De Europese Unie is een gegeven. Daarom is het belangrijk om te kijken naar de toekomst. De eerste belangrijke kwestie voor de toekomst is de
vraag rond de uitbreiding van de Europese Unie. Wat ons betreft staan er geen grote toetredingsrondes voor de deur en worden de toetredingscriteria strikt toegepast. De huidige grootte van de EU belemmert op dit moment al samenwerking, laat staan een grotere en dus loggere Unie. Daarbij komt dat de relatieve invloed van Nederland zal afnemen en de kandidaat-lidstaten niet of nauwelijks binding hebben met de West-Europese landen. Europese instellingen moeten uit Straatsburg vertrekken en zich exclusief in Brussel vestigen. Turkije hoort niet bij het Europees continent en kan dan ook onder geen beding lid worden van de Unie. Ten tweede is er een institutionele discussie over het principe van subsidiariteit nodig. Europa moet terug naar de kern: alleen waar bovennationale samenwerking daadwerkelijk rendement oplevert, is Europees beleid van toegevoegde waarde. Het derde punt is de harmonisatie van het monetaire beleid van de Unie. De afgelopen periode hebben diverse lidstaten op grote schaal de hand gelicht met de afspraken uit het zogeheten ‘Stabiliteitspact’, met als afschrikwekkend voorbeeld Griekenland. Dit brengt de stabiliteit van de ‘eurozone’ is gevaar. Het is belangrijk dat de lidstaten deze afspraken streng gaan handhaven om de positie van de euro te waarborgen. • Verdere uitbreiding van de Europese Unie moet strikt worden getoetst aan de toetredingcriteria; • De regel van ‘subsidiariteit’ moet strenger gehandhaafd worden; • De lidstaten moeten zich houden aan de afgesproken regels over de begrotingsdiscipline door een effectief en afschrikwekkend sanctiemechanisme. 6.3 Ontwikkelingshulp: op weg naar volwassenheid Met deze wereld kan het een stuk beter. Ondanks miljarden aan steun vanuit rijke aan arme landen bestaat er nog veel ongelijkheid. Ongelijkheid op gebieden als economie, onderwijs en vrede en veiligheid. Een nieuw beleid voor ontwikkelingshulp kan hier verbetering in brengen. De afgelopen zestig jaar is er 2,3 biljoen dollar aan ontwikkelingshulp
www.partijvoorhetleven.nl
gegeven. Met tot dusver te weinig resultaat. Medelijden is een verkeerde basis voor goede hulp, zo blijkt. Veel arme landen, met name de sub-Sahara-landen, zijn afhankelijk geworden van deze geldstroom. Het huidige beleid moet daarom op de schop. Echter, niet door domweg in het budget te snijden. Maar er mag ook niet meer geld naar ontwikkelingshulp gaan voordat effectiviteit is aangetoond. Een verbetering is door de focus te verschuiven van armoedebestrijding naar economische groei. En zelfredzaam land is het beste middel om armoede te bestrijden. Zelfredzaamheid ontstaat door ontwikkeling van de private sector en versterking van het maatschappelijke middenveld. Dat gebeurt niet door mensen geld te geven, maar ze bewust te laten worden van hun kansen en mogelijkheden. Microkredieten en andere vormen van financiering kunnen daarbij een katalysator zijn. Dat vraagt wel om een landenspecifieke aanpak: met een globaal beleid kan hier niet worden volstaan. Nederland moet wel een bescheiden beleid voeren. Het aantal donorlanden moet derhalve verminderd worden. Twintig landen structureel vooruit helpen is nog altijd beter dan veertig landen stabiel houden. Wij moeten díe landen helpen waar onze hulp het meest nodig en het meest effectief is. Daarbij moeten we uiteraard rekening houden met de hulp die landen al wel of niet krijgen vanuit andere (Europese) landen. Verder moet bij het geven van hulp aangesloten worden bij de specifieke Nederlandse expertise. Zo is er in ons land veel kennis beschikbaar over watermanagement, transport, logistiek of landbouw. Een gedeelte van het budget voor ontwikkelingshulp is bestemd voor vredesoperaties en conflictbemiddeling. Oorlogen en conflicten staan vaak aan de basis van armoede. Instabiele landen kunnen stabiele buurlanden meetrekken in een neerwaartse spiraal van conflicten en armoede. De zoektocht naar vrede moeten wij daarom continu steunen. • Het bevorderen van zelfredzaamheid moet de kern van het ontwikkelingsbeleid worden.
• Ontwikkelingshulp moet uitgaan van een landenspecifieke aanpak: de hulp moet voortaan gefocust worden op een beperkt aantal landen. • Toegang tot water dreigt één van de grootste conflictpunten te worden. Nederland heeft veel expertise en ervaring op watergebied. Die expertise moeten wij actief gaan inzetten. 6.4 Bijzondere banden Door historische en religieuze gebeurtenissen voelen wij ons nauw betrokken met Israël, het NAVO-bondgenootschap en de Verenigde Staten van Amerika. Israël is een democratie in een islamitische en vijandige omgeving. Vanuit Bijbels oogpunt dragen wij Israël, als volk, een warm hart toe. Sinds het uitroepen van de staat Israël in 1948 heeft het land vier grote oorlogen moeten voeren tegen Arabische landen, die uitwaren op de totale vernietiging van Israël. Recente ontwikkelingen laten zien dat de solidariteit met Israel steeds verder aan het afnemen is. Wij maken in de discussie rondom Israël onderscheid tussen het bestaansrecht van de Joodse staat Israël, het volk van de Joden en het handelen van de democratisch gekozen regering. Over de eerste twee zaken valt niet te twisten, dan komt het bestaansrecht van Israël in gevaar. De discussie over dit moeilijke conflict moet over dit laatste gaan: de regering van Israël mag kritisch worden benaderd. Dat geldt in nog grotere mate voor de versplintering van de Palestijnse autoriteit. Wanneer de Palestijnse autoriteiten er niet in slagen eigen terroristen ‘koest’ te houden, kan het geen serieuze gespreks-partner voor vrede zijn. Naast Israel zijn de Verenigde Staten van Amerika altijd een belangrijke partner van Nederland geweest. We voelen ons vooral verbonden met de christelijke traditie die nog breed uitgedragen wordt door grote groepen christenen in de VS. De Verenigde Staten spelen een centrale rol in de bestrijding van het internationale terrorisme. Het land weet zich betrokken op de veiligheid in de wereld, wat ook voor Nederland van groot belang is. Dit betekent niet
www.partijvoorhetleven.nl
dat we kritiekloos naar de VS kijken. Ook de VS handelen soms op een manier die geen navolging vraagt, zoals het zonder internationale steun binnenvallen van landen. Wij staan voor een positiefkritische houding ten opzichte van de VS. De VS speelt ook een belangrijke rol binnen de NAVO. Juist op het terrein van internationale veiligheid is het NAVO-bondgenootschap van cruciale betekenis. De NAVO heeft betoond een solide en effectieve organisatie te zijn. Europese samenwerking op het gebied van defensie heeft dan ook niet onze voorkeur. Daarnaast hebben diverse Europese landen nog een naieve opstelling ten opzichte van landen als Rusland en China: naast schendingen van mensenrechten wordt het geopolitiek handelen van beide landen wordt ernstig onderschat. In de 21e eeuw zijn we geplaatst voor nieuwe uitdagingen als klimaatverandering, technologische risico’s en terrorisme. De NAVO wil zich in haar nieuwe strategie meer gaan focussen op deze nieuwe bedreigingen. Het is daarom belangrijk dat de NAVO haar draagvlak onder de bongenoten verder vergroot. Hierdoor zal de slagkracht van de verdragsorganisatie groeien. • Nederland moet zich (in Europees verband) sterk maken voor een constructieve oplossing voor het Midden-Oostenconflict. • De VS moeten in haar strijd tegen het terrorisme actiever gesteund worden door de Europese landen. Terroristische brandhaarden moeten actiever door Europese landen bestreden worden. • De positie van de NAVO moet versterkt en uitgebreid worden om de veiligheid van de lidstaten ook in de toekomst te kunnen behartigen.