5
inclusief provinciale bijlage
PEIL
nummer 1 1, juni 1999
COLLEGIAALINFORMATIEBLAD VOORMUSEA
SUBSIDIE
■
DANKZIJ
REGISTRATIE
MUSIP CULTUUR STREEKDRACHTEN,
EN SCHOOL
BEWAREN OF BEWEGEN
Voorwoord
Inhoud Voorwoord
I
Deprovinciaalmuseumconsulenten en het LandelijkContactvan Museumconsulenten 2 Boekenen tijdschriften
In 1999, het laatstejaar voorde magischeovergangnaar de 21ste eeuw,staat er ookin museumlandveelte gebeuren. Slaanallecomputersopholenwordenal mijn bestanden gewist op 1 januari2000? Wordt mijn museumwel of niet geregi¬ streerd?Het zijn uiterst belangrijkevragenmet voorde mu¬ seasomsheelingrijpendegevolgen.In Museumpeilnummer 11 vindtu er meerinformatieover.
3
HetMolenmuseum ontvangtsubsidie dankzijmuseumregistratie 4 MUSIPMUSeumInventarisatieProject Cultuuren School
7 10
■Wegwijsin hetonderwijs:termenverklaard ■ DeKunstvanhetKijken ■ Datzoekenweop
Streekdrachten, bewarenof bewegenlO
Over de inhoud
Hetmillenniumprobleem en de collectieregistratie
19
Het omgaanmet objecten in parkenen tuinen
21
LCMinfo
24
Over het eerste probleem laten we Jan van der Starre aan het woord in het artikel 'Het millenniumprobleem en de coliectieregistratie'. Van der Starre noemt dit het 'jaar 2000 pro¬ bleem'. Met behulp van dit artikel kunt u wellicht veel onheil voorkomen. De museumregistratie is een groot¬ schalig project waar alle musea mee geconfronteerd zullen worden. Even¬ als in voorgaande nummers van Mu¬ seumpeil komt dit belangrijke on¬ derwerp ook nu weer aan de orde. De ervaringen van het Molenmuse¬ um in Koog aan de Zaan met de regi¬ stratie wordt belicht. Het voorlopig geregistreerd museum krijgt dankzij deze voorlopige registratie een sub¬ sidie van f 20.000 van de provincie Noord Holland om achterstanden op het gebied van collectie registratie in te halen.
Colofon Museumpeil is eengezamenlijke uitgavevan de bureausvan de provinciaalmuseum¬ consulenten.
Copyright Nietsuit dezeuitgavemagwordenovergeno¬ menzonderschriftelijke toestemming vande redactie
Redactie MinetteAlbers,Hansde Haan,EllenLoozen, Marianne deRijkeenMarjoleinSpruijt
Eindredactie EllenLoozenenHansdeHaan
ISSN 1381-1088
Ontwerp&Vormgeving DeVormers, bureauvoorgrafische vormgeving, Utrecht
Drukkerij Pascal, Utrecht
Redactieadres StichtingOndersteuning Musea Mariaplaats 23 3511LKUtrecht Telefoon:030-2343880 Fax:030-232 8624
Nummer 11,juni1999 Fotoomslag:Hetregistratieproject in hetMolenmuseum in vollegang Foto:JelmerPrins Deredactie museumpeil,
Is er nog hoop voor beelden die bui¬ ten staan, onbeschermd tegen regen en wind? En wat doen we met originele streekdrachten, moeten we die be¬ waren of mogen die bewegen? Over de eerste vraag heeft Rob Crèvecoeurvan het Instituut Collectie Nederland zich gebogen. Het artikel 'het omgaan met objecten in de tuinen en parken' geeft een aantal goede raadgevingen voor het behoud en beheer van deze, door hun plaats en positie, tamelijk kwetsbare objecten. Marysa Otte, consulent behoud en beheer van het Gelders Oudheidkun¬ dig Contact, gaat in op de problema¬ tiek van het dragen of juist niet dra¬ gen van authentieke streekdrachten in de context van een goed behoud en beheer van textielcollecties. Museumpeil schenkt regelmatig aandacht aan Cultuur en Schoolpro¬ jecten. Omdat er de laatste jaren
juni
1999
zoveel verandert in het onderwijs is er een uitgebreide verklarende woordenlijst geschreven. Verder worden in dit nummer twee educa¬ tieve projecten uit Zeeland en Gro¬ ningen belicht. Het zijn projecten die we graag onder uw aandacht willen brengen. In Utrecht wordt momenteel de laat¬ ste hand gelegd aan MUSIP,een in¬ ventarisatieproject om beter inzicht te krijgen in de samenstelling en kwaliteit van de museale collecties in deze provincie. Kortom het is weer een nummer om te lezen en te bewaren. Nieuw is dat het museumconsulent¬ schap in de provincie Drenthe ook een eigen provinciaal deel uitgeeft. Helaas is deze keer het provinciale deel van Zuid-Holland wegens ziek¬ te komen te vervallen. Ter informatie
Twee delen Museumpeilverschijntin twee delen.Het eerstealgemene deelbevatartikelenen infor¬ matie die vooralle Nederlandse museavan belangzijn.Hettweede, lossedeelis uitsluitend bestemdvoordeeigenprovincie.
Abonnement VoorflS,- per jaar krijgt u tweemaal Museumpeil.Voor ƒ5,- extra per jaar krijgt u tevensde provincialebijlagenaar keuze.Opgavebij het bureauvandeprovin¬ ciaal museumconsulent in de betreffende provincie.Voor ƒ60,- per jaar krijgt u Museumpeilinclusiefalle zevenprovinciale bijlagen.Opgavebij het redactie-adresin Utrecht.Abonnementen lopenper kalender¬ jaar en dienenvoorhet eindevan het jaar opgezegd te worden.
De provinciaal museumconsulenten en het Landelijk Contact van Museumconsulenten In bijnaalleprovinciesis eenprovinciaal museumconsulent werkzaam.Waar houden zezichmeebezig?Kuntu ookcontactmet hem of haar opnemen?Met welkevragen kunt u bij ze terecht?En wat is dan het LandelijkContactvan Museumconsulenten (LCM)en wat merkt u daarvan? Dezeen nogmeervragenwordenin het volgendartikel beantwoord.
teringleiddetot deopzetvan basiscur¬ sussenen workshops;inmiddelswor¬ den in het helelandde diversecursus¬ sen aangeboden. Een aardig neveneffectis dat tijdensdezebijeen¬ komsten de medewerkersvan ver¬ schillendemuseaelkaarontmoetenen ervaringenuitwisselen. Zekertwee aspectenvan het consu¬ lentschapzijn hiernogvan belang.Als verbindendefactortussende museain de provincieis de consulentin staat eenvoortrekkersrolte spelenbij geza¬ menlijke initiatievenvan musea, bij¬ voorbeeldop publicitairof educatief De provinciaal gebied.Eenvoorbeeldis de jaarlijkse museumconsulent uitgavevaneenregionaalmuseumma¬ gazine,of de provincialepromotievan In dejaren '70 kwameenontwikkeling op gang waarinde functievan muse¬ de museaop Internet.Het tweede is umconsulentwerd gedecentraliseerd dat de museumconsulentook ge¬ sprekspartneren adviseuris voor de vanhetrijk naarhetniveauvande pro¬ overheid,zowel de provincialeals de vincies. Op dit moment kennenalle gemeentelijkeen andere instellingen provinciesin Nederland,nu nog met enorganisaties.. uitzonderingvan Flevoland,de functie Het dienstverbandvan de museum¬ vanprovinciaalmuseumconsulent. consulentenis divers: de een is in De museumconsulent heefteenbreed dienstvan een provincialevereniging takenpakket.Dezetakenbetreffenzo¬ of federatievan musea,anderenheb¬ wel rechtstreeksdeondersteuningvan ben eenzelfstandigdoor de provincie de museain de provincie,maarook de gesubsidieerdbureau.Eennieuweont¬ raakvlakkenen contactenvan die mu¬ seamet de cultureleen cultuurtoeristi- wikkeling is dat het consulentschap hier en daaronderdeelwordt van een scheinfrastructuurvande provincie. stichtingvoorcultureelerfgoed. Voor de museais de consulentop af¬ roep beschikbaarom advieste geven op het gebied van bijvoorbeeldbe¬ drijfsvoeringen financiën,registratie en documentatie,behouden beheer, publieksbenadering en presentatie.In de meestegevallenis de consulentin staatom op grondvan opleiding,ken¬ Landelijk Contact van nisenervaringeendirectantwoordop Museumconsulenten de vraagte geven.Somswordt door¬ verwezennaar iemandmet meerspe¬ cialistischedeskundigheid- zoals me¬ Het Landelijk Contact van Museumconsulenten dewerkers van Instituut Collectie
2
Door: Pim Witteveen, provinciaalmuseumconsulentDrentheen vice-voorzitter van het LCM (metdankaan JelmerPrins)
Nederland,of naarvakconsulentendie bij een aantal provinciale bureaus werkzaamzijn. Deadviseringvan individuelemuseais maatwerkenvergt daardooreenforse tijdsinvestering.Vaak worstelen ver¬ schillendemusea,zonderhette weten, metdezelfdeproblemen.Dezeconstamuseumpeil,
Het LCMis in 1984 ontstaanals een overlegplatform van de provinciaal museumconsulenten en biedt de pro¬ vinciaal museumconsulentenen hun medewerkerseen platform voor het uitwisselenvan kennisen ervaringen, en bevordertzo hun deskundigheid. Snelbleek dat het LCMook de aan¬ juni
1999
gewezenorganisatieis om landelijke samenwerkingsprojecten op te zetten, en dat verschillendeorganisatieseen beroepdoenop de in het LCMaanwe¬ zige deskundigheid.Deze ontwikke¬ ling is in de LCMBeleidsnota/990ver¬ taald in officieel beleid: het LCMzal zichverderontwikkelentot eenlande¬ lijke projectorganisatie voor de provin¬ cialebureausen een actieverol gaan spelenalssamenwerkingspartner in de landelijkemuseumwereld. De stichtingLCM,waarvande elf mu¬ seumconsulenten het bestuurvormen, ontvangtgeenexploitatiesubsidie.De werkzaamheden voor het LCMmaken deel uit van het takenpakketvan de provinciaalmuseumconsulenten zijn of haar medewerkers.De kostenvan projectenen publicatiesworden zo¬ veel mogelijk gedekt door speciale subsidies.Door de verdergaandepro¬ fessionaliseringvan de Nederlandse museawordensteedshogereeisenge¬ steldaande productenen de diensten van het LCM.Inmiddelsis sprakevan eenorganisatievaneendusdanigeom¬ vangdat deaanstellingvaneenpart-ti¬ me beleidsmedewerker in 1997 nood¬ zakelijkwas om ook in de toekomst efficiënten slagvaardigte kunnenhan¬ delen.JelmerPrinswerkt,gehuisvestin het kantoor van de NMVte Amster¬ dam, per week twee dagenvoor het LCM, en twee dagen voor LCM en NMV,voor de coördinatievan het ge¬ zamenlijkecursusaanboden voor het gezamenlijkeprojectvan hetmuseumregister. HetLCMstreeftnaareenprofessioneel basisniveauvan de Nederlandsemu¬ sea.Omdat basisniveau te bevorderen wordt een reeksvan basiscursussen ontwikkeldenwordenprojectenopge¬ zettendienstevandemusea. Basiscursussen De basiscursussen (zoals Behouden beheer,Registratieen documentatie) zijn in LCM-verbanddoor werkgroe¬ pen, bestaandeuit medewerkersvan de provincialebureausen soms ook
boeken & tijdschriften
Boeken & tijd¬ schriften externedeskundigen,opgezet,aande praktijkgetoetstenbijgehoudenop ac¬ tuele ontwikkelingen.Ze zijn bedoeld voor betaaldeen onbetaaldemuseum¬ medewerkerszonder relevantevoor¬ opleiding,biedende elementaireken¬ nis die nodig is om op basisniveauin het museumte kunnenfunctioneren, enwordenoveralin het landgeorgani¬ seerddoorde bureausvande provinci¬ aalmuseumconsulenten. Waarenwan¬ neer de basiscursussenplaatsvinden kanmenonderanderelezenin dejaar¬ lijkse brochurevan NMVen LCM.De nieuwebrochureverschijntinjuni. De NMVcoördineerthet gehelebasis-en bijscholingsprogramma voor museum¬ medewerkers. Op basisvan het materiaalwaarmee reedsenkelejarencursussenzijn gege¬ venontwikkelthetLCMsyllabiengeeft ze uit. Over behoud en beheerver¬ scheende syllabusPassieveconserve¬ ring, de syllabusRegistratieen Docu¬ mentatiebeleefdeal eentweededruk. Museumen Publieken Bedrijfsvoering zijn in voorbereiding.Deze cursus¬ boekenzijn ook in gebruikbij de ReinwardtAcademie,het InstituutCollectie Nederland(deOpleidingRestauratoren) endeVlaamsemuseumconsulenten. Naastde basiscursussen worden, op basisvanvragenuit hetveldof ingege¬ ven door actueleontwikkelingen,stu¬ diedagenen -middagengeorganiseerd over uiteenlopendeonderwerpenals BTWenmuseumwinkels. Projecten Naast de cursussenontwikkelt het LCMmetregelmaatprojectenten dien¬ ste van de museumwereld.In 1996 ontvingenalleNederlandse museavan hetLCMde publicatieWelkome gasten, een handreikingvoor goed gastheer¬ schapvoor mensenmeteenhandicap. In 1997werdhetLCM-dozenproject af¬ gerond.Eenbijdragevan het LCMaan deverbeteringvande passieveconser¬ vering: museawaren in staatgesteld tegensterkgereduceerd tarief (dankzij een substantiële bijdrage van de MondriaanStichting)dozenvan zuur¬
vrij kartonaan te schaffen,in diverse maten en uitvoeringen,voor de ber¬ ging van collectiesin het museumde¬ pot. Bijnadriehonderdafnemersble¬ kengezamenlijkzo'n 34.000dozente hebbenaangeschaften nog steedsis ervraagnaar. In 1998 was de presentatievan Het GlazenMuseum,de publicatievan een brochureovermuseumvitrines, waarin zowel aandachtwerd besteedaan de eisenvan presentatieals aande eisen die uit het oogpuntvan conservering mogenwordengesteld.Bijde brochu¬ reverschenenrichtlijnenen bouwteke¬ ningenvoor het zelf bouwenvanvitri¬ nes. Enkelemaandengeledenontvingenal¬ le museain Nederlandeenexemplaar van de Handreikingvoorhet schrijven van eencollectieplan,een gezamenlij¬ keuitgavevan hetLCMenhetInstituut CollectieNederland.Eennuttig boekje: nietalleenvoor de museadie eensub¬ sidieaanvraagindienenbij de Mondri¬ aanStichting,waarbijeencollectieplan onontbeerlijkis,maarook methetoog op de nu zo actuele museumregi¬ stratie. Het Museumregister DeNMVen het LCMintroduceerdenin 1997 in Nederlandhet museumregis¬ ter. Doelis de verderekwaliteitsverbe¬ tering van de Nederlandsemusea.De museadievoldoenaaneenaantalmu¬ sealebasiseisenkunnenwordeninge¬ schrevenin het registeren ontvangen een certificaat.Museadie aangeven overenkelejaren aande eisente kun¬ nenvoldoenwordenvoorlopiggeregi¬ streerden hebbendaardoorenigetijd om - met behulp van de provinciaal museumconsulent- achterstandenin te halen.Eenambitieustraject,datveel aandachten tijd vraagt van LCMen NMV,maarzekerookvande musea.In Museumpeilwordt regelmatigverslag gedaanvan de ontwikkelingenop dit gebied.Eldersin dit nummertreft u dit¬ maal het artikel 'Het Molenmuseum ontvangt subsidie dankzij museumregistratie'aan. ■ museumpeil,
juni
1999
Museums in the Netherlands: Facts and Figures 1997 ICOM(InternationalCouncilof Muse¬ ums) is de enige internationalevak¬ organisatie op het gebied van mu¬ sea. Om de vier jaar organiseert ICOMeen internationaleconferentie. Naar aanleiding van de 18de ICOM conferentie die in oktober 1998 werd gehouden in Melbourne(Aus¬ tralië) heeft ICOM-Nederlandeen Engelstalige publicatie over de Nederlandsemusealesituatie uitge¬ bracht: Museums in the Nether¬ lands: Factsand Figures 1997. Ne¬ derland is het enige land dat zich op eendergelijke manier presenteert. Depublicatiegeeft eendoorsneevan museaalNederlandaan de hand van een beschrijving van 25 museavan verschillende grootte en thematiek. In de inleiding wordt ingegaanop de groei van de museain de afgelopen vijftig jaar, hoe de museaverspreid liggen over Nederland, het aantal bezoeken en een typering van de bezoekers. Verder wordt aandacht besteed aan de MJK,het effect van tentoonstellingenen de invloed van commerciëleactiviteiten in het mu¬ seum. Met behulp van cirkel- en staafdia¬ grammen wordt een en ander over¬ zichtelijk verduidelijkt. Bij alle 25 musea wordt kort inge¬ gaan op het type collectie, de doel¬ stelling wordt genoemd, de inkom¬ sten en waar die vandaan komen, het aantal bezoekers en hoe deze verdeeld zijn over de verschillende toegangsprijzen. Achterineenaantaloverkoepelende or¬ ganisatiesopgenomen met een toe¬ lichting van werkwijze en taken. MeerinformatieoverICOMen het lid¬ maatschapkunt u verkrijgenbij deNMV. Hieris ookdepublicatieaan te vragenvoor ƒ 20,-, telefoon(020) 670 11 00.
3
Het Molenmuseum ontvangt subsidie dankzij museumregistratie Het Molenmuseum in Koogaan de Zaan is eenvoorlopiggeregistreerd museum.Dankzijdezestatuskon het museumaanspraakmakenop een specialesubsidievan deprovincieNoord-Hollandvoorhet collectieregistratieproject.Museumpeilsprakmet de heerA.F. Neuhaus,al dertigjaar onbezoldigd conservatorvan het museum,en met mevrouwElseHanraads, externcoördinatorvan het project.
Hetcollectieregistratieproject in vollegang. Rechtsmevrouw ElseHanraads
door: JelmerPrinsis beleidsmedewerker vanhet LCMen bureaumedewerker vandeNMV,onder meerbelastmet de ondersteuning vande StichtingHet Nederlands Museumregister i.o.
Het eerste molenmuseum van Nederland Het Molenmuseum is ontstaan in 1928 en herbergt de verzameling van de VerenigingDeZaanseMolen. Het is gevestigd in twee verplaatste oude koopmanshuizen,waarvan de eerste reeds in de jaren twintig ge¬ heel is ontmanteld en opnieuw ge¬ bouwd op de huidige locatie aan de Museumlaan. De Vereniging heeft als doelstellinghet behoudenvan de Zaansemolens en het opwekken en bevorderen van de belangstelling hiervoor. De 'buitencollectie'bestaat uit elf molens(waarvanvijf zijn gele¬ gen aan de ZaanseSchans),en de 'binnencollectie'bestaatonderandere uit molenmodellen en -onderdelen (de kerncollectie), molenmakersge¬ reedschappen,schilderijen,(bouw)museumpeil,
tekeningen,prentenen foto's. Het Molenmuseumwordt draaiende gehoudendoor zeventienmedewer¬ kers, waaronder één betaalde kracht, de beheerder.De gemeente Zaanstadlevert een belangrijke bij¬ drage in de exploitatiekosten, in de vorm van de loonkostenvan de be¬ heerderen een deel van de overige kosten. Aankopen worden beko¬ stigd uit het Willem Visser-Fonds, dat speciaalvoor dat doel is opge¬ richt en gevoed wordt door schen¬ kingenen legaten. Naast de vaste opstelling worden jaarlijks gemiddeld vier tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd. Het Molenmuseumricht zich op de bewonersvan de Zaanstreek,maar ook op binnen-en buitenlandsetoejuni
1999
risten. In totaal ontvangt het on¬ geveer12.000 bezoekersperjaar. Voorlopig geregistreerd museum De museumregistratie is in 1997 gestart in de provincie Noord-Hol¬ land. Het Molenmuseum heeft in¬ middels de status van voorlopig ge¬ registreerdmuseum. Deregistratieprocedurebiedt musea een analyse en controle van de eigen organisatie. Het Molenmuse¬ um bleek aan vrijwel alle basiseisen voor museumregistratiete voldoen, maar de collectieregistratiewas nog niet op orde en de kwalificatie van de medewerkersvoldeed niet in alle opzichten aan de norm. De achter¬ standenop het gebiedvan passieve conservering waren echter in het recenteverledenreedsweggewerkt. Temperatuur en luchtvochtigheid worden gemeten door middel van thermohygrografen, er is klimaatbeheersingsapparatuurgeplaatst en het buitenlicht wordt getemperd door middel van Verosolgordijnen. Het depot, ondergebrachtin de na¬ bijgelegen molen 'Het Pink', is aan¬ gepast op advies van het Instituut Collectie Nederland. In het kader van het Provinciaal Preserveringsproject werden 56 schilderijen met een 'A-status' geïnventariseerd en voorzienvan eenconditiekaart. De voorlopige registratie was voor het museum aanleiding om de ge¬ signaleerdeachterstandenin de ba¬ sisregistratienet zo voortvarendaan te pakken als destijds de conserve¬ ring. Bij de opzet van beide projec¬ ten speelde de museumconsulent voor de Zaanstreeken Waterland,de heer Rik Doornberg, een adviseren¬ de en bemiddelende rol. Hij bood hulp bij het opstellenvan de project¬ plannenen het zoekenvan dejuiste uitvoerders. Collectieregistratie HetMolenmuseumbeschiktniet over voldoendekennis en mankrachtom
Het Molenmuseum in Koogaan de Zaan.
<*>
de collectie overeenkomstig de gangbare normen te registreren en te ontsluiten. Tot voor kort werden alle objecten in volgorde van bin¬ nenkomst geadministreerd in een inventarisregister.De heer Neuhaus zelf kan de meestegegevensdaarin terugvinden, maar zag in dat deze situatie met oog op de toekomst moest veranderen. Hij schreef een registratieplan, en eind vorig jaar begon een gespecialiseerdbedrijf, bijgestaandoor vrijwilligers van het museum,aan de eerste fase: de ba¬ sisregistratievan alle modellen, ma¬ quettes, onderdelen en gereed¬ schappen, in totaal zo'n 1200 objecten. In de volgende fase zullen de schilderijenen de papiercollectie worden geregistreerd, en dan die¬ museumpeil,
nen alle gegevensnog als database (IMC-modules)ingevoerd te worden in de computer. De eerste fase kan worden uitgevoerd dankzij een spe¬ ciale subsidievan fl. 20.000 van de provincie Noord-Holland.De provin¬ cie geeft in haarsubsidiebeleidprio¬ riteit aan voorlopig geregistreerde musea; een belangrijke steun in de rug van de museumregistratie. Else Hanraads, extern coördinator van de eerste fase, heeft reeds on¬ dervonden dat de basisregistratie meer tijd kost dan was geraamd:er kwam toch van alles te voorschijn waarvanmen niet wist wat het was, en een flink aantal inventarisnum¬ mers bleek te bestaanuit meerdere losse onderdelen die in de object¬ omschrijving allemaalapart worden juni
1999
behandeld.Eénmodel bleek zelfs te bestaan uit 100 losse stukken. Zij pleit er dan ook voor reeds bij het schrijven van het projectplan vak¬ specialisten in te schakelen. On¬ danks dat is de basisregistratievan de collectie van het Molenmuseum inmiddelseenflink eind op weg. Dankzij de nieuwe kennis over de collectie worden de lacunes zicht¬ baar en kan het verzamelbeleid nauwkeuriger worden geformu¬ leerd. Vooralsnog ziet het museum echter geen aanleidingom objecten af te stoten. Wel zal er voor educa¬ tieve doeleindeneen 'hands-on'col¬ lectie worden aangewezen,bestaan¬ de uit doublures van mindere kwaliteit.
5
Het Molenmuseum ontvangt subsidie dankzij museumregistratie ÜT
gisch LescentrumZaandamen in het kader van het Proefproject Omgevingsonderwijs Zaanstad worden cultuurhistorische lesprojecten ont¬ wikkeld, waarin een bezoekaan het museum naar behoefte wordt ge¬ combineerd met activiteiten in de omgeving. Om dit te begeleidenzal het vrijwilligerslegioen binnenkort worden uitgebreid met een educa¬ tief coördinator.
1 m
Dezebrandspuit wordtnu geregistreerd. Delosseonderdelen wordenallemaal apartbeschreven.
Vrijwilligers Zonder de betrokkenheiden het en¬ thousiasmevan vrijwilligers kunnen kleine musea niet functioneren, en het Molenmuseum vormt daarop geenuitzondering. DeheerNeuhaus benadrukt het belangvan de inbed¬ ding van het museum in de lokale gemeenschap.Hoewel de museum¬ registratie veelal rekening houdt met de aard en schaalvan het muse¬ um, worden met betrekking tot het behoud en beheer van de collectie volgens hem toch eisen gesteld die een hoge druk leggen op de mede¬ werkers. Gelukkig staan de vrijwilli¬ gers van het Molenmuseum open voor nieuwe ontwikkelingen en zijn zij bereid zich bij te scholen. 'Maar de basiscursussenBehoud en Be¬ heeren Registratieen Documentatie zoudenwel wat regelmatigeraange¬ boden mogen worden', aldus de heer Neuhaus.Om in aanmerkingte komen voor volledige registratie dient de kwalificatie van de mede¬ werkers immers minstens te liggen op het niveauvan de basiscursussen van het LandelijkContactvan Muse¬ umconsulenten.
museumregistratie,heeft het muse¬ um grote plannen voor de toe¬ komst. In de vaste opstelling komt de aandachtminder te liggen op de techniek, en meer op het dagelijks leven, dit om het publieksbereikte vergroten. Een bezoek aan de olie¬ molen 'Het Pink'zal onderdeelgaan uitmaken van een bezoek aan het museum. Eenaantal vrijwilligers zal worden getraindom op te treden als gastheer of gastvrouw, en speciaal voor kinderen komt er een 'Moleneducatief centrum' naast het muse¬ um. In samenwerkingmet het Biolo¬
Het Molenmuseumis een klein mu¬ seum met een grote uitstraling. De enthousiaste groep vrijwilligers is steedsbereid om met de tijd meete gaan. De status van voorlopig gere¬ gistreerd museum bevestigt dat het Molenmuseumeen goed museumis dat op professionele wijze werkt aan het inhalen van de achterstan¬ den. Met het gegevendat het basis¬ registratieproject noodzakelijk is voor volledige registratie kreeg het museumeen belangrijk argument in handenom subsidiegeversen spon¬ sors te overtuigen van de noodzaak ervan.
Het Museumregisteris een instrument om de kwaliteit van musea zichtbaar te ma¬ ken en te verbeteren, De Nederlandse Museumverenigingen het Landelijk Contact van Museumconsulenten hebben middels een aantal basiseiseneen minimumstan¬ daard voor het functioneren van musea geformuleerd. Het betreft een uitwerking van de definitie van een museum, zoals vastgestelddoor de International Council of Museums (ICOM). Een museum dat aan de basiseisenvoldoet bezit een institutio¬ nele basis die de continuïteit waarborgt, beschikt over een beleidsplan, bezit een collectie en heeft die geregistreerd,draagt op verantwoorde wijze zorg voor de col¬ lectie, verricht onderzoek, heeft een aantal basisvoorzieningenvoor het pubhek, be¬ schikt over gekwalificeerde medewerkers, heeft een stabiele financiële basis en houdt zich aan de wettelijke bepalingen. Musea die niet voldoen aan de standaard, maar wel de intentie uitspreken deze binnen drie jaar door te voeren, kunnen voorlopig worden geregistreerd.Het beheer van het Museumregisterwordt binnen¬ kort ondergebracht bij de Stichting Het Nederlands Museumregister. Inmiddels (maart 1999) zijn in Noord- en Zuid-Holland vierentwintig musea geregistreerd en vierendertig musea voorlopig geregistreerd. Zeven musea komen niet in aanmer¬ king voor registratie.
Presentatie en educatie Hoewel de huidige presentatie en publieksfaciliteiten van het Molen¬ museumvoldoen aan de eisenvoor museumpeil,
Tot slot
juni
1999
MUSIP
MUSeum Inventarisatie Project De Collectie Utrecht bijna in kaart gebracht Al weerenigejaren wordter gesprokenover de CollectieNederland.Wat wordteigenlijk daarmeebedoeld?Uitgaandevan de definitie 'Allecollectiesdie op het gebiedvan cultureel erfgoeden onderlingin verhoudingtot elkaar eenbepaaldecultuurhistorische waarde vertegenwoordigen in de museain Nederland' wordtin deprovincieUtrechthet eerste provinciale overzicht vandeCollectieNederland samengesteld.
contact gelegd met de museaen af¬ spraken gemaakt voor werkbezoe¬ ken. In overleg met de beheerders, conservatorenen directeuren is be¬ sproken hoe de collecties worden geïnventariseerd.De meeste musea werken met een indeling in deelcol¬ lecties. Vaak zijn die historisch be¬ paald bijvoorbeeld op basisvan cul¬ tuurhistorische periodesof op basis van materialen.De projectmedewer¬ kers gaan vervolgens zelfstandig te werk en leggen -afhankelijk van de grootte van het museum- (verschil¬ lende)bezoekenaf. Van de collecties worden verschil¬ Met het MUSeumInventarisatiePro¬ lende gegevensvastgelegd. De ma¬ ject (MUSIP)worden alle collecties te van collectieregistratie, bewaar¬ van alle musea in de provincie omstandigheden en conservering. Utrecht op het niveau van deelcol¬ Dit is een indicatie omdat het uiter¬ lecties geïnventariseerd. Voor het aard over deelcollectiesgaat. De ge¬ eerst worden de Deltaplancatego¬ gevens worden bepaald aan de rieën en de Art and Architecture hand van de situatie in de tentoon¬ Thesaurus (AAT) op provinciale stellingsruimten en in de depots. schaaltoegepast. Het is niet de bedoelingde matevan Eindjuni van dit jaar zijn alle collec¬ registratie,conserveringen bewaar¬ ties in een databaseopgenomenen omstandighedenper object te note¬ hebben alle musea een rapportage ren. Daarvoor worden vervolgpro¬ gekregenmet eenoverzichtvan hun jecten georganiseerd. Het kan collecties en aanbevelingen voor voorkomen dat in een over het ge¬ verder beleid. heel genomen slecht geconserveer¬ In Museumpeil nummer 9 (mei de deelcollectie textiel individuele 1998, pag.l 4-17) staat meer infor¬ goed geconserveerde stukken zit¬ matie over de achtergronden van ten. Daarom moeten de gegevens het tot stand komen van de databa¬ als een indicatie worden be¬ se. In de provinciale Utrechtdelen schouwd.Voor het museumen voor van Museumpeil is regelmatig ver¬ de SOMbiedende gegevensin grote slag gedaan van de voortgang van lijnen echter voldoende informatie het project. om daar toekomstig beleid en ver¬ volgprojectenop te baseren. De inhoud van MUSIP Voor wie is het MUSIP De provincie Utrecht heeft in de cul¬ interessant? tuurnota 1995-1998het voornemen
door: MariannedeRijke consulentbehouden beheerenproject¬ leiderMUSIPbij de Stichting Ondersteuning MuseaUtrecht
geuit de CollectieUtrechtte inventa¬ riserenom meer inzicht te krijgen in de samenstellingen kwaliteit van de museale collecties. Hiervoor is de naam MUSIPbedacht. De Stichting Ondersteuning Musea (SOM)voert het MUSIPuit. Van alle musea in de provincie Utrecht (55) worden alle deelcollecties geïnventariseerd. De drie projectmedewerkers hebben museumpeil,
Uiteraard biedt de database heel veel informatie aan collectiegegevens die voor museainteressantkan zijn. Bij de organisatievan tentoon¬ stellingen kan men op zoek gaan naarvoorwerpendie binnen het the¬ ma vallen. In het kadervan collectie¬ mobiliteit zijn er collecties die wel¬ licht beter aansluiten bij de doelstellingvan een ander museum. juni
1999
Daarnaastis het MUSIPeen beleids¬ instrument voor de SOMen de pro¬ vincie om vervolgprojecten op het gebied van beheer en behoud van collectieste initiëren. Waar raadpleegbaar? Momenteelis de databasealleen op het bureau van de SOM raadpleeg¬ baar; het is een zogenaamde'stand alone' versie. De SOMis op dit mo¬ ment aan het onderzoeken wat de beste manier is om de databasein eennetwerkversieaante bieden. Uiteraard ligt het voor de hand om dit in de Internetomgevingte doen. Eerstwordt onderzocht welke infor¬ matie online beschikbaarkomt en in welke vorm. Vanzelfsprekendwor¬ den de museawaarvande collecties in MUSIPzijn opgenomenvan te vo¬ ren geraadpleegd over de manier waarop gegevens voor een breder publiek beschikbaarkomen. Individuele rapportages Nadatde collectiesvan een museum zijn geïnventariseerdkrijgt elk mu¬ seum een rapport. Hierin wordt de werkwijze en het doel van het MUSIP nog eensuitgelegd.Vervolgenswor¬ den de verschillendevelden van de databasetoegelicht.Zo wordt duide¬ lijk hoe deze velden zijn geïnterpre¬ teerd en toegepast. Van de Delta¬ plancategorieënwordt de definitie gegevenen het gebruik van de AAT wordt verklaard. Het is namenlijk van groot belangdat bij personeels¬ wisselingen in een museum ook nieuwkomers een dergelijk rapport kunnenbegrijpen. Per deelcollectie komt een uitdraai zodat het museumvan elke deelcol¬ lectieonder anderede gegevensvan collectieregistratie,conservering en bewaaromstandigheden op papier heeft staan. Vooraf wordt een toe¬ lichting gegeven hoe men een der¬ gelijke uitdraai moet lezen. Naar aanleiding van de inventarisa¬ tie doet de SOM,waar zij dat nodig acht, een aanbeveling voor te
MUSeumInventarisatie Project
ondernemenactie. Dit kunnen aan¬ bevelingen zijn op het gebied van beleid (samenstellen van een collectieplan), op het gebied van collectieregistratie(automatiserenof afronden), bewaaromstandigheden (deelcollectie textiel verantwoord bergen)of de conservering(meerja¬ renplanopstellen).
museumpeil,
AAT De deelcollecties worden 'vertaald' naarde AAT omdat zo vergelijkbare collecties,die echterveelal in musea anders benoemdworden, toch een¬ duidig volgenseen noemeropgeteld kunnen worden. Om musea tege¬ moet te komen bij het zoeken naar collectieskunnen zij in de database trefwoorden toevoegen. De tref¬ woorden geven veelal ook meer in¬ juni
1999
formatie over de samenstellingvan eendeelcollectie. Het LCM is samen met het Rijks¬ bureauvoor KunsthistorischeDocu¬ mentatie (RKD)bezig met het voor¬ bereiden van regiobijeenkomsten waarin de toepassingvan de AAT bij collectieregistratiewordt toegelicht. Er wordt een brochure samenge¬ steld waarin stapsgewijsdie aspec¬ ten uit de AATworden toegelichtdie
gebruikt kunnen worden bij de ba¬ sisregistratie(zie elders in dit num¬ mer). Variabelen Voor het eerst worden de Deltaplan¬ categorieën op provinciale schaal toegepast.De deelcollectiesworden afgezet tegen vergelijkbare deelcol¬ lectiesin de restvan de Nederlandse musea. Aangezien het MUSIPvoor het eerst in de provincie Utrecht wordt uitgevoerd ontbreekt het vaak aan een referentiekaderen is er een gebrek aan inzicht in andere collecties.Detoepassingvan de Del¬ taplancategorieënis daardoor flexi¬ bel. Het kan heelgoed zijn dat na in¬ ventarisatie in andere provincies de cultuurhistorische waarde van col¬ lectiesgaatverschuiven. Ook de toepassingvan de trefwoor¬ den is variabel.Als het MUSIPin an¬ dere provincies wordt uitgevoerd kan er gekekenworden naarde toe¬ passing van de trefwoorden en wordt het noodzakelijk een orde¬ ning aante brengen. Eerste vervolgproject start
van
Injanuari is de SOMgestart met het eerste MUSIP-vervolgproject.Susan Adam, vierdejaars student aan de ReinwardtAcademieen LianneHeite, student Documentaire Informa¬ tiekunde bij Computer & Letteren Universiteit Utrecht zijn bezig de mate van collectieregistratie en de gebruikte handmatige systemen en hard- en software in kaart te bren¬ gen. Tevens inventariseren zij de wensenvoor de toekomst, ook wat betreft Internetgebruiken digitalise¬ ring van afbeeldingen.Er wordt ge¬ kekennaarde plaatsdie automatise¬ ring inneemt binnen de organisatie. De SOMkrijgt zo een overzicht op basis waarvan zij een museum-pcproject gaat starten. Hierbij wordt gedacht aan een aanbod van com¬ puters, een programmavoor collec¬ tieregistratie, Internet en een net¬ museumpeil,
werktoepassingvan de MUSIP-data¬ base.Scholingen begeleidingzullen een belangrijk onderdeel van het aanboduitmaken. De toekomst De provincies Noord-Brabant en Groningen hebben het voornemen MUSIPook uit te gaan voeren. Pas als alle provincies de collecties in kaart hebben gebracht kan gespro¬ ken worden van een overzicht van de Collectie Nederland.Het zal een buitengewoon interessanteveelheid aan kennis zijn als alle provinciale overzichten in een databaseaan el¬ kaar zijn gekoppeld en via een net¬ werktoepassingbeschikbaarkomen aan alle musea. Momenteelworden er gesprekkengevoerdover hoeeen dergelijketoepassingin elkaargezet zou kunnenworden. De trefwoorden zullen een rol gaan spelen bij het zoeken naar informa¬ tie. Er is besloten om nu nog geen ordening in de trefwoorden aan te brengen. Als enkele provincies het MUSIPuitgevoerd hebbenkan geke¬ ken worden welke ordening han¬ teerbaaris en hoe de gebruikte tref¬ woorden in de verschillende provincies zich tot elkaar verhou¬ den. Ook een ordening op thema is denkbaar waarbij de gebruiker via verschillende onderwerpen in de MUSIP-database kan 'bladeren'. De SOMlevert na afronding van het MUSIPde landelijke standaard aan voor uitvoering in andere provin¬ cies. De netwerktoepassingzal voor alsnog een proefvorm krijgen. In sa¬ menwerking met andere provincies en op basis van de wensen van de gebruikers kan een definitieve vorm gekozenworden. Momenteel staan er nog beperkte gegevensover collectiesvan musea op Internet. Het raadpleegbaarma¬ ken van alle collectiesvan alle mu¬ sea in de provincie Utrecht zal een enormevooruitgang betekenen.Met name die collectiesdie in de depots juni
1999
worden bewaard en dus niet voor bezoekerste zien zijn worden nu -in ieder geval voor onderzoek-toegan¬ kelijk. Het toevoegenvan afbeeldin¬ gen is voorlopig nog niet aan de or¬ de omdat het om deelcollectiesen niet om individuele objecten gaat. Als het om een publiekssysteemzou gaan zouden afbeeldingen een an¬ dere functie hebben.MUSIPis vooral interessant voor onderzoek en be¬ leid. Voormeerinformatie: SOM,MariannedeRijkema t/ m do, telefoon(030) 234 38 80 of
[email protected]
Cultuur en School Wegwijs in het onderwijs: termen verklaard Musearichtenzichsteedsmeerop het onder¬ wijs, mededoorde stimulansdie uitgaatvan 'Cultuur en School'.Alleprovincieshebben voorhet Cultuuren School-geldeigenkeuzes gemaakten dat is zichtbaarin de soort projectendie overaluitgevoerdworden. In vorigenummersvan Museumpeilis al aandachtbesteedaan eenaantal projecten. Ditmaalbelichtenwe het Zeeuwseinitiatief 'Dat zoekenwe op' en het Groningse 'De Kunstvan het Kijken'. Maar omdatnoglangniet iedereenbekendis met het onderwijsjargon eersteentermenlijst diealsnaslagwerk kan dienenindienu ge¬ sprekkengaat voerenmet het onderwijs. Hierondervolgt een lijst met termen die te makenhebbenmet het onder¬ wijs en waarmee het museum in aanraking kan komen als inintaitieven worden genomen richting on¬ derwijs. Het is een alfabetischelijst waarmeegetracht is iets van de ver¬ nieuwingen en belangrijke ver¬ schijnselenin kaartte brengen. Als een term specifiek van toepas¬ sing is op het primair of voortgezet onderwijs wordt dit tussen haakjes vermeld. De cursief gedrukte woor¬ den in de verklaring van de termen zijn terug te vinden in de lijst.
Door: HiskeLand, met dankaan NienkePool
Bavo,zie Basisvorming Basisvorming- bavo (voortgezetonderwijs) Eerstestap in de hervormingvan het voortgezet onderwijs, ingevoerd in 1993. De basisvorming betreft de eerstedrie jaar van havo en vwo, en de eerstetwee jaar vbo en mavo. In deze periode volgen alle leerlingen een identiek pakket van 15 vakken waarvoor kerndoelen geformuleerd zijn die bij afronding van de basis¬ vorming gehaaldhorente zijn. Nieu¬ we vakken zijn o.m. gezondheiden techniek. Zelfstandig(er)werken en het verwerven van vaardigheden staan hoog in het vaandel.Zie: 7VSformule
Contacturen,zie lesuren
Cultuuren School Stimuleringstrajectvan de rijksover¬ heid met als doel de structureleban¬ den tussen culturele instellingen en het onderwijste versterken.
Bovenbouw De hoogstejaren van zowel het pri¬ mair als het voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs gaat het meestal over groep 7 en 8 (1O-tot 12-jarigen),soms ook groep 6 (9-jarigen). De bovenbouw van het voortgezet onderwijs heet sinds 1998 de tweedefase.
Basisonderwijs, zie Primair onderwijs
Brugklas,ook wel brugjaar (voortgezetonderwijs) Met de invoering van de Mammoet¬ wet in 1968 is de inhoud van het eerste jaar van het voortgezet on¬ derwijs voor alle schooltypen(gym¬ nasium, vwo, havo en vmbo) gelijk waardoor overstapvan het ene type onderwijs naar het anderein dit jaar mogelijk is.
Basisschool Is sinds 1986 de opvolgervan de 'la¬ gere school'. Voornaamsteverande¬ ringen: kleuterschool en lagere school zijn samengevoegd (zie groep)] het onderwijs wordt afge¬ stemd op de ontwikkeling van de in¬ dividuele leerling (zie differentiatie) waardoor klassikaal lesgeven af¬ neemt; het verwervenen verwerken van informatie krijgt meer nadruk (zie vaardigheden).
CKV1 en 2,3 - Culturele en Kunst¬ zinnigeVorming (voorgezetonderwijs) Nieuwe vakken in de tweede fase. CKV1 is verplicht voor alle leerlin¬ gen van havo en vwo,en in de loop van komendejaren ook voor vmbo. CKV1 brengt de leerlingen (klassi¬ kaal, in kleine groepen of individu¬ eel) via thema's in aanraking met kunstzinnige en culturele uitingen. Het is geen examenvak maar de
museumpeil,
leerlingen maken een dossier met hun ervaringen met creatieve ver¬ werkingenvan kunst en cultuur. CKV2,3is eenvak in het profiel Cul¬ tuur en Maatschappijen kan ook ge¬ kozen worden in het vrije deel (zie tweede fase). Het is een combinatie van de beeldendevakken zoals zij vroeger in het voortgezet onderwijs gevolgd konden worden en vindt plaats op zowel praktisch uitvoe¬ rendals theoretischniveau.
juni
1999
Cultuurcoördinator, zie Kunstcoördinator
Cultuureducatie Cultuureducatieomvat alle vormen van educatie waarbij kunst (zoals beeldende kunst, audiovisuele kunst, letteren, dans, drama en mu¬ ziek) en het materiële erfgoed als doel of als middel worden ingezet.
Didactiek Kunst van het onderwijzen, het on¬ derdeel van pedagogiek waarin de overdrachtvan kennisen vaardighe¬ den centraalstaat.
Differentiatie Recht doen aan de verschillen tus¬ sen leerlingen door de lesstof op verschillendeniveausen vanuit ver¬ schillende invalshoekenaan te bie¬ den (voor 'denkers'en 'doeners').Re¬ kening houdend met de kwaliteiten en interesses van de individuele leerling. Docent(voortgezetonderwijs) Onderwijsgevendeaan het voortge¬ zet onderwijs. Het klassikaal lesgevenneemt in belangaf. De rol van de docent in het hedendaags
onderwijs gaat steeds meer in de richting van 'begeleider'.
Domein Binnenieder vak worden de samen¬ hangende kerndoelen bijeenge¬ bracht onder eenverzameltitel.Zo'n verzameltitel wordt 'domein' ge¬ noemd. Voorbeeld: onder domein 'historisch besef vallen kerndoel 11 (leerlingen kunnen perioden en ge¬ beurtenissenuit hun eigen leven en uit de geschiedenisop een tijdbalk plaatsen en daarbij aanduidingen van tijd en tijdsindeling hanteren..) en kerndoel 12 (leerlingen kunnen conclusies trekken uit historische bronnen..).
Educatie Letterlijk (uit het Frans):opvoeding. In Nederlandmeestalgebruikt voor informatieoverdracht waaraan een doel verbonden is. Voorbeeld: het doel van cultuureducatieis de doel¬ groep de waardete laten inzien van kunst en cultuur. Verschil tussen educatie en onderwijs is dat er aan educatiegeenformele leeromgeving is gebondenen dat er geen toetsing plaatsvindt. Eindtermen (voortgezetonderwijs) Voor de tweedefasezijn eindtermen vastgesteld. Dit zijn de eisen waar de leerlingen aan moeten voldoen voor zij het diploma ontvangen.De¬ ze eindtermen hebben betrekking op zowel vaardigheden als (vak)kennis. Groep,ook weljaargroep (Primaironderwijs) Is als term ingevoerdbij de start van de basisschoolen dekt het vroegere begrip 'klas'. Bij de invoering van de Wet op het Basisonderwijs is de scheiding tussen kleuterschool en lagere school opgeheven om een doorgaandeleerlijn te bewerk stelligen. Degroepen 1 en 2 zijn de vroe¬ gere kleutergroepen.Groep 3 t/m 8 zijn de vroegereklassen1 t/m 6. museumpeil,
Gymnasium(voortgezetonderwijs) Variantvan het vwowaarbij als extra examenvak(ken)Grieks en/of Latijn gevolgd worden. Enige verdere af¬ wijking ten opzichte van het vwo is het verplichte vak KCVin plaatsvan C/CV/. Havo - HogerAlgemeenVoortgezet Onderwijs(voortgezetonderwijs) In niveautussen vmboen vwo.Voor¬ bereidingop eenhogereberoepsop¬ leiding (hbo).Bestaatuit vijfjaar waarvande eerstedrie binnende basisvorming.Delaatstetweejaar vallen binnende tweedefase.
ven in kerndoelen.In de kerndoelen staan de kennis en vaardigheden verwoord die de leerlingen aan het eind van basisschoolof de basis¬ vorming moeten beheersen. Naast de kerndoelen per vak staan ook doelen weergegeven die vakover¬ stijgendz\]r\.Zieook eindtermen
Informeleleeromgeving
Kunstcoördinator,ook wel cultuur¬ coördinator (voortgezetonderwijs) docent in het voortgezet onderwijs die aanspreekpuntis voor culturele instellingen, deze docent heeft op dit moment vooral een taak in de coördinatieop school op het gebied van C/CV/.
Andere leeromgeving dan de klas: het museum, het archief, het park, de vierkante kilometer rond de school.
Leerkracht(primair onderwijs) Term voor de onderwijsgevendeaan de basisschool.
Instituutvoorleerplanontwikkeling SLO Met name van belang vanwege de brochures die zij uitgeven over de (vak)inhoud van het onderwijs. Overzicht van publicaties is aan te vragen bij: SLO,Postbus2041, 7500 CAEnschede.
Lesuren(voortgezetonderwijs) Duurvan een les: 50 minuten.Wordt steeds minder als rekeneenheid voor een vak genomen. De term in de tweede fase is 'contacturen': de uren waarop de leerling begeleiding door de docent kan vragen. Zie ook studielasturen
KCV - KlassiekeCulturele Vorming (voortgezetonderwijs) Verplicht vak in de tweede fase waarin de klassiekecultuur centraal staat voor de leerlingen van het gymnasium. Zij doen dit vak in plaatsvan C/CV/.Leerlingenvan vwo of havokunnen het vak KCVals keu¬ zevak kiezen in het vrije deel. Zie ook profiel.
Lesmethode (ook wel methodeof schoolmethode) Serie opeenvolgende schoolboeken per vak. Het is voor museavan be¬ lang aansluitingte zoekenbij de les¬ methode.Doorverdieping op de les¬ stof of (beter nog) vervanging van de lesstof aan te bieden is de kans op structureel gebruik door het on¬ derwijs het grootst.
Kennis
Mavo, zie vmbo
Het 'kennen', het beheersenvan fei¬ tenkennis. Komt veel voor in de combinatie 'kennis en vaardig¬ heden'.
Kerndoelen Zowel in het primair als in het voort¬ gezet onderwijs ligt de inhoud van de lesstof van alle vakken beschre¬ juni
1999
Methode,zie lesmethode Middenbouw(Primaironderwijs) De middelste jaargroepen van de basisschool, meestal gebruikt voor groep 5 en 6.
ur en school
OBD- Onderwijsbegeleidingsdienst De vroegere Pedagogischeen Psy¬ chologischeDienst. Ondersteunten begeleidt het onderwijs (nu nog voornamelijk primair onderwijs, in de toekomst ook voortgezet onder¬ wijs) op vrijwel alle terreinen (me¬ thodekeuze, leerlingenbegeleiding en -zorg, didactische bijscholing maar ook op beleidsmatigen finan¬ cieel gebied). Elke regio heeft een onderwijsbegeleidingsdienst waar veel kennis is over de wensen en mogelijkhedenvan het onderwijs in de regio. IedereOBDheeft zijn spe¬ cialisme dat samenhangt met de problematiekvan de regio. De naam waaronder deze regionale of lokale instelling opereert is echter niet overal dezelfde. In de gemeentegids is de naam van de betreffende in¬ stelling te achterhalen. Omgevingsg eschiedenis Letterlijk geschiedenisvan de eigen omgeving. Omgevingsgeschiedenis is een verplicht onderdeel van het onderwijsprogramma (primair on¬ derwijs en basisvorming) geworden. Wordt in de praktijk voor de basis¬ vorming (en heel voorzichtig voor de bovenbouwvan de basisschool) verbonden met het doen van zelf¬ standig onderzoek in eigen omge¬ ving door de leerling.Zie ook onder¬ zoeksvaardigheden
Omgevingsonderwijs
de nadruk ligt op het ontwikkelen van vaardigheden. Onderbouw(primair onderwijs) De eerstejaargroepenvan de basis¬ school,meestalgebruikt voor groep 1 t/m 4 (4-tot 7-jarigen).Termwordt nauwelijks meer gebruikt voor de eerstejaren van het voortgezet on¬ derwijs. Zie ook basisvorming.
Onderzoeksvaardigheden (met namevoortgezet onderwijs) Het leren doen van onderzoek door de leerling:in toenemendematevan zelfstandigheidde structuur van on¬ derzoek leren hanteren: stellen van hoofdvraag, deelvragen, zoeken naar bronnen en het trekken van een conclusie. Zie ook omgevings¬ geschiedenis.
Profiel(voortgezetonderwijs) Met de invoeringvan de tweedefase is het gedaan met de vrije vakken¬ keuze door de leerling. Leerlingen kiezen na de derde klas havoof vwo uit een van de vier profielen, te we¬ ten: 'cultuur en maatschappij','eco¬ nomie en maatschappij','natuur en techniek'of 'natuur en gezondheid'.
Schoolvoorprimaironderwijs, zie Primair onderwijs
Schoolplan Oriëntatieop mensenwereld (primaironderwijs) Op schoolworden vakken afzonder¬ lijk behandeldterwijl in de leefom¬ geving de samenhangtussen heden en verleden,tussen de mens en na¬ tuur een vanzelfsprekend gegeven is. In het onderwijs tracht men de samenhangtussen de verschillende vakken (aardrijkskunde, geschiede¬ nis, samenleving,techniek, gezond en redzaam gedrag en natuur) een plaatste geven. Dezevakken vallen op schoolonder de noemen'oriënta¬ tie op mensen wereld' maarworden meestal gescheiden gegeven. Zie ook omgevingsonderwijs.
bij een aantalvakken in het primair onderwijsen de basisvormingwordt in de kerndoelenspecifiek melding PABO- PedagogischeAcademie voor het Basisonderwijs gemaakt van de eigen omgeving (zie als voorbeeld: omgevings¬ (primair onderwijs) Hoger beroepsopleiding (hbo) tot geschiedenis). leerkrachtaande basisschool. Bijomgevingsonderwijswordt de sa¬ menhang tussen de verschillende Primaironderwijs aspecten van de eigen omgeving Sinds 1998 nieuwe naam voor het door de leerlingenervaren,gebruik¬ basisonderwijs(leerlingenvan 4 - 12 makendvan allerlei bronnen uit die omgeving. Op de scholenwaar aan¬ jaar). Formeel heten basisscholen 'scholen voor primair onderwijs'. In dacht aan deze samenhang wordt de praktijk heeft iedereen het nog besteed, wordt dit vaak gedaan in steedsover de 'basisschool'.Met de de vorm van grote projectenwaarbij museumpeil,
invoering van de Wet op het Primair Onderwijs heeft de school een taak gekregen ten opzichte van leerlin¬ gen die vroeger naar het speciaal onderwijs (scholenvoor moeilijk le¬ rende kinderen e.d.) werden verwe¬ zen.
juni
1999
Het schoolplangeeft aan hoe de in¬ dividuele school aan de door de overheid gestelde normen invulling geeft: op welke manier zorgt de schoolervoor dat de leerlingaan het eind van groep 8 over de vastgestel¬ de kennis en vaardigheden be¬ schikt? Iedere school is verplicht een schoolplante hebbendat open¬ baartoegankelijkis. SLO, zie Instituut voor leerplan¬ ontwikkeling Studiehuis(voortgezet onderwijs) Meetal gebruikt als 'studiehuiscon¬ structie' of 'studiehuisgedachte'. Hiermeewordt bedoeld dat leerlin¬ gen met de invoeringvan de tweede fase in de bovenbouw van het havo/vwo, meer dan voorheen het geval was, verantwoordelijk zijn voor hun leren. De docent als bege¬ leider, de leerling die het procesvan leren in handen heeft. Niet meer alleen klassikaal maar werken in kleinestudiegroepjesof individueel.
Studielasturen - slu (voortgezetonderwijs) Aantal klokuren (van 60 minuten)
dat door de leerlingaaneen bepaald vak te besteden is. Hierin worden opgeteld de tijd in de klas ('contact¬ uren') en de uren waarin de leerling zelfstandig bezig is in wat wij vroe¬ ger 'huiswerktijd' noemden.
TVS-formuIe (vooralvoortgezet onderwijs) Werkwijze die in principe kernmerk is geworden van zowel basisonder¬ wijs als voortgezet onderwijs maar als begrip voornamelijk gebruikt wordt in de context van basisvor¬ ming. De afkorting staat voor: 'Toe¬ passing - Vaardigheden - Samen¬ hang'. Het komt erop neer dat leerlingen de vaak theoretische schoolkennis moeten kunnen toe¬ passen (binnen het vak en daar¬ buiten), dat ze allerlei vaardigheden leren zoals samenwerkenof onder¬ zoek doen en dat de vakken zoveel mogelijk samenhangmoeten verto¬ nen. Tweedefase(voortgezetonderwijs) Ingevoerdvanaf 1998 in de boven¬ bouwvan havoen vwo met alsvoor¬ naam doel de aanluiting met ver¬ volgopleidingen te verbeteren. De vrije vakkenkeuze is verdwenen en heeft plaatsgemaaktvoor vier pro¬ fielenwaaruit de leerling kan kiezen. Daarnaastvolgt iedere leerling een gemeenschappelijkprogramma dat kennisen vaardighedenbiedt die de leerlingen nodig hebben om in een multiculturele samenlevingte func¬ tioneren. Hierin zijn o.m. Neder¬ lands, geschiedenis van de 20ste eeuw, wiskunde 1 en het nieuwe vak CKVi opgenomen. Daarnaast kande leerlingzelf bepalenmet wel¬ kevakken hij/zij het vrije deelwil in¬ vullen. Hierbij ligt het accent op de persoonlijke ontplooiing. In totaal volgt de leerling meervakken dan in de afgelopenjaren. De leerling sluit de school af met o.m. het profiel¬ werkstuk waarbij vakoverstijgend wordt gewerkt. In de komendejaren wordt de tweede fase eveneens museumpeil,
doorgevoerdin vmbo. Toets Ander woord voor 'proefwerk' of 're¬ petitie'. De term geeft aan dat niet meer centraal staat wat de leerling kan reproduceren maar hoever hij/zij in het leerprocesis.
Vaardigheden Naast het 'kennen' (beheersenvan feitenkennis) is het 'kunnen' (be¬ heersen van vaardigheden) van steeds groter belang in het onder¬ wijs. Het zelf zoekenvan informatie, de selectieen de ordening ervan en het trekken van conclusieswordt in de hedendaagse informatiemaat¬ schappij steeds belangrijker gevon¬ den. Het verwerven van 'vaardighe¬ den' heeft een eigen plaats in de kerndoelenveroverd.
Vakoverstijgend Wordt vaak op twee manieren ge¬ bruikt: 1) slaat met name op vaar¬ digheden die niet specifiek gebon¬ den zijn aan een vak. Voorbeeld: onderzoeksvaardighedenontwikke¬ len heeft niet zozeer met eenvak te maken,de principeszijn van toepas¬ sing op allerleionderwerpen. 2) voor de activiteiten die te maken hebben met de samenhangtussen de verschillendevakken. VBO, zie VMBO VMBO-Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs (voortgezetonderwijs) Samenvoeging van voorbereidend beroepsonderwijs (lbo, daarvoor huishoudschool/ambachtschool)en middelbaar algemeenvormend on¬ derwijs (mavo, daarvoor mulo). Na twee jaren basisvorming kiest de leerling een eenjarig of tweejarig vervolgtraject dat tweede fase ge¬ noemd gaat worden. Na vmbo kan de leerling doorstromen naar het middelbaarberoepsonderwijs(mbo) of havo. juni
1999
Voortgezet onderwijs Alle scholen die aansluiten op de basisschool:vmbo,havoen vwo. VWO - VoorbereidendWetenschap¬ pelijk Onderwijs (voortgezetonderwijs) Bestaatuit zesjaar, waarvande eer¬ ste drie binnen de basisvorming.De laatste drie jaar vallen binnen de tweede fase. De indeling van het vwo tussen atheneum en gym¬ nasium is vrijwel weggevallen. Het gymnasium is een verzwaard pro¬ gramma binnen het vwo waarbij ex¬ tra examenvakken(Grieksen/of La¬ tijn) zijn toegevoegd. Wereldoriëntatie, zie oriëntatie op mensen wereld
Cultuur en school De kunst van het kijken In het School-Museumproject werkende museumconsulentschappen en deleraren¬ opleidingen voorhet basisonderwijs (PABO's) in Noord-Nederland nauwsamenom de rela¬ tie tussenbasisscholen en museate versterken. Het School-Museumproject richt zichvooral op het basisonderwijs. Sinds1 februari1999 is in Groningeneenprojectgestartvoorhet voortgezet onderwijs:DeKunstvanhet Kijken. De Kunst van het Kijken DeKunst van het Kijkenis een initia¬ tief van de Federatievan Musea in de provincie Groningen,het Adviesen Begeleidingscentrumvoor het onderwijs in Groningen(ABCG,sec¬ tie creatieve vorming), alle negen musea en vier proefscholen in de stad Groningen. De uitvoering van het project is mogelijk gemaakt dankzij bijdragen van de gemeente door: Groningen (Cultuur en School) en Minette AJbers, van beide bovengenoemde steunprovinciaal museum- functies. De museaen de proefschoconsulent Groningen len stellen taakuren beschikbaar
voor de deelnameaan werkgroepen en de ontwikkeling van lesmateriaal.
Opzet In DeKunstvan het Kijkenlerenleer¬ lingen zelfstandig werken met beeld- en cultuurbeschouwing in museain de stad Groningen.Leerlin¬ gen leren museumcollectiesonder¬ zoekenaande handvan diversethe¬ ma's. De deelnemende musea en scholen hebben gekozen voor de thema's 'leven en dood', 'symboliek' en 'techniek'. Perthema worden de collecties van drie musea gecombi¬ neerd. De combinatie van verschil¬ lende collecties rond een thema roept verrassendeen spannendeas¬ sociatiesop. In drie werkgroepenworden de the¬ ma's praktisch uitgewerkt. Museum¬ medewerkersen leerkrachtenmaken samen met de projectmedewerkers van het ABCGen de federatielesma¬ teriaal. Het lesmateriaalwordt uitge¬ werkt op twee niveaus: vbo/mavo en havo/vwo en kan worden ge¬ bruikt voor de vakken geschiedenis, aardrijkskunde,biologie en de beel¬ dende vakken in de basisvorming.
Voor één van de proefscholen(een basisschool met thematisch-cursorisch onderwijs) wordt het lesma¬ teriaal bewerkt. Het lesmateriaal moet eenvoor leerlingenaantrekke¬ lijke vorm krijgen.
Uitvoering De werkgroepen zijn in februari 1999 gestart. Na de zomer wordt het lesmateriaalals ruw materiaalin de museaen scholendoor circa 15 groepen leerlingen getest. Daarna wordt het materiaal geëvalueerd, waar nodig bijgesteld en in produc¬ tie genomen. Vanaf 2000 kunnen scholen en musea het lesmateriaal onbeperktgebruiken. Als de resultatenvan De Kunst van het Kijkengoedzijn, krijgt het project eenvervolg: nieuwethema'skunnen uitgewerkt worden en er kunnen nieuwe combinaties gemaakt wor¬ den van museumcollecties in de stad en de provincieGroningen. Voormeer inlichtingen:Minette Albers, provinciaalmuseumconsulent Groningen, telefoon(050) 313 00 52 of e-mail:
[email protected]
Dat zoeken we op In Zeeland is op 1 september 1998gestartmet hetproject'Datzoeken weop',cultureelerfgoed in debasisvorming vanhetvoortgezet onderwijs. Ditprovinciale projectis opgezet omeenstructurele samenwerking te bewerkstelligen tussendeinstel¬ lingenophetgebiedvanhetcultureelerfgoed en descholen voorvoortgezet onderwijs in Zeeland.
door: JosienPootjes, projectcoördinator
Dat zoekenwe op is een project dat mogelijk wordt gemaakt door de provincie Zeeland.In 1994/1995 is door middel van een pilot-project globaal verkend wat de mogelijk¬ museumpeil,
heden zijn voor samenwerkngtus¬ sen voortgezet onderwijs en musea in het kadervan de in 1993 geïntro¬ duceerdebasisvorming.Uit dit pro¬ ject is naar voren gekomen dat er mogelijkhedenwaren voor deze sa¬ menwerking. Vanwege het ontbre¬ ken van draagvlaken middelen kon de pilot uiteindelijk niet worden ge¬ volgd door een definitief project. Aangezien de aandacht voor cul¬ tuureducatie bij de verschillende overhedeninmiddels sterk gegroeid is, zijn er nu aan het Bureauprovin¬ ciaal museumconsulent Zeeland middelen verstrekt om het project Dat zoeken we op, een verbreding juni
1999
en een verdieping van de eerder¬ genoemdepilot, uit te voeren. Het project loopt tot december 2000 en zal resulterenin leermidde¬ len en lesmaterialenvoor de vakken aardrijkskunde, geschiedenis, eco¬ nomie en de beeldendevakken in de basisvorming. Deze leermidde¬ len zullen op twee niveausontwik¬ keld worden, vbo/mavo en havo/ vwo-niveau. Het methodisch uit¬ gangspuntis omgevingsonderwijs. Er is een projectgroep samen¬ gesteld, waarin ledenvanuit het on¬ derwijs en vanuit diverse instellin¬ gen op het gebied van cultureel
erfgoed samenwerkenen zich met de praktischeinvulling van het pro¬ ject gaanbezighouden.
Enquête Bij de start van dit project, zijn alle scholenvoor voortgezetonderwijsin Zeeland benaderd met het verzoek om een enquête in te vullen. Door middel van deze enquêtewerdende volgendeaspectengeïnventariseerd: -welke methodes er voor de be¬ treffendevakkengebruikt worden. - of het wenselijk is dat de nieuw te ontwikkelen lessen als aanvulling of in de plaatsvan deze methodes gebruikt kunnengaanworden. - hoeveeltijd bestedende leerkrach¬ ten aan omgevingsonderwijs bin¬ nen hun lessen. -of er een budget beschikbaar is voor het makenvan excursies,e.d. Uit dezeenquêteis gebleken,dat de meeste leerkrachten het belangrijk vinden dat de methodes gevolgd worden. Ze willen onderwerpen uit de methodes het liefst vervangen door de lessenover de eigen omge¬ ving. Wanneerhet materiaal kant en klaar aangeleverdwordt, heeft het de meeste kans om daadwerkelijk gebruikt te gaan worden. Het blijkt dat leerkrachtendoor alle verande¬ ringen die op dit ogenblik aan de gang zijn binnen het onderwijs, zo¬ als de invoeringvan de tweedefase, het samengaanvan mavoen vbo, al zwaarbelastworden.
Informatie Er is een informatiebijeenkomstge¬ houden voor docenten geschiede¬ nis, aardrijkskunde,economieen de beeldende vakken. Deze bijeen¬ komst trok veel belangstellingvan¬ uit het voortgezet onderwijs.Vrijwel alle scholen in Zeelandhadden een vertegenwoordigergestuurd. Erwerd door drie gastsprekersvoor¬ al vanuit de praktijk van het werken met omgevingsonderwijs in het voortgezet onderwijs gesproken.Al¬ le drie waren betrokken geweestbij de totstandkoming van de lessense¬ rie 'Zappenin je buurt', omgevings¬
onderwijs voor het Gooi en de Vecht-en Eemstreek. -Henk Ankoné, didacticus van het SLO(Instituut voor Leerplanontwik¬ keling), heeft vanuit de didactiek/methodiek van het omgevingson¬ derwijs de belangrijkste punten voor de invoering van deze vorm van onderwijs nader toegelicht. Hierbijwerd opgemerkt,dat hetvan belangis omgevingsonderwijsvoor¬ al langzaam in te voeren. D.w.z. eerstbinnende eigenklaslesgeven over de eigen omgeving en pas in een verder stadium naar buiten gaan met de leerlingen. Ook het vakoverstijgend werken kan het bestelangzaamingevoerdworden. - HermanRigter,leraaraardrijkskun¬ de op scholengemeenschapLaar& Bergte Larenliet voorbeeldmateri¬ aal zien, dat gemaaktwas door zijn leerlingen. De leerlingen hadden op de computer het onderzoek over de omgeving uitgewerkt. Dit zag er zeer professioneel uit en oogstte veel bewondering bij de aanwezigeleerkrachten. - Birgitta Fijen, regionaal museum¬ consulent Gooise musea, belichtte het bezoekvan groepjesleerlingen aan de verschillende culturele in¬ stellingen.Zij gaf enige knelpunten aan, die ontstonden bij deze nieu¬ we vorm van museumbezoek.De culturele instellingen willen bij¬ voorbeeld ruim van tevoren weten dat er bezoek komt van een groepje leerlingenen wat die leer¬ lingen willen gaan onderzoeken, zodat er een goede voorbereiding is van dezebezoeken. Op een StudieconferentieKunst- en Cultuureducatie van de stichting Scoop (Zeeuwsinstituut voor zorg, welzijn en cultuur), waarbij alle pro¬ vincialeculturele projectenen activi¬ teiten met elkaar in contact werden gebracht,werd in eenworkshop een voorbeeld gegevenvan het werken met cultureel erfgoed binnen lessen omgevingsonderwijs. Deze confe¬ rentie was bedoeld voor geïnteres¬ seerdenvanuit de musea,archieven, scholen,provincie,enzovoorts. museumpeil,
juni
1999
De start De praktische invulling wordt ge¬ daan door de leden van de project¬ groep. Deze projectgroep bestaat uit leerkrachtenvan 6 scholenvoor vbo/mavo/havo en vwo uit verschil¬ lendedelenvan Zeeland.Verderzijn er vertegenwoordigersvan het Pro¬ vinciaal archeologischcentrum Zee¬ land, de stichting Regionale ge¬ schiedbeoefening Zeeland, het Zeeuws archief (in oprichting), het Platform cultureel erfgoed Zeeland en de stichting Scoop.De projectlei¬ der is de provinciaalmuseumconsu¬ lent en er is een projectcoördinator aangesteld. De projectgroep heeft bij de eerste bijeenkomst gekozen voor een the¬ matische invulling van het omge¬ vingsonderwijs. Het eerstethema is 'Handel in Zeeland'. Volgende the¬ ma's kunnen zijn: 'Stad en Dorp', 'Zeelanden zijn oorlogen', Zeeland en de strijd tegen het water', enzo¬ voorts. Bij de keuze van geschikte thema'sis het belangrijkdat: - de onderwerpen van het thema nauw aansluiten bij de methodes, en de methodeseventueel kunnenvervangen; - er voldoende bronnenmateriaalte vinden is, hierin wordt geadvi¬ seerddoor de culturele instellingen; - er specifiekekennisover de onder¬ werpen is.
De uitvoering Hette ontwikkelenmateriaalzal inju¬ li als ruw materiaalaangebodenwor¬ den aaneenaantalscholenom uitge¬ probeerdte worden.Naevaluatiekan het materiaal bijgesteld worden en wordt er voor het schrijven van de definitievetekst een auteur gezocht. Voor de uitgavevan het lesmateriaal is al een ontwerp bedachten een lo¬ go. Het moet er voor de leerlingen vooralaantrekkelijkuitzien. Voormeerinlichtingen: JosienPootjes, projectcoördinator, telefoon (0118) 63 10 51
Streekd rachten , bewaren of bewegen Onlangsis doorde Textielcommissie Nederlandeenthemadaggeorganiseerd overreplica'svan kostuums.Dedageindigdemet eenshowvan verschillende replica'sen reconstructiesin denieuwekostuumafdeling van het HaagsGe¬ meentemuseum. Er vielveelte genieten:van eenreconstructievan het kro¬ ningskleedvan farao Toetanchamon, naar aanleidingvan gevondentextielfragmenten,tot replica'svan originelekostuums,uitgevoerdin eenvoudige stoffen,uit de collectievan het Gemeentemuseum DenHaagen nauwkeurige replica'svan uniformenen streekdrachten. Tijdens deze dag kwam het dragen van originele kleding niet aan de or¬ de. Toch gebeurt dat ook nog steeds.Zo werden tijdens de streekdrachtendag in Apeldoorn (29 au¬ gustus 1998) vele originele streekdrachtkostuumstijdens eendéfilé in de openlucht gedragen. Het ging hierbij zeker niet alleen om streek¬ drachten die in het gewone leven nog gedragenworden,zoalsgebeurt in delen van Zeeland, BunschotenSpakenburg,Staphorsten enkelean¬ dere plaatsenin Nederland.Ook ou¬ de en bijzondere (onderdelen van) streekdracht waren uit de mottenballengehaaldvoor dezeshow. Enkeleandere voorbeeldenvan het dragen van historische kleding zijn het gebruik van uniformen voor reenactment(het nabootsenvan histo¬ rische gebeurtenissen, meestal op militair gebied)en de show van his¬ torische kleding in het kadervan de opening van de tentoonstelling 'Rui¬ sendeRokken'in het CentraalMuse¬ um te Utrechtenkelejaren geleden. Deze laatste show riep veel vragen op in de musealewereld. Textiel is immers zeer kwetsbaar. Tentoon¬ stellen kan al schade geven, laat staandragen.
10
Door: MarysaOtte, consulentbehouden beheerStichting GeldersOudheid¬ kundigContactin Zutphen
Schade Naastschadedie ook in depot of op¬ stelling kan ontstaan,zoals verkleu¬ ring en degradatievan vezels onder invloedvan teveel licht, het verbras¬ senvan vezels als gevolg van eente droog klimaat en aantasting van museumpeil,
schimmels bij een vochtig klimaat, zijn er bij het dragen van kleding nog meer soorten schademogelijk. Zo is directe vochtschadein een de¬ pot of museumzaalniet snel te ver¬ wachten. Tijdens een show in de openlucht kan het echterwel plotse¬ ling gaan regenen. De kleding kan vervuilen door het vet van de huid en de haren van de drager en er kunnen vlekken op de kleding ko¬ men. De vervuiling vergroot de kans op het aantrekken van ongedierte. De stof kan in de loop van de tijd fragiel geworden zijn, de vezels hebben een deel van hun sterkte verloren, waardoor de textiel bij geringetrek¬ kracht kan scheuren;bij het aantrek¬ ken van de kleding kan dus makke¬ lijk schadeontstaan. Mensenzijn in de loop der tijd langer geworden. Om een indruk te geven: de gemid¬ delde soldaat in de TweedeWereld¬ oorlog was 10 cm korter dan de hui¬ dige 20-jarige. De kleding past dus niet goed, hetgeen kans op scheu¬ ren vergroot. Bij vrouwenkleding geldt bovendien, dat men gewend was korsettente dragenen zodoen¬ de eenslankeretaille had. Schadekan ook ontstaanals gevolg van het onderhoud van kleding die men wil dragen. Door wassen kun¬ nen kleuren uitlopen. Tenslotte kun¬ nen kleren of onderdelen daarvan zoekrakentijdens shows,al dan niet door diefstal. Erkan dus veel mis gaan bij het dra¬ gen van authentieke kleding. In de juni
1999
richtlijnen van het ICOM voor de omgang met kostuums is daarom ook de volgende regel opgenomen: 'Objectsmust never be worn.' a In de Gedragslijn museale beroeps¬ ethiek staat het zo beschreven:'De belangrijkste taak van het museum is het ongeschondenbewaren voor de toekomst van de eigen collec¬ ties.' 2) Andere activiteiten van het museum,zoals presentaties,mogen de kwaliteit en de adequate zorg voor de collectiesniet aantasten. Ondanksdeze gevarenworden mu¬ seale en particuliere collecties nog steedsgebruikt om meete showen. Bij streekdrachtengaat het om dans¬ groepenen streekdrachtshows.Veel dansgroepen zijn overgegaan tot het dragen van replica's, onder an¬ dere omdat de kleding is stukgedanst. Streekdrachtgroepen gaan deels in replica, deels in originele kostuums gekleed.Waaromworden de oude kledingstukken toch nog gebruikt? Shows en verzamelaars Het dragen van antieke kleding le¬ vert extra informatie op, die je niet of moeilijk kunt waarnemenals de kleding statisch wordt getoond. Voor particulier verzamelaarsterJacoba de Jonge is dit een belangrijke redenom de kleding op levendemo¬ dellen te tonen. Het gebruik van haakjes en bandjes om rokken te veranderenen zo het lopen te ver¬ gemakkelijken, is bijvoorbeeld niet te demonstrerenin eenstatischeop¬ stelling. Zij maaktoverigenswel een onderscheidtussen kleding die ge¬ dragen kan worden tijdens shows en bijzondere stukken die niet ge¬ dragen worden. Verzamelaarster ElineCanterCremers- van der Does benadrukte het didactische aspect van het showen van kleding. Als beeldhouwster en docente van de Rijksacademievan BeeldendeKun¬ sten te Amsterdam was zij geïnte¬ resseerd in het drie-dimensionale, hetjuiste silhouet. Zij en eenandere
nig, kan dezewerkzaamheidvan de afdelingzeer veelnut afwerpen.' 3>
Kostuums gedragen opdestreekdrachtendagin Apeldoorn op 29 augustus1998. Hetherenkostuum is eenzeerveelvoor¬ komendkostuum, het betrefthiereen origineel.Deandere kostuumszijn replica's,allege¬ maaktdoor mw. G.J.A.vanden HeuvelvanVarikKranenburg. Rechtsvooraanhet kostuumwaarvan verderopdetails wordengetoond. Foto:ElvireTrijsburg.
bekendeverzamelaardie shows or¬ ganiseerde,Cruys Voorbergh, von¬ den het tot leven brengen van de kleding in eenjuiste, stijleigen con¬ text daarom belangrijk. CruysVoor¬ bergh was toneelspeleren hechtte veel waarde aan het op de juiste 'stijleigen' wijze lopen van de mo¬ dellen. Er is een naadlozeovergangvan in¬ formatienaar'sensatie':het ruisenvan de rokken, het bewegenvan de stof, dit alles maakt het kijken naar een showvoor iedereentot eenbelevenis. De genoemdecollectioneursbegon¬ nen na de TweedeWereldoorlogmet shows. Zij zagen hierin een moge¬ lijkheid om kostuums en hun ge¬ schiedenisin de schijnwerperte krij¬ gen om zo kostuums geaccepteerd te krijgen als volwaardig onderdeel van de cultuurgeschiedenis. Jan Duyvetter, oud-conservator bij het Nederlands Openluchtmuseum beschreefhet houden van shows in 1954 zo: 'Dit contact met het pu¬ bliek, intensiever en produktiever dan door de statische,ofschoonuit¬ gebreider, expositie in de kleder¬ drachtenzaal,roept eenaparte taak in het leven,aan de vervulling waar¬ van zonder twijfel tijd en geld zal moeten worden besteed.Zowel voor de vorming van good-will voor het museum als voor de op deze wijze opgewekte belangstelling voor de Nederlandsevolkscultuur als zoda¬ museumpeil,
Erzijn parallellente trekken met het gebruik van anderecollecties,zoals collecties van industrieel erfgoed. Een machine of stoomlocomotief geeft in draaiendetoestand ook in¬ formatie die men er stilstaand niet aan afleest. Ook hier speelt de sen¬ satievan het draaien,de geur en het geluid mee en ook hier hebben we te maken met collecties die niet zo ingeburgerd zijn in museaen in het denken over (cultuur)geschiedenis als bijvoorbeeldschilderijenof voor¬ werpen van keramiek. Niemandzal het in zijn hoofd halenom oorspron¬ kelijk gebruiksaardewerknog te ge¬ bruiken, terwijl men bij kleding en industrieel erfgoed kennelijk meer de behoeftevoelt om het in werking te zien. 4> Eenlaatste aspect dat zowel bij het behouden van industrieel erfgoed als bij streekdrachten wordt ge¬ noemd, is de extra zorg en aan¬ dacht, die een nog functionerend object behoeft. De kleding en de machinesdie men nog gebruikt, zul¬ len onderhoudenmoetenworden en aldus niet verstoffen in de presenta¬ tie of het depot. Gezien de inhaal¬ slag die in vele musea is gepleegd op het gebied van behoud, gaat dit argument niet meerop. Ook een ob¬ ject in het depot is een volwaardig object, dat regelmatiggecontroleerd en goedonderhoudenmoetworden. Gebruik van replica's Het meestvoor de hand liggendeal¬ ternatief voor het dragen van origi¬ nelen is het makenvan replica's.Dit kan vrij kostbaar zijn en veel tijd vergen. Ten eerste is het vaak een heel karwei om geschiktestoffen en garneerwerkte vinden. Ten tweede vergt het maken van een kostuum heelwat handvaardigheid.Ten derde dient men over dejuiste patronente beschikken.Dergelijkepatronenzijn te vinden in voorbeeldboeken, die juni
1999
van een aantal streken in Nederland reedsbeschikbaarzijn. Het behoudvan originele stukken is een belangrijkebeweegredenom re¬ plica'ste maken. Er zijn nog andere voordelen verbonden aan het ma¬ kenvan replica's: - Het kostuum kan wat maatvoering betreft aangepastworden aan de¬ genedie het gaatdragen. - Het zelf nieuw vervaardigen naar oude voorbeelden geeft een goed inzicht in verschillendetechnieken die zijn gebruikt. Zo blijft de tech¬ nischekennisbehouden. - Daarwaar het nodig is, kan men er bewust voor kiezen om af te wij¬ ken van de oorspronkelijkedracht. Een dansgroep zal bijvoorbeeld enkele concessies kunnen doen aan de compleetheidvan het kos¬ tuum of aan de vorm. We snoeren ons niet meer in en dat betekent dat het jak wat ruimer uitgevoerd moet worden. Dit laatste heeft na¬ tuurlijk wel consequenties voor het silhouet. Is een replica nep?Niet zolangje er¬ bij vertelt dat het een replica is en de replica zelf bij nadere bestude¬ ring herkendkan worden als replica. Die herkenning is bij het gebruik van oude materialen (bijvoorbeeld oude kantjes en bandjes)soms las¬ tig. Het is dan een goed idee om op een of anderemaniervast te leggen dat het om een replicagaat. Sommi¬ ge makers merken daarom bijvoor¬ beeld hun kleding. Het gebruiken van oude stof of on¬ derdelen kan leiden tot schaarste aan oud materiaal.Eenvoorbeeld is het gebruik van Britsesoldatenbroeken uit 1949 voor het makenvan re¬ plica-broeken uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog. De oorlogs¬ broeken zijn nagenoeg opgebruikt in en direct na de oorlog; ze zijn zeer gewild bij verzamelaars. De stof van de broeken uit 1949 is identiek en van broek model 1949 zijn nog veel exemplaren. Nu
Origineelen replica naastelkaar. Rechtsorigineellijfje, afkomstiguit de omgeving van Borculo (Oost-Gelderland), ca. 1915. Particulierecollectie. Linksreplica gemaaktdoor G.J.AvandenHeuvel vanVarik-Kranenburg. Demaatvoering van dereplicais aange¬ pastaandedraagster. Foto:MarysaOtte.
18
hebben de opgeofferde broeken uit 1949 nog geen grote historische-of verzamelwaarde, maar in de toe¬ komst worden ze op deze manier misschienwel schaars.5> Het publiek zal goed gemaakterepli¬ ca'szeker op waardeweten te schat¬ ten. De bewonderingvoor het oude kostuum wordt vervangen door de bewonderingvan het technischkun¬ nen voor de makersvan deze repli¬ ca's. Hoewel de kleding niet authentiek is, kan met replica'swel eenauthen¬ tiek beeld worden gegeven.Met re¬ plica's kan in sommige gevallen het oorspronkelijke aanzien en gebruik van kleding beter benaderdworden dan met de overblijfselen. - Jebent niet meerafhankelijkvan de stukken die over zijn. Na bestude¬ ring van een bepaaldedracht kun je eencompleetkostuum maken. - Er is veel zondagsedracht overge¬ bleven en weinig werkkleding. Re¬ plica's geven de mogelijkheid om een eenzijdig beeld 'recht te zet¬ ten' in de presentatie. - De oorspronkelijke kleding is meestal aangetast door de tand des tijds. Het is vaak niet mogelijk en vanuit de restauratie-ethiek zelfs onacceptabelom het object 'terug te restaureren'. Het dragen van oude kapotte kleding tijdens een show zal in veel gevallengeen goed beeld geven van hoe men er bijliep. Of, zoals een replica-maak¬ ster het verwoordde: 'Als opoeme zou zien, moet ze tevreden zijn museumpeil,
over wat ik aan heb. Dat mag geen versletenrommeltjezijn'. Aardig is, dat Duyvetter aanvanke¬ lijk gebruik maakte van kostuums uit de collectie, maar gaandeweg overging tot het gebruik van een showcollectie: 'Er zal meer op ko¬ pieerwerk worden aangestuurd, daar het steedsweergeblekenis dat het voor showsbeter en gemakkelij¬ ker is van stukken in kopievormge¬ bruik te maken.' Hanneke van Zuthem, de huidige conservator van het Nederlands Openluchtmuseum,merkt op dat in het begin van de jaren negentig ge¬ streefd werd naar één collectie en dat nevencollectiesals die van de showkleding moesten worden herbezien. Inmiddels heeft men echter, vanwegeveranderdepresentatie-opvattingen, weer veel behoefte aan materiaalbuiten de collectie.Je zou zelfs kunnen verwachten dat in de toekomst de showcollectievan Duy¬ vetter zelf ook waardekrijgt! Museumcollectie en gebruikscollectie Sommigevoorwerpen zijn 'unieker' dan andere.Als er maar één object bestaatvan een bepaaldesoort, dan wil je dat object behouden. Mis¬ schien is presentatie, ook onder gunstige omstandigheden dan niet eens mogelijk. Van andereobjecten bestaanveel exemplaren,bij unifor¬ men uit het recenteverledenkan dat bijvoorbeeld het geval zijn. Als er nog veel exemplarenover zijn en de collectie van het museum is com¬ juni
1999
pleet, dan zou je de minder mooie of historisch minder relevante exemplarenals rekwisieten kunnen betitelen.Voordatje die stap neemt, moet je natuurlijk wel zeker weten dat je een complete voorraad hebt opgenomenin de musealecollectie. De vraag is of deze rekwisietennog bruikbaar zijn voor educatievedoel¬ einden en/of shows. Het is verstan¬ dig om de gebruikscollectie apart van de musealecollectie op te ber¬ gen. Zo voorkom je vervuiling en besmetting met ongedierte van de musealecollectie door de gebruiks¬ collectie. Het klinkt heel eenvoudig: zorgen datje weet hoeveeler nog is en dan beslissenof iets museaal is of ge¬ bruikscollectie.Het is echter niet zo simpel. Er is grondige kennis van de eigen collectie en van streekdrachtenno¬ dig. De subtieleverschillenin lengte van stroken van een knipmuts kan een aanwijzing zijn voor de ouder¬ dom van de muts, de wijze van plooien kan informatie geven over de streek waar de muts (in wezen niet veel meer dan enkele lapjes en strookjes)vandaankomt. Hetvergt ook kennisvan anderecol¬ lecties. Als ieder museum en elke verzamelaar zijn oude knipmutsen bewaart en de nieuwere modellen als rekwisiet zou gaan beschouwen, dan valt er een gat in de 'Collectie Nederland'. In 1995 heeft de NederlandseKos¬ tuumvereniging voor Mode en Streekdrachteen eerste inventarisa¬ tie gedaanvan het kostuumbezit in Nederlandse openbare collecties. 281 Collectieszijn geïnventariseerd. Circa 125 collectiesbezitten streek¬ drachtenof onderdelenervan,onge¬ veer 60 beheerders van collecties hebbenaangegevendat daarin top¬ stukken zijn opgenomen.In sommi¬ ge gevallengaat het om één object, een oogstjurk bijvoorbeeld, of een zogenaamdedolbroek. Bij de mees¬ te collectiesis de omschrijving alge-
meen:streekdrachten,of kostuums, zonder verdere aanduiding. Opval¬ lend vaak (18 maal) worden alleen de mutsengenoemdals topstukken. Zijn mutsen zo bijzonder, geven zij het beste het typerende van de streekdracht aan? Heeft men geen kostuums, zijn die minder bijzon¬ der, of vinden we ze nu nog niet bij¬ zonder?Het is (nog) niet op te ma¬ ken uit deze inventarisatie, waarin bovendien lang niet alle kledingcol¬ lectieszijn opgenomen. Kortom: het is moeilijk om een over¬ zicht te krijgen en het geeft aan dat je zeer voorzichtig moet zijn met het oormerkenvan collectiesals 'gebruikscollecties'. Het op de eerste plaats stellen van behoud van oor¬ spronkelijk en dus onvervangbaar materiaal,is zowel voor particuliere collectiesals voor museanodig voor het voortbestaanvan collectiesvan
streekdracht. Voormeerinformatie:StichtingGelders Oudheidkundig Contact,MarysaOtte, telefoon(0575) 51 18 26 Dit artikelis eenbewerking vaneeneerder verschenen artikelmetdezelfde titel in het tijdschriftGeldersErfgoed,1998-5 enzal ookverschijnen in eenpublicatievande StichtingTextielcommissie Nederland. Noten: Guidelines forCostume,International Councilof Museums,International CostumeCommittee1994 Gedragslijn voormusealeberoepsethiek, DeNederlandse Museumvereniging, InternationalCouncilof Museums, Amsterdam1991 Kostuumverzamelingen in beweging Twaalfstudiesoverkostuumverzamelin¬ genin Nederland en Inventarisatie van het kostuumbezit in Nederlandse open-
barecollecties, Nederlandse kostuum¬ vereniging voorModeen Streekdracht 1995. DecitatenvanDuyvetterkomen uit het artikelvanHannekevanZuthem:'Het kleurrijkkleed,getuigende vanvolkseigen smaakenvinding', p 101 Loodomoudijzer?,Verslagcongres Projectbureau IndustrieelErfgoed,202)1 november1995, uitgave1997 Conservering engebruikvanindustrieel erfgoed. Van't zelfdelakeneenpakAuthenticiteitsproblemen bij uniformenin collec¬ ties 1940-1945, KristianGarssen, afstudeerscriptie ReinwardtAcademie, 1998 ■
Het millenniumprobleem en de collectieregistratie representatievan het jaartal slechts Gezienhet feit dat museaaltijd al gewend twee posities, zodat een datum als zijn geweestom de blik niet te beperkentot 31 december1999 wordt genoteerd als 31-12-99. Als het jaar 2000 de eigeneeuwis het niet te verwachtendat begint wordt die datumpresentatie zichin registratieen documentatie-applicaties derhalve01-01-00, hetgeenook een datum aan het begin van deze eeuw groteproblemenzullenvoordoen.Maar het een andere)kan zijn. Om die re¬ moetwelgecontroleerd worden,en bij voorkeur (of den kan sommige programmatuur niet pas begindecember. dan ook niet meer goed werken, Over het millenniumprobleem(beter is het te sprekenover hetjaar 2000probleem)wordt al uitvoerig bericht in kranten, op de televisie en radio. Over de achtergronden hier derhal¬ ve slechtskort enige informatie. Oudere chips in de computer (IBM compatibele PC's)kennen voor de museumpeil,
omdat die gebruik maakt van da¬ tums (bijvoorbeeld rekenprogram¬ ma's). Sommige toepassingspro¬ gramma's maken eveneensgebruik van een 2-cijferige jaaraanduiding. Aangezien ook bij museumtoepas¬ singen wordt gebruik gemaakt van datums (datumvan aankoop,datum van in bruikleen geven, einde van juni
1999
een bruikleenperiode), is het van belang ook in het museum te con¬ troleren of en in hoeverre appara¬ tuur en programmatuur kan werken met datums in en na 2000. OverigenshebbenApple gebruikers weer een reden om trots te zijn op hun computer: volgens de fabrikant zijn er geendatumproblemente ver¬ wachten tot 2019. Voor toepas¬ singsprogrammatuur geldt echter hetzelfdealsvoor PC's. Waar zit het 2000-probleem? Het probleem kan zich voordoen bij de apparatuur, het besturingssys¬ teem en de toepassingsprogramma¬ tuur.
Het millenniumprobleem en de collectieregistratie
Bij de apparatuurdoet het probleem zich voor op twee plaatsen:CMOSklok en het BIOS.De CMOS-klokis de chip op het moederbordvan de computer die de datum en tijd bij¬ houdt, ook als uw computer uit¬ staat.In het BIOS(BasicInput Output System)ligt alle informatie opgesla¬ gen over het systeembord van de computer. Zonder dit BIOSkan uw computer niet werken, en het BIOS maakt gebruik van de datum en tijd uit de CMOS-klok. Test de computer Om er achterte komen hoe uw com¬ puter met datums omgaat kunt u de volgendetesten uitvoeren. 1.Sluitalle programma'saf. 2. Stelde datum in op 31-12-1999 3.Zet de tijd op 23:58 4. Zetde PCuit, enwachtdrieminuten 5.Zet de PCweer aan en controleer de datum en tijd Als dit lukt kan uw PCde overgang naarhetjaar 2000 maken.
rancier. De vervanging zelf is vrij simpel, het is alleende vraag of een nieuweBIOSbeschikbaaris. Nieuwe¬ re PC'shebbeneen BIOSwaarvande inhoud overschreven kan worden. De leveranciervan het BIOSlevert daarvoorprogramma's. Er zijn ook hulpprogramma'sdie de PC'voor de gek' kunnenhouden(Year2000, Greenwich Mean Time 2000), maar een echte garantie bie¬ den die niet. Als de PChetjaar 2000 niet herkent zal de CMOS-klokvervangen moe¬ ten worden. Soms is dat makkelijk, vaak is deze echter vastgesoldeerd. In eenaantalgevallenis het euvel te verhelpen door een extra insteek¬ kaart. Raadpleeguw leverancier in dit geval. Overigens is 2000 ook een schrik¬ keljaar.Deovergangvan 28 naar29 februari en van 29 februari naar 1 maart moet derhalve ook getest worden. Besturingssysteem
door: Jan vanderStarre, adviseur automatisering bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
Sommige PC'szijn niet in staat om de overgang naar het jaar 2000 te maken, maar staan u wel toe om zelf die datum in te voeren na de eeuwwisseling. 1.Sluitalle programma'saf 2. Stelde datum in op 1januari 2000 3.Zetdecomputeruit, en wachteven 4. Zet de computer weer aan, en controleerdatum en tijd Als uw computer niet de overgang kan maken,maar wel de datum ont¬ houdt bij de laatstetest, dan kunt u met uw PC doorwerken na 2000, mits u op 1januari zelfde datum in¬ stelt (en ook na alle volgendejaar¬ overgangen). Wordt de overgang niet gemaakt, maar kan de computer wel de da¬ tum vasthouden, dan kunt u ook overwegenhet BIOSte vervangen(u hoeft dan niet bij eenjaarovergang zelfde datum in te stellen).Bij X486 PC'sen ouderemodellenzult u daar¬ voor een nieuwe BIOSmoeten ko¬ pen. Raadpleegdaarover uw leve¬ museumpeil
Als de CMOS-klokde onjuiste infor¬ matie levert maar het jaar wel 4-cijferig weergeeft,dan kunnen de mo¬ dernere besturingssystemen de onjuiste informatie corrigeren. Het betreft Windows98,WindowsNT4.0 en 5.0, deze zouden volledig jaar2000 bestendig zijn. Microsoft on¬ dersteunt daarnaast de gangbare besturingssystemenDOS 6.0, Win¬ dows 3.XX,Windows95en Windows NT 3.51 met hulpprogramma's(zie de website). Toepassingsprogrammatuur Als de PC in staat is met het jaar 2000 om te gaan, behoeft de toe¬ passingsprogrammatuur dat nog niet te zijn. Dat dient derhalve ook gecontroleerdte worden. Het gangbare Q&A pakket heeft in principe geen problemen met het jaar 2000, mits in de applicatie de datumvelden zo zijn ingesteld dat het jaar in 4 cijfers wordt vastge¬ legd. Bij de standaardapplicatiesis juni
1999
dat het geval, maar bij zelfgebouw¬ de toepassingenkan daar een pro¬ bleem liggen. Een controle van de applicaties is dan ook nodig (zowel de (x)lookup tabellen, rapport de¬ finities, en uiteraard het dataformat zelf). Veranderindien nodig het da¬ tum format in het 'lange'format (ddmm-jjjj). Overigens werkt Q&A in¬ tern met het lange datum format. Ook voor de Adlib applicatiesgeldt dat de lengte van de datum velden op 10 moet staan(dus met 4-cijferig jaartal), in zowel de databases,de schermen,en de geprogrammeerde routines (adapl).Bij mijn weten kent ook de Tinman programmatuur geen problemen.Raadpleegin geval van twijfel echter altijd de leveran¬ cier. Uiteraardkunt u de applicatietesten door de PCop eendatum in 2000 te zetten, en de gebruikelijke handelin¬ gen uit te voeren met uw applicatie (uiteraardop een kopie-bestand!). Ten aanzien van andere program¬ matuur die in het museumgebruikt wordt (bv. boekhouding):raadpleeg de leverancier.
Eenpaar nuttige Internet adressen: Het MillenniumPlatform: www.mp2000.nl of telefoon: 0800-9992000 Year2000 Bookmarks: www.netcom.com/~ggirod/ bookmark.html Year2000 support centre: www.support2000.com Microsoft: www.microsoft.com/year2000/ Novell: www.novell.com/year2000/ GreenwichMeanTime 2000: www.gmt-2000.com Year2000: www.rightime.com
Het omgaan met objecten in parken en tuinen In bijna iederNederlandspark of buiten¬ plaatsstaat weleenobject,zoalsvazen, beeldenen ornamenten.Moetenzevoorde toekomstbewaardwordenen hoedan? RobCrèvecoeur, werkzaambij Instituut CollectieNederland(ICN), heefthier samen met restauratorenonderzoek naar gedaan. In tegenstellingtot de omgevingzijn objectendie in eentuin staanschijn¬ baar levenloos. Steenachtigemate¬ rialen hebben,mits goed behandeld, een lang leven. Bekekenop de geo¬ logische tijdschaal vertegenwoordi¬ gen ze hooguit een stofje in de tijd. Toch kan ons handelen de levens¬ duur verlengenen er overigensnog veel gemakkelijkerietsafhalen. Natuursteen en metalen
door: RobCrèvecoeur, wetenschappelijk medewerker bij InstituutCollectie Nederland
Objecten zoals vazen, beelden, or¬ namenten,enz. zijn vervaardigd uit tal van materialen. Veel objecten zijn van een natuursteen gemaakt, andere uit een metaal zoals zink, brons of lood. Al bij het vervaardi¬ gen wordt de basisgelegdvoor een langer of korter leven. Eengoed ge¬ kozen harde natuursteen,die goed en volgens het leger (de vormings¬ ligging in de aarde)wordt verwerkt, zal het langer uithouden dan bij¬ voorbeeld een zachte Franse kalk¬ steen die in ons klimaat onvoldoen¬ de weerstand heeft, ledereen kent wel de marmeren beelden die ooit met een zacht, gezoet oppervlak waren afgewerkt maar in Nederland al snel die gladheid verliezen en soms overgaanin de typerende, op suiker lijkende, ruwe kristallijne op¬ pervlaktestructuur.Marmeris in ons klimaat onvoldoende buitenbestendig. Dat is een gegevenen uiteinde¬ lijk is binnenzettendaarvoorde enige oplossing. Mooie loden beelden worden vaak voorzien van een ijzeren binnen¬ werk. Lood is en blijft zacht en kan museumpeil,
op den duur onder zijn eigen ge¬ wicht vervormen. Uiteraard hangt het erg af van de detaillering: te dunne onderbenen zakken eerder door dan stevige stappers. Indien het ijzeren binnenwerk niet goed is behandeld zal het op termijn altijd roesten.Roestneemteenaanmerke¬ lijk groter volume in dan ijzer en als gevolg daarvan kan zo'n binnen¬ werk het beeld uit elkaar drukken. Slechtseen ingrijpende restauratie, waarbij het beeldals het ware wordt geopereerd om al het roestende ijzer te verwijderen en te vervangen door roestvaststaalen deugdelijkte isolerenvan de loden mantel is dan de oplossing. Metalen beelden kan men onderhouden zoals verderop voor stenenbeeldenwordt beschre¬ ven, dat wil zeggen op gezette tij¬ den schoonmakenen eventueelmet een zuivere bijenwas dun behande¬ len. Door de vele verschillende me¬ talen die ook nog eensallemaaleen anderepatinering kunnen hebbenis het geven van een algemeenadvies voor behouden herstelmoeilijk. Het komt daarbijvrijwel altijd aanop het raadplegenvan een ter zake kundi¬ ge restaurator. leder zijn vak De hovenier zou het zeker merk¬ waardigvinden als eensteenhouwer hem werk uit handenzou nemenen aan de slag zou gaan met plantenmateriaal. Omgekeerd komt het ei¬ genlijk altijd voor dat de hovenier zich moet bekommeren om objec¬ ten van steen, ijzer, lood of brons. Gelukkigis er zoiets als gezondver¬ stand zodat echte rampenmaar zel¬ den voorkomen. Voor een hovenier zal de term 'stoomreiniging met natte verzadig¬ de stoom' mogelijk weinig zeggen, voor een restauratorstenenbeelden is dat een veilige en toepasbareme¬ thode. Voor een hovenier zal 'complexonpasta' een onbegrijpelijke, naar gif en chemicaliën riekende juni
1999
term zijn, terwijl het voor de restau¬ rator een zeer milde methode om aanhangendezwarte korsten op te lossenis. Bij het omgaan met objecten kan er veel zelf gedaanworden, maarwan¬ neer het aankomt op bescherming, reiniging of herstel dan is men aan¬ gewezen op de specifieke deskun¬ digheid van een restaurator beel¬ den. Ook daarin zijn weer enkele specialismenaante wijzen, vaak sa¬ menhangend met de aard van het materiaal. Restauratorenzijn verenigd in 'Veres' de vereniging van restauratoren die onder andere de ethische code voor restauratiehebbenonderschre¬ ven. Eendergelijke code omschrijft de attitude waarmee het object wordt tegemoetgetreden en geeft suggestiesvoor goede zakelijke en praktische afspraken, b Voorts kan men te rade gaan bij de onderzoe¬ kende en adviserendeRijksinstellin¬ gen. 2) Behouden of ...? Eigenlijk wordt er bij oudere objec¬ ten altijd van uitgegaan dat ze be¬ houdendienente worden. Bij objec¬ ten die bijvoorbeeld geregistreerd staanals monument, omdat ze deel uitmaken van een beschermd ge¬ heel, is het evident dat onderhoud en behoud hand in hand gaan. Im¬ mers, het object wordt van zodani¬ ge waarde geacht dat het in die staat dient te worden doorgegeven aan latere generaties.Deze waarde zal vaak een kunsthistorischbepaal¬ de waarde zijn. Er zijn echter nog vele andereredenendenkbaarwaar¬ om eenobject behoudenzou dienen te worden. Het kan bijvoorbeeld gaan kan om zeldzaamheidswaarde. Ook kan een emotionele waarde de reden zijn; ooit meegenomen uit een ver land of een materialisatie van een geliefde die het object schonk of er een specialeband mee had. En een waarde die nauwelijks te omschrijven is, maar die
Het omgaan met objecten in parken en tuinen
misschienwel het diepstegaat, is de schoonheid van een object. Soms, zou een object die andere kans moeten hebben om langzaam te vergaan, te verweren, uit elkaar te vallen, als het ware terug te keren tot stof en gruis. Vaak heeft zo'n si¬ tuatie een onmiskenbarecharme, in restauratiekringen heet het simpel¬ weg het 'ruïne-model'! Hoe behouden? Het is aan te bevelen voorafgaand aanwelke handelingdan ook, van te voren na te denken over het gewenste resultaat. Er kunnen na¬ melijk veel verschillende verwach¬ tingen bestaan:de romantisch inge¬ stelde eigenaar kan misschien best leven met het langzaam vergaan van het object, het 'ruine- model';de monumentenzorger zal zich afvra¬ gen of het beschermdeobject wel conform de onderhoudsverplichting wordt behandeld. Het object krijgt dan niet eensde kansom op te gaan in het geheel. De hovenier zal het object misschienhet liefst verplaat¬ sen omdat hij er nooit met het tractortje langskan. Hetverplaatsenkan zoveel risico inhoudendat daardoor eeuwige schade ontstaat. Het kan zijn dat een andere benadering en behandelingwel het beoogderesul¬ taat levert en bijdraagt aan het be¬ houd, terwijl toch de samenhangin het geheel van de tuin behouden blijft. Zo kan beperkt verwijderen van sterke algaanslag ongemerkte verdere achteruitgang tegen gaan, terwijl toch geen superschoon ob¬ ject hoeft te ontstaan. Alleen zal men wel wat vaker dergelijke be¬ perkte reiniging moeten uitvoeren. Dan is het dus niet zozeer de kracht van de ingreep maar meer de fre¬ quentie van een beperkte ingreep die bijdraagt aan het behoud. Als een object al beschermd is kan in overleg worden gekozen voor een beperkte technische ingreep inplaats van de zo vaak uitgevoerde totaalbehandelingen.Menmoet zich altijd weer afvragen wat werkelijk museumpeil,
moet, wat men wil, wat esthetische gevolgen zal hebben en wat een technischenoodzaakis. Als de wens bestaat een object te behouden zal het allereerst aanko¬ men op een goede technische ob¬ servatieen inventarisatievan het ge¬ bruikte materiaal en de problemen die mogelijk een rol kunnen gaan spelen.3>Pasals men de problemen goed in kaart heeft gebrachtkan ge¬ dacht worden aan maatregelen.In¬ dien eenobject schadeheeft opgelo¬ pen of dreigt op te lopen door roestend ijzer, men moet dan den¬ ken aan doken (verbindingsstaaf) e.d, is het zaak deze te verwijderen en te vervangen door niet-roestend materiaal. Gebrokendelen kunnen worden ge¬ lijmd met daarvoor geschikte lijm¬ soorten op basis van epoxy- of polyurethaan. Het is daarbij zaak om spaarzaamen verstandig te lij¬ men opdat geen onbedoeldebarriè¬ re ontstaat voor het vochttransport. Indien men bijvoorbeeld een kop weer op de romp lijmt en dat doet door het gehele vlak met lijm in te smerendan kan op de ondoordring¬ bare lijmlaag zakkend water blijven staan en is vorstschade mogelijk. Enkeledotjes lijm is genoegen voor¬ komt dit probleem. Zo zullen reparatiesook niet moeten worden uitgevoerdmet eente harde of te dichte (cement)mortel, maar met een geschikte, minerale steenreparatiemorteldie vergelijkbare ei¬ genschappenals de steen heeft. Een product dat als lijm en als reparatie¬ massa liefst niet moet worden ge¬ bruikt is de steenlijm op basis van polyester. Dit materiaal krimpt tij¬ dens het harden en weerstaat de temperatuursveranderingen in de buitenlucht niet. Binnen een paar jaar is het object aan een nieuwe re¬ paratietoe. Vastpakken Rijk versierde vazen hebben orna¬ menten, hengsels en soms hele bloementrossen die uitsteken. Om juni
1999
zulk gedetailleerd werk te maken zijn vele kleine klappen van de beeldhouwershamernodig. In feite hebben de meest geornamenteerde delen het tijdens het makenal zwaar te verdurengehad. In de holtes blijft makkelijk regen¬ water staan en is daardoor vatbaar voor alggroei en mos. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vaak sterk geornamenteerde delen zijn afgeronden vorm hebbenverloren. Bovendienvragen uitsteekselser als hetwareom om aanopgepaktte wor¬ den. En als het object daaraan niet wordt getilddansteekthij somsnette ver uit, pats,afgebroken! Reinigen Reinigenvan een object is eigenlijk altijd een goede zaak.Vooral in par¬ ken en tuinen, meer dan in een ste¬ delijke omgeving, zal op objecten een aanslagvan organischmateriaal ontstaan. Eenalgwaasis geen enkel probleemvoor enig materiaal,maar een alglaag kan zo dik worden dat er langervocht in wordt vastgehou¬ den, waarna mos een voedingsbo¬ dem kan gaanvinden. Dezeorganis¬ men kunnen met hun minuscule draadworteltjes in de poriën van het object vast gaan zitten, waardoor die dan steeds minder gemakkelijk zijn te reinigen. Afgestorven plantmateriaal kan bruinig zwarte ver¬ kleuringen geven en die zitten vaak diep in de steen.Ook dan is reinigen niet meer goed mogelijk zonder dat er schadewordt aangericht aan de steenstructuurzelf. Eeneenvoudige en goedeoplossingbestaateruit dat men de objecten'wast' met een sop¬ je uit schoon water en een flinke scheut babyshampoo. Het neutrale karaktervan deze zeep (prikt niet in de oogjes, prikt niet in de steen!) geeft geen reactie met de steen of metaal en laat geen ongewenste resten na. Na het afborstelenwel al¬ tijd goed en met ruim water afspoe¬ len. Daarbijvan onderennaar boven werken om strepen en vlekken te voorkomen. In een hardnekkiggeval
kan men ook wat ammonia toevoe¬ gen. Ofschoon dit gevaarlijk 'klinkt' is het dat niet omdat ammoniageen reactie met natuursteen aangaat. Het gebruik van eenalgdodendmid¬ del kan zinvol zijn. Men dient dit te gebruiken volgens de aanwijzingen op de verpakking. Daaropstaat ook altijd de werkzamestof genoemd.4) Sommige steensoorten, vooral zandsteensoorten als Bentheimer, verkleuren in de loop van hun be¬ staannaareengrijzig zwart uiterlijk. Dit is een volkomen natuurlijke ver¬ kleuring die niet moet worden ver¬ ward met vervuiling. Aanhangend vuil kan volgens de bovenstaande aanwijzingenworden weggenomen, de grijzige kleur dus niet!. Indien de grijzige kleur onaanvaardbaaris kan worden overwogen om het object laserend,transparant,te kleuren. Ik spreekhier uitdrukkelijk van kleuren in tegenstelling tot verven, waarbij eendikkere en afsluitend laagwordt aangebracht.Het 'kleuren' kan heel goed geschieden met een 'ouder¬ wetse' echte lijnolieverf. 5>Door met een oude, wat versleten kwast de olieverf breed uit te smerenen geen echte laag te maken kan het object er weerjaren fris uitzien zonder dat problemenhoevente ontstaan. Beschermen Problemenontstaanjuist vaak wan¬ neer er een 'bescherming' wordt aangebracht.Erzijn hele industrieën die beschermingsmiddelen voor steen maken. Het gaat dan vrijwel altijd om waterafstotendepreparaten op basisvan siliconenverbindingen. De dunne, kleurloze preparaten dringen iets in de steen en zorgen ervoor dat het object minder water opneemt. Als gevolg daarvan zal ook de alggroei veel minder zijn. Vuil spoelt meteenvan het object af. Dat lijkt toch prachtig!!!Dat lijkt ook prachtig maar het is in de praktijk vaak desastreus. Want een object dat al enig levenachter zich heeft is zelden in een optimale staat en zon¬ der enig gebrek. Bovendienzullen alle steenachtige materialen vocht hebben opgezogen. Door zo'n behandelingkan dat vocht veel min¬ der gemakkelijk verdampen, de droogsnelheid van steen neemt dramatischaf en vorstschadeis dan goed mogelijk. In de brochures wordt altijd gesproken over dampdoorlatendheid, waarmee de museumpeil,
suggestie wordt gewekt dat het object dus goed kan drogen, maar niets is minderwaar. De enige bescherming die men in het voorjaar na een lichte reinigings¬ beurt verder zonder enig probleem kan aanbrengenis een zeer dunne bijenwaslaag.Daarbijwerkt men het liefst met een echte bijenwas¬ emulsiedie dun en egaalwordt aan¬ gebracht en uitgepoetst met een zachte kokosborstel.6>Dezenatuur¬ lijke was laat langdurig vocht ongehinderd door, terwijl een korte hevige bui wordt tegengehouden. De bijenwas wordt in de natuur afgebroken,zodat men de behande¬ lingjaarlijks moetherhalen,juist deze beperkte levensduurvan het prepa¬ raat is uiterst belangrijk omdat dan door herhaalde applicatie geen alsmaar dikkere lagen worden op¬ gebouwd. Het is dan ook zaak om gebruik te maken van dit preparaat op natuurlijke basis en niet van een veel 'duurzamere'wassoort,zoals in andere samenstellingen, huishoudwassen,autopoetsmiddelene.d. wel zitten verwerkt. Eigenlijk past er maar één dringend advies:zorg voor 'natuurlijke' maat¬ regelen zoals een dakje of een afdekzeilvanaf half novemberzodat objecten in de winter niet overmatig vochtig worden en kunnen kapot¬ vriezen. Er zijn in de diverse tuinen verschillende oplossingen bedacht en sommige komen zelf inmiddels in aanmerking voor het predikaat 'Monumentaal'.Echterniet altijd zijn de oplossingenevenveilig. Vaak wordt van bossenstro en riet¬ matten gebruik gemaakt, maar daar zit het gevaar aan vast dat vochtig stro een verkleuring kan geven die somsvrij ver in de steendoordringt. Relatief onhandelbare en zware kastconstructies bergen risico's in zich tijdens het plaatsenen verwij¬ deren.Te dichte kastensluitenvocht juist op en slappe zeilen zonder inwendigedraagconstructieshangen automatisch op de uitstekende delen van een beeld, en dat zijn nu juist de meest kwetsbare plaatsen. Het mooist is het indien men uit RVS-buiseen viertal steunen met haaks omgebogen einde maakt en die als een soort tentframe bovenin koppelt. Daaroverheen,en dus ruim om het meest uitstekende deel heen, trekt men een van zeildoek gemaaktestevige hoes. Dezewordt juni
1999
aan de onderzijde iets boven de grond met behulp van nylonbanden aan ringen aan de staandersvastge¬ zet. Door de onderkant bewust open te laten kan het onder de hoes lekker waaien en droogt het object verder. Het relatief gemakkelijk opzetten brengt weinig risico's met zich mee. In de zomer laten zich de afzonder¬ lijke stangen en hoezen eenvoudig op een zolder o.i.d. opbergen en nemen dan niet veel ruimte in. Het bovenbeschrevententje is echt de besteoplossing! De moraal van het verhaal Geniet van de objecten. Ga er een beetjevoorzichtig meeom, wat neer¬ komt op gezond verstand in plaats van kracht bij het verplaatsen,neu¬ trale zeep in plaatsvan sterke reini¬ gingsmiddelen,niets doen in plaats van iets verkeerd doen, verslijtende preparatenin plaatsvan uiterst duur¬ zameen een tentje in de winter. Een boodschap van niets! De objecten zullen u echterdankbaarzijn. Noten: v Het secretariaatvan Veresis gevestigd: Prins Hendriklaan12, Postbus11503, 100 1 GM Amsterdam, telefoon020 - 6703328. Op aanvraag wordt de adreslijstvan aangesloten restauratorentoegestuurd. Gedoeldwordt op het Instituut Collectie Nederland,GabrielMetsustraat8, Post¬ bus 76709, 1070 KAAmsterdam,te¬ lefoon020-3054545 en bij de Rijks¬ dienstvoorde Monumentenzorg, Broederplein41, 3700 BAZeist, telefoon030-6983211. Schrijverdezesvoertin samenwerking met restauratorenmomenteeleenonder¬ zoekuit naar behouden beheervan ob¬ jectenin de openbareruimte, men moet dan denkenaan objectendie zijn aan¬ gekochtdoorgemeentene.d. Naar verwachtingzal in de loopvan 1999 eenpublicatieoverdit onderwerp verschijnen. ^ Het moet gaan om eenorganischever¬ binding:quatemaireammoniumchloride, vaak ook als quatemaireverbinding aangeduid.Een bekendmerk is Dimanin van Bayer;verkrijgbaarin de meeste tuinwinkels. ^ Er zijn tweemerken'echte' olieverf, Auro (Huizerstraatweg115, Naarden) en Linova(Laarstraat 74, Zutphen). Het gaat dan om SupralAK, Supral fabrieken,Verbeetenstraat22, Breda.
LCM-info
lent geschiedbeoefeningsamenwer¬ ken binnen de stichting Museaalen Historisch Perspectief Noord-Hol¬ land. Het adres van de stichting is Nieuwe Gracht 7, Postbus 5348, 2000 GHHaarlem.Hettijdelijke tele¬ foonnummer is (023) 531 91 39. Cursusbrochure NMV/LCM Foto: JelmerPrins bureausecretaris en beleidsmedewerker LCM
Verhuizing bureau LCM
24
In juni verschijnt de nieuwe cursus¬ brochure van de Nederlandse Museumvereniging (NMV) en het Landelijk Contact van Museum¬ consulenten (LCM).Ook alle basis¬ cursussendiede provinciaalmuseum¬ consulenten organiseren zijn in deze brochureopgenomen. Nieuw zijn onder andere de intro¬ ductiebijeenkomsten over de Art and Architecture Thesaurus (AAT) en de Marketingcursussendie op di¬ verse plaatsen in het land worden aangeboden. leder museum ontvangt een exem¬ plaarvan de brochure.
Het bureau van de Stichting Lande¬ lijk Contact van Museumconsulen¬ ten is per I januari jl. verhuisd van de Brabantse Museumstichting in Tilburg naar de NederlandseMuse¬ umvereniging in Amsterdam. Het wordt bemanddoorJelmerPrins,die als bureausecretarisen beleidsme¬ dewerker het centrale aanspreek¬ punt van het LCMis. Alleende distri¬ Introductiebijeenkomst Art butie van LCM-publicatiesblijft in and Architecture Thesaurus Tilburg. De NMV en het LCMwerken nauw In het najaar worden vier introduc¬ samenals beheerdersvan het Musetiebijeenkomstengehoudenover de umregisteren als coördinatorenvan AAT. De bijeenkomstenworden ver¬ het scholingsaanbodvoor museum¬ zorgd door het Rijksbureau voor medewerkers. Jelmer Prins heeft Kunsthistorische Documentatie en naast zijn reguliere werk voor het ontwikkeld in samenwerking met LCMde taak gekregen de Stichting het LCM. De volgende vragen ko¬ Het NederlandsMuseumregisteri.o. men aan de orde: Wat is AAT?Waar¬ te ondersteunen en de integratie om de AAT? Hoe zit de AAT in el¬ kaar?Wat kun je met de AAT?Hoe van het scholingsprogrammavan de provinciaal museumconsulenten gebruik je de AAT? Men leert bij¬ met dat van de NMVte bevorderen. voorbeeld hoe men de AAT kan ge¬ bruiken voor het vullen van de thes¬ InlichtingenNMV/LCM, JelmerPrins, aurusmodule van een standaard telefoon(020) 670 11 00 (maandag collectieregistratieprogramma.Ook t/m donderdag),e- mail lcm@museummogelijke toekomstige ontwikkelin¬ vereniging.nl.Bestellingenvan LCMgen worden geschetst. publicatiesbij de BrabantseMuseumstichting, De introductiebijeenkomst wordt Irry Vervoord,telefoon(013) 535 55 65, gegeven door Jan. P. van de Voort e-mail
[email protected]. en Annette Caalmanen neemt één dagdeel in beslag: 20 september in Museaal Historisch het Drents Museum in Assen; 27 Perspectief Noord-Holland september in Museum Bronbeekin In Noord-Hollandgaan de regionale Arnhem; 4 oktober in het Milieu & museumconsulentenen de consu¬ EducatieCentrum in Eindhoven;11 museumpeil,
juni
1999
oktober in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Opgave ui¬ terlijk vier weken tevoren bij uw provinciaalmuseumconsulent. Marketingcursussen In oktober start de cursus Marketing voor medewerkers van kleine en middelgrote musea in de regio's Oost en Zuid. Het Noorden is in fe¬ bruari 2000 aande beurt. Doelis museaop eenactievemanier kennis te laten maken met marke¬ ting en toe te werken naar het op¬ stellen van een marketing en com¬ municatieplan.De cursus is samen¬ gesteld door Bureau Menno Heling i.s.m. het LCM.De cursus duurt vier dagdelenplus eenterugkommiddag. Meer informatie is verkrijgbaar bij uw provinciaalmuseumconsulent. Musea en lokale belastingen Destaatssecretarissen van Financiën en OCenWhebben een commissie cultuur en belastingengeïnstalleerd. Onderzochtwordt welke problemen culturele instellingen (dus ook mu¬ sea) hebben met lokale belastingen en hoe deze opgelost kunnen wor¬ den. Heeft u ervaringen met deze problematiek dan is het raadzaam contact op te nemenmet uw provin¬ ciaal museumconsulent.Dezezal er voor zorgen dat de Vereniging van NederlandseGemeentenen de com¬ missie cultuur en belastingen hier¬ van op de hoogte worden gesteld. Iets soortgelijks is destijds gebeurt met de BTW,de positieve gevolgen zijn bekend.
■
: .-. ■' : :
■ ...r
■
:■"■: ■
■■■_■■■;■ . ;. y
.■ .
. :.
■ ■
.
yy: , ::.yv-yy^y^y.
■'
■ - ^:VY ■.:■■: :. yyy: ;• ' 7 . ■ >: -■■
ïy'-vyyyr ■■•■■■■ ■•::;.;::;v;i:-;-:^-:':. v
yyyy-yyyy ,yyy
:
'■■"■■ -■ 'yyyy
• :: .yy,yyy
. ' ■/ : . "
y
• yyyy'
y x
7
yy yyy
.yy;:
'ï :
y-y
■
>
'!
y?y y y-y
. yy'
' •y- -
\ : : y
: "■■;■'■■:■ .■■' yy.-yy
:
'
' 'ï''..,
'
:
/: !- "
": :
;
,;:
...^. ..;^. y
:
y -y^y yyyyyyy." '--y ■"■■"■■: x. ' ■■■■.■ ' ■■■■ yyy...■
:-.■.... . ■:-'.■...'. .."
7
■■"
' ■'
7
-
.
' " 7' '
77 '
'
■
.
: .'
..
■■ .
.
—y
y." ■■■■..■.■■ x
^
:
^
■■ yyy-- .-
.
.'yvy' : y;y:; ;
..
.■"; . > ":.
7 ■:■: . :: ..; . .-.-. .v ■:. - ' .■ ■'...: ;
.
,-
'
: ' ' 77 ;
:>
' ■ .■■ ■.
;.-■■...■ ■ ■: . . ...... .
.
y■
:
.' ; -
'
7
.
"
''
.
:
■
;
■ 7 ■y ■; yyy ■ y : v:
;■ ■
'
!
: v r ■■
•: ' -'v-:
-:""/
yy
■■.■;■■ ;.;■•■■ .;
yy '
...............................
yy.
:
: y
■. y
. . .
v-y-y:;
.■;■■■■■••
.yy'y
..
. , y .■y .■yy; ■.::.:y;;yyy--..;'/y:
' ' ' y.; y
;■ .
yy: y
" ,.v ■:y;y y
: v; yy'y;yy :.-y y-y - y ■:■" -y.yy-yy;:'y 'v ■; ^ 'y-yy'■■' ■. ' :.-yyy ■■',' ■■,vy-yy y y y::yyy./: . :
;y.y:'y-- : .yyy..yyyy..-y yyy; y;.yyy■■■..yy.y.y y ■■..■■
..
y.'yy.y ' ■■
■
■
, yx
7 ■':
: ■■■
■ .' . 7 77. ' ' . 7 ' 7'7"7 j 7,. ^ ■:- ',77.:■■>■■■ ' '"'" '■ ., , "
■
■:v: ^y' 'r-:'::yy.y-'x:'-y-y./yy- y.-y.
' .. 7 ■ 7.""
. .■
7 .V-- :: ^
yyy-yyyy:v.y y '■yyy y y y ■ : ";yyy:'yy yy-V:\'-yyyyyy■-y-.,-.y ; ^y;y
'-y:;y,yy '■y;:yyy-yy - ■ -sy-y ^ y .";.:;:-y yy?.^--.-"; -:y';--yy'-y'yyy'y:y:.-y yy-: ;
7 '■:
;' .
'
.
:
'.'O • 7 V :■.:: y;;-yy:: "/
yyy:yy';yy'yy y w'-yyyyy-^y yy ■■y y : :: yyy;;r ;; ■ y.yyyyy' y -'y-y y-ï y
.., , . ' ■ ■.
: : : ■; v -
7
'■:■.
yyyy:':' y '"•■■.■■ ::-:v;::"
y ■■
'
.y::-; y '^y
.if- yy
:
.■.. :
"y ■
■■■"y;.:y-y.■':■■■: '■^^"y-■■-y"y ;y',yyr -:;ö y. -
'y', '
■^y ■ y ■ , y ^-.y;■■■■■■:■■■■.■ yy y■y. : : :: - :-y : y y:y: y ■yy-■■■'■■■ yyyy.yy;yyy:■^ ,y■y, ' yy.yy ■. ■y . yy.y•y: :-■: y yyy- ■y :, , .yy :: -yyy ■: y y„'yy:yyy:. . y yy.yyyyy:■- y'.y.: y •y y: y yyyyy:y: ■ ■yyyyyy ; yyy:.. yyy.y . ....
■■■■■■: -.yyy/-:yy.y:-:-,yyyyy: yy
.
...... ' ■..
.. '. .... . ,
.'. ' ..
. ..
„
, ■
.
■'
■'
;■
.
7 X; 7
7
,yy.-;y-
. ' - .,.
7
. 7, ü 77, 7
:y ::
7 77 "
y,!. 77I,-,x,
i.7..,.777:7.y, ■:
y; ; ;i , 7
.77 "';.
-7 7;
y ■■
... . :
.; , . ■,. .'7; . . .'.,
7
:
7
7
' ■ :
'
.
-.
■■. ..
y'- ..
■ . : ,yy
7
.
.....
...
■
yyy^-y'-yiv.
7. "=- V..
■y'yy-;:. y
..:■ 7
... ^
7'
7
77
. '■ ", ......
7
; .-.■..
■■
..... .
. 7.
: : 7:77; 7.7 , ; .7 : ...;y
".'.'■■ . .... ■■ :,'.'..' .... ,..'., ■ ...:.'....'.
7.;, ,
.
.: 77 yy: yv :yyy ' 7 :
7
,,, . : : 7.' ; : : .
"
" ■■.;■ ..'
7 . .'
"Oyyyyyyyy
.7.. ' 7.
•".:*".. ,.: .".
'
'
-yyy. '■:■■ ':7"7::...:':yy.',.7'"
; ;':yyyyy
.
yy :
'
7v'7:..7"..:::y
,yy.y-:y-:y y-.-.;.--:y.
■
■-■■
'■ '. ' ■'.■... '■.■ ' '•. ■ '•■,...:.....■, : ■' 7., .7 , . :7i 77> :. :,77, ., .
yyyy. -,i-y
yyyyy':: ■? yy :; . 'yy
; 7...,
., ; 7!7,,' : , .,.
:;-yy;yy:y:
. 7
. 7;. , .... ,,.,.7,,
. y yy .
. , :. . ..'......;
;
yy yy,.y7-- y .yyy:
"'.:.. :■ '.■: ''. •. ''"■•..■ '■.:..''.'.... .. ', 7..
, .....
yy
;. 7 . ,
.;
y
' .
.......,, ...
.
.... 7.....
:
. .;: .: .:.
,.,
...7 ....'., ,
,,.7'.: