Incidentbestrijdingsplan
rapport Totaal projectnr. 204105 110521 - DG45 revisie 01 27 April 2012
Save Postbus 321 7400 AH Deventer (0570) 663 993
Opdrachtgever Rijkswaterstaat Noordzee
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Inhoudsopgave Deel 0 Algemeen 1 Inleiding 1.1 Duidelijkheid en heldere samenwerking tussen partners 1.2 Voorvallen en doelgroepen 1.3 Samenhang met andere documenten 1.4 Vaststelling en beheer 1.5 Opleiden, Trainen en Oefenen 1.6 Leeswijzer
6 7 7 7 8 8 9 10
Deel A Coordinatieplan
11
2 Werkingsgebied
12 12 13 16
2.1 Werkingsgebied van het plan 2.2 Bevoegdheden 2.3 Risicoanalyse
3 Betrokken partijen en rampbestrijdingsprocessen 3.1 Incidentbestrijding op de Noordzee 3.2 Betrokkenheid meer en andere partijen (indien het land betrokken is) 3.3 Relatieschema 3.4 Crisiscommunicatie
4 Randvoorwaardelijke processen 4 Randvoorwaardelijke processen 4.1 Melding en Alarmering 4.2 Leiding en coordinatie 4.3 Op- en afschaling 4.4 Informatiemanagement
18 18 18 19 20 22 22 22 26 29 31
Deel B Operationeel plan
34
5 Scenario s
35 35
5.1 Inleiding
5.2 Scenario 1 Mens en dier in nood Scenario 1 - Netwerkaart Scenario 1 - Informatiemanagement Scenario 1 - Inzetplan Scenario 1 - Maatregelen per proces Scenario 1 - Aanvullingen tbv subscenario
5.3 Scenario 2 Verontreiniging zee & kust Scenario 2 - Netwerkaart
Blad 2 van 182
37 37 37 38 38 39 41 41
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Scenario 2 - Informatiemanagement Scenario 2 - Inzetplan Scenario 2 - Maatregelen per proces Scenario 2 - Aanvullingen tbv subscenario
5.4 Scenario 3 Ongeval met gevaarlijke stoffen Scenario 3 - Netwerkaart Scenario 3 - Informatiemanagement Scenario 3 - Inzetplan Scenario 3 - Maatregelen per proces Scenario 3 - Aanvullingen tbv subscenario
5.5 Scenario 4 Brand en/of explosie Scenario 4 - Netwerkaart Scenario 4 - Informatiemanagement Scenario 4 - Inzetplan Scenario 4 - Maatregelen per proces Scenario 4 - Aanvullingen tbv subscenario
5.6 Scenario 5 Ordeverstoring Scenario 5 - Netwerkaart Scenario 5 - Informatiemanagement Scenario 5 - Inzetplan Scenario 5 - Maatregelen per proces Scenario 5 - Aanvullingen tbv subscenario
5.7 Scenario 6 Ecologisch incident Scenario 6 - Netwerkaart Scenario 6 - Informatiemanagement Scenario 6 - Inzetplan Scenario 6 - Maatregelen per proces Scenario 6 - Aanvullingen tbv subscenario
5.8 Scenario 7 Aanvaring en/of losgeslagen schip, object of lading Scenario 7 - Netwerkaart Scenario 7 - Aanvullingen tbv subscenario Scenario 7 - Inzetplan Scenario 7 - Maatregelen per proces Scenario 7 - Aanvullingen tbv subscenario
6 Standaardprocedures 6 Standaardprocedures
Algemene Procedures 6.1 Beslisschema Wet BON 6.2 Beslisboom dirigeren schip naar Place of Refuge (PoR) en beoordeling incidentschip
Procedures SAR, Mens en dier in nood Blad 3 van 182
41 42 43 45 46 46 46 47 48 50 51 51 51 52 52 53 55 55 55 55 56 56 57 57 57 57 59 59 61 61 61 61 62 63 64 64 64 64 66 69
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
6.3 De fasen van een noodtoestand 6.4 Procedures ter plaatse van het incident bij SAR acties 6.5 Het Nood, Spoed-, en Veiligheidsverkeer (NSV-verkeer) 6.6 Zoekgebieden / zoekplannen 6.7 Beeindigen of onderbreken van SAR acties 6.8 Radio Medische Dienst (RMD), Medevac 6.9 Procedure missing contact KNRM vaartuigen 6.10 Protocol Helikopter inzet door de RMD van de KNRM 6.11 Procedures bij melding van een duikongeval 6.12 Procedure Berging stoffelijk overschot
Procedures verontreiniging zee en kust 6.14 Procedure bepalen bestrijdenswaardigheid olieverontreiniging 6.15 Procedure Monsterneming 6.16 Procedure Bonn Agreement POLREP 6.17 Procedure Milieu Technisch Advies 6.18 Procedure bepalen categorieen milieubelastende stoffen 6.19 Beslisboom detergenten 6.20 Procedure Kustverontreiniging (samenvatting procedurestappen SBK)
Procedures Aanvaring en/of losgeslagen schip, obje 6.21 Procedure wrakonderzoek 6.22 Procedure en stappenplan wrakberging
Overige procedures 6.23 Procedure Bedrijfsvoering RWS Noordzee 6.24 Procedure verhalen van kosten 6.25 Aanvraag inzet Kustwachtvliegtuig voor regionale RWS-diensten 6.26 Procedure internationale assistentie aanvragen
Deel C Achtergrond 7 Juridisch kader 7.1 Inleiding 7.2 Indeling Noordzee 7.3 Primair juridisch kader bij incidentbestrijding 7.4 Overige overeenkomsten, verdragen, regelingen en besluiten 7.5 Typering Werkingsgebied
8 Incidentbestrijdingsorganisatie Noordzee 8.1 Inleiding 8.2 Kustwacht 8.3 Rijkswaterstaat Noordzee 8.4 Samenwerking tussen Kustwacht en RWS Noordzee 8.5 Middelen voor de Incidentbestrijdingsorganinsatie op de Noordzee 8.6 Teamsamenstelling en taken van de incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee 8.7 Nazorg
Blad 4 van 182
69 72 73 78 83 83 84 84 85 86 87 87 87 88 89 89 91 91 93 93 93 96 96 96 97 97 99 100 100 100 102 107 110 113 113 114 116 117 118 121 131
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
9 Overige betrokken partijen bij de incidentbestrijding op de Noordzee 9 Overige betrokken partijen bij de incidentbestrijding op de Noordzee 9.1 Internationale partners 9.2 Ministerie van Infrastructuur en Milieu 9.3 Landelijke partners 9.4 Regionale partners 9.5 Lokale partners 9.6 Marktpartijen
Bijlagen Bijlage 1: Afkortingen Bijlage 2: Begrippen Bijlage 3: Kaartmateriaal Bijlage 4: Standaardformulieren Bijlage 5: Beschikbare middelen Bijlage 5B: Beschikbare middelen - Overzicht Bijlage 5C: KNRM reddingstations Bijlage 6: Aanlandingsplaatsen Bijlage 7: Dekkingsplan Bijlage 8: Netwerkkaart Rijkswaterstaat Noordzee
Blad 5 van 182
134 134 134 135 139 141 143 143 145 146 151 153 156 157 165 171 175 180 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Deel 0 Algemeen
Blad 6 van 182
IBP Noordzee rapport Totaal
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
1 Inleiding 1.1 Duidelijkheid en heldere samenwerking tussen partners Bij incidentbestrijding op het water kunnen veel partijen betrokken zijn, die niet dagelijks met elkaar samenwerken. De netwerkpartners van de Kustwacht bij incidenten zijn naast Rijkswaterstaat Noordzee (RWS NZ) de regionale diensten van Rijkswaterstaat, het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), de operationele hulpverleningsdiensten (politie, brandweer, geneeskundige diensten), de gemeenten, provincies, waterschappen, havenbedrijven, andere ministeries en particuliere bedrijven. Het is binnen dit veld van spelers vaak onduidelijk wie verantwoordelijk is voor een proces en wie is betrokken is bij de uitvoering. In het voorliggende incidentbestrijdingsplan Noordzee (IBP NZ) wordt aandacht besteed aan de coördinatie op de Noordzee en de Noordzee kust en de operationele uitwerking van de scenario's. De Kustwacht is als organisatie van rijksdiensten voor de operationele uitvoering van Kustwachttaken belast met de coördinatie van de incidentbestrijding op zee. De rol van RWS NZin de incidentbestrijdingsorganisatie voor de Noordzee betreft het adviseren van de Directeur Kustwacht, vanuit de functie van beheerder van diverse werkzaamheden voor de Kustwacht, bij nautische incidenten en incidenten op het gebied van de waterkwaliteit. Beide partijen vormen samen de kern van de incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee. RWS NZvoert bestrijdingstaken uit. Het voorliggende IBP NZvolgt uit de bestuurlijke en operationele verantwoordelijkheid voor het afhandelen van incidenten op de Noordzee. Daarnaast kunnen de gevolgen van een incident uitstraling hebben op de beleidsterreinen van meerdere departementen. Ook hiervoor geeft dit plan, rekening houdend met de verantwoordelijkheden van de betrokken ministers, het raamwerk van werkprocedures voor de verdere afhandeling.
1.2 Voorvallen en doelgroepen Het optreden conform het IBP NZ vindt voor een belangrijk deel zijn grondslag in de Wet Bestrijding Ongevallen Noordzee (Wet BON) (artikel 11, eerste lid). Het geven van aanwijzingen en het nemen van maatregelen zoals beschreven in de Wet BON is nader uitgewerkt in dit plan, specifiek in de eerste twee procedures van hoofdstuk 6, deel B. Het IBP is ook relevant voor overheidstaken in het kader van de Scheepvaartverkeerswet en diverse regelingen betreffende opsporing en redding van personen op zee. De voorvallen die aanleiding kunnen zijn tot handelen in het kader van dit Incidentbestrijdingsplan Noordzee kunnen zich voordoen bij de volgende doelgroepen: Scheepvaart Elke vorm van scheepvaart, zowel bedrijfsmatig als recreatief, die plaatsvindt binnen de territoriale zee, de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) en, onder nader aan te geven omstandigheden, ook in delen van de Noordzee daarbuiten, voor zover betrokken bij een incident. Overigens gaat het ook om andere drijvende of gezonken zaken, zoals te water geraakte luchtvaartuigen. Luchtvaart De reguliere luchtvaart die plaats vindt binnen de grenzen van de Flight Information Region (FIR) Amsterdam[1], voor zover betrokken bij een incident waarbij opsporing en redding van personen aan de orde is. Mijnbouw (offshore) en windturbineparken Incidenten aan boord van mijnbouwinstallaties en windturbines die zijn geplaatst in de territoriale zee en binnen de EEZ. Hierbij gaat het vooral om: mechanische problemen met betrekking tot windturbines; incidenten als gevolg van externe oorzaken, zoals een aanvaring van een uit de koers geraakt of driftend vaartuig met een mijnbouwinstallatie of een windturbine(-park).
Uitsluitingen Voorvallen, waarbij het optreden in eerste instantie niet conform het IBP NZ plaatsvindt, omdat er andersoortige wetgeving en daardoor een ander bevoegd gezag is, zijn: De bestrijding van een gijzeling, een terroristische actie, of van de schadelijke gevolgen daarvan. De procedure wordt beschreven in het Handboek Nationale Crisisorganisatie en Staalkaart van mogelijke overheidsmaatregelen bij een (dreigende) terroristische aanslag van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Bronbestrijding op mijnbouwinstallaties. Op grond van de Mijnbouwwet ligt de verantwoordelijkheid voor bronbestrijding bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Incidenten met kernenergie. Deze incidenten worden waar nodig met toepassing van art. 47 lid 1 van de Kernenergiewet afgehandeld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM). Incidenten met militaire vaartuigen. Hiervoor kunnen afwijkende regels gelden i.v.m. militaire belangen; de verantwoordelijkheid ligt bij het ministerie van Defensie. Voor al deze incidenten geldt dat voor de bestrijding van de effecten de Wet BON en het IBP NZ wel van toepassing kunnen zijn.
1.Zie hoofdstuk 7.4.1. voor een nadere toelichting.
Blad 7 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
1.3 Samenhang met andere documenten Voor het taakgebied van de incidentbestrijding bestaan vele documenten. In Figuur 1.1 volgt voor de Noordzee een overzicht op hoofdlijnen van de plannen die naast het IBP NZ van toepassing (kunnen) zijn bij de incidentbestrijding. In de figuur is een tweetal planfiguren gestippeld opgenomen omdat deze (nog) niet onder deze naam bestaan, er zijn wel andere planfiguren voor deze gebieden[1].
Figuur 1.1 Samenhang planvorming
1.In Zeeland zijn er op dit moment 2 plannen van kracht: de Uitvoeringsregeling Westerschelde en het rampbestrijdingsplan Schelde-Rijn-verbinding.
1.4 Vaststelling en beheer Dit incidentbestrijdingsplan is vastgesteld door de minister van IenM. Het beheer van het IBP NZ is in handen van de afdeling Water & Scheepvaartzorg, Planvorming en advies (WSP) van RWS NZ. De beheerder die mede namens het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC) van het ministerie van IenM toeziet op actualisatie is de crisismanager van de afdeling WSP. De crisismanager kan, met betrekking tot zijn rol in dit plan, naar analogie van incidentbeheerplannen voor andere watergebieden in Nederland worden gezien als de Waterfunctionaris van het watergebied, in dit geval de Noordzee. Het incidentbestrijdingsplan wordt actueel gehouden door een periodieke (minimaal een jaarlijkse) controle van het plan en alle gegevens daarin. Waar nodig worden vervolgens wijzigingen voorbereid. Wijzigingen van technische aard kunnen, indien daarover interdepartementaal overeenstemming bestaat, worden vastgesteld door de HID van RWS NZ namens de minister van IenM. Door de werking van de incidentbestrijding tijdens significante incidenten te evalueren, kunnen eventuele leerpunten tot verbetering van het plan leiden. De evaluatie kan geïnitieerd worden door zowel de Kustwacht als door een van de andere betrokken diensten.
Blad 8 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 1.2 Schema opzet/onderhoud incidentbestrijdingsorganisatie
Het IBP NZ zal minimaal één keer per vier jaar worden geactualiseerd of eerder indien hier aanleiding voor is. Het opzetten en onderhouden van een adequate incidentbestrijdingsorganisatie kan aan de hand van Figuur 1.2 worden weergegeven.
1.5 Opleiden, Trainen en Oefenen Onder de implementatie van dit IBP NZvalt ook het opleiden, het trainen en het oefenen van personeel en het houden van audits. Alle medewerkers die een rol in de incidentbestrijdingsorganisatie(kunnen) vervullen, dienen op die rol voorbereid te zijn. Voor de incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee is er één OTO-plan (Opleiden, Trainen en Oefenen) waarin beschreven is hoe alle medewerkers betrokken bij de incidentbestrijdings-organisatie op de Noordzee afhankelijk van het scenario voorbereid worden. De richtlijn Multidisciplinair opleidings-, trainings- en oefenplan van Waterrand is voor het opleiden en oefenen van de incidentbetrijding op het water een kaderstellend plan. Vooral de hierin genoemde oefenfrequenties moeten overgenomen worden door de betrokkenen. Het is echter niet de frequentie die maatgevend is, van primair belang is dat betrokken functionarissen vakbekwaam kunnen handelen. Vanuit RWS NZ vindt de bovenregionale coördinatie plaats. Dit houdt in dat oefeningen op elkaar worden afgestemd en grootschalige oefeningen in het kader van dit plan worden ondersteund. De crisismanager van RWS NZ dient deze afstemming te bereiken en te waarborgen, dit is ook een van de taken die hoort bij de rol van Waterfunctionaris voor de Noordzee.
Blad 9 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Aansluitend aan een gehouden oefening zal (afhankelijk van de omvang) een evaluatie van alle geoefende staven plaatsvinden. Aan de hand van de tijdens de oefening gemaakte aantekeningen en het logboek zal een evaluatierapport worden opgesteld met zo nodig aanpassingsvoorstellen (mutaties) voor dit incidentbestrijdingsplan.
1.6 Leeswijzer Qua opzet is gekozen voor het goed toegankelijk presenteren van de voor de hulpverleningsdiensten vereiste operationele informatie. Het IBP NZ is daarom in delen opgebouwd. Het bestaat uit de volgende delen: Het Algemene deel behandelt in hoofdstuk 1 de aanleiding, voorvallen en doelgroepen, samenhang, vaststelling en beheer, opleiding, oefening van het incidentbestrijdingsplan. Deel A gaat in op de afspraken (coördinatie) die gelden voor de Noordzee. Hoofdstuk 2 gaat in op het werkingsgebied en de bevoegdheden in de verschillende gebieden. Hoofdstuk 3 beschrijft de betrokken partijen en het proces crisiscommunicatie. Hoofdstuk 4 behandelt de randvoorwaardelijke processen. Hierin is aandacht voor melding/alarmering en leiding en coördinatiestructuur met specifieke aandacht voor de coördinatie tussen de zee- en landonderdelen. Voor betrokken functionarissen (bestuurlijk en operationeel) bij de incidentenbestrijding op de Noordzee moet vooral dit deel onderdeel vormen van de basiskennis. In Deel B is de operationele uitwerking van het IBP NZ per scenario omschreven. In hoofdstuk 5 worden zeven scenario's (zoals opgenomen in het handboek 'Incidentbestrijding op het water' in scenariokaarten uitgewerkt en komen specifieke risico's apart aan bod. In de scenariokaarten is in detail aandacht voor de maatregelen die binnen de processen een rol spelen als een scenario optreedt. Dit deel is specifiek bedoeld voor alle betrokken functionarissen. In hoofdstuk 6 zijn procedures opgenomen, onder andere vanuit het voormalig OPPLAN SAR. In Deel C is achtergrondinformatie opgenomen met betrekking tot de incidentbestrijding op de Noordzee. Achtereenvolgens is er aandacht voor het juridisch kader, de incidentbestrijdingsorganisatie Noordzee en tot slot een hoofdstuk waarin de overige betrokken partijen beschreven zijn. Met deze achtergrondinformatie wordt in dit plan de aanvullende informatie op de vorige delen beschreven die aanwezig dient te zijn conform het beleidskader "Calamiteitenorganisatie Rijkswaterstaat" en de "Regionale leidraad calamiteitenplan Rijkswaterstaat". Daarnaast is hier een groot deel van het algemene deel van het OPPLAN SAR in opgenomen. Aan het incidentbestrijdingsplan zijn bijlagen toegevoegd behorende bij het Algemene deel, Deel A, Deel B en Deel C.
Blad 10 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Deel A Coordinatieplan
Blad 11 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
2 Werkingsgebied 2.1 Werkingsgebied van het plan Het werkingsgebied van het plan wordt bepaald door de verschillende jurisdictiezones die voortkomen uit (inter)-nationale regelgeving (wetten, regelingen en beleidsregels). Het allesomvattende werkingsgebied van het plan is weergegeven in Figuur 2.1.
Figuur 2.1 Werkingsgebied van het Incidentbestrijdingsplan Noordzee
In bijlage 3 Kaartmateriaal is ook een detailweergave van de verschillende gebieden nabij de kust opgenomen. Binnen het aangegeven gebied is een aantal geografische deelgebieden te onderscheiden. Binnen deze deelgebieden verschillen, met oog op de incidentenbestrijding, de taken en/of bevoegdheden van en tussen organisaties. Vanwege de verschillende invalshoeken die bij de juridische definitie van de deelgebieden zijn gebruikt, is met betrekking tot de invalshoek incidentenbestrijding niet geheel en overal sprake van een 'sluitend' systeem, waarbij geen onduidelijkheden over bevoegdheden bestaan. In de praktijk zijn tot op heden steeds werkzame oplossingen gevonden. De buitengrenzen van het werkingsgebied worden zeewaarts allereerst gevormd door de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) grens. Het toepassingsgebied van de Wet BON (Bestrijding Ongevallen Noordzee) omvat zowel de territoriale zee als de EEZ, maar reikt voor bepaalde gevallen nog verder. Onder het verdrag van Bonn
Blad 12 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
(zie deel C van dit plan) zijn afspraken gemaakt met de buurlanden. Met Duitsland rond het Eems-Dollard gebied (DenGerNeth plan) waar een Quick Response Zone ligt. Aan de zuidzijde is er een Quadrapartite Zone waarin Frankrijk, Engeland, België en Nederland samenwerken bij bestrijding van maritieme calamiteiten. Als landwaartse grens wordt over het algemeen de waterbeheergrens (Waterwet) aangehouden, in de openwaterverbindingen met andere wateren vormen de basislijnen de grenzen. Samenvattend zijn binnen het werkingsgebied de volgende gebieden onderscheiden: Territoriale zee Exclusieve Economische Zone (EEZ) Wet BON toepassingsgebied buiten de EEZ Amsterdam Flight Information Region (FIR) Quick respons zones oa. Quadrapartite zone Aanloopgebieden in de Territoriale zee Gebied tussen laagwaterlijn en de waterbeheergrens, de kust Gebied tussen de gemeentegrenzen (+/- 1 km van de laagwaterlijn) en de laagwaterlijn
In hoofdstuk 2.2 Bevoegdheden, is beschreven wie welke bevoegdheden heeft in de verschillende gebieden. Openwaterverbindingenmet ander watergebieden waar andere plannen van kracht zijn, zijn er op de volgende lijnen: De basislijn in de zeegaten tussen de Waddeneilanden vormt de grens met het werkingsgebied van het Incidentbestrijdingsplan Waddenzee. De grens met de Eems wordt gevormd door de waterbeheergrens. De basislijn tussen de pierhoofden van de haven van IJmuiden vormt de grens met werkingsgebied van het Incidentbestrijdingsplan Noordzeekanaal. De grens met het plan van het havengebied Rotterdam-Rijnmond en Delta Zuid-Holland wordt gevormd door de basislijn in de Nieuwe Waterweg en basislijn tussen de pierhoofden van de Haringvlietsluizen. De grens met de Deltawateren Zeeland wordt gevormd door de basislijnen. Eén uitzondering hierop is de grens op de Westerschelde. Hier geldt de lijn Vlissingen-Breskens zoals deze in de Wet BON opgenomen is als grens van het werkingsgebied incidentbestrijdingsplan Noordzee (IBP NZ).
Tot slot zijn er een drietal natuurgebieden die een openwater verbinding hebben met de Noordzee. Ook hier ligt de grens van het werkingsgebied op de basislijn van deze openwaterverbindingen. Het betreft de volgende gebieden met de genoemde plannen: Het Zwin: regeling met betrekking tot bescherming van "het Zwin" tegen verontreiniging door water- en bodemverontreinigende stoffen; De Kerf: Calamiteitenplan RWS Noord-Holland; Slufter: Calamiteitenplan RWS Noord-Holland.
2.2 Bevoegdheden De verdeling van bevoegdheden in het kader van de afhandeling van incidenten is gerelateerd aan de Waterwet, de Wet BON, de Wet veiligheidsregio's, de Regeling inzake de SAR-dienst 1994, het Scheepvaartreglement territoriale zee, de Wrakkenweten de regelingen en procedures die hierop zijn gebaseerd. De constatering is, dat er bevoegdheden zijn die elkaar overlappen. Daarnaast kunnen zich incidenten voordoen waar (de gevolgen van) incidenten overgaan van zee naar land of omgekeerd. In de praktijk zijn tot op heden steeds werkzame oplossingen gevonden. In dit plan wordt gewerkt met de in de hierop volgende tabellen beschreven uitgangspunten, binnen de verschillende te onderscheiden gebieden gerelateerd aan de in dit plan opgenomen scenario's. Legenda tabellen In de eerste rij van de tabellen zijn de scenario's en het primair proces opgenomen. In de eerste kolom subscenario's benoemd zodra hier een specifieke wettelijke basis voor is. In kolom twee is het betreffende gebied beschreven. In de derde kolom is aangegeven welke partij verantwoordelijk is voor de operationele uitvoering van het primair proces. In kolom vier is weergegeven welke partij bestuurlijk eindverantwoordelijk is. Vervolgens de wettelijke basis en een toelichting.
1. Mens en dier in nood (primair proces 17, Search and Rescue (SAR)) Sub-scenario Gebied[1] Verant-woordelijk Eindverant-woord voor proces elijk Nederlandse territoriale Kustwacht (JRCC Min. IenM deel van de Noordzee en de Den Helder) Nederlandse EEZ Buiten EEZ 1. Buitenlands verant-woordelijk (M)RCC ministerie in het buitenland
Onderliggende regeling Regeling inzake de SAR-dienst 1994
a. Internationale verdragen, ICAO 1944, SAR convention 1979 en SOLAS verant-woordelijk b. Wet BON ministerie MOU Nederland 2. MRCC Duitsland Duitsland
Blad 13 van 182
Toelichting
1a. Op verzoek buitenland kan Nederlandse SAR assistentie verleend worden 1b. Gebaseerd op het Interventieverdrag kunnen met de Wet BON subsidiair en proportioneel maatregelen genomen worden waarbij overleg met betrokken autoriteit noodzakelijk is. 2. De overeengekomen lijn tussen Nederland en Duitsland is geen grens en mag alleen gebruikt worden om te bepalen wie verantwoordelijk is voor het coördineren van de SAR actie.
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
1. Mens en dier in nood (primair proces 17, Search and Rescue (SAR)) Sub-scenario Gebied[1] Verant-woordelijk Eindverant-woord voor proces elijk Gemeentelijk ingedeeld Kustwacht Burgemeester/ gebied water langs de Voorzitter Nederlandse kust van de veiligheids-regio Noordzee
Neergestort vliegtuig of helikopter
FIR Amsterdam Noordzee
Kustwacht of buitenlands (M)RCC
FIR Amsterdam land
Brandweer
Onderliggende regeling 1. convenanten Veiligheidsregio's/ Kustwacht/KNRM 2. Regeling inzake de SAR-dienst 1994 3. Wet veiligheids-regio's 4) Besluit instelling Kustwacht
De primaire verantwoordelijkheid voor het redden van mens en dier op gemeentelijk ingedeeld water onderdeel uitmaakt van de brandweerzorg en derhalve ligt bij het college van burgemeester en wethouders; - het college van burgemeester en wethouders bepaalt bij wie de taak in een voorkomend geval belegd wordt: bij de (regionale) Brandweer, de Kustwacht of mogelijk een andere (particuliere) partij; Artikel 14 Besluit instelling Kustwacht: Bij optreden op het gebied van opsporing en redding binnen gebieden die gemeentelijk zijn ingedeeld, functioneert de Directeur Kustwacht, met inachtneming van zijn verantwoordelijkheid voor de operationele coördinatie op zee, onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het betreffende bevoegde gezag. Toelichting Artikel 14 In gemeentelijk ingedeeld gebied is de Wet veiligheidsregio's van toepassing, waarbij de burgemeester bevoegd gezag is. Deze stuurt dan ook de Directeur Kustwacht aan bij opsporing en redding in het genoemde gebied. Min. IenM Internationale Het Nederlandse FIR op de Noordzee is niet gelijk aan de verdragen, ICAO 1944, Nederlandse EEZ of SRR, search and rescue region. Delen van verantwoor-delijk SAR convention 1979 de NL FIR vallen over SRR’s van de ons omringende landen. De ministerie in het en SOLAS plaats van neerstorten bepaalt wie de SAR-actie coördineert. buitenland burgemeester/ Wet veiligheids-regio's SAR eenheden kunnen indien gevraagd assisteren. Voorzitter veiligheids-regio
2. Verontreiniging zee en kust (primair proces 19, Waterkwaliteit) 6. Ecologisch incident (primair proces 19, Waterkwaliteit) Sub-scenario Gebied Verant-woordelijk Eindverant-woord Onderliggende voor proces elijk regeling Nederlandse territoriale RWS NZ Min. IenM art. 3.2 Waterregeling zee, incl. aanloopgebieden en de Nederlandse EEZ
Wet BON toepassings-gebied
RWS NZ
Toelichting
Min. IenM[2] Min. EL&I Min. EL&I
Min. VWS Min. BZK Min. EL&I Min. IenM Min. EL&I Min. BZK Min. VenJ
Min. BZK
Min. BuZa Min. BZK
Toelichting
De Waterwet geeft de beheerder de bijzondere bevoegdheid om alle maatregelen te nemen die de beheerder noodzakelijk acht ter afwending of beperking van het gevaar, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften maar mag niet in strijd zijn met de Grondwet of met internationale verplichtingen. (art 5.28 t/m 5.31). indien Wet BON Indien van toepassing heeft de Wet BON voorrang op de situatie: Wet BON bepalingen in de Waterwet. De wet voorziet in de mogelijkheid art. 3 lid 2 onder a: tot optreden op volle zee ingeval van een (potentieel) ongeval visserij met mogelijk ernstige schadelijke gevolgen als verontreiniging onder c: van de zee door olie en chemicaliën, waarbij een bergingsactie behoud levende van het incidentschip noodzakelijk kan zijn. Op grond van de rijkdommen Wet BON kan Nederland op volle zee subsidiair en onder b: proportioneel maatregelen nemen die noodzakelijk zijn ter toeristische attracties voorkoming, vermindering of opheffing van ernstig en art. 5 lid 2 onder d: dreigend gevaar voor de kust of daarmee samenhangende geven van aanwijzing belangen door (dreigende) verontreiniging van de zee door art. 6 lid 2 onder c: olie of andere stoffen na een ongeval of daarmee verband overnemen gezag houdende handelingen. onder d: en art. 10 lid 1 / art. 12 Daarnaast kan Nederland op basis van het Verdrag van BONN naar binnen brengen bij de Noordzee kuststaten hulp vragen en ook via de EU bij van een schip EMSA. art. 7 lid 2: overleg met vlaggestaat art. 9 lid 1 en 2 / art. 10 lid 2: verstrekken info art. 11 lid 4: hulp van de sterke arm
Min. BZK Quick responszone
Blad 14 van 182
RWS NZ
Min. IenM
Bonn Agreement
Er is een zogenaamde "Quick Response Zone" ingesteld, hetgeen betekent dat indien in die zone een incident plaatsvindt het land dat snel ter plaatse kan zijn direct kan
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
2. Verontreiniging zee en kust (primair proces 19, Waterkwaliteit) 6. Ecologisch incident (primair proces 19, Waterkwaliteit) Sub-scenario Gebied Verant-woordelijk Eindverant-woord Onderliggende voor proces elijk regeling Kustveront-rein Kust, gebied tussen iging laagwaterlijn en waterbeheergrens
RWS NZ, als > 5 m3 Min. IenM bij < 5 m3 Gemeente Burgemeester
Incident op Nederlandse territoriale zee Inspecteur-generaal Min. EL&I mijnbouw-insta en de Nederlandse EEZ der Mijnen llatie valt buiten plan
SBK-regeling hieraan ligt art. 5.15 Waterwet en art. 6.2 Waterwet Wet op Strandvonderij Mijnbouwwet, Mijnbouwbesluit artikelen 86 tot 91
3. Ongeval met gevaarlijke stoffen (primair proces 4. Bron en Emissiebestrijding) 4. Brand en/of explosie (primair proces 4. Bron en Emissiebestrijding) Sub-scenario Gebied Verant-woordelijk Eindverant-woord Onderliggende voor proces elijk regeling Nederlandse territoriale zee primair: Eigenaar primair: Eigenaar art. 6.3 Waterwet inclusief de schip schip art. 12 WVVS Aanloopgebieden, alsmede Daarnaast: Daarnaast: de Nederlandse EEZ RWS NZ als Min. IenM als waterkwaliteits-asp waterkwali-teitsas ecten een rol spelen pecten een rol (zie scenario 2) spelen (zie scenario 2)
Wet BON toepassingsgebied
primair: Eigenaar schip Daarnaast: RWS NZ
Gemeentelijk ingedeeld gebied
Brandweer
Kernongeval nucleaire schip
Sub-scenario
Min. IenM valt buiten plan
Gebied Territoriale wateren
Blad 15 van 182
Toelichting handelen, ook in de territoriale wateren van het andere land. In het gebied zeewaarts vanaf de duinvoet (zie beleidslijn kust), of vanaf de buitenkruinlijn van de primaire waterkering indien de kustlijn onderbroken wordt door een waterkering, zoals de Hondsbossche Zeewering. Zie de waterregeling. Incidenten voortvloeiend uit mijnbouwactiviteiten op zee, zowel binnen als buiten de territoriale wateren, vallen onder de Mijnbouwwet. De bestrijding van de effecten van een dergelijk incident kunnen onder de Wet BON vallen.
Toelichting Conform scenario 2 (indien schip betrokken is en gevaarlijke stoffen vrijkomen kan art. 12 WVVS van toepassing zijn: - meldplicht voor de kapitein van een schip dat is betrokken bij voorval, of bij gebeurtenis waarbij gevaarlijke stoffen (SOLAS)vrijkomen. - meldplicht voor de kapitein van bepaalde schepen van incident of ongeval bedoeld in art. 17 lid 1 a en b monitorrichtlijn, van iedere situatie die tot verontreiniging van de TZ, EEZ of Ned. kust kan leiden en van iedere vlek van schadelijke stoffen (Bijlagen I, II en III MARPOL), in zee drijvende containers od stukgoederen die worden waargenomen (...) - verplichting voor exploitant, kapitein en eigenaar van gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord volledige medewerking te verlenen aan door Onze minister aangewezen instantie (volgens mij niet aangewezen) om gevolgen van incident of ongeval bedoeld in art. 17 lid 1, onderdelen a en b monitorrichtlijn zoveel mogelijk te beperken. - verplichting voor de kapitein (of indien schip is verlaten: de exploitant) informatie te verstrekken over voorvallen of gebeurtenissen waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Conform scenario 2. In de eindverantwoordelijke kolom zijn de ministeries opgenomen die afhankelijk van de toepassing zijnde artikelen van de Wet BON betrokken kunnen zijn bij dit scenario
primair: Eigenaar indien Wet BON schip situatie: Wet BON Daarnaast: Min. IenM, Min. VWS Min. EL&I Min. BuZa Min. BZK Burgemeester/ Wet veiligheids-regio's Indien Wet BON niet van toepassing is Voorzitter veiligheids-regio art 47, lid 1 kernenergiewet
5. Ordeverstoring (primair proces 12, Ordehandhaving) Verant-woordelijk Eindverant-woord Onderliggende Toelichting voor proces elijk regeling Kustwacht Min. IenM Art. 3 en 4 van de Ordeverstoring: kan op zee in de praktijk grotendeels Scheepvaart-verkeersw gelijkgesteld worden met verstoring van het et en art. 11 van het scheepvaartverkeer, meer in het bijzonder risico voor Scheepvaartreglement veiligheid dan wel vlot verloop van dat verkeer of voor hinder territoriale zee of gevaar voor personen die zich anders dan op een schip te water bevinden. Ingevolge art. 11 STZ moeten verkeersaanwijzingen worden opgevolgd; artikel 3 van de SVW
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
terroristische actie / Gijzeling
IBP Noordzee rapport Totaal
Aanloopgebieden
Nautisch beheerder Rijkshaven-meest er
geeft aan voor welke doelstellingen de bevoegdheden mogen worden ingezet
Nederlandse EEZ
niet geregeld
niet geregeld
niet geregeld
Wet BON toepassings-gebied
Min. VenJ
Min. VWS Min. EL&I Min. VenJ Min. BuZa
indien Wet BON situatie: Wet BON
Gemeentelijk ingedeeld gebied
Politie
Burgemeester/ art 2 Politiewet 1993, Voorzitter Wet veiligheidsregio’s veiligheids-regio
Territoriale wateren
Min. VenJ valt buiten plan
De kuststaat heeft volgens het VN-Zeerechtverdrag geen bevoegdheden t.a.v. openbare orde in de EEZ Conform scenario 2. In de eindverantwoordelijke kolom zijn de ministeries opgenomen die afhankelijk van de toepassing zijnde artikelen van de Wet BON betrokken kunnen zijn bij dit scenario. art. 6 lid 3: opleggen voorschriften is aanvullend op de artikelen genoemd onder scenario 2
Ook een dreiging van valt hieronder
7. Aanvaring en/of losgeslagen schip, object of lading (primair proces 18, Nautisch verkeersmanagement) Sub-scenario Gebied Verant-woordelijk Eindverant-woord Onderliggende Toelichting voor proces elijk regeling Nederlandse territoriale zee Kustwacht Min. IenM art 38 en de Nederlandse EEZ Scheepvaart-verkeersw et Aanloopgebieden Nautisch beheerder Rijkshaven-meest er Wet BON Kustwacht Min. IenM Wet BON, Conform scenario 2. In de eindverantwoordelijke kolom zijn de toepassings-gebied Min. BuZa samenwerkingsregelin ministeries opgenomen die afhankelijk van de toepassing Min. VenJ g Kustwacht met een zijnde artikelen van de Wet BON betrokken kunnen zijn bij dit Min. BZK plaatselijk bevoegde scenario. autoriteit Voor het dirigeren van een vaartuig naar een Places of refuge (POR) geldt Wet BON als sprake is van Wet BON-situatie (Havennoodwet art 6, inbuitengewone omstandigheden) Kust, gebied tussen Gemeente Burgemeester Wet op strandvonderij laagwaterlijn en waterbeheergrens gezonken schipTerritoriale wateren incl. RWS NZ Min. IenM indien Wet BON De Wet BON wordt toegepast voor het geven van aanwijzingen aanloopgebieden, EEZ situatie: Wet BON en het treffen van maatregelen. Als een wrak in het kader van bestrijding van een incident op zee wordt opgeruimd, biedt de Wet BON daarvoor het kader sedert de recente wetswijziging militaire vaartuigen
Werkingsgebied
Min. van Defensie valt buiten plan
Min. van Defensie
1.Buiten het werkingsgebied geldt voor havens dat de brandweer (namens burgemeester) verantwoordelijk is voor het proces SAR, gebaseerd op de Wet veiligheidsregio's. 2.Wat betreft de Wet BON in tabellen: de minister van I&M is eindverantwoordelijk tezamen met de Minister(s) wie het mede aangaat. De laatstgenoemde ministers zijn nooit zelfstandig eindverantwoordelijk. Ook in niet Wet BON-situaties kunnen andere ministeries dan IenM verantwoordelijkheden hebben op de Noordzee. Deze verantwoordelijkheden liggen in lijn met hetgeen beschreven is, indien de Wet BON van toepassing is.
2.3 Risicoanalyse Voor een goede voorbereiding van incidentbestrijding is een risico-inventarisatie noodzakelijk en voor de natte infrastructuur verplicht conform de Waterwet. Deze inventarisatie van mogelijke (gevolgen van) incidenten in watergebieden is het aanknopingspunt voor het ontwikkelen van scenario's. Op basis van deze risico-inventarisatie kan door middel van een risicoanalyse het vereiste zorgniveau bepaald worden. Voor de Noordzee wordt in dit kader verwezen naar de nota "Maritieme en aeronautische noodhulp op de Noordzee 2010-2015". In deze nota is op basis van een
Blad 16 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
risicoanalyse beleid vastgesteld voor het overheidsoptreden op zee en zijn zorgnormen opgenomen. In bijlage 7 Dekkingsplan zijn deze zorgnormen opgenomen. Daarnaast is er landelijk binnen RWS een project gestart om de risico's in de verschillende gebieden te analyseren. In dit project worden ook de regionale risicoprofielen vanuit de veiligheidsregio's betrokken. Op termijn kan deze analyse worden opgenomen, of er kan naar worden verwezen. Het is niet de verwachting dat dit zal leiden tot aanpassingen van de operationele uitwerking van het IBP NZ.
Blad 17 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
3 Betrokken partijen en rampbestrijdingsprocessen 3.1 Incidentbestrijding op de Noordzee Bij incidenten op de Noordzee is in de leiding en coördinatiestructuur van de bronbestrijding een aantal teams actief. In volgorde van opschaling zijn dit primair de volgende teams: De Kustwacht en het Kustwachtcentrum. Het Operationeel Team (OT) Kustwacht. Het Regionaal Beheersteam Noordzeerampen (RBN). De Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb). De Ministeriele Commissie Crisisbeheersing (MCCb).
De Kustwacht is als organisatie van rijksdiensten voor de operationele uitvoering van kustwachttaken belast met de incidentbestrijding op zee. Het Kustwachtcentrum is de kern van de incidentenbestrijding op de Noordzee en is belast met de algehele coördinatie van de operationele uitvoering. De algehele leiding over de operationele uitvoering is opgedragen aan de directeur Kustwacht. Andere betrokken teams en partijen (niet uitputtend) bij de incidentbestrijding op de Noordzee zijn: CalamiteitenTeam van RWS NZ (CT). Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC) van IenM. Nationaal CrisisCentrum (NCC). Departementale Crisiscentra van de andere ministeries. Nautisch Beheerder (op de Noordzee en in de aanloopgebieden). Regionale diensten van Rijkswaterstaat. KNRM. KLPD (Unit Maritieme Politie). Marktpartijen (bergers). JOMN. Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW).
Hoe de teams onderling gerelateerd zijn aan elkaar wordt aan de hand van de verschillende niveaus gevisualiseerd in de opschalingsmatrix in hoofdstuk 4.3. In Deel C in het hoofdstuk Betrokken partijen zijn de taken en verantwoordelijkheden van deze teams nader toegelicht.
3.2 Betrokkenheid meer en andere partijen (indien het land betrokken is) Bij incidentbestrijding op de Noordzee met effecten naar het land zijn vaak meer en andere partijen betrokken. Het kantelmoment waarop deze partijen betrokken raken is het moment waarop taken vanuit één van de 16 rampbestrijdingsprocessen (volgens het referentiekader regionaal crisisplan) geactiveerd wordt. Het gaat dan om de volgende partijen (niet uitputtend):
Veiligheidsregio's: Brandweer Politie GHOR Gemeenten andere Nautische beheerders Beheerders waterkering, waterkwaliteit en peilbeheer (Waterschappen en Rijkswaterstaat) Reddingsbrigades anderepublieke en private partijen 3.2.1Aanvulling van rampbestrijdingsprocessen
Blad 18 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Om helderheid te verkrijgen in de verschillende processen waaraan deze diensten een bijdrage leveren of waarvoor zij verantwoordelijk zijn, wordt de hulpverlening opgesplitst in rampbestrijdingsprocessen. Voor incidentbestrijding op het water gelden op onderdelen andere invulling en/of aanvullingen per proces. Daarom zijn de reguliere 'landprocessen' in het Regionaal Crisisplan aangevuld met het cluster Water- en Scheepvaartzorg. De processen die separaat zijn benoemd betreffen: Search and Rescue Nautisch Verkeersmanagement Beheer waterkwaliteit Beheer waterkwantiteit en waterkeringen
In hoofdstuk B3 van het Handboek Incidentenbestrijding op het Water zijn deze processen nader uitgewerkt. De procesverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de monodisciplinaire operationele inhoud en uitvoering.
3.3 Relatieschema In deze paragraaf wordt aan de hand van een 'Relatieschema', Figuur 3.1 aangegeven welke partijen bij welke processen betrokken zijn. Per proces waarbij de indeling is gebaseerd op het Referentiekader Regionaal Crisisplan, is aangegeven welke partners hierin actief zijn en indien er verscheidene zijn, wie per proces waar verantwoordelijk is, ondersteunend of alleen betrokken is. Het doel van dit schema is dat er helderheid is over wie tijdens een incident een rol heeft binnen de multidisciplinaire samenwerking. De betrokkenheid van de verschillende partijen bij de randvoorwaardelijke processen komt in hoofdstuk 4 aan bod.
Figuur 3.1 Betrokken partijen
Blad 19 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
3.4 Crisiscommunicatie Bij een incident is er behoefte aan actuele en eenduidige informatie. In dit hoofdstuk gaan we in op de uitgangspunten van de crisiscommunicatie ten aanzien van incidenten op de Noordzee, de betrokken partijen en hun verantwoordelijkheden en de relatie met verschillende overheden. Met de term crisiscommunicatie wordt zowel de communicatie met de pers als met het publiek bedoeld. Kustwacht Bij incidenten op de Noordzee ligt de taak van crisiscommunicatie in eerste aanleg bij de Kustwacht. In het Kustwachtcentrum loopt de crisiscommunicatie bij aanvang van de actie via de Duty officer en vervolgens via de dienstdoende voorlichter. De crisiscommunicatie vanuit het Kustwachtcentrum richt zich uitsluitend op de feiten rond het incident en de bestrijding. Voor vragen in het kader van betekenisgeving/duiding en handelingsperspectief verwijst de Kustwacht door naar de procesverantwoordelijke partij voor het primaire proces dat zich tijdens het incident voordoet (zie tabellen paragraaf 2.2). Voor SAR-incidenten is dit bijvoorbeeld de Kustwacht zelf, en in het geval van een verontreiniging is dit RWS NZ. RWS NZ wordt vooraf geïnformeerd over persberichten die door de Kustwacht worden verspreid. Fase 3 Regionaal Beheerteam Noordzee (RBN) Bij opschaling naar fase 3 en betrokkenheid van het Regionaal Beheerteam Noordzee (RBN) wordt de crisiscommunicatie verzorgd door de Directie Communicatie (DCO) van IenM, aangezien IenM het coördinerend ministerie voor de Noordzee is. DCO is vast lid van het RBN dat de kaders stelt voor de communicatiestrategie, het RBN voert hierover de regie. Het Kustwachtcentrum blijft informant van DCO, maar zal 'feitelijke vragen' over de hulpverlening op zee blijven beantwoorden. DCO kan via het Nationaal CrisisCentrum (NCC) het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) ook verzoeken om advies en ondersteuning op het gebied van crisiscommunicatie. Afhankelijk van het soort incident en de mate van betrokkenheid van een departement, kan het RBN besluiten dat de crisiscommunicatie overgaat naar het betreffende departement. Fase 4 Nationaal VoorlichtingsCentrum (NVC) Voor incidenten die opgeschaald zijn tot fase 4 wordt het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) ingeschakeld. In geval van opschaling naar het ICCb of het MCCb gaat de centrale coördinatie van de crisiscommunicatie naar het NVC. DCO coördineert dan intern binnen IenM de communicatie en ondersteunt en faciliteert het NVC. In schema is de eindverantwoordelijkheid in de verschillende fases voor crisiscommunicatie in Figuur 3.2 weergegeven. Rijkswaterstaat In geval van een kustverontreiniging kan de betrokken regionale dienst van Rijkswaterstaat in wiens beheergebied de verontreiniging plaatsvindt, de media te woord staan. Dit gebeurt in afstemming met RWS NZ en DCO. In onderling overleg met het Kustwachtcentrum wordt besloten of crisiscommunicatie in geval van bestrijding van verontreiniging of berging wordt overgedragen aan RWS NZ (BHID, communicatie). Dit hangt mede af van mogelijke gevolgen van het incident voor het ministerie. BHID stemt desgewenst af met staf DG en/of DCO van het ministerie van IenM. Verwanteninformatie pm Crisiscommunicatie indien land betrokken is Bij een incident met de bron en/of effecten op de kust (gemeentelijk ingedeeld gebied, tot +/-1 km uit het strand), of de activering van één van de taken binnen de 16 rampbestrijdings-processen (volgens het referentiekader regionaal crisisplan)kan de verantwoordelijkheid voor de incidentbestrijding ook in handen zijn van de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio. Deze functionaris heeft daarmee in dit gebied ook een verantwoordelijkheid voor de crisiscommunicatie. Ook hier is de onderverdeling te maken in crisiscommunicatie over feiten, betekenisgeving/duiding en handelingsperspectief. Als de procesverantwoordelijke partij van het primair proces zich binnen de veiligheidsregio bevindt dan ligt de rol voor crisiscommunicatie over betekenisgeving/duiding en handelings-perspectief bij het bestuur van de veiligheidsregio, terwijl feitelijke informatie door bijvoorbeeld het KWC gebracht wordt. Bij betrokkenheid van meerdere partijen is nauwe afstemming met de overige betrokken partijen en de eindverantwoordelijke voor crisiscommunicatie op de Noordzee (zie Figuur 3.2) van essentieel belang.
Blad 20 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 3.2 Eindverantwoordelijk voor crisiscommunicatie op de Noordzee
In crisisomstandigheden volgt de crisiscommunicatie de richtlijnen van de algemene rampbestrijding of crisisbeheersing. Crisiscommunicatie is dan in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de gemeente/burgemeester op wiens grondgebied het incident plaatsvindt dan wel van het bestuur van de veiliheidsregio. De regionale en landelijke overheid hebben een ondersteunende (en eventueel coördinerende) rol. Deze ondersteunende rol houdt voor de Kustwacht en RWS NZ in dat zij informatie, crisiscommunicatiemateriaal of expertise aanleveren. Concreet houdt dit in dat informatie vanuit het Kustwachtcentrum gedeeld wordt met landmeldkamers en dat ook de weg is waarop informatie bij burgemeesters terecht komt. Indien meerdere veiligheidsregio's betrokken zijn is er voor crisiscommunicatie ook een rol in de afstemming voor de coördinerende veiligheidsregio. Bij opschaling naar fase 3 of fase 4 is de afstemming vanuit veiligheidsregio's met DCO en NVC essentieel.
Blad 21 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
4 Randvoorwaardelijke processen Om de organisatie van de incidentbestrijding zo goed mogelijk in te richten en op te bouwen zijn de volgende randvoorwaardelijke processen van groot belang: Melding & alarmering Leiding & coördinatie Op- & afschaling Informatiemanagement
In dit hoofdstuk worden deze processen nader uitgewerkt voor het Noordzeegebied.
4.1 Melding en Alarmering Het aannemen van een melding van een incident en het alarmeren van de hulpverlenings-diensten is de eerste stap in het opstarten van een incidentbestrijdingsorganisatie. Bij de activiteiten in het Noordzeegebied zijn verschillende organisaties en hun meldkamers betrokken met als gevolg dat een melding langs verschillende wegen een meldkamer bereikt. Voor een snelle hulpverlening is het belangrijk dat een melding snel wordt omgezet in een effectieve alarmering. Dat is te bereiken door een vaste structuur te hanteren voor de verwerking van een melding en de alarmering van eenheden. Cruciaal binnen het proces Melding & alarmering zijn het Kustwachtcentrum (KWC), de meld-/ verkeersposten en de regionale meldkamers. Het proces dient dusdanig ingericht te zijn, dat meldingen van incidenten die bij het KWC, een verkeerspost of een regionale meldkamer binnenkomen ook bij andere betrokken meldkamers terechtkomen zodat alle benodigde hulpverleningsdiensten gealarmeerd worden. Deze centra fungeren als het ware als 'spin in het web'. Hierna volgt een beschrijving van de rol van het KWC bij de incidentbestrijding om vervolgens te beschrijven hoe de onderlinge relaties tussen het KWC en overige betrokken centra ligt.
4.1.1 Kustwachtcentrum (KWC) Na melding van een incident onderneemt men op het KWC de benodigde acties. Tevens vindt verificatie van de ontvangen melding(en) plaats en wordt aanvullende informatie ingewonnen. Aan de hand van de beschikbare informatie wordt op het KWC een eerste opschalingsniveau bepaald. Bij twijfel zal in eerste instantie een zwaardere beoordeling worden aangehouden. Zodra meer zekerheid bestaat over de werkelijke aard en omvang van het incident volgt, veelal in samenspraak met de leider van het Operationeel Team (OT) of de voorzitter van het Regionaal Beheersteam Noordzeerampen (RBN), een bijgesteld opschalingsniveau. Informatie over incidenten wordt, na een bijgesteld opschalingsniveau, vanaf fase 2, doorgegeven aan het DCC-IenM.
Er wordt gehandeld volgens de prioriteiten zoals vastgelegd in het Activiteitenplan en Begroting van de Kustwacht (APB), te weten: 1) hulpverlening en redding; 2) incidentbestrijding; 3) opsporing van strafbare feiten en justitieel onderzoek; 5) overige handhavingstaken (toezicht en controle); 6) beheerstaken; 7) overige taken. Hoewel in de praktijk zaken veelal zullen samenvallen, zal de eerste prioriteit worden gegeven aan het redden van mensenlevens. Indien mensenlevens in gevaar zijn wordt volgens de SAR-procedures in dit plan direct een (Search and Rescue) SAR-actie gestart. Het KWC treedt dan op in haar rol als het Joint Rescue Coordination Centre (JRCC) en is als zodanig de SAR Mission Coordinator (SMC). De voor de operationele uitvoering van kustwachttaken door het KWC gealarmeerde diensten zullen de nodige acties ondernemen, hierover vindt terugmelding plaats aan het KWC. Het KWC houdt een overzicht van de ingezette middelen bij. Zo nodig wordt door het KWC voor het verkrijgen van ondersteuning contact gezocht met organisaties en diensten van naburige kuststaten. Dit geldt met name bij SAR-acties en bij de bestrijding van milieuverontreiniging.
4.1.2 Onderlinge relaties tussen meldkamers De vele betrokken partijen in het proces Melding & alarmering bij incidenten op het water zijn in Figuur 4.1 en Figuur 4.2 gevisualiseerd. Figuur 4.1 toont hoe de melding van een incident op de Noordzee verloopt. De figuur geeft het aantal meldkamers weer dat vanuit de melder een melding van een incident kan ontvangen. Wat duidelijk uit de figuur naar voren komt is dat er vanuit de ontvangende meldkamer naar andere (mogelijk) betrokken meldkamers doorgemeld moet worden wat er gaande is. De melding dient altijd doorgezet te worden naar het KWC. Dit operationeel commandocentrum is 'de centrale spin in het web'. Naast de melding geeft de figuur ook weer hoe informatie-uitwisseling gedurende een incident verloopt. De meldkamers op het land worden betrokken als: er processen vanuit de 'landorganisatie' moeten worden opgestart; er mogelijke uitstraling van het incident naar het land wordt verwacht (fysiek, bestuurlijk of in het kader van voorlichting).
Blad 22 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 4.2 geeft weer welke middelen/instanties door welke meldkamers gealarmeerd worden.
Figuur 4.1 Melding en informatievoorziening op de Noordzee
Figuur 4.2 Alarmering op de Noordzee
De hierop volgende figuur geeft aan welke meldkamers het in het Noordzeegebied betreft. Naam KWC Kustwachtcentrum KLPD Operationeel centrum
Blad 23 van 182
Toepassingsgebied
Locatie
Gehele werkingsgebied van het plan
Den Helder
Nederland
Driebergen
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Naam Centrale meldpost RWS-NZ HMCN Verkeerscentrale's Haven Rotterdam Scheveningen Brandaris
Toepassingsgebied
Locatie
Exclusieve Economische Zone (EEZ)
Rijswijk
Aanloopgebied haven van Rotterdam Aanloopgebied Scheveningen Aanloopgebied RWS Noord-Nederland (Eemsmonding en zeegat Terschelling, Vlieland) Aanloopgebied IJmuiden
Rotterdam Scheveningen Terschelling
Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied Den Helder Aanloopgebied Den Helder Koninklijke Marine Schelde Coördinatie Centrum (SCC) Aanloopgebied RWS Zeeland Verkeersposten Schiermonnikoog Omgeving Schiermonnikoog Ouddorp Omgeving Ouddorp Regionale Meldkamers (GMK) Meldkamer Zeeland VR Zeeland Meldkamer Rotterdam -Rijnmond VR Rotterdam-Rijnmond Meldkamer Noord-Holland Noord VR Noord-Holland Noord Meldkamer Haaglanden VR Haaglanden Meldkamer Kennemerland MICK VR Kennemerland Meldkamer Groningen VR Groningen Meldkamer Fryslân VR Fryslân Meldkamer Hollands Midden VR Hollands Midden Figuur 4.3 Betrokken meldkamers in het Noordzeegebied
IJmuiden Den Helder Vlissingen Schiermonnikoog Ouddorp Middelburg Rotterdam Alkmaar Den Haag Haarlem Groningen Leeuwarden Leiden
4.1.3 Betrokkenheid landmeldkamers, coördinerende meldkamer (C-GMK Noordzee) Bij incidenten op de Noordzee kan zich de situatie voordoen dat veiligheidsregio's met hun meldkamers betrokken zijn. Als er één veiligheidsregio en haar meldkamer betrokken is heeft deze rechtstreeks contact met het KWC. Bij de betrokkenheid van meerdere meldkamers op het land wordt een centraal punt aangewezen als coördinatiepunt: de coördinerende (gemeenschappelijke) meldkamer (C-GMK). Het KWC heeft hierdoor in alle gevallen één aanspreekpunt. Voor incidenten op het land met effecten naar de Noordzee gaan de gemaakte afspraken ook op. Voor incidenten op de Noordzee zijn de volgende afspraken gemaakt met betrekking tot de C-GMK voor incidenten op de Noordzee: De keuze voor de C-GMK is afhankelijk van de plaats of de locatie met de grootste effecten van het incident. Als de incidentlocatie of de locatie waar effecten op het land optreden geheel duidelijk is wordt de GMK waar het incident (de bron) gesitueerd is de C-GMK Noordzee. Als de incidentlocatie of de locatie waar effecten op het land optreden niet duidelijk is, start de GMK van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (gekozen op basis van praktische overwegingen) als C-GMK Noordzee of deze wijst er een aan. De taken van de C-GMK Noordzee worden ten tijde van het incident bij voorkeur niet overgedragen, ook niet als de locatie van het incident bij nader inzien in een andere regio blijkt te zijn.
Het is van belang dat in de praktijk bij een onduidelijke incidentlocatie of bij een grote verspreiding van het incident alle gewaarschuwde meldkamers in actie komen, maar dat daarna zo snel mogelijk de C-GMK Noordzee wordt bepaald. Dit vraagt om een heldere afstemming en coördinatie met de omliggende veiligheidsregio's. De instelling van een C-GMK betekent: Eén GMK wordt het centrale informatiepunt voor de 'landmeldkamers' dat het totaaloverzicht heeft over alle uitgezette acties (gevoed door alle betrokken GMK's). Dit centrale informatiepunt van het land voor het betreffende incident op zee wordt aangeduid als "C-GMK". De C-GMK communiceert met het KWC. Afstemming vindt altijd plaats tussen de C-GMK en het KWC. De C-GMK en het KWC worden gevoed door de 'eigen meldkamers' en zetten ook daar weer acties uit.
De C-GMK heeft naast zijn reguliere taken de volgende (extra) taken: Is verantwoordelijk voor de (afstemming over) de alarmering ten behoeve van het incident met de bijbehorende acties op het land. Heeft regie over het bovenregionaal berichtenverkeer en koppelt de eenheden aan de juiste (landelijke) gespreksgroepen (zie Informatiemanagement). Communiceert met de betrokken GMK's en informeert het KWC. Vult het Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS), zodat oa. het LOCC hieruit relevante informatie kan halen. Alarmeert conform gekozen opschaling (of heeft daarover contact met de bijbehorende GMK) (zie Leiding & coördinatie). Is operationele vraagbaak en verzorgt afstemming voor en met het KWC en de betrokken GMK's.
Samenvattend wordt dit als volgt gevisualiseerd:
Blad 24 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 4.4 Afstemming tussen de verschillende betrokken meldkamers
4.1.4 Protocollen en afspraken Om ervoor te zorgen dat op de Noordzee meer uniformiteit ontstaat en dat alle betrokken partijen op de hoogte zijn van afspraken, zijn richtlijnen opgesteld ten behoeve van:
1.Het uitvraagprotocol; 2.Het vaststellen van het scenario; 3.Het alarmeringsprotocol;
Deze worden hierna nader toegelicht. Voor alle meldkamers waar een incidentmelding kan binnenkomen is hetzelfde uitvraagprotocol van toepassing. Het volgende schema wordt daarvoor gebruikt: Wie Naam melder en bereikbaarheidsgegevens Roepletters/IMO-nummer schip Naam schip Type schip Wat Personen aan boord (POB's) Aantal gewonden/vermisten Lading Aard van incident Wat is waargenomen (meerdere schepen betrokken) Waar Positie schip (evt. KM paal op het strand) Dichtstbijzijnde boei of haven Havennummer Wanneer Wanneer heeft incident plaatsgevonden Op basis van de melding dient een schatting te worden gemaakt van de gewenste alarmering. Om dit proces gestructureerd te laten plaatsvinden, kan de melding worden geclassificeerd naar scenario's. Waterincidenten zijn ingedeeld in zeven scenario's, te weten: Overzicht scenario's 1 Mens en dier in nood 2 Verontreiniging zee en kust 3 Ongeval met gevaarlijke stoffen 4 Brand en/of explosie 5 Ordeverstoring 6 Ecologisch incident 7 Aanvaring en/of losgeslagen schip, object of lading
Blad 25 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Voor alle meldkamers zijn vervolgens uitvraag- en alarmeringsprotocollen opgesteld met wie welke eenheden wanneer alarmeert en wie wie informeert (inclusief terugmelding). Via met name de telefoon worden alle betrokken meldkamers geïnformeerd (eventueel kan deze informatie via een lichtkrant getoond worden in de verschillende meldkamers). Per betrokken meldkamer (KWC, (G)MK, OC-KLPD en VC's) is een alarmeringsprotocol opgesteld. In het handboek "Incidentbestrijding op het water" zijn deze opgenomen.
4.2 Leiding en coördinatie Het proces Leiding & coördinatie behelst voor alle disciplines (horizontaal) en voor alle niveaus (verticaal): Het in onderlinge samenhang vaststellen van de prioriteiten bij de bestrijding van het incident (de besluitvorming). Het coördineren van en leiding geven aan de feitelijke bestrijding c.q. aan de inhoudelijke rampbestrijdingsprocessen. Het monitoren van resultaten. Het op basis hiervan beoordelen en bijstellen van de bestrijding.
In reactie op complicerende factoren zijn in de volgende deelparagrafen de afspraken aangegeven voor de inrichting van de incidentbestrijding op de Noordzee.
4.2.1 Interdepartementale afstemming / verantwoordelijkheden vanuit Wet BON Bij de organisatie van de incidentenbestrijding op de Noordzee wordt een groot aantal bevoegdheden toegekend aan de minister van IenM. Indien de gevolgen van een incident zich beperken tot het beleidsterrein van het ministerie van IenM, dan wordt de incidentbestrijding aangestuurd door het RBN dat in dat geval bestaat uit functionarissen van alleen RWS NZ. Als er uitstraling bestaat naar de beleidsterreinen van andere departementen dan wordt het RBN uitgebreid met vertegenwoordigers van de medebetrokken ministeries. Het gaat hierbij met name om betrokkenheid die voortvloeit uit de bepalingen die zijn opgenomen in de Wet BON. Wat betreft situaties op het terrein van IenM valt te denken valt aan de schadelijke gevolgen van een incident, zoals (niet limitatief):
Een ernstige belemmering van de scheepvaart. Ernstige schade aan zeeweringen of andere waterstaatswerken.
Risico lopende activiteiten of belangen op terreinen van andere ministeries zijn bijvoorbeeld: De maritieme bedrijvigheid aan de wal. De visserij die een hoofdmiddel van bestaan vormt van betrokken personen. Toeristische attracties in het betrokken gebied. De gezondheid van de kustbevolking en het welzijn van het betrokken gebied, met inbegrip van het behoud van de levende rijkdommen van de zee en van de in het wild levende dieren.
Daarnaast kunnen situaties ontstaan waarbij de voorzitter van het RBN kan besluiten om, op basis van bevoegdheden in de Wet BON, aan de kapitein en de scheepseigenaar aanwijzingen te geven of zelf maatregelen te nemen om de schadelijke gevolgen van het incident te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Ook deze aanwijzingen of maatregelen kunnen uitstraling hebben op beleidsterreinen van andere departementen. Als voorbeeld kan genoemd worden het dirigeren naar een Nederlandse haven van een schip of, in uiterst geval, het overnemen van het gezag over het schip. Genoemde aanwijzingen en maatregelen worden niet genomen voordat er afstemming over heeft plaatsgevonden met de betrokken burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio, tenzij onverwijld handelen geboden is. Indien het maatregelen betreft ten aanzien van een schip onder buitenlandse vlag dan zal vooraf overleg plaatsvinden met de vlaggestaat, tenzij onverwijld handelen geboden is.
4.2.2 Verantwoordelijkheidsverdeling per scenario in deelgebieden Niet overal en op alle momenten is de verantwoordelijke voor de bestrijding van een incident op de Noordzee dezelfde persoon of instantie. Dit is anders dan de andere watergebieden in Nederland die allemaal gemeentelijk ingedeeld zijn en waar geen aanloopgebieden zijn aangewezen. Hoofdstuk 2.2 maakt inzichtelijk wie in verschillende gebieden binnen het werkingsgebied afhankelijk van het scenario dat zich afspeelt verantwoordelijk is. De verantwoordelijkheid hangt af van de processen die bij de bestrijding van een incident een rol spelen. Daarnaast is de operationele coördinatie van de incidentbestrijding op de Noordzee een verantwoordelijkheid van de directeur Kustwacht (Besluit instelling Kustwacht). Het feit dat de verantwoordelijkheid niet op alle momenten eenduidig is heeft onder andere te maken met de mogelijkheden die binnen de Wet BON zijn toegeschreven aan de voorzitter van het RBN met het ministerie van IenM als bevoegd gezag en andere verantwoordelijk-heden voor ministeries in specifieke gevallen. Voor een verplaatsend incident geldt dat in de acute fase het incident afgehandeld wordt door de verantwoordelijke autoriteit van de plaats waar het incident gestart is. Bij voorkeur wordt een incident niet overgedragen aan een andere verantwoordelijke, maar als er zich gedurende de afhandeling van het incident mogelijkheden voordoen dan kunnen er in overleg, bevoegdheden overgedragen worden.
Blad 26 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
4.2.3 Coördinatie op plaats incident Bij de afhandeling van incidenten kan door de directeur Kustwacht een On Scene Coördinator (OSC) worden aangesteld die wordt belast met de coördinatie op zee. De On Scene Coördinator (OSC) heeft de volgende taken[1]: Zich ter plaatse een totaalbeeld vormen van het incident en de positie van de verschillende betrokken schepen, personen etc.. Het coördineren van de inzet van de vaartuigen ter plaatse. Het afstemmen van de tactiek van de inzet ter plaatse en briefing aan nieuwe eenheden. Controleert de wijze van uitvoering van door het KWC gegeven instructies. Het maken van afspraken over de frequentie waarmee deelnemende eenheden zich melden bij de OSC en overleg hebben. Zo spoedig mogelijk communiceren met het KWC over het totaalbeeld van het incident door middel van een situatie rapport. In spoedeisende gevallen naar eigen inzicht handelen en achteraf een verantwoording afleggen aan het bevoegd gezag.
De volgende uitgangspunten gelden voor de instelling van een OSC tijdens incidenten waarbij het land betrokken is: 1.Een Officier van Dienst (OvD) in het Coördinatie Plaats Incident (CoPI) kan het KWC verzoeken om een OSC aan te stellen. Bijvoorbeeld bij het ontbreken van zicht op het incident. 2.De OSC heeft bij incidenten nabij de kust rechtstreeks contact met eenheden op het land via het CoPI, tussenkomst van het KWC is noodzakelijk als de OSC zich verder op zee bevindt en rechtstreeks contact niet mogelijk is. 3.De OSC dient bij voorkeur te beschikken over de maritieme radiokanalen (VHF of middengolf MF) en over C2000. In een acute situatie kan de OSC-taak worden uitgevoerd door de kapitein van een passerend vaartuig totdat een functionaris van een overheidshulpverleningsdienst /KNRM ter plaatse is en de OSC-taak kan overnemen. 4.De OSC valt - afhankelijk van het type incident - onder een procesverantwoordelijke functionaris. Met deze functionaris onderhoudt de OSC contact. In onderstaande tabel is weergegeven welke functionaris dit bij de verschillende scenario's is op zee en op het land. Bij elke incidentlocatie kan maar één OSC tegelijkertijd operationeel zijn.
Scenario
Primair proces
Zee:
Land: OSC contact met CoPI via:
1.
Mens en dier in nood
Search and Rescue
Duty officer-KWC
OvD-W[2]
2. 6. 3. 4. 5.
Verontreiniging zee en kust Ecologisch incident Ongeval met gevaarlijke stoffen Brand en/of explosie Ordeverstoring
Beheer waterkwaliteit
Chef van de wacht RWS-NZ
OvD-W[3]
Bron- en Emissiebestrijding
Duty officer-KWC
OvD-B
Handhaven openbare orde
Duty officer-KWC
OvD-P
Duty officer-KWC of lokaal nautisch beheerder
OvD-W7
7.
Aanvaring en/of losgeslagen schip, object Nautisch verkeersmanagement of lading Figuur 4.5 Contactpersoon voor OSC per scenario met organisatie op zee en in het CoPI
1.De OSC stemt de activiteiten op het water op elkaar af en wordt ingezet als 'ogen en oren' voor het KWC en het CoPI op de wal. De OSC dient niet in de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden te treden van de Duty officer van het KWC of de OvD en de Leider CoPI. 2.Voor de precieze communicatielijnen en verbindingsschema's wordt verwezen naar het onderdeel Informatiemanagement.
Tijdens incidenten waarbij ook het land betrokken is, is bij GRIP 1 of hoger een CoPI actief. In het CoPI zijn leidinggevenden van de hulpdiensten en eventueel adviseurs aanwezig. Zij moeten de informatie, die binnen de verschillende diensten bekend is, op een efficiënte manier met elkaar delen en te nemen acties afstemmen op te behalen operationele doelen. Daarnaast moeten zij het naast hogere echelon, het Regionaal Operationeel Team (ROT) adequaat informeren, adviseren en besluiten voorleggen. Hierbij is vooral het effect van het incident op de omgeving van belang. De OSC voorziet het CoPI van informatie over de activiteiten op plaats-incident. Criteria voor de locatie van een CoPI zijn: Een veilige plaats. Goed bereikbaar vanaf het land. Bij voorkeur met zicht op het incident. Goede communicatiemiddelen. Bij voorkeur bij de aanlandingsplaats.
4.2.4 Veiligheidsregio('s) betrokken Als het land bij een incident op de Noordzee betrokken is, is er voor veiligheidsregio's een rol weggelegd. Wat de betrokkenheid voor veiligheidsregio's betekent wordt in deze paragraaf toegelicht. Uitgangspunt is om het aantal vertegenwoordigers van de incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee in de operationele en bestuurlijke teams van gemeenten en veiligheidsregio's zoveel mogelijk te beperken. Voor de vertegenwoordiging van het proces 17, SAR geldt dat, indien logistiek mogelijk op dit moment, er een SAR-Liaison
Blad 27 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
van de Kustwacht komt. Omdat er vaak sprake is één instantie is met verantwoordelijkheid voor zowel het nautisch verkeersmanagement, de waterkwaliteit als de waterkwantiteit en waterveiligheid, wordt in deze gevallen in ieder team volstaan met één vertegenwoordiger voor deze drie waterprocessen te weten: In het CoPI een OvD-W. In het ROT een vertegenwoordiger van Rijkswaterstaat[4]namens RWS NZ. In het Gemeentelijk/Regionaal Beleidsteam (G/RBT) meestal een HID van Rijkswaterstaat als lokaal bevoegd gezag namens RWS NZ als bevoegd gezag. Indien het waterkwaliteitsbeheer, waterkwantiteitsbeheer en nautisch verkeers-management niet bij één beheerder zijn ondergebracht, bijvoorbeeld in aanloopgebieden, zal het CoPI, ROT of G/RBT worden aangevuld met de betreffende vertegenwoordiger vanuit die beheerder. Omdat er langs de Nederlandse kust nog niet met een OvD Water- en scheepvaartzorg (OvD-W)[5]als vertegenwoordiger van de processen Water- en scheepvaartzorg gewerkt wordt, is, totdat deze persoon is aangesteld, gekozen voor de volgende oplossing: Het proces 17, SAR wordt in het CoPI vertegenwoordigd door een SAR-Liaison van de Kustwacht[6]. De processen 18, Nautisch Verkeersmanagement, 19, Beheer waterkwaliteit en 20, Beheer waterkwantiteit en waterkeringen worden in het CoPI verzorgd door een vertegenwoordiger van Rijkswaterstaat (OvD-RWS) vanuit één van de vier regionale diensten, voor proces 18 heeft deze vertegenwoordiger contact met de Kustwacht.
Als er een veiligheidsregio betrokken is bij een incident op de Noordzee, hebben teams binnen de betrokken regio de leiding en coördinatie over de processen die op het land een rol spelen (opgenomen in paragraaf 3.3 relatieschema). De teams van deze betrokken veiligheidsregio hebben rechtstreeks contact met de actieve teams op zee (OT-KW of RBN). Bij betrokkenheid van meerdere veiligheidsregio's neemt er één veiligheidsregio de coördinatie en het contact met de teams op zee voor haar rekening. Ten aanzien van uitvoering geldt voor meerdere betrokken veiligheidsregio's: De keuze voor de locatie van het Coördinerend ROT (C-ROT) en het Coördinerend RBT (C-RBT) is afhankelijk van de plaats of de locatie met de grootste effecten van het incident. Als de incidentlocatie geheel duidelijk is wordt het ROT en RBT waar het incident (de bron) gesitueerd is het C-ROT en C-RBT. Als de incidentlocatie niet duidelijk is, start het C-ROT en C-RBT in de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (gekozen op basis van praktische overwegingen) of wijst er een aan. De taken van het C-ROT en C-RBT worden ten tijde van het incident bij voorkeur niet overgedragen, ook niet als de locatie van het incident bij nader inzien in een andere regio blijkt te zijn, afstemming is in dat geval wel van groot belang. Vanwege de onderlinge communicatie heeft het de voorkeur dat de C-GMK zich in dezelfde regio bevindt als de het C-ROT. Een liaison van de veiligheidsregio's in Operationeel Team (OT)-Kustwacht wordt geleverd door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Bij effecten in andere gemeenten / regio's worden daar één of meer ROT's en G/RBT's ingericht voor de bestrijding van de effecten op het eigen grondgebied.
Dit wordt als volgt gevisualiseerd:
Figuur 4.6 Regiogrensoverschrijdende contacten tussen verschillende teams op de Noordzee en van gemeente/veiligheidsregio's
Opgemerkt wordt dat er binnen het werkingsgebied verschillende opschalingsniveaus van toepassing kunnen zijn. Vanwege bijvoorbeeld het effect van een gaswolk kan gemeente/veiligheids-regio X zijn opgeschaald tot GRIP 2, terwijl incidentbestrijdings-organisatie op de Noordzee alwaar de bron zich bevindt is opgeschaald tot coördinatiefase 3. Het Coördinerend Regionaal Operationeel Team (C-ROT) is verantwoordelijk voor een bovenregionale gecoördineerde uitvoering van de incidentbestrijding met effecten naar veiligheidsregio's langs de Noordzee. Het C-ROT dient de praktische voorwaarden te scheppen voor de uitvoering, in nauw overleg met het OT -KW en CT van RWS NZ en de betrokken regionale dienst van RWS.
Blad 28 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Het C-ROT heeft als extra taak: Afstemmen met het OT van de Kustwacht en de Calamiteitenteams van de verschillende RWS-diensten. Regie houden over de bovenregionale inzet vanuit veiligheidsregio's. Communiceren met betrokken ROT's. Neemt contact op, en stemt af met het LOCC over bijstand en regie op bovenregionale capaciteiten. Communiceren met /adviseren van het C-RBT.
Wanneer bij een incident op de Noordzee verscheidene regio's zijn betrokken, wordt het Coördinerend Regionaal Beleidsteam (C-RBT) ge(ïn)formeerd. De coördinerend bestuurder van de betreffende regio is voorzitter van het C-RBT en is het aanspreekpunt van de operationeel leider van het C-ROT. Het C-RBT heeft als extra taken: Het op beleidsmatig niveau, in nauw overleg met het RBN adviseren en coördineren van de afzonderlijke regio's over de (ontwikkeling van de) bestrijding van het incident op de Noordzee en effecten naar het land. Het stellen van bovenregionale prioriteiten en/of het verdelen van capaciteit en middelen bij schaarste. Het zorgdragen voor een goede informatievoorziening richting de regionale of gemeentelijke beleidsteams (G)RBT- indien van toepassing. Afstemmen over de crisiscommunicatie. Denkt vooruit (scenario's), zet acties in een gewenste volgorde en delegeert activiteiten.
Ten aanzien van de voorbereiding op de incidentbestrijding geldt: In het Noordzeegebied is het RWS NZ die een bovenregionale coördinerende functie (rol van waterfunctionaris) heeft ten aanzien van de preparatie (opleiding, oefening en planvorming) voor de incidentbestrijding op de Noordzee. Voor RWS NZ is de Veiligheidsregio Noord Holland-Noord het eerste aanspreekpunt voor de veiligheids-regio's. Dit is de Coördinerende Veiligheidsregio. In de voorbereidingsfase betekent dit dat RWS NZ (met waterfunctionaris) de spil vormt van de planvorming en oefening van incidentbestrijding op de Noordzee. Het maken van goede afspraken met alle partijen die op de Noordzee een rol hebben is hier een belangrijk onderdeel van.
[1].
Voor een beschrijving van de taken van de OSC bij SAR-acties wordt verwezen naar de procedures in hoofdstuk 6.
[2].
Totdat de OvD-W is aangesteld neemt de SAR-Liaison (In de haven: OvD-B) deze rol waar.
[3].
Totdat de OvD-W is aangesteld neemt de OvD-RWS deze rol waar.
[4].
Dit kan zijn een vertegenwoordiger van Rijkswaterstaat Noord-Nederland, Noord- Holland, Zuid-Holland of Zeeland.
[5]. De OvD Water- en scheepvaartzorg is de aanduiding voor de vertegenwoordiger in het CoPI vanuit de waterpartijen die verantwoordelijk zijn voor de processen SAR, Nautisch Verkeersmanagement, Beheer waterkwaliteit en Beheer waterkwantiteit en waterkeringen. Deze positie is vergelijkbaar met de OvD's van de reguliere hulpdiensten. [6].
De SAR-liaison wordt veelal geleverd door de KNRM en spreekt namens de Kustwacht (valt onder verantwoordelijkheid van de Kustwacht).
4.3 Op- en afschaling De multidisciplinaire afstemming en de invulling van het proces "Op- & afschaling" is nauw verbonden met het proces "Leiding & coördinatie". De verdere invulling en de onderlinge samenhang is dan ook in de vorige paragraaf besproken. Afspraken opschalingsniveau In principe wordt stapsgewijs op- en afgeschaald in opschalingsniveau. Als er operationeel opgeschaald wordt, betekent dit dat het team daadwerkelijk geformeerd wordt en tot acties over moet gaan. De op- en afschaling in de incidentbestrijdingsorganisatie is afhankelijk van een aantal factoren, te weten: De ernst van het incident. De omvang van het incident. De plaats van het incident. De ernst van de situatie voor externe organisaties.
Indien er opgeschaald wordt gebeurd dit onder verantwoordelijkheid van de hiërarchisch hoogste functionaris in de incidentbestrijdingsorganisatie van het niveau dat op dat moment actief is (zie opschalingsmatrix). Dit dient aan alle betrokkenen kenbaar gemaakt te worden. Wel kan iedereen die betrokken is bij de incidentenafhandeling het voorstel doen tot opschaling, dit geldt zowel voor operationele- als bestuurlijke functionarissen.
Blad 29 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
4.3.1 Opschaling Bij incidentbestrijding op de Noordzee zullen naast organisaties als de Kustwacht, de KNRM, de Reddingsbrigade, bergers, de nautisch- / waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder en eventueel andere (private) organisaties ook veiligheidsregio's betrokken kunnen zijn. Uiteindelijk dient tijdens de opschaling het juiste aantal en het juiste niveau van mensen en middelen te worden ingezet. Opschalen wil niet altijd zeggen dat (meer) manschappen ter plaatse gaan. Dit kan ook alleen een leidinggevende zijn. Indien behoefte is aan eenhoofdige leiding wordt multidisciplinair opgeschaald: De processen en prioriteiten worden door de diensten bepaald en in multidisciplinair verband afgestemd. De sleutelfunctionarissen, die in gezamenlijke incidentbestrijdingsteams bij de bestrijding betrokken moeten worden, zijn via de coördinatiefasen of GRIP gekoppeld aan opschalingsniveaus, Op die manier wordt geborgd dat op het juiste niveau door de juiste mensen de beslissingen kunnen worden genomen.
Bij incidenten op de Noordzee wordt de structuur van coördinatiefasen gevolgd. Ook op de Noordzee geldt dat om diverse monodisciplinaire activiteiten goed op elkaar af te stemmen, het totaal van alle opgestarte rampbestrijdingsprocessen ten tijde van een incident onder multidisciplinaire aansturing moet vallen. Op de Noordzee is er, gebaseerd op de structuur van coördinatiefasen die landelijk door Rijkswaterstaat wordt gehanteerd een viertal fasen van opschalen. De structuur van coördinatiefasen van Rijkswaterstaat is voor het werkingsgebied van dit plan aangevuld met een fase 4 om ook de belangconflicten tussen departementen of een incident met internationale uitstraling op ministerieel niveau af te kunnen handelen. In Figuur 4.7 is de reikwijdte en opschalingsmatrix van incidenten op zee beschreven. In Figuur 4.8 is dit voor het land beschreven. De opschaling op zee en op het land hoeft niet gelijk op te lopen. In beide gebieden kan opgeschaald worden tot verschillende niveaus tijdens één incident. Vanwege de bron op zee kan opgeschaald zijn tot coördinatiefase 3 terwijl een mogelijk effect op het land met een opschaling tot GRIP 2 wordt afgehandeld. Binnen de kolom "Noordzee" kan als volgt zijn opgeschaald. Een team van RWS is niet actief zonder dat een team van KW actief is (als het CT-RWS actief is, dan is er ook altijd een (kernbezetting) van het OT-KWC. Het is wel mogelijk dat het OT-KWC actief is zonder het CT van RWS.
Figuur 4.7 Definities van coördinatiefasen en opschalingsmatrix op zee
Blad 30 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Uitgangspunt is dat bij een incident met fase 3 opschaling het RBN zorg draagt voor de volledige afhandeling van incidenten op zee. Alleen in die gevallen waarbij het incident niet meer beheersbaar is in het RBN, kan, op initiatief van zowel de voorzitter als een van de betrokken departementen, worden besloten de bestuurlijke en beleidsmatige aansturing over te dragen aan het ICCb (fase 4). Hierbij valt te denken aan de volgende situaties: Belangconflicten verschillende departementen. (Dreigende) grote uitstraling naar de landzijde. Grote internationale uitstraling. Aantasting van vitale belangen. Op verzoek van een van de departementen.
Alsmede bij incidenten op zee met uitstraling op het gebied van de rechts- of openbare orde; in dit geval is het gezag belegd bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Figuur 4.8 Definities van opschalingsniveaus en opschalingsmatrix op het land
4.3.2 Informatieve opschaling Informatieve opschaling houdt in dat de voorzitters/teams al worden geïnformeerd over de situatie voordat de ontwikkeling van het incident zodanig is dat daadwerkelijk wordt opgeschaald. De bedoeling van het informeren is het tijdig op de hoogte brengen van de teams in het eerstvolgende coördinatiefase van de situatie. In overleg zullen de voorzitters van de teams bepalen of er ook operationeel moet worden opgeschaald. Informatieve opschaling loopt doorgaans één opschalingsfase voor op de daadwerkelijke operationele opschaling. Welke teams informatief worden opgeschaald hangt af van het scenario dat op dat moment aan de orde is. DCC IenM wordt vanaf niveau coördinatiefase 2 te alle tijden door het KWC geïnformeerd.
4.3.3 Afschaling De afschaling vindt gefaseerd (naar niveau) en gecoördineerd plaats, na expliciete kennisgeving aan of besluitvorming van het direct bovenliggende niveau. De afhandeling van een incident kan na de afschaling in de nazorgfase nog enige tijd in beslag nemen. Op zee zijn het de in witte blokken opgenomen teams in de opschalingsmatrix die het besluit tot afschaling nemen en het niveau afkondigen (I(M)CCb, RBN, OT-KWC of CCC-KWC).
Blad 31 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
4.4 Informatiemanagement Het proces informatiemanagement is de belangrijkste randvoorwaarde voor het proces Leiding & coördinatie. Naarmate de benodigde informatie completer en sneller beschikbaar komt, nemen de mogelijkheden tot Leiding & coördinatie meer dan evenredig toe. De juiste informatie moet in de juiste vorm en op het juiste moment beschikbaar zijn voor degenen die deze nodig hebben. In reactie op complicerende factoren zijn in dit hoofdstuk de afspraken aangegeven voor de inrichting van informatiemanagement en de incidentbestrijding op de Noordzee.
4.4.1 Algemeen De waterpartijen zijn nog niet volledig aangesloten bij de ontwikkelingen in de veiligheidsregio's ten aanzien van netcentrisch werken. Nader onderzoek dient plaats te vinden hoe waterpartijen hierop aansluiting kunnen vinden. Nu dient afstemming nog plaats te vinden door sitraps of telefonisch contact en kan er vanuit de veiligheidsregio Noord-Holland Noord een liaison naar het KWC gaan. Deze liaison kan de optie overwegen om zich te laten vergezellen door een informatiemanager, waardoor met eigen middelen verbinding gemaakt kan worden met het Landelijk Crisismanagementsysteem. Met betrekking tot informatie over incidenten in de aanloopgebieden vindt, conform de artikelen 8, 9 en 10 van de Wet BON en de afspraken die zijn vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten tussen de (nautisch) plaatselijk bevoegde autoriteiten en de directeur Kustwacht, beleidsmatig/bestuurlijk uitwisseling plaats tussen de voorzitter van het RBN en de lokale overheden en operationeel tussen het KWC en de lokale verkeerscentrales.
4.4.2 Verbindingen Bij incidenten op de Noordzee worden verschillende communicatiemiddelen gebruikt. Alle op de Noordzee opererende (hulpverlenings)partijen communiceren onderling via de maritieme radiokanalen (VHF (marifoon) of middengolf MF). Tijdens een incident wordt hiervoor normaliter VHF-kanaal 67 gebruikt. Om de verschillende communicatiesystemen adequaat te benutten en op elkaar af te stemmen dient de communicatie bij incidenten op de Noordzee waarbij het land betrokken is volgens de volgende vastgestelde communicatiemodellen (verbindingsschema's) te worden ingericht. De verbindingsschema's zijn hierna opgenomen voor de routine-inzet totdat er sprake is van gecoördineerde opschaling en voor coördinatiefase 1/ GRIP 1. Voor de hogere opschalingsniveau's geldt dat de daarin actieve teams onderling contact hebben via telefoon. Bij betrokkenheid van het land communiceren de reguliere hulpverleningsdiensten onderling via het landelijke communicatienetwerk C2000. Binnen C2000 zijn onder andere afspraken gemaakt over hoe te communiceren tussen de verschillende hulpverleningsdiensten (multidisciplinair). Deze afspraken zijn zowel regionaal als landelijk gemaakt (Landelijk Kader Fleetmap).
Figuur 4.9
Schema routine (totdat sprake is van gecoördineerde opschaling): contact tussen operationele eenheden, OSC en meldkamers
Blad 32 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Figuur 4.10
IBP Noordzee rapport Totaal
Schema vanaf coördinatiefase 1 / GRIP 1: contact tussen operationele eenheden, OSC en meldkamers
Blad 33 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Deel B Operationeel plan
Blad 34 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
5 Scenario s 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk is voor een zevental scenario's een scenariokaart ontwikkeld. Het doel van deze scenariokaarten is om de bij een incident betrokken leidinggevenden van de organisaties een handvat en checklist te bieden bij de bestrijding. De zeven scenario's opgenomen in het 'Handboek Incidentenbestrijding op het Water' zijn ook voor de indeling van incidenten op de Noordzee als 'kapstok' gehanteerd. Alle scenario's, die in eerdere planfiguren beschreven zijn, zijn onder deze zeven scenario's opgenomen. Hierdoor zijn er ten opzichte van het format naast scenariobeschrijvingen in enkele gevallen ook specifieke uitwerkingen behorend bij een subscenario opgenomen in dit operationeel plan van het Incidentbestrijdingsplan Noordzee. Een scenariokaart geeft inzicht in: de voor dat scenario van belang zijnde processen van Melding & alarmering, Leiding & coördinatie; de relevante partijen; per relevant proces een checklist van de voor dat scenario specifieke maatregelen; de informatiestromen tot op (zo mogelijk) functioneel niveau.
Alle scenariokaarten hebben dezelfde opbouw. Bij elk type scenario zijn de processen opgenomen, die bij escalatie van een dergelijk incident een rol spelen. Een incident kan meerdere scenario's in zich hebben. Voorbeeld Bij een incident met brand en slachtoffers dekken de scenariokaarten "Brand en/of explosie" en "Mens en dier in nood" het totaal van de processen/maatregelen/ informatiestroom. In verschillende scenario's kunnen activiteiten zijn opgenomen die alle op dezelfde wijze dienen te worden uitgevoerd. Voor deze activiteiten zijn procedures opgesteld. Voor het tactisch niveau worden deze beschreven in het tweede deel van dit operationele plan. Deze scenariokaarten moeten worden beschouwd als levende documenten. Dat wil zeggen dat na inzet en oefening de kaarten inhoudelijk aangepast kunnen worden. De kaarten hebben een generieke opbouw zoals hieronder weergegeven.
Scenariokaart voorbeeld Subscenario's: scenario die vallen onder deze scenariokaart met korte beschrijving
Netwerkaart met daarin een overzicht van de bij dit scenario mogelijk betrokken instanties
Informatiemanagement Beeld en Leverancier van eerste oordeelsvor informatie ming
Wat: bijzonderheden op de Noordzee / aandachtspunten
De informatie die op basis van de eerste melding bekend is.
Situatierapportage
Blad 35 van 182
De informatie die in sitraps gedeeld wordt.
Informatie delen met
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Inzetplan Leiding en coördinatie
IBP Noordzee rapport Totaal
Eerste melding Opschalen Afschalen Beschikbare middelen
De wijze waarop bij dit scenario vorm wordt gegeven aan de structuur van leiding & coördinatie in verschillende gebieden in het werkingsgebied. De eenheden die vervolgens als eerste gealarmeerd worden Overwegingen om op te schalen Proces om tot besluit van afschalen te komen De voor dit scenario beschikbare bijzondere middelen (niet uitputtend)
Maatregelen per proces Proces Voor dit scenario relevante proces opnemen.
Leverancier van informatie Wat (bijzonderheden op de Noordzee) Functionaris zo specifiek mogelijkSpecifieke maatregelen op uitvoeringsniveau benoemen. benoemen die onder dit proces vallen.
Informatie delen met De functionaris benoemen die de informatie ontvangt.
Als geen specifieke functionaris is aan te wijzen wordt de organisatie of team opgenomen
Als er geen specifieke functionaris is aan te wijzen wordt de organisatie of team opgenomen
De kleur geeft aan welke organisatie proces verantwoordelijk is en/of coördineert.
Blad 36 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
5.2 Scenario 1 Mens en dier in nood Scenario 1 - Netwerkaart
Scenario 1 - Informatiemanagement Informatiemanagement Beeld en Leverancier van de eerste oordeelsv info. orming
Wat: bijzonderheden op de Noordzee / aandachtspunten
Kapitein Bepaal omstandigheden: KWC GMK Positie VC Aard van het incident Hoofd Mijnbouw-installatie Aantal personen in nood Aard van de verwondingen/ ziekte Complicerende omstandigheden Weersomstandigheden Brand/explosie Gevaarlijke stoffen Infectieziekte Bepaal of medische hulpverlening wel/niet het water op gaat. Inzetplan maken
Situatie-r KWC apportag OSC e (sitrap)
Blad 37 van 182
Wat is er gebeurd Verwachte locatie en tijdstip aanlandingsplaats(en) Aantal en toestand geredde personen Voortgang search and rescue Extra benodigd materieel
Informatie delen met
OSC VC GMK HMCN Burgemeester locatie incident KLPD Unit Maritieme Politie Scheepvaart Offshore maatschappij evt. CoPI / ROT evt. DCC
GMK VC evt. CoPI / ROT havenautoriteit evt. DCC
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Scenario 1 - Inzetplan Inzetplan Leiding & coördinatie
1. Mens en dier in nood (primair proces 17, Search and Rescue (SAR)) Sub-scenario
Gebied
Nederlandse territoriale deel van de Noordzee en de Nederlandse EEZ Buiten EEZ
Neergestort vliegtuig of helikopter
Opschalen
Afschalen Beschikbare middelen
Kustwacht (JRCC Den Helder)
Min. IenM
1. Buitenlands (M)RCC verant-woordelijk ministerie in het buitenland 2. MRCC Duitsland
verant-woordelijk ministerie
Gemeentelijk ingedeeld gebied water langs de Nederlandse kust van de Noordzee
Kustwacht
Burgemeester/ Voorzitter veiligheidsregio
FIR Amsterdam Noordzee
Kustwacht
Min. IenM
FIR Amsterdam land
Eerste melding
Verantwoordelijk voor Eind-verant-woordeli Onderliggende regeling proces jk Regeling inzake de SAR-dienst 1994 a. Internationale verdragen, ICAO 1944, SAR convention 1979 en SOLAS b. Wet BON MOU Nederland Duitsland
1. convenanten Veiligheids-regio's/ Kustwacht/KNRM 2. Regeling inzake de SAR-dienst 1994 3. Wet veiligheids-regio's 4) Besluit instelling Kustwacht
Internationale verdragen, ICAO 1944, SAR of buitenlands (M)RCC verantwoor-delijk convention 1979 en ministerie in het SOLAS buitenland Brandweer Burgemeester/ Wet veiligheids-regio's Voorzitter veiligheidsregio
Eenheden KNRM, SAR-heli, schepen in de nabijheid, KW-vliegtuig en eenheden van BST Afhankelijk van de beeldvorming starten de landpartijen de nodige processen op. Opschaling naar fase 1 en verder overwegen als; - er op het water meerdere processen spelen - langdurige inzet - hulpverleningsdiensten van het land op het water optreden. - er duidelijke effecten zijn naar het land. Overwegen landpartijen te laten opschalen naar GRIP 1 of hoger Op initiatief van het KWC De voor het uitvoeren van SAR-acties beschikbare middelen zijn opgenomen in bijlage 5
Scenario 1 - Maatregelen per proces Maatregelen per proces Proces
Blad 38 van 182
Leverancier van
Wat (bijzonderheden op de Noordzee)
Informatie delen met
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Maatregelen per proces 1. Communicatie
informatie KWC evt. CoPI / ROT
2. Publieke zorg
KWC
5. Redding
KWC OSC KNRM
7. Spoedeisende Medische Hulpverlening
KWC RMD KNRM DHC (arts)
8. Publieke Gezondheidszorg Havenautoriteit OvD-G 9. Psychosociale Hulpverlening 14. Opsporing
OvD-G
15. Opsporings-expertise
KLPD Unit Maritieme Politie KWC
17. Search and Rescue 18. Nautisch verkeers-management
Politie
KWC
20. Beheer Water-kwantiteit VC HMCN
In het KWC loopt de voorlichting bij aanvang van de actie via de duty Scheepvaart officer en vervolgens via de daarvoor aangewezen voorlichter in het OT Pers Kustwacht. Op het Kustwachtcentrum onthoudt men zich van het Betrokken private partijen verkondigen van meningen en worden uitsluitend feiten en cijfers verstrekt. Wanneer er sprake is van een groot aantal slachtoffers worden aan de GMK wal speciale maatregelen getroffen. CoPI / ROT Door het Kustwachtcentrum worden de betrokken Gemeenschappelijke Meldkamers (GMK's) van brandweer, politie en ambulancediensten op waar het bestuurlijke de hoogte gesteld. Daar draagt men er zorg voor dat zo spoedig maatregelen betreft anders mogelijk medische capaciteit (ambulances, mobiel medische teams, dan bedoeld in de artikelen geneeskundige combinaties) naar de aanlandlocatie wordt 8, 9 en 10 van de Wet BON, gedirigeerd. Tevens regelt men het vervoer en de verdeling van de via het DCC van IenM het slachtoffers over de diverse ziekenhuizen. NCC van VenJ in. Voor bijzondere behandeling, zoals brandwonden, toxische of nucleaire besmetting, onderkoeling, etc. kunnen specifieke centra worden benaderd voor advisering en verdere behandeling. Zonodig kan het DCC van VWS worden ingeschakeld. Voor de eerste opvang van grote aantallen slachtoffers worden, op Gemeente basis van het regionaal crisisplan (voorheen gemeentelijk rampenplan), door de autoriteiten te land in de directe nabijheid van Rodekruis de aanlandingsplaats(en) faciliteiten ingericht. De gemeente zal voor deze taak het Centraal Registratie en Informatie Bureau (CRIB) in werking stellen Genomen maatregelen GMK Voortgang en tijdsduur VC Aanlandingsplaats, ligplaats evt. CoPI Aantal personen, gemeente Is vervoer nodig naar opvanglocatie Havenautoriteit Indien de Radio Medische Dienst een rol speelt bij de rampen- en OvD-G incidentenbestrijding heeft het Kustwachtcentrum een coördinerende GMK rol met betrekking tot de op grond van een gegeven medisch advies te nemen maatregelen. Het kan daarbij gaan om: evacuatie, het oproepen van een ambulance, een ziekenhuis vooralarm etc. Bij een infectieziekte aan boord van een schip geldt de norm GHOR vandeInternational Health Regulations. De gezagvoerder is verplicht Gemeente dit te melden aan de havenautoriteit, die doormeldt aan de GGD. Organiseren i.s.m. betrokken private partijen Gemeente Betrokken private partijen Bij grootschalige incidenten waarbij veel slachtoffers vallen die Gemeente moeilijk te identificeren zijn, doet het betreffende politiekorps veelal KLPD Unit Maritieme een beroep op het Rampen Identificatie Team (RIT) onderdeel van het Politie/ OC LTFO. De coördinatie, beheerszorg en de zorg voor paraatheid en alarmering van het RIT zijn opgedragen aan de korpschef van het Korps Landelijke Politiediensten. Het team beschikt over de juiste werkmethodiek en voldoende materieel om binnen redelijke termijn 500 slachtoffers te kunnen bergen en identificeren. Volgt wel/geen strafrechtelijk onderzoek Betrokken partijen Volgens procedures opgenomen in het hoofdstuk 6 van dit plan Informeer scheepvaart in de buurt. Strem de scheepvaart
GMK, CoPI / ROT Havenautoriteit HMCN VC
Genomen maatregelen
KWC
Scenario 1 - Aanvullingen tbv subscenario Aanvullingen tbv subscenario grootschalige Indien bij een incident op de Noordzee grote aantallen slachtoffers betrokken zijn, bijvoorbeeld in het geval van een ongeval reddingsoperatie met een veerboot of een groot passagiersschip, zijn ook te land speciale maatregelen nodig waarbij gemeentelijke processen worden opgestart. Het betreft onder andere de volgende acties:
Blad 39 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
de aanlanding van de slachtoffers; de eerste opvang van slachtoffers en hun doorgeleiding; de registratie van de slachtoffers; de identificatie van dode slachtoffers; de centrale informatievoorziening aan verwanten. Afhankelijk van de plaats van het ongeval en nautische condities in relatie tot transport van geredden over water zal de aanlanding zoveel mogelijk in overleg met de betrokken autoriteiten te land op een overeengekomen locatie plaatsvinden. De betrokken GMK's melden direct aan het Kustwachtcentrum waar men met betrekking tot de aanlanding de voorkeur aan geeft. Voor aanlanding per helikopter moeten er voldoende geschikte landingsplaatsen beschikbaar zijn. De plaats van aanlanding wordt, zo daar geen overeenstemming over kan worden bereikt en onmiddellijk optreden is vereist, bepaald door de directeur Kustwacht. Te verwachten is minimaal coördinatiefase 3 / GRIP 3 opschaling. Zie ook proces 2 Publieke zorg.
Blad 40 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
5.3 Scenario 2 Verontreiniging zee & kust Scenario 2 - Netwerkaart
Scenario 2 - Informatiemanagement Informatiemanagement Beeld en Leverancier van de eerste oordeelsv info. orming Kapitein KWC HMCN VC lokaal nautisch beheerder Hoofd Mijnbouw-installatie publiek
KWC CvdW - RWS-NZ
Wat: bijzonderheden op de Noordzee / aandachtspunten
Informatie delen met
Wat is er gebeurd Wat is de aard van de vervuiling Wat is de omvang van de vervuiling Wat is de bron van de vervuiling Wat zijn de risico's voor de omgeving Soort en hoeveelheid van de lading Chemische eigenschappen Is de bron continue of instantaan Zijn er effecten naar het land Eventueel benodigd materieel / Opschaling gewenst Kust
C-GMK/brandweer OC-KLPD RWS regionale dienst
Onderzoek naar de toepassing van de SBK regeling. De CvdW oordeelt, in overleg GMK met de OVD van de Regionale dienst of de aangetroffen zaken onder de SBK vallen. OvD-RWS Voor olie wordt een ondergrens van 5 m3 aan vervuiling aangehouden, geschat door OvD-P de regionale RWS-dienst samen met de getroffen gemeenten. Op verzoek van de VC CvdW stelt de regionale RWS-dienst een plan van aanpak op met vermelding van EL&I benodigd materieel, geschatte duur en kostenraming. Indien de CvdW hiermee akkoord gaat treedt de regeling in werking.
Zee KWC CvdW - RWS-NZ
Blad 41 van 182
Er vanuit gaand dat het KWC de ontvanger is, zal de duty officer met de vliegwacht VC afstemmen over de kwaliteit van de melding. Actie kan genomen worden door een EL&I verificatievlucht uit te voeren en om te onderzoeken of er olie op zee is die naar de kust drijft. Een los drijvende vlek of een lang spoor moet beoordeeld worden t.a.v. mechanische bestrijdenswaardigheid en technisch-operationele bestrijdbaarheid. zie procedure Vliegwacht
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Informatiemanagement
Situatie-r KWC apportag CvdW - RWS-NZ e (sitrap) OvD-RWS
6.4 Bij "sheen" en "regenboog" is mechanische bestrijding niet noodzakelijk, wel kan overwogen worden om dispergeermiddelen te sproeien vanwege grote aantallen vogels. Met name "metaalkleur" en "ware olie kleur" duiden op dikkere bestrijdbare olievlekken. Mocht er sprake zijn van een overtuigende melding en is een goed beeld verkregen van de omvang, dan kan het KWC (DKW geeft opdracht tot) in overleg met de CvdW RWS-NZ direct één of meerdere schip/schepen mobiliseren. Wat is er gebeurd KWC, HMCN Aard en omvang van de vervuiling CoPI / ROT Eventueel benodigd materieel GMK Verwachte tijdsduur van het opruimen Gemeente Opschaling gewenst DCC IenM
Scenario 2 - Inzetplan Inzetplan Leiding & coördinatie Sub-scenario
2. Verontreiniging zee en kust (primair proces 19, Waterkwaliteit) Gebied Verantwoordelijk voor Eindverant-woordelij Onderliggende regeling proces k Nederlandse territoriale zee RWS NZ Min. IenM art. 3.2 Waterregeling incl. aanloopgebieden en de Nederlandse EEZ Wet BON toepassings-gebied
RWS NZ
Min. IenM (altijd indien Wet BON situatie: eindverantwoordelij Wet BON k, veelal tezamen art. 3 lid 2 onder a: met visserij bewindspersonen onder c: van een of meer behoud levende hieronder vermelde rijkdommen ministeries) onder b: Min. EL&I toeristische attracties Min. EL&I art. 5 lid 2 onder d: geven Min. VWS van aanwijzing Min. BZK art. 6 lid 2 onder c: Min. EL&I overnemen gezag Min. IenM onder d: en art. 10 lid 1 / Min. EL&I art. 12 naar binnen brengen van Min. BZK een schip Min. VenJ art. 7 lid 2: overleg met vlaggestaat art. 9 lid 1 en 2 / art. 10 Min. BZK lid 2: verstrekken info art. 11 lid 4: hulp van de sterke arm Min. BuZa
Min. BZK
Min. BZK
Kustveront-reinig ing
Blad 42 van 182
Quick responszone Kust, gebied tussen laagwaterlijn en
RWS NZ RWS NZ, als > 5 m3 bij < 5 m3 Gemeente
Min. IenM Min. IenM
Bonn Agreement SBK-regeling hieraan ligt art. 5.15 Waterwet en
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Inzetplan waterbeheergrens
art. 6.2 Waterwet Wet op Strandvonderij Burgemeester
Incident op Nederlandse territoriale zee en Inspecteur-generaal mijnbouw-install de Nederlandse EEZ der Mijnen atie valt buiten plan
Eerste melding
Opschalen
Min. EL&I
Mijnbouwwet, Mijnbouw-besluit artikelen 86 tot 91
Kust SBK Meldingen dienen zo spoedig mogelijk bij het KWC terecht te komen. De ontvanger van de melding moet aan de hand van het standaard formulier oliemeldingen aan de melder vragen stellen om een zo betrouwbaar mogelijk beeld te krijgen van de aard en omvang van de verontreiniging. Het KWC geeft de melding door aan de CvdW via het HMCN. Het HMCN waarschuwt de desbetreffende regionale RWS-dienst(en). Het KWC informeert BZK en VenJ via DCC IenM, Veiligheidsregio, provincies en kustgemeenten via de Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK), afhankelijk van de dreiging van de verontreiniging. Zee KWC en CvdW - RWS NZ Afhankelijk van de beeldvorming starten de landpartijen de nodige processen op. Opschaling naar fase 1 en verder overwegen als; hulpverleningsdiensten van het land op het water optreden. er duidelijke effecten zijn naar het land er duidelijke effecten zijn naar kwetsbare natuurgebieden. (EL&I alarmeren) er op het water meerdere processen spelen langdurige inzet andere gebieden: Optreden in Quick-response zone (landen mogen in elkaars gebied op eigen initiatief starten met de bestrijding van verontreinigingen, Gebied boven Eems-Dollard en voor de kust van Zeeland) Door werking van eb en vloed bestaat de kans dat verontreinigingen vanuit de Noordzee de Waddenzee instromen.
Afschalen Beschikbare middelen
Voor de bestrijding in de Waddenzee bestaat een eigen organisatie en is materieel opgeslagen in de havens van een aantal Waddengemeenten. Er is een Incidentbestrijdingsplan Waddenzee (IBP-W). De zeeverkeerspost Brandaris fungeert daarbij als Centrale Meldpost Waddenzee (CMW). Afschaling vindt plaats in overleg met het KWC, CvdW en op land met de OvD-RWS. Kust RWS Noordzee heeft binnen de SBK regeling voor de oliebestrijding afroepoverenkomsten gesloten met een bedrijf voor inzet van strandreinigingmachines. Ook is er een overeenkomst voor het inzetten van opslagcontainers en het verwerken van de verontreiniging. RWS Noordzee bij de regionale RWS-diensten strandcontainers in beheer gegeven voor handmatig verwijderen van verontreiniging op strand en oevers. De regionale RWS-diensten kunnen lokale aannemers inzetten voor de bestrijding, Zie ook bijlage 5 beschikbare middelen. Zee Zie bijlage 5 beschikbare middelen
Min. BZK Min. VenJ
Min. BZK
Min. BuZa
Min. BZK
Min. BZK
Scenario 2 - Maatregelen per proces
Blad 43 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Maatregelen per proces Proces
IBP Noordzee rapport Totaal
Leverancier van informatie
Wat (bijzonderheden op de Noordzee)
Informatie delen met
1. Communicatie
KWC / RWS-NZ en RWS kustdienst
Voorlichting van pers en publiek en bedrijven
3. Omgevingszorg
RWS
Inschatting van de effecten voor het milieu
Reder/oliemaatschappij/eigenaar pijpleiding OvD-RWS
4. Bron- en emissiebestrijding
Zee OSC OvD-RWS LCM DCMR
Wijze waarop vervuiling wordt opgeruimd: - Niets doen - Mechanische dispersie - Verwijderen vanaf de oever, de bodem en het wateroppervlak - Chemische dispersie zie procedure bepalen bestrijdbaarheid olieverontreiniging De LCM zal de CvdW een advies geven voor al- dan niet toepassing van detergenten bij een incident.
VC KWC CoPI / ROT CvdW Bergers DCMR
Kust RWS kustdienst
OvD-RWS Gemeente RWS Kustdienst
6. Ontsmetting
DCMR LCM
8. Publieke Gezondheidszorg LCM
10. Mobiliteit OvD-RWS 15. Opsporings-expertise KWC JOMN
18. Nautisch verkeersmanagement
KWC, VC lokaal nautisch beheer
19. Beheer Waterkwaliteit OvD-RWS
Blad 44 van 182
Meetwaarden en interpretatie van vervuiling CvdW Advies te gebruiken beschermingsmiddelen Waarneming vastleggen als bewijsmateriaal (politie), bemonstering (RWS,politie) De regionale RWS-dienst onderzoekt op verzoek van de CvdW de omvang en aard van de verontreiniging terwijl de CvdW het onderzoek naar aard en gedrag van de stof coördineert. Analyseren van watermonsters Analyse van verspreidingspatroon CoPI / ROT Indien olierestanten achterblijven kan de CvdW besluiten deze milieuambtenaar onder te graven en zo via een natuurlijk proces af te laten OvD-RWS breken. RWS-NZ De financiële en juridische aspecten worden door RWS Noordzee uitgevoerd en is beschreven in de SBK regeling. Gebruikte ontsmettingsmethode en middelen voor hulpverleners Hulpverleners - De afhandeling van grote aantallen besmeurde vogels is apart uitgewerkt in scenario 6 Ecologisch incident en de Samenwerkings-regeling afhandeling besmeurde vogels (SBV). Maatregelen waarmee wordt voorkomen dat burgers met de OvD-RWS verontreiniging in aanraking komen. Zoals vis- en zwemverbod Gemeente Voorkomen van verdere gezondheidsschade Provincie Kust Aan en afvoerroutes voor materieel. CoPI / ROT strand en/of oevers Gemeente Zee Voor bestrijding van een olieverontreiniging op zee maakt het Nautisch verkeersgeen verschil of er wel of niet een dader bekend is. manager, OM Als een schip lozend aangetroffen (een betrapping op heterdaad) wordt, dan worden alle gegevens van het vaartuig vastgelegd. Veelal gebeurt dat door een geoefende waarnemer aan boord van het Kustwachtvliegtuig. De CvdW zal in overleg met de jurist van RWS de eigenaar aansprakelijk stellen als het tot bestrijding komt. Het JOMN hanteert de procedure 'OM aanpak milieudelicten op zee' Zee Genomen maatregelen die van invloed zijn op het CoPI / ROT scheepvaartverkeer. Besloten kan worden een zeegebied af te OvD-RWS sluiten om te voorkomen dat de verontreiniging verstoord wordt Gemeente door passerende scheepvaart. Kust Indien olie dreigt aan te spoelen zal de CvdW aan de regionale CoPI RWS-dienst vragen bij de dagelijks beheerder te regelen dat Gemeente
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Maatregelen per proces zwerfvuil van de stranden verwijderd wordt om zo de omvang en Waterschap de verwerking van de vervuiling tot een minimum te kunnen Provincie beperken. Ter afscherming van kustinhammen kan de CvdW aan regionale RWS-diensten vragen deze af te sluiten. Dit geldt voor het Zwin, de Kerf en de Slufter
Scenario 2 - Aanvullingen tbv subscenario Aanvullingen tbv subscenario Kustverontreiniging kust De Samenwerkingsregeling Bestrijding Kustverontreiniging Rijkswaterstaatsdiensten (SBK). Het doel van de regeling is primair om de samenwerking tussen betrokken diensten van Rijkswaterstaat en de procedurele en operationele afspraken vast te leggen om in geval van een verontreiniging van de kust gecoördineerd te kunnen handelen. De regeling heeft een werkingsgebied van het Zwin t/m Rottumerplaat, inclusief de oevers van de Westerschelde, de zandplaten in riviermonden en de oevers van de Waddenzee indien de verontreiniging vanaf de Noordzee komt. De regeling betreft de afhandeling van: omvangrijke hoeveelheden verontreinigende stoffen al dan niet verpakt; grote vinvissen. In hoofdstuk 6 is de samenvatting van procedurestappen opgenomen (procedure SBK) Verontreiniging op zee door Zee olie Verontreiniging: De ontwikkeling van de verontreiniging wordt vanuit het vliegtuig door de waarnemer gevolgd en hij geeft de bevindingen door aan de OSC. De waarnemer geeft ook advies over de inzet van middelen aan de CvdW. Afhankelijk van de vorm van de verontreiniging kan een schip met 1 of 2 veegarmen volstaan, maar soms is het raadzaam om een Open-U configuratie met oliekerende schermen te maken om de olie te verzamelen en voor de veegarm te brengen. In het handboek oliebestrijding aan boord van de bestrijdingsschepen zijn procedures opgenomen over o.a. veiligheid en vlampuntmetingen Er zijn meerdere mogelijkheden om de verontreiniging aan te pakken: De 'niets doen' optie Mechanische dispersie Verwijderen vanaf de oever Verwijderen vanaf de bodem Mechanisch verwijderen vanaf het wateroppervlak Chemische dispersie De bestrijdingscapaciteit in verschillende gebieden die (volgens theoretische benadering) voorhanden is:
Incidenten op mijnbouwinstallatie
Blad 45 van 182
Afhandeling van incidenten op mijnbouwinstallaties is een verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, de gevolgen van dergelijke incidenten kunnen adhv procedures en scenariokaarten in dit plan afgehandeld worden. In de calamiteitenplannen van de offshore maatsschappijen wordt er in algemene zin vanuit gegaan dat RWS de bestrijding uitvoert op zee. De offshore kan een beroep doen op Oil Spill Response (OSR) in Southampton en er zijn afspraken tussen overheid en offshore in Nederland om in samenwerking incidenten af te handelen.
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
5.4 Scenario 3 Ongeval met gevaarlijke stoffen Scenario 3 - Netwerkaart
Scenario 3 - Informatiemanagement Informatiemanagement Beeld en Leverancier van de eerste oordeelsv info. orming KWC
CvdW BOT-mi DCMR Hoofd Mijnbouw-installatie KNMI
Wat: bijzonderheden op de Noordzee / aandachtspunten
Informatie delen met
Bepalen omstandigheden:
DCMR HMCN
Betreft recreatie of zeevaart Schip vaart of schip ligt aan de kant. Welke stof is betrokken? Wat is het onveilige gebied? Is er gevaar voor de volksgezondheid? Geschatte tijd waarin hulp ter plaatse kan zijn. Is er invloed van het weer? Personen: aantal personen in nood (betrek scenario-kaart 1). Complicatie bij hulpverlening: brand/ gevaarlijke stoffen/ milieu Is extra deskundigheid vereist. Wat is de aard en omvang van de bron; stukgoed, gas, vloeistof? Is de bron continue of instantaan? Zijn de ladinggegevens bekend, Safe SeaNet raadplegen. Klasse van gevaar. Chemicaliën en andere stoffen die schadelijk voor het milieu zijn, zoals algen, kunnen door diverse oorzaken in zee terecht zijn gekomen. Op basis van de stofgegevens zoals door de Kustwacht is verzameld, zal de CvdW de LCM om advies vragen terwijl de Kustwacht zelf het eerste DCMR advies vraagt over de humane aspecten. LCM en DCMR hebben in tweede instantie onderling afstemming over elkaars adviezen uit voor een integraal resultaat. Het advies voor humane aspecten geeft de DKW door aan de bestrijdingseenheden. De gevaarsaspecten van verpakte chemicaliën wordt mede bepaald door de staat waarin de verpakking zich bevindt. Afhankelijk van de wijze van verpakking (b.v. container, vat, zakje) worden de mogelijkheden van het verwijderen geïnventariseerd, waarna besluitvorming over de
Blad 46 van 182
LCM (Waterdienst) Scheepvaart VC Havenautoriteit
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Informatiemanagement aanpak binnen het Calamiteitenteam wordt bepaald.
Situatie-r KWC apportag e (sitrap)
DCMR heeft in tweede instantie overleg met BOT-mi en de waterdienst (LCM) voor een integraal advies. Korte beschrijving van de situatie Effecten Benodigde middelen Verwachte ontwikkelingen Gewenste opschaling
CvdW GMK CoPI / ROT
Scenario 3 - Inzetplan Inzetplan Leiding en coördinatie
3. Ongeval met gevaarlijke stoffen (primair proces 4. Bron en Emissiebestrijding) Sub-scenario
Gebied
Verantwoordelijk voor Eindverant-woordelij Onderliggende regeling proces k
Nederlandse territoriale zee inclusief de Aanloopgebieden alsmede de Nederlandse EEZ
primair: Eigenaar primair: Eigenaar art. 6.3 Waterwet schip schip art. 12 WVVS Daarnaast: Daarnaast: RWS NZ als Min. IenM als waterkwaliteits-aspect waterkwali-teitsaspe en een rol spelen cten een rol spelen (zie scenario 2) (zie scenario 2)
Wet BON toepassingsgebied
primair: Eigenaar schip Daarnaast: RWS NZ
Gemeentelijk ingedeeld gebied Brandweer
Blad 47 van 182
primair: Eigenaar schip Daarnaast: Min. IenM, Min. VWS Min. EL&I Min. BuZa Min. BZK
indien Wet BON situatie: Wet BON
Burgemeester/
Wet veiligheids-regio's
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Inzetplan Voorzitter veiligheidsregio Kernongeval nucleaire schip
Eerste melding Opschalen Afschalen Beschikbare middelen
Min. IenM valt buiten plan
art 47, lid 1 kernenergiewet
Adviesdiensten, afh. van inschatting gespecialiseerde bestrijdingsteams Uitstraling naar het land Afschaling vindt plaats op initiatief van KWC na deskundigen geraadpleegd te hebben Zie bijlage 5 beschikbare middelen
Scenario 3 - Maatregelen per proces Maatregelen per proces Proces 1. Communicatie
2. Publieke zorg
3. Omgevingszorg 4. Bron- en emissiebestrijding
Leverancier van informatie Wat (bijzonderheden op de Noordzee) Informatie delen met KWC Aard en omvang van het incident Gemeente, HMCN Bestrijdingsmaatregelen Gevaren voor de volksgezondheid Te verwachten ontwikkelingen KWC Wie hebben schade geleden. Gemeente De omvang van de effectschade. Welke verzekeringsmaatschappijen zijn betrokken. KWC Te verwachtte schade aan milieu Gemeente LCM Adviezen om milieu te sparen In de verantwoordelijkheid voor waterkwaliteit en bodembeheer, RWS -NZ heeft RWS NZ de taak in het kader van de Rampen- en KWC Incidentenbestrijding op de Noordzee, de Directeur Kustwacht adequaat van milieutechnische informatie te voorzien rond incidenten. Voor het beoordelen van de effecten van vrijkomende stoffen op de mens (humane aspecten) heeft RWS-NZ een afroepovereenkomst gesloten met het DCMR Milieudienst Rijnmond te Schiedam voor spoedeisend advies. De coördinatie voor het opvragen en verstrekken van informatie ligt bij het DCMR Operationeel Team op het Kustwachtcentrum OT-KW
LCM
De Waterdienst van Rijkswaterstaat heeft een team van deskundigen (LCM) permanent beschikbaar om direct, op basis van door het Kustwachtcentrum verzamelde informatie, het schadeprofiel van verloren stoffen te beoordelen en effecten op het mariene milieu aan te geven. Deze informatie wordt aan RWS NZ/CT en KWC/OT doorgegeven. De informatie is van belang voor zowel de SAR eenheden als de bestrijding van verontreinigingen. RWS NZ/CT en KWC/OT De Waterdienst zet de gegevens door op het netwerk van het Beleidsondersteunend team Milieu-incidenten (BOT-mi) van het ministerie van IenM. Alle aan de organisatie verbonden teams en organisaties dienen de uitkomsten van het DCMR en de LCM te hanteren als de basisinformatie. Via Safe Sea Net ladinglijst opvragen Indien bij een incident een stof in het mariene milieu uitstroomt, wordt de afweging gemaakt of bestrijding noodzakelijk en mogelijk is. De afspraken die zijn vastgelegd in het algemeen BOT-mi milieubeleid en scheepvaartmilieubeleid vormen de belangrijkste grond om te beoordelen welke stoffen als milieubedreigend moeten worden beschouwd. De detaillijst "dangerous goods" kan hiervoor gebruikt worden. Indien de stof rechtstreeks in zee terechtkomt zal het gedrag van de stof bepalend zijn voor het al dan niet kunnen verwijderen KWC ervan.
Blad 48 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Maatregelen per proces SafeSeaNet
Stoffen die snel oplossen of verdampen kunnen praktisch gezien niet verwijderd worden. In principe kunnen alle stoffen die drijven of zinken (al dan niet in hun verpakking) dan wel op de kust aanspoelen, geruimd worden, met in achtneming van de juiste bescherming van de mensen die de opruiming uitvoeren. Bronbestrijding Beeld vormen aan de hand van de melding Gebied voorlopig indelen in Inzet gebied Bovenwindsgebied en effectgebied Onveilig gebied Stromingsgebied De bron wordt bovenwinds benaderd Als het schip varend is kan door de nautisch verkeersmanager een ligplaats, aanleg- of ankerplaats worden voorgeschreven Als dat niet mogelijk ander vaartuig als vervoer voor de hulpverleners worden ingezet Als de stof bekend is, wordt bepaald welke persoonlijke beschermingsmiddelen door de hulpverleners worden gebruikt. Maak inzetplan voor bronbestrijding Regel zonodig externe deskundigheid Regel opvang en verzorging slachtoffers Als er ook sprake is van brand gebruik scenariokaart 4 Brand en/of explosie, Toelatingsbeleid, Places of refuge (verwijzen naar de procedure) Gezondheidsrisico's door effect stof en/of in verband met effectgebied op de wal en het nog vrijgegeven water. In uiterste noodzaak kan een burgemeester besluiten sirenes in zijn gemeente te activeren. Het gevaar voor de mens (bestrijders of gebruikers) gaat vóór op de milieubedreiging. Factoren die bepalen of sprake is van een in potentie bedreigende stof (internationaal aangegeven als Hazardous and Noxius Substances, HNS) zijn: de chemische en fysische eigenschappen van die stof; de te verwachten schadelijke uitwerking ervan (gevaarsaspecten); de verspreiding ervan over de compartimenten (bodem, waterkolom, wateroppervlak en luchtruim), de verschijningsvorm (verdampers, drijvers, oplossers en zinkers) genoemd.
6. Ontsmetting
DCMR LCM
8. Publieke Gezondheidszorg
GHOR
10. Mobiliteit
KWC
15. Opsporings-expertise
KLPD unit MP
Blad 49 van 182
Voor de veiligheid van redders en bergers in de eerste uren moet geborgd zijn dat de scheepseigenaren aan het KWC duidelijkheid geven over de vervoerde stof(fen) (Safe Sea Net). SAR, bestrijding van vrijgekomen olie en eventuele berging van lading en wrak zullen mede gestuurd worden door de advisering inzake de radioactiviteit van de stof. Nazorg KWC Afhankelijk van de gevaarsaspecten van de bij het incident betrokken chemicaliën dienen betrokken bestrijders onderzocht te worden op mogelijke schadelijke persoonlijke gevolgen. Dit kan op eigen verzoek of verzoek van het afdelingshoofd onder leiding van de Bedrijfsarts van RWS Noordzee. Ontsmetting zal voornamelijk plaatsvinden door af te spoelen. Voorkomen van verdere gezondheidsschade en/of geven van KWC adviezen (via proces Communicatie) Effectgebied is afgezet. Toegangs- en afvoerwegen voor de hulpverleners worden vrijgehouden. Volgt er wel/geen strafrechtelijk onderzoek. JOMN
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Maatregelen per proces 17. Search and Rescue
KWC
Zijn er mensen in nood? Start processen bij scenariokaart 1 Mens en dier in nood.
Betrokkenen
18. KWC Nautischverkeers-management
Genomen maatregelen voor de scheepvaart
Scheepvaart
19. Beheer Waterkwaliteit
Als er veel verontreiniging in het open water komt, neemt de beheerder maatregelen om de effecten te beperken zoals; Inblokken, afzuigen, extra doorstromen. Er wordt geen verkennend onderzoek gedaan naar een onbekende stof. Zijn er aspecten van de waterkwaltiteit betrokken. Start processen bij scenariokaart 2 Verontreiniging Kust en zee.
Betrokkenen
KWC, CvdW
Scenario 3 - Aanvullingen tbv subscenario Aanvullingen tbv subscenario Incidenten met radioactieve Incidenten met kernenergie worden waar nodig met toepassing van art. 47 lid 1 van de Kernenergiewet afgehandeld door stoffen het ministerie van IenM. Aanpak van dergelijke incidenten valt buiten dit plan
Blad 50 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
5.5 Scenario 4 Brand en/of explosie Scenario 4 - Netwerkaart
Scenario 4 - Informatiemanagement Informatiemanagement Beeld en Leverancier van de eerste oordeelsv info. orming Kapitein KWC VC lokaal nautisch beheerder Brandweer Hoofd Mijnbouw-installatie
Wat: bijzonderheden op de Noordzee / aandachtspunten
Informatie delen met
Bepalen omstandigheden:
C-GMK
Betreft recreatie of zeevaart. Schip vaart of schip ligt aan de kant Wat brandt er; lading accommodatie machinekamer Wat zijn de risico's brand blijft beperkt snelle branduitbreiding explosiegevaar Wat is het onveilige gebied Geschatte tijd waarin hulp ter plaatse kan zijn. Is er invloed van het weer Personen: aantal personen in nood (betrek scenariokaart 1) Complicatie bij hulpverlening: brand/ gevaarlijke stoffen/ milieu, is extra deskundigheid vereist.
KNRM HMCN EODD Scheepvaart VC Havenautoriteit
Overwegingen bij Brand in de lading:
Situatie-r KWC apportag Brandweer e (sitrap) VC
Blad 51 van 182
Wat is de aard en omvang van de bron; stukgoed, gas, vloeistof - is de bron continue of instantaan - zijn de ladinggegevens bekend - klasse van gevaar Korte beschrijving van de situatie Effecten Benodigde middelen Verwachte ontwikkelingen Gewenste opschaling
©-GMK
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Informatiemanagement
Scenario 4 - Inzetplan Inzetplan Leiding & coördinatie
4. Brand en/of explosie (primair proces 4. Bron en Emissiebestrijding) Sub-scenario Gebied Verantwoordelijk voor Eind-verant-woordeli Onderliggende regeling proces jk Nederlandse territoriale zee inclusief de Aanloopgebieden alsmede de Nederlandse EEZ
primair: Eigenaar primair: Eigenaar art. 6.3 Waterwet schip schip art. 12 WVVS Daarnaast: Daarnaast: RWS NZ als Min. IenM als waterkwaliteits-aspect waterkwali-teitsaspe en een rol spelen cten een rol spelen (zie scenario 2) (zie scenario 2)
Wet BON toepassingsgebied
primair: Eigenaar schip Daarnaast: RWS NZ
Gemeentelijk ingedeeld gebied Brandweer
Kernongeval nucleaire schip
Eerste melding Opschalen
primair: Eigenaar schip Daarnaast: Min. IenM, Min. VWS Min. EL&I Min. BuZa Min. BZK
indien Wet BON situatie: Wet BON
Burgemeester/ Voorzitter veiligheidsregio
Wet veiligheids-regio's
Min. IenM valt buiten plan
gespecialiseerde bestrijdingsteams Afhankelijk van het incident kan besloten worden de meetplanorganisatie op te starten. Afhankelijk van de beeldvorming starten de landpartijen de nodige processen op. Opschaling naar fase 1 en verder overwegen als; hulpverleningsdiensten van het land op het water optreden. er duidelijke effecten zijn naar het land er duidelijke effecten zijn naar kwetsbare natuurgebieden. (EL&I alarmeren) er op het water meerdere processen spelen langdurige inzet.
Afschalen
Beschikbare middelen
Opschalen naar oördinatiefase 3 als er een POR aangewezen moet worden Afschaling vindt plaats in overleg met KWC en hoogst leidinggevende op het land. Vrijgeven situatie Vrijgeven van de gevaren zone Intrekken van eventueel opgelegde beperkingen Eventueel strafrechtelijk onderzoek Registreren van slachtoffers Schade afhandelen Zie bijlage 5 beschikbare middelen
Scenario 4 - Maatregelen per proces
Blad 52 van 182
art 47, lid 1 kernenergiewet
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Maatregelen per proces Proces 1. Communicatie
2. Publieke zorg
3. Omgevingszorg 4. Bron- en emissiebestrijding
IBP Noordzee rapport Totaal
Leverancier van informatie Wat (bijzonderheden op de Noordzee) KWC Aard en omvang van het incident GMK Bestrijdingsmaatregelen Gevaren voor de volksgezondheid Te verwachten ontwikkelingen Welke bedrijven/havens hebben schade geleden. Welke burgers hebben schade geleden. De omvang van de effectschade. Welke verzekeringsmaatschappijen zijn betrokken. Adviezen om milieu te sparen
Informatie delen met hoogst actieve teams
Berger in opdracht van de eigenaar
GMK VC lokaal nautisch beheer
in 2de instantie Bergers i.o.v. RWS NZ KWC
Bronbestrijding Beeld vormen aan de hand van de melding Gebied voorlopig indelen in inzetgebied bovenwindsgebied en effectgebied onveilig gebied stromingsgebied Geeft duidelijk aan als explosiegevaar is De bron wordt bovenwinds benaderd Als het schip varend is wordt door de nautisch verkeersmanager een ligplaats, anker- of aanlegplaats voorgeschreven Als dat niet mogelijk is, dient een pont of ander vaartuig als vervoer voor de hulpverleners Als de stof bekend is, wordt bepaald welke persoonlijke beschermingsmiddelen door de hulpverleners worden gebruikt Maak inzetplan voor bronbestrijding Regel zonodig externe deskundigheid Regel opvang en verzorging slachtoffers
De bronbestrijders betreden het schip niet als er brand is in de lading. Bij brand in de accommodatie en/of machinekamer gaan de bronbestrijders op verkenning. Houd rekening met bluswater wat in zee terecht kan komen. Het blussen gebeurt in overleg met deskundigen. Bij risico's voor de omgeving worden de processen van scenario "Ongevallen met gevaarlijke stoffen" opgestart.
15. Opsporings-expertise 17. Search and Rescue
18. Nautisch verkeersmanagement
Geef locatie aan waar het schip kan worden afgemeerd om te worden geblust. KLPD Unit Maritieme Politie Volgt er wel/geen strafrechtelijk onderzoek. KWC Zijn er mensen in nood? Start processen bij scenariokaart 1 Mens en dier in nood. KWC
Genomen maatregelen voor de scheepvaart
Betrokkenen Betrokkenen
Kapitein Scheepvaart
Scenario 4 - Aanvullingen tbv subscenario Aanvullingen tbv subscenario Aantreffen explosief
In de Noordzee bevindt zich een groot aantal bommen, granaten, torpedo´s en mijnen. Deze zijn zowel van Duitse als van geallieerde makelij en zijn daar in de Eerste en Tweede Wereldoorlog neergelegd of afgeworpen.
Bijstand bij het ongewild opvissen van explosieven Regelmatig komt het voor dat vissers in de Nederlandse visserijzone niet-gesprongen projectielen opvissen. Vanwege de risico´s voor de vissers, maar ook voor anderen in hun omgeving, hanteert de Kustwacht de Bijstands- en bijdrageregeling opgeviste explosieven, uitgevoerd door RWS Noordzee. De vissers moeten bij een dergelijke vondst direct contact opnemen met het KWC. Dienstverlening door deskundigen is immers noodzakelijk. Vervolgens schakelt de Kustwacht de Explosieve OpruimingsDienst Defensie in en wordt het explosief door een mijnenjager of door de EODD onschadelijk gemaakt.
Blad 53 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Sinds 2007 is een nieuwe maatregel ingevoerd dat de Mijnendienst en de afdeling Duik- en Demonteerzaken van de Koninklijke Marine aan de vissers door het ministerie van Infrastructuur en Milieu gefinancierde sonarreflectoren ter beschikking stellen om de positie te markeren waar gevonden explosieven in het water liggen. Daarna kan het explosief ter plaatse onschadelijk gemaakt worden.
Blad 54 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
5.6 Scenario 5 Ordeverstoring Scenario 5 - Netwerkaart
Scenario 5 - Informatiemanagement Informatiemanagement Beeld en Leverancier van de eerste Wat: bijzonderheden op de Noordzee / aandachtspunten oordeelsv info. orming Kapitein Bepalen omstandigheden: KWC VC betreft recreatie of zeevaart. KLPD schip vaart Particuliere organisaties exacte locatie wat is het onveilige gebied geschatte tijd waarin hulp ter plaatse kan zijn oorzaak ordeverstoring: doelgroep (tegengestelde belangen) alcohol/drugsgebruik enz.
Informatie delen met
Officier van Justitie Politie KLPD Unit Maritieme Politie
Weer: veiligheidsaspecten Personen: aantal betrokken personen
Situatie-r KWC apportag e (sitrap)
Aard en omvang van de ordeverstoring Locatie van de ordeverstoring Hinder voor de scheepvaart Te verwachten ontwikkelingen
Scenario 5 - Inzetplan Inzetplan Leiding & coördinatie
Blad 55 van 182
5. Ordeverstoring (primair proces 12, Ordehandhaving)
KLPD Unite Maritieme Politie Gemeente
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Sub-scenario
Gebied
Verantwoordelijk voor Eindverant-woordelij Onderliggende regeling proces k
Territoriale wateren
Kustwacht
Aanloopgebieden
Nautisch beheerder
art. 3 en 4 van de ScheepvaartverkeersRijkshaven-meester wet en art. 11 van het Scheepvaartreglement territoriale zee
Nederlandse EEZ
niet geregeld
niet geregeld
niet geregeld
Wet BON toepassings-gebied
Min. VenJ
Min. VWS Min. EL&I Min. VenJ Min. BuZa
indien Wet BON situatie: Wet BON
Burgemeester/ Voorzitter veiligheidsregio
art 2 Politiewet 1993
Gemeentelijk ingedeeld gebied Politie
terroris-tische actie/ Gijzeling
Eerste melding Opschalen Afschalen Beschikbare middelen
Territoriale wateren
Min. IenM
Min. VenJ valt buiten plan
Vaartuig Kustwacht, KLPD-vaartuig Volgens opschalingsfasen Initiatief vanuit Kustwachtcentrum Watergetrainde ME-pelotons.
Scenario 5 - Maatregelen per proces Maatregelen per proces Proces 1. Communicatie
10. Mobiliteit
Leverancier van informatie Wat (bijzonderheden op de Noordzee) Informatie delen met KWC Voorlichting over strafbare feiten en opsporing geschiedt onder Officier van Justitie verantwoordelijkheid van de officier van justitie. Over justitieel optreden geeft het KWC geen informatie aan de media.
15. Opsporings-expertise
KLPD Unit Maritieme Politie Overweeg inzet hulpverleners op het water/scheepvaart in de KWC buurt. Regel opvang, Aanlandingsplaatsen. Vervoer naar opvang CoPI / ROT GMK KLPD Unit Maritieme Politie Mogelijke inzet watergetrainde ME-pelotons KWC, GMK CoPI / ROT KLPD Unit Maritieme Politie Volgt er wel/geen strafrechtelijk onderzoek Gemeente
18. Nautisch verkeersmanagement
KWC, KLPD Unit Maritieme Verkeer op het water wordt omgeleid Politie Pers op afstand
12. Ordehandhaving
VC lokaal nautisch beheer
Scenario 5 - Aanvullingen tbv subscenario Aanvullingen tbv subscenario Terroristische actie Bij gebeurtenissen die primair de verantwoordelijkheden raken van de minister Veiligheid van Justitie, bij een terroristische actie op de Noordzee, wordt het Nationaal Handboek Crisis-besluitvorming, bijlage A sub 2, het ICCb-terreurbestrijding geactiveerd onder leiding van de betrokken vertegenwoordiger van het ministerie van Veiligheid en Justitie ook het ministerie van Infrastructuur en Milieu zal hierbij aanwezig zijn. Bij alle andere acties, waarbij justitieel optreden vereist is, wordt het DCC Justitie geactiveerd. De bron aanpak valt buiten dit plan.
Blad 56 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
5.7 Scenario 6 Ecologisch incident Scenario 6 - Netwerkaart
Scenario 6 - Informatiemanagement Informatiemanagement Beeld en Leverancier van de oordeelsv eerste info. orming
Wat: bijzonderheden op de Noordzee/ aandachtspunten
Informatie delen met
Welke diergroep betreft het Wat is de omvang van het incident Is er een aanwijsbare bron K1 vogelkust-asielen KWC
KWC Als vogelkustasielen meerdere besmeurde vogels binnenkrijgen informeren zij ook het HMCN -> CvdW KWC. Het KWC geeft de informatie via het HMCN door aan de CvdW. Indien 1 van de bij de regeling aangesloten vogelkustasielen aangeeft de toestroom niet meer aan te kunnen meldt het KWC dit via het HMCN aan de CvdW. Gewerkt wordt volgens de Samenwerkingsregeling afhandeling besmeurde vogels (SBV).
K1 vogelkust-asielen KWC
Situatie-r OvD-RWS apportag e (sitrap)
De CvdW beoordeelt de informatie van zowel het KWC als de vogelkustasielen en CvdW andere deskundigen, en besluit vervolgens of de SBV moet worden afgekondigd. Zoja, dan coördineert de CvdW de actie. Zo zal regionaal een Tijdelijk Opvangcentrum Vogels (TOV) moet worden ingericht waar onder leiding van deskundigen olievogels kunnen worden schoongemaakt. VC Wat is er gebeurd KWC Aard en omvang van de vervuiling GMK Eventueel benodigd materieel Verwachte tijdsduur van het opruimen
Scenario 6 - Inzetplan
Blad 57 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Inzetplan Leiding & coördinatie
6. Ecologisch incident (primair proces 19, Waterkwaliteit) Sub-scenario Gebied Verantwoordelijk voor proces Nederlandse territoriale zee RWS NZ incl. aanloopgebieden en de Nederlandse EEZ Wet BON toepassings-gebied RWS NZ
Eindverant-woordelij Onderliggende regeling k Min. IenM art. 3.2 Waterregeling
Min. IenM (altijd indien Wet BON situatie: eindverantwoordelijk Wet BON , veelal tezamen met art. 3 lid 2 onder a: visserij bewindspersonen onder c: van een of meer behoud levende hieronder vermelde rijkdommen ministeries) onder b: Min. EL&I toeristische attracties art. 5 lid 2 onder d: geven Min. EL&I van aanwijzing art. 6 lid 2 onder c: overnemen gezag Min. VWS onder d: en art. 10 lid 1 / Min. BZK art. 12 Min. EL&I naar binnen brengen van Min. IenM een schip Min. EL&I art. 7 lid 2: overleg met vlaggestaat Min. BZK art. 9 lid 1 en 2 / art. 10 lid Min. VenJ 2: verstrekken info art. 11 lid 4: hulp van de sterke arm Min. BZK
Min. BuZa Min. BZK
Min. BZK Quick responszone Kustveront-reinig Kust, gebied tussen ing laagwaterlijn en waterbeheergrens
RWS NZ
MIn. IenM
Bonn Agreement
RWS NZ, als > 5 m3 bij < 5 m3 Gemeente
Min. IenM
SBK-regeling hieraan ligt art. 5.15 Waterwet en art. 6.2 Waterwet Wet op Strandvonderij
Burgemeester
Incident op Nederlandse territoriale zee en Inspecteur-generaal mijnbouw-install de Nederlandse EEZ der Mijnen atie valt buiten plan
Eerste melding Opschalen
Min. EL&I
Mijnbouwwet, Mijnbouw-besluit artikelen 86 tot 91
Verder neemt de CvdW kontact op met het vogelkustasiel dat de melding deed. Hij informeert naar de aard van de problemen en de betrokkenheid van de andere kustasielen bij de actie. Als de CvdW besluit tot het inrichten van een Tijdelijk Opvangcentrum Vogels (TOV) informeert hij de aannemer en geeft aan later de exacte plaats door te zullen geven. Indien nodig benoemt de CvdW een contactpersoon RWS van RWS Noordzee of van de getroffen regionale RWS-dienst. Deze zal optreden namens de CvdW en houdt nauw contact met de CvdW. De contactpersoon RWS neemt contact op met de getroffen gemeente en gezamenlijk wordt uit de lijst van potentiële TOV locaties een plek bepaald. De contactpersoon RWS meldt de locatie door aan betrokken organisaties, waaronder de regionale RWS-diensten. Deze roepen hun coördinator olieruimen RWS op voor het leveren van materialen uit de standcontainer aan de coördinator besmeurde vogels van de gemeente, op een afgesproken verzamelplaats langs de kust. De vogelkustasielen kiezen uit hun midden een beheerder TOV en organiseren de inzet van vrijwilligers voor zowel het TOV als voor het vogels verzamelen op het strand. Indien de gemeente bestuurlijk opschaalt, neemt de regionale RWS-dienst de plaatsen in namens RWS. Besluiten worden
Blad 58 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Afschalen Beschikbare middelen
IBP Noordzee rapport Totaal
teruggemeld aan de CvdW die daarop de contactpersoon RWS informeert. RWS NZ neemt hiertoe het initiatief Deskundigheid bij vogelopvang, Ecomare op Texel, NIOZ op Texel, Sea alarm foundation (Brussel)en het SON
Scenario 6 - Maatregelen per proces Maatregelen per proces Proces 1. Communicatie 3. Omgevingszorg
Leverancier van informatie. RWS-NZ NIOZ Alle betrokken organisaties
4. Bron- en emissiebestrijding
CvdW OvD-RWS KWC
Wat (bijzonderheden op de Noordzee) Voorlichting aan pers, publiek en bedrijven Schoongemaakte en gezonde vogels worden door de vogelkustasielen teruggezet in zee. De aannemer levert het TOV-terrein schoon op. Het NIOZ doet onderzoek naar de effecten van de ramp op de vogels. Alle betrokken organisaties declareren de aantoonbaar gemaakt kosten aan de CvdW. Deze behandelt de betaling en de verhaalactie op de gevonden dader. De gemeenten organiseren het vangen en vervoeren van de vogels naar het TOV en de opvang van de vrijwilligers. Indien nodig vraagt de contactpersoon RWS aan de CvdW tot uitbreiding TOV, hetzij op dezelfde plaats, hetzij op een andere locatie. Ook kan de CvdW op verzoek van deskundigen massa euthanasiematerieel oproepen voor nabij het strand en/of TOV. Inschakelen van vrijwilligers voor het opruimen. Inschakelen gemeente voor het leveren van containers/zakken om dode dieren in te doen De CvdW neemt contact op met KWC over de situatie op zee en strand. Besloten kan worden tot uitvoering van een verificatievlucht. De gemeente is verantwoordelijk voor het opruimen van aangespoelde goederen (wet op de strandvonderij) Wijze van schoonmaken van dieren/mensen/water/oevers
6. Ontsmetting
Milieudienst OvD-RWS
8. Publieke Gezondheidszorg
EL&I (visserij) LCM OvD-G
Maatregelen waarmee wordt voorkomen dat burgers met de verontreiniging in aanraking komen, zoals vis- en zwemverbod
18. Nautisch verkeersmanagement 19. Beheer Waterkwaliteit
KWC VC OvD-RWS BOT-mi
Genomen maatregelen die van invloed zijn op het scheepvaartverkeer Te verwachten schade aan milieu Adviezen om milieu te sparen
Informatie delen met
gevonden dader CoPI / ROT gemeente TOV K1 vogelkustasielen KWC CvdW
CoPI / ROT OvD-RWS gemeente ROT Provincie Arts infectieziekte OvD-RWS
Scenario 6 - Aanvullingen tbv subscenario Aanvullingen tbv subscenario Afhandeling besmeurde vogels (SBV)
In de Samenwerkingsregeling afhandeling besmeurde vogels (SBV) is de afhandeling van besmeurde vogels beschreven. RWS neemt hiervoor de verantwoordelijkheid op zich. De regeling bestaat uit een drietal delen: Deel 1: Grondslag Deel 2: Uitwerking van de operationele aanpak Deel 3: Additionele informatie Hoofdstappen van de regeling:
Blad 59 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Aangespoelde grote vinvis (SBK)
Blad 60 van 182
NZG = Nederlandse Zeevogel Groep. K1-vogelkustasielen: De Fugelspits (Moddergat, Ecomare (Texel), Vogelhospitaal (Haarlem), Vogelklas Karel Schot (Rotterdam) en de Mikke (Middelburg) De aanpak van aangespoelde grote vinvissen is beschreven in de SBK, hieronder volgt een korte samenvatting: - Aanpak Na aanspoeling dient zo snel mogelijk een afzetting op geruime afstand rond het dier geplaatst te worden door de gemeente i.s.m. RD. Als het een nog levend dier betreft moet de specialist van de veterinaire dienst ingeschakeld worden. Vervolgens zal het destructiebedrijf opgeroepen worden om het kadaver af te voeren. - Contacten In verband ontploffen van dode dieren, waarbij grote stukken vlees verspreid kunnen worden, zal vanuit oogpunt van openbare orde en veiligheid moet gezorgd worden voor afzetting rond een aangespoeld dier. Naturalis te Leiden, dhr. Smeenk, specialist voor ontleding van de kadavers. Op zijn aanwijzing zal de ontleding en afvoer plaatsvinden. - Levende zeezoogdieren Er is in Nederland een organisatie, de Stichting Eerste Hulp bij Zeezoogdieren, die zich inspant om aangespoelde levende dieren op te vangen. Meer informatie is te vinden op de web-site: www.ehbz.nl.
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
5.8 Scenario 7 Aanvaring en/of losgeslagen schip, object of lading Scenario 7 - Netwerkaart
Scenario 7 - Aanvullingen tbv subscenario Aanvullingen tbv subscenario Ongeval met militaire vaartuigen
Voor de aanpak van incidenten met militaire vaartuigen kunnen afwijkende regels gelden i.v.m. militaire belangen; de verantwoordelijkheid ligt bij het ministerie van Defensie. De bron aanpak valt buiten dit plan.
Scenario 7 - Inzetplan Inzetplan Leiding & coördinatie
7. Aanvaring en/of losgeslagen schip, object of lading (primair proces 18, Nautisch verkeersmanagement) Gebied Sub-scenario Nederlandse territoriale zee en de Nederlandse EEZ Aanloopgebieden
gezonken schip
Blad 61 van 182
Verantwoordelijk Eindverant-woordeli voor proces jk Kustwacht Min. IenM
Onderliggende regeling art 38 Scheepvaart-verkeerswet
Nautisch beheerder Rijkshaven-meester
Wet BON toepassings-gebied
Kustwacht
Min. IenM Min. BuZa Min. VenJ Min. BZK
Wet BON, samenwerkingsregeling Kustwacht met een plaatselijk bevoegde autoriteit
Kust, gebied tussen laagwaterlijn en waterbeheergrens Territoriale wateren incl. aanloopgebieden, EEZ
Gemeente
Burgemeester
Wet op strandvonderij
RWS NZ
Min. IenM
indien Wet BON situatie: Wet BON
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Gebruik maken Nederlandse territoriale zee van een en de Nederlandse EEZ waterstaatswer k door werkzaamheden
militaire vaartuigen
Eerste melding Opschalen Afschalen Beschikbare middelen
Werkingsgebied
Min. IenM
Min. IenM
Min. van Defensie valt buiten plan
Min. van Defensie
Art. 6.13 Waterbesluit
Vaartuig van KWC en/of RWS, havendienst Indien een PoR moet worden aangewezen vindt opschaling naar minimaal fase 2 plaats Bergingsvaartuigen, Ievoli Black
Scenario 7 - Maatregelen per proces Maatregelen per proces Proces 4. Bron- en emissiebestrijding
Leverancier van informatie Kapitein KWC
Wat (bijzonderheden op de Noordzee)
Informatie delen met
Blijft het bij rompschade en kunnen de schepen hun weg vervolgen, dan CvdW zal het KWC in opschalingsfase 1 de zaak afhandelen. Zodra er meer aan de hand is, komt het incident in opschalingsfase 2 of 3. Verkenning en gegevens verzamelen is dan prioriteit, waaronder een surveyrapport van de schade aan het schip, zodat een plan van aanpak kan worden gemaakt. Bestrijding van mogelijke verontreiniging zal veelal o.l.v. de CvdW worden uitgevoerd en RWS kan ook voor het opzoeken van verloren lading (containers) worden ingeschakeld. Bij verloren lading of uitstroom van chemische stoffen, zal na vaststelling van het schadeprofiel onderzocht moeten worden of er maatregelen nodig zijn ter bescherming van de visserij, de offshore of het strand. Indien uit het surveyrapport (kapitein, IVW, berger) wordt vastgesteld dat een schip niet verder kan varen maar naar een haven moet (Place of Refuge) zal de DKW bemiddelen en kontact zoeken met de havenautoriteit. Zie procedure dirigeren schip naar Place of Refuge en beoordeling incidentschip
15. Opsporings-expertise
KWC RWS
18. Nautisch verkeersmanagement
KWC
Het kan daarbij noodzakelijk zijn een garantie te verkrijgen voor het dekken van eventuele kosten en mogelijke schade als het schip binnen komt en afgemeerd wordt. Mocht de kapitein, al dan niet in opdracht van eigenaar of P&I club, niet naar een Nederlandse haven willen, ondanks het technisch advies/oordeel van de Inspectie dan kan de voorzitter RBN de wet BON toepassen en in het uiterste geval het gezag aan boord over (doen) nemen. De Kustwacht noch RWS treden in de schuldvraag. Daarom is één van de JOMN eerste acties na ontvangst van de melding dat via de CvdW de RWS beide KLPD Unit Maritieme eigenaren aansprakelijk stelt voor geleden en te lijden schade aan Politie RWS-werken, waaronder ook water, bodem en oevers vallen. De eigenaar krijgt gelegenheid zelf maatregelen te treffen; daarom moet er bij de brief waarmee hij aansprakelijk wordt gesteld een ultimatum opgenomen worden om tijdigheid af te dwingen. Bij het ontstaan van een obstakel zal het KWC de volgende drie punten CvdW onderzoeken: Is er nautisch gevaar Is er milieugevaar Zijn er overige belangen in het geding
Blad 62 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Maatregelen per proces
19. Beheer Waterkwaliteit 20. Beheer Waterkantiteit
Beheerder
Is het antwoord op één van de drie ja, dan moeten maatregelen genomen worden. De vraag of er nautisch gevaar is en de opdrachtverlening tot een survey staat beschreven in de procedure uitvoeren wrakonderzoek. Bij berging handelen conform procedure wrakberging Eén van de eerste maatregelen die na een aanvaring genomen moet worden, na vaststelling van de kans op zinken, is het object zo snel mogelijk buiten de scheepvaartroute te brengen. Uitwisselen gegevens Schade aan het milieu
Scenario 7 - Aanvullingen tbv subscenario Aanvullingen tbv subscenario Ongeval met militaire vaartuigen
Blad 63 van 182
Voor de aanpak van incidenten met militaire vaartuigen kunnen afwijkende regels gelden i.v.m. militaire belangen; de verantwoordelijkheid ligt bij het ministerie van Defensie. De bron aanpak valt buiten dit plan.
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
6 Standaardprocedures 6 Standaardprocedures In verschillende scenario's kunnen activiteiten zijn opgenomen die alle op dezelfde wijze dienen te worden uitgevoerd. Voor deze activiteiten zijn procedures opgesteld. Voor het tactisch niveau zijn dat de volgende procedures: Algemene procedures 1.Beslisschema Wet BON 2.Beslisboom dirigeren schip naar Place of Refuge en beoordeling incidentschip
Procedures SAR, Mens en dier in nood 1.De fasen van een noodtoestand 2.Procedures ter plaatse van het incident bij SAR acties 3.Het Nood, Spoed-, en Veiligheidsverkeer (NSV-verkeer) 4.Zoekgebieden / zoekplannen 5.Beëindigen of onderbreken van SAR acties 6.Radio Medische Dienst (RMD), Medevac 7.Procedure missing contact KNRM vaartuigen 8.Protocol Helikopter inzet door de RMD van de KNRM 9.Procedures bij melding van een duikongeval 10.Procedure berging stoffelijk overschot 11.Procedure alarmering van de defensie en NHV helikopter
Procedures verontreiniging zee en kust 1.Procedure bepalen bestrijdbaarheid olieverontreiniging 2.Procedure Monsterneming 3.Procedure Bonn Agreement POLREP 4.Procedure Milieu Technisch Advies door de LCM 5.Procedure bepalen categoriën milieubelastende stoffen 6.Beslisboom detergenten 7.Procedure Kustverontreiniging (samenvatting procedurestappen SBK)
Procedures Aanvaring en/of losgeslagen schip, object of lading 1.Procedure wrakonderzoek 2.Procedure en stappenplan wrakberging
Overige procedures 1.Procedure Bedrijfsvoering bij incidenten 2.Procedure verhalen van kosten 3.Aanvraag inzet Kustwachtvliegtuig voor regionale RWS-diensten 4.Procedure internationale assistentie aanvragen
Deze procedures worden hierna uitgewerkt.
Algemene Procedures 6.1 Beslisschema Wet BON Blad 64 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
*1: Onder een incident (=ongeval) wordt verstaan: Een aanvaring, een stranding of een ander incident met een schip bij de navigatie, danwel een ander voorval aan boord van het schip of daarbuiten, dat materiële schade aan het schip of aan zaken aan boord daarvan veroorzaakt of dreigt te veroorzaken. Het bij of krachtens de Wet BON ten aanzien van een schip bepaalde is ook van toepassing op elke installatie en elke andere zaak in drijvende of gezonken staat, maar niet op mijnbouwinstallaties en installaties of schepen die tot opsporing of winning van delfstoffen in gebruik zijn op een ander dan het Nederlandse deel van het continentaal plat.
Blad 65 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
*2: Aanwijzingen kunnen betrekking hebben op: 1.de aanwezigheid van het schip en de zaken die zich aan boord daarvan bevinden op een bepaalde plaats of in een bepaald gebied; 2.het verplaatsen van het schip en de zaken die zich aan boord daarvan bevinden van of naar een bepaalde plaats of een bepaald gebied; 3.het verlenen van hulp aan het schip; 4.het aan de grond zetten, tot zinken brengen of vernietigen van het schip, alsmede het onschadelijk maken, verwijderen, overboord zetten, tot zinken brengen of vernietigen van zaken die zich aan boord van het schip bevinden op een bepaalde plaats of in een bepaald gebied; 5.hulpverleners verbieden de hulp voort te zetten of opdragen daarmee verder te gaan. *3: Aanwijzingen genoemd onder *2zijn mogelijk als er een ernstige belemmering van de scheepvaart is of dreigt als gevolg van een ongeval of daarmee verband houdende handelingen, waarbij het schip niet is gestrand, gezonken of aan de grond geraakt, als er een ernstige schade is aan zeeweringen, andere waterstaatswerken in de territoriale zee of installaties opgericht op de bodem van de territoriale zee, en ook als er sprake is of kan zijn van een zeer ernstige verontreiniging van de Nederlandse kust of van daarmee samenhangende belangen. *4: Aanwijzingen genoemd onder *2 ter voorkoming, beperking of ongedaanmaking van ernstige verontreiniging van de NL kust of van daarmee samenhangende belangen kunnen ook worden gegeven wanneer het schip zich in het gebied van de Wet BON buiten de EEZ bevindt. Maatregelen ter voorkoming, beperking of ongedaanmaking van andere schadelijke gevolgen kunnen alleen worden getroffen als het schip zich bevindt in de NL territoriale zee. *5: Maatregelen kunnen inhouden: 1.het verrichten van dat wat onder *2 is genoemd; 2.het verrichten van onderzoek naar de toestand van het schip en de aard en de toestand van de zaken die zich aan boord daarvan bevinden; 3.het overnemen van het gezag over het schip; 4.het brengen van het schip naar een Nederlandse haven, in beheer bij het Rijk of een ander openbaar lichaam. *6: Publieke haven: Het gaat steeds om een Nederlandse haven in beheer bij het rijk of een ander openbaar lichaam. Alleen de haven in beheer bij Havenbedrijf Rotterdam N.V. is hierop een uitzondering, omdat daarover in het Havenmeester-convenant Rotterdam tussen de gemeente Rotterdam, de Havenmeester van Rotterdam, Havenbedrijf N.V. en de Minister van Infrastructuur en Milieu afspraken zijn gemaakt in die zin dat partijen de bij HbR NV in beheer zijnde haven, voor zover deze op het grondgebied van de gemeente Rotterdam ligt, bij de toepassing van artikel 6, tweede lid, onderdeel d, van de Wet Bestrijding Ongevallen Noordzee en de daarmee verband houdende bepalingen beschouwen als in beheer bij de gemeente Rotterdam. *7: Evenredig: Hierbij speelt ook de uit het dirigeren naar een publieke Nederlandse haven voortvloeiende schade, of mogelijk daaruit voortvloeiende schade een rol. Te denken valt aan schade aan personen en objecten, milieuschade en economische schade. NB De punten 1 t/m 7 vormen een samenvatting van de wettelijke bepalingen;
6.2 Beslisboom dirigeren schip naar Place of Refuge (PoR) en beoordeling incidentschip
Blad 66 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Places of refuge Mede naar aanleiding van recente scheepsrampen hebben zowel de IMO als de EU maatregelen getroffen om de gevolgen van zo'n ramp te beperken. Zo heeft de IMO de "Guidelines on places of refuge" opgesteld (resolutie 949) en heeft de EU de zogenaamde monitorrichtlijn (richtlijn 2002/59/EG) gepubliceerd. In de guidelines zijn richtlijnen opgenomen om een afweging van (economische en ecologische) belangen te maken om een schip wel of niet naar een veilige haven te dirigeren en in de EU-richtlijn is bepaald dat lidstaten plannen dienen te hebben voor de opvang van schepen in nood. Gezien de rechte en merendeels ondiepe kustlijn-, het bestaan van Particular Sensitive Sea Areas (PSSA's)-, overheersende windrichtingen-, zware deining en/of hoge golfslag gedurende zwaar weer condities-, etc., biedt de Nederlandse kust praktisch geen goede Place of Refuge ( PoR) voor incident schepen die tijdelijk een relatief rustig zeegebied zoeken om in staat te zijn de noodsituatie van-, of aan boord van het schip te stabiliseren die als gevolg van een incident op zee is ontstaan. De Nederlandse overheid en verantwoordelijke autoriteiten erkennen de noodzaak om, ter voorkoming van ernstige schade aan de Nederlandse kust, andere belangen en
Blad 67 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
ter bescherming van het (mariene) milieu, PoR langs de kust aan te wijzen. Echter, gelet op het feit dat er op zee en onder de Nederlandse kust praktisch geen geschikte PoR zijn aan te wijzen, heeft de Nederlandse overheid besloten alle Nederlandse zeehavens in principe aan te wijzen als PoR. Het aanwijzen van een PoR wordt gedaan door de voorzitter van het RBN door het toepassen van de Wet BON. In de besluitvorming moet het advies van de betrokken (haven-) autoriteit (lokaal bevoegd gezag) worden meegenomen. Bij de afwegingen een incidentschip naar een PoR te dirigeren worden de benodigde- en beschikbare havenfaciliteiten, de omstandigheden en de risico's betrokken. Toelichting toelatingsbeleid Met betrekking tot het toelatingsbeleid wordt een onderscheid gemaakt in twee type vaartuigen, te weten: een type 1-vaartuig: een schip dat slechts bijzondere aandacht behoeft en een type 2-vaartuig: een daadwerkelijk incidentschip. Bij de toelating van een type 1-vaartuig, een actie die veelal niet wordt beschouwd als rampen- en incidentenbestrijding, wordt ervan uitgegaan dat het onderhavige schip niet direct aanleiding geeft tot risico of schade. Een verhoogde waakzaamheid en/of het continu monitoren van het schip op zee, in het aanloopgebied en in de haven wordt voldoende geacht. Bij de toelating van type 2-vaartuigen, dit zijn incidentschepen waaraan door een incident een verhoogd risico voor de gezondheid, het milieu of de infrastructuur is verbonden, worden zwaardere eisen gesteld. Over mogelijke effecten van deze toelating op het milieu of de gezondheid is advisering noodzakelijk overeenkomstig. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (RWS NZ), de directeur Kustwacht en de betreffende lokaal bevoegde autoriteit (onder andere de nautisch beheerder, het openbaar bestuur en het Directoraat-Generaal Veiligheid) zijn vanuit de overheid bij deze toelating betrokken. In het algemeen zal aan een incidentschip slechts toestemming worden verleend de territoriale zee van Nederland of een Nederlandse haven binnen te varen indien aan een aantal door de overheid te stellen voorwaarden is voldaan. Redelijkheid, billijkheid en het proportionaliteitsbeginsel spelen hierbij een rol en het risico van zinken op zee en/of het veroorzaken van (milieu)verontreiniging wordt afgewogen tegen de risico's van mogelijk te veroorzaken schade bij binnenlopen in een haven. De afwegingen worden gemaakt in het RBN. Tenzij zich een situatie voordoet die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt worden deze afwegingen gemaakt in overeenstemming met de ministers wie het mede aangaat. Indien zich schadelijke gevolgen van een ongeval voordoen die van invloed zijn op het gebied van een gemeente verstrekt de voorzitter van het RBN namens de minister inlichtingen aan de burgemeester en de Commissaris van de Koningin. Indien de tenuitvoerlegging van een aanwijzing of maatregel door het RBN opgelegd van invloed zal zijn voor het gebied van een gemeente moet, tenzij zich een situatie voordoet die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt, door de voorzitter van het RBN daarover vooraf overleg worden gevoerd met de burgemeester. Voordat het lokaal bevoegde gezag wordt opgelegd een schip in een door de minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen haven toe te laten voert de voorzitter van het RBN daartoe namens de minister overleg met dat lokaal bevoegde gezag. Bij het opstellen van de voorwaarden wordt rekening gehouden met belangen die betrekking hebben op de infrastructuur (het waterstaatkundig beheer) de nautische en economische belangen (het nautisch beheer), de verplichtingen op basis van het Volkenrecht (beroep op zeenood) en het gezondheidsrisico.
Blad 68 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Procedures SAR, Mens en dier in nood 6.3 De fasen van een noodtoestand Een SAR-incident begint met de ontvangst van een melding en een alarmering op het JRCC Den Helder. Deze melding, alarmering kan op vele manieren worden gedaan, via maritieme of luchtvaart radiokanalen, door het gebruik van noodradiobakens, per (satelliet) telefoon, gsm, fax, vuurpijlen. Aan de hand van deze melding, alarmering en na verificatie van de gegevens, wordt de ernst van de situatie ingeschat. Vervolgens valt het incident in één van de internationaal geldende, 3 fasen van een noodtoestand.
Fasering noodtoestand Onzekerheidsfase
Engelse termen Uncertainty Fase
Aeronautische termen INCERFA
Alarmeringsfase
Alert Fase
ALERFA
Noodfase
Distress Fase
DETRESFA
Deze drie fasen geven een opschaling op basis van de ernst van de situatie. De verschillende fasen hoeven niet noodzakelijk achtereenvolgens op te treden. Bovendien is her-classificatie mogelijk.
6.3.1 Onzekerheidsfase Deze fase treedt in wanneer er onzekerheid bestaat over de veiligheid van een (lucht)-vaartuig en/of perso(o)n(en). De situatie zal moeten worden onderzocht en er moet informatie ingewonnen worden. Een ‘communication search’ kan het begin zijn van deze fase. Inzet van middelen is ‘nog’ niet vereist. Voor een luchtvaartuig geldt dat deze fase ingaat:
als het luchtvaartuig niet op de verwachte tijd plus 30 minuten op de plaats van bestemming is aangekomen; op het tijdstip 30 minuten nadat een luchtvaartuig heeft nagelaten een verwacht positierapport of "operations normal"- rapport door te geven; vanaf het tijdstip dat tevergeefs is getracht verbinding te krijgen met een luchtvaartuig.
Voor vaartuig(en) en/of perso(o)n(en) geldt deze fase:
men niet aankomt op de plaats van bestemming (overdue); wanneer men vergeet een verwachte (binnen een bepaalde tijd afgesproken) positie melding te doen.
6.3.2 Alarmeringsfase Deze fase treedt in wanneer een (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en) problemen ondervindt, maar nog niet in onmiddellijk gevaar zijn. SAR eenheden kunnen ter plaatse gaan en assistentie verlenen als het vermoeden bestaat dat de situatie gaat verslechteren. SAR eenheden kunnen gaan zoeken als informatie uitblijft over de voortgang of positie van een (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en), een ieder in het gebied zal gevraagd worden een goede uitkijk te houden, meldingen te rapporteren en assistentie te bieden indien nodig. De alarmeringsfase volgt op de onzekerheidsfase indien men er niet in is geslaagd contact te krijgen met het (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en);
als men op generlei wijze informatie heeft weten te verkrijgen dat met het betrokken (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en) alles in orde is; als men informatie heeft ontvangen dat het operationele functioneren van het (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en) reden tot bezorgdheid geeft, maar nog niet in die mate dat van een noodtoestand sprake is. wanneer een (lucht)vaartuig niet binnen 5 minuten nadat het een landingsklaring heeft gekregen daadwerkelijk landt en tevens hierna geen communicatie meer mogelijk is; wanneer bekend is of vermoed wordt dat met een vliegtuig onrechtmatig geopereerd wordt; een vaartuig onder aanval of dreiging is van piraten of overvallers.
6.3.3 Noodfase Deze fase treedt in nadat informatie is ontvangen dat een (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en) zich in ogenblikkelijk en dreigend gevaar bevindt en onmiddellijk hulp nodig
Blad 69 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
heeft. Of deze fase treedt in voor een (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en) die overdue wordt beschouwd wanneer geen enkele informatie is ontvangen en er voldoende bezorgdheid is over de veiligheid van het (lucht)vaartuig en of de perso(o)n(en);
als men, volgend op de alarmeringsfase, er na verdere pogingen nog steeds niet in is geslaagd contact te krijgen met het (lucht)vaartuig; als verder onderzoek informatie oplevert dat het zeer waarschijnlijk is dat het betrokken (lucht)vaartuig zich in nood bevindt; nadat men informatie heeft ontvangen, waaruit met zekerheid blijkt dat de zee- of luchtwaardigheid van het betrokken (lucht)vaartuig in die mate is afgenomen dat het instellen van de noodfase gerechtvaardigd is (bij luchtvaartuigen is dat in ieder geval op het tijdstip waarop met zekerheid is aan te nemen dat de hoeveelheid brandstof aan boord verbruikt is); het luchtvaartuig een gedwongen landing heeft moeten maken, tenzij duidelijk is dat het vliegtuig/helikopter en de personen aan boord niet onmiddellijk assistentie nodig hebben; een onvrijwillig geland luchtvaartuig is gelokaliseerd met behulp van een noodradiobaken.
6.3.4 Procedures JRCC Den Helder Algemeen Bij het JRCC Den Helder wordt van iedere melding zoals hiervoor omschreven een incidentdossier aangemaakt in VISION, het incident management and resource handling systeem. VISION is een computerprogramma dat incidenten registreert, verwerkt en ondersteunt. Doelstellingen van VISION zijn: een adequate uitvoering van SAR-operaties; het zekerstellen van een juiste distributie van informatie aan betrokkenen; het toepassen van standaard afhandeling-procedures voor SAR-incidenten; het effectief aanmaken van dossiers; het op eenvoudige wijze informatie genereren ten behoeve van derden.
In het systeem VISION worden van SAR-incidenten: meldingen gelogd; nood- spoed- en veiligheidsberichten opgemaakt; SAR eenheden gealarmeerd; briefingsheets opgemaakt en verzonden; status van ingezette eenheden bijgehouden; situatierapporten (sitraps) opgemaakt en verzonden; eindverslagen gegenereerd.
Aangezien de ervaring heeft geleerd dat geen twee SAR-incidenten identiek zijn, is het onmogelijk om voor ieder incident een vaste, uitgebreide en te allen tijde toepasbare, procedure te beschrijven. Wel kunnen hoofdlijnen worden aangegeven. Vastgestelde procedures kunnen met een zekere flexibiliteit worden gehanteerd. Indien noodzakelijk kan van voorgeschreven procedures worden afgeweken. VISION werkt met incidenttypes met een aantal bijbehorende actieplannen (richtlijnen). Deze actieplannen kunnen een vast onderdeel zijn van een incidenttype of actieplannen kunnen bij een incident gevoegd worden.
6.3.5 Procedures tijdens de onzekerheidsfase Tijdens een onzekerheidsfase, INCERFA (term komt uit de luchtvaart), zal het JRCC Den Helder:
de rol van SAR Mission Coördinator, (SMC), op zich nemen; de binnengekomen melding/informatie zo nodig verifiëren en de volgende informatie over het (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en) proberen te achterhalen: naam en roepnaam; (laatst bekende) positie; tijdstip waarop voor het laatst communicatie heeft plaatsgevonden; eventuele andere bijzonderheden zoals informatie omtrent vertrektijd en plaats, de voorgenomen route en verwachte aankomsttijd en plaats.
Een melding betreffende een luchtvaartuig dat mogelijk in moeilijkheden is zal veelal als eerste worden ontvangen door een van de Luchtverkeersleidingcentra. Deze dienen de ontvangen informatie onverwijld (via Air Traffic Controlcentre Amsterdam dan wel Militair Air Traffic Controlcentre Nieuw Milligen) naar het JRCC Den Helder te geleiden. een plot in kaart brengen waarin de verkregen informatie volledig wordt verwerkt; pogingen in het werk stellen om contact met het (lucht)vaartuig te verkrijgen door middel van de daarvoor in aanmerking komende communicatiemiddelen; voor luchtvaartuigen zal dit via luchtverkeersleidingcentra geschieden; een spoedbericht (PAN PAN) uitzenden waarin de scheepvaart in het betrokken gebied wordt verzocht uit te kijken en aanvullende informatie te verstrekken; een aandachtsvestiging op het betreffende vaartuig richten tot in havens met grensbewaking, douane- of politietoezicht belaste diensten; een incidentrapport van het voorval in VISION opstarten; overwegen of een voorwaarschuwing naar SAR eenheden gewenst is.
Blad 70 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Wanneer blijkt dat het (lucht)vaartuig niet in moeilijkheden verkeert, wordt het incident afgesloten. De oorspronkelijke melder en alle overige betrokkenen worden hiervan op de hoogte gesteld. Een “final sitrap kan verstuurd worden. Indien onzekerheid blijft bestaan over de veiligheid van het (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en) dient te worden overgegaan tot alarmeringsfase (ALERFA).
6.3.6 Procedures tijdens de alarmeringsfase Tijdens de alarmeringsfase “ALERFA” zal het JRCC Den Helder:
de rol van SAR Mission Coördinator (SMC) op zich te nemen; een incidentrapport van het voorval in VISION opstarten; de informatie verifiëren; op alle mogelijke manieren proberen verbinding te krijgen met het betrokken vaartuig/luchtvaartuig; door middel van uitzending van spoedberichten (PAN PAN) het scheepvaartverkeer in de directe omgeving alarmeren; in de kaart alle relevante details plotten om de meest waarschijnlijke positie van het (lucht)vaartuig te kunnen vaststellen en zijn actieradius; trachten omtrent het (lucht)vaartuig alle voorhanden zijnde informatie te verkrijgen, uit welke bron dan ook; de daarvoor in aanmerking komende diensten en instanties in kennis stellen van het noodgeval.
Afhankelijk van de aard en omvang van het incident kunnen worden gewaarschuwd:
de SAR-helikopter van het Maritiem Vliegkamp De Kooy (MVKK), offshore SAR helikopter; het Kustwacht vliegtuig; de SAR eenheden van de KNRM, de (zee)verkeerspost of verkeerscentrale in wiens werkgebied het noodgeval zich voordoet; het KLPD, de landelijke meldkamer Driebergen en de Unit Maritieme Politie; daarvoor in aanmerking komende offshore maatschappijen en de bemanningen van hun installaties; naburige (M)RCC's; eigenaar/ maatschappij/agent van het in nood verkerend (lucht)vaartuig; in aanmerking komende reddingsbrigades van de Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen (KNBRD) en eenheden van BST; GMK's.
Indien informatie ontvangen is dat het (lucht)vaartuig en/of perso(o)n(en) niet in nood is, wordt het incident afgesloten en zullen alle betrokken instanties geïnformeerd worden. Maar als er nog steeds geen contact is met het (lucht)vaartuig nadat alle genomen acties zijn gedaan, dan moet het (lucht)vaartuig zich in ernstig en onmiddellijk gevaar bevonden en wordt er van de Alarmeringsfase overgegaan naar de Noodfase.
6.3.7 Procedures tijdens de noodfase Tijdens de noodfase (DETRESFA) zal het JRCC Den Helder:
beginnen of doorgaan met de acties die uitgevoerd dienen te worden tijdens de onzekerheids- en alarmeringsfase. De rol van SMC wordt door het JRCC op zich genomen. door middel van radio-noodverkeer de scheepvaart in de omgeving verzoeken hun positie te rapporteren en aan te geven of ze al of niet in staat zijn hulp te bieden. In het laatste geval moet het vaartuig koers, snelheid, verwachte tijdstip van aankomst (ETA) op de positie van het incident doorgeven; doorgaan met het verzamelen van zoveel mogelijk informatie om op basis hiervan te komen tot een juiste beoordeling van de noodsituatie; aan de hand van de actuele informatie een zoekgebied berekenen (zie paragraaf 4 van dit deel); beslissen over de wijze waarop de SAR actie zal worden uitgevoerd en welke eenheden daartoe zullen worden ingezet; door middel van situatierapporten (sitraps) de actuele situatie rapporteren aan de betreffende eenheden en diensten; overleg plegen met daarvoor in aanmerking komende diensten en instanties over verder te nemen acties; de eigenaar/maatschappij/agent inlichten met betrekking tot de voorgenomen acties en de ontwikkelingen daarvan; bij noodzaak een On Scene Coördinator (OSC) aanstellen; aan de hand van de actuele informatie een actieplan opstellen (SEARCH ACTION PLAN , zie en dit, eventueel via de OSC, aan de beschikbare eenheden mede te delen; zonodig contact opnemen met de (M)RCC's van buurstaten indien voor het uitvoeren van de SAR actie van hen assistentie wordt verlangd; indien dit voor het slagen van de actie een toegevoegde waarde heeft, assistentie verzoeken van (lucht)vaartuigen en offshore installaties; afhankelijk van aard en omvang van het incident nationale autoriteiten/vlaggestaat van het betrokken schip/schepen informeren (via desbetreffend RCC of via het desbetreffende consulaat).
Wanneer het in nood zijnde (lucht)vaartuig is gelokaliseerd en de personen gered zijn, wordt de SAR actie beëindigd. Alle betrokken instanties worden geïnformeerd.
Blad 71 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
6.4 Procedures ter plaatse van het incident bij SAR acties De primaire taak van het JRCC Den Helder is de coördinatie van de activiteiten van SAR- en andere eenheden ter plaatse van het incident, met als doel een adequate afhandeling van de SAR actie. Het JRCC Den Helder treedt in dergelijke gevallen op als SAR Mission Coördinator (SMC).
6.4.1 SMC De SMC heeft de leiding over de SAR actie. Deze taak eindigt als de SAR actie met succes is uitgevoerd, als duidelijk is dat vervolg van de SAR actie geen succes meer kan opleveren of als de coördinatie van de SAR actie wordt overgenomen door een ander (M)RCC. De taken van de SMC zijn o.a.: het verkrijgen en evalueren van gegevens; het zoekgebied bepalen, welke methodes en eenheden gebruiken; het zoek actie plan ontwikkelen; informeren van betrokken instanties; afstemmen met land autoriteiten; afstemmen met rescue centers van buurlanden; informeren Leider OT, Operationeel Team, van het KWC scheepvaart informeren, inzetten; evalueren van binnengekomen rapportages en het zoek actie plan aanpassen indien nodig; op de hoogte zijn van de heersende weersomstandigheden; zorgdragen voor refuel mogelijkheden voor de vliegende SAR eenheden; een chronologische log bijhouden; SAR eenheden vrijgeven indien assistentie niet langer vereist is; SAR actie beëindigen
Tijdens SAR acties kan één van de ingezette eenheden door de SMC worden aangesteld als On-Scene Coördinator (OSC). De taken van een OSC kunnen (in het voorkomende geval) ook vanaf een faciliteit op het land (zeeverkeerspost / verkeerscentrale) worden uitgevoerd. Als meerdere vliegende SAR eenheden worden ingezet moet de SMC rekening houden met de vliegveiligheid. Een vliegtuig, fixed wing of rotary, kan aangewezen worden als Aircraft Coördinator.
6.4.2 OSC De keuze van een On Scene Coördinator (OSC) zal afhangen van de bij de SAR actie betrokken eenheden. Bij voorkeur zal de OSC beschikken over voldoende ervaring in het uitvoeren van SAR acties. De OSC moet beschikken over een redelijk stabiel platform met voldoende menskracht voor deze extra taak; beschikken over voldoende ploten communicatiemiddelen en in staat zijn voor langere duur ter plaatse de coördinatie op zich te nemen. Frequente wijzigingen van OSC dienen vermeden te worden. Een OSC voert in overleg met en onder verantwoordelijkheid van SMC de volgende taken uit:
het uitvoeren van het zoekplan van de SMC. Het plan kan worden aangepast aan de lokale (weers) omstandigheden, nieuw verkregen informatie, nieuwe ontwikkelingen, endurance reddings-eenheden etc. Zoekgebieden en zoekpatronen worden vastgesteld door de SMC en kunnen, in overleg met de OSC, worden gewijzigd. De OSC speelt een actieve rol bij het wijzigen van het zoekplan als de omstandigheden dit noodzaken, aanpassingen op het zoekplan worden gemeld aan SMC; het, voor zover mogelijk, vaststellen van de positie van de personen en/of object waar de SAR actie zich op richt; het coördineren van de inzet van reddingseenheden en het aanwijzen van (deel)zoekgebieden aan eenheden gebaseerd op hun capaciteit. Eenheden die arriveren briefen op hun taak. Onderhoudt verbinding met alle SAR eenheden ter plekke, geeft het interval aan waarbinnen deelnemende eenheden zich melden bij de OSC. het onderhouden van verbinding met de SMC, rapporteert iedere 30 minuten of eerder indien gewenst door middel van een situatie rapport; het, na een geslaagde opsporing, aanwijzen van voor de hulpverlening meest geschikte eenheden.
De OSC is verantwoordelijk voor het mondeling dan wel schriftelijk informeren van de SMC over de stand van zaken door middel van onder andere de genummerde SAR-sitrap. De identiteit van slachtoffers en overlevenden dient niet via openbare werkfrequenties te worden uitgewisseld. Daarnaast dienen de volgende zaken aan de orde te komen:
het aantal overlevenden en geborgen slachtoffers; het aantal overlevenden en/of geborgen slachtoffers en de plaats waar de betreffende eenheid zal aanlanden; de naam en bestemming van SAR eenheden die overlevenden aan boord hebben; de noodzaak van in te zetten extra hulp en/of eenheden.
Blad 72 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
De SAR eenheden en de ondersteunende eenheden zijn verantwoordelijk voor het doorlopend informeren van de OSC, waarbij de SAR-sitrap als leidraad dient en bovengenoemde zaken eveneens aan de orde dienen te komen. Alle betrokkenen dienen zich ervan bewust te zijn dat het hier vaak gaat om informatie van gevoelige aard. Het afluisteren van radiofrequenties door particulieren komt veelvuldig voor. Waar mogelijk dient men communicatiemiddelen te gebruiken die afluistervrij zijn (bijvoorbeeld Inmarsat, C2000 of communicatiemiddelen voorzien van “versluierde” spraak).
6.4.3 ACO De ACO, Aircraft Coördinator, valt onder de verantwoordelijkheid van de SMC en werkt nauw samen met de OSC. De belangrijkste taak van de ACO is het bewaken van de vliegveiligheid. De ACO wordt aangewezen door de SMC waarbij rekening gehouden wordt met; beschikbare radioapparatuur, radar, capaciteit en getraind personeel. De taken van de ACO zijn o.a.: het handhaven van de vliegveiligheid; toepassen en onderhouden van veilige separatie van vliegende eenheden; het zorgdragen voor de juiste barometrische druk instelling; flow planning toepassen, het entry point en exit point bepalen;
6.5 Het Nood, Spoed-, en Veiligheidsverkeer (NSV-verkeer) Nederland heeft op grond van internationale verdragen de verplichting tot het bewaken van de radiofrequenties bestemd voor het NSV-verkeer en het afhandelen van de daarop gepleegde berichtgeving. Deze taak is opgedragen aan het Kustwachtcentrum.
6.5.1 Global Maritime Distress And Safety System Het GMDSS is geïmplementeerd in de periode 1992-1999 en op 1 februari 1999 wereldwijd van kracht geworden. Het GMDSS is een “ship to shore” systeem, waarbij de alarmering van schepen in nood wordt ontvangen door stations aan de wal en schepen in de nabijheid van het in nood verkerende station, ongeacht de positie waar de noodsituatie zich voordoet. Hierbij wordt gebruik gemaakt van satellieten en digitale zend- en ontvangstsystemen, zoals het Digital Selective Calling (DSC)-systeem. Het GMDSS is primair bedoeld voor het afhandelen van noodverkeer op zee. In het GMDSS worden 4 verschillende zeegebieden onderscheiden:
Zeegebied A1 A2 A3 A4
Toelichting Een gebied binnen telefoniebereik van tenminste één VHF-kuststation, waarin een continue ontvangst van VHF DSC-alarmering is gegarandeerd. Een gebied, met uitzondering van A1, binnen telefonie-bereik van tenminste één MF-kuststation, waarin een continue ontvangst van MF DSC-alarmering is gegarandeerd. Een gebied, met uitzondering van A1 en A2, binnen bereik van een INMARSAT-satelliet, waarin continu een alarmering mogelijk is. Overige gebieden.
Nederland heeft binnen haar SAR-verantwoordelijkheidsgebied een A1-gebied (VHF-bereik) en een A2-gebied (MF-bereik) ingesteld. Het NSV-verkeer wordt in deze gebieden door het Kustwachtcentrum/JRCC verzorgd. Het Kustwachtcentrum zendt veiligheidsberichten uit voor het Nederlands deel van de Noordzee. Vanaf 1 februari 1999 moeten alle conventieschepen volgens GMDSS zijn uitgerust. Voor visserschepen gelden aangepaste voorschriften.
6.5.2 Alarmeringen Het JRCC Den Helder reageert op:
alarmeringen vanaf schepen door middel van GMDSS-apparatuur; alarmeringen vanaf schepen door middel van VHF kanaal 16; alarmeringen via andere methoden, zoals bijv. via INMARSAT F33 en F55, en M (niet GMDSS),PLB's, telefoon en mobiele telefoons.
6.5.3 Maritieme alarmeringen
Blad 73 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Alarmering vanaf schepen met GMDSS-apparatuur door het gebruik van:
Digital Selective Calling (DSC); INMARSAT B, C, en Fleet-F77; 406MHz Noodradiobakens (EPIRB’s).
6.5.4 Aeronautische alarmeringen Alarmering vanaf luchtvaartuigen wordt gedaan door middel van noodberichten via:
de in gebruik zijnde werkfrequentie met de luchtverkeersleiding; 121.5 MHz; 243.0 MHz; de emergency transponder code 7700; 406 MHz, Noodradiobakens (ELT’s).
6.5.5 Alarmeringen vanaf ruime binnenwateren Voor de procedures en werkwijze ten aanzien van het noodverkeer bestaat er voor het JRCC Den Helder geen onderscheid tussen zee en ruime binnenwateren. Onder de ruime binnenwateren wordt verstaan het IJsselmeer (inclusief de randmeren), de Waddenzee en de Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren. Het JRCC Den Helder reageert ten aanzien van alarmeringen op dezelfde wijze. Echter de scheepvaart die op de ruime binnenwateren vaart heeft meestal niet de beschikking over GMDSS-apparatuur. Het nood- en spoedverkeer wordt door het JRCC afgehandeld via de VHF. De veiligheids-berichten, weerberichten en wind- stormwaarschuwingen worden op de ruime binnenwateren verzorgd door de betreffende meldposten en verkeerscentrales (zoals Centrale Meldpost Waddenzee, Centrale Meldpost IJsselmeer en Centrale Meldpost Wemeldinge).
6.5.6 Luisterwacht kan. 16 VHF Op de nood- en oproepfrequentie VHF kanaal 16 wordt door het JRCC Den Helder onafgebroken uitgeluisterd. Het uitluisteren op VHF kanaal 16 wordt gecontinueerd tot een nader te bepalen datum. IMO heeft in mei 2004 in de MSC 78, Maritime Safety Committee, geconcludeerd dat schepen op zee voorlopig dienen uit te luisteren om te voorzien in : een nood- oproepkanaal voor niet- SOLAS schepen; een bridge to bridge communicatie kanaal voor SOLAS schepen.
Het JRCC Den Helder bepaalt of het nood- of spoedverkeer kan worden opgeheven.
6.5.7 DSC Het Nederlands SAR-verantwoordelijkheidsgebied kent volgens het GMDSS een zeegebied A-1 en A-2. Op het JRCC Den Helder worden kanaal 70 VHF (DSC) en de MF frequentie 2187.5 kHz (DSC) continu bewaakt.
6.5.8 DSC VHF kanaal 70 Noodberichten op deze frequentie activeren een alarmsignaal op het Kustwachtcentrum. Tevens verschijnt er een waarschuwing op een beeldscherm en kan het bericht worden gelezen en geprint. Het JRCC stuurt direct een bevestiging van ontvangst (acknowledge), waarna het JRCC Den Helder de SAR actie start. Op kanaal 16 VHF wordt het noodverkeer verder afgehandeld volgens de procedure als beschreven bij kanaal 16 VHF.
6.5.9 DSC MF 2187.5 kHz
Blad 74 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
De procedures zijn gelijk aan die welke gelden voor DSC kanaal 70 VHF, met dien verstande dat het noodverkeer verder wordt afgehandeld op de MF frequentie 2182 kHz.
6.5.10 INMARSAT Voor de ontvangst van maritieme satelliet-communicatie (Inmarsat -B, -C, mini C M, mini M en Fleet 77, Fleet 33 en 55) beschikt Nederland over het grondstation te Burum (het Land Earth Station = LES Burum). Het JRCC Den Helder is het geassocieerde RCC voor dit grondstation. Dit houdt in dat het door LES Burum ontvangen maritieme noodverkeer rechtstreeks en automatisch (zonder tussenkomst van een LES operator) naar het JRCC Den Helder wordt doorgezonden. Alleen Inmarsat B, C en Fleet F77 vallen onder het GMDSS. Het LES Burum heeft als verzorgingsgebied voor: a. INMARSAT -B en Fleet F77 (nood)berichten de Atlantic Ocean Region-East en West (AOR-E/W) en de Indian Ocean Region (IOR); b. INMARSAT - C (nood)berichten de Atlantic Ocean Region-East en -West (AOR-E/W). LES Burum is tevens een grondstation voor Inmarsat-C ten behoeve van LES Perth (station 22). Dit betekent dat JRCC Den Helder optreedt als geassocieerd RCC voor dit grondstation voor de gebieden AOR E/W. De Kustwacht is op de hoogte van het INMARSAT dekkingsgebied. Indien de opgegeven positie niet in het Nederlandse SAR-verantwoordelijkheidsgebied ligt, wordt het bericht doorgeven aan het desbetreffende RCC in dat gebied. Tot het moment dat het daarvoor benaderde RCC kenbaar maakt dat men de afhandeling van het incident heeft overgenomen, blijft het JRCC Den Helder verantwoordelijk voor de coördinatie. Schepen die in nood verkeren en per Inmarsat met het JRCC Den Helder zijn doorverbonden - via het LES Burum -, behoren conform de geldende procedures mondeling of per telex direct op te geven: naam schip, roepletters en Inmarsat ID; positie; aard van het noodgeval; aard van de gevraagde hulp.
6.5.11 INMARSAT-B Inmarsat-B is de digitale vervanger van het Inmarsat-A. Met Inmarsat-B beschikt men over mogelijkheden voor gebruik van spraak, fax, data en telex. Bij het laatste is sprake van een dialoog-verbinding (direct vraag en antwoord).
6.5.12 INMARSAT-C Het Inmarsat-C systeem maakt uitsluitend gebruik van Store-and-Forward telexverkeer. Bij ontvangst van een Inmarsat-C noodbericht moet het JRCC Den Helder het schip zo spoedig mogelijk (bepaald is binnen 5 minuten) een Acknowledge sturen en om nadere bijzonderheden vragen. Indien de positie van het schip binnen het eigen verantwoordelijkheidsgebied is gelegen zal het JRCC Den Helder trachten tevens verbinding te krijgen via de conventionele communicatiemiddelen, de AIS bevragen en/of een SAR actie opstarten. Is de positie buiten het eigen verantwoordelijkheidsgebied dan wordt het voor dat gebied verantwoordelijke RCC ingelicht en wordt de SAR actie overdragen. Zolang de SAR actie niet is overgedragen blijft het JRCC Den Helder verantwoordelijk.
6.513 INMARSAT-FLEET 77 Inmarsat Fleet 77 is een klein en compact systeem voor voice and data. Het is tevens goedgekeurd door IMO voor deelname aan het GMDSS. Via telefoon kunnen nood-, spoed- en veiligheidsberichten verzonden worden.
6.5.14 NOODRADIOBAKENS Emergency Position Indicating Radio Beacons (EPIRB’s), Emergency Locator Transmitters (ELT) en Personal Locator Beacons (PLB) zijn "last resort" middelen. Dit zijn middelen die slechts gebruikt zullen worden als alle andere middelen hebben gefaald of onbruikbaar zijn geworden. De door een EPIRB/ELT/PLB uitgezonden signalen worden ontvangen door satellieten van het COSPAS/SARSAT-systeem. EPIRB’s worden in de maritieme sector gebruikt, ELT’s in de luchtvaart en PLB’s zijn voor persoonlijk gebruik.
Blad 75 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
We onderscheiden noodradiobakens die uitzenden op: 406 MHz 121,5 MHz 243.0 MHz.
Het COSPAS-SARSAT systeem maakt gebruik van polaire (low-altitude earth orbit system for SAR = LEOSAR), en geostationaire satellieten (Geostationary system for SAR = GEOSAR). De polaire satellieten zenden de signalen door naar een Local User Terminal (LUT) waar de positie door middel van Doppler berekeningen wordt bepaald. De geostationaire satellieten kunnen geen positie doorgeven tenzij het baken met een plaatsbepalingsysteem is toegerust. COSPAS-SARSAT is gestopt met het verwerken van 121.5/243.0MHz signalen per 1 februari 2009. De bakens zijn niet voorzien van een identificatie en zijn niet nauwkeurig; rond de positie moet rekening gehouden worden met een cirkel van 20 kilometer. Er zijn normaliter twee satelliet passages nodig om de positie te bepalen. De positie van een 406MHz baken ligt binnen een straal van 5 kilometer, is het baken met GPS uitgerust dan is dit tot op 100 meter. Bij de eerst satellietpassage kan de positie al worden bepaald. De noodradiobaken alarmeringen in het Nederlandse SAR-verantwoordelijkheidsgebied worden binnen het COSPAS/SARSAT-systeem verzorgd door het French Mission Control Centre (FMCC) Toulouse in Frankrijk. Het FMCC verwerkt de gegevens en stelt vast in wiens verantwoordelijkheidsgebied de berekende positie van het baken zich bevindt. Het MCC informeert vervolgens het verantwoordelijke RCC. Het JRCC Den Helder is voor Nederland aangewezen als SAR Point of Contact (SPOC) binnen het COSPAS/SARSAT-systeem. Dit betekent dat het JRCC Den Helder direct identificatie informatie, MMSI-gegevens, Maritime Mobile Service Identity moet kunnen verstrekken over Nederlandse schepen en vliegtuigen/helikopters en de daarop geplaatste zend- en ontvangapparatuur, waaronder noodradio-bakens. Daarnaast worden alle, waar dan ook ter wereld ontvangen, noodradiobaken-uitzendingen met een MMSI uit Nederland in de vorm van een Notification of Country of Registration (NOCR), doorgezonden naar het JRCC Den Helder. Het FMCC wordt door het JRCC geïnformeerd over de afloop van een noodradiobaken alarmering. Jaarlijks krijgt de COSPAS-SARSAT organisatie een noodradiobaken-rapportage volgens een vast format.
6.5.15 Noodradiobaken identificatie 121.5MHz en 243.0MHz bakens hebben geen unieke identificatie code. 406 MHz noodradiobakens zijn uitgerust een uniek baken code, een ID, identification data. Bij een 406 MHz EPIRB (maritiem) wordt de ID in de vorm van een landencode en een serienummer van het baken of een landencode en een MMSI-nummer meegezonden. Nederlandse bakens zijn met een MMSI geprogrammeerd. Aan de hand van de ID kan worden achterhaald welk schip de uitzending heeft gedaan, de wijze waarop dit baken is geactiveerd (handmatig of automatisch) en of het baken is uitgerust met een 121.5 MHz peilsignaal. Bij een 406 MHz ELT (aeronautisch) wordt een ICAO aircraft identity code meegestuurd. Nederland heeft afgesproken deze bakens met een 24-bits aircraft code te programmeren. 406 MHZ PLB’s zijn geprogrammeerd met een landencode en een uniek serienummer. [1]
Een uitgebreide toelichting staat in de COSPAS SARSAT richtlijnen, document C/S G.005
De 121.5 MHz en 243.0 MHz uitzendingen zijn door de verkeersleidings-centra en vliegtuigen of helikopters te ontvangen. Vliegtuigen of helikopters melden de ontvangst van dergelijke signalen aan het verkeersleidingscentrum waarmee zij in verbinding staan. De meldingen worden doorgegeven aan het JRCC. De vliegverkeersleidingscentra zijn in staat te peilen op de 121.5 MHz. Het JRCC verzoekt het FMCC om nadere informatie. Bij de ontvangst van een noodradiobaken signaal handelt het JRCC volgens procedure, en een aantal factoren zijn hierbij van belang.
6.5.16 Noodradiobaken procedures Het JRCC zal bij de ontvangst van een noodradiobaken signaal direct trachten vast te stellen of het schip, luchtvaartuig of persoon daadwerkelijk in de problemen is. Verschillende handelingen zullen tegelijkertijd uitgevoerd worden zoals het raadplegen van AIS en/of VMS, Vessel Monitoring System, een individual call via DSC uitsturen, het bevragen van databestanden, de voorbereiding van het radionoodverkeer en de SAR actie.
Blad 76 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Procedure 406 MHz noodradiobaken
Procedure 121.5 / 243.0 MHz noodradiobakens De uitzendingen worden niet meer door de satelliet gedetecteerd. Verkeersleidingen en/of vliegtuigen/helikopters kunnen uitzendingen van noodradiobakens ontvangen en rapporteren aan het JRCC. De positie van het noodradiobaken kan alleen bepaald worden door gebruik te maken van peil-apparatuur. SAR eenheden, varend en vliegend zijn uitgerust met peil-apparatuur. Om de positie bij benadering vast te stellen spelen de volgende factoren een rol: wie is de melder, vliegverkeersleiding of vliegtuig/helikopter; wat is de positie van de melder; geografische positie en/of peiling, afstand tot een bekend punt;
Blad 77 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
wat is de vlieghoogte, want deze is bepalend voor de grootte van het gebied waarin het noodradiobaken zich bevindt. Hoe hoger de vlieghoogte, hoe groter het [2] ontvangstbereik is. (voorbeeld: een vliegtuig op 10.000voet heeft een ontvangstbereik van 226 kilometer)
Is bij benadering de positie van het noodradiobaken vastgesteld en zijn er meerdere meldingen binnengekomen dan kan de SMC overwegen om: SAR eenheden in te zetten om het baken te peilen; radio noodverkeer maken. Het JRCC Den Helder stuurt een telex/fax naar het FMCC met een request special attention. Het signaal 121.5MHz kan het homing signaal zijn van een 406MHz baken. Indien de positie zich op land bevindt wordt de opsporingsambtenaar van EL&I /AT geïnformeerd.
[1].
www.cospas-sarsat.org.
[2].
Reikwijdte in kilometers = 2.26 x ? vlieghoogte in voeten.
6.6 Zoekgebieden / zoekplannen Wanneer binnen het Nederlandse SAR-verantwoordelijkheidsgebied een scheeps- of luchtvaartongeval plaatsvindt of wanneer er sprake is van een “man-over-boord”situatie, zal het enige tijd in beslag nemen voordat de eerste reddingseenheden ter plaatse kunnen zijn. Wind en stroming zullen in die periode hun invloed uitoefenen op personen en voorwerpen te water, met als gevolg dat deze zich mogelijk niet meer bevinden in de nabijheid van de positie waar het incident heeft plaats gevonden. Het zeegebied waarin mogelijke overlevenden van het incident zich kunnen bevinden wordt met het verstrijken van de tijd steeds groter. Dit heeft gevolgen voor de omvang van het te definiëren zoekgebied. Voor berekening van de omvang van een zoekgebied op het water is op het JRCC Den Helder een computerprogramma, genaamd SARIS, Search and Rescue Information System, beschikbaar.
6.6.1 SARIS SARIS is een geïntegreerd SAR systeem met een SAD, Search Area Determination, deel en een SAC, Search Area Coverage, deel. De SAD voorspelt de beweging van een object met de invloed van wind en stroom. Er wordt rekening gehouden met onjuiste gegevens en statistische afwijkingen. Er wordt gebruikt gemaakt van een hydronamische database voor stroom- en windgegevens. De SAC module wordt gebruikt om te bepalen of de ingezette eenheden het gebied kunnen doorzoeken en welke zoekpatronen van toepassing zijn.
6.6.2 SAD, zoekgebieden modules A. DATUM POINT SEARCH: Dit is de berekening van een standaard zoekgebied. Hierbij worden de volgende parameters ingevoerd: een gespecificeerde positie; een tijdstip (de 'last known position'); windgegevens; leeway-gegevens van het te zoeken object; initial position error.
Stroomgegevens worden via een aangesloten databank verkregen. B. DATUM LINE SEARCH: Dit is de berekening van de mogelijke positie van een schip of een daarvan afkomstig (onderweg verloren) voorwerp, uitgaande van het gevaren/te varen traject. Hierbij worden de volgende parameters ingevoerd: posities en tijden van de route; aankomsttijd van zoekeenheden in het zoekgebied; windgegevens; leeway-gegevens van het te zoeken object; initial position error.
C. BACKTRACKING:
Blad 78 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Herleiding van een driftbaan naar de positie van het incident aan de hand van een op een bepaalde positie aangetroffen drijvend voorwerp. Hierbij worden de volgende parameters ingevoerd: een positie en tijd dat het object is gevonden; positie en tijd van laatst bekende positie, windgegevens; leeway-gegevens van het te zoeken object; initial position error.
Stroomgegevens worden via een aangesloten databank verkregen.
6.6.3 SAC-module In deze module kan men bepalen of de ingezette eenheden in staat zijn een bepaald gebied op zodanige wijze af te zoeken dat een object met een zekere waarschijnlijkheid wordt gedetecteerd, de POD, probability of detection. De volgende parameters worden hierbij ingevoerd: type zoekeenheid, snelheid, OSE, on scene endurance, height of eye, nav error; zicht; type en grootte van het te zoeken object; type detectiemethode, visueel/radar; type zoekpatroon, creepingline, paralleltrack, expanding square, sector search etc.
6.6.4 Zoekpatronen Zodra een zoekgebied is berekend dient dit systematisch te worden afgezocht. Factoren als weersomstandigheden, endurance van SAR eenheden en de afmetingen van het gezochte object zijn hierbij van belang. De mate van relevantie van deze factoren wordt door de SMC bepaald. Het afzoeken van een zoekgebied door een of meerdere eenheden kan op verschillende wijzen geschieden. De hierbij gebruikte terminologie is dezelfde als die welke wordt gebruikt bij bijvoorbeeld de MCA (UK Coastguard) en de US Coastguard. Een gebied wordt middels standaard patronen afgezocht. Een aantal voordelen hiervan zijn; gebiedsdekking, verhoging van de POD, probability of detection, eenvoudiger te communiceren zonder teveel misverstanden, eenvoudiger te coördineren en veiliger om uit te voeren. Het soort patroon is van een aantal factoren afhankelijk; de mate van onzekerheid over de positie, de navigatie mogelijkheden van de zoekeenheid, het type te gebruiken sensoren, weersomstandigheden, tijdlimieten wat overlevingskansen betreft, endurance van de zoekeenheden e.d..
6.6.5 Termen De volgende termen worden gebruikt in relatie tot zoekpatronen:
search-track: de afgelegde weg van een enkele SAR-eenheid; sweep-width (W): een mathematisch uitgedrukte maat van mogelijkheden tot detectie, afhankelijk van doels-karakteristieken, weer en andere beperkingen; track spacing (S): de afstand tussen aangrenzende tracks; interval: de afstand tussen aangrenzende (lucht)vaartuigen (behoeft niet gelijk te zijn aan trackspacing); sweep: één lang been van een search track.
In Figuur 6.1 is de relatie weergegeven tussen de verschillende termen.
Blad 79 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 6.1 Trackspacing determination
6.6.1 Voorbeelden zoekpatronen
Figuur 6.2 Sector search
Dit zoekpatroon is het meest effectief als de datum point (berekende positie) accuraat en het zoekgebied klein is. Een cirkel wordt afgezocht waarbij gecentreerd wordt op de datum point. Het gebruik van een smoke marker of radiobaken kan als referentiepunt dienen om het middelpunt van het zoekpatroon aan te geven. Er wordt nu automatisch rekening gehouden met de drift, dit zoekpatroon is prima geschikt voor objecten met weinig tot geen leeway zoals een persoon te water.
Blad 80 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Dit zoekpatroon is niet geschikt voor meerdere vliegende of varende eenheden tegelijkertijd. Als het zoek object niet gevonden wordt bij het voltooien van het zoekpatroon, dan wordt een tweede sector search afgelegd tussen de search tracks van het eerste zoekpatroon.
Figuur 6.3 AExpanding square search (linksom of rechtsom)
Dit zoekpatroon is zeer effectief als de positie van het te zoeken object redelijk bekend is. Het startpunt is altijd de datum point (berekende positie). In concentrische vierkanten wordt het gebied naar buiten uitgebreid. Omdat het een relatief klein gebied betreft geldt ook voor dit zoekpatroon dat het niet geschikt is om met meerdere zoekeenheden uit te voeren. Het is een goed zoekpatroon voor (kleine) vaartuigen om bijvoorbeeld een persoon te water te vinden. Aanbevolen wordt om dit zoekpatroon met dead reckoning te varen in plaats van electronische apparatuur te gebruiken, omdat automatisch gecompenseerd wordt voor het effect van de drift.
Bij een tweede maal doorzoeken van het gebied wordt het patroon 45?? gedraaid.
Figuur 6.3 BExpanding square search (linksom of rechtsom)
Blad 81 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 6.4 Trackline search
Dit zoekpatroon wordt normaliter toegepast als een vliegtuig, helikopter of vaartuig zonder een spoor verdwenen is terwijl het onderweg was tussen twee punten. Er wordt aangenomen dat het vliegtuig, helikopter of vaartuig nabij de geplande route iets overkomen is en zich nabij de route bevindt. Normaliter wordt dit patroon door een vliegende eenheid snel afgevlogen, het is eenvoudig te plannen en uit te voeren.
Figuur 6.5 Parallel track search
Dit zoekpatroon wordt gebruikt wanneer er grote onzekerheid is over de positie van het object en er een groot gebied moet worden afgezocht. Het zoekpatroon bestrijkt een rechthoekig gebied. Dit patroon wordt bijna altijd gebruikt als een groot gebied onderverdeeld wordt in sub-gebieden. Meestal wordt een sub-gebied afgezocht door één zoekeenheid. Maar het kan nuttig zijn dat meerdere eenheden tegelijk een gebied afzoeken. Koopvaardij- of vissersschepen kan gevraagd worden een bepaalde track af te varen en scherp uit te kijken. De search tracks lopen parallel aan de lange zijden van de rechthoek.
Figuur 6.6 Creeping line search
Dit zoekpatroon is in principe hetzelfde als de parallel track search, alleen lopen nu de search tracks parallel aan de korte zijden van de rechthoek. Het is een intensief zoekpatroon vanwege de vele draaien en het is het meest effectief in combinatie van een vaartuig met een vliegtuig of helikopter.
Blad 82 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
6.7 Beëindigen of onderbreken van SAR acties 6.7.1 Opsporing geslaagd Zodra de opsporing is geslaagd dient het JRCC Den Helder de OSC onmiddellijk de best toegeruste eenheden aan te wijzen om de redding uit te voeren. De eenheden die de daadwerkelijke redding uitvoeren dienen de OSC dan wel het JRCC Den Helder zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van:
aantal overlevenden en geborgen slachtoffers, de identiteit van overlevenden en slachtoffers dient niet via een openbare werkfrequentie te worden uitgewisseld; eventuele noodzaak tot extra hulpverlening; plaats van bestemming van de eenheid, voor afstemming met de landautoriteiten voor het regelen van opvang.
6.7.2 Beëindigen of onderbreken SAR-actie Tijdens de onzekerheids- en alarmeringsfase kan de SAR actie beëindigd of onderbroken worden zodra het JRCC Den Helder, op grond van verkregen informatie, vaststelt dat er geen sprake (meer) is van een noodsituatie. Vervolgens worden alle eenheden, diensten en instanties die betrokken waren hiervan in kennis gesteld. Eventueel al gewaarschuwde en/of ingezette eenheden kunnen worden bedankt.
6.7.3 Beëindigen SAR-actie tijdens noodfase Tijdens de noodfase kan de SAR actie beëindigd of onderbroken worden: Zodra het JRCC Den Helder, op grond van verkregen informatie, vaststelt dat er geen sprake (meer) is van een noodsituatie. Vervolgens worden alle eenheden, diensten en instanties hiervan in kennis gesteld; indien wordt vastgesteld dat verder zoeken geen positief resultaat zal hebben voor overlevenden. Vervolgens staakt het JRCC Den Helder alle acties in overleg met betrokkenen, nagekomen informatie kan ertoe leiden dat de actie wordt hervat.
6.7.4 Opsporing mislukt De SAR actie dient niet eerder te worden beëindigd dan nadat alle redelijke hoop op het redden van overlevenden is opgegeven. De beslissing de actie te staken wordt in overleg met betrokkenen genomen, maar is uitsluitend voorbehouden aan het JRCC Den Helder.
6.7.5 Rapportage, analyse en evaluatie Na afloop van de actie stelt het JRCC Den Helder zo spoedig mogelijk een rapportage op in de vorm van een first impression report. Afschriften worden toegezonden aan alle vliegende Nederlandse SAR eenheden die bij de actie betrokken zijn geweest. Deelnemende eenheden worden verzocht een FIR zo spoedig mogelijk na afloop van de actie naar het JRCC Den Helder te zenden. Vooral na gecompliceerde acties kan dit wenselijk zijn om de actie te evalueren. Het JRCC Den Helder analyseert iedere SAR actie met behulp van het in Vision opgemaakte incidentrapport. Waar nodig wordt het verloop van de actie met direct betrokkenen geëvalueerd. Gehanteerde procedures zullen zo nodig worden bijgesteld. Periodiek houden vertegenwoordigers van de SAR-diensten een overleg om hierbij van gedachten te wisselen over de opgedane ervaringen Dit overleg heet het POSO, Periodiek Operationeel SAR Overleg.
6.8 Radio Medische Dienst (RMD), Medevac Naast het opsporen en redden van drenkelingen heeft het JRCC Den Helder de verantwoordelijkheid voor de organisatorische afhandeling van de hulpverlening aan opvarenden van schepen die medische bijstand nodig hebben. Op advies van de RMD van de KNRM kan een arts worden overgebracht en/of evacuatie van de betrokken patiënt plaatsvinden. Voor de MEDEVAC kan gebruik worden gemaakt van een SAR-helikopter, een reddingboot of een ander geschikt middel, al naar gelang het verzoek van de RMD en de omstandigheden, zoals medische status van de patiënt, afstand, meteorologische omstandigheden en vereiste spoed.
Blad 83 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
De Radio Medische Dienst (RMD) is opgericht in 1931 en vormt sinds 1 januari 1999 een onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM). De taken van de RMD zijn: het verstrekken van medische adviezen via telecommunicatie aan zeegaande vaartuigen over de gehele wereld en aan beroeps- en pleziervaart op de binnenwateren van Nederland; het verstrekken van medische adviezen via telecommunicatie bij de evacuatie van zieken en gewonden.
6.8.1 Uitvoering Evacuatie van zieken of gewonden vindt plaats in samenwerking met het JRCC Den Helder en eventueel met een vliegmedische arts van de Koninklijke marine. In het protocol voor helikopter inzet door de RMD van de KNRM staat de te volgen werkwijze beschreven. De RMD bestaat uit een team van 5 artsen die elk gedurende een week 24 uur per dag dienst doen en binnen tien minuten beschikbaar zijn. Tussen de KNRM, de Staat der Nederlanden en de Koninklijke Marine is op 6 januari 1999 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Het doel hiervan is een optimale samenwerking tussen de betrokken partijen (de RMD, nu RWS-NZ en het Kustwachtcentrum) te verzekeren. In deze samenwerkingsovereenkomst staat aangegeven welke procedures bij een Medische Evacuatie (MEDEVAC) dienen te worden gevolgd. Indien de arts van de RMD een MEDEVAC noodzakelijk acht vanaf een schip buiten het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied treedt JRCC Den Helder in overleg met een buitenlands RCC. Wanneer tijdens een MEDEVAC een persoon binnen Nederland is gebracht, wordt door de zorg van het JRCC Den Helder een ambtenaar belast met de grensbewaking terzake geïnformeerd. Formaliteiten terzake van de grensbewaking worden hierna aan deze functionaris overgelaten. Over via de Radio Medische Dienst verkregen informatie met betrekking tot patiënten mag door de hulpverlener geen inlichtingen worden verstrekt. Deze geheimhoudingsplicht is slechts rechtmatig te doorbreken op grond van een wettelijk voorschrift, of een conflict van plichten. In overleg met de bij de uitvoering van de RMD betrokken partijen is hierover een gedragscode opgesteld.
6.8.2 Offshore Medevac De Offshore industrie gebruikt voor een medische evacuatie de Offshore SAR helikopter tenzij de Offshore back-up arts anders beslist. Als de aanwezigheid van een arts noodzakelijk wordt geacht aan boord van de helikopter, wordt de SAR helikopter van Commando Luchtstrijdkrachten/Defensie Helikopter Commando (CLSK/DHC) ingezet.
6.9 Procedure missing contact KNRM vaartuigen KNRM vaartuigen van de AV, Arie Visser klasse, de JF, Johannes Frederik klasse, de V, Valentijn klasse en de N, Nikolaas klasse zijn uitgerust met AIS, Automatic Identification System. Het Nederlandse deel van de Noordzee, het Search and Rescue Region, SRR, is nagenoeg gedekt door AIS base stations. Het JRCC kan met behulp van AIS (en radar kustbereik) een goed beeld opbouwen van de scheepvaart in het SRR. Indien het contact van een vaartuig geen positie update laat zien, verandert het AIS symbool op het scherm en verdwijnt na enkele minuten. Met de KNRM is de volgende procedure overeengekomen als een AIS contact van een KNRM vaartuig geen goede informatie meer doorgeeft. Het KWC: maakt (of probeert te maken) radiocontact (VHF/MF, DSC of C2000) met vermiste reddingboot; dirigeert mede in actie zijnde reddingboten naar de plek waar de reddingboot wordt vermist; alarmeert andere reddingboten en/of vliegende eenheden indien geen andere reddingboten in omgeving; informeert bij vermissing of bij twijfel over vermissing direct de wachtsman KNRM; informeert Piket KWC; informeert pers uitsluitend in overleg met KNRM; overlegt met directeur/adjunct-directeur over operationeel centrum, liaison KWC/KNRM en taakverdeling;
6.10 Protocol Helikopter inzet door de RMD van de KNRM Indicatie: Levensbedreigende situatie of verhoogde kans op blijvende invaliditeit bij andere wijze van transport. In eerste plaats bedoeld om meer adequate zorg aan boord te krijgen, in tweede plaats geïndiceerd indien snelle afvoer naar een ziekenhuis gewenst is. Dit moeten afzonderlijke beslis momenten zijn. Elke vorm van patiënten overname heeft zijn specifieke risico's. Patiënten moeten in een ruimte blijven waar onderzoek en stabilisatie mogelijk is; niet alvast aan dek klaar staan! De SAR-arts moet
Blad 84 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
zelf een inschatting ter plaatse kunnen maken of, en zo ja, hoe hij de patiënt gaat vervoeren en eventueel verder stabiliseert. Informeer de kapitein over de gang van zaken. 1. Overleg Kustwacht: Nadat de RMD-arts een voorlopige indicatie voor helikopter inzet stelt op grond van bovenstaande criteria neemt hij/zij contact op met het Kustwachtcentrum voor nader overleg. Vooral ook ten aanzien van technische aspecten als o.a. golfhoogte, windsnelheid alternatieve vervoersmogelijkheden (snelle boot versus heli), etc. 2a. Voor Nederland: Overleg met SAR-arts Koninklijke Marine over indicatiestelling. Bij voorkeur heeft dit overleg plaats voor er daadwerkelijk SAR-alarm gemaakt wordt door de Kustwacht. De SAR-arts beslist omtrent de indicatie van de helikopter. De dienstdoende SAR-arts en/of de RMD arts overlegt zonodig met senior marine arts. Gedurende de gehele week is de dienstdoende SAR-arts 24uur per dag bereikbaar via de ziekenboeg van MVKK. Bij gesloten veld/afwezigheid via de Operatie-Officier MVKK. 2b. Voor niet Nederland: Direct met Kustwacht regelen. Deze neemt contact op met betreffende (M)RCC. Overleg met vliegmedisch arts is altijd mogelijk bij onzekerheid omtrent risico en indicatie van luchttransport. (bijvoorbeeld bij epileptische patiënt). Via de ziekenboeg MVKK is het altijd mogelijk contact op te nemen met een vliegerarts. 3. Operationele aspecten: Het Kustwachtcentrum verzoekt SAR alarm (zie boven), zowel binnen als buiten Nederland. Buiten Nederland zo volledig mogelijke info aan Kustwacht geven ook betreffende medische gegevens dit voor overleg elders. 4. Vervolg en feedback: Follow-up afspraak maken met Kustwacht en wanneer met de Koninklijke Marine (KM) gevlogen wordt, met KM arts over feedback. Bij meer slachtoffers die aangevoerd gaan worden moet altijd de GMK ingeschakeld worden zodat deze een eventueel gewondenspreidingsplan kan opzetten. Dit inlichten moet voor de daadwerkelijke aanlanding plaatsgevonden hebben. De SAR-arts in de helikopter geeft aan de Kustwacht door naar welk ziekenhuis hij de patiënt(en) bij voorkeur afvoert, met een kort resumé van de status van de patiënt(en). De Kustwacht stelt, eventueel via de betreffende CPA, het voorkeursziekenhuis van de komst op de hoogte en koppelt in geval van niet beschikbaar zijn van het betreffende ziekenhuis, terug naar de helikopter waarbij alternatieven worden gegeven.
6.11 Procedures bij melding van een duikongeval Duikongevallen zijn SAR-incidenten waarbij veelal personen te snel naar het wateroppervlak zijn gekomen. Om in een dergelijk geval de medische aspecten te kunnen beoordelen is specialistische kennis nodig van een duikmedische arts (DMC, duik medisch centrum). Ook is vaak specialistische apparatuur benodigd (decompressietank). Er wordt door het JRCC als volgt gehandeld:
A. Melding komt via de radio/telefoon binnen bij het JRCC en plaats ongeval is Noordzee, Waddenzee, IJsselmeer of ZH/Zeeuwse stromen: Gegevens noteren en schip doorverbinden met RMD-arts, indien situatie dit vraagt kan de dienstdoende DMC-arts (na scheepstijd via Ops/Marsitcen) worden gewaarschuwd; RMD-arts neemt contact op met DMC-arts van de KM te Den Helder; RMD-arts overlegt met DMC-arts over de uit te voeren evacuatie methode; JRCC wordt geïnformeerd over wijze van evacuatie en coördineert deze; JRCC geeft info aan de landelijke meldkamer KLPD Driebergen en KLPD Unit Maritieme Politie.
B. Melding komt binnen bij de landelijke meldkamer Driebergen en plaats ongeval is Noordzee, Waddenzee, IJsselmeer of ZH/Zeeuwse stromen: Meldkamer Driebergen informeert JRCC; JRCC neemt coördinatie over en handelt volgens procedure A.
C. Melding komt via radio/telefoon binnen bij het JRCC en plaats ongeval binnenwateren: JRCC informeert de landelijke meldkamer Driebergen. Indien de landelijke meldkamer Driebergen het JRCC verzoekt om een SAR-helikopter in te zetten, dan neemt het JRCC contact op met het DMC (na scheepstijd via Marsitcen) en overlegt of dit de juiste evacuatie methode is; JRCC coördineert (bij heli inzet) de actie en onderhoudt communicatie met de SAR-heli; Indien de landelijke meldkamer Driebergen een KLPD-heli inzet, dan neemt de meldkamer Driebergen eerst contact op met het DMC en informeert hieromtrent het JRCC.
D. Melding komt binnen bij de meldkamer Driebergen en plaats ongeval binnenwateren. de meldkamer Driebergen neemt contact op met CPA en handelt zaak af; Bij eventuele inzet KM-heli zie procedure C.
Blad 85 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Op de hierna volgende locaties zijn decompressie mogelijkheden aanwezig in geval van duikongevallen: Den Helder, Duikmedisch centrum Koninklijke marine, medische begeleiding aanwezig; Amsterdam, AMC; Zeebrugge, Centrum HG; Antwerpen, Universitair ziekenhuis.
6.12 Procedure Berging stoffelijk overschot Afspraak met Kustwacht en KNRM m.b.t. het aantreffen van overledenen op zee en ander water. Met ingang van heden is een protocol van kracht geworden waarin het aantreffen en bergen van overledenen nader wordt uitgewerkt. Het protocol regelt de uniforme werkwijze bij het aantreffen van een stoffelijk overschot aanboord van een zeeschip dat zich op zee (of ander water) bevindt en waarbij mogelijk als eerste betrokken is de KNRM. De KNRM wordt operationeel ingezet door het Kustwachtcentrum en draagt mede kennis van dit protocol. Het Kustwachtcentrum bewaakt de werkwijze conform het afgesproken protocol en zorgt voor doormelding naar de politie. Doel van het protocol: Onderzoek op de P.D. mogelijk maken t.b.v. waarheidsvinding; Uniforme werkwijze hanteren gelet op de Wet op de Lijkbezorging. Een nadere uitwerking van deze procedure is te vinden in: Protocol Berging Stoffelijk Overschot KNRM Protocol Berging Stoffelijk Overschot op zee/ ruime wateoppervlakten (schema)
Blad 86 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Procedures verontreiniging zee en kust 6.14 Procedure bepalen bestrijdenswaardigheid olieverontreiniging De waarnemer in het verkenningsvliegtuig bepaalt door berekening van het volume aan op zee drijvende olie en de oliesoort of het noodzakelijk is maatregelen te nemen. Het gaat dan om de vraag of het in het belang van het milieu is de olie te bestrijden. De bestrijdenswaardigheid geeft dus aan dat de aangetroffen hoeveelheid uit het milieu verwijderd moet worden. Technische bestrijdbaarheid geeft aan of een verontreiniging qua soort, omvang en hoeveelheid met de bij RWS Noordzee beschikbare middelen opgeruimd kan worden gezien de actuele zee- en weerscondities. Technische bestrijdbaarheid wordt bepaald door de waarnemer bij vliegtuigverkenning.
Figuur 6.7 Bepaling technische bestrijdbaarheid
Indien de verontreiniging technisch bestrijdbaar is, volgt onderzoek naar de operationele bestrijdbaarheid. Operationele bestrijdbaarheid geldt als een technisch bestrijdbare verontreiniging opgeruimd kan worden, rekening houdend met de mobilisatietijd van de eenheden, de verwachte zeeomstandigheden en het gedrag van de verontreiniging onder invloed van verwering. Operationele bestrijdbaarheid wordt bepaald door het verzamelen van de volgende informatie.
Figuur 6.8 Bepaling operationele bestrijdbaarheid
Als de olieverontreiniging aan zowel technisch als operationeel bestrijdbaar is, worden de nodige maatregelen genomen.
Ontwikkelingen in de situatie Indien de verontreiniging niet technisch noch operationeel bestrijdbaar is kan besloten worden de vlek over een korte periode met intervallen te volgen. Rekening moet gehouden worden met de factor weer. Als deze factor tot de bepaling heeft geleid dat de verontreiniging niet technisch bestrijdbaar is, dan kan de vlek bij verbeterde omstandigheden opnieuw gemonitord worden. Tevens is er kans op aanspoelen op de kust.
6.14 Procedure Monsterneming
Blad 87 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Door RWS-Waterdienst is een procedure monsterneming opgesteld, rekening houdend met hetgeen in Bonn Agreement verband is afgesproken en wat door de Werkgroep "Oil Sampling and Identifcation (OSINET)" is bepaald. In het hoofdstuk 32 van het Bonn Counter Pollution Manual is informatie te vinden. Voor monstername op zee heeft RWS Noordzee de volgende procedure opgesteld.
1.Monsterneming bij opsporing van milieudelicten is niet vanzelfsprekend en niet in alle gevallen noodzakelijk. Tot monsterneming mag pas worden overgegaan als blijkt dat monsterneming het enige bewijsmiddel, dan wel het beste alternatief of belangrijk aanvullend bewijsmiddel is. 2.Het is belangrijk om bekend te zijn met de fysische en chemische eigenschappen van een stof en daarom zal bij een olieverontreiniging altijd een monster genomen worden om de aard en soort vast te stellen. 3.Indien er een monster wordt genomen zorgt de persoon die daar mee belast is voor zijn persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals werkhandschoenen, werkpak of overall, veiligheidsbril, veiligheidslaarzen en een reddingsvest. 4.Het monster kan doormiddel van een emmer van het wateroppervlak worden genomen, maar de praktijk wijst uit dat als de Arca ingezet wordt om een olievlek op te ruimen een oliemonster uit de schone tank of vanaf de veegarm kan worden genomen. 5.Het oliemonster wordt in een daarvoor bestemde glazen pot gedaan. Is het oliemonster van het wateroppervlak genomen, dan moet de laagdikte van de olie ongeveer 2 vingers dik zijn. Is het oliemonster uit de tank of vanaf de veegarm genomen, dan moet de glazen pot ongeveer 75% gevuld worden. 6.Het genomen oliemonster moet de volgende informatie bevatten die met een sticker op de pot wordt aangebracht. 7.Datum, tijd, naam water; 8.Naam van het schip; 9.Bij meerdere monsters de monsters nummeren; 10.Plaats monsterneming (geografische positie); 11.Naam van monsternemer; 12.Bedrijf waar monsternemer voor werkt; 13.Temperatuur zee en lucht. 1.Na monstername wordt de monsterpot in een plastic doorzichtige zak gedaan en verzegeld, plastic zakken en een zegeltang + toebehoren bevinden zich in een monsterkist die aan boord van de Arca en overige zeegaande overheidsschepen is. 2.Tevens wordt er een monsterstaat ingevuld, waarvan exemplaren in de monsterkist zitten. 3.Het monster wordt nu opgeslagen in een koelkast die afgesloten kan worden en wordt met een schip of later in de haven opgehaald voor analyse.
Verantwoordelijkheden Het monster wordt genomen door de meetleider of coördinator plaats ongeval. Het monster wordt door de meetleider of coördinator plaats ongeval verzegeld en in een afgesloten koelkast gezet. De meetleider of coördinator plaats ongeval draagt het monster over aan een daartoe bevoegd persoon.
6.16 Procedure Bonn Agreement POLREP In het verdrag van Bonn zijn de landen overeengekomen elkaar te informeren over milieu bedreigende situaties. Voorts is afgesproken assistentie te verlenen wanneer een land daartoe een verzoek stuurt. De landen die lid zijn van dit verdrag zijn: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Noorwegen, Zweden en GrootBrittannië. Ook de Europese Commissie is lid. De CvdW stelt een eerste bericht op volgens de POLREP format (een POLWARN) op basis van bekende gegevens. De Kustwacht, het Focal-point voor Nederland, verstuurt het bericht en ontvangt terugmeldingen. Bij de ontvangst van berichten conform het POLREP systeem zal de CvdW reageren. POLREP berichten worden gewisseld, als: 1. Een aanvaring met milieuschade heeft plaatsgevonden. 2. Een verontreiniging een buurland dreigt te bereiken. 3. 'Lange'-termijneffecten mogelijk zijn. 4. Na afloop van een actie, waarvan in het begin melding is gemaakt. POLREP berichten kunnen worden verstuurd naar landen die mogelijk te maken krijgen met de gevolgen van een incident of naar de landen die assistentie kunnen bieden. De POLREP berichten bestaan uit drie delen. POLWARN (Pollution Warning): geeft eerste melding over een ongeval met uitstroom van milieubedreigende stoffen. POLINF (Pollution Information): geeft aanvullende informatie over de omvang, de verwachte ontwikkelingen e.d. POLFAC (Pollution Facilities): vraagt nadrukkelijk om assistentie van een land.
Indien een incident aanleiding lijkt te geven om assistentie in te roepen van een van de leden van het Bonn Agreement, dient e.e.a. door het Beleidsteam van RWS Noordzee gefiatteerd te worden. Daartoe zal een POLFAC opgesteld worden.
Blad 88 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Een POLFAC kan ook ontvangen worden vanuit een van de andere leden, waarin het verzoek om assistentie aan Nederland gericht is. De reactie op een zo'n verzoek dient intern bij RWS Noordzee afgestemd te worden.
6.17 Procedure Milieu Technisch Advies Algemeen Ten tijde van een incident is bij het verstrekken van het milieutechnisch advies onderscheid gemaakt in de volgende fasen: 1. een eerste hulp advies (humane aspecten) 2. kort termijn advies 3. lang termijn advies (t.b.v. mariene milieu)
minuten na het ongeval aan KWC binnen 2 uur na incident aan CT-RWS langer dan 24 uur na incident aan CTRWS
Ter bepaling van een veilige werkomgeving voor hulpverleners kan het KWC rechtstreeks contact opnemen met de DCMR Milieudienst Rijnmond. Dit eerste hulpadvies is gericht op de humane aspecten en zal snel beschikbaar moeten zijn. Het korte – en lange termijn advies aan het Calamiteitenteam van RWS-NZ ten aanzien van de gevaaraspecten voor het marine milieu wordt gecoördineerd door de Landelijke Coördinatiecommissie Milieuverontreinigingen water (LCM) van de RWS-Waterdienst. Het LCM hanteert daartoe een aantal computermodellen voor een goede onderbouwing van het advies ten aanzien van het mariene milieu. Hiermee kan onder andere het volgende: het snel opvragen van fysische, chemische en eco-toxicologische (milieugevaarlijke) gegevens over een groot aantal stoffen; het gedrag van stoffen in het zeemilieu als functie van de tijd simuleren; het maken van schattingen wanneer en waar (olie)vlekken geloosd zijn; het selecteren van de meest geschikte actie en van controle maatregelen; het analyseren van de gevaarsaspecten voor het aquatisch mariene milieu. De LCM stemt het advies af met de DCMR. Procedure Melding DCMR en de LCM hebben informatie nodig over de aard van het incident, de locatie, de omstandigheden en de bij het incident betrokken stoffen. Stofnaam, vervoerswijze, vorm, Cas nummer, UN/nummer, hoeveelheid en IMDG/klasse zijn daarbij de belangrijkste kenmerken. Het KWC verzamelt deze informatie, eventueel met assistentie van IVW-Scheepvaart en geeft het door aan de CvdW die de informatie op zijn beurt doorgeeft aan de LCM. Voor de humane aspecten heeft het KWC rechtstreeks contact met de DCMR. Beoordeling De LCM maakt op basis van deze gegevens, de gebiedsinformatie, meteo/informatie, fysisch gedrag, gedragsverdeling over de compartimenten (lucht, wateroppervlakte, waterkolom en zeebodem) en andere informatie een stofbeoordeling op. De informatie wordt door de LCM afgestemd met de DCMR. Verder zal het GESAMP Hazard profile worden opgesteld, en aspecten over chemische en fysische eigenschappen, zoals giftigheid en bio/accumulatie in de aquatische omgeving. De combinatie van eigenschappen, gevaarsaspecten en verschijningsvorm bepaalt het gedragsprofiel van een stof. Aan de hand van het gedragsprofiel is ten tijde van een incident snel te bepalen of een stof direct of in potentie milieubedreigend is. De LCM controleert het mogelijk milieu risico van de stofgegevens aan het algemeen milieubeleid en het scheepvaartmilieu-beleid. Tevens zijn er stoffen die om reden van hinder of overlast uit het milieu verwijderd moeten worden. Paraffine is daar een voorbeeld van. Advies Op basis van het rechtstreekse advies van de DCMR besluit het KWC of en hoe de eerste hulpverlening gegeven kan worden. Op basis van de beoordeling adviseert de LCM aan de CvdW de noodzaak voor het al dan niet bestrijden van de stof en adviseert over de wijze van bestrijding. Een besluit hierover is een taak van de CvdW.
6.18 Procedure bepalen categorieën milieubelastende stoffen De onderstaande definities zijn ontleend aan de nota "Bestrijding Milieu Bedreigende Stoffen" van RWS Noordzee, augustus 2000.
Term Verdampers
Definitie & mogelijke bestrijding Stoffen die in gasvorm overgaan indien zij t.g.v. een ongeval vrijkomen in het mariene milieu (bijv. LNG, LPG, Ammonia). Met het huidige bestrijdingsmaterieel is het onmogelijk om binnen een korte termijn ter plaatse te zijn om eventuele effecten te verminderen. De enige mogelijkheid om op te treden (bijv. scheepvaartregulerend) is in het geval van een dreiging. Ingezette vaartuigen dienen dan 1e-lijns te zijn en voorzien van een overdruksysteem. Van het huidige materieel
Blad 89 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
voldoet de 'ARCA' aan die eisen. Drijvers
Stoffen die op het wateroppervlak blijven drijven als ze vrijkomen bij een ongeval (bijv. plantaardige olie en een groot aantal geraffineerde producten). Deze stoffen blijven minstens 1 uur op het wateroppervlak. Bij deze stoffen kan men gebruik maken van dezelfde apparatuur als voor de oliebestrijding, mits 1e-lijns. Deze stoffen kunnen zowel giftige als explosieve gassen afgeven.
Oplossers
Stoffen die in het water oplossen als ze zouden vrijkomen (bijv. alcoholen, zuren). Stoffen die binnen 1 uur in het water zijn opgelost. Oplossers verspreiden zich snel door turbulentie en stromingen. Verwijdering is niet mogelijk. Preventieve maatregelen zullen zoveel mogelijk moeten voorkomen dat deze stoffen in het mariene milieu terechtkomen.
Zinkers
Stoffen die naar de bodem van de zee zakken en daar blijven liggen als ze zouden vrijkomen (bijv. zwavel en fenolen). Deze stoffen hebben minstens een verblijftijd van 1 uur op de bodem. Verwijderingtechnieken (niet stand-by) zijn baggeren pomptechnieken.
Verpakte stoffen
Stoffen die t.g.v. een ongeval in het mariene milieu terechtkomen maar nog steeds in een verpakking (o.a. drums, cilinders en containers) zitten en een potentieel gevaar kunnen worden als de verpakking beschadigd wordt. Verpakte stoffen zijn stoffen die in wezen alleen een dreigende vervuiling vormen omdat de stof nog in de verpakking zit. Giftige, radioactieve en andere gevaarlijke stoffen worden vaak verpakt over zee vervoerd. Belangrijk is het snel lokaliseren en verwijderen van deze stoffen uit de zee. Veelal zal een beroep moeten worden gedaan op particuliere bergingsmaatschappijen (denk aan in de waterkolom zwevende en op de zeebodem terechtgekomen verpakkingen).
Blad 90 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 6.10 GESAMP-classificatie
6.19 Beslisboom detergenten Inzet van detergenten als bestrijdingsmiddel tegen een olieverontreiniging op zee Met het verschijnen van de nota “Om kwetsbare zee- en deltagebieden te beschermen”, kortweg de Capaciteitsnota 2006-2010, kan de Kustwacht detergenten inzetten op grootschalige olieverontreinigingen op de Noordzee. De Kustwacht verzoekt na een melding van een olieverontreiniging Rijkswaterstaat als waterkwaliteitsbeheerder een plan van aanpak op te stellen. Mechanisch ruimen is de primaire bestrijdingsstrategie. Er kunnen zich echter situaties voordoen van bedreiging van zeer kwetsbaar milieu waarin mechanisch opruimen niet of onvoldoende mogelijk is. Door detergenten via een sproeivliegtuig op de olie aan te brengen breekt de olie in kleine druppeltjes en verplaatst de olie zich in de waterkolom alwaar de microben voor verdere afbraak zorgen.
Organisatie In de “Beslisboom gebruik detergenten op olieverontreinigingen op de Noordzee” van Rijkswaterstaat staat beschreven hoe tot een afgewogen keuze te komen detergenten in te zetten en de stappen om de inzet te regelen. Bij een mogelijke inzet van detergenten in het gebied landwaarts van de 20m dieptelijn zal Rijkswaterstaat bij de LCM advies in winnen. De LCM adviseert de overheid bij Nucleaire, Biologische en Chemische incidenten op en rond het water en is onderdeel van het Watermanagementcentrum Nederland (WMCN) van Rijkswaterstaat. Omdat Rijkswaterstaat zelf geen sproeivliegtuigen onder contract heeft zal zij het MCA (Maritime and Coastguard Agency) van het Verenigd Koninkrijk om assistentie vragen als partner in het Verdrag van Bonn. In het Verenigd Koninkrijk is het gebruik van detergenten de eerste optie bij oliebestrijding op zee.
Blad 91 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
6.20 Procedure Kustverontreiniging (samenvatting procedurestappen SBK) Kustwacht Centrum (KWC) ontvangt een melding dat: een verontreiniging de kust bedreigt of reeds is aangespoeld, een regionale dienst (RD) van Rijkswaterstaat of een waterschap of hoogheemraadschap geconstateerd heeft dat er een verontreiniging op de kust ligt, een recreant een verontreiniging op de kust, of het aanspoelen van besmeurde vogels heeft gezien, het Remote Sensing vliegtuig meldt een mogelijk aanspoelen van olie op de kust, een grote vinvis is aangespoeld of dreigt aan te spoelen. KWC informeert Rijkswaterstaat Noordzee (RWS NZ) via het Hydro Meteo Centrum Noordzee (HMCN), over de betreffende melding. RWS NZ waarschuwt de RD(s) en verzoekt het KWC via het Nationaal CrisisCentrum (VenJ) de betreffende veiligheidsregio's en de kustgemeente(n) in het betreffende gebied, alsook de Gemeenschappelijke Melkkamers (GMK) te informeren. RWS NZ houdt KWC van het verdere verloop van de actie op de hoogte. De RD onderzoekt op verzoek van en zo nodig in samenwerking met RWS NZ, de omvang en aard van de verontreiniging. In het kader van deze regeling wordt voor een verontreiniging door olie een ondergrens van 5 m3 aangehouden. Bij andersoortige verontreiniging wordt gekeken naar de mate van bedreiging van de functionele eigenschappen van de bodem (strand). Voor het onderzoek naar de soort verontreiniging, het te voorspellen gedrag van de verontreiniging, de mate van schadelijkheid (milieu en volksgezondheid) en gevolgen voor het land zal RWS NZ coördinerend optreden. RD rapporteert aan en stemt af met RWS NZ en krijgt telefonisch opdracht van RWS NZ de opruiming voor te bereiden door middel van het inventariseren van de verontreiniging (omvang en soort). De RD stelt een plan van aanpak op en stuurt dit per fax naar RWS NZ. Plan omvat overzicht van benodigd materieel, geschatte duur en kostenraming. RWS NZ accordeert het plan van aanpak, waarmee de Regeling van kracht wordt en bevestigt de telefonische opdracht schriftelijk (fax). RD informeert RWS NZ dagelijks over de voortgang en eventuele bijstelling(en) van het plan van aanpak. RWS NZ informeert overige belanghebbenden dagelijks over de situatie. RD meldt de voltooiing van de opruim werkzaamheden. De RD voert, eventueel, samen met de coördinator van RWS NZ een inspectie uit ter controle van het resultaat van de werkzaamheden. RD stelt een prestatieverklaring op, verrekent de kosten met de aannemer(s), stelt een eindrapportage op en declareert in SAP bij RWS NZ. RD stuurt de prestatieverklaring, de rapportage en de rekeningen, naar RWS NZ. RWS NZ verzorgt de afvoer en verwerking van het verzamelde mengsel vanaf het lokale opslagterrein. RWS NZ verzorgt in overleg met betrokkenen de evaluatie en de eindrapportage.
Blad 92 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Procedures Aanvaring en/of losgeslagen schip, obje 6.21 Procedure wrakonderzoek Drie vragen Bij het ontstaan van een obstakel zal het KWC de volgende drie punten onderzoeken: Is er nautisch gevaar of hinder. Is er milieugevaar. Zijn er overige belangen in het geding.
Om de eerste vraag te beantwoorden gelden de volgende criteria: a. Het obstakel ligt volgens informatie in het Euro / Maasgeul gebied of in de IJ-geul. b. Het obstakel ligt in een IMO geklasseerde scheepvaartroute. c. Het obstakel ligt buiten a en b. Onderzoek is direct nodig omdat veilige doorvaart van diepstekende schepen plaats moet vinden. RWS Noordzee bewaakt daarom de voortgang van de afhandeling van het incident. Als er sprake is van overschrijding van de internationale hydrografische normen (IHO, SP?44, 4de editie, Order 1 survey) zal de survey zo mogelijk moeten leiden tot het verzamelen van alle gegevens, die van belang zijn voor kartering. Dit is echter alleen dan noodzakelijk als niet wordt overgegaan tot opruiming van de het obstakel.
Volgorde in opdrachtverlening Omdat wrakmarkering een goede survey uitvoering kan hinderen verdient het absolute voorkeur om eerst de wraksurvey uit te voeren en daarna de markering te leggen. De DKW verzorgt de surveyopdrachtverlening en coördineert de actie. De survey kan uitgevoerd worden door RWS Noordzee. Binnen de samenwerking van het Nederlands Hydrografisch Instituut kan ook de Koninklijke Marine de survey uitvoeren. Uiteraard kan de eigenaar van het wrak/obstakel ook de survey door een marktpartij laten uitvoeren.
6.22 Procedure en stappenplan wrakberging Bron: Memo Wrakkenkader 3 maart 2011 pm
Blad 93 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 6.11 Processchema wrakberging Noties: 1) De vz RBN wordt geadviseerd door het OT, het OT wordt geadviseerd door het CT. 2) Acuut gevaar: bijvoorbeeld in geval wanneer een schip zinkt in de Maasgeul. 3) Handelt eigenaar snel en adequaat genoeg in relatie tot de noodzaak daartoe in een acute situatie? De tijd die de eigenaar krijgt om zelf opdracht te verstrekken en berging uit te voeren is afhankelijk van de omstandigheden van de betreffende acute situatie (en kan om die reden erg kort zijn, bijv. 5 min.). 4) Overheid neemt berging over indien er een onaanvaardbaar groot risico/gevaar ontstaat doordat eigenaar zich niet aan de afspraken in het bergingsplan houdt. Besluit door Directeur Kustwacht in naam vz. RBN. 5) RWS NZ dient een afweging te maken of het noodzakelijk is om het wrak in zijn geheel te bergen (maximale kosten), of dat minder kostbare maatregelen volstaan c.q. afdoende zijn om het gevaar weg te nemen. Dat kan zijn het verdiepen van het wrak (bijv. afzagen van de mast) of alleen het verwijderen van de gevaarlijke lading. 6) De afkorting DKW staat voor Directeur Kustwacht. Beschrijving van de huidige situatie t/m 31-12-2012 (tot het tijdstip waarop het Verdrag van Nairobi zal zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving) In de huidige situatie (wrakkenwet innen de 12 mijlszone en Zuidpool-Gaasterdijk arrest buiten de 12 mijlszone) ziet deze beslisboom er nagenoeg hetzelfde uit, alleen wordt er in plaats van ‘vaststellen van gevaar’ een belangenafweging gemaakt. Deze belangenafweging is gebaseerd op de volgende drietrapsraket: is er sprake van nautische gevaar is er sprake van milieugevaar zijn er overige belangen in het geding.
Blad 94 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
In de praktijk zal deze werkwijze weinig verschillen met de toekomstige werkwijze onder Nairobi. Wel biedt Nairobi eenduidige criteria voor vaststellen gevaar. Het kostenverhaal onder Nairobi werkt wel anders: op grond van Nairobi krijgt de getroffen staat een gegarandeerde vergoeding voor wrakkenberging. Onder de wrakkenwet is het verkrijgen van een vergoeding afhankelijk van de financiële situatie en/of bereidwilligheid van de eigenaar.
Blad 95 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Overige procedures 6.23 Procedure Bedrijfsvoering RWS Noordzee Algemeen Bij het bestrijden van een incident zal de incidentbestrijdingsorganisatie RWS Noordzee in nauw overleg met de directie Bedrijfsvoering activiteiten uitvoeren. De directie bedrijfsvoering heeft, indien nodig, ook een vertegenwoordiging in het Calamiteiten team. In de meeste gevallen zal deze worden vertegenwoordigd door de juridisch adviseur van de directie bedrijfsvoering. Voor de belangrijkste processen zijn afspraken gemaakt die hierna kort worden weergegeven. Bevoegdheden van het Calamiteitenteam Gelet op het besluit mandaat, volmacht en machtiging RWS Noordzee 2008 van 4 februari 2008 (Stcrt, 34, p.11) zijn de aan de HID verleende bevoegdheden – met inachtneming van de bevoegdheden die zijn voorbehouden aan de HID – gemandateerd aan onder meer het hoofd van de incidentbestrijdingsorganisatie RWS Noordzee, zijnde Voorzitter van het CT (CvdW). Hieronder volgt een (niet-limitatieve) weergave van taken betreffende de afhandeling van een incident die in dit mandaat zijn besloten: Het ondertekenen van brieven namens de Staatssecretaris van IenM (bij publieksrechtelijk handelen) of de minister van IenM (bij privaatrechtelijk handelen); Het d.m.v. de directie UAV opdracht verlenen aan de aannemers waarmee een afroepovereenkomst is gesloten; voor zover er géén sprake is van een bestaande overeenkomst het rechtstreeks opdracht verlenen aan aannemers; Het aangaan van financiële verplichtingen tot een maximum van € 150.000,=. De bovengenoemde zaken dienen ervoor, dat het CT (zeker buiten kantooruren), optimaal en effectief kan handelen en functioneren. De voorzitter CT zal, zo spoedig als mogelijk, afstemmen met de voorzitter BT of het afdelingshoofd Handhaving en Incidentenaanpak, of met de directeur Water en Scheepvaart, of diens plaatsvervanger. Alle opdrachten, inclusief motivatie en verantwoording, worden vastgelegd in Infraweb. Daarnaast worden de opdrachten, conform de AO (administratieve organisatie), in het financiële systeem SAP van Rijkswaterstaat ingevoerd. In SAP moet voor iedere actie een nieuw WBS-element worden aangemaakt onder het project Acties S-1232, met een netwerkplan en de activiteiten. Ook de opdrachten/activiteiten middels de afroepovereenkomsten moeten hieronder worden geplaatst. In die gevallen dat de SBK-regeling van kracht is, dienen de RWS-diensten voor de opdrachten/activiteiten waarvoor zij verantwoording afdragen, zelf de activiteiten en prestatieverklaringen te verwerken in SAP. Deze activiteiten dienen zij onder het door RWS NZ aangemaakte project Acties S-1232/ het nieuwe WBS-element te plaatsen, conform de AO. Dit geldt ook voor de door hen gebruikte afroepovereenkomsten van RWS Noordzee. Als naar verwachting het af te handelen incident veel tijd, inzet (personeel en materieel), met mogelijke grote financiële belangen/gevolgen met zich mee gaat brengen, kan overwogen worden om een extern bureau in te huren voor de financiële begeleiding en afhandeling. Het CT legt dat voor aan de directeur bedrijfsvoering of diens plaatsvervanger. Financiële dekking/budget Voor de afhandeling van kleine incidenten wordt jaarlijks een bedrag geraamd en toegekend middels de management overeenkomst. Voor de incidenten die dit budget te boven gaan, zal in eerste instantie binnen de RWS Noordzee het budget gevonden moeten worden en in tweede instantie bij Staf DG van RWS. De afdeling BCT van directie bedrijfsvoering zal dit proces begeleiden. In elk geval mag dit de afhandeling van het incident niet belemmeren en waarnodig zal het BT van RWS Noordzee een besluit nemen. Dit betreft veelal de berging van schepen. Een aparte procedure zal hiervoor ontwikkeld worden.
6.24 Procedure verhalen van kosten Bij de afhandeling van incidenten op de Noordzee wordt rekening gehouden met de aspecten op het gebied van aansprakelijkheid. Het betreft de algemene aansprakelijkheid van de belanghebbenden bij het betreffende schip (kapitein, reder, eigenaar, charteraar, ladingeigenaar etc.) voor schade en kosten en het vragen van een borgsom of bankgarantie aan de belangenvertegenwoordiger van het incidentschip. De borgsom of bankgarantie dient ter dekking van mogelijke risico's, te maken of gemaakte kosten en alle geleden of te lijden schade door de Staat of de desbetreffende gemeente, ontstaan door de toelating tot en het verblijf in de Nederlandse territoriale zee, de Nederlandse binnenwateren en/of het betrokken havengebied. De hoogte van het vastgestelde bedrag moet door de staat worden gemotiveerd. Ook hier worden de afwegingen gemaakt in het RBN, zo nodig wordt overleg gevoerd met de betrokken burgemeester(s). Er bestaan vele regelingen die betrekking hebben op vergoeding van schade, aansprakelijkheid of de beperking van aansprakelijkheid van vervoerders en verladers. Algemeen In vrijwel elk incident zullen er kosten gemaakt worden. Uiteindelijk zal er aan het eind van het incident een rekening moeten worden gepresenteerd aan de veroorzaker. Daarom is het van belang dat vanaf het eerste uur iedere activiteit wordt vastgelegd. De medewerkers dienen per dag een formulier bij te houden met uurbesteding en verantwoording. Voor elk in te zetten schip of middel (oliekerend scherm, skimmer, powerpack, enz) moet een verklaring worden opgesteld. In feite begint met het incident direct ook al het opstellen van de rekening en het evaluatierapport. Uit veel incidenten is gebleken dat een goed verzorgde verantwoordingsadministratie een betrouwbare rekening oplevert waarmee een beter passende vergoeding kan worden ontvangen. Vastlegging Ten behoeve van het dagelijks bijhouden van de uurverantwoording per werknemer is er binnen RWS-Noordzee het formulier "Urenverantwoording bij incidenten".Aan boord van de schepen wordt het dagrapport als onderbouwing voor de inzet gehanteerd. In het logboek en verslagen van vergaderingen van het Calamiteitenteam wordt
Blad 96 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
de onderbouwing voor de inzet genoteerd. Voor alle inzet van Rijksmiddelen zijn jaarlijks tarieven vastgesteld en met het overzicht van de inzet (uren) kunnen kosten berekend worden. Opstellen claim Afgesloten contracten kennen eveneens tarieven voor diverse delen van de inzet. Bij nieuw te sluiten contracten, vanwege het incident, zal de motivatie belangrijk zijn. Rekening moet gehouden worden, bij het aanbieden van inzet, dat er kosten zijn voor onderhoud en reparatie en andere bedrijfsmatige aspecten. Samen met andere Europese Lidstaten werkt Nederland aan een Manual Claims Management om een aantal zaken op europees niveau te regelen. Procedure kostendossier incident In samenwerking met BCT van RWS Noordzee wordt een standaard procedure voor het opbouwen van een kostendossier vormgegeven. Inmiddels is er op Europees niveau samenwerking gestart om te komen tot een eenduidige aanpak van Claims Management.
6.25 Aanvraag inzet Kustwachtvliegtuig voor regionale RWS-diensten Algemeen De voordelen van de inzet boven land van het Kustwachtvliegtuig zijn voornamelijk gelegen in het snel verkrijgen van een goed overzicht van een situatie in relatie tot het gebied waar het incident zich afspeelt. Zo kan met behulp van Infrarood opnamen gemaakt worden van smeulende brand in een bosgebied of kunnen video-opnamen een overzichtsbeeld verschaffen. Met behulp van de data-downlink kunnen opnamen snel, vanuit het vliegtuig, bij een coördinator gebracht worden. Daarvoor moet dan wel een mobiele set naar een locatie worden overgebracht. Procedure Met de Kustwacht is afgesproken dat de inzet ten behoeve van een Regionale Dienst altijd via RWS Noordzee verloopt. De coördinator Crisis Management van de Regionale Dienst legt contact met de Chef van de Wacht van Noordzee met het – onderbouwde - verzoek tot inzet. De reden tot inzet, de specifieke taak en het gebied moet daarbij duidelijk worden omschreven en afgesproken moet worden waar de data-downlink ontvanger eventueel moet worden geplaatst. Rekening moet gehouden worden met mobilisatietijd van het systeem mede omdat er een operator bij hoort, voor de bediening. De Directeur Kustwacht heeft de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij de aanvraag, waarbij uiteraard de ernst van de situatie een grote rol speelt. Stappenplan RD bepaalt ernst van de situatie en de noodzaak tot luchtondersteuning, RD stelt plan op met taken voor het Kustwachtvliegtuig, RD neemt, via HMCN, contact op met de Chef v.d. Wacht bij RWS NZ, en stemt af over mogelijkheden inzet en actuele situatie Chef v.d. Wacht geeft indicatie van mobilisatietijd vliegtuig en verplaatsing mobiele unit naar coördinatiepunt, Chef v.d. Wacht verzoekt inzet Kustwachtvliegtuig bij KWC/CCC met onderbouwing en verwachte tijdsduur van de inzet, Vliegwacht voert vlucht uit op basis van plan van de RD, Vliegwacht stuurt verkregen data via data-downlink naar coördinatiepunt of meldt zo snel mogelijk informatie door naar contactpersoon van RD, Chef v.d. Wacht en coördinator van RD onderhouden contact over resultaten en eventuele vervolginzet, Chef v.d. Wacht stemt af met Kustwachtcentrum over voortgang en afronding.
6.26 Procedure internationale assistentie aanvragen Vanuit BONN Agreement-lidstaten, EU-lidstaten en vanuit de IMO kan het verzoek komen tot assistentie bij een incident. Een aantal aspecten spelen een rol bij het afwegen om te kunnen voldoen aan het verzoek. Dit zijn: beschikbaarheid materieel; resterend materieel voor Nederland zelf; duur van de inzet; logistiek; sturen van liaison naar vragende partij; vaststellen tarieven voor materieel (vervanging, opslag enz.). KWC als focal point stuurt berichten door naar CvdW van RWS NZ die verzoeken verder afhandelt. De procedure om internationale assistentie te vragen vanuit RWS Noordzee is als volgt: RWS Noordzee stelt de behoefte op en verwoordt deze in een POLFAC en deze wordt via het KWC verstuurd naar een lidstaat in BONN en naar het MIC. Directe contacten worden gelegd met de lidstaten die capaciteit beschikbaar kunnen stellen.
Blad 97 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Een land zal bij voorkeur een onafhankelijk opererende bestrijdingseenheid sturen. Het land dat assistentie vraagt, draagt de kosten.
Internationale waarnemers Tijdens een incident kan een lidstaat vragen om een waarnemer te mogen sturen om te leren van het incident. Bij omvangrijke incidenten (zoals bij de Prestige) kunnen soms vele waarnemers naar het incident gestuurd worden. Het is aan de overheid deze waarnemers te ontvangen en rond te leiden. Het grote belang is uiteraard het verkrijgen van ervaring uit het incident. Internationale evaluatie Samenwerking is niet alleen terug te vinden in het verkrijgen van assistentie (ondersteuning) bij de bestrijding. Bij internationale inzet is een evaluatie verplicht met deelname van de landen die assistentie hebben geboden alsook vanuit EMSA.
Blad 98 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Deel C Achtergrond
Blad 99 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
7 Juridisch kader 7.1 Inleiding Dit juridisch kader beschrijft de regelgeving die op de Noordzee van toepassing kan zijn. Hierbij wordt eerst de indeling van de Noordzee als zodanig geschetst en komen de relevante wetten en verdragen aan de orde. Vervolgens komt het primaire juridische kader aan bod op grond waarvan Nederland zijn bevoegdheden kan uitoefenen in het kader van incidentbestrijding, waarbij dit onderdeel wordt afgesloten met een opsomming van overige juridische instrumenten die betrekking kunnen hebben op incidentbestrijding op de Noordzee, maar geen directe bevoegdheden creëren. En tot slot zal de internationale samenwerking kort worden belicht.
7.2 Indeling Noordzee 7.2.1 Algemeen De Noordzee is onderverdeeld in verschillende zones. Deze zones zijn van belang om te bepalen wat de bevoegdheden van de kuststaat zijn. Over het algemeen kan gezegd worden dat hoe verder het gebied af ligt van het vaste land hoe beperkter de bevoegdheden van de kuststaat zijn. Gerekend vanaf de laagwaterlijn is de Noordzee als volgt ingedeeld: tot 12 zeemijlen vanaf de laagwaterlijn is er sprake van de territoriale zee, tot 1km vanaf de laagwaterlijn is de territoriale zee ingedeeld bij de desbetreffende kustgemeente. Na 12 zeemijlen vanaf de laagwaterlijn gaat de territoriale zee over in de Exclusieve Economische Zone (EEZ); dit zeegebied kent dezelfde begrenzing als het Continentaal Plat dat aan Nederland is toebedeeld en grenst aan de Exclusieve Economische Zones van de andere landen aan de Noordzee.
Figuur 7.1 Indeling zeegebied
Figuur 7.1 geeft een schematische weergave van de verdeling van het Continentaal Plat tussen de Noordzeekuststaten. In deze figuur worden tevens de Exclusieve Economische Zone (EEZ), de '12-zeemijlenlijn' en de 'gemeentegrens' ook wel '1-kilometerlijn' weergegeven. Figuur 7.2 geeft verschillede gebieden in kaart weer.
Blad 100 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 7.2 Indeling Noordzee
7.2.2 Bijzondere gebieden Binnen de territoriale zee zijn in het Scheepvaartreglement territoriale zee zogenoemde aanloopgebieden opgenomen. Dit zijn gebieden op zee die rond havens en open zeegaten die onder beheer staan van de lokale nautisch beheerder. Gebruikers van de desbetreffende aanloopgebieden zijn doorgaans op weg naar of komen vanuit het gebied of de haven die ook in beheer is bij die lokale beheerder. Figuur 7.3 toont aan de linkerzijde een overzicht van de aanloopgebieden in de Nederlandse territoriale wateren en aan de rechterzijde wordt een schematische weergave gegeven van deze aanloopgebieden in relatie tot de hiervoor besproken zones en grenslijnen. In Figuur 7.4 wordt een overzicht gegeven van de bevoegde autoriteiten van desbetreffende aanloopgebieden, de naamgeving van de bevoegde autoriteit is gebaseerd op huidige wet- en regelgeving.
Blad 101 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 7.3 Aanloopgebieden
Aanloopgebied Scheldemonden Rotterdam Scheveningen IJmuiden Den Helder
Bevoegde autoriteit (Nautisch beheerder / Rijkshavenmeester) HID dienst Zeeland van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijkshavenmeester van Rotterdam werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam N.V. Stadsbeheermanager van het Stadsdeel Scheveningen van de gemeente Den Haag[1] Centraal nautisch beheer Noordzeekanaalgebied Rijkshavenmeester Haven Amsterdam Commandant der maritieme middelen van de Koninklijke marine te Den Helder[2] HID dienst Noord-Nederland van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Minister van Infrastructuur en Milieu belegd bij de Directeur Kustwacht
Brandaris en Eemsmonding EEZ en territoriale zee buiten aanloopgebieden Figuur 7.4 Bevoegde autoriteiten in aanloopgebieden
7.2.3 Relevante regelgeving bij de indeling van de Noordzee
Wet grenzen Nederlandse territoriale zee Wet instelling EEZ / Mijnbouwwet Rijkswet van 2 november 1990, houdende regeling provincie- en gemeentegrenzen langs de Noordzeekust van de gemeente Den Helder tot en met de gemeente Sluis en wijziging van de Financiële –Verhoudingswet 1984 (Stb.553) Scheepvaartreglement territoriale zee Verdrag van Genève [1]Huidige benaming: Hoofd Haven en Verkeerscentrale van de Gemeente De Haag [2]Huidige benaming: Hoofd Afdeling Faciliteren
7.3 Primair juridisch kader bij incidentbestrijding 7.3.1 Wet bestrijding ongevallen Noordzee De Wet BON dient ter uitvoering van enkele internationale verdragen, primair het Interventieverdrag (1969) en Protocol (1973). De Wet BON is primair van toepassing in de territoriale zee en een deel van de Westerschelde (artikel 2, tweede lid, 4, eerste lid, 5, zesde lid, en 6, vierde lid, van de Wet BON). Dit is het gebied dat wordt begrensd door de parallel aan de kust lopende lijn in Figuur 7.5.
Blad 102 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Figuur 7.5
IBP Noordzee rapport Totaal
Werkingsgebied Wet BON
De wet BON voorziet echter ook in de mogelijkheid tot optreden in ‘de Noordzee’. Daaronder valt naast de territoriale zee ook de ‘volle zee’ buiten de territoriale zee (de wettekst dateert van vóór de instelling van de EEZ), met andere woorden: de EEZ én het in figuur 7.5 aangegeven gebied buiten de EEZ (artikel 2, eerste lid, 4, derde lid, 5, vijfde lid, en 6, vierde lid, van de Wet BON). Dit kan ingeval van een (potentieel) ongeval met mogelijk ernstige schadelijke gevolgen als verontreiniging van de zee door olie en chemicaliën. Op grond van de Wet BON kan Nederland dan in ‘de Noordzee’ maatregelen nemen die noodzakelijk zijn ter voorkoming, vermindering of opheffing van ernstig en dreigend gevaar voor de kust of daarmee samenhangende belangen door (dreigende) verontreiniging van de zee door olie of andere stoffen na een ongeval of daarmee verband houdende handelingen. De wet kent rapportageverplichtingen en bepalingen ten aanzien van de hulpverlening en dergelijke waarbij men geacht wordt een ongeval en de daarbij komende informatie te melden aan de bevoegde autoriteit van de dichtstbijzijnde kuststaat. Toepassing van de wet volgt het principe van een drietrapsraket. Een uitgangspunt van de wet is dat de kapitein of de eigenaar van een schip,primair zelf de nodige maatregelen neemt. Dit kan uiteraard betekenen dat een overeenkomst met een bergingsbedrijf wordt gesloten.. Deze overeenkomst is in beginsel een particuliere aangelegenheid waarin de overheid geen betrokkenheid heeft (trap één). De tweede en derde trap worden slechts ontstoken indien de overheid meent dat de schadelijke gevolgen van het ongeval niet afdoende door de kapitein of eigenaar van het schip worden aangepakt. De overheid treedt dan In eerste instantie op door het geven van een aanwijzing (trap twee) en in de laatste instantie door het zelf nemen van een maatregel (trap drie). De beslissing of de overheid overgaat tot het geven van een aanwijzing dan wel het nemen van een maatregel is afhankelijk van de ernst van de situatie, zoals die door de overheid wordt ingeschat. Wat betreft het gemeentelijk ingedeelde zeegebied, met name de uitbreiding met één kilometer buiten de kust en het genoemde gebied in Zeeland, geldt een bijzondere situatie. De Wet BON en de bestaande Wet Veiligheidsregio's overlappen elkaar hier. Zoals uiteengezet in de Memorie van toelichting bij de Wet BON, is er uit doelmatigheidsoverwegingen voor gekozen de rampen- en incidentenbestrijding op zee primair te laten plaatsvinden onder de werking van de Wet BON. Overigens zal bij ingrijpen op grond van de Wet BON altijd afstemming worden gezocht met de ministers wie het mede aangaat en met burgemeester indien de afwikkeling van het incident ook binnen het gebied van zijn gemeente zou kunnen spelen. Tenzij er uiteraard sprake is van een situatie die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt. Aan de Commissaris van de Koningin verstrekt de minister van IenM eveneens de nodige inlichtingen. De overheid kan een bergingsovereenkomst tussen de kapitein of scheepseigenaar en de berger niet afdwingen. Indien de eerstgenoemde medewerking weigert is het onder bepaalde omstandigheden evenwel mogelijk dat de overheid het gezag over het schip, zo nodig met behulp van de sterke arm, overneemt. In het gehele werkingsgebied van de Wet BON treedt namens de minister van Infrastructuur en Milieu de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Noordzee (RWS NZ) op. Met het toezicht op de naleving van door hem gegeven aanwijzingen en op de uitvoering van door hem opgelegde maatregelen zijn ter uitvoering van artikel 11, tweede lid,
Blad 103 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Wet BON, aangewezen de directeur Kustwacht en de ambtenaren die zijn belast met de operationele rampenbestrijding ingevolge het 'Incidentbestrijdingsplan Noordzee'. De aanwijzing of maatregel wordt in de praktijk via telecommunicatie of sattelietcommunicatie aan het schip doorgegeven. Vanuit juridisch oogpunt is het echter wenselijk dat de aanwijzing of maatregel ook op papier wordt gesteld en wordt overhandigd aan de kapitein van het schip. Om dit te vergemakkelijken is aan dit Incidentbestrijdingsplan Noordzee in bijlage 4 een standaard formulier Aanwijzing en een standaard formulier Maatregel toegevoegd. Het Incidentbestrijdingsplan Noordzee bevat de regels inzake de organisatie en de coördinatie van de bestrijding van schadelijke gevolgen van ongevallen die worden vastgesteld met het besluit, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet BON. Binnen dit plan worden de belangrijkste operationele taken toegewezen aan de Kustwacht. Binnen het Kustwachtverband kan een scala aan maritieme organisaties worden ingezet. Uitvoering gebeurt onder primaire verantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu door de hoofdingenieur-directeur van RWS NZ. Bij toepassing van de Wet BON is er sprake van beslissingen op het niveau van het Beleidsteam wat afstemming met andere departementen waarborgt. De Wet BON blijft ingevolge een wetswijziging uit 2010 ook van toepassing als het incidentschip gestrand, aan de grond gelopen of gezonken is (Staatsblad 2010, nr. 882, zie voor parlementaire behandeling kamerstukken 32434). De wet is niet van toepassingop buitenlandse oorlogsschepen of schepen die in niet-commercieel gebruik zijn bij de overheid van andere staten.
7.3.2 Waterwet Een van de belangrijkste wetten waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de waterbeheerder zijn vastgelegd is de Waterwet. In de Waterwet zijn o.a. de volgende (voormalige) wetten geïntegreerd: Waterstaatwet 1900 (wat betreft de ‘natte waterstaatswerken’), de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (Wvo), de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken (Wbr) (wat betreft de ‘natte waterstaatswerken’), de Wet Verontreiniging Zeewater (Wvz).
Het werkingsgebied van de Waterwet op de Noordzee betreft de territoriale zee en de EEZ (artikel 1.4 Waterwet). De grens tussen Noordzee en binnenwateren die in het kader van de Waterwet gehanteerd wordt, valt samen met de beheergrens tussen RWS NZ en de regionale diensten van Rijkswaterstaat. Doel Het doel van de Waterwet (artikel 2.1 Waterwet) is: het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Afbakening incidenten De artikelen 5.28 t/m 5.31 hebben betrekking op incidentbestrijding in het kader van de Waterwet. De calamiteitenregeling van de Waterwet is bedoeld voor alle mogelijke vormen van gevaar voor waterstaatswerken. Dat zijn natuurlijk dreigende overstromingen, maar bijvoorbeeld ook scheepsrampen of bedrijfsongevallen waarbij grootschalige verontreinigingen (dreigen te) ontstaan. Een enkele ‘vervuiling' is echter niet voldoende om ‘gevaar' in de zin van de Waterwet aan te nemen. Het moet gaan om "omstandigheden waardoor de goede staat van een of meer waterstaatswerken onmiddellijk en ernstig in het ongerede is of dreigt te geraken" (artikel 5.28 eerste lid, Waterwet). Natuurlijk staat de bescherming van het waterstaatswerk niet alleen; deze moet in het licht worden gezien van alle doelstellingen van de Waterwet. Op de Noordzee is de Waterwet conform artikel 5.28 tweede lid niet van toepassing op gevaren die het gevolg zijn van een ongeval als bedoeld in de Wet BON. De Wet BON heeft daarom in die gevallen voorrang op de bepalingen in de Waterwet. Calamiteitenplan Op grond van artikel 5.29 Wtw moet iedere beheerder een calamiteitenplan opstellen. Het is een hulpmiddel voor de beheerder en diegenen die met de calamiteitenbestrijding en de coördinatie daarbij zijn belast. Alle soorten bedreigingen die zich in het watersysteem zouden kunnen voordoen, moeten in het plan opgenomen zijn. De verdere inhoudseisen van het calamiteitenplan worden gegeven in artikel 5.3 van het Waterbesluit. Het is van groot belang dat de calamiteitenplannen afgestemd zijn op soortgelijke plannen van andere overheden. Dit zijn met name calamiteitenplannen van aangrenzen de beheerders en de crisisplannen op grond van de Wet veiligheidsregio's. Heel belangrijk is hierbij ook een optimale samenwerking met andere betrokken bestuurorganen, politie, brandweer en andere nooddiensten. Om goed voorbereid te zijn op incidenten houdt de waterbeheerder periodiek oefeningen. Hierdoor krijgt de beheerder de nodige ervaringen in het werken met het calamiteitenplan en met het optreden tijdens een situatie van gevaar. Bevoegdheden bij gevaar De Waterwet geeft de beheerder in artikel 5.30 de bevoegdheid om, in geval van gevaar en zolang de daardoor ontstane situatie dit noodzakelijk maakt, maatregelen te treffen die hij nodig oordeelt, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften. De beheerder kan dus wettelijke bepalingen schenden om bij incidenten aan zijn bijzondere overheidstaak te voldoen. Het optreden in strijd met wettelijke bepalingen moet dan wel echt noodzakelijk zijn en mag niet in strijd zijn met de Grondwet of met internationale verplichtingen.
7.3.3 Wrakkenwet De Wrakkenwet stelt bepalingen omtrent de opruiming van vaartuigen en andere voorwerpen, die in openbare wateren, waartoe ook de territoriale zee gerekend wordt, gestrand, gezonken of aan de grond geraakt of in waterkeringen of andere waterstaatswerken vastgeraakt zijn. De Wet geeft de beheerder van het water of een waterstaatswerk de bevoegdheid vast te stellen of opruiming van een vaartuig of ander voorwerp noodzakelijk is en stelt de daarbij te volgen procedure vast. Wrakken kunnen door de beheerder van het water of een waterstaatswerk worden opgeruimd zonder dat belanghebbenden hem aansprakelijk kunnen stellen voor de door de opruiming toegebrachte schade aan het wrak. Artikel 10 van de Wet bevat een bepaling omtrent het verhalen van de kosten die krachtens de Wet worden gemaakt.
Blad 104 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
De Wrakkenwet kan van toepassing zijn als het gezonken schip binnen de territoriale zee (12 mijlszone) ligt. Buiten de 12 mijlszone, in de EEZ, is de Wrakkenwet niet van toepassing. Toch heeft het Rijk daar wel mogelijkheden om wrakken te bergen. Als kuststaat is Nederland verantwoordelijk voor het beheer, onderhoud en de veiligheid van de vaarroutes op zee, de verkeersbegeleiding en het milieu (zorgplicht). Een wrak kan een gevaar opleveren voor de scheepvaart en/of het milieu, vanuit welk oogpunt de opruiming van het wrak geboden kan zijn. Op grond van jurisprudentie (o.a. het arrest Gaasterdijk/Zuidpool van de Hoge Raad van 26 mei 1978) kan de Nederlandse Staat de kosten die met de opruiming van het wrak gepaard gaan verhalen op de eigenaar. Het al dan niet optreden wordt afgewogen op basis van de volgende aspecten: 1.Nautisch gevaar, 2.Milieugevaar, 3.Aantasting van andere belangen (zoals visserij, recreatie, ruimtelijk gebruik (windpark))
7.3.4 Wettelijk kader in het gemeentelijk ingedeeld deel van de territoriale zee Hetgeen in deze paragraaf beschreven geldt indien het kader van de Wet BON niet van toepassing is, zie paragraaf 7.3.1 Wet bestrijding ongevallen Noordzee voor een nadere toelichting. Wet veiligheidsregio’s De Wet veiligheidsregio's is van kracht sinds 1 oktober 2010 en vervangt de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. De Wet veiligheidsregio’s beoogt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie. De wet bepaalt dat veiligheidsregio’s als gemeenschappelijke regeling moeten worden vormgegeven op de schaal van de politieregio’s. Bevoegdheden burgemeester / voorzitter veiligheidsregio DeWet veiligheidsregio’s bepaalt dat het college van burgemeesters en wethouders in de basis belast is met de organisatie van de brandweerzorg en de geneeskundige hulpverlening, evenals de algemene rampenbestrijding en de crisisbeheersing. De burgemeester behoudt het gezag over de brandweer en blijft bevoegd bevelen te geven als er sprake is van gevaar. Hierbij kan gedacht worden aan: het ontruimen van gebouwen, de afsluiting van straten en het verwijderen van personen die de brandbestrijding hinderen. Ook is bepaald dat de burgemeester het opperbevel behoudt (heeft opperbevel in geval van een ramp of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan binnen zijn gemeente) en daarmee in staat blijft om organisaties die niet onder zijn gezag staan, maar wel deelnemen aan de bestrijding van een ramp binnen zijn gemeente, bevelen te geven. Deze bevoegdheid heeft geen betrekking op crisissituaties waarbij andere dan openbare orde en veiligheidsbevoegdheden aan de orde zijn. Bij een crisis ligt de verantwoordelijkheid voor het beheersen ervan primair bij bestuursorganen die beschikken over bevoegdheden om de noodzakelijke maatregelen te nemen. Zoals destijds de toenmalige minister van LNV had bij de bestrijding van de MKZ-crisis (mond- en klauwzeer). Tevens is de burgemeester verantwoordelijk voor de informatieverschaffing aan de bevolking in zijn gemeente en de verschillende hulpverleningsdiensten die bij een daadwerkelijke ramp of crisis in zijn gemeente actief zijn. Bevoegdheden voorzitter veiligheidsregio In het geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees van het ontstaan daarvan, ligt het eenhoofdige gezag bij de voorzitter van de veiligheidsregio. De voorzitter van het bestuur van de veiligheidsregio’s heeft de bevoegdheden van de burgemeester; roept een regionaal beleidsteam (RBT) bijeen; wijst een regionaal operationeel leider aan; is voorzitter van het RBT; stuurt regionaal operationeel leider aan; kan een verzoek tot bijstand aan de minister van VenJ doen bij een tekort aan regionale capaciteit.
Bevoegdheden van de Commissaris van de Koningin Uitgangspunt bij de Wet veiligheidsregio’s is dat de voorzitter veiligheidsregio primair verantwoordelijk is voor regionale rampenbestrijding en crisisbeheersing op het terrein van openbare orde en veiligheid. De Commissaris van de Koningin (CvdK) ziet toe op de samenwerking binnen het regionaal beleidsteam (RBT). Bij eventuele frictie in het RBT kan de CvdK een aanwijzing geven over de samenwerking. De CvdK kan bij een bovenregionale ramp of crisis een aanwijzing geven aan de betrokken voorzitters over het te voeren beleid op hun eigen werkterrein voorzover het de algemene openbare orde en veiligheid betreft (dus niet op het beleidsterrein van een vakminister). Verder heeft de CvdK binnen het systeem van toezicht uit de Wet veiligheidsregio’s de mogelijkheid een interventie te plegen. Gemeentewet en Wet veiligheidsregio’s Aanvullende bevoegdheden kan de burgemeester ontlenen aan de Gemeentewet. Op grond van de artikelen 172 en 175 van de Gemeentewet kan de burgemeester ter handhaving van de openbare orde bevelen geven aan de politie. De bevoegdheden van de politie staan in de Politiewet. Deze zijn als volgt omschreven: "De politie heeft tot taak, in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de bestaande rechtsregelen, te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven". In geval van rampen kan de politie ondersteuning bieden op het gebied van: handhaving van de openbare orde; evacuatie; voorkomen van verkeersopstoppingen; persvoorlichting.
Blad 105 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Met betrekking tot brand heeft de burgemeester op basis van artikel 4 Wet veiligheidsregio's de bevoegdheid om de brandweer bevelen te geven. Het voorgaande betekent dat indien er sprake is van een lokale ramp in de zin van de Wet veiligheidsregio's, de burgemeester de politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt. Bij een bovenlokale ramp is dat de voorzitter van de veiligheidsregio. Hij heeft de algehele leiding en stelt dus de prioriteiten bij het bestrijden van een ramp vast. Rijkswaterstaat houdt, ook in het geval van een ramp of zwaar ongeval, dezelfde taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden als in een 'normale' situatie. Wel bestaat in laatste instantie de mogelijkheid dat Rijkswaterstaat gedwongen wordt handelingen na te leven of andere handelingen te verrichten. Overigens kunnen de CvdK en de Minister van VenJ zonodig interveniëren en de burgemeester/voorzitter veiligheidsregio dwingen anders te handelen. Daarnaast moet opgemerkt worden dat de bevoegdheid van de burgemeester zich uitstrekt tot één kilometer uit de kust (gemeente-, provinciegrens).
7.3.5 Overige instrumenten Staatsnoodrecht a. Havennoodwet: De Havennoodwet voorziet in een aantal bevoegdheden zoals in art. 6, 7, 8, 13, m.n. het geven van aanwijzingen m.b.t. het gebruik van havens; het regelen, beperken of verbieden van de toegang tot, het verkeer binnen en het verlaten van havens. b. Vervoersnoodwet (art. 8 t/m 17). c. Prijzennoodwet (art. 16 lid 2) jo. Vorderingswet art. 3a, 10, 20, 22 en 29. Alle bevoegdheden die de minister van Infrastructuur en Milieu toekomen krachtens de Prijzennoodwet juncto de Vorderingswet hebben betrekking op de vordering van eigendomsrecht op of recht tot gebruik van zaken ter behartiging van belangen van tot de zorg van de minister van IenM behorende aangelegenheden; bij een dergelijke vordering is overeenstemming met de minister van EL&I vereist. De Vorderingswet geldt niet voor zeeschepen. Binnen het staatsnoodrecht komt een bijzondere rol toe aan de zogenoemde Rijksheren die indien hun mandaat ten tijde van een crisis geactiveerd wordt bepaalde buitengewone bevoegdheden van de desbetreffende minister kunnen uitoefenen. Het gaat hier om ingrijpende bevoegdheden, die slechts in buitengewone omstandigheden bij incidenten die aanzienlijke risico's veroorzaken worden geactiveerd. Bij al deze wetten is namelijk vereist dat de uit te oefenen noodbevoegdheden via een Koninklijk Besluit, op voordracht van de Minister-president, in werking zijn gesteld. Scheepvaartverkeerswet en Scheepvaartreglement territoriale zee (STZ) De de Scheepvaartverkeerswet biedt het wettelijk kader met betrekking tot de ordening van het scheepvaartverkeer. De regulering op basis van deze wet kan de in artikel 3 vermelde doelstellingen dienen, waarbij de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer vooropstaan, maar o.a. ook het voorkomen van verontreiniging en van schade aan oevers en waterkeringen een rol spelen. Het STZ werkt de Scheepvaartverkeerswet nader uit voor de scheepvaart in de territoriale zee. In dit reglement is o.a. de verplichting opgenomen om verkeersaanwijzingen op te volgen. Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) De Wet voorkoming verontreiniging door schepen is van toepassing op schepen die de Nederlandse vlag voeren waar dan ook ter wereld (artikel 2) en op buitenlandse schepen die een Nederlandse haven aandoen of zich bevinden in de Nederlandse EEZ. De wet bevat algemene regels voor het voorkomen en beperken van operationele lozingen van schadelijke stoffen in zee vanaf schepen. Het gaat daarbij om stoffen die gegenereerd worden door de normale bedrijfsvoering van schepen, zoals ladingresten, resten van brandstoffen en smeerolie, afvalwater en vuilnis. De Wet is opgesteld om uitvoering te geven aan de Nederlandse verdragsverplichtingen die voortvloeien uit MARPOL 73/78. Op basis van de Wvvs is o.a. een meldplicht van zeeschepen aan de kustwacht bij incidenten geregeld. Wet aansprakelijkheid olietankschepen In de Wet aansprakelijkheid olietankschepen is de aansprakelijkheid wegens schade door verontreiniging en de beperkingen van de aansprakelijkheid geregeld. De eigenaar van een schip is aansprakelijk voor schade door verontreiniging, veroorzaakt door het schip als gevolg van een voorval tenzij zich bijzondere in de wet genoemde situaties voordoen Mijnbouwwet Incidenten voortvloeiend uit mijnbouwactiviteiten op zee, zowel binnen als buiten de territoriale wateren, vallen onder de Mijnbouwwet. De verplichting voor de operator om incidenten te melden vloei voort uit het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling. Het Kustwachtcentrum en de Inspecteur Generaal der Mijnen ontvangen de incident-melding van de operator. De Mijnbouwwet is uitgewerkt in het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling. Het betreft voorschriften die de belangen van andere activiteiten op zee en bijvoorbeeld het milieu beschermen. Wet milieubeheer (Wm) De Wet milieubeheer is een kaderwet die algemene regels bevat voor de bescherming van het milieu, waaronder een aantal algemene onderwerpen die voorheen verspreid waren te vinden in verschillende sectorale milieuwetten. De wet is van toepassing op het gehele Nederlandse grondgebied, inclusief de territoriale zee. De wet bevat een aantal normatieve elementen, waaronder een algemene zorgplicht voor het milieu (art. 1.1a Wm).
Wet op Strandvonderij In deze wet wordt gesteld dat de gemeente verantwoordelijk is voor (aangespoelde) 'voorwerpen' op het strand. Hiervoor is de burgemeester als strandvonder aangewezen die voor de uitvoering één of meer hulpstrandvonders aanstelt. Indien dit 'voorwerp' olie of een andere verontreiniging betreft die de functionele eigenschappen van de bodem aantast of dreigt aan te tasten (zie Wet bodembescherming) zijn procedurele en operationele afspraken gemaakt over de samenwerking voor de opruiming van deze verontreiniging. Deze afspraken zijn vastgelegd in de "Samenwerkingsregeling Bestrijding Kustverontreiniging Rijkswaterstaatdiensten" (SBK). Wet installaties Noordzee Deze wet treft voorzieningen ter bescherming van rechtsbelangen ten aanzien van installaties opgericht buiten de territoriale wateren op de bodem van het Nederlands deel van het continentaal plat. De wet is sedert de uitbreiding van de reikwijdte van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken tot de EEZ (inmiddels vervangen door de Waterwet) niet meer van belang voor de inhoudelijke regulering van ‘installaties ter zee’. Boek 8 Burgerlijk Wetboek
Blad 106 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Dit boek, Verkeersmiddelen en Vervoer genaamd, geeft onder andere bepalingen omtrent hulp en berging bij ongevallen op zee. Wet Bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft alleen betrekking op landbodems. Waterbodemsvallenonder de in 2010 in werking getreden Waterwet.
7.4 Overige overeenkomsten, verdragen, regelingen en besluiten 7.4.1 Organisatiebesluiten Besluit instelling Kustwacht Het Besluit instelling Kustwacht is het Besluit van 2006 van de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Defensie houdende Instelling van een Kustwacht voor Nederland. Met het besluit wordt door de betrokken ministers de uitvoering van een deel van het beleid en de wet- en regelgeving bij de Kustwacht belegd met als doel een effectieve en efficiënte uitvoering van een aantal overheidstaken op de Noordzee. Regeling inzake de SAR-dienst 1994 De formele basis voor de SAR-dienst is een ministeriële regeling, de Regeling inzake de SAR-dienst 1994, nr. S/J30.098/94 d.d. 26 augustus 1994, Staatscourant 1994, 188. Op 2 januari 2006 is de wijziging Regeling inzake SAR-dienst 1994 gepubliceerd. De artikelen 4, 5 en 7 zijn aangepast. Op basis van art. 6 van de Regeling inzake de SAR-dienst 1994 is de directeur Kustwacht formeel verantwoordelijk voor het functioneren van de SAR-dienst, de coördinatie van de opsporing en redding (JRCC Den Helder) en het opstellen van operationele procedures in een plan, deze procedures zijn opgenomen in dit IBP-NZ en vervangt daarmee het OPPLAN?SAR. In hoofdstuk 6 zijn de procedures opgenomen in dit hoofdstuk de wettelijke basis en in hoofdstuk 8 de beschrijving van de organisatie. Op grond van de artikelen 7, 8 en 9 bestaat de mogelijkheid formele overeenkomsten te sluiten met betrokken diensten en partijen. In deze overeenkomsten wordt de beschikbaarheid en inzet van reddingeenheden geregeld. Maritiem gebied De gebieden voor de SAR-dienst zijn omschreven in artikel 3 van de Regeling inzake de SAR-dienst 1994. Het maritieme SAR verantwoordelijkheidsgebied van het JRCC Den Helder omvat: het Nederlandse territoriale deel van de Noordzee en de Nederlandse EEZ, Exclusieve Economische Zone; Voor zover er op de ruime binnenwateren en in zeegebieden die gemeentelijk zijn ingedeeld sprake is van samenloop van verantwoordelijkheden van plaatselijke autoriteiten met die van de directeur Kustwacht, wordt verwezen naar hoofdstuk 2.2 Bevoegdheden. Tussen Duitsland en Nederland is er op diplomatiek niveau overleg gevoerd over de grenzen voor het zeegebied tot de buitengrens van de territoriale zee. Dit heeft in augustus 1994 geleid tot een overeenkomst. Daarnaast is overeengekomen dat de grenzen vanaf de buitengrens van de territoriale zee tot aan de landsgrens moeten worden vastgesteld door de betrokken operationele diensten, te weten het MRCC Bremen en het JRCC Den Helder. Deze overeenkomst is geformaliseerd op 7 februari 1997. Tussen België en Nederland is eveneens diplomatiek overleg gevoerd over de grenzen van de territoriale zee en het continentaal plat. Dit heeft in 1996 geleid tot een verdrag. In 1998 is de Goedkeuringswet voor dit verdrag in werking getreden. Met ingang van 1 januari 1999 is deze nieuwe grens van kracht. Aeronautisch gebied De SAR verantwoordelijkheid voor de luchtvaart strekt zich uit over het voor Nederland aangegeven zogenaamde Flight Information Region Amsterdam (FIR Amsterdam). Daarnaast heeft Nederland in het noordwestelijke deel van het EEZ, in verband met mijnbouwactiviteiten en de daaraan verbonden helikoptervluchten vanuit Nederland, op of beneden de 3000 voet een “alerting” taak in het aangrenzend deel van het FIR London en Scottish FIR. Een en ander is aangegeven op de betreffende kaart in de volgende Figuur 7.6.
Blad 107 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 7.6 Verantwoordelijkheidsgebied SAR GMDSS verantwoordelijkheid In 1988 werd door de IMO besloten het Internationaal Verdrag betreffende de veiligheid van mensenlevens op zee (Safety of Life at Sea, SOLAS van 1974) op een aantal punten belangrijk te wijzigen. In de periode tussen 1 februari 1992 en 1 februari 1999 is het Global Maritime Distress and Safety System (GMDSS) ingevoerd. In 1990 werden de nieuwe verdragsbepalingen door de lidstaten officieel geratificeerd. Voor Nederland zijn de bepalingen van het GMDSS en de daarmee samenhangende uitrustingseisen opgenomen in het Schepenbesluit en het Vissersvaartuigenbesluit. Het voornaamste verschil met het oude verdrag is dat niet meer het bruto-tonnage, maar het te bevaren zeegebied bepalend is voor de uitrustingseisen van een schip. Het uitgangspunt van GMDSS is dat een SAR-dienst aan de wal en de scheepvaart in de onmiddellijke omgeving van een schip in nood, snel gealarmeerd kunnen worden. Hierdoor kan een doelgerichte SAR actie met een minimum aan vertraging worden opgestart. Via GMDSS ontvangen noodberichten zijn niet altijd afkomstig van schepen die zich in het Nederlandse SAR-verantwoordelijkheidsgebied bevinden, maar kunnen ook afkomstig zijn van schepen die zich waar dan ook ter wereld bevinden. Enige voorwaarde voor de ontvangst op het JRCC Den Helder is dat zij een noodbericht via het Land Earth Station (LES) Burum hebben verstuurd. JRCC Den Helder is het gelieerde RCC van LES Burum. Binnen IMO is overeengekomen, dat het RCC waar het initiële noodbericht binnenkomt de coördinatie behoudt tot deze kan worden overgedragen aan het RCC dat verantwoordelijk is voor het gebied waarbinnen het incident zich voordoet. Hierdoor zijn de verantwoordelijkheden van het JRCC Den Helder aanmerkelijk toegenomen, want het JRCC behoudt de coördinatie als het niet mogelijk is om de verantwoordelijkheid over het SAR incident over te dragen.
7.4.2 Internationale afspraak DENGERNETH en Zuidelijke Noordzee In 1991 besloten Duitsland en Nederland nadere afspraken te maken inzake de samenwerking in het Waddengebied. Dit werd het NETH-GER plan. Rond het Eems-Dollard Estuarium werd een zogenaamde "Quick Response Zone" ingesteld, hetgeen betekent dat indien in die zone een incident plaatsvindt het land dat snel ter plaatse kan zijn direct kan handelen, ook in de territoriale wateren van het andere land. In 2005 is besloten om het NETH-GER plan samen te voegen met het DEN-GER plan dat Denemarken en Duitsland hebben (DENGERNETH), zodat er een brede samenwerking ontstaat in het Waddengebied. Onderdeel is het jaarlijks oefenen met bestrijdingscapaciteit. In het zuidelijke deel van de Noordzee, de aanloop naar het Kanaal, is er een operationeel plan tussen Frankrijk, Engeland en België. Omdat met de instelling van de
Blad 108 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Exclusieve Economische Zones, een deel van de Belgische EEZ buiten het samenwerkingsgebied zou vallen en er bovendien een deel van de Nederlandse wateren in het gebied zou vallen terwijl Nederland geen partij is in het plan, is Nederland sinds 2005 partij. Ook in dit operationele samenwerkingsplan, vooralsnog aangeduid met “Dover Straits into Rotterdam Roads”, gaat het met name om gemeenschappelijk optreden bij een incident in de vorm zoals het Verdrag van Bonn beschrijft.
7.4.3 Verdragen UNCLOS (United Nations Convention of the Law of the Sea) Het Zeerechtverdrag is bedoeld als een alomvattend juridisch kader voor het gebruik van de oceanen. OSPAR (Oslo and Paris Convention) Vanaf 1992 is de OSPAR Conventie het instrument om de internationale samenwerking te regelen voor de bescherming van het mariene milieu van de Noordoost-Atlantische oceaan. MARPOL 73/78 Het mondiale MARPOL (MARine POLlution) verdrag uit 1973/1978 heeft tot doel om lozingen te reguleren en om (operationele en incidentele) verontreinigingen te beperken door het stellen van voorschriften voor de bouw, inrichting en uitrusting van schepen. Nederland geeft aan het MARPOL-verdrag uitvoering via de Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen (Wvvs). Verdrag van Bonn Nederland is partij bij het BONN AGREEMENT 1983 (Verdrag van BONN). Dit verdrag kwam tot stand in 1969, na de ramp met de tanker "TORREY CANYON". De Bonn Overeenkomst regelt de samenwerking van de kuststaten van de Noordzee bij de opsporing, melding en bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen. Het betreft hierbij dergelijke vervuiling afkomstig van schepen en installaties. De Bonn Overeenkomst is van toepassing zodra verontreiniging of dreigende verontreiniging van de zee door olie of andere schadelijke stoffen een ernstig of onmiddellijk gevaar betekent voor de kust of daarmee samenhangende belangen van een of meer van de partijen bij het verdrag. Tevens dient de Overeenkomst om te komen tot toezicht als middel om dergelijke verontreinigingen op te sporen en te bestrijden en de overtreding van milieuregels te voorkomen. London Dumping Convention (LDC) De London Dumping Convention is een international verdrag dat afvallozingen van aan land gerelateerd afval op zee limiteert. Afval van bijvoorbeeld vissersschepen valt niet onder dit verdrag, maar onder het MARPOL verdrag. Interventieverdrag Internationaal verdrag inzake optreden op volle zee bij ongevallen die verontreiniging door olie kunnen veroorzaken.Het interventieverdrag en het bijbehorende Protocol hebben tot doel het mogelijk te maken voor kuststaten om op de volle zee (of buiten de territoriale zee) maatregelen te kunnen nemen die noodzakelijk zijn om een ernstig en dreigend gevaar voor hun kust of voor daarmee samenhangende belangen door verontreiniging of dreigende verontreiniging te kunnen bestrijden. Het Verdrag en het Protocol zijn door Nederland geïmplementeerd door middel van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee en daarop gebaseerde uitvoeringswetgeving. Civil Liability Convention Het internationale Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid van schade door verontreiniging door olie bepaalt dat de eigenaar van het betrokken schip (met enige uitzondering zoals bij oorlogssituatie, natuurrampen en handelen of nalaten van derden met de opzet schade te veroorzaken) aansprakelijk is voor schade door verontreiniging op het grondgebied van een Verdragsluitende partij en voor de kosten van preventieve maatregelen ter voorkoming of beperking van een zodanige schade. In 1971 werd bij internationaal verdrag een fonds gesticht voor de vergoeding van schade door olie verontreiniging voor zover het Verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid onvoldoende verhaal biedt. Verdrag van Nairobi inzake het opruimen van wrakken Het op 18 mei 2007 onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) tot stand gekomen Verdrag van Nairobi regelt de bevoegdheid van de kuststaat om in zijn exclusieve economische zone (EEZ) wrakken, schepen en daarvan afkomstige zaken op te (laten) ruimen en de kosten daarvan te verhalen op de scheepseigenaar. Het Verdrag staat ook toe, dat een verdragspartij de toepassing van het Verdrag uitbreidt tot wrakken die zich binnen zijn grondgebied, met inbegrip van de territoriale zee, bevinden[1]. Internationale verdragen inzake compensatie voor geleden schade Het voert in het kader van dit plan te ver om een uitgebreid overzicht te geven van compensatiefondsen. Het Oliefonds in de diverse vormen is voor tankerongevallen belangrijk. Voor schade door bunkerolie uitstroom is er het Bunker Verdrag en voor Chemische Stoffen kennen we het HNS verdrag met protocol. Dan is er voor het beperken van aansprakelijkheid, een basisrecht voor scheepseigenaren, het LLMC. Een overzicht van compensatiefondsen met hun limieten is bij de bedrijfsvoerings-organisatie van RWS NZ aanwezig en is van belang bij het opstellen van de claim. Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart (Chicago, 1944, Stb. 1947, H 165). Ingevolge de artikelen 25 en 37 verbinden partijen zich om hulp te verlenen aan in nood verkerende luchtvaartuigen en samen te werken conform de maatregelen, aanbevolen door het verdrag. Annex 12 handelt in het bijzonder over 'search and rescue'. Internationaal verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS) (Londen, 1974, Trb. 1976, 157). Hoofdstuk V, voorschrift 15 verplicht partijen tot het treffen van de noodzakelijke voorzieningen voor het bewaken van de kust en het redden van personen die op zee nabij hun kusten in nood verkeren. Internationaal verdrag inzake maritieme opsporing en redding (Hamburg, 1979, Trb. 1980, 181). Artikel I verplicht tot de instandhouding van een opsporings- en reddingsdienst, die dient te voldoen aan de operationele en technische eisen als opgenomen in het verdrag. Dit met het doel om internationaal te komen tot meer eenvormigheid van de SAR-organisaties en tot verbetering van de samenwerking. Daarnaast Het Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regelen betreffende aanvaring (Brussel 1910, Stb. 1913, 74), geeft een civielrechtelijke regeling van
Blad 109 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
aansprakelijkheid voor aanvaringsschade. Het Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende hulp en berging (Brussel 1910, Stb. 1913, 75), geeft regels met betrekking tot hulp- en bergingsloon en een verplichting tot hulpverlening aan drenkelingen. Het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart (Rome 1988, Trb. 1989, 17), geeft regels ter bevordering van strafrechtelijke samenwerking in geval van kaping en sabotage van zeeschepen. het STCW-verdrag 1978 respectievelijk de Richtlijn (94/58/EG) (Londen 1978, Trb. 1981, 144) respectievelijk (1994 PbEG L 319). Hierin worden regels gegeven die betrekking hebben op opleiding, vakbekwaamheid en basisprincipes voor wachtdiensten aan boord. Het Verdrag tot eenmaking van enige regelen betreffende strafrechtelijke bevoegdheden in zaken van aanvaringen en andere scheepsongevallen (Brussel 1952, Trb. 1970, 203), geeft uniforme regels betreffende de strafrechtelijke bevoegdheid in zake aanvaringen en andere scheepsongevallen. de Colregs 1972, (Londen 1972, Trb. 1974, 51). Dit verdrag met bijlagen inzake internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee beoogt een grotere veiligheid op zee te waarborgen door voorschriften vast te stellen met betrekking tot onder andere uitwijken van schepen, gedrag in verkeersscheidingsstelsels, gedrag van schepen bij slecht zicht, seinen, etc. Het verdrag is van toepassing op volle zee en alle wateren daarmee in verbinding die bevaarbaar zijn voor zeegaande schepen. het OPRC, het Oil Pollution Preparedness & Response Cooperation Convention, Internationaal verdrag inzake voorbereiding op, de bestrijding van en de samenwerking bij olieverontreiniging (Londen 1990, Trb. 1992, 1), geeft bepalingen met betrekking tot scheepsnoodplannen, meldingsprocedures, oliebestrijdings-plannen, internationale samenwerking bij oliebestrijding, onderzoek en technische samenwerking. Dit verdrag regelt de samenwerking op mondiaal niveau.
[1].
Het verdrag van Nairobi moet nog in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden.
7.5 Typering Werkingsgebied De belangrijkste gebruiksfuncties van de Noordzee zijn: • Scheepvaart en havens • Beroepsvisserij • Offshore mijnbouw (olie- en gaswinning) • Winning van oppervlaktedelfstoffen • Windturbineparken
• Recreatie • Militaire activiteiten • Inbreng van stoffen • Kustlijnzorg en baggerstort
In de nabije toekomst zal zich op de Noordzee ook Maricultuur ontwikkelen.
7.5.1Kwetsbare gebieden Er is een aantal kwetsbare gebieden met bijzondere ecologische en economische waarden aan te wijzen op de Noordzee, waarvoor in het geval van een calamiteit extra aandacht vereist is bij het voorkomen van vervolgschade. Ecologische waarden De gebieden op de Noordzee kennen een verschillende beschermingsstatus: Vogel- en habitatrichtlijn (VHR-)gebieden: Voordelta Noordzeekustzone ten noorden van de Waddeneilanden (3-mijlszone vanaf Petten tot Rottumeroog) Begrensde en beschermde gebieden IBN 2015: Doggersbank Klaverbank Friese Front Kustzone (uitbreiding VHR-gebied Noordzee kustzone tot Bergen en tot dieptelijn ?20 m NAP) Deltakust (uitbreiding VHR-gebied Voordelta tot grens met België) Overige gebieden: Centrale Oestergronden Gasfonteinen Borkumse Stenen Bruine Bank Zeeuwse Banken Kustzee Kustzee
De bescherming van natuurwaarden kan met behulp van het programma Olimap worden betrokken bij de afweging of, waar en hoe actie dient te worden ondernomen in het geval van een incident. Daarnaast is er een aantal aan de Noordzee grenzende gebieden met een hoge kwetsbaarheid. De belangrijkste zijn hieronder beschreven.
Blad 110 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Het Zwin Het Zwin (grensgebied Nederland-België) is een internationaal belangrijk natuurgebied met landschappelijke waarden en een grote recreatieve betekenis. Het Zwin is het restant van een zeearm die is afgedamd, deels is ingepolderd en in de loop van de tijd is verzand. Ondanks de afwijkende ontstaansgeschiedenis vinden op dit moment in het Zwin gelijksoortige processen plaats als bij slufters aan een aangroeikust. Door zowel België als Nederland geniet het Zwin planologische en juridische beschermingsmaatregelen. Het Zwin is aangeduid als waterrijk gebied (wetland) van internationaal belang. Nederland heeft alle wetlands die zijn aangemeld bij het Ramsar-bureau ook aangewezen als Natura2000-gebied (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Alle wetlands vallen daardoor onder het beschermingsregime van artikel 6 van de Habitatrichtlijn en daarmee per 1 oktober 2005 onder de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De Kerf (Noord-Holland) In 1997 is ter hoogte van Schoorl een kerf in de zeereep gegraven waardoor een vallei is ontstaan die bij stormen overspoeld wordt door de zee. Als onderdeel van de Schoorlse duinen valt het gebied onder de Habitatrichtlijn. De Slufter (Texel) De Slufter ligt aan de westzijde van het eiland Texel en is door een getijdengeul met de Noordzee verbonden ter hoogte van kilometerpaal 25. Het gebied omvat een oppervlakte van ca. 450 ha. Het zeewater verspreidt zich door het gebied door middel van geulen, prielen en plassen. Gemiddeld 7 keer per jaar overstroomt de gehele vlakte. Voor een aantal vogelsoorten is de Slufter broedgebied, terwijl voor veel meer soorten de Slufter als voedsel- en rustgebied wordt gebruikt (o.a. eendensoorten en steltlopers). De Slufter is onderdeel van het Habitatrichtlijngebied Duinen Texel, Waal en Burg, Dijkmanshuizen en de Bol en valt deels ook onder het Vogelrichtlijngebied Duinen van Texel. De Bosplaat (Terschelling) De Bosplaat op Terschelling is een omvangrijk kweldergebied, met slikken, stranden en duinen. In 1970 kreeg het gebied de status van Europees Natuurreservaat. Ten noorden van de stuifdijk is na 1970 op het Noordzeestrand een nieuwe duinenrij ontstaan, waardoor een deel van de strandvlakte van de zee werd afgesneden en begroeid raakte. Dit gedeelte draagt de naam Cupido's Polder. Waddenzee Het Waddengebied is nog één van de weinige gebieden die zich kenmerken door een voor Nederlandse begrippen enorme grootschaligheid en door een openheid van formaat. Dit is in nationaal en Europees verband bijzonder. De Waddenzee is aangewezen als werelderfgoed en PSSA (Particularly Sensitive Sea Area)-gebied. Het is van belang deze waarde te behouden. De identiteit van het waddengebied wordt mede bepaald door de aanwezige samenhangen en overgangen in het landschap. Het landschap van de Waddenzee is een weids en open landschap, met de zeewering als grensovergang tussen de dynamische processen van getijdengebieden en kwelders enerzijds en het cultuurlandschap van polders anderzijds. De sloten en het gecultiveerde landschap volgen nog steeds de loop van de natuurlijke laagtes en kwelderkreken. De wegen lopen langs de kust en de hogere delen van de polders. De contouren van de zeewering bepalen de horizon. De cultuurhistorische en landschappelijke waarden zijn nauw verbonden met de economische en sociale ontwikkeling van het kustgebied en vormen een belangrijke basis voor de ontwikkeling van het toerisme. Via overgangen in het landschap komt de samenhang ook goed tot uiting. Ten eerste zijn er overgangen van zoet naar zout, zoals op de overgang naar IJsselmeer en Eems-Dollard. Daarnaast zijn er karakteristieke overgangen van land naar zee, enerzijds geleidelijk bij de kwelders en dynamische duingebieden, anderzijds hard daar waar dijken zijn. Tenslotte zijn er in velerlei vormen overgangen van nat naar droog. Zoals uit het bovenstaande blijkt kenmerkt het waddengebied zich door een geheel eigen identiteit. Binnen dit samenhangende gebied is er uiteraard wel sprake van verscheidenheid. We kunnen onderscheiden de Waddenzee, de Waddeneilanden, de Noordzeekustzone en de vastelandskust. Nederland kent 162 Natura2000-gebieden. Dit Natura2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
Figuur 7.7 Ecologische kwetsbaarheid bij olieverontreinigingen (uit de nota "Om kwetsbare zee- en deltagebieden te beschermen")
In de bijlage 3 Kaartmateriaal is een overzicht van kwetsbare ecologische gebieden uit het Integraal Beheersplan Noordzee 2015 opgenomen. Kwetsbare economische waarden De Noordzee, de Waddenzee en de Zeeuwse delta herbergen grote economische waarden. In Nederland zijn alleen al in de EEZ zo'n 2.600 bedrijven actief. Daarvan zijn de volgende sectoren in meer of mindere mate kwetsbaar voor verontreiniging door milieubedreigende stoffen: Industrie (die schoon zeewater nodig heeft voor zijn normale proces)
Blad 111 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Scheepvaart (blokkade havens door verontreiniging) Strandtoerisme en waterrecreatie (mijden van stranden door verontreiniging) Visserij (vissterfte, aantasting beschikbaar voedsel, sluiting visgronden) Zand-, schelp- en grindwinning (zinken van verontreiniging) Objecten (sluiting sluizencomplexen om verspreiding verontreiniging tegen te gaan)
Bij het bepalen van de kwetsbaarheid voor de nota "Om kwetsbare zee- en deltagebieden te beschermen" is gekeken naar de directe en indirecte economische schade per bedrijf. Niet meegenomen zijn de mogelijke schoonmaak- en herstelkosten.
Figuur 7.8 Economische kwetsbaarheid bij olieverontreinigingen (uit de nota "Om kwetsbare zee- en deltagebieden te beschermen")
Platforms vormen boven water obstakels voor de scheepvaart. Er wordt onderscheid gemaakt in vaste en verplaatsbare platforms. Pijpleidingen zijn ingegraven in het zand maar kunnen soms, door natuurlijke zandtransporten, vrij komen. Tevens zijn er (tijdelijk) verlaten putten na een boring die met een kooiconstructie zijn afgeschermd. De eisen t.a.v. het ontwerp van deze constructie is zodanig, dat ze in principe geen obstakels kunnen vormen voor vissers en er geen ankers achter kunnen verdagen. Sommige pijpleidingen zijn niet meer operationeel en indien zij niet verwijderd worden, blijven zij obstakels. Kabels op de zeebodem zijn te verdelen in telefoonkabels, elektriciteitskabels (beide tussen landen gelegen) en umbilicals (kabels die de elektriciteit tussen platforms verzorgen). Achter kabels kunnen ankers vastraken en de sleepnetten van vissers. Kabels zijn ingegraven in het zand maar kunnen soms, door natuurlijke zandtransporten, vrij komen. Tevens zijn er verlaten kabels. Sommige kabels zijn niet meer operationeel en indien zij niet verwijderd worden, blijven zij obstakels. Het gebruik van de internationaal vastgestelde verkeersscheidingsstelsels voor het doorgaande scheepsverkeer en in de aanloopgebieden naar de grotere zeehavens is niet verplicht. Wel dienen sinds 1997 de grotere (geladen) olie-, chemicaliën- en gastankers de diepwaterroute te gebruiken. Ieder aanloopgebied kent een eigen Rijkshavenmeester. Buiten die gebieden is de DKW verantwoordelijk voor het nautisch beheer. Rond windparken (en mijnbouwplatforms) wordt een veiligheidszone van 500 m aangehouden waarin geen scheepvaartverkeer is toegestaan. Rond dit soort installaties en in zandwin- en baggerstortvakken zijn werkschepen actief met afwijkend vaarpatroon. Het Verdrag van Bonn handelt over de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen. Het regelt de samenwerking van de kuststaten van de Noordzee bij de opsporing, melding en bestrijding van de verontreiniging. Indien een deelnemend land heeft kennisgenomen van een (olie)verontreiniging op de Noordzee die een ernstige bedreiging kan vormen voor de belangen van één of meerdere partijen, dan dienen deze te worden ingelicht. In de 'quick response zone' mogen deelnemende landen in elkaars gebied op eigen initiatief starten met het bestrijden van verontreinigingen. Bij RWS NZ is divers kaartmateriaal voorhanden met daarin de volgende gegevens: pijpleidingen, platforms en vakindeling NCP, kabels op het NCP, vaarroutes, aanloopgebieden, windparken, zandwin- en baggerstortgebieden en tot slot grenzen Verdrag van Bonn.
Blad 112 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
8 Incidentbestrijdingsorganisatie Noordzee 8.1 Inleiding De incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee is voor een belangrijk deel opgebouwd uit teams van de Kustwacht en RWS NZ. In Figuur 8.1 is weergegeven in welke verhouding de verschillende onderdelen tot elkaar staan.
Figuur 8.1 Incidentbestrijdingsorganisatie Noordzee Op de Noordzee staan alle bestrijdingsteams onder leiding van de directeur Kustwacht. De bestrijdingsteams bestaan uit schepen van de Rijksrederij en het kustwachtvliegtuig, daarnaast maken ook (gecontracteerde) bergers in voorkomende gevallen onderdeel uit van de bestrijdingsteams op zee. In dit hoofdstuk is achtereenvolgens algemeen de organisatie van de Kustwacht met specifieke aandacht voor de organisatie tijdens SAR-incidenten en RWS NZ
Blad 113 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
beschreven. Vervolgens wordt kort ingegaan op de onderlinge relatie. De middelen die worden gebruikt zijn beschreven en tot slot is van de teams (opgenomen in Figuur 8.1) nader beschreven wat de taken zijn.
8.2 Kustwacht De Kustwacht is als organisatie van rijksdiensten voor de operationele uitvoering van kustwachttaken belast met de incidentbestrijding op zee. Het Kustwachtcentrum is de kern van de incidentbestrijding op de Noordzee en is belast met de algehele coördinatie van de operationele uitvoering. De algehele leiding over de operationele uitvoering is opgedragen aan de directeur Kustwacht. Het communicatie- en coördinatiecentrum van het Kustwachtcentrum fungeert als operationeel commandocentrum. Bij een incident wordt zonodig de vaste wachtbezetting van het Kustwachtcentrum versterkt. Zonodig wordt op het Kustwachtcentrum het OT geactiveerd. De door het operationeel commandocentrum in gang te zetten acties verlopen volgens de procedures van dit incidentbestrijdingsplan. Alle operationele informatie-uitwisseling met of tussen uitvoerende diensten vindt in beginsel plaats door tussenkomst van het Kustwachtcentrum. De directeur Kustwacht kan een functionaris belasten met de praktische coördinatie op de plaats van het ongeval, de 'on-scene coördinator' genaamd. Meldingen van incidenten op de Noordzee worden op het Kustwachtcentrum geverifieerd, waarbij wordt beoordeeld of sprake is van een incident in coördinatiefase 1,2,3 of 4. Het werkgebied van de Nederlandse Kustwacht omvat de Nederlandse territoriale wateren en het Nederlandse deel van de Exclusieve Economische Zone (EEZ).
8.2.1 Kustwacht en Search and Rescue (SAR) De SAR-dienst is belast met de opsporing en redding van in nood verkerende bemanningen en passagiers van vliegtuigen, helikopters, schepen en offshore mijnbouwinstallaties. Daar waar van de Radio Medische Dienst medisch advies wordt verlangd voor opvarenden van schepen op zee, wordt door het Kustwachtcentrum de operationele afhandeling ervan verzorgd. Als evacuatie noodzakelijk wordt gevonden draagt het Kustwachtcentrum de zorg voor de daadwerkelijke inzet van het benodigde materieel (MEDEVAC). Om de taken te kunnen uitvoeren beschikt de SAR-dienst, onder verantwoordelijkheid van de directeur Kustwacht, over: een maritiem en aëronautisch reddings coördinatiecentrum, het JRCC Den Helder; SAR eenheden.
SAR-dienst is mede georganiseerd in overeenstemming met de beleidsvisie van de directeur-generaal van het Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritiem (DGLM) voor de aëronautische en maritieme aspecten. Conform een aanbeveling van het verdrag van Hamburg is in Nederland gekozen voor een gecombineerde maritieme en aëronautische SAR-dienst. Wat het JRCC Den Helder betreft betekent dit dat de SAR-dienst beschikt over een gecombineerd maritiem en aëronautisch reddingscoördinatie centrum als onderdeel van het Kustwachtcentrum. Het communicatie- en coördinatiecentrum van het Kustwachtcentrum dient daarom voor operationele uitrusting te voldoen aan de eisen die daaraan door DGLM wordt gesteld. In Figuur 8.2 is de organisatie van de SAR-dienst in beeld gebracht Voor de maritieme hulpverlenings- en reddingstaak (MRCC) vallen ook de Waddenzee, het IJsselmeer en de Zuid-Hollandse en Zeeuwse Stromen onder verantwoordelijkheid van de Kustwacht.
Blad 114 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 8.2 Organisatie SAR-dienst
8.2.2 Uitgangspunten SAR Voor de SAR hanteert het ministerie van Infrastructuur en Milieu bij de afhandeling van een incident de volgende beleidsdoelstelling (bron: Nota Maritieme en Aeronautische noodhulp op de Noordzee, hoofdstuk 'Het opsporen en redden van mensen in nood'). De beleidsdoelstelling van de overheid bij het opsporen en redden van mensen in nood is het 24/7 garanderen dat er een adequate SAR-dienst is voor het snel opsporen en effectief redden van in nood verkerende bemanningen en passagiers van schepen, luchtvaartuigen en mijnbouwinstallaties, of betrokken bij andere activiteiten op zee. Uitgangspunt van het beleid is dat als zich een voorval voordoet aan boord van schepen, luchtvaartuigen en mijnbouwinstallaties waarbij de veiligheid in het geding komt dit met de aan boord aanwezige middelen en kennis bestreden moet kunnen worden. Wanneer dit niet mocht lukken dan dienen de bemanning en passagiers over voldoende middelen, kennis en tijd te beschikken om het schip, het luchtvaartuigen en/of mijnbouwinstallatie te kunnen verlaten en te overleven. De omringende scheepvaart is verplicht bij een oproep door de bemanning of de Kustwacht hulp te bieden. Deze uitgangspunten gelden internationaal en zijn in verdragen vastgelegd. De overheid verleent (aanvullende) hulp. De aangeboden diensten zijn additioneel ten opzichte van de eigen verantwoordelijkheden van de scheepvaart, luchtvaart en mijnbouw. Dit betekent echter niet dat hulp wordt verleend “in het uiterste geval”, want bij iedere melding wordt door de Kustwacht een risico inschatting gemaakt en desnoods preventief hulp aangeboden. Ondanks de bereidheid tot uiterste inspanningen, kan de overheid nimmer garanderen in alle gevallen succesvol te hulp te kunnen schieten.
8.2.3 Regeling inzake de SAR-dienst 1994 Voor de benodigde middelen kan de SAR-dienst te allen tijde beschikken over SAR eenheden. Voor zover op het gewenste moment inzetbaar zijn de middelen van de in de Kustwacht participerende diensten beschikbaar voor het ondersteunen van SAR acties. Daarnaast kan de directeur Kustwacht zich verzekeren van de beschikbaarheid van
Blad 115 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
andere middelen zoals in de artikelen 7, 8 en 9 van de Regeling inzake de SAR-dienst. De leveranciers van SAR eenheden verplichten zich om op verzoek van het JRCC Den Helder naar beste vermogen te reageren en de gevraagde middelen in te zetten. Zij stellen deze eenheden beschikbaar aan het JRCC Den Helder. De betrokken instanties/diensten zijn zelf verantwoordelijk voor de uitrusting van hun eenheden, de opleidingen en training van de bemanningen en de kwaliteit van uitvoering van de operatie. Het JRCC Den Helder is primair verantwoordelijk voor de keuze van de in te zetten reddingseenheden en de coördinatie van de acties. Voor de werkwijze van het JRCC Den Helder wordt verwezen naar operationele procedures in Deel B, hoofdstuk 6.
8.2.4 SAR-systeem Het SAR systeem kent drie coördinatie niveaus: SAR Coördination, SC SAR Mission Coördinator, SMC en On Scene Coördinator, OSC
De SC, SAR Coördinator taak kan belegd worden bij personen of instanties. In Nederland ligt deze taak bij het beleid, het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het JRCC Den Helder coördineert alle activiteiten met betrekking tot een SAR actie en treedt op als SMC, SAR mission Coördinator. De SMC kan taken beleggen bij de OSC, On Scene Coördinator en/of de ACO, Aircraft Coördinator. De SAR eenheden zijn belast met de daadwerkelijke opsporing en redding onder de coördinerende leiding van het JRCC Den Helder en kunnen als OSC en als ACO worden aangewezen.
8.2.5 JRCC Den Helder Het JRCC Den Helder is een integraal onderdeel van het Kustwachtcentrum. Het centrum is 24 uur per dag bezet. De vaste wachtbezetting bestaat uit een duty-officer, drie watch-officers en een vertegenwoordiger van een handhavingsdienst (KLPD Unit Maritieme Politie, KMar, de Algemene Inspectiedienst of Douane). Bij opschaling of extra drukte wordt de wachtbezetting uitgebreid. De inrichting en de bezetting van het JRCC Den Helder is in overeenstemming met de daaraan door het ministerie van IenM gestelde eisen op het gebied van communicatie en deskundigheid. Het JRCC Den Helder is belast met: het bewaken van de nood- en oproepfrequentie voor de scheepvaart kanaal 16 VHF het bewaken van de noodfrequenties in het kader van het GMDSS, VHF-DSC kanaal 70 en MF-DSC kanaal 2187,5 kHz; het afhandelen van het Nood- Spoed en Veiligheidsverkeer; het verzorgen van de veiligheidsberichtgeving via VHF, MF en NAVTEX; het onderhouden van directe verbindingen met de instanties die de noodfrequenties voor de luchtvaart bewaken; de ontvangst en verificatie van alarmeringen; de ontvangst en verificatie van INMARSAT alarmeringen zijnde GMDSS als non-GMDSS; het alarmeren van SAR eenheden; het inzetten van beschikbare ondersteunende eenheden; het coördineren van SAR acties; het acteren als SMC, SAR Mission Coördinator; het verstrekken van informatie uit databestanden, bijvoorbeeld MMSI-nummers (maritime mobile service identity); de registratie, rapportage en evaluatie van SAR acties; de controle van verbindingen en het signaleren van knelpunten; de organisatorische afhandeling van Radio Medisch Advies (RMA); het coördineren van de uitvoering van medische evacuaties (MEDEVAC); het houden van en deelnemen aan oefeningen, zowel in algemene zin als volgens SOLAS chapter V 7.3.
Het JRCC Den Helder bouwt een beeld op van de situatie rond het SAR-incident en zorgt dat dit beeld zo actueel mogelijk blijft. Daarom rust op alle bij het SAR?incident betrokken instanties de verplichting het JRCC Den Helder onverwijld op de hoogte te stellen van relevante feiten en ontwikkelingen. Het JRCC informeert betrokken instanties over het verloop van het SAR-incident.
8.3 Rijkswaterstaat Noordzee De missie van RWS NZ is het zorgdragen voor een levende zee, goede vaarwegen en veiligheid voor de scheepvaart. Het beheergebied van RWS NZ is het Nederlands deel van de Noordzee. De hoofdtaken waarin de missie uitgewerkt is zullen hieronder kort toegelicht worden. Hoofdtaken RWS NZ: Waterbeheer: Informatie over de Noordzee verzamelen, beheren en distribueren. IenM is hiervoor het coördinerend minsterie en RWS NZ de coördinerend beheerder. Ruimtelijk beheer voor menselijke activiteiten: Het regelen van de activiteiten op zee zoals grondstoffenwinning, scheepvaartverkeermanagement, lozen van afvalwater, windenergie het leggen van kabels en leidingen en het storten van baggerspecie. Met specifieke aandacht voor vijf natuurgebieden. Meten: Het binnen een (inter)nationaal meetnetwerk verzamelen van informatie over water en bodemkwaliteit, geologische bodemkarakteristiek, Hydro-meteo gegevens en de ligging van wrakken en verloren lading.
Blad 116 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Markeren: Een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer in de Nederlandse wateren door het aangeven van scheepvaartroutes en vaargeulen en het beschermen van objecten. Baggeren: Garanderen van de bereikbaarheid van de zeehavens en een veilige scheepvaart naar de havens van Rotterdam en IJmuiden. Door een goed vaargeulbeheer en tijpoort adviezen. Kustlijnzorg: Het behouden van de kustlijn als natuurlijke bescherming tegen overstromingen door jaarlijks gemiddeld 12 miljoen kubieke meter nieuw zand aan te brengen. Calamiteiten: Op basis van permanente paraatheid in Kustwachtverband incidenten op zee het hoofd bieden. De crisismanager van RWS NZ is belast met het faciliteren van de gehele organisatie met betrekking tot de veiligheidsketen. Rijksrederij: De Rijksrederij beheert en onderhoudt de specialistische schepen, die beschikbaar worden gesteld aan de Douane, de Kustwacht, het ministerie van EL&I (waar nu de visserijonderzoekstaken en –beheertaken van het voormalig LNV zijn ondergebracht) en Rijkswaterstaat. De vloot bestaat uit ongeveer 125 schepen (stand begin 2011) voor gebruik op de Noordzee en op binnenwateren.
8.3.1 Opbouw van de Incidentbestrijdingsorganisatievan RWS Noordzee In Nederland worden incidenten afgehandeld door teams die opereren op operationeel, tactisch en strategisch niveau. De bestrijding kan door één organisatie (monodisciplinair) of door meerdere organisaties (multidisciplinair) uitgevoerd worden en zowel betrekking hebben op de bronlocatie als op het effectgebied. Om het niveau van inzet en sturing te definiëren zijn vier coördinatiefasen in het opschalingsproces benoemd. In hoofdstuk 4 zijn deze coördinatiefases toegelicht. RWS Noordzee is als beheerder van de Noordzee, nauw betrokken bij zowel de besluit-vorming als de taakuitvoering bij incidenten. Om de eigen verantwoordelijkheden en interne processen bij incidenten gecoördineerd uit te voeren bestaat de Calamiteiten-organisatie van RWS Noordzee conform de richtlijnen van Rijkswaterstaat uit het BestrijdingsTeam (BsT), het CalamiteitenTeam (CT) en het BeleidsTeam (BT). Het BsT maakt deel uit van het Bestrijdingsteam van de Kustwacht en staat dan ook onder leiding van de Kustwacht. RWS Noordzee wordt door de Kustwacht geïnformeerd over waterkwaliteit- en nautische incidenten die bij de Kustwacht worden gemeld. Indien bij de afhandeling daarvan advies en/of ondersteuning door RWS Noordzee noodzakelijk is, wordt de Chef van de Wacht (CvdW) gealarmeerd. Samen wordt bepaald welke adviezen of inzet de Kustwacht van RWS-Noordzee nodig heeft. De CvdW beoordeelt in welke omvang het CT bij elkaar dient te komen. Voor beleidsmatige aspecten wordt het Beleidsteam van RWS Noordzee geformeerd (BT). Indien meerdere ministeries betrokken zijn doet het BT dienst als adviseur-op-afstand ("back-bench") voor de IenM-belangen in het RBN. Zowel vanuit CT als BT kunnen liaisons afgevaardigd worden naar het OT en RBN. De Incidentbestrijdingsorganisatie van RWS Noordzee heeft geen rechtstreekse relatie met de hulpverleningsorganisaties aan de landzijde. In deze gevallen vertegenwoordigt de regionale RWS-dienst, RWS Noordzee. RWS Noordzee en de regionale RWS-dienst stemmen daarbij onderling af. De milieucoördinator van de regionale RWS-dienst treedt dan op als Officier van Dienst namens RWS (OvD-W). De incidentbestrijdingsorganisatie van RWS NZ staat t.a.v. incidenten in het beheergebeid niet op zich, maar wordt vormgegeven door overeenkomsten met onder meer de Kustwacht en de veiligheidsregio's. Voor de incidentbestrijdingsorganisatie van RWS NZ sluiten de twee volgende documenten aan op dit plan: 1.Samenwerkingsregeling afhandeling besmeurde vogels (SBV); 2.Samenwerkingsregeling Bestrijding Kustverontreinigingen Rijkswaterstaatdiensten (SBK).
De Samenwerkingsregeling afhandeling besmeurde vogels beschrijft in hoofdlijnen de afgesproken aanpak bij een incident waarbij veel besmeurde vogels betrokken zijn. Het werkingsgebied van de regeling beslaat de gehele Noordzee, Waddenzee en Zeeuwse delta. De Samenwerkingsregeling Bestrijding Kustverontreiniging Rijkswaterstaatdiensten (SBK) heeft primair als doel de samenwerking tussen betrokken diensten van Rijkswaterstaat en de procedurele en operationele afspraken vast te leggen om in geval van een verontreiniging van de kust gecoördineerd te kunnen afhandelen. Het werkingsgebied van de regeling beslaat de gehele Noordzeekust, inclusief de oevers van de Westerschelde en de Waddenzee en de zandplaten in het gebied. In de SBK is als bijlage een voorlopig Calamiteitenplan voor het gebied "Voordelta" opgenomen. RWS NZ is aangewezen als coördinerende dienst van Rijkswaterstaat die in samenwerking met de betreffende regionale dienst de opruiming zal verzorgen. De verantwoordelijkheden en verschillende taken van betrokken RWS diensten dienen duidelijk onderscheiden te worden.
8.4 Samenwerking tussen Kustwacht en RWS Noordzee Er is een operationele overeenkomst tussen de directeur Kustwacht en de HID van RWS Noordzee; deze overeenkomst bevat afspraken over de inzet van mensen en middelen ten tijde van incidenten. Voor wat betreft het CT van RWS staat het volgende vermeld: Het CT adviseert het OT over: Milieu technisch advies en advies gevaarlijke stoffen m.b.t. humane aspecten (belegd bij de RWS-Waterdienst/LCM respectievelijk bij DCMR. Het CT verzorgt op verzoek van het OT de advisering en uitvoering van:
Blad 117 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Oliebestrijding, juridische zaken, berging, survey, hydro-meteo, verkeers begeleidende maatregelen. Binnen de Incidentbestrijdingsorganisatie Noordzee kan als volgt zijn opgeschaald. Een team van RWS is niet actief zonder dat een team van KW actief is (als CT-RWS actief dan ook altijd een (kernbezetting) van OT-KWC. Het is wel mogelijk dat het OT-KWC actief is zonder het CT van RWS. Op verzoek van een regionale dienst van RWS kan een liaison van RWS Noordzee aan een team op het land worden toegevoegd. Binnen RWS Noordzee wordt het operationele niveau in hoofdzaak ingevuld door medewerkers op schepen en decentrale vestigingen, het tactische en strategische niveau wordt voornamelijk ingevuld door medewerkers van het centrale kantoor in Rijswijk. Op elk niveau vindt afstemming en besluitvorming plaats in teamverband. Met vertegenwoordigers uit de andere incidentbestrijdingsorganisaties, en wiens betrokkenheid bij het incident van belang is, vindt ook op elk niveau en in elke coördinatiefase horizontale afstemming plaats.
8.5 Middelen voor de Incidentbestrijdingsorganinsatie op de Noordzee In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de communicatiemiddelen en computerprogramma's beschreven die de incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee tot zijn beschikking heeft.
8.5.1 Communicatiemiddelen Voor een adequate bestrijding van een incident zijn juiste communicatiemiddelen essentieel. In dit hoofdstuk wordt omschreven welke faciliteiten en communicatie-middelen voor de Kustwacht en RWS NZ beschikbaar zijn. Gedurende een incident zijn er op meerdere locaties verschillende mensen aanwezig die afhankelijk zijn van informatie voor een adequate advisering of besluitvorming. Deze informatie moet tijdig op de juiste plekken aankomen en van voldoende kwaliteit (volledig en actueel) zijn. In Figuur 8.3 zijn de relevante beschikbare communicatiemiddelen van de verschillende organisaties binnen de incidentbestrijdingsorganisatie in beeld gebracht. Bij beide organisaties van toepassing
Specifiek Rijkswaterstaat
Specifiek Kustwacht
Vaste telefonie
Portofoon
P2000 / C2000
Mobiele telefoon
Infra-web
Vision
Fax Noodnet telefoon Noodnet fax Satellietverbindingen, spraak, data;
Radiocommunicatie: marifoon (VHF), spraak en digitaal; middengolf-, kortegolffrequenties, spraak en digitaal; AIS (VHF); LRIT (=SATcom, alleen SAR);
Internet / e-mail Intranet IenM Figuur 8.3 Overzicht van de communicatiemiddelen
Standaardcommunicatiemiddelen De algemene middelen en de standaardmiddelen die medewerkers ter beschikking staan, zijn de vaste en mobiele telefoons, faxen, en PC's (met intranet/internet). Specifieke middelen die kunnen worden gebruikt, zijn: 1.Infra-web; 2.Vision, management and resource handling informatiesysteem Kustwacht. 3.radiocommunicatie via VHF (marifoon) middengolf en AIS, LRIT en SSAS. 4.e-mail; 5.satellietverbindingen.
Infra-web Infra-web is een landelijk computersysteem voor melding, registratie en gegevensuitwisseling bij incidenten en calamiteiten. Het systeem is toegankelijk via internet (www.infra-web.nl) en daarom locatieonafhankelijk. Het systeem bestaat uit drie deelsystemen. Deze deelsystemen zijn: meldformulier: met het meldformulier kan men op een eenvoudige en snelle wijze meldingen opnemen; geo-ingang: hiermee krijgt men geografische informatie over het beheergebied; communicatie: het versturen van berichten aan instanties en/of medewerkers betrokken bij de afhandeling van calamiteiten.
Blad 118 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Alle meldingen, zowel van interne als externe oorsprong, dienen in het systeem te worden ingevoerd door de Chef van de Wacht/HMCN en aangevuld te worden door de betrokkenen van andere dienstonderdelen. Ook het gebruik van logoek in het systeemis verplicht. Op deze wijze is de complete meldingsinformatie en het vervolg daarop voor alle betrokkenen toegankelijk. VISION Het Kustwachtcentrum gebruikt VISION. Dit is een Incident Management en Resource Handling Systeem dat enerzijds procedureel van aard is en het Kustwachtcentrum ondersteunt bij de uitvoering van de correcte procedures en te nemen acties. Anderzijds is VISION een registratiesysteem waarin alle incidenten, acties, inzet eenheden, alle communicatie etc. geregistreerd wordt in relatie tot de tijd (UTC). Voor het vinden van scheepsgegevens bevat VISION het Coastguard Register waarin een aantal registers zitten van diverse komaf die tegelijk doorzocht kunnen worden. Hiermee kunnen snel scheeps gegevens gevonden worden. VISION bevat een aantal communicatiemiddelen, te weten TELEX, e-mail, fax, NAVTEX en een aantal interfaces met andere informatiesystemen (intern: VBS, SARIS, DSC en extern met het KNMI). VISION bevat functies die alle primaire operationele processen ondersteunt en bevat MapInfo-runtime voor de GIS-functies in het systeem. SAR-eenheden worden via het systeem VISION gealarmeerd. In het systeem VISION worden van incidenten: Meldingen gelogd. Nood-, spoed- en veiligheidsberichten opgemaakt. SAR eenheden gealarmeerd. Briefingsheets opgemaakt en verzonden. Status van ingezette eenheden bijgehouden. Situatierapporten (sitraps) opgemaakt en verzonden. Eindverslagen gegenereerd. Radioverbindingen, VHF en MF VHF (ook marifoon genoemd) en midden en kortegolf zijn de communicatiemiddelen voor de scheepvaart. Het Kustwachtcentrum (onderhoudt contacten met de scheepvaart), RWS NZ en de vaartuigen beschikken over deze communicatieapparatuur. Daarnaast kunnen verbindingen tot stand worden gebracht via satelliet, spraak of data. AIS Het Kustwachtcentrum beschikt over een AIS-netwerk (Automatic Identification System). Dit systeem voorziet in een verkeersbeeld van alle AIS uitgeruste schepen en platformen binnen de Nederlandse EEZ. Via dit middel kunnen ook tekstberichten verstuurd worden zoals een zoekplan. LRIT (Long Range Identification Systeem) Het Kustwachtcentrum kan SAR-informatie opvragen van Nederlandse schepen waar ook ter wereld en van buitenlandse schepen in een gedefinieerd gebied. SSAS (Ship Security Alert System) Hiermee kunnen schepen een zogeheten covert alert uitzenden bij een mogelijke aanval door terroristen. Het Kustwachtcentrum draagt zorg voor de verspreiding van deze informatie conform vastgestelde procedure. E-mail E-mail is niet meer weg te denken als communicatiemiddel. Met behulp van PC's en laptops kan snel informatie uitgewisseld worden. Iedereen is echter niet altijd direct bereikbaar via de e-mail. Telefonisch of persoonlijk contact blijft dus onontbeerlijk bij de afhandeling van een incident. Nationaal noodnet Het Nationaal Noodnet staat continu ter beschikking van de aangeslotenen en is daardoor beschikbaar als bijzondere omstandigheden dit vereisen, ongeacht het moment waarop deze zich voordoen. Onder normale omstandigheden is het Nationaal Noodnet (NN) een gesloten netwerk. De aangeslotenen kunnen elkaar uitsluitend bereiken door gebruik te maken van een 5-cijferig nummer. Deze nummers staan vermeld in de jaarlijks uitgegeven "Telefoongids Nationaal Noodnet" (rampenkamer). Tijdens buitengewone omstandigheden komen de koppelingen ter beschikking met het openbare telefoon-, semafoon- en autotelefoonnet, alsmede met noodnetten in naburige landen. Koeriersdienst Indien het GSM-netwerk buiten werking of overbelast is en er geen contact meer is met de plaats incident dan dient RWS NZ zelf voor een koeriersdienst (interne medewerkers) te zorgen die berichten van een vaste noodnetlocatie bezorgt naar de eigen medewerkers in het veld en omgekeerd. C2000 C2000 is het landelijke digitale netwerk voor de mobiele communicatie van de Nederlandse hulpverleningsdiensten. Het C2000 systeem is bestemd voor de communicatie van politie, brandweer, ambulancediensten en defensie (zgn. aangewezen gebruikers). Daarnaast is er in beperkte mate ruimte voor andere dan deze organisatie, de zogenaamde gelieerde organisaties. Onder gelieerde gebruikers wordt verstaan organisaties die in de uitvoering van hun taken nauw moeten samenwerken met één of meerdere van de aangewezen gebruikers en daartoe gebruik moeten maken van C2000. RWS NZ is niet aangesloten op C2000. De aansluiting van Rijkswaterstaat op C2000 als gelieerde gebruiker, is een punt van overleg met het ministerie. Het Kustwachtcentrum heeft de beschikking over C2000 en alarmeert de SAR eenheden van de KNRM via P2000. De incidentbestrijdingsorganisatie beschikt over verschillende mogelijkheden om intern en in het netwerk te communiceren. Contactgegevens worden apart bijgehouden. Als algemene richtlijn dient het volgende. De 24-uursposten communiceren met elkaar via vaste verbindingen en gebruiken telefoon, fax en e-mail. Alarmering van RWS functionarissen start bij het HMCN en verloopt via de vaste of mobiele telefoon die persoonsgebonden is, behalve de piketwacht Persvoorlichting van RWS Noordzee die onderling een centraal mobielnummer met elkaar delen. Alarmering van Kustwachtpersoneel start bij het CCC via vaste of mobiele telefoon.
Blad 119 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Indien organisaties een apart alarmnummer hebben, zoals DCC-IenM, wordt, nadat het eerste contact gelegd is, afgesproken via welke kanalen de communicatie daarna zal verlopen. Uitwisseling van documenten gaat via fax, e-mail of via het programma Infraweb. Het HMCN beschikt daarnaast over marifoonaansluiting voor communicatie met schepen. Het Kustwachtcentrum beschikt over radio communicatie apparatuur en is het radiokuststation. De zeegaande schepen van de Rijksrederij hebben ieder een eigen mobiele telefoonnummer en beschikken over satellietcommunicatieapparatuur. Ook e-mail-verkeer en dataoverdracht met de schepen is mogelijk. De kustwachtvliegtuigen beschikken, naast communicatiemiddelen met KWC en schepen, over een data-downlink waarmee de data van opnameapparatuur naar een mobiel ontvangststation gezonden kan worden. Eén zo'n station is permanent aanwezig op het ms ARCA. Vanaf dat station kunnen de data o.a. naar de Calamiteitenkamer worden doorgestuurd. De Calamiteitenkamer beschikt over extra hulpmiddelen voor opname van telefoongesprekken over het vaste nummer van de Calamiteitenkamer en faciliteiten voor videoconferentie. Verder kunnen televisiebeelden en ander beeldmateriaal real-time op een groot scherm gepresenteerd worden. Telefoonlijnen en radioverbindingen van het Kustwachtcentrum worden opgenomen. Organisaties met wie een contract is afgesloten voor inzet bij incidenten dienen te beschikken over een alarmnummer. Indien het nationale telefoonnet uitvalt of storingen heeft, beschikken de meeste organisaties, zoals IenM en het Kustwachtcentrum, het communicatie en coördinatiecentrum en Operationeel Team Ruimte over een noodnetaansluiting inclusief bijbehorende apparatuur. De Telefoongids Nationaal Noodnet is beschikbaar in de Calamiteitenkamer en op het Kustwachtcentrum. RWS-interne voorlichting over incidenten gaat via het RWS-intranet en de e-mail. Kustwachtvoorlichting gebruikt internet, e-mail, het systeem Vision en externe bronnen.
8.5.2 Computerprogramma's en modellen In Figuur 8.4 zijn de relevante beschikbare computerprogramma's en modellen van de verschillende organisaties binnen de incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee in beeld gebracht. Bij beide organisaties van toepassing BIG
specifiek Rijkswaterstaat
specifiek Kustwacht
Oilsheet
SARIS
Oilmap
SafeSeaNet
CHEMTOX Bron V.2 CALAMARIS GESIS SARMAP SAMSON SISTER Kwantitatieve verdeling over milieucompartimenten Figuur 8.4 Overzicht van de computerprogramma's en modellen SARIS Search and Rescue Information System. SARIS is een geïntegreerd SAR-systeem met een SAD, Search Area Determination, deel en een SAC, Search Area Coverage, deel. De SAD voorspelt de beweging van een object met de invloed van wind en stroom. Er wordt rekening gehouden met onjuiste gegevens en statistische afwijkingen. Er wordt gebruik-gemaakt van een hydrodynamische database voor stroom- en windgegevens. De SAC-module wordt gebruikt om te bepalen of de ingezette eenheden het gebied kunnen doorzoeken en welke zoekpatronen van toepassing zijn. SARIS is in gebruik bij de Kustwacht. SafeSeaNet SafeSeaNet is een systeem van de EMSA, European Maritime Safety Agency, dat voor uitwisseling van maritieme informatie gebruikt wordt tussen EU-lidstaten. Het systeem wordt gebruikt voor het opvragen van dynamische scheepsgegevens, zoals reis- en ladinggegevens en het invoeren van alert notifications van schepen die bij incidenten in de Nederlandse EEZ betrokken zijn geweest. In gebruik bij de Kustwacht. Olieverontreinigingen Met het programma Oilsheet is snel een 1-dimensionale benadering te maken, nl. het zeer globaal bepalen van de verplaatsingssnelheid en het gedrag van de olie. OILMAP Binnen RWS wordt het ASA/OILMAP-model gebruikt voor het maken van een verwachting over het gedrag en de verspreiding van olie na een lozing. Het is een 2-dimensionale benadering, waarbij geografie, getijstroming en wind naast de soort olie, als randvoorwaarden kunnen worden ingevoerd. Berekeningen worden uitgevoerd volgens een zelf te kiezen gridgrootte. Het HMCN maakt op verzoek van de CvdW hiermee een eerste verwachting. De LCM gebruikt het model voor het verkrijgen van meer detailinformatie en bij grote lozingen.
Blad 120 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
OILMAP is een uniforme modellenschil. Het is een ArcView-applicatie die in feite drie modellen bevat: 1.een oliegedragsmodel (transport en gedrag van olievlekken); 2.een SAR-model (Search & Rescue; voor ons bedoeld om zoekgebieden op te stellen voor overboord geslagen containers, zakjes, etc.); 3.een chemicaliëngedragsmodel (transport en gedrag van chemicaliën op/in water). Gevaarlijke stoffen RWS Noordzee zal de LCM om advies vragen indien er chemicaliën in het water (dreigen te) komen. De LCM beschikt over modellen en programma's voor het geven van een advies, zoals het chemicaliën bestand BIG (Brandweer Informatiecentrum Gevaarlijke stoffen), GESIS (effect van chemicaliën op het milieu), CHEMTOX (hulpmiddel voor opstellen van een advies) en Bron V.2 (gedrag van vaten en tanks op het water na een incident). Voor de Kustwacht geldt dat voor deskundige informatie contact wordt opgenomen met DCMR voor humane aspecten en met het CT via het HMCN. Daarnaast zijn er abonnementen op webapplicaties via internet voor het opvragen van scheepgegevens. BIG Het Kustwachtcentrum en Rijkswaterstaat kunnen ook gebruikmaken van het Brandweer Informatiesysteem Gevaarlijke stoffen. Het Brandweer Informatiecentrum Gevaarlijke stoffen is een uitgebreid chemicaliënbestand met een uitgebreid productdossier van meer dan 15.000 stoffen, toegankelijk via meer dan 250.000 synoniemen of produktnamen. GESIS Het Gevaarlijke Stoffen Informatie Systeem is een database systeem voor het vastleggen en raadplegen van gegevens m.b.t. (het vervoer van) gevaarlijke stoffen. GESIS bevat dezelfde gegevens als het BIG-systeem aangevuld met gegevens over het milieugevaar van stoffen. Sister Substance Information for Ship Transport and Emergency Response geeft informatie over het transport van gevaarlijke stoffen per schip en voor incidenten met deze stoffen. SISTER bevat informatie over ca. 3.500 stoffen met in totaal 35.000 synoniemen. CHEMTOX Het CHEMTOX-systeem heeft als doel de stofbeoordeling bij incidenten te structureren en beter te onderbouwen om de snelheid en uniformiteit in het milieutechnisch advies te bevorderen. De resultaten worden alleen gebruikt om een stof te scannen op de aanwezigheid van potentiële gevaarsaspecten (de gevaarlijke eigenschappen van de stof in combinatie met de aanwezige hoeveelheid). Bron V.2 Het model Bron V.2 heeft als doel het uitvoeren van berekeningen aan vaten of tanks betrokken bij incidenten op zee. Het programma rekent aan de volgende onderwerpen: drijfvermogen van een object, de uitstroming van een vat/tank bij lekkage, de corrosiesnelheid waarmee aangegeven wordt wanneer lekkage op kan treden. Kwantitatieve verdeling over milieucompartimenten Dit programma is een model dat de verdeling van chemisch stoffen in/op het zeewater kan bepalen. Het verdampings-, oplossings- en dispersiepercentage van een stof kunnen als functie van de tijd berekend worden. Ecologische en economische kwetsbaarheid RWS heeft de kwetsbaarheid van gebieden onderzocht en hiervan de kenmerken van kwetsbaarheid bij olie-incidenten in kaartbestanden opgenomen. Deze kunnen vooralsnog via het programma CALAMARIS benaderd worden en via de algemene kaartviever MAPVIEWER van RWS-DID. Drijvende objecten Om inzicht te krijgen in de verplaatsing van objecten in het water is het programma SARMAP beschikbaar op het HMCN. Beleidsmatige programma's : SAMSON Voor de voorbereiding en uitvoering van het beleid inzake waterbeheer is onder meer het SAMSON model ontwikkeld. Dit is een beleidsmatig geïntegreerd systeem voor het uitvoeren van risicoanalyses en wordt niet gebruikt ten tijde van crisissituaties. Er worden geen actuele situaties doorgerekend maar gemiddelde situaties (verwachtingswaarden), zoals: de ongevalkansen van schepen onderling met bijbehorende verwachte uitstroming, de ongevalkansen van een schip met een platform met verwachte bijbehorende uitstroming, de kans op – en uitstroming van – operationele lozingen (bilge, sludge, boorgruis en productiewater), de effecten van bovengenoemde uitstromingen op kist, bodem en vogels, de effectiviteit van veegschepen op het reduceren van olieverontreinigingen.
8.6 Teamsamenstelling en taken van de incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee Een incident is een afwijking van de normale situatie. De omvang van het incident kan zeer klein zijn (b.v. uitvallen van de motor van een schip) tot zeer omvangrijk (b.v. een brandend, op de kust vastgelopen containerschip met gevaarlijke lading aan boord). Voor de incidentbestrijding op de Noordzee zijn de Kustwacht en RWS NZ twee belangrijke partijen die in deze paragraaf beschreven worden.
Blad 121 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
De Kustwacht informeert RWS Noordzee als beheerder van de Noordzee over incidenten. Binnen RWS Noordzee is de afdeling handhaving en incidentenaanpak (WSH) het inhoudelijke contactpunt bij incidenten voor de Kustwacht. WSH onderhoudt een 24/7 wachtdienst: de Chef van de Wacht. Indien advisering of actie van RWS Noordzee gewenst is worden de te nemen maatregelen tussen Kustwacht en CvdW besproken. Om intern RWS Noordzee het incident af te handelen bepaalt de CvdW welke inbreng nodig is. Daarbij wordt de volgende rolverdeling aangehouden: kennis over de inhoud, bewaken van het proces en geven van voorlichting. Bij verreweg de meeste incidenten levert de CvdW zelf de inhoudelijke kennis, wordt het afdelingshoofd WSH geïnformeerd waardoor het proces bewaakt kan worden en wordt de melding doorgesproken met de dienstdoende persvoorlichter van het Bureau HID. De persvoorlichters van Bureau HID en het Kustwachtcentrum stemmen inhoudelijk met elkaar af. Indien meer inhoudelijke kennis nodig is of zaken, zoals juridische aspecten, uitgewerkt moeten worden, regelt de CvdW deze met de desbetreffende afdeling. Indien echter meer coördinatie nodig is, b.v. omdat meer afdelingen betrokken raken, dan zal een Calamiteitenteam (CT) worden geformeerd en zal er volgens de richtlijnen van DCC-IenM een vergadercyclus worden afgesproken. Indien beleidsmatige zaken aan de orde komen of noodzakelijke maatregelen het mandaat van de CvdW te boven gaan, dan zal de CvdW in samenspraak met het afdelingshoofd WSH verzoeken een Beleidsteam (BT) RWS samen te stellen. In dit hoofdstuk worden de taken en gerelateerde informatie van het KWC, HMCN en de teams en de teamleden besproken van Kustwacht en RWS Noordzee. Een korte beschrijving van het MCCb en ICCb is opgenomen in het hoofdstuk overige betrokken partijen.
8.6.1 Taken van het CCC-KWC
CCC-KWC Operationeel niveau Algemeen Het Kustwachtcentrum te Den Helder van het ministerie van Defensie fungeert als; communicatiecentrum, telefoon, data en radioverbindingen; coördinatiecentrum voor de uitvoering van kustwachttaken. operationeel commandocentrum, nationaal maritiem en aëronautisch reddingscoördinatiecentrum, JRCC centrale meldkamer maritieme assistentie dienst, MAS Feiten verifieert en verzamelt informatie, doet navraag en neemt actie door inzetten van SAR en of Kustwachteenheden en het informeren van andere organisaties, overheden; ; informeert en adviseert piket OT en of leider OT over stand van zaken. Interne en externe maatregelen registreert meldingen in radio- en working log van Vision; maakt incidenten aan; alarmeert SAR eenheden; zet Kustwacht eenheden in; informeert Scheepvaart door uitzenden nood- spoed- veiligheidsberichten; informeert Gemeenschappelijke meldkamer(s); informeert persvoorlichter; informeert buitenlandse RCC’s indien uitstraling naar buitenlands gebied; verstuurt eerste sitrap; informeert DCC I&M Besluitvorming informeert op grond van de voorhanden zijnde informatie de piket piket OT en adviseert zonodig om opschaling; Organisatie 7 wachtdivisies lopen een 7 weeks rooster; Standby personeel kan worden opgeroepen. Liaison nvt Vergaderruimte nvt
Blad 122 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bereikbaarheid 24 uur via telefoon, radioverbindingen, satelliet communicatie, e-mail (non urgent) Formulieren 11 punten zeeverontreinigingsformulier; Sitrap volgens internationaal format; Vision formats Rapportage Vision, working- radiolog en de incidentrapportage Voice logging
Taken leden CCC KWC Functionaris
Rol
Duty officer
Wachtsdivisie chef, leidinggevende Operationeel
Watch officer
Handhavings officer
Medewerker wachtsdivisie. Operationeel
Medewerker wachtdivisie Operationeel
Taken Coördineert de inzet van Kustwachtmiddelen tijdens de uitvoering van Kustwachttaken; Initieert, coördineert, leidt en beëindigt SAR- en incidentbestrijdingacties; Coördineert de operationele werkzaamheden van zijn divisie en adviseert en ondersteunt hoofd CCC; Participeert als lid van het operationeel team.
Voert de Nood-, Spoed- en Veiligheidstaken uit; Verzorgt het opstarten en de begeleiding van SAR-acties en rampen- en incidentenbestrijding; Zet eenheden van participerende diensten planmatig en ad hoc in en draagt zorg voor de communicatie; Verzamelt, verwerkt en verstrekt informatie aan kustwachtparticipanten en gebruikers van Noordzee, houdt de informatie bij en verzorgt de administratieve afhandeling van operationele werkzaamheden
Verzamelt, verwerkt en verstrekt informatie aan kustwachtparticipanten op het gebied van handhaving en gebruikers van de Noordzee in overleg met het MIK, Maritiem Informatie Knooppunt Nederland, houdt de informatie bij en verzorgt de administratieve afhandeling operationele werkzaamheden; Ziet toe op handhaving relevante regelgeving.
8.6.2 Taken van het HMCN
Hydrometeocentrum Noordzee (HMCN) Operationeel niveau Algemeen communicatiecentrum bij incidenten en is permanent bemand aannemen melding melding en voortgang opnemen in het logboek van Infraweb informeren en/of terugkoppelen met KWC doorgeven melding aan vliegwacht en/of CvdW gebiedsspecifieke informatie en meteo- en hydroverwachtingen verzamelen en opstellen ondersteunen CvdW met extra informatie, zoals posities vaartuigen en de beschikbaarheid daarvan draaien oliemodel oproepen leden Calamiteitenteam informatie verzamelen over het incidentschip/-schepen (LIoyds Sea data) Feiten Vaststellen van relevante feiten Presenteren van de feiten aan de CvdW Interne en externe maatregelen Op de hoogte blijven van genomen maatregelen Besluitvorming Bepalen wie op basis van de melding geïnformeerd moet worden
Blad 123 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Organisatie Medewerkers worden ingezet volgens een rooster Indien nodig kan een stand-by medewerker opgeroepen worden Liaison n.v.t. Vergaderruimte HMCN-ruimte of Calamiteitenkamer Bereikbaarheid Marifoon en/of MF, tx/rx, Telefoon (vast, mobiel), email 24 uur per dag bereikbaar Formulieren Infraweb Rapportage Bijhouden Infraweb-logboekfunctie
Taken leden HMCN Functionaris
Rol
Taken
Zie CT
Zie CT
Zie taken leden CT
8.6.3 Taken van het Bestrijdingsteam en van zijn functionarissen
Bestrijdingsteam (BsT) Operationeel niveau Algemeen Inzetten van mensen en materieel ter plaatse van het incident Informeren van en het afstemmen met KWC of OT[1] Coördineren, samenwerken en afstemmen van bestrijdingseenheden Vertalen van tactische beslissingen van het KWC of OT naar operationele acties voor de vlieg/vaarwacht op de incidentlocatie Bepalen van de uitvoeringsstrategie bij een bestrijdingsactie Feiten Vaststellen van relevante feiten: Wat: aard, omvang en gevolgen Wie: betrokken organisaties Waar: exacte locatie van de bron c.q. effectgebied Wanneer: tijdstip ontstaan en invloed van tijd-afstand factoren (beschikbare en benodigde tijd, vaste tijdstippen) Hoe: uitbreidingskansen en worstcase gevolgen Presenteren van de feiten aan het KWC of OT Interne en externe maatregelen Welke maatregelen zijn door andere betrokkenen in het netwerk getroffen en op grond waarvan (van toepassing zijnde wetgeving en beleid) Treffen van de tactisch/operationele maatregelen Besluitvormingsproces Nemen van operationele beslissingen in overleg met KWC of OT en andere leidinggevenden van de ingezette bestrijdingsmiddelen Bepalen operationele maatregelen (korte, middellange en lange termijn) Organisatie Vaarwachten vliegwacht zijn ingeroosterd op basis van permanente beschikbaarheid Liaison Indienvaarwacht geen OSC, vertegenwoordigt hij de RWS-bestrijdingsteams op zee in CoPI Vergaderruimte Geen vaste plaats: overleg via communicatiekanalen
Blad 124 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bereikbaarheid Marifoon en/of Mf/HF tx/rx Vaste en mobile telefoon, RWS-computer netwerk; internet Satcom Formulieren Situatierapport, Evaluatieformulieren Fotodossier Rapportage bijhouden incident in het logboek (dagrapportage) bijhouden uren inzet materieel en personeel technische rapportage inzake inzet materieel (onderhoud e.d.) vliegtechnischeen operationele rapportage (BAPOL enz.)
Taken leden bestrijdingsTeam (BsT) Functionaris
Rol
(sr.) meetleider eerstelijns bestrijdingsvaartuig (On Scene Coördinator)
Coördinator + uitvoerder Bestrijdingsteam
Vaarwacht
Uitvoerder Bestrijdingsteam
Taken Verificatie incident Coördineren bestrijdingsacties op verzoek van KWC of OT Uitvoering van bestrijdingsacties ter plaatse van incident Vertegenwoordigt en coördineert eventuele aannemers ter plaatse Communicatie met KWC of OT Voeren van de dagrapportage Evalueren en rapporteren na afloop van de bestrijdingsactie Meetleider die de piketfunctie vervult Vervult ter plaatse de functie van meetleider eerstelijns bestrijdingsvaartuig
Vliegwacht
Uitvoerder Bestrijdingsteam Verificatie incident Validatie verontreiniging Advisering inzet materieel Uitvoering van bestrijdingsacties ter plaatse van / ter begeleiding van incident
(boven) regionale inzet bij kustactie Adviseur voor OvD-W Waarnemer bestrijdingsteams regionale RWS-diensten
On Scene Coördinator
Controleert voortgang uitvoering en meldt dit aan CvdW Aanspreekpunt voor advies regionale bestrijdingsteams Vervult liaisonfunctie RWS-NZ ter plaatse van de bestrijding
Algehele coördinatie Coördinatie van alle bestrijdingseenheden Communicatie en afstemming met Kustwachtcentrum Instructies aan kapiteins inzake lossen in haven
8.6.4 Taken van het OT KW
OT KW Operationeel niveau Algemeen Feiten Het OT dient binnen 90 minuten na het activeren van het OT een 1e risicoanalyse beschikbaar te hebben dat samen met een plan van aanpak is voorgelegd aan de voorzitter van het (kern) RBN (vanaf fase 2, indien OT bijeen en fase 3 en 4).
Blad 125 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Interne en externe maatregelen Besluitvorming Het OT is belast met de volgende taken: het voorbereiden, begeleiden en in overeenstemming met de beheerslijnen van het RBN daadwerkelijk leiden van de operationele acties (het geven van opdrachten tot inzet van materieel en personeel daarbij inbegrepen); het opbouwen van een zo betrouwbaar mogelijk beeld van de situatie ter plaatse; het informeren van het DCC van IenM; het doen van voorstellen aan de voorzitter RBN over mogelijke bestrijdingsmaatregelen en bergingsactiviteiten die een beslissing van dat team vereisen door het opstellen van een plan van aanpak; het zo nodig doen instellen van verkeersbegeleiding ter plaatse; het, binnen de door het ministerie Infrastructuur en Milieu te stellen criteria, voorbereiden van maatregelen noodzakelijk voor toelating van een incidentschip in een haven; Inwinnen van advies bij oa. het CT van RWS NZ; het bijhouden van een journaal voor het opstellen en verzenden van situatierapporten aan betrokken partijen. Organisatie Het kern OT bestaat uit drie teams van elk vier personen en zij lopen bij toerbeurt piket. De duty officier neemt het initiatief om de piket functionaris van het OT en of de leider OT te informeren. Liaison De leider OT maakt bij voorkomende noodzaak gebruik van liaisons en of vertegenwoordigers van bijvoorbeeld: I&M, inspectie zeevaart; RWS Noordzee; scheepvaart-, bergings- offshore maatschappijen e.a. Vergaderruimte De OT, opschalingsruimte, bevindt zich naast het CCC en is uitgerust met telefoons pc’s, fax, noodnet telefoon en fax, video conference verbinding met het CT van RWS Noordzee en draadloos netwerk. Bereikbaarheid 24-uurspiket via telefoon en mobiele telefoon Formulieren SITRAP volgens vast format Rapportage Vision, incidentrapportage Voice logging telefoon (vaste lijnen)en radioverbindingen
Taken leden OT KW Functionaris
Rol
Taken
Leider OT
Voorzitter
Geeft leiding aan het Operationeel Team bij incidentbestrijding conform het vigerende Incidentbestrijdingsplan Noordzee door: het zorgdragen voor de samenstelling van het operationeel team (OT); het doen van voorstellen aan het Regionaal beheersteam Noordzee rampen over de aanpak van de incidentbestrijding; het afwegen van de ernst en omvang van een incident en indien noodzakelijk het initiëren van de alarmeringsprocedure; het bepalen van de opschaling (fase 1-4); het verantwoordelijk zijn voor de werkwijze en gehanteerde procedures; het stellen van voorwaarden voor het operationeel houden van het OT; bewaken hoe betrokkenheid ROT loopt; het, in nauwe samenwerking met betrokken operationele diensten en organisaties, maken van het plan van aanpak van het incident; het daadwerkelijk overnemen van de operationele leiding bij de incidentbestrijding; het controleren van uitgaande persberichten.
Coördinator OT
Procesbewaker
In de beginfase van het incident:
zorgdragen voor beeldopbouw van het incident; visualisering incidentgegevens op het incidentenbord; informeren/bijpraten van arriverende collega-teamleden en/of opgeroepen externen ove de situatie
Blad 126 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
In de vervolgfase; updaten beeldopbouw incident; optreden als liaison tussen CCC en OT; updaten visualisering incidentgegevens op het incidentenbord; zorgdragen voor ordening van inkomende en uitgaande documenten; indien noodzakelijk zorgdragen voor regulering inkomende telefoongesprekken; bewaken dat alle belanghebbenden diensten/instanties en overige partijen worden gealarmeerd en/of geïnformeerd; uitzetten en visualiseren van vragen aan diensten/instanties en/of andere externen op het incidentenbord, inclusief tijd van uitzetten en tijd van verwacht antwoord; bewaken dat uitgezette vragen ook daadwerkelijk, op tijd en volledig worden beantwoord en indien dit niet het geval is het ‘triggeren’ van de partij(en) die antwoord moeten geven. Noteren van uitgezette actiepunten; het mede bepalen van de noodzakelijkheid tot opschaling; oog hebben en anticiperen op mogelijk escalaties (planning ahead) en het informeren/ triggeren van de Leider OT hieromtrent; bewaken dat met name cruciale gegevens worden gelogd; de Leider OT gevraagd en ongevraagd voorzien van informatie; de Leider OT vervangen bij kortstondige afwezigheid; de inhoud van het opgestelde Plan van Aanpak (mede) controleren; situatierapporten (mede) helpen opstellen en zorgdragen dat uitgezette vragen hierin mede worden opgenomen; opgestelde persberichten tekstueel- en inhoudelijk (mede laten) controleren. Medewerker OT
Ondersteuner
Draagt er zorg voor dat de OT-ruimte technisch en materieel voldoende is gereedgemaak bij een OT-situatie. Draagt zorg voor het aanmaken en verzenden van de ‘sitraps’. Draagt zorg voor het ontvangen en verzenden van overige relevante informatie. Draagt er zorg voor dat alle uitgaande en binnenkomende berichten ook bij de overige OT-leden terecht komen. Ondersteunt de coördinator OT waar mogelijk. Persvoorlichter
Voorlichting
Verzorgt voorlichting aan de media tijdens en na de operationele incidentbestrijding. Het informeren van en afstemmen met voorlichters van diverse organisatie. O.a. RWS NZ, RBN, Veiligheidsregio’s. Het adviseren van operationeel– en beleidsverantwoordelijken over de te volgen voorlichtingstrategie. [1].
Of CvdW indien OT de aanpak aan CvdW gedelegeerd heeft en waarbij het OT geïnformeerd blijft.
8.6.5 Taken van het Calamiteiten team en van zijn functionarissen Calamiteiten Team (CT) Tactisch niveau Algemeen
Analyse van het incident en het treffen van adequate maatregelen ter voorkoming, beperking of ongedaan maken van schade. Ondersteunen en op verzoek OT aansturen van OSC in het Bestrijdingsteam. Aanspreekpunt RWS NZ op tactisch niveau voor alle betrokken externe organisaties. Inwinnen aanvullende informatie. Voorbereiden van besluiten op tactisch niveau door OT en CT. (Laten) opstellen van situatierapporten (Sitrap's). Informatief- en (eventueel) operationeel opschalen naar strategisch niveau (Beleidsteam). Adviseren van RWS-vertegenwoordiger (liaison) in OT of ROT. Contact houden met het DCC van IenM. Ondersteuning in mediavoorlichting door OT. Waarborgen van het vastgestelde beleid van Min. IenM en RWS bij de samenwerking met externen. Borging van juridische en bedrijfsmatige aspecten. Alle taken die RWS NZ voor de DKW uitvoert dienen gedurende langere tijd uitgevoerd te worden. Het CT stuurt deze werkzaamheden aan in opdracht van het OT van d Kustwacht en het BT van RWS NZ. Feiten Kennis nemen en evalueren van de gepresenteerde feiten. Vaststellen van de relevante feiten (ernst situatie) t.b.v. keuze scenario. Interne en externe maatregelen Bepalen van de te volgen strategie, tactiek en inzet materieel. Kennis nemen en evalueren van de door anderen genomen maatregelen. Vaststellen van de relevantie van door anderen genomen maatregelen.
Blad 127 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Besluitvorming Bewaken van RWS verantwoordelijkheid i.s.m. OT en RBN, zonodig in overleg met BT. Coördinatie besluitvorming van de operationele maatregelen op grond van bestaand IenM-beleid (korte, middellange en lange termijn). Opstellen advisering aan Beleidsteam en de RWS-liaisons over te nemen beleidsmaatregelen bij dilemma's. Besluiten over door het Bestrijdingsteam voorgelegde beslispunten en prioritering. Vaststellen voorlichtingsaanpak (proces en uitvoering). OT adviseren over opschalen en afschalen, evt. in overleg met Bestrijdingsteam.
Organisatie Samenstelling en rolverdeling Calamiteitenteam per incident vaststellen: wie nemen deel aan het overleg? Wie legt besluiten vast? Vergaderfrequentie, -tijd en -locatie bepalen en bekend maken. Liaison(s) liaison naar OT mogelijk Vergaderruimte Crisis Coördinatie Centrum Noordzee, 1ste etage Rijswijk Bereikbaarheid telefoon; fax; Noodnet; mobiel; RWS-computernetwerk; internet videoconferencing met OT en andere partijen Formulieren Situatierapport, Evaluatieformulieren, Infraweb vergaderagenda, dagrapporten voor kostendossier Rapportage Dagrapportage per deelnemer voor het kostendossier
Taken leden Calamiteiten Team Functionaris
Rol
Chef van de Wacht
Voorzitter
Taken Vaststellen samenstelling, activeren en leiding geven Calamiteitenteam Informeren van en afstemmen met betrokkenen in het netwerk (zowel intern als extern) Verzorgen en bewaken van de communicatie en voorlichtingsfunctie Voorbereiding van de besluitvorming voor het Beleidsteam Goedkeuren van de Sitrap's en de verzendlijst Zitting nemen in OT Vertegenwoordigt CT in BT
Afd.hoofd/ 2e Chef van de Wacht
Procesbewaker Bewaken van de procesuitvoering Verslaglegging CT bijeenkomst
Inhoudelijk deskundigen
Adviseurs Inhoudelijke inbreng (advies en kennis) Voorbereiden van beleidsbesluiten door BT Onderhouden van contacten met het Bestrijdingsteam Contractuele en financiele aspecten faciliteren Aansprakelijk stellen en juridische afstemming met tegenpartij en intern RWS/CD, Landsadvocaat
survey, hydro-meteo, bedrijfsvoering, jurist, berging, milieu Persvoorlichter
Voorlichting Coördinatie van interne voorlichting Coördinatie informatieverwerving uit publieke bronnen Op verzoek van OT opstellen van persberichten Afstemming met de afdeling Communicatie en andere voorlichters in het netwerk Adviseren over inzet en timing communicatie Afvangen vragen media en opstellen Vraag- en Antwoordmogelijkheden
Administratief medewerker
Administratieve ondersteuning
Overige administratieve werkzaamheden zoals Bedienen fax / Logger Uitwerken situatierapporten Kopiëren, telefoon aannemen enz.
Blad 128 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Externe advisering
Externe advisering, maar wel overheid
Technische aspecten over schip/lading
Eigenaar schip/lading kan expert in CT plaatsen voor advisering Bergingsdeskundigheid kan ingehuurd worden Container handling
Diverse aspecten VWA, inzake voedsel veiligheid, IVW, inzake scheepsgebonden zaken Douane, invoer aspecten KLPD Unit Maritieme Politie, opsporing
8.6.6 Taken van het RBN
RBN strategisch niveau Algemeen De beleidsverantwoordelijkheid voor de incidentenbestrijding op zee ligt primair bij de minister van Infrastructuur en Milieu. De beleidsmatige betrokkenheid conform dit incidentbestrijdingsplan Noordzee (IBP NZ) vanuit dat ministerie wordt gegarandeerd vanuit het Regionaal Beheersteam Noordzeerampen (RBN). Het RBN zal bij voorkeur bestaan uit medewerkers op directieniveau die over voldoende operationele links en bijbehorende bevoegdheden beschikken. Omdat verreweg de meeste incidenten op de Noordzee vallen onder de verantwoordelijkheid van IenM, en omdat IenM (in casu Rijkswaterstaat) optreedt als coördinerend beheerder van de Noordzee is de HID van RWS NZ voorzitter van het RBN. Feiten Interne en externe maatregelen Besluitvorming De rol van het RBN is het bevorderen van een integrale rampen- en incidentenbestrijding op de Noordzee. Zij doet dit door: het zonodigonderling afstemmen van de beheersmatige aspecten vanuit de betrokken ministeries; het nemen van de benodigde beheersbeslissingen en het op basis daarvan sturend optreden naar het uitvoerende niveau; het voeren van overleg op beheersniveau met onder andere bestuurders van lagere overheden (provincies en gemeenten) en instellingen en bedrijven die bij de bestrijding van de ramp betrokken zijn; het op de hoogte houden van de beleidsafdelingen van bij de ramp betrokken ministeries en diensten; het coördineren van de voorlichting, waarbij zo nodig het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) wordt geactiveerd. het bepalen van het opschalingsniveau regie voeren op de voorlichting (bepalen wat wanneer er door wie wordt gecommuniceerd) Als het gaat om besluiten die resulteren in een aanwijzing of maatregel als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Wet BON en over het voeren van overleg en het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 van de Wet BON, geldt het volgende: het geven/treffen van aanwijzingen en maatregelen en het voeren van overleg en het verstrekken van inlichtingen geschiedt namens de minister van Infrastructuur en Milieu door de voorzitter van het RBN; indien de tenuitvoerlegging van de gegeven aanwijzingen of de uitvoering van de genomen maatregelen van invloed zal zijn voor het gebied van een gemeente, zal namens de minister van Infrastructuur en Milieu door de voorzitter van het RBN, over de gevolgen van de aanwijzingen of maatregelen vooraf overleg worden gevoerd met de burgemeester, dit tenzij zich een situatie voordoet die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt. In dat geval wordt dit overleg zo spoedig mogelijk gevoerd. Namens de minister van Infrastructuur en Milieu worden door de voorzitter van het RBN aan de commissaris van de Koningin de nodige inlichtingen verstrekt; het toepassen van het 'Incidentbestrijdingsplan Noordzee' en optreden op grond van de Wet BON kan, afhankelijk van de locatie, overdracht van bevoegdheden tot gevolg hebben. Beleidsmatig gaan deze van de lokale bevoegde autoriteit (de nautisch beheerder) over naar het RBN, dan wel het ICCb, operationeel naar het Kustwachtcentrum. Organisatie Op verzoek van de vz RBN (danwel door een adviseur van het RBN) worden de leden van het RBN volgens de alarmeringsprocedure opgeroepen door het DCC-IenM; De Leden van het RBN hebben voldoende mandaat om snelle besluitvorming te waarborgen; Besluitvorming in het RBN komt tot stand via geïntegreerde besluitvorming; Bij het ontbreken van geïntegreerde besluitvorming beslist, bij incidenten op de Noordzee, de voorzitter (of plv. vz.) namens de minister van IenM; Het verstrekken van inlichtingen en het voeren van overleg geschiedt namens de minister van IenM door de voorzitter van het RBN. Liaison
Blad 129 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
via regionale dienst RWS in G(R)BT in BT RWS NZ Vergaderruimte Het RBN wordt gehuisvest op de locatie van het DCC van IenM in Den Haag Bereikbaarheid telefoon; fax; Noodnet van de Calamiteitenkamer; mobiel. Formulieren Vergaderagenda Situatierapport, Evaluatieformulieren, Infraweb Rapportage Operationele informatie wordt middels sitraps verzorgd door het OT op het KWC en de incidentbestrijdingsorganisatie van RWS NZ.
Taken leden RBN Functionaris
Rol
HID RWS NZ
Voorzitter
Taken Conform BT Bewaken hoe betrokkenheid G/RBT loopt
Leden Basisteam
Divers Conform BT
Overig
Het basisteam kan afhankelijk van de aard van het incident en de opschaling daarvan worden aangevuld met vertegenwoordiging van de volgende ministeries: Veiligheid en Justitie, Financiën, Defensie, Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volksgezondheid Welzijn en Sport
8.6.7 Taken van het Beleidsteam en van zijn functionarissen Beleidsteam (BT) Strategisch niveau Algemeen Waarborgen van het IenM- en RWS-beleid bij de samenwerking met andere instanties Ondersteunen van het Calamiteiten Team, mede in relatie tot OT en RBN. Interne organisatie ondersteunen; inzet medewerkers. Fungeren als aanspreekpunt voor externe organisaties op strategisch niveau Aanwijzen van een functionaris als liaison voor het Regionaal Beheerteam Noordzee (- RBN), en, op verzoek van regionale RWS-dienst: de gemeente (Gemeentelijk Beleidsteam - GBT) of de veiligheidsregio (Regionaal Beleidsteam - RBT) Feiten Kennis nemen en evalueren van door het Calamiteiten Team gepresenteerde feiten Verzamelen feiten op beleidsniveau van andere teams, betrokken bij het incident Intern en extern maatregelen Kennis nemen en evalueren van door RBN en CT en externe (hulpdiensten) genomen maatregelen Vaststellen van eigen maatregelen en een voorlichtingsstrategie Besluitvorming Bepalen van de verantwoordelijkheid van IenM in het netwerk Te nemen beleidsmaatregelen (korte, middellange en lange termijn) Voorbereiden besluiten op strategisch niveau door RBN Besluiten over door het Calamiteiten Team voorgelegde beleidspunten en prioritering Vaststellen bestuurlijke voorlichtingsaanpak (strategie en proces) Voorlichtingsaanpak afstemmen met de afdeling Communicatie en met externen Beslissen tot opschalen en afschalen in overleg met CT
Organisatie
Blad 130 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Samenstelling en rolverdeling beleidsteam per incident vaststellen: wie nemen deel aan het overleg? Wie legt besluiten vast? Etc. Vergaderfrequentie, -tijd en -locatie bepalen en bekend maken/ afstemmen met overige teams (intern: CT, extern: RBN) Afstemmen met overige teams over soort / gebruik van informatievoorziening (Sitrap's, telefoon/fax, hoe en wanneer) Personele planning (bijvoorbeeld bij calamiteiten die meer dan 24 uur gaan duren - bemensing, langetermijnplanning) Liaison(s) Indien nodig of op verzoek het verzorgen van een liaison naar externe Beleidsteams van gemeente, provincie of RBN Vergaderruimte Vergaderzaal in gebouw RWS Noordzee, Rijswijk Bereikbaarheid telefoon; fax; Noodnet van de Calamiteitenkamer; mobiel. Formulieren Situatierapport, Evaluatieformulieren, Infraweb Vergaderagenda Rapportage Bijhouden dagrapporten per deelnemer voor kostendossier
Taken leden Beleidsteam Functionaris
Rol
(Plv)Hoofdingenieur Directeur (HID) Indien deze het RBN voorzit, is de directeur WS (of diens plv) vz BT
Voorzitter
Crisismanager
Procesbewaker
Taken Vaststellen, laten oproepen en leiden van vergaderingen BT Informeren van betrokkenen in netwerk (zowel intern als extern) Verzorgen en bewaken van de com-municatie en voorlichtingsfunctie Besluitvorming Goedkeuren van de Sitrap's en verzendlijst van het CT Bewaken van procesuitvoering Adviseren op gebied van crisismanagement Tijdbewaking (vergaderklok) Onderhouden (afstemming) contacten met het CT
Beleidsadviseurs Directeur Water en Scheepvaart Directeur Maritieme Dienstverlening Directeur Bedrijfsvoering
Inhoudelijke inbreng (advies en kennis) Voorbereiden van de beleidsbesluiten Ondersteunen van BT-leden bij beslissingen Uitzetten besluiten binnen afdeling(en)
Voorzitter Calamiteiten Team (CvdW)
Ondersteuning
Directiesecretaris
Logger
Ondersteuning contact Calamiteiten Team
Bijhouden van alle ingaande en uitgaande berichten (logboek) Opstellen situatierapporten Centraal inzichtelijk bijhouden van uitgevoerde en nog openstaande acties van het Beleidsteam Controle op voortgang van uitvoering acties vanuit het CT Persvoorlichter
Voorlichting
Administratief medewerker(s)
Administratieve ondersteuning
Onderhouden contacten met DCO Alle overige werkzaamheden zoals Bedienen fax Uitwerken sitrap's en verzendlijsten Kopiëren Telefoon aannemen enz.
8.7 Nazorg Met nazorg wordt hier bedoeld: alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor terugkeer naar de normale situatie voordat een incident zich voordeed. Niet alleen is de nazorg van toepassing op herstel in materiële zin, zoals het opruimen van de gevolgen en de schadeafwikkeling, maar ook op de psychische nazorg van de medewerkers die
Blad 131 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
betrokken zijn (geweest) bij de afhandeling van een incident. De wijze waarop de nazorg wordt uitgevoerd in materiële zin zal worden vastgelegd in de desbetreffende scenario's en bestrijdingsplannen. In dit hoofdstuk wordt in algemene zin ingegaan op de nazorg. In dit hoofdstuk zullen achtereenvolgens worden besproken de psychische nazorg van medewerkers, aansprakelijkheid, de herstelfase en de evaluatie. Een incident met één of meerdere (zwaar) gewonden en/of dodelijke slachtoffers kan een schokkende ervaring zijn voor medewerkers die op de ongevallocatie aanwezig zijn geweest. Het is dan ook belangrijk dat direct na de afhandeling van een dergelijke incident, de medewerkers ondersteuning krijgen bij de verwerking van mogelijk traumatische ervaringen. De evaluatie van een incident kan eventueel in samenwerking met andere hulpverleningsdiensten die op de ongevallocatie aanwezig waren. Nazorg is in alle opzichten maatwerk. Incidenten verschillen van aard en ook de impact ervan op medewerkers is verschillend. De wijze waarop nazorg wordt aangeboden zal dan ook van situatie tot situatie verschillen. Belangrijk is dat het bieden van nazorg een standaard aanpak kent, waarbij de zorg voor de medewerker centraal staat en keuzes die de medewerker daarin maakt worden gerespecteerd.
8.7.1 Psychische nazorg medewerkers Kustwacht Het DienstenCentrum Bedrijfsmaatschappelijk Werk van Defensie kan worden ingeschakeld om problemen van medewerkers te voorkomen en op te lossen. Indien nodig kunnen zij verwijzen naar de psycholoog en hierbij is instemming van betrokkene nodig.
8.7.2 Psychische nazorg medewerkersRijkswaterstaat De nazorgprocedure van RWS NZ start met het eerste opvanggesprek door de direct leidinggevende. Zeker ook om de mogelijkheid van een follow-up nazorg traject binnen de eigen dienst aan de betrokken medewerker duidelijk te maken. Deze follow-up traject bestaat uit het inschakelen van een leidinggevende, bedrijfsmaatschappelijk werk of een vertrouwenspersoon. Mocht de situatie daarom vragen, dan kan de direct leidinggevende opschalen. Men kan vervolgens gezien de situatie besluiten om professionele dienstverlening (het instituut voor Psychotrauma) in te schakelen. Bij grootschalige incidenten (zwaar ongeval of ramp), waarbij meerdere medewerkers betrokken zijn, heeft het organiseren van professionele opvang de voorkeur, omdat in die situaties ook het verdere traject langs die weg kan worden gecontinueerd. In alle gevallen geldt: het aanbieden van nazorg hoort bij het werk, het gebruikmaken hiervan is de keuze van de medewerker. Het nazorgtraject start met een eerste opvanggesprek via collegiale hulp, daarna kan gekozen worden voor een traject met een vertrouwenspersoon of bedrijfsmaatschappelijk werk. Opschaling vindt plaats via hogere leidinggevenden en men kan daarbij professionele ondersteuning inschakelen.
8.7.3 Aansprakelijkheid Handelend optreden tijdens en na een incident brengt kosten met zich mee voor de instantie die een incident bestrijdt. Hier gaat het bijvoorbeeld om kosten die verband houden met arbeidsloon, reinigingskosten, bergingskosten, herstelkosten en kosten van gebruikt materiaal. In principe zijn de kosten van de bestrijding en de nazorg verhaalbaar op de veroorzaker/vervuiler. Om schadeverhaal mogelijk te maken, is het van belang tijdens de bestrijding van een incident informatie te verzamelen en een logboek bij te houden zodat achteraf de veroorzaker/vervuiler geen reden heeft de schadeclaim aan te vechten.
8.7.4 Herstelfase Bij incidenten is er veelal sprake van materiële schade, vervuiling en/of maatregelen en acties waarmee kosten gemoeid zijn. De incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee probeert in geval van een incident zo snel mogelijk de oude situatie te herstellen en op deze manier de belasting voor mens en milieu te minimaliseren. In de situatie waar de vervuiler/veroorzaker niet de mogelijkheden heeft om de vervuiling of beschadiging op te ruimen neemt RWS NZ het initiatief om de situatie te herstellen. Dit kan onder andere op basis van de wrakkenwet, de wet verontreiniging oppervlaktewater en de SBK regeling. Het schadeverhaal wordt door RWS NZ verzorgd, eventueel met inschakeling van de corporate dienst (CD).
8.7.5 Evaluatie Evaluaties van incidenten kunnen de bestrijding van toekomstige incidenten optimaliseren. De incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee kan zowel een interne evaluatie als een evaluaties met externe partijen organiseren. Evaluaties zijn ook mogelijk op verzoek van betrokken partijen/partners. De crisismanager speelt een grote rol bij het opzetten en uitvoeren van de evaluatie. Hij/zij kan zelf deze evaluaties organiseren en initiëren. Voor grootschalige incidenten met effecten op de kust zal/zullen de betrokken veiligheidsregio's en kustgemeente(n) ook een evaluatie moeten opstellen. De betrokken veiligheidsregio of kustgemeente(n) zal in een dergelijk geval ook de Kustwacht en RWS NZ vragen om deel te nemen aan de evaluatie. Van serieuze incidenten wordt binnen de Kustwacht een 'hot debrief' gehouden, RWS NZ een evaluatierapport opgesteld door de Chef van de Wacht, CPI-R, Calamiteiten- of Beleidsteam RWS NZ (afhankelijk van de betrokkenheid). Binnen twee weken dient een eerste schriftelijke globale evaluatie plaats te vinden. Bij de evaluatie dient in ieder geval aandacht geschonken te worden aan: de omstandigheden als gevolg waarvan een incident kon optreden; eventuele slachtoffers/effecten; de gekozen oplossing; de noodzakelijke vervolgwerkzaamheden; de verstrekte en nog te verstrekken informatie; de samenwerking met derden (bergers, marine, P&I clubs); de direct noodzakelijke aanpassingen aan het incidentbestrijdingsplan; de financiële gevolgen van een incident;
Blad 132 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
de te verwachten vervolgschade; de noodzakelijke nazorg.
Voor het opstellen van een goede evaluatie is het noodzakelijk dat in een zo vroeg mogelijk stadium van een serieus incident actief informatie wordt verzameld. De crisismanager is verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van een evaluatie.
8.7.6 Kwaliteitsborging RWS NZ stelt jaarlijks een jaarplan crisisbeheer op. Dit plan bevat een overzicht van de ontwikkelrichtingen en de doelstellingen voor het komende jaar. Beleid en strategie, oefeningen, opleidingen, convenanten, middelen en materieel, evaluaties en verbetervoorstellen, informatisering en communicatiemiddelen zijn daarbij vaste onderdelen van het jaarplan. Daarbij wordt een opsomming gegeven van de benodigde capaciteit en de kosten en de dekking hiervan. De verantwoordelijkheid voor het voortgangsverslag berust bij de crisismanager. De crisismanager draagt primair zorg voor het inhoudelijk en procesmatig richting geven aan en het monitoren van het strategisch, tactisch en operationele crisisbeheersings(beleid) binnen RWS NZ. Hij/zij levert een bijdrage aan de voorbereiding op incidenten en draagt zorg voor de beleidsontwikkeling op het gebied van crisismanagement (preparatiefase). De crisismanager zorgt voor de operationele ondersteuning en de algemene procesbewaking tijdens crisis (responsfase) en is ook belast met taken in de nazorg van een incident.
Blad 133 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
9 Overige betrokken partijen bij de incidentbestrijding op de Noordzee Naast de incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee bestaande uit de Kustwacht en RWS NZ is er nog een groot aantal (overheids)instanties dat vanuit de opgedragen (wettelijke) taken en bevoegdheden een rol speelt bij de preventie en bestrijding van incidenten. Voor het overzicht van de overige betrokken partijen in dit hoofdstuk is onderscheid gemaakt in de volgende niveaus: Internationale partners; Ministerie van Infrastructuur en Milieu; Landelijke partners; Regionale partners; Lokale partners; Marktpartijen.
9.1 Internationale partners Deelnemers Verdrag van Bonn De landen rond de Noordzee werken samen in het Verdrag van BONN bij de opsporing en bestrijding van verontreinigingen. Onder het verdrag is een aantal subregionale operationele plannen van kracht, waarvan in het kader van dit incidentbestrijdingsplan Noordzee (IBP NZ) er twee genoemd worden, omdat Nederland daarin partij is. Dit zijn het DenGerNeth-plan, de samenwerking in het Waddengebied tussen Denemarken, Duitsland en Nederland. Met name in het Eems-Dollard gebied zijn afspraken gemaakt over optreden bij incidenten. In het plan voor de Zuidelijke Noordzee werken Frankrijk, Engeland, België en Nederland samen bij maritieme calamiteiten. Het plan, met de voorlopige titel: "Dover Straits into Rotterdam Roads" richt zich subregionaal op gezamenlijke aanpak bij incidenten. Inzet vanuit Verdrag van Bonn De internationale ondersteuning komt tot stand door directe contacten tussen de National Focal Points (voor Nederland is dat het Kustwachtcentrum) die om assistentie vragen. Op alle aspecten van de Rampen- en Incidentenbestrijding kan ondersteuning worden gevraagd. Zowel bij inzet van verkenningsvliegtuigen als bij daadwerkelijke bestrijding is steun mogelijk, maar ook bij meer administratieve taken kan assistentie geboden worden. Behandeling van aanvragen ligt bij RWS NZ. Europese Unie Buiten het Verdrag van Bonn heeft Nederland als Europese lidstaat mogelijkheden om assistentie te vragen bij de European Maritime Safety Agency (EMSA). Het contactadres voor Europese ondersteuning ligt bij het MIC in Brussel. Met een beroep op een speciaal programma, CHARTER genaamd, kan Nederland bijvoorbeeld vragen om meer dan de standaard satellietbeelden. Ook kan bij EMSA om inzet van speciaal gecontracteerde bestrijdingschepen gevraagd worden. Langs politieke weg zijn er mogelijkheden om bij grote incidenten en in uitzonderlijke gevallen, een beroep te doen op Europese fondsen ter compensatie van slachtoffers. IMO, ITOPF en OSRL De International Maritime Organization (IMO) kan een rol spelen in communicatie met een vlaggestaat. Indien een verontreiniging is veroorzaakt door een olietanker zal de International Tanker Owners Pollution Federation (ITOPF) experts naar Nederland sturen. Enerzijds behartigen zij de belangen van de tankereigenaren, maar hun expertise is tevens beschikbaar voor de bestrijdingsorganisatie. Uit de markt van oliebestrijdingsbedrijven is het belangrijk Oil Spill Response (OSR) te noemen. Dit bedrijf is het bestrijdingsorgaan van het conglomeraat van oliebedrijven en heeft een vestiging in Southampton. Het bedrijf beschikt over materieel en expertise. Getroffen 'Wildlife' De organisatie Sea-Alarm heeft een handboek samengesteld voor de opvang en behandeling van olieslachtoffers (contaminated wildlife) en heeft kontact met een groep experts waarvan de leden bij incidenten opgeroepen kunnen worden. Ook experts uit Nederland behoren tot deze groep actief. Indien de SBV van kracht is kan via Sea-Alarm internationale assistentie gevraagd worden.
Organisatie (land)
Inzet
Bonn-leden
Verkenningsvliegtuig(en); bestrijding met schepen, op de kust en sproeivliegtuig; adviseurs; coördinator op zee Satellietbeelden (radar; optisch); bestrijdingsschepen Coördinatoren Technische ondersteuning Beleidsmatige, politieke steun Technische advisering Materieel; technisch personeel; coördinatoren Expertise bij getroffen " wildlife"
EU-organisaties (EMSA, MIC) EU lidstaten IMO ITOPF OSRL Sea-Alarm
Blad 134 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur 9.1 Overzicht mogelijkheden internationale assistentie
9.2 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Een adequate incidenten bestrijding vereist het hebben van voldoende inzicht en kennis over de verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden, taken, middelen en een goed geoefende organisatie op nationaal en regionaal niveau. In dit hoofdstuk wordt de organisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu nader uitgewerkt. Om te komen tot optimale crisisbestrijding dient de organisatiestructuur helder te zijn. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu bestaat uit de Directoraten-Generaal Rijkswaterstaat, Luchtvaart en Maritiem, Water, Mobiliteit, de Inspectie Verkeer en Waterstaat en het agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). Samen maken al deze onderdelen van Infrastructuur en Milieu het beleid, de uitvoering en beheer op het gebied van verkeer en vervoer, water en luchtvaart. Belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn de bereikbaarheid en veiligheid en leefbaarheid van Nederland. Verder is het ministerie toegerust met enkele staf- en hulpdiensten die de departementsleiding ondersteunen. De departementsleiding van IenM bestaat uit de minister van Infrastructuur en Milieu, de Staatssecretaris, de Secretaris Generaal en de plaatsvervangend Secretaris Generaal. In onderstaande figuur is de organisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu weergegeven.
Figuur 9.2 Organogram van het ministerie van Infrastructuur en Milieu
9.2.1 Beleid IenM Veiligheidsbeleid kan op twee manieren worden onderverdeeld; aan de hand van de veiligheidsketen en aan de hand het beschermen van vitale belangen. De veiligheidsketen: pro-actie, preventie, preparatie, respons en nazorg wordt overheidsbreed gehanteerd en is inmiddels bij alle organisaties die betrokken zijn bij incidentbestrijding bekend. De tweede manier om veiligheidsbeleid onder te verdelen is in vitale belangen. Het Nationale Handboek Crisisbesluitvorming (NHC) onderscheidt vier vitale belangen: Nationale rechtsorde: de handhaving van de openbare orde, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de handhaving van de democratische rechtsorde. Internationale rechtsorde: dit belang heeft zich ontwikkeld vanaf de bescherming van het grondgebied van het Koninkrijk, via de verdediging van het NAVO-grondgebied naar de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in het kader van de Europese Unie en het Handvest van de Verenigde Naties. Openbare veiligheid (ook wel "fysieke veiligheid" genoemd): de bescherming van personen en zaken; voorbeelden zijn de bescherming van de gezondheid en het milieu. Economische veiligheid: de bescherming van de economie, voorbeelden zijn de energievoorziening en instandhouding van de infrastructuur van transport en telecommunicatie.
De vier vitale belangen moeten als één geheel worden beschouwd. De bedreiging of aantasting van het ene vitale belang heeft vaak consequenties voor een ander vitaal belang. Zo kan een grootschalige stroomstoring (economische veiligheid) gevolgen hebben voor de openbare orde en veiligheid. Tussen de fasen van de veiligheidsketen en de vier vitale belangen, bestaat een rechtstreeks verband. Concrete maatregelen in het kader van crisisbeheersing kunnen ten aanzien van ieder van de vitale belangen worden getroffen en bij iedere maatregel spelen alle fasen van de veiligheidsketen een rol. In de navolgende matrix wordt dit
Blad 135 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
verband weergegeven. Het donkergrijze gedeelte geeft het primaire terrein van de crisisbeheersing weer (i.e. preparatie, respons en nazorg voor alle vitale belangen). Het lichtgrijze betreft die gebieden die grotendeels buiten de crisisbeheersingsorganisatie worden ingevuld, maar wél een directe link met crisisbeheersing vertonen (secundaire relatie).
Figuur 9.3 Relatie tussen vitale belangen en veiligheidsketen
Rijkswaterstaat hanteert het volgende begrip voor een incident: "Het betreft een gebeurtenis die buiten het (reguliere) werkpatroon valt waarbij de aanpak verder gaat dan de gewone dagelijkse werkzaamheden, waarbij de inzet van externe hulpdiensten en/of instanties noodzakelijk kan zijn en er mogelijkerwijs afstemming plaats dient te vinden met externe partijen." De veiligheidsketen als toelichting op het crisismanagement Binnen de overheid maken verschillende instanties gebruik van het concept crisisbeheersing als proces. Binnen dit proces kunnen verschillende fasen worden onderscheiden die door een organisatie kunnen worden gebruikt als basis voor het inrichten van het crisismanagement en het veiligheids- denken. Dit proces wordt aangeduid met de term veiligheidsketen. Op deze wijze kan een organisatie inzichtelijk maken op welke wijze het eigen crisismanagement is vormgegeven. Ook het veiligheidsdenken en de crisisbeheersing van RWS NZ kunnen worden geduid in termen van de veiligheidsketen. Deze keten kent 5 fasen/modulen, de pro-actie-, de preventie-, de preparatie-, de respons- en de nazorgfase. Pro-actiebetreft het treffen van maatregelen waarmee risico's effectief kunnen worden uitgesloten. Preventie is gericht op het voorkomen van een crisis, het risico wordt wel genomen, maar zo goed mogelijk gemanaged. Er is hier sprake van risicobeperking. Preparatieis nodig omdat zelfs maximale preventie niet iedere crisis kan uitsluiten. Er moet dus voorbereid worden op mogelijke incidenten. De fase van de respons heeft betrekking op de acute crisis, het stadium waarin de crisis moet worden bedwongen. De in dit stadium beschikbare interventie strategieën leunen allereerst op anticipatie, of met andere woorden op de in het stadium van de preparatie voorbereide maatregelen. Werken de voorbereide maatregelen niet of niet voldoende, dan kan men op basis van veerkracht tijdens het stadium de crisis alsnog trachten te bedwingen door middel van additionele geïmproviseerde maatregelen. De nazorgfase betreft al die processen die zich na een incident of crisis kunnen manifesteren zoals herstel, reconstructie, evaluatie en eventueel noodzakelijke opvang van medewerkers (traumazorg). De preparatie-, respons- en nazorgfase richten zich op een maatschappelijk aanvaardbaar risico op incidenten. Daarnaast blijft er altijd nog restrisico op (bepaalde) incidenten bestaan. Voor dit restrisico worden geen afzonderlijke maatregelen genomen omdat de kans hierop klein is.
Figuur 9.4 Vijf fasen/modules crisisbeheersing
9.2.2 Het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat
Het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de bescherming van Nederland tegen het water, de beschikbaarheid van voldoende (waterkwantiteit) en
Blad 136 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
schoon water (waterkwaliteit) en de aanleg, het beheer en de ontwikkeling van rijkswegen en -wateren. Daarnaast is het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat ook portefeuillehoudercrisisbeheersing voor het gehele ministerie. De inrichting en taken van Rijkswaterstaat zijn geregeld in het 'Organiek Besluit Rijkswaterstaat' van 14 januari 1971. Het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat bestaat uit een staf DG, een Corporate dienst, tien regionale diensten en vier landelijke diensten. De regionale diensten zijn belast met de aanleg, het onderhoud, het beheer en de ontwikkeling van rijkswegen en -wateren. De landelijke diensten hebben als hoofdtaak het ontwikkelen en inzetten van Landelijke kennis voor beheer en beleid. De regionale diensten fungeren als frontoffice, de Landelijke diensten als backoffice. Zij ondersteunen de regionale diensten met hun specialistische kennis. Dit betekent in de praktijk dat de landelijke diensten veel werkzaamheden voor de regionale diensten voorbereiden. Voor het publiek en de gebruikers zijn de districten en scheepvaartdiensten de zichtbare componenten. Rijkswaterstaat werkt nauw samen met provincies, gemeenten, waterschappen, hulpdiensten en bedrijfsleven. In onderstaande figuur is de organisatie van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat weergegeven.
Figuur 9.5 Organogram van het Directoraat Generaal Rijkswaterstaat
9.2.3 Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing IenM Indien een incident (crisis) zich (hoofdzakelijk) afspeelt op het eigen beleidsterrein van een departement, is het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC) van het betreffende departement verantwoordelijk voor de in- en externe coördinatie met betrekking tot informatieverstrekking. Het DCC-IenM is ingesteld om samenhangend crisismanagementbeleid voor het beleidsterrein van het ministerie van Infrastructuur en Milieu tot stand te brengen. Doelstelling op hoofdlijnen van de programmataak van het DCC-IenM is de optimalisering van: de informatienetwerken binnen en buiten het departement; de advisering van de departementale top; de sturingsrelaties binnen het beleidsterrein van het ministerie van Infrastructuur en Milieu; het juridische instrumentarium.
Blad 137 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Daarnaast heeft het DCC-IenM een operationele taak die gericht is op het coördineren van besluitvorming. Deze coördinatie maakt het onder meer mogelijk dat het ministerie bij incidenten (crisis) kan optreden. Bij het vervullen van deze taak werkt DCC-IenM samen met bestaande operationele diensten op deelgebieden, zoals RWS NZ en de Kustwacht. De belangrijkste operationele taken van het DCC-IenM zijn: Fungeren als departementaal aanspreekpunt; Afstemmen van acties binnen het departement en met andere departementen en waar nodig het initiëren van acties; Informeren en adviseren van de bestuurlijke en ambtelijke top van het departement; Bewaken van integrale besluitvorming en een verkeer- en waterstaatsbrede belangenafweging.
In geval van incidenten vormt het DCC-IenM één loket voor alle Directoraten Generaal en de centrale diensten. In geval van incidenten is het DCC-IenM het loket voor RWS voor wat betreft informatie verstrekken en -ontvangen, voor coördinerende taken en ondersteuning. Voor RWS NZ is vooral van belang dat het DCC-IenM de departementale en interdepartementale coördinatie voor Infrastructuur en Milieu verzorgt en waar nodig faciliteiten beschikbaar stelt. De beleidssectoren van Infrastructuur en Milieu waarvoor het DCC-IenM kan optreden, zijn alle sectoren van het ministerie (zie Figuur 9.2). De organisatie van het DCC-IenM is in alle omstandigheden een samenwerkingsverband tussen beleid, communicatie en procesbewaking; de "driehoek" (zie ook handboek crisismanagement van DCC). Tevens kan DCC operationele ondersteuning bieden. De realisatie van de doelstellingen van het DCC-IenM is pragmatisch van aard; geen overname van verantwoordelijkheden, maar verduidelijken wie waarvoor verantwoordelijk is en wie wie informeert als er iets aan de hand is. Dit wordt voor alle sectoren samengevat in netwerkkaarten, dat wil zeggen in korte overzichten die de omgeving aangeven van de betreffende organisatie. Hieraan zijn overzichten van bevoegdheden per sector toegevoegd. Deze omgevingsanalyse en bevoegdhedenschema's vormen samen met de beschrijving van de interne organisatie en checklists voor besluitvorming, het handboek crisismanagement IenM. Het DCC-IenM sluit zich ten aanzien van een ramp op de Noordzee aan bij de criteria zoals die in het Rampenplan staan genoemd. Het DCC-IenM wil te allen tijde tijdig hierover geïnformeerd worden door het Kustwachtcentrum. Op basis van de opschalingscriteria die het DCC-IenM hanteert, zal besloten worden tot informatieve dan wel operationele opschaling. Op aangeven van de voorzitter RBN, zal de leider van het OT op het KWC het DCC-IenM opdracht geven de leden van het RBN op te roepen. Het RBN vergadert bij het DCC-IenM.
9.2.4 Landelijke diensten Rijkswaterstaat Voor het leveren van expertise, adviezen en data op het gebied van waterbeheer zijn de volgende Landelijke diensten voor RWS NZ van belang: Waterdienst (WD) De Waterdienst richt zich op alle zoute en brakke wateren van Nederland, plus de kust. Als landelijke dienst van Rijkswaterstaat verzamelt en levert de WD kennis van al wat de zee aangaat, ter bevordering van: Duurzaam gebruik van estuaria, kusten en zeeën; Bescherming tegen overstroming door de zee; Voorspelling, gedrag en effecten van stoffen bij incidenten.
Tevens richt de dienst zich op alle zoete wateren van Nederland de internationale rivieren. De WD verzamelt en levert kennis van al wat het zoete water aangaat en ter bevordering van: Duurzaam gebruik van water; Bescherming tegen overstroming door rivieren; Voorspelling, gedrag en effecten van stoffen bij incidenten.
Binnen de Waterdienst bestaat de Landelijke Coördinatiecommissie Milieuverontreinigingen water (LCM). Dit onderdeel is een 24uurs-alarmteam voor advisering bij incidenten. Dit team is vervolgens weer een onderdeel van het zogenaamde BOT-mi team onder leiding van het ministerie van IenM. De Waterdienst heeft een laboratorium voor identificatie van onbekende stoffen en vergelijking van stoffen in water. Milieu Technisch Advies (MTA) De LCM van de WD fungeert, als deskundigen cel, naar de incidentenorganisatie van de Kustwacht en RWS Noordzee. Daarbij gaat het onder meer over het Milieu Technisch Advies (MTA) ten aanzien van: De mogelijke effecten (zowel op korte als lange termijn) van stoffen op het (mariene) milieu en economische aspecten; Het advies geldt ook in relatie tot de kust. Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD) De Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD) is onderdeel van de Waterdienst. De SVSD verzorgt de berichtgeving bij dreigende stormvloeden langs de Nederlandse kust. In de gevallen dat de SVSD niet actief is, worden er door het KNMI en de twee hydrometeocentra van RWS, te weten Hydrometeocentrum Zeeland en Hydrometeocentrum Noordzee, waterstandverwachtingen uitgegeven. Data ICT Dienst (DID)
Blad 138 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
De Data ICT Dienst (DID) ondersteunt de kerntaken van het ministerie en Rijkswaterstaat door ervoor te zorgen dat zij kunnen beschikken over goede, gecertificeerde en gestandaardiseerde geo-informatie en ICT infrastructuur.
9.2.5 Overige onderdelen ministerie van IenM De overige onderdelen van het ministerie van IenM zijn: Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritiem Het Directoraat Generaal Transport en Luchtvaart en Maritiem richt zich op het bevorderen van efficiënter, veiliger en duurzamer goederenvervoer en luchtvaart ten behoeve van de economische ontwikkeling van ons land. Directoraat-Generaal Mobiliteit Het Directoraat Generaal Mobiliteit ontwikkelt beleid voor verkeer en vervoer, zorgt dat dit beleid wordt uitgevoerd en richt zich op bereikbaarheid, veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving. Directoraat-Generaal Water Het Directoraat Generaal Water richt zich op veiligheid en waterkwaliteit. Naast de bescherming tegen hoogwater staat ook de kwaliteit van water voorop. Voldoende schoon water is immers van levensbelang voor mens, dier en milieu. Inspectie Verkeer en Waterstaat De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) bewaakt en bevordert de veiligheid van het transport op de weg, in de scheepvaart, in de lucht en op het spoor. Ook houdt zij toezicht op de natte waterstaatswetten. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut is als agentschap onderdeel van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het KNMI is het nationale data- en kenniscentrum voor weer, klimaat en seismologie. Het instituut geeft waarschuwingen uit voor levensbedreigende en/of maatschappij ontwrichtende weersomstandigheden én algemene waarschuwingen in geval van chemische, nucleaire of andersoortige incidenten. Het KNMI verzorgt de berichtgeving vanuit de centrale weerkamer in De Bilt. Directie Communicatie (DCO) De directie Communicatie ontwikkelt het communicatiebeleid voor het ministerie. De directie adviseert de politieke en ambtelijke top over de interne en externe communicatie en hieruit voortvloeiende activiteiten.
9.3 Landelijke partners
Ministeriele Commissie Crisisbeheersing(MCCb) / Ministerraad (MR) Crisisbesluitvorming op politiek-bestuurlijk niveau vindt plaats in de Ministeriele Commissie Crisisbeheersing (MCCb) of de Ministerraad (MR). In de beperkte variant bestaat het MCCb uit de betrokken bewindslieden, alsmede –indien daartoe aanleiding bestaat– de Minister-president, die dan het MCCb voorzit. Het MCCb kan in het NCC vergaderen. In de uitgebreide variant wordt het MCCb gevormd door de (nagenoeg) voltallige Ministerraad (MR), onder voorzitterschap van de Minister-president. Interdepartementaal Beleidsteam (ICCb) Crisisbesluitvorming op ambtelijk niveau vindt plaats in de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb). In de beperkte variant is een deel van de departementen betrokken bij de crisis. De beperkte ICCb wordt voorgezeten door SG of DG van het meest betrokken departement. In de uitgebreide variant betreft het een crisis met een bijzonder grootschalig karakter waarbij (nagenoeg) alle departementen zijn betrokken. De uitgebreide variant ICCb wordt voorgezeten door SG of DG van het meest betrokken departement. In situaties met grote gevolgen voor het land kan na verloop van tijd het accent van de rampenbestrijding verschuiven naar de landzijde. Daarnaast kan het voorkomen dat het incident niet meer beheersbaar is in het RBN. In die gevallen worden de beleidsmatige aspecten van de bestrijding behandeld door de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) dat bijeenkomt bij het Nationaal CrisisCentrum. Het ICCb wordt bijeengeroepen door de DG Veiligheid op verzoek van de Directeur Crisisbeheersing of op verzoek van een DG/IG/SG van een vakministerie. In het ICCb hebben in ieder geval zitting: DG Veiligheid (Min. van Veiligheid en Justitie, voorzitter); Vertegenwoordigers op DG/IG/SG-niveau van de meest betrokken ministeries; Hoofd cluster Risico- en Crisiscommunicatie (cRC) van het NCC/NVC; De Directeur voorlichting/woordvoerder van het meest betrokken ministerie; Co-secretarissen van het meest betrokken vakministerie.
De voorzitter RBN kan zonodig gevraagd worden om als informateur in het ICCb plaats te nemen. De ministeriële bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen en het nemen van maatregelen wordt uitgeoefend in het MCCb of het ICCb, in overeenstemming met de
Blad 139 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
ministers en de lagere overheden wie het mede aangaat, in het bijzonder de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Commissaris van de Koningin en de burgemeester indien zich schadelijke gevolgen voordoen die van invloed zijn voor een gemeente, tenzij zich een situatie voordoet die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt. Uitgangspunt is dat het RBN zorg draagt voor de volledige afhandeling van rampen en incidenten op zee. Alleen in die gevallen waarbij het incident niet meer beheersbaar is in het RBN, kan, op initiatief van zowel de voorzitter als een van de betrokken departementen, worden besloten de bestuurlijke en beleidsmatige aansturing over te dragen aan het ICCb. Hierbij valt te denken aan de volgende situaties: Belangconflicten verschillende departementen; (Dreigende) grote uitstraling naar de landzijde; Grote internationale uitstraling; Aantasting van vitale belangen; Op verzoek van een van de departementen.
Alsmede bij incidenten op zee met uitstraling op het gebied van: De openbare orde en de rechtsorde; in dit geval is het gezag belegd bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Incidenten die plaatsvinden op de Noordzee waarbij sprake is van grote uitstraling naar de landzijde worden bestuurlijk aangestuurd door de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) dat is gehuisvest op het Nationaal CrisisCentrum (NCC). Het Nationaal CrisisCentrum (NCC) De afhandeling van incidenten op landelijk (en bestuurlijk) niveau vindt plaats in het Nationaal CrisisCentrum (NCC). Zodra bij een incident meerdere ministeries een taak hebben zal het NCC de coördinatie van het incident verzorgen, in het geval dat de incidentbestrijding op zee uitstraling heeft naar het land. Bij deze coördinerende rol hoort ook het zorgdragen voor contact en afstemming met de betrokken veiligheidsregio's. Het NCC valt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie en is gehuisvest bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het Kustwachtcentrum houdt het NCC via het DCC IenM volledig op de hoogte van ontwikkelingen op zee. Op operationeel niveau fungeert het NCC als intermediair tussen het Kustwachtcentrum en de Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK). Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) Het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) zorgt voor de coördinatie van de operationele inspanningen (zowel bij preparatie als bij respons). De kerntaak van het LOCC is de coördinatie van de operationele ondersteuning van de diverse disciplines bij grootschalige incidenten, rampen en evenementen. Daarnaast kan het LOCC gevraagd dan wel op eigen initiatief advies uitbrengen aan de minister van Veiligheid en Justitie dan wel de (operationele) disciplines betreffende zaken gerelateerd aan de uitvoering van haar taken. Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) Het nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) zorgt voor een slagvaardige organisatie van de crisiscommunicatie. Binnen het NVC wordt nauw tussen overheden samengewerkt. Zeker wanneer de crisis het beleidsterrein van één departement overstijgt, is een goede afstemming van communicatie noodzakelijk.Het NVC komt dan ook in actie, zodra de crisis nationale proporties aanneemt en de crisis meerdere departementen treft. Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) Vanaf 1 januari 2005 is de Staf van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) met een kernbezetting operationeel geworden. Deze staf is verantwoordelijk voor de voorbereiding van het beleid en de analyse op het gebied van terrorismebestrijding. De staf opereert onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Overige departementale Crisiscentra Naast het DCC van IenM kunnen ook andere crisiscentra actief zijn. Een incident op de Noordzee kan ook gevolgen hebben voor andere beleidsterreinen zoals de volksgezondheid. In het geval van een ongeval met bijvoorbeeld een veerboot of passagiersvliegtuig kan het gaan om grote aantallen getroffenen waar medische opvang aan land voor nodig is. Het aanspoelen of overwaaien van schadelijke stoffen kan eveneens een risico voor de volksgezondheid inhouden. Het DCC-VWS zal in de genoemde gevallen daarom geactiveerd worden als er andere beleidsterreinen betrokken zijn worden DCC's van andere ministeries betrokken. Justitieel Opsporingsteam Milieudelicten Noordzee (JOMN) Mede naar aanleiding van de aanbevelingen in het evaluatierapport over de calamiteit met de "Borcea" is het JOMN ingesteld. De taak van het JOMN is om: "bij geconstateerde verontreiniging van de zee of lucht, in een vroeg stadium bij een actie betrokken geraakt, alle mogelijke stappen te nemen teneinde overtuigende wettige bewijsmiddelen te verzamelen zodat een bekende verdachte vervolgd kan worden, dan wel een onbekende dader opgespoord kan worden". Indien noodzakelijk geacht, kan deskundige ondersteuning ingeroepen worden. Dit kan een analist van het onderzoekslaboratorium zijn of een specialist op het gebied van chemicaliën of een scheepsbouwkundige. Hoewel het team zich vaak voor de taak gesteld ziet naar de speld in de hooiberg te zoeken, is een vroegtijdige betrokkenheid ook ten aanzien van een mogelijke civiele procedure van belang. Indien later een strafrechtelijke rechtsgang mogelijk is, kunnen de bewijsmiddelen ook dan gebruikt worden. Het JOMN is samengesteld uit ambtenaren van verschillende ministeries. Dit zijn in ieder geval de ministeries van Infrastructuur en Milieu (RWS, IVW) en Veiligheid en Justitie. Mocht de olie, na analyse, afkomstig blijken te zijn vanuit de offshore dan kan het ministerie van Economie, Lanbouw en Innovatie (SODM) erbij gevraagd worden. Naar behoefte en ter bepaling van de teamleider kunnen medewerkers van andere diensten tijdelijk deel uitmaken van het opsporingsteam.
Blad 140 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Vaste leden van het JOMN zijn de directeur Kustwacht en RWS NZ, vertegenwoordigd door minstens één medewerker van RWS NZ. Deze vertegenwoordiger wordt door de Chef van de Wacht aangewezen. Daarnaast kan de Chef van de Wacht van RWS NZ het Hoofd Operatiën (HO) bij de Kustwacht verzoeken het JOMN bijeen te roepen. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) houdt toezicht op de naleving van wettelijke regelingen die van toepassing zijn op het opsporen, winnen, opslaan en transporteren van delfstoffen. De dienst richt zich hierbij op de aspecten veiligheid, gezondheid, milieu, doelmatige winning en bodembewegingen. SodM is een rijksinspectiedienst, die gevestigd is in Den Haag. De dienst valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten (BOT-mi) Het Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten van IenM verleent ondersteuning aan rampbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisaties bij het inschatten, voorkomen en beperken van schadelijke gevolgen van (dreigende) ernstige incidenten voor het milieu en de volksgezondheid. Het team bestaat uit medewerkers van kenniscentra van zeven verschillende ministeries, waaronder de Waterdienst, RIVM en het KNMI. Zij brengen gevraagd en ongevraagd expertise in op het gebied van bestrijding van ernstige incidenten waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en de inschatting van de gevolgen van dit soort incidenten voor mens en milieu. Het BOT-mi bemoeit zich niet met de lokale en regionale organisatie van de incidentafhandeling. Het is daarmee een effectieve partij voor ondersteuning in de vorm van een afgewogen en gebundeld advies van de verschillende rijksorganisaties op diverse beslisniveaus. DCMR In de adviseringstaak van RWS Noordzee is het advies opgenomen over de effecten van stoffen voor de mens. In eerste instantie gericht op die personen die bij Search & Rescue-operaties betrokken zijn. RWS Noordzee heeft hiertoe een afroepovereenkomst gesloten met de Dienst Centraal Milieu Rijnmond (DCMR) voor het chemisch advies, gericht op (mogelijke) gevaren voor de mens (redders). Deze informatie wordt niet alleen mondeling aan het Kustwachtcentrum in Den Helder gemeld, maar ook binnen de overeengekomen tijd schriftelijk gestuurd. Deze informatie wordt ook aan de LCM van de Waterdienst gestuurd, zodat vanuit een gelijk basispakket (de stofbeoordeling) wordt gewerkt. KNRM De KNRM is een particuliere organisatie waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten voor het uitvoeren van zoek- en reddingsacties in het Nederlandse Search and Rescue verantwoordelijkheidsgebied. De KNRM beschikt over een vloot van snelle reddingboten. Deze zijn gestationeerd langs de hele Nederlandse Noordzeekust en op ruime binnenwateren. Op de Noordzeekust zijn ook kusthulpverlenings (KHV) voertuigen beschikbaar voor kusthulpverleningstaken. Alle reddingboten van de KNRM zijn 24 uur per dag inzetbaar, en zijn 10-15 minuten na alarmering bemand. Reddingsbrigade De aangesloten leden - reddingsbrigades - verzorgen onder meer strandwacht- of bewakingsdiensten op het strand van de Noordzee.Reddingsbrigade Nederland wordt ingezet voor hulpverlening bij wateroverlast, zoals overstromingen en dijkdoorbraak. Zij beschikt over een vloot van 90 compleet uitgeruste reddingsvletten. Deze vaartuigen zijn speciaal ontworpen voor het varen in ondergelopen gebieden en evacuatie doeleinden. Reddingsbrigades kunnen op de Noordzee ook ingezet worden voor SAR acties middels alarmering door de GMK.
9.4 Regionale partners Provincie De Commissaris van de Koningin (CvdK) heeft, gelet op het gestelde in de Wet veiligheidsregio's de Politiewet en zijn ambtsinstructie, bevoegdheden met betrekking tot de bijstandsverlening en kan zo nodig optreden in geval er sprake is van gemeentegrensoverschrijdende incidenten. De CvdK kan zich doen bijstaan door een Provinciale Staf in een Provinciaal Coördinatiecentrum (PCC). De kern van deze staf wordt gevormd door medewerkers van de afdeling Kabinet. De staf zal in voorkomende gevallen worden aangevuld met deskundigen al naar gelang de aard van het incident. De bemoeienis van de CvdK blijft beperkt tot coördineren, of beter gezegd: "Het aan elkaar knopen van losse einden". Rijksheren De Hoofdingenieur-directeur van RWS NZ en de directeur directie Transportveiligheid, van Directoraat Generaal Goederenvervoer, Luchtvaart en Maritiem, van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, hebben een aantal taken en bevoegdheden die samenhangen met het weg- en waterbeheer, zoals: een algemene onteigeningsbevoegdheid bij watersnood (art.73 Onteigeningswet): het nemen van maatregelen (zo nodig bovenwettelijk) bij een dreigend gevaar voor een waterstaatswerk (kering, kwaliteit, kwantiteit, objecten (Waterwet); het ontzeggen van de toegang tot waterstaatsobjecten (Waterwet); het geven van aanwijzingen aan particulieren of andere waterbeheerders op het gebied van het kwalitatieve en kwantitatieve waterbeheer (Waterwet); waterbeheersingmaatregelen bij kernongevallen (Kernenergiewet); maatregelen bij verontreinigingen van de bodem van wateren en oevers (Wet bodembescherming); het opruimen van wrakken (Wrakkenwet); het treffen van verkeersmaatregelen op de weg en/of het water (Wegenverkeerswet/ Scheepvaartwet). Het treffen van maatregelen voor de luchtvaart en op luchtvaartterreinen (Schiphol)
Een rijksheer kan optreden in zijn gebied als de minister van Infrastructuur en Milieu het mandaat heeft geactiveerd. Een mandaat kan zijn: Algemeen: d.w.z. betrekking hebbend op een bevoegdheid die voor meerdere gevallen kan worden aangewend binnen een bepaald tijdsbestek en per definitie alleen in buitengewone omstandigheden; Bijzonder: d.w.z. betrekking hebbend op een bepaald geval (in het betreffende mandaatbesluit is het geval aangegeven waarvoor deze bevoegdheid kan worden gebruikt).
Blad 141 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
De minister behoudt de regierol en kan indien nodig dus ook zelf de betreffende noodbevoegdheden uitoefenen. Op grond van het Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving zijn voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu thans nog de rijkshoofdinspecteurs van het verkeer aangewezen als rijksheer voor de Vorderingswet. Deze aanwijzing is achterhaald, want de functie van rijkshoofdinspecteur van het verkeer bestaat niet meer. Voor de Vervoersnoodwet heeft nog geen aanwijzing plaatsgehad. Het is de bedoeling voor beide wetten de HID van de regionale dienst van Rijkswaterstaat aan te wijzen als rijksheer. De HID vervult bij de aanwijzing een prominente rol in het crisismanagement van Infrastructuur en Milieu. Wat het operationele aspect betreft zal deze rol veelal ingevuld worden met gebruikmaking van de bevoegdheden waarover ook al onder normale omstandigheden wordt beschikt. Voor de Havennoodwet bestaat het voornemen de havenmeesters aan te wijzen als rijksheer (dit kan dus ook de HID zijn). Rijkswaterstaat regionale diensten Naast de externe hulpverleningsorganisaties, waterschappen, Kustwacht enz., kan de incidentbestrijdingsorganisatie op de Noordzee ook te maken hebben met regionale diensten van Rijkswaterstaat voor bijvoorbeeld het verlenen van bijstand bij incidenten die in of nabij de beheergrenzen van meerdere diensten vallen. Voor de Noordzee zijn dit de volgende regionale diensten: Rijkswaterstaat Noord-Nederland; Rijkswaterstaat Noord-Holland; Rijkswaterstaat Zuid-Holland; Rijkswaterstaat Zeeland.
De regionale diensten brengen het beleid in de praktijk. Elke regionale dienst is verantwoordelijk voor het onderhoud, het beheer en de aanleg van (vaar)wegen in zijn gebied. De veiligheidsregio De 25 veiligheidsregio's in Nederland zijn een samenwerkingsverband tussen de hulpverleningsdiensten in de regio. Met de komst van de veiligheidsregio zijn de Geneeskundige hulporganisatie in de regio (GHOR), politie en brandweer regionaal georganiseerd. De veiligheidsregio dient conform de Wet onder andere te voorzien in een meldkamerfunctie en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Brandweer De regionale brandweerkorpsen zijn verantwoordelijk voor grootschalig optreden bij rampen en crises. Daarnaast is een aantal bedrijfsbrandweerkorpsen actief waaronder de Koninklijke Marine. De taken van de brandweer bestaan volgens de Wet veiligheidsregio's in elk geval uit de volgende werkzaamheden: het voorkomen, beperken en bestrijden van brand; het beperken van brandgevaar; het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al wat daarmee verband houdt; het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand; het beperken en bestrijden van (de gevolgen van) rampen.
Met name tijdens het vrijkomen van gevaarlijke stoffen is het van belang door middel van metingen een indruk te verkrijgen van concentraties waaraan de bevolking en/of het milieu wordt (kan worden) blootgesteld. De verkregen meetresultaten zijn eveneens van groot belang bij beslissingen betreffende de te ondernemen acties door de verantwoordelijke diensten. Voor het meten van effecten op de bevolking is op basis van de Brandweerwet een "Regionale dienst Ongevallenbestrijding Gevaarlijke stoffen/ Waarschuwings- en Verkenningsdienst" in het leven geroepen. Deze dienst maakt deel uit van de regionale brandweer. Politie In de Politiewet wordt de taak van de Politie als volgt omschreven: "De politie heeft tot taak, in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de bestaande rechtsregelen, te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven." Momenteel bestaat de politie uit 25 regionale korpsen en een Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD). De regionale korpsen vallen beheersmatig onder verantwoordelijkheid van de regionale korpsbeheerder, het KLPD valt onder het ministerie van Veiligheid en Justitie. De politietaken worden zoveel mogelijk lokaal door de 25 regiokorpsen uitgevoerd. De Regionale Verkeersdienst (RVD) zal, indien de Regiopolitie het ongeval afhandelt, het technisch onderzoek op zich nemen. Het Bureau Grootschalig Optreden (BGO) is betrokken bij calamiteiten en rampen en kan zorgen voor inzet van politiemensen en Mobiele Eenheid (ME), na aanvraag door de districtschef. Tevens is bij de Regiopolitie continue een woordvoerder beschikbaar die namens het CoPI de voorlichting kan doen. Het KLPD is een onderdeel van de politie waarin politietaken en verantwoordelijkheden zijn samengebracht die van bovenregionale, nationale en internationale aard zijn, dan wel ten dienste staan van de gehele Nederlandse politie. De Unit Maritieme Politie is op de Noordzee voor dit incidentbestrijdingsplan het meest van belang zijnde onderdeel van de KLPD. Andere mogelijk betrokken onderdelen zijn: Het Landelijk Verkeers Bijstandsteam (LVBT), wordt bij grootschalige ongevallen ingeschakeld om de juiste toedracht ervan te achterhalen. Het Rampen Identificatie Team (RIT) onderdeel van het LTFO wordt ingezet om slachtoffers van grootschalige calamiteiten te identificeren en de Politie Luchtvaartdienst (PLD) om overzichtsfoto's te maken. Geneeskundige hulpverlening De geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen bestaat uit een groot aantal actoren. Om de zorg bij grootschalige incidenten te verbeteren, is de Geneeskundige Combinatie ontwikkeld. Deze bestaat uit: twee ambulanceteams, een Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie (SIGMA-team) en een Mobiel Medisch Team (MMT). De SIGMA teams bestaan voornamelijk uit vrijwilligers van het Nederlandse Rode Kruis. Verder zijn in Nederland tien traumacentra die zorgen voor de coördinatie van de
Blad 142 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
binnen hun gebied vallende ziekenhuizen. De centra zorgen ervoor dat de slachtoffers in het juiste ziekenhuis komen. Elk traumacentrum heeft een MMT dat 24 uur per dag inzetbaar is en aanvulling biedt op de ambulancezorg. GHOR Voor medische hulpverlening bij een ramp of zwaar ongeval is de geneeskundige hulporganisatie in de regio (GHOR) ingesteld. De GHOR coördineert de geneeskundige hulpverlening bij rampen en ongevallen. De coördinatie van de hulpverlening wordt uitgevoerd door de Regionaal Geneeskundig Functionaris. De CPA De Wet ambulancevervoer geeft regels voor het vervoer van zieken en slachtoffers door ambulances. Op grond van deze wet hebben gemeenten in het hele land centrale posten voor het ambulancevervoer (CPA) ingesteld, meestal door middel van een gemeenschappelijke regeling. De CPA's zijn belast met de coördinatie van het ambulancevervoer binnen een bepaald gebied. Vanuit deze CPA's krijgen de ambulancevervoerders opdracht om zieken en slachtoffers te vervoeren. De Regionale Ambulance Voorziening (RAV) is een samenwerkingsverband tussen de PA en particuliere ambulancediensten en ambulancediensten van gemeentelijke ambulancediensten. Waterschappen Rijkswaterstaat is belast met de waterstaatszorg voor de rijkswateren. De uitvoerende taken van de overige binnenwateren zijn door de provincies overgedragen aan waterschappen. Sommige gemeenten voeren ook waterstaatstaken uit. Waterschappen zijn actief onder de benamingen (hoog)heemraadschap, polderdistrict, waterschap en zuiveringschap. Een zuiveringschap is alleen belast met de zorg voor de waterkwaliteit. De overige instanties zijn belast met de zorg voor waterkwaliteit, waterkwantiteit, waterkering en/of (vaar)wegen, afhankelijk van welke functies een provincie een waterschap toekent. De provincie houdt het toezicht op de waterschappen.
9.5 Lokale partners Gemeente De gemeentelijke organisatie voor de bestrijding van incidenten c.q. grote ongevallen en de samenwerking met de regionale directies van Rijkswaterstaat (met uitzondering van RWS NZ) daarin, komt voort uit de gemeentelijke rampbestrijdingsorganisatie. De basis van de rampenbestrijding ligt - zowel bestuurlijk als uitvoerend - bij de gemeenten. De burgemeester heeft het opperbevel in geval van een ramp of een ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Hij doet zich bijstaan door een door hem samengestelde gemeentelijke rampenstaf. In zowel het gemeentelijk beleidsteam als het operationeel team kunnen, afhankelijk van de aard van het ongeval, vertegenwoordigers van de regionale diensten van Rijkswaterstaat zitting hebben.
Havens In het Binnenvaart Politie Reglement (BPR) worden de bevoegdheden van de Rijkshavenmeester in het kader van de incidentenbestrijding als volgt omschreven: het ontvangen van bericht van schipper dat stoffen te water zijn geraakt, of dreigen te raken; het ontvangen van bericht van schipper dat schip is vastgevaren of gezonken; het verlenen van toestemming tot slepen of assisteren.
Daarnaast kent de Rijkshavenmeester bevoegdheden die voortkomen uit het Voorschriftenbesluit registerloodsen, te weten: ontvangen melding van loods omtrent: scheepsramp, verlies van voorwerpen en lading, en de positie daarvan; mededelen dat het aan boord blijven van de loods noodzakelijk is; overleg over te nemen actie bij door schip veroorzaakt gevaar.
De Rijkshavenmeesters van aan de Noordzee grenzende havens hebben nautische bevoegdheid in de aanloopgebieden naar die havens. Dit betekent dat een incident zolang dat een drijvend voorwerp betreft door de Rijkshavenmeester afgehandeld zal worden. Indien de Rijkshavenmeester het noodzakelijk acht kan hij de actie overdragen aan de Directeur Kustwacht of de assistentie van het KWC inroepen. In het hoofdstuk Werkingsgebied zijn de aanloopgebieden en de rijkshavenmeesters weergegeven.
9.6 Marktpartijen Inzet van oliebestrijdingsmaterieel op zee Met een aantal bedrijven zijn meerjarige afroepovereenkomsten afgesloten voor de inzet van hun bagger- en zandwinschepen. Sommige schepen hebben permanent 1 of 2 veegarmen aan boord, andere schepen dienen met een losse veegarm en powerpack uitgerust te worden voordat zij kunnen worden ingezet. Bij opschaling wordt door de CvdW de inzet bepaald op basis van de aanwezigheid in Nederland en de uitrusting van de schepen.
Blad 143 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Inzet van oliebestrijdingsmaterieel op de kust Met één bedrijf is een afroepovereenkomst gesloten voor het inzetten van strandreinigingmachines langs de gehele Nederlandse kust. Indien de SBK-regeling van kracht is verklaard kan de regionale RWS-dienst rechtstreeks een beroep doen op dit bedrijf. In Pernis is een centraal depot voor het oliebestrijdingsmaterieel van RWS Noordzee. Het beheer en de technische ondersteuning bij incidenten van het materiaal in opdracht van de CvdW is uitbesteed. Op diverse plaatsen langs de kust heeft RWS Noordzee in het kader van de SBK, in totaal 12 strandcontainers in beheer gegeven aan de regionale RWS-diensten. Deze containers bevatten beschermende kleding en materiaal voor het handmatig ruimen van verontreinigingen. Na gebruik vult RWS Noordzee deze containers zonodig aan. Voor de afvoer van verontreinigingen is een overeenkomst gesloten met één bedrijf. Bij afroep van de SBK door de CvdW kunnen op verzoek van de regionale RWS-dienst langs de kust, inclusief de Waddeneilanden, containers worden geplaatst. Het bedrijf regelt ook de afvoer en verwerking. Procedures ten behoeve van MS ARCA en 2-lijnsschepen zijn beschikbaar. Bergingen Voor kleine bergingen wordt gewerkt aan een afroepovereenkomst. Alle overige worden per geval aanbesteed. Afhankelijk van de ernst en de potentiële gevolgen van een incident kan RWS een grote berging onmiddellijk opdragen door middel van directe benadering van partijen. Dit zal bijvoorbeeld gebeuren als een wrak een vitale doorgang belemmerd of de milieu dreiging onverwijld optreden verlangt. Opvang en euthanaseren besmeurde vogels Voor de opvang van kleine hoeveelheden olieslachtoffers kan kontact opgenomen worden met de deelnemers aan de Samenwerkingsregeling afhandeling besmeurde vogels (SBV). Dit zijn De Mikke, Vogelklas Karel Schot, Het vogelasiel in Haarlem, Ecomare en De Fûgelpits. Vervoer kan via de lokale dierenambulances. Voor de opvang en verzorging van grote aantallen besmeurde vogels bij een incident voorziet de samenwerkingsregeling in het oprichten van een Tijdelijk Opvangcentrum Vogels (TOV). Daarin kunnen de vrijwilligersorganisaties o.l.v. een van de kustasielen hun werk doen. Voor het inrichten en het technisch operationeel houden van het TOV heeft RWS een overeenkomst afgesloten met de firma Ecoloss. De CvdW geeft hiertoe de opdracht. Voor het euthanaseren van grote aantallen vogels o.l.v. een dierenarts is een overeenkomst van kracht. De CvdW geeft opdracht tot afroep van de instantie die in deze overeenkomst opgenomen is. Extra loodsdiensten en verkeersregeling op het water Indien bij incidenten extra verkeersmaatregelen nodig zijn heeft RWS Noordzee een contract afgesloten voor ondersteunende werkzaamheden met één bedrijf. De DKW kan hier rechtstreeks gebruik van maken. Overige adressenvan Nederlandse bedrijven en organisaties Voor alle overige inzet van bedrijven en organisaties houdt de Incidentbestrijdings-organisatie op de Noordzee een adressenlijst bij van één of meer bedrijven die een specifieke taak kunnen uitvoeren. Het gaat dan om zaken als het uitvoeren van duikonderzoeken, het geven van onafhankelijk nautische adviezen, het maken van evaluaties van acties e.d..
Blad 144 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Bijlagen
Blad 145 van 182
IBP Noordzee rapport Totaal
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 1: Afkortingen Afkorting
Verklaring
ACC
Area Control Centre (Amsterdam - Schiphol)
ABNL
Admiraal Benelux
ACO
Aircraft Co-ordinator
AFTN
Aeronautical Fixed Telecommunication Network
AIP
Aeronautical Information Publication
AIS
Automatic Identification System
ALERFA
Alert phase
AMvB
Algemene Maatregel van Bestuur
AOR-E/W
Atlantic Ocean Region-East/West
ATC
Air Traffic Control
Awb
Algemene wet Bestuursrecht
BGO
Bureau Grootschalig Optreden
BHV
Bedrijfshulpverlening
BIG
Brandweer Informatiecentrum Gevaarlijke Stoffen
BON
Wet Bestrijding Ongevallen Noordzee
BOT-mi
Beleid Ondersteunend Team milieu incidenten
BPR
Binnenvaart Politie Reglement
BST
Bergings- en Sleepdienst Theunisse Dintelsas
BsT(-R)
Bestrijdingsteam (-Rijkswaterstaat)
BT
Beleidsteam RWS Noordzee
BZK
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
C-GMK
Coördinerende GMK
CCC
Communicatie en Coördinatie Centrum (van het KWC)
CvdK
Commissaris van de Koningin
CLSK
Commando Luchtstrijdkrachten
CMW
Centrale Meldpost Waddenzee
CoPI
Commando Plaats Incident
COSPAS/SARS Cosmicheskaya Sistyema Poiska Avariynich Sudov / Search and Rescue AT Satellite Aided Tracking CPA
Centrale Post Ambulancevervoer
CPI(-R)
Coördinator Plaats Incident (-Rijkswaterstaat)
CT
Calamiteitentean RWS Noordzee
CT(-R)
Calamiteitenteam (-Rijkswaterstaat)
CvdW
Chef van de Wacht, RWS Noordzee
CZSK
Commando Zeestrijdkrachten
DCC
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
DCMR
Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
DCO
Directie Communicatie van IenM
DDG
Duik- en Demonteergroep
DEF/DOPS
Defensie Directie Operatiën
DENGERNETH Denmark Germany Netherlands DETRESFA
Distress phase
DF
Direction finding
DG
Directoraat Generaal
DGLM
Directoraat Generaal Luchtvaart en Maritiem
Blad 146 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
DHC
Defensie Helikopter Commando
DKW
Directeur Kustwacht
DLP
Dienst Luchtvaart Politie
DMC
Duikmedisch centrum
DOC
Defensie Operatie Centrum
DSC
Digital Selective Calling
EC
Europese Commissie
EEZ
Exclusieve Economische Zone
EG
Europese Gemeenschap
EGC
Enhanced Group Call
EL&I
Economische Zaken, Landbouw & Innovatie
ELT
Emergency Locator Transmitter (luchtvaart)
EMSA
European Maritime Safety Agency van de EC
EODD
Explosieven OpruimingsDienst Defensie
EPIRB
Emergency Position Indicating Radio Beacon (maritiem)
EU
Europese Unie
FIR
Flight Information Region (ATC)
GBT
Gemeentelijk Beleidsteam
GEOSAR
Geostationary system for SAR
GESIS
Gevaarlijke Stoffen Informatie Systeem
GHR
Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam
GMDSS
Global Maritime Distress and Safety System
GMK
Gemeenschappelijke Meldkamer
GRIP
Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure
GPS
Global Positioning System
HAO
Hoofd Afdeling Operatiën
HID
Hoofdingenieur-directeur
HMCN
Hydro Meteo Centrum Noordzee
HNS
Hazardous and Noxious Substances
HOvD
Hoofd Officier van Dienst
ICAO
International Civil Aviation Organization
ICCb
Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing
ICCbN
Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing Noordzee
IBP
Incidentbestrijdingsplan
ID
Identification data
IenM
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
IM
Incident Management
IMO
International Maritime Organization
INCERFA
Uncertainty phase
INMARSAT
International maritime satellite, the mobile satellite company
INTEX
Interne oefening Kustwachtcentrum
IOR
Indian Ocean Region
ITOPF
International Tanker Owner Pollution Federation
ITU
International Telecommunication Union
IVD-RWS
Inspecteur van Dienst Rijkswaterstaat
IVW
Inspectie Verkeer en Waterstaat
JOMN
Justitieel Opsporingsteam Milieudelicten Noordzee
Blad 147 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
JRCC
Joint Rescue Coordination Centre (maritiem en aëronautisch)
KHV
Kusthulpverlenings voertuig (KNRM)
KLPD
Korps Landelijke Politiediensten
KLu
Koninklijke Luchtmacht
KM
Koninklijke Marine
KMar
Koninklijke Marechaussee
KNBRD
Koninklijke Bond tot het Redden van Drenkelingen (nieuwe naam: Reddingsbrigade Nederland)
KNMI
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
KNRM
Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij
KW
Kustwacht
KWC
Kustwachtcentrum
LCM
Landelijke Coördinatiecommissie Milieuverontreiniging water
LCMS
Landelijk Crisismanagement Systeem
LDC
London Dumping Convention
LEOSAR
Low-altitude earth orbit system for SAR
LES
Land earth station t.b.v. INMARSAT
LOCC
Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum
LOF
Lloys Open Form
LOTT
Landelijk Organisatie Trauma Teams
LTFO
Landelijk Team Forensische Opsporing
LUT
Local User Terminal
LVBT
Landelijk Verkeers Bijstands Team
MARPOL
MARine POLlution verdrag
MARSITCEN
Maritiem Situatie Centrum
MAUW
Maximum All Up Weight
MCA
Maritime and Coastguard Agency (Engelse Kustwacht)
MCC
Mission Control Centre
MCCb
Ministeriële Commissie Crisisbeheersing
Mbw
Mijnbouwwet
MCMP
Management Committee on Marine Pollution
ME
Mobiele Eenheid
MEDEVAC
Medische evacuatie
MIC
Monitoring en Informatiecentrum van de EU
MILATCC
Military Air Traffic Control Centre (Nieuw-Milligen)
MIRG
Maritieme Incident Response Groep
MLD
Marine Luchtvaart Dienst
MLZ
Maritimes Lagezentrum
MMSI
Maritime Mobile Service Identity
MMT
Mobiel Medisch Team
MP
Meldpost
MR
Ministerraad
MRCC
Maritiem Reddings- en Coördinatie Centrum
MRCP
Mijnreglement Continentaal Plat
MTA
Milieu Technisch Advies
MSI
Maritime Safety Information
MVKK
Maritiem vliegkamp De Kooy (bij Den Helder)
NAP
Nieuw Amsterdams Peil
NAVTEX
Navigatie Text
NAVO
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBA
Nationaal Bevoegde Autoriteit
Blad 148 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
NCC
Nationaal CrisisCentrum
NCC/cRC
Nationaal Crisiscentrum/cluster Risico- en Crisiscommunicatie
NCP
Nederlands Continentaal Plat
NCS
Network Coördination Station
NCTb
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
NHC
Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming
NIOZ
Nederlands Instituut Onderzoek der Zee
NN
Nationaal Noodnet
NOCR
Notification of Country of Registration
NOGEPA
Nederlandse Olie en Gas Exploratie en Produktie Associatie
NOREX
Noordzee rampenexercitie
NOTAM
Notice To Airmen
NSV
Nood-, spoed en veiligheidsverkeer
NVC
Nationaal Voorlichtingscentrum
OCC
Operatie- en Coördinatie Centrum CLSK Defensie Helikopter Commando (Vliegbasis Gilze-Rijen)
OCL
Operatie Centrum Leeuwarden (Vliegbasis Leeuwarden)
OL
Operationeel Leider
OPRC
Oil Pollution Preparedness & Response Cooperation Convention
OSC
On-Scene Coordinator
OSPAR
Oslo Paris Convention
OSR
Oil Spill Response
OT
Operationeel Team
OT/KWC
Operationeel Team op Kustwachtcentrum
OT/ROT
Operationeel Team in Regionaal Operationeel Team
OvD
Officier van Dienst
OvD-W
Officier van Dienst Water op plaats incident (landzijde)
P&I
Protection & Indemnity verzekering
PBA
Plaatselijk Bevoegde Autoriteit
PCC
Provinciaal Coördinatiecentrum
PKB
Planologische Kernbeslissing
PLB
Personal Locator Beacon
PLD
Politie Luchtvaartdienst
POD
Probability of detection
POLREP
Pollution Report volgens Bonn Agreement
PoR
Places of Refuge
POSO
Periodiek Operationeel SAR Overleg
RAV
Regionale Ambulance Voorziening
RBN
Regionaal Beheersteam Noordzeerampen
RBT
Regionaal Beleidsteam (landzijde)
RCC
Regionaal Coördinatiecentrum of Rescue Coördination Centre
RD
Regionale Dienst (Rijkswaterstaat)
RIKZ
Rijksinstituut voor Kust en Zee
RIT
Rampen Identificatie Team
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RMA
Radio Medisch Advies
RMD
Radio Medische Dienst
ROT
Regionaal Operationeel Team
RWS
Rijkswaterstaat
RWS NZ
Rijkswaterstaat Noordzee
Blad 149 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
SAC SAD
Search Area Coverage Search Area Determination
SAR
Search and Rescue
SARIS
Search and Rescue Information System (computer programma)
SART
Search and Rescue Radar Transponder
SBK
Samenwerkingsregeling Bestrijding Kustverontreiniging RWS Diensten
SBV
Samenwerkingsregeling afhandeling Besmeurde Vogels
SC
SAR Coördination
SG
Secretaris Generaal
SIGMA
Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie
Sister
Substance Information for Ship Transport and Emergency Response
SITRAP
Situatie Rapport
SMC
SAR Mission Coordinator
SODM
Staatstoezicht op de Mijnen
SOLAS
International convention for the Safety of Life At Sea
SPOC
SAR Point Of Contact
SRR
Search and Rescue Region
Stb.
Staatsblad
STZ
Scheepvaartreglement territoriale zee
SVSD
Stormvloed waarschuwingsdienst
TE
Toezichteenheid (IVW)
TOV
Tijdelijk Opvangcentrum besmeurde Vogels
Trb.
Tractatenblad
TRIM
Training en Rampenbestrijdings Informatie Management
TZ
Territoriale Zee
UNCLOS
United Nations Convention of the Law of the Sea
VenJ
ministerie van Veiligheid en Justitie
VHR
Vogel- en Habitatrichtlijn
VN
Verenigde Naties
VC
Verkeerscentrale
VP
Verkeerspost
VWA
Voedsel en Waren Autoriteit
VWS
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wbb
Wet bodembescherming
WD
Waterdienst
Wet BON
Wet Bestrijding ongevallen Noordzee
Wm
Wet Milieubeheer
WOCB
Werkgroep Olie en Chemicaliën Bestrijding van RWS
WSH
Water Scheepvaart Handhaving, afdeling RWS Noordzee
WUC
Werkgroep Uitwerking Capaciteitsnota 2006-2010 van RWS
WVL
Wegverkeersleider
Wvr
Wet veiligheidsregio's
WVVS
Wet voorkoming verontreiniging door schepen
ZVC
Zeeverkeerscentrale
Blad 150 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 2: Begrippen Aanlandingsplaats Alarmeren
Beheerder
Beheergebied Beleidsteam
Bestuursdwang Bestuurlijke coördinatie
Bestuurlijke organisatie Bevoegd gezag Bijstand Bron- enemissiebestrijding Buitengewone omstandigheden Calamiteit
Coördinatie Commando PlaatsIncident
Coördinerend burgemeester Crisis Crisisbeheersing
Crisismanagement DepartementaalCoördinatie Centrum Economische veiligheid Fasering GHOR
Incident
Incidentbestrijding Incidentbestrijdingsorganisatie Incidentbestrijdingsplan
Internationale rechtsorde
Blad 151 van 182
Plaats waar een hulpverleningsvaartuig of helikopter (aan)landt, tevens geschikt voor het overbrengen van slachtoffers in andere vervoersmiddelen. Het geven van een attentiesignaal dat, al of niet via hetzelfde medium, dient te worden gevolgd door een oproep (eenheden / diensten) of een waarschuwing (o.a. het publiek). Het direct waarschuwen van de leden van een Bestrijdingsteam, Calamiteitenteam of Beleidsteam. Onze minister van Infrastructuur en Milieu, Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van een waterschap of burgemeester en wethouders, al naar gelang het betreft waterstaatswerken in beheer bij het Rijk, een provincie, een waterschap of een gemeente. In het algemeen gebruikt in de zin van 'het gebied waarover RWS NZ beheer voert'. Team van leden van het Directieteam en onder voorzittersschap van de HID (of plv.) dat bij elkaar komt wanneer een incident of calamiteit dusdanig escaleert (coördinatiefase 3) waardoor besluitvorming, beleidsbepaling en beleidscoördinatie dient plaats te vinden. Het door het bevoegde bestuursorgaan op kosten van de overtreder ongedaan maken van hetgeen in strijd met de wet is. De afstemming van het beleid met en tussen: de gemeenten, de rijksdiensten, andere overheden en instanties. Deze coördinatie wordt bereikt door: overleg met burgemeesters, in de provincie werkzame 'rijksheren', militaire commandanten en andere belanghebbenden; aanwijzingen aan burgemeesters over de rampbestrijding; het voorzien in een eenhoofdige operationele leiding. Het gedeelte van de leidingstructuur op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau: bestuurders en hun maatstaven waaronder de Gemeentelijke Rampenstaf. Al naar gelang de van toepassing zijnde wettelijke bepaling de burgemeester, de voorzitter van de regionale brandweer, de Commissaris van de Koningin, de minister van Binnenlandse Zaken. Aanvullend potentieel van buiten de eigen dienst, aangevraagd door het bevoegd gezag. Alle te verrichten activiteiten ter directe bestrijding en stabilisatie van een incident en het terugdringen van gevaar. Gebeurtenissen die buiten het normale werkpatroon vallen en kunnen escaleren tot een calamiteit of rampsituatie. Een niet-routinematige gebeurtenis, die buiten het normale werkpatroon valt en die bovendien een acute bedreiging vormt of zou kunnen vormen voor de taakuitvoering van een organisatie en/of de samenleving, en waarbij de gezamenlijke aanpak verder gaat dan de gewone, dagelijkse samenwerking. De onderlinge afstemming van informatie, adviezen, verantwoordelijkheden of taken teneinde een doeltreffende besluitvorming of uitvoering te bevorderen. Een team waarin de hoogst in rang aanwezigen leidinggevenden van de hulpverleningsorganisaties (en RWS) gezamenlijk overleggen en beslissingen nemen. Het team geeft leiding aan de feitelijke bestrijding op de plaats van het ongeval. Het team dat de coördinatie verzorgt op de plaats van het incident en dat de leiding geeft aan de uitvoerende activiteiten. De burgemeester die bij een gemeentegrensoverschrijdend incident de bemiddelaar en adviseur is voor de opperbevelhebbers. Een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast Het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio in een crisis treft ter handhaving van de openbare orde, indien van toepassing in samenhang met de maatregelen en voorzieningen die op basis van een bij of krachtens enige andere wet toegekende bevoegdheid ter zake van een crisis worden getroffen. Het beheersen van of de omgang met een crisis. Een proces dat bestaat uit vier elementen, te weten preventie, preparatie, respons en nazorg. De georganiseerde beheersing van crises. Wordt in geval van een crisis op het beleidsterrein van één departement door de betrokken minister geactiveerd. Het belang economische veiligheid betreft de bescherming van de economie. Omdat de nationale economie internationaal is ingebed, heeft dit begrip een grensoverschrijdend karakter. Het opdelen van het scenario in verschillende fases. De door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde organisatie GHOR is belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening, en met de advisering van andere overheden en organisaties op het gebied van de geneeskundige hulpverlening. Onvoorziene gebeurtenis. Definitie volgens RIjkswaterstaat: Het betreft een gebeurtenis die buiten het (reguliere) werkpatroon valt waarbij de aanpak verder gaat dan de gewone dagelijkse werkzaamheden, waarbij de inzet van externe hulpdiensten en/of instanties noodzakelijk kan zijn en er mogelijkerwijs afstemming plaats dient te vinden met externe partijen. Het geheel van overheidsmaatregelen inzake de voorbereiding op de bestrijding van incidenten, de daadwerkelijke bestrijding en de nazorg ervan. De organisatie die wordt opgezet om een incident, calamiteit te bestrijden. Een plan waarin taken van alle bij de bestrijding van een incident betrokken diensten beschreven zijn, ten behoeve van een effectief optreden. Dit plan wordt opgesteld voor een afgebakend gebied met de kaders: een multidisciplinaire scope bruikbaar voor alle niveaus van opschaling een beschrijving van de te nemen acties Onder dit begrip valt de verdediging van het grondgebied en / of de veiligstelling van de onafhankelijkheid van het Koninkrijk en het handhaven of herstellen van de internationale rechtsorder onder meer in het kader van het
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Kustwacht Kustwachtcentrum
Melding Nationale rechtsorde Nautisch beheer(der) Nazorg Ondersteuning Ongeval Ontruiming
Operationeel centrum Operationeel leider
Operationele leiding
Opperbevel
Opschaling
Port of Refuge Preparatie Preventie Pro-actie Ramp
Regionaal CoördinatieCentrum
Repressie / Respons Rijkshavenmeester Risico Scenario Situatierapport (Sitrap) Strategisch niveau Tactisch niveau
Blad 152 van 182
IBP Noordzee rapport Totaal
Handvest van de Verenigde Naties. Samenwerkingsorgaan van rijksdiensten voor de operationele uitvoering van de rampen- en incidentbestrijding op zee. Het Joint Rescue Coordination Centre (JRCC) te Den Helder dat dient als informatiecentrum voor de uitvoering van kustwachttaken, betsaande uit het operationeel commando-centrum, nationaal maritiem en aeronautish reddingscoordinatiecentrum, centrale meldkamer en maritieme assistentiedienst. Een binnenkomende mededeling (kennisgeving) over een gebeurtenis, meestal in de vorm van een klacht of noodsignaal. Hierbij gaat het om de bescherming van de rechtsorde tegen bedreigingen. Tot dit begrip worden de openbare orde en de democratische rechtsorde gerekend. Het geheel van (voorbereidende) maatregelen ten behoeve van een veilig en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Het onderzoeken naar hoe een calamiteit heeft kunnen ontstaan en wie daar uiteindelijk verantwoordelijk voor is. Het geheel van secretariële, logistieke en verbindingstechnische voorzieningen, dat tot doel heeft een operationeel team (staf) of het beleidsteam te laten functioneren. Synoniem voor incident of calamiteit. Het voor korte duur verlaten van de verblijfplaats op een advies van parate diensten. Brandweer en politie kunnen direct tot een dergelijk advies overgaan, indien daarvoor, binnen te geven grenzen, een mandaat is verstrekt. Een voorwaarde daarbij kan zijn dat zij de ontruiming zelf in goede banen kunnen leiden. Een locatie waar onder leiding van de operationeel leider de uitvoeringcoördinerende functie van een staf wordt uitgeoefend. Deze functionaris is ten opzichte van het bevoegd gezag verantwoordelijk voor de manier waarop de diensten samenwerken om incidenten te bestrijden. Hij oefent zijn bevoegdheid uit binnen de door het bevoegd gezag te stellen grenzen. Het is zijn taak om beleidsbeslissingen te vertalen in operationele opdrachten en taakuitvoering van diensten af te stemmen, uiteraard in directe samenwerking met de betrokkenen. De bevoegdheid tot het in opdracht van het bevoegd gezag geven van bindende aanwijzingen aan commandanten / hoofden van de incidentbestrijding samenwerkende zelfstandige diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de commandanten/hoofden van de diensten aangaande de wijze van uitvoeren van taken. Opperbevel ook wel eindverantwoordelijke duidt op twee samenhangende notities: Enerzijds de politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid, anderzijds de zeggenschap over ieder die aan de (incident)bestrijding deelneemt, zulks in het bijzonder met het oog op een goede coördinatie. Het opzetten van de incidentbestrijdingsorganisatie vanuit het dagelijks functioneren van de diverse diensten. Het overgaan van kleinschaligheid naar grootschaligheid. Vanuit de normale werkzaamheden wordt met gebruikmaking van bevoegdheden uit wetten, plannen en procedures de rampenbestrijdingsorganisatie gevormd. Een haven waar een schip in geval van calamiteiten naar binnen kan worden gebracht. De voorbereiding op de acute bestrijding van incidenten door planvorming, informatievoorziening, oefenen en opleiden. Het onderzoeken naar oorzaken van gebeurtenissen die kunnen voorkomen. Het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid. Een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken
De plaats waar de oördinerende burgemeester en zijn intergemeentelijke rampenstaf (het intergemeentelijk samengestelde orgaan dat de oördinerende burgemeester bijstaat bij zijn bestuurlijk coördinerende functie), inclusief de operationele leider, is ondergebracht. Het gemeenschappelijke actiecentrum van de operationele hulpverleningsdiensten op tactisch niveau. Het afhandelen en bestrijden van incidenten, het tegengaan van vervolgincidenten en het hulpverlenen aan slachtoffers. De Rijkshavenmeester is door de minister van IenM aangewezen als bevoegdeautoriteit voor de nautische veiligheid en het scheepvaartverkeer in zijn gebied. Het product van het effect en de kans op een incident in een bepaald gebied of plaats. Veronderstelde of geplande loop van gebeurtenissen. Een bondig rapport van de operationele en verzorgingstoestand dat periodiek op eigen initiatief of op aanvraag aan het hogere echelon wordt verstrekt. Het niveau waarop de beleidskaders worden vastgesteld waarbinnen de rampbestrijdingsorganisatie op gaat treden. Het niveau waarop de tactiek van het optreden bepaald wordt binnen de gestelde beleidskaders.
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 3: Kaartmateriaal Figuur Werkingsgebied totaal
Figuur Werkingsgebied kust
Blad 153 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Figuur Overzicht van kwetsbare ecologische gebieden (Bron: Integraal Beheersplan Noordzee 2015)
Blad 154 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Blad 155 van 182
IBP Noordzee rapport Totaal
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 4: Standaardformulieren De volgende formulieren zijn beschikbaar: Standaardformulier Toepassing IBP Noordzee-Wet BON.doc Standaardformulier Aanwijzing (Engels).doc Standaardformulier Aanwijzing (Nederlands).doc Standaardformulier Maatregel (Engels).doc Standaardformulier Maatregel (Nederlands).doc Standaardtekst (Engels) voor aansprakelijk stellen.doc Standaardtekst (Nederlands) voor aansprakelijk stellen.doc
Blad 156 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 5: Beschikbare middelen Toelichting SAR-middelen De van toepassing zijnde internationale verdragen vragen om beschikbaarheid van SAR eenheden zonder nadere specificatie. Zij moeten “suitably located and equipped for search and rescue” zijn. Noch aan de aard en het type, noch aan de prestaties worden nadere eisen gesteld. Er worden ook geen aanbevelingen gedaan. In deze bijlage zijn de middelen voor de SAR-dienst onderverdeeld in: SAR-eenheden Ondersteunende eenheden Overige diensten
Deze middelen worden in deze bijlage nader beschreven, specificaties van verschillende middelen zijn ook in deze bijlage opgenomen.
1. SAR EENHEDEN Dit zijn alle eenheden die permanent (het gehele jaar, 24 uur per dag) voor het JRCC Den Helder beschikbaar zijn voor het uitvoeren van SAR acties. Belangrijk kenmerk van SAR eenheden is dat ze door het JRCC Den Helder rechtstreeks, conform de in een overeenkomst met de betreffende dienst vastgelegde voorwaarden, voor een SAR actie kunnen worden ingezet. Daarnaast kenmerken SAR eenheden zich door hun specifiek op de uitvoering van SAR acties toegesneden uitrusting en een voor die taak opgeleide en getrainde bemanning. In de overeenkomsten met betrekking tot het beschikbaar stellen van SAR eenheden (zoals deze op grond van de artikelen 7, 8 en 9 van Regeling inzake de SAR-dienst 1994 zijn gesloten) is vastgelegd welke verplichtingen deze autoriteiten op zich nemen met betrekking tot de reddingscapaciteit die zij als leverancier van SAR eenheden beschikbaar stellen aan de SAR-dienst. De volgende SAR eenheden zijn continue beschikbaar voor zoek- en reddingsacties: Vliegende SAR eenheden - Ministerie van Defensie De directeur Kustwacht heeft met de minister van Defensie een operationele overeenkomst afgesloten waarin de minister van Defensie verantwoordelijk is voor het aanleveren van inzetbare middelen in de overeengekomen hoeveelheden, op de afgesproken tijden en met voldoende geschoolde mensen. CLSK/DHC draagt zorg voor het beschikbaar stellen van de SAR helikopters. In verband met het transitiescenario naar de NH-90 is de beschikbaarheid van de defensie helikopters gewijzigd. Tijdens daglichturen wordt de SAR taak uitgevoerd door de Agusta-Bell type 412SP en gedurende de nachtelijke uren wordt de SAR taak overgenomen door Noordzee Helikopters Vlaanderen Noordzee (NHV) met een Dauphin helikopter, type AS356N3. De wijze van alarmering van de defensie en NHV helikopter is in SAR procedure 6.13 opgenomen. 303 Squadron CLSK/DHC CLSK/DHC 303 squadron op vliegbasis Leeuwarden beschikt over drie Agusta AB-412 reddingshelikopters voor vliegoperaties op de schietrange, Waddenzee en Noordzee en patiëntenvervoer vanaf de eilanden.. De SAR taak wordt tijdens de transitie periode van Lynx helikopter naar NH-90 tijdens daglicht uren waargenomen door de AB412. SAR vliegtuig –CLSK Twee Dornier 228 vliegtuigen zijn beschikbaar voor de uitvoering van onder andere de SAR-taak. Er wordt een notice tijd van anderhalf uur gehandhaafd, dit is de tijd tussen alarmering bemanning en blocks-off. Bijzonderheden betreffende de vliegende SAR eenheden zijn in deze bijlage opgenomen. Reddingboten van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij De KNRM is een particuliere organisatie waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten voor het uitvoeren van zoek- en reddingsacties in het Nederlandse Search and Rescue verantwoordelijkheidsgebied. De KNRM beschikt over een vloot van snelle reddingboten. Deze zijn gestationeerd langs de hele Nederlandse Noordzeekust van Cadzand tot Eemshaven, het IJsselmeer, de randmeren, de Waddenzee en een deel van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse stromen. Alle reddingboten en kusthulpverleningsvoertuigen van de KNRM zijn 24 uur per dag inzetbaar en zijn 10-15 minuten na alarmering bemand. Alarmering geschiedt via P2000 door het Kustwachtcentrum. Een GMK beschikt ook over de mogelijkheid om via P2000 te alarmeren. Reddingboten van de AV- (Arie Visser), JF- (Johannes Frederik) en V-klasse (Valentijn) zijn uitgerust met AIS, Automatic Identification System. Er is een procedure ontwikkeld voor ‘missing contact’ zie deel B hoofdstuk 6 procedures. Berging- en Sleepdienst Theunisse Berging- en Sleepdienst Theunisse (BST) stelt vaartuigen ter beschikking voor SAR. Het betreft de inzet gedurende 24 uur per dag van adequaat uitgerust materiaal van BST op het: Haringvliet, Hollands Diep en Volkenrak. De overeenkomst tussen de Directeur Kustwacht en BST is bij de Kustwacht beschikbaar. Ievoli Black Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een overeenkomst gesloten met de bergingsindustrie voor het ter beschikking stellen van een bergingsvaartuig de ‘Ievoli Black’. De ‘Ievoli Black’ wordt primair gebruikt voor de taken ‘hulpverlening en redding’ (SAR) en ‘rampen- en incidentenbestrijding’ (RIB). Ten aanzien van de inzet zijn de volgende afspraken van kracht: de ‘Ievoli Black’ is 365 dagen per jaar, 24 uur per dag beschikbaar op 15 minuten notice; tussen Rijkswaterstaat en de directeur Kustwacht is een operationele overeenkomst gesloten over de inzet van het vaartuig; bij verslechterende weersomstandigheden (vanaf windkracht 5 in gebied HUMBER) gaat de ‘Ievoli Black’ preventief naar zee en kiest positie nabij de belangrijkste scheepvaartroutes boven de Waddenzee. Offshore SAR helikopter Door de offshore industrie verenigd in NOGEPA, is een Seaking S61N SAR helikopter ter beschikking gesteld. De helikopter is voor inzet bij Offshore gerelateerde incidenten en offshore medische evacuaties. De NOGEPA SAR helikopter is gestationeerd op de Luchthaven Den Helder (LDH) en wordt gevlogen door de firma Bristow. Gegevens staan vermeld in deze bijlage.
Blad 157 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
2. ONDERSTEUNENDE EENHEDEN Diverse eenheden kunnen in het geval van een SAR actie assistentie verlenen. De beschikbaarheid van de eenheden is meestal niet continue, zoals bij SAR eenheden, en door het JRCC moet vooraf verzocht worden om assistentie. Daarbij is het mogelijk dat eenheden geen assistentie kunnen verlenen in verband met een prioriteitstelling of omdat deze niet beschikbaar zijn. Algemene verplichting Voor gezagvoerders van schepen bestaat er een internationale verplichting - voorzover dit kan geschieden zonder ernstig gevaar voor het eigen schip, de bemanning of de passagiers - hulp te verlenen aan een ieder die op zee in levensgevaar verkeert. Deze verplichting geldt te meer indien het schip zelf bij een aanvaring betrokken is geweest en het in staat is hulp te verlenen aan andere betrokkenen. Onverlet deze algemeen geldende regel stelt een aantal diensten op ad-hoc basis eenheden beschikbaar ten behoeve van SAR acties. De navolgende opsomming is niet limitatief! Schepen van de Koninklijke Marine Op verzoek van het JRCC Den Helder kan CZSK schepen aan het JRCC Den Helder toewijzen. Zodra CZSK- Marsitcen intern KM SAR-alarm heeft geïnitieerd melden het schip van de wacht en alle KM-schepen binnen 50 nm van de ongevalpositie zich op 2182kHz bij het JRCC Den Helder. Helikopters KLPD/Dienst Luchtvaartpolitie De Dienst Luchtvaartpolitie, DLP, beschikt over helikopters van het type AW-139. (Coast Guard 04). De helikopter vliegt in Kustwachtverband en kan tijdens Kustwachtvluchten door het JRCC Den Helder rechtstreeks worden ingezet voor SAR. Overige inzet ten behoeve van SAR-operaties wordt aangevraagd bij de afdeling Operaties van de DLP. Rijksrederij De Rijksrederij beheert en onderhoudt de specialistische schepen, die beschikbaar worden gesteld aan de Douane, de Kustwacht (de eerder genoemde Ievoli Black), het ministerie van EL&I en Rijkswaterstaat. De vloot bestaat uit ongeveer 125 schepen (stand begin 2011) voor gebruik op de Noordzee en op binnenwateren. KLPD Het KLPD beschikt over een aantal vaartuigen. Volgens afspraak melden de zeegaande vaartuigen zich in bij het JRCC als zij naar buiten gaan. Via de landelijke meldkamer Driebergen kan om inzet gevraagd worden van de vaartuigen op de ruime binnenwateren en van de zeegaande vaartuigen als zij niet op dienst zijn. Koninklijke Marechaussee (KMar) De KMar beschikt over een aantal (zeegaande) vaartuigen. In alle gevallen zullen deze vaartuigen - binnen de aanwezige mogelijkheden - steun verlenen bij SAR acties en rampenbestrijding. Inzet wordt aangevraagd rechtstreeks aan het desbetreffende vaartuig of via de desbetreffende brigade als het vaartuig niet in de vaart is. De centrale meldkamer KMar Driebergen kan daarbij - voor doorgeleiding van het verzoek tot inzet - betrokken worden. KNBRD(Reddingbrigades Nederland) De KNBRD, Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen, beschikt over een groot aantal vaartuigen gestationeerd langs de gehele Nederlandse kust en de randmeren. Inzet van deze vaartuigen wordt aangevraagd rechtstreeks aan de desbetreffende posten dan wel via een GMK. Overige reddingsbrigades Naast de reddingsbrigades van de KNBRD bestaan er ook nog een aantal niet bij deze bond aangesloten reddingsbrigades. In voorkomende gevallen wordt rechtstreeks een beroep op hen gedaan.
3. OVERIGE DIENSTEN Onderstaand volgt een overzicht van diensten en instanties die betrokken kunnen worden bij SAR acties. Verkeerscentrales (VC) en de meldposten langs de Nederlandse kust en IJsselmeer In het kader van SAR acties van lokale omvang kunnen zij als gedelegeerde van de plaatselijk bevoegde autoriteit worden belast met het uitvoeren van de taken van OSC. Het betreft:
vc Brandaris; vc Den Helder; vc IJmond; vc Scheveningen; vc Hoek van Holland (TCH); vc Vlissingen (SCC) zvc Schiermonnikoog; zvp Ouddorp; Centrale meldpost Westerschelde en Kanaal van Terneuzen-Gent; Centrale Meldpost IJsselmeergebied (CMIJ) Lelystad; Centrale Meldpost Wemeldinge (Oosterschelde); Centrale Meldpost Waddenzee (Brandaris) Terschelling.
Area Control Centre (ACC), Military Air Traffic Control Centre (MILATCC) De luchtverkeersleiding Nederland op Schiphol, LVNL. Luchtverkeersleidingcentrum te Nieuw Milligen.
Blad 158 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Buitenlandse (M)RCC’s Bij grensoverschrijdende SAR acties wordt nauw samengewerkt met de buitenlandse (M)RCC’s volgens de SAR Convention Hamburg 1979 en ICAO Annex 12. Afhankelijk van de SAR situatie wordt de coördinatie overgenomen of overgedragen. Indien noodzakelijk kan om inzet van buitenlandse SAR eenheden verzocht worden. Bij het KWC zijn naburige (M)RCC’s bekend. Offshore maatschappijen Tijdens SAR acties waarbij offshore installaties zijn betrokken worden de offshore maatschappijen rechtstreeks benaderd. De offshore maatschappijen hebben zich verenigd in de Nederlandse Olie en Gas Exploratie en Produktie Associatie (NOGEPA). Van iedere offshore maatschappij is een Emergency Preparedness Manual op het JRCC aanwezig. Bij opschaling zal een liaison van de offshore maatschappij zich bij het Operationeel Team van het Kustwachtcentrum voegen. Mobiele Medische Teams (trauma helikopters) Tijdens SAR acties en medische evacuaties kan de KNRM reddingboot om medische ondersteuning van het MMT, de traumahelikopter, verzoeken bij aanlanding. Alarmering van het betreffende MMT geschiedt via de CPA’s, Centrale Post Ambulance’s, van Rotterdam, Amsterdam of Groningen. De CPA werkt vanuit de GMK, gemeenschappelijke meldkamer. De traumahelikopter kan niet worden ingezet voor SAR acties. De traumahelikopter is niet voor SAR vluchten uitgerust en mag niet buiten zicht van de kust opereren. Het MMT kan ook door een GMK worden ingezet indien personen gewond zijn. Refuelling op platformen en medische faciliteiten Voor SAR-vluchten naar incidenten op grote afstand buiten de kust zijn met mijnbouwmaatschappijen afspraken gemaakt voor het maken van tussenlandingen op strategisch gelegen offshore platforms. Het is niet altijd mogelijk om te refuellen met draaiende rotor. In bijlage 6 Aanlandingsplaatsen staan de platformen genoemd waar eventueel brandstof getankt kan worden (indien voorradig). De productie platformen die beschikken over een ziekenboeg en een verpleegkundige staan eveneens in deze bijlage vermeld. Exploratie platformen zijn altijd uitgerust met een ziekenboeg en een verpleegkundige en is het mogelijk te refuellen (bij voldoende brandstof).
Afwerpbare vlotten De SAR-helikopter kan in noodsituaties waarbij sprake is van grote aantallen drenkelingen een 10-persoons vlot afwerpen. Er zijn twintig 10-persoons afwerpbare vlotten direct beschikbaar op de volgende locaties;
maritiem vliegkamp De Kooy (MVKK) 10 vlotten; productieplatform L7?Q (Total E&P Nederland BV) 5 vlotten; productieplatform L8?G (Wintershall Noordzee) 5 vlotten.
Het Kustwachtvliegtuig heeft een afwerpbaar vlot aan boord. Dit vlot is geschikt voor 7 tot 11 personen.
4. NADERE SPECIFICATIE: VLIEGENDE EENHEDEN Helikopters (rotary wing) A. GROEP MARITIEME HELIKOPTERS , DHC 1. Thuisbasis
Maritiem vliegkamp de Kooy (MVKK), geografische positie: 52-55.47 Noord 004-46.85 Oost.
Postadres:
Postbus 10000 1780 CA Den Helder
Directe telefoonlijn met JRCC Den Helder. Noodnet: AFTN:
22360 EHKDYCYX
2. SAR-eenheid Situatie tijdens de transitieperiode van 01 juli 2011 tot 1 maart 2012. Tijdens de universele daglicht periode (UDP[1]) staat een Agusta-Bell (AB) 412 standby. ·werkdagen:- Op 1 uur notice voor 07.30 lokale tijd - Op 15 minuten notice tussen 07.30 - 16.30 lokale tijd - Op 1 uur notice na 16.30 lokale tijd ·zaterdag/zondag/feestdagen: - Op 1 uur notice De alarmering van de AB412 geschiedt via de directe lijn met operaties MVKK met de vermelding: ‘SAR ALARM’. De operatie officier maakt SAR alarm bij Operatie Centrum Leeuwarden (OCL), informeert Ops/Marsitcen en OCC DHC over de inzet. De specificaties van de AB412 staan vermeld bij B.
Blad 159 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Tijdens de nachtelijke uren staat de Dauphin AS356N3 van Noordzee Helikopters Vlaanderen (NHV) standby. ·zeven dagen per week: - Op 2 uur notice voor einde UDP tot 1 uur voor begin UDP de volgende dag De alarmering van de Dauphin van NHV geschiedt door het informeren van de operatie officier van MVKK en ops NHV. De operatie officier van MVKK informeert het OCC DHC. De registraties van de NHV helikopters zijn: - AS365N3; OO-NHX - AS365N3; OO-NHU - AS365N2; OO-NHZ (als back-up voor noodgevallen)
[1]. UDP begint (of eindigt) vijftien minuten voor (of na) het ogenblik waarop de bovenrand van de zon boven de zichtbare horizon verschijnt (of verdwijnt), bepaalt voor de positie 52-00N en 005-00E op zeeniveau.
3. Specificaties AS365N3 Dauphin
Operator Speed en endurance
Fuel / gewicht
Limieten Bemanning
Navigatiemiddelen Communicatiemiddelen Callsign SAR
IFF/SIF Search equipment SAR uitrusting SAR capaciteit (aantal personen)
Noordzee Helikopters Vlaanderen Maximum speed: 150 kts Cruising speed: 135 kts Search speed: 70 kts Endurance: 3 hrs Radius of action (including wet winch: 30 minutes): 120 nm (no wind) Maximum range: 340 nm Type:Jet A1 (op MVKK F44) Capacity: 896 kg Refueling method: - gravity yes - pressurised no Maximum weight SAR equiped: lbs 4300 kg Radius safe area: 20 mtr Radius minimum landing area: 15 mtr 2Pilots 1Hoist operator 1 Rescue swimmer 1 doctor if required VOR/ILS, ADF, GPS, Skyforce moving map 2 VHF Frequency range:118.00 MHz to 136.95 MHz 1Maritime radio: all relevant channels SAR: Rescue Pedro 02 Training: TBD Exercise: TBD -
B. 303 SQUADRON KONINKLIJKE LUCHTMACHT 1. Thuisbasis
Vliegbasis Leeuwarden, geografische positie: 53.14.00 Noord - 005.45.00 Oost. Postadres: Postbus 21050 8900 JB Leeuwarden AFTN: EHLWYCYX
2. SAR-eenheid 3. Specificaties AB-412 helikopter
Blad 160 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Operator Speed en endurance
Fuel / gewicht Limieten Bemanning
Navigatiemiddelen Communicatiemiddelen
Callsign SAR Callsign Exercise IFF/SIF Search equipment
SAR uitrusting
Medische uitrusting SAR capaciteit (aantal personen)
CLSK / DHC 120 kts cruising speed 140 kts maximum speed 2.7 uur maximum endurance Gravity only, JP4/JP5/JP8/F40/F34 /Fuel capacity 2100 Ibs MAUW 5500 kg 60 kts wind (bij start/shutdown) Nachtoperaties VMC / IMC, hoisten alleen overdag 2 vliegers 1 hoist-operator 1 redder 1 arts (SAR) of verpleegkundige (Patientvervoer) RNav (GPS en Doppler) VOR/DME/ADF/Tacan/ILS UHF 224-399.95 MHz VHF 116-151.975 MHz Marifoon VHF/FM: alle maritieme kanalen C2000, Polycon Rescue Pedro + even nr SAREX Pedro + even nr 1,2,3 A/C Homing 100-400 Mhz Visueel/weer/search radar 1600 watt, Zoeklicht Hoist 225 ft kabel voor max 270 kg. Rescue slings Hijsbrancard Stoeldraagbaar, defribilator, bewakingsmonitor met saturatiemeter en printer, intubatieset (vaste opstelling), SAR koffers 2 liggende drenkelingen of 4-6 drenkelingen zittend
C. NOGEPA OFFSHORE SAR HELICOPTER 1. Thuisbasis
Luchthaven Den Helder (LDH), geografische positie: 52.55.47 Noord 004.46.85 Oost. Postadres: Bristow Helicopters Luchthavenweg 20 1786 PT Den Helder Directe telefoonlijn met JRCC Den Helder.
2. SAR-eenheid Vierentwintig uur per dag staat 1 Sikorsky 61N helikopter ter beschikking. Alarmering geschiedt via de directe lijn met Bristow of na telefonisch contact met de chief pilot door een sematoon oproep te doen uitgaan. De helikopter is beschikbaar gesteld door de samenwerkende olie en gas maatschappijen op de Noordzee verenigd in de NOGEPA. Primaire taakstelling is Offshore SAR operaties zoals een helikopter ditch, brand of explosie op een mijnbouwinstallatie, scheepsaanvaring, man overboord of evacuatie van een productie of exploratie platform. Secundaire taakstelling is levensbedreigende omstandigheden anders dan offshore gerelateerd, dat is ter beoordeling aan de directeur Kustwacht. De Offshore SAR helikopter is complementair aan de Lynx helikopter van de KM. De Offshore SAR helikopter wordt als volgt ingezet:
15 minuten notice op werkdagen tussen 07:30 en 21:00 (bemanningswisseling om 13:00) 60 minuten notice van 21:00-07:30.
In een Standard Operational Procedure tussen het Kustwachtcentrum en Bristow is de samenwerking uitgewerkt. 4. Specificaties - SAR helicopter S61N
Operator Speed en endurance
Blad 161 van 182
Bristow Helicopters Ltd, Den Helder, Holland 130 kts maximum speed, cruising speed 120kts, endurance 4 hours 05 minutes
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Fuel / gewicht Limieten Bemanning
Navigatiemiddelen
Communicatiemiddelen Callsign SAR Callsign Exercise IFF/SIF Search equipment
SAR uitrusting
SAR capaciteit (aantal personen)
Jet A1, AVTUR Capacity 4250lbs (1928 kgs) (MAUW 20.500lbs / 9299 kgs) 2 Pilots 1 Hoist Operator 1 Winchman + Optional Medical Staff Radar, VOR/DME, ADF, ILS R-NAV System (electronic navigation computer) Twin GPS, FLIR Camera (Forward looking Infra red), 2 Homers 2 VHF Radios, UHF Radio FM Radio (Marine), HF RadioMarifoon VHF/FM: alle maritieme kanalen Coastguard Rescue Whisky Bravo / Mike Uniform Coastguard Whisky Bravo / Mike Uniform SAREX Whisky Bravo / Mike Uniform Standard + Mode C UHF/VHF Homing, Radar, FLIR Camera FMS – Search Patterns (sector/creeping line/expanding square and spiral), 3 Night Scanner Search Light, Handheld Search Light Night Vision Goggle, Bubble Windows, Landing Search Lights Dual Hoist System: Max 600 lbs per winch and 250 ft max cable Fully Coupled Autohover System, Comprehensive First Aid Kit Burns bag, Defibrillator, SPO2 monitor, Oxygen Therapy Entonox Therapy (pain relief gas), Dedicated Medical Intercom System 1 Droppable life raft (14 persons), 3 Stretchers Single Lift and Hypothermic Strops 30 + persons 3 in Stretchers
D. Unit Luchtvaartpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten 1. Thuisbasis
Luchthaven Schiphol, geografische positie: N52.18.29 E004.45.51 Postadres: Postbus 75014 1117 ZN Schiphol Oost Directe telefoonlijn met Operations ULVP Noodnet:
29383
Dienstdoend Supervisor ULVP uitsluitend te bereiken via Operations.
2. Landelijke Noodhulp Standby t.b.v. de Nederlandse politie24/7 Op Schiphol staat binnen de genoemde tijden één van de volgende helikopters standby:
Eurocopter EC 135 , met ABVS (Airborne Videosystem); Agusta-Westland, AW139, met ABVS, floats en sea-survival-equipment.
De EC135 is NIET inzetbaar boven zee, op een afstand van meer dan 5 NM uit de kust, en oever van grote wateroppervlakten door het ontbreken van floats en sea-survival-equipment. 3. Alarmering/inzet via Operations ULVP of de KLPD-meldkamer in Driebergen Inzetbaarheid/reactietijd is tijdens de fysieke aanwezigheid in principe 10 minuten. Indien de standby-crew al is ingezet zal in dat geval tijdens het overleg, tussen JRCC en Operations ULVP, blijken wat het maximaal haalbare is. 4A. Specificaties Agusta-Westland 139
Operator Speed en endurance Fuel / gewicht Limieten Bemanning
Blad 162 van 182
Korps Landelijke Politiediensten Unit Luchtvaartpolitie 160 kts maximum speed , 120/140 kts cruising speed Endurance 2 tot 4 uur, opdracht afhankelijk. 2 vliegers 1 Waarnemer/Operator
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Navigatiemiddelen Communicatiemiddelen Callsign SAR Callsign Exercise IFF/SIF Search equipment
SAR uitrusting SAR capaciteit (aantal personen)
1 Waarnemer (optioneel) VOR/DME 108 – 117.95 MHz, ILS 102 – 112 MHz GPS, FMS, NDB, Satcom, DF. VHF 118.00 – 136.97 MHz Marifoon, UHF, HF, C2000, Satcom Coastguard04 (Kustwacht), PH-RXY & Police25 (Luchtvaart) PH-RXZ & Police26 (Luchtvaart) Transponder en TCAS Airborne Videosysteem met video-, restlicht- en thermischecamera (FLIR) Searchlight (Nightsun) met IR, Laserpointer, Laser illuminator Gyrokijker, NVG (eind2011) Not available Not available
4B. Specificaties Eurocopter 135
Operator Speed en endurance Fuel / gewicht Limieten Bemanning
Navigatiemiddelen Communicatiemiddelen Callsign SAR Callsign Exercise
IFF/SIF Search equipment
SAR uitrusting SAR capaciteit (aantal personen)
Korps Landelijke Politiediensten Unit Luchtvaartpolitie 140 kts maximum speed , 110/120 kts cruising speed Endurance 1,5 tot 2 uur, configuratie afhankelijk. 1 of 2 (buiten UDP) vliegers 1 Waarnemer/Operator 1 Waarnemer (optioneel) VOR/DME 108 – 117.95 MHz, ILS 102 – 112 MHz GPS, FMS, NDB, DF. VHF 118.00 – 136.97 MHz Marifoon, UHF, HF, C2000, Satcom Coastguard04 (Kustwacht) PH-PXA & Police01 (Luchtvaart) PH-PXB & Police02 (Luchtvaart) PH-PXC & Police03 (Luchtvaart) PH-PXD & Police04 (Luchtvaart) PH-PXE & Police05 (Luchtvaart) PH-PXF & Police06 (Luchtvaart) Transponder en TCAS Airborne Videosysteem met video-, restlicht- en thermischecamera (FLIR) Searchlight (Nightsun) met IR, Laserpointer, Laser illuminator Gyrokijker, NVG (eind 2011) Not available Not available
Vliegtuigen (fixed wing)Kustwachtvliegtuig(en) Dornier 228 1. Thuisbasis
Schiphol-oost (EHAM) Postadres: Thermiekstraat 158, 1117 BG Schiphol
2. SAR-eenheid De verantwoordelijkheid voor de operationele inzet ligt bij de Directeur Kustwacht (DKW). De duty-officer van het JRCC bepaalt namens de DKW, op welke wijze en waar eenheden ingezet worden. Er zijn twee kustwachtvliegtuigen en het beleidsdoel is een 24/7 ad-hoc inzet te garanderen met een take-off tijd van < 90 minuten. Te allen tijde zal dan een vliegtuig op 90 minuten notice staan voor de uitvoering van ad-hoc vliegende Kustwacht taken. 3. Alarmering In geval van een alarmering en noodzaak voor een ad-hoc vlucht komt de vluchtbestellng altijd namens de DKW en wordt opgestart en gecoördineerd door het JRCC. 4. Mission commander De mission commander is namens de Directeur Kustwacht verantwoordelijk voor de tactische uitvoering van de vlucht. Hij brieft de bemanning voor de vlucht aangaande alle relevante bijzonderheden. Bij de uitvoering van vluchten zorgt hij (m/v) voor constante en tijdige communicatie met het KWC/CCC.
Blad 163 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
5. Specificaties Dornier 228-212 Kustwacht vliegtuig
Operator Speed en endurance Fuel / gewicht Limieten
Bemanning Navigatiemiddelen Communicatiemiddelen Callsign SAR Callsign Operational Callsign Exercises Registratie callsigns Transponder Search equipment
SAR uitrusting SAR capaciteit (aantal personen)
Blad 164 van 182
Commandant Luchtstrijdkrachten (CLSK) Maximum vliegsnelheid 200 kts, kruissnelheid 180 kts en zoeksnelheid op lage hoogte 130 kts, radius of action: 200 nm (met 2 uur in zoekgebied), 4 uur endu. Jet A1/F35 - Maximaal 1588 kg) Maximale start gewicht 6400kg, leeg gewicht 3356kg Crosswind maximaal 30 kts op een droge baan, maximaal 25 kts op een natte baan > 40m breed, maximaal 20 kts op een natte baan , 40m breed Ground operating limiet maximal 45 kts wind ncl. gusts 2 vliegers, daarnaast een combi van een RWS NZ operator als Observer of Mission Commander en 1 KHLP luchtwaarnemer als Observer of 1 Mission Commander GPS met elecronische zeekaart / FMS VOR/ILS, DME, ADF, TACAN 2xVHF 118-136.975 MHz, 1xUHF , 1xHF 2-30 MHz 2xMarifoon incl maritieme kanalen 16,96h, 97h en 0, Satcom (8181 & 8183 Rescue Pluto 01 & 03 tijdens SAR NetherlandsCoastguard 01 & 03 SAREX Pluto 01 & 03 tijdens oefening SAR PH-CGN & PH-CGC Mode S incl TCAS Homing emergency mode 121.5 - 156.8 – 243 - 406.025 Training mode: 118-122.975, 156-157.975, 249-245.974, 400-409.975 MHz Side Looking Airborne Radar (SLAR), Weather Radar (including search mode) Searchlight Radar, Data downlink (3 mobiele ontvangststations beschikbaar) Star Safire/FLIR, forward looking infrared, AIS transceiver 1 droppable liferaft voor 7-11 personen 1 7-persoonsraft voor bemanning -
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 5B: Beschikbare middelen - Overzicht KONINKLIJKE NEDERLANDSE REDDING MAATSCHAPPIJ Doelstelling De stichting KNRM heeft ten doel het kosteloos (doen) verlenen van hulp en bijstand aan hen die voor de Nederlandse kust -daaronder mede begrepen het IJsselmeer, de Waddenzee en al zulke overige gebieden als door de Raad van Toezicht van de KNRM te bepalen - in gevaar verkeren of in gevaar dreigen te geraken, het in stand houden van een radio medische dienst, zomede al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevordelijk kan zijn. De KNRM heeft reddingstations langs de hele Nederlandse kust, het IJsselmeer, de randmeren en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse stromen. Het bestuur van een reddingstation wordt gevormd door de zogenaamde Plaatselijke Commissie meestal onder voorzitterschap van de burgemeester. De Radio Medische Dienst, RMD van de KNRM is in samenwerking met de Kustwacht belast met het verstrekken van medische adviezen aan de scheepvaart en waar nodig het mee organiseren van daadwerkelijke hulpverlening aan door ziekte of ongeval getroffen opvarenden. De RMD geeft uitvoering aan de internationaal vastgelegde verplichting van de Staat der Nederlanden om in die advisering en hulpverlening te voorzien. Alle geneeskundige hulpaanvragen die bij de RMD worden ingediend worden in behandeling genomen. Indien het JRCC een verzoek krijgt voor een radio medisch advies schakelt zij onmiddellijk de dienstdoende arts van de KNRM/RMD in. Het beleid op het gebied van de operationele inzetbaarheid van materieel, personeel en financiën is gestoeld op drie uitgangspunten: Redden is kosteloos voor de hulpvrager; Redders zijn professionele vrijwilligers; Redders aan de wal dragen financieel vrijwillig bij.
Grenzen De door de KNRM gehanteerde grenzen zijn: Noordzee en aangrenzende stromen en geulen. De grenzen worden bepaald door de actieradius van haar schepen. De gehele EEZ is bereikbaar voor de grotere reddingboten. Waddenzee: de gehele Waddenzee. IJsselmeer, Markermeer: geen grenzen. Op de randmeren: van het Gooi- en Eemmeer tot en met het Vossemeer. Op verzoek is de KNRM beschikbaar om buiten het aangegeven gebied te opereren. Zeeuwse en Zuid-Hollandse stromen: Westerschelde, Oosterschelde, Grevelingen, Veerse Meer en Haringvliet: geen grenzen.
Alarmering Alarmering wordt direct door en vanuit het Kustwachtcentrum gedaan via het systeem VISION. Een GMK heeft ook de mogelijkheid een eenheid van de KNRM te alarmeren. Het Kustwachtcentrum en de GMK informeren elkaar na de alarmering en houden elkaar op de hoogte. Eenheden van de KNRM zijn 24 uur per dag beschikbaar en zijn 10-15 minuten na alarmering bemand. Specificaties KNRM eenheden In het overzicht van de reddingstations zijn per station de gegevens terug te vinden; beschikt het reddingstation over een kusthulpverleningsvoertuig (voorheen wippertruck genoemd), is het boothuis/bemanningsverblijf geschikt als coördinatieruimte, is het boothuis/bemanningsverblijf geschikt voor het opvangen van geredden,zo ja hoeveel personen opgevangen kunnen worden.
Blad 165 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Naam Reddingboot Adriaan Hendrik (AHE) - Valentijn Alida (ALI) - Valentijn Anna Dorothea (ADO) - Valentijn Anna Margaretha (AMA) - Arie Visser Annie Jacoba Visser (AJV) - Valentijn Annie Poulisse (APO) - Valentijn Antoinette (ANTO) - Arie Visser Arie Visser (AVI) - Arie Visser Baron van Lynden (BVL) - Atlantic 75 Beluga (DOL)- Float 500 Beursplein 5 (BP5) - Valentijn Christien (CHR) - Johannes Frederik Corrie Dijkstra-van Elk (CDE) - Atlantic 75 DRB 49 - soortgelijk aan Harder type De Redder (RED) - Valentijn 2000 Dolfijn (DOLF) - Atlantic 75 Donateur (DON) - Valentijn Dorus Rijkers (DOR) - Johannes Frederik Edzard Jacob (EJA) - Atlantic 75 Engelina (ENG) - Atlantic 21 Evert Floor (EFL) - Nikolaas Fint (FIN) - Float 500 Forel (FOR) - Float 500 Francine Kroesen (FKN) - Atlantic 75 Frans Hogewind (FHD) - Valentijn 2000 Frans Verkade (FVE) - Valentijn George Dijkstra (GDA) – Valentijn Graaf van Bylandt (GVB) - Johannes Frederik Griend (GRI) - Atlantic 75 Gul (GUL) - Float 500
Blad 166 van 182
MMSI nummer
Callsign
244776000 246352000 244904000 246175000 246156000 245686000 246608000 244413000 244050110
PCDM PCLN PCQR PIAA PCQJ PCSC PBUA PFAA PE5271 PD3641 PDAJ PDKA PD3802 PI2972 PBBM PD8767 PDRB PDBC PBKL PHOY PCAF PF5845 PG7742 PCAH PBGZ PC8269 PBDV PEJS PF2303 PG5968
245083000 24476100 244020891 245580000 244010258 246157000 245979000 245832000 245236000 246689000
246331000 246281000 246124000 244248000 246353000 244050987
reserve boot
reserve reserve
reserve reserve reserve
Naam Reddingboot
r C M
Jan van Engelenburg (JVE) - Johannes Frederik Janine Parqui (JPI) – Arie Visser Johanna Margareta (JAM) - Harder John Stegers (JST) - Atlantic 21 Joke Dijkstra (JDA) – Arie Visser Kapiteins Hazewinkel (KHA) - Johannes Frederik KBW 1910 (KBW) - Nikolaas Kitty Roosmale Nepveu (KRN) - Arie Visser Koen Oberman (KON) - Atlantic 75 Koning Willem 1 (KW1) - Arie Visser Koopmansdank (KDA) - Arie Visser Koos van Messel (KOM) - Arie Visser Leng (LEN) – Float 500 Maria Hofker (MHO) – Atlantic 75 Maria Paula (MPA) – Atlantic 75 Martijn Koenraad Hof (MKH) - Antje Meerval (MVA) - Float 500 Meun (MEU) – Float 500 Narwal (NAR) - Atlantic 21 Neeltje Struijs (NSS) – Atlantic 75 Nikolaas Wijsenbeek (NIK) - Nikolaas Oranje (ORA) - Nikolaas Palace Noordwijk (PNK) – Atlantic 75 Paul Johannes (PJS) - Valentijn Rien Verloop (RVE) - Atlantic 21 Steur-Float500 Uly (ULY) - Valentijn 2000 Valentijn (VAL) - Valentijn Veronica (VERO) – Atlantic 75 Watersport-KNWV (WKV) - Valentijn
2 P P 2 P 2 P P 2 P 2 P 2 P 2 P P 2 P 2 P 2 P P 2 r P 2 r P 2 r P r P P 2 P 2 P 2 P 2 P 2 P 2 P r P P 2 r P 2 P 2 P 2
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Harder (Har) - Harder Heek (HEE) - Float 500 Hendrik Jacob (HJA) - Atlantic 75 Hendrika Theodora (HTA) - Atlantic 21 Huibert Dijkstra (HDI) – Atlantic 75 Jan en Titia Visser (JTV) - Johannes Frederik
244030582 244030582 244020777 245243000 244587000 244624000
PD7317 PF7650 PD2067 PHPA PBEH PFAF
reserve reserve
Wiecher en Jap Visser-Politiek (WJP) - Valentijn Willemtje (WIM) - Atlantic 21 Winifred Lucy Verkade-Clark (WLC) - Valentijn 2000 Zalm (ZAL) - Float 500 Zeemanshoop (ZHO) - Arie Visser
Beschikbare bestrijdingsmiddelen in beheer bij RWS Noordzee Onderstaande tabel geeft een overzicht van het materieel dat RWS Noordzee tot de beschikking heeft bij de bestrijding van incidenten op zee of op de kust. Tevens is een kaart met de geografische spreiding van de middelen opgenomen. Materieelvoor de bestrijding van olie en chemicaliën Het Nederlandse potentieel voor de bestrijding van olie en chemicaliën op de Noordzee is gebaseerd op de Capaciteitsnota bestrijding milieubedreigende stoffen zeedelta 2006-2010. De gewenste capaciteit wordt als volgt gerealiseerd: overheidsschepen leveren 20% van de vereiste capaciteit, baggerschepen onder contract leveren 80% van de vereiste capaciteit, oliebestrijding hulpmiddelen (veegarmen, oliekerende schermen, etc.), het kustwachtvliegtuig en hulpschepen (RWS Noordzee, bedrijfsleven).
In geval van incidenten met een zeer grote omvang kan een beroep worden gedaan op de beschikbare capaciteit van de lidstaten aangesloten bij het Verdrag van Bonn. Op locatie / Strandcontainers De strandcontainers bevatten materialen voor het handmatig verwijderen van olie van de stranden (zie SBK) en voor het vangen en transporteren van olievogels (zie SBV).De beheerders zijn te bereiken via de alarmnummers van de desbetreffende regionale diensten.Het onderhoud en het aanvullen van de strandcontainers na gebruik is in handen van RWS-Noordzee. Middel Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft / kist? Strandcontainer 10 ft/ kist? Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft en een Oliekerend scherm ype 2000 (2 x 100 mtr) Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft Strandcontainer 10 ft Oliekerend scherm ype 2000 (2 x 100 mtr) Strandcontainer 10 ft Stoomcleaner 4x Oliekerend scherm ype 2000 (2 x 100 mtr) 7x Veegarm, 5x Skimmer, 9x Stoomcleaner, Strandcontainer 10 ft Per schip:
Blad 167 van 182
Eigenaar RWS NH RWS NN RWS NN RWS NN RWS NN RWS NN RWS NN RWS NN RWS ZL RWS ZH RWS NZ RWS NZ
Locatie Texel Vlieland Terschelling Ameland Schiermonnikoog Rottumeroog Rottumerplaat Delfzijl Breskens Stellendam Harlingen Den Helder
RWS NZ RWS ZL RWS NH ?? ?? ?? ??
Hoek v. Holland Neeltje Jans IJmuiden Vlissingen Eemshaven Scheveningen Pernis
2 P P 2 P 2 P P 2
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Blad 168 van 182
IBP Noordzee rapport Totaal
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bergings- en Sleepdienst Theunisse Dintelsas
Naam:
Hellegat
Roepnaam:
PD2225
MMSI nr.:
244020056
Lengte:
9,10 meter
Breedte:
3,24 meter
Diepgang:
0,60 meter
Voortstuwing:
2 x Yanmar Diesel 6LP-STE met 2 x Hamilton Jet HJ213, goed voor 630 PK
Navigatieapparatuur:
1 daglichtradar, DGPS, echolood, VHF richtingzoeker
Comm’s aparatuur:
2 x VHF (1 x met ATIS en DSC), Mobilofoon, GSM
Bemanning:
2 (+ eventueel 2 brandweerlieden met 250 kg materiaal)
Capaciteit:
26 drenkelingen
SAR uitrusting:
Brancard, verbandkoffer, kleine bergingspomp, kleine bluspomp, olieabsorberende worsten.
Naam:
Furie-3
Blad 169 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Roepnaam:
PE3325
Lengte:
22,40 meter
Breedte:
7,10 meter
Diepgang:
2,20 meter
Voortstuwing:
4 x DAF Diesel DKS1160 300 PK
Snelheid:
12 kts
Navigatieapparatuur:
2 x radar, GPS, DGPS, VHF richtingzoeker, echolood
Comm’s apparatuur:
2 x marifoon, DSC, portofoons, GSM, NAVTEX
SAR uitrusting:
Averijpomp 600 M3 bij 0.5 bar Averijpomp 300 M3 bij 0,5 bar Balastpomp 80 ton/uur bij 0.5 bar Brandbestrijding/bluspomp achter 80 ton/uur bij 17.5 bar Brandbestrijding/bluspomp achter 80 ton/uur bij 5 bar Prewettpomp 35 ton/uur achter bij 12 bar Brandbestrijding/bluspomp voor 80 ton/uur bij 10 bar Brandbestrijding/bluspomp voor 35 ton/uur bij 16 bar Sleepmateriaal Reddingsmateriaal (boeien, reddingsvesten, werplijnen, bijboot, buitenboordladders) Zoeklicht
sp;
Blad 170 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 5C: KNRM reddingstations KNRM reddingstations Reddingboot Naam Type
MMSI nummer Callsign
Opmerkingen 1
Opmerkingen 2
Geredden Capaciteit
Ameland Ballummerbocht
Anna Margaretha
AV
246175000
PIAA
120
Havenreddingboot
Ameland Nes
Maria Hofker
Atl.75
244278000
PBKK
12
Reddingboot op trailer
Breskens Breskens Cadzand
Leng Zeemanshoop Winifred Lucy Verkade Clark
Float500 AV Val
24437000 244568000
PF5837 PBAC PBFV
5 120 50
Havenreddingboot Strandreddingboot
Callantsoog Den Helder Den Oever
Koen Oberman Atl 75 Joke Dijkstra AV Johanna Margareta Harder
246514000 244506000
PCAJ PHJD PI2007
12 120 20
Dordrecht
KBW1910
NIK
246599000
PBTR
20
Dordrecht
DRB 49
Harder*
246603000
PBTU
15
Reddingboot op trailer Havenreddingboot Reddingboot in drijvend boothuis IJsselmeerzijde. Reddingboot in drijvend boothuis Reddingboot in bootlift
Eemshaven
Jan en Titia Visser
JF
244624000
PFAF
90
Havenreddingboot
Egmond aan Zee Elburg
Adriaan Hendrik Evert Floor
Val NIK
244776000 246688000
PCDM PCAC
50 20
Strandreddingboot Reddingboot in drijvend boothuis
Enkhuizen Enkhuizen
Rien Verloop Watersport
ATL. 21** Val
246087000
PF3883 PC8092
5 50
In boothuis Havenreddingboot
Harlingen
Veronica
Atl.75
244060227
PF2329
12
In boothuis
Lancering middels kraan
Harlingen
Wiecher en Jap Visser Politiek
Val
244318000
PINT
50
Havenreddingboot
Lancering middels davits
Hindeloopen Hindeloopen Hoek van Holland Huizen
Alida Narwal Jeanine Parqui Nikolaas Wijsenbeek Koos van Messel
Val Atl21 AV NIK
246352000 246333000
PCLN PBBN PCAI
50 5 120 20
Havenreddingboot Reddingboot in bootlift Havenreddingboot Reddingboot in boothuis
AV
245232000
PBGE
120
Havenreddingboot
IJmuiden
lancering op Noordzee en Waddenzee lancering dmv kraan
inzet op Waddenzee: reddingboot door sluis
Inzetbaar op Randmeren en Ketelmeer Inzetbaar op IJsselmeer en Markermeer
IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve
Christien JF Corrie Dijkstra-Van Atl.75 Elk
24476100 244020891
PDKA PD3802
90 12
Havenreddingboot
Reserve boot Reserve boot
IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve
Dorus Rijkers Fint Engelina
245979000
90 5 12
Havenreddingboot
245236000
PDBC PF5845 PHOY
Reserve boot Reserve boot Reserve boot
IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve
Heek Float500 Hendrika Theodora Atl21
245243000
PF7650 PHPA
5 12
Reserve boot Reserve boot
IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve
Maria Paula Martijn Koenraad Hof
Atl.75 Antje
244060041 245179000
PF2317 PFWO
12 20
Reserve boot Reserve boot
IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve
Meerval Meun Steur
Float500 Float500 Float500
PF3886 PG5971 PH9952
5 5 5
Reserve boot Reserve boot Reserve boot
Blad 171 van 182
JF Float500 Atl21
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
KNRM reddingstations Reddingboot Naam Type
MMSI nummer Callsign
Opmerkingen 1
Opmerkingen 2
Geredden Capaciteit
IJmuiden Reserve Katwijk aan Zee Lauwersoog Binnen
Valentijn De Redder Palace Noordwijk
Lauwersoog Buiten Lemmer Lemmer Marken Marken
246069000 245580000 244060127
PIDM PBBM PF2320
50 50 12
Annie Jacoba Visser Val
246156000
PCQJ
50
Havenreddingboot
Anna Dorothea John Stegers Frans Verkade Hendrik Jacob
Val ATL21** Val Atl.75
244904000 246124000 244020777
PCQR PH 9950 PC8269 PD2067
50 12 50 12
Noordland Burghsluis / Harder Neeltje Jans
Harder
244030582
PD7317
20
Havenreddingboot Reddingboot in boothuis Havenreddingboot Reddingboot in drijvend boothuis Reddingboot in drijvend boothuis
Noordland Burghsluis / Koopmansdank Neeltje Jans
AV
245420000
PFBU
120
Havenreddingboot
Noordwijk aan Zee Ouddorp
Paul Johannes Baron van Lynden
Val Atl. 75
246568000 244050110
PHIE PE5271
50 12
Strandreddingboot Reddingboot in drijvend boothuis
Ouddorp
Griend
Atl.75
244050987
PF2303
12
Reddingboot op trailer.
Petten
Dolfijn
Atl.75
244010258
PD8767
12
Reddingboot op trailer.
Scheveningen
Beluga
Float500
PD3641
5
Scheveningen
Kitty Roosmale Nepveu
AV
PBMA
120
Havenreddingboot
Schiermonnikoog
Edzard Jacob
Atl.75
245832000
PBKL
12
Reddingboot op trailer
Lancering op Waddenzee
Schiermonnikoog Stellendam
Koning Willem I Antoinette
AV AV
244409000 246608000
PCED PBUA
120 120
Havenreddingboot Havenreddingboot
Veerdam Buitenzijde Brouwersdam
Stellendam Binnenzijde Neeltje Struijs
Atl.75
244020892
PD3845
12
Reddingboot in drijvend boothuis
Binnenzijde Brouwersdam -Haringvliet
Ter Heijde Terschelling Paal 8
George Dijkstra Frans Hogewind
VAL Val
244248000 246281000
PBDV PBGZ
50 50
Strandreddingboot Strandreddingboot
Lancering Noordzeezijde
Terschelling West Texel de Cocksdorp
Arie Visser Beursplein 5
AV Val
244413000 245083000
PFAA PDAJ
120 50
Havenreddingboot Strandreddingboot
Texel de Koog
Francine Kroesen
Atl 75
246331000
PCAH
12
Havenreddingboot
Drijvend boothuisje in haven Oudeschild
Texel de Koog
Zalm
Float500
PG 5972
5
Reddingboot op trailer
Lancering op Noordzee en Waddenzee
Urk
Kapiteins Hazewinkel
JF
246123000
PDGT
90
Havenreddingboot
Urk Veere
Willemtje Oranje
Atl.21 NIK
245291000 246688000
PBLM PH9950
12 20
Vlieland
Gul
Float 500
PG5968
5
Blad 172 van 182
Val Val Atl.75
Reserve boot Strandreddingboot Reddingboot in drijvend boothuis op het Lauwersmeer
Inzet op Waddenzee : reddingboot door sluis.
Binnenzijde Oosterscheldekering Wordt medio 2011 vervangen door type NIK Buitenzijde Oosterscheldekering Inzetbaar op Grevelingenmeer Lancering op Noordzee en Grevelingenmeer
Zomer: lancering middels kraan in haven. Winter: op trailer.
Lancering op Noordzee en Waddenzee
Reddingboot in drijvend boothuis
Primair Veerse meer. Inzet Oosterschelde: reddingboot door sluis
Reddingboot op trailer
Lancering op Noordzee en
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
KNRM reddingstations Reddingboot Naam Type
MMSI nummer Callsign
Opmerkingen 1
Opmerkingen 2
Geredden Capaciteit
Vlieland
Huibert Dijkstra
Atl.75
244587000
PBEH
15
Reddingboot in drijvend boothuis in jachthaven
Vlieland
Graaf van Bylandt
JF
246353000
PEJS
90
Havenreddingboot
Westkapelle Wijk aan Zee Zandvoort
Uly Donateur Annie Poulisse
Val Val Val
244100267 246157000 245686000
PBJQ PDRB PCSC
50 50 50
Strandreddingboot Strandreddingboot Strandreddingboot
Reddingboot Naam Actieradius
KNRM reddingstations
Kusthulp
Boothuis / Bemanningsverblijf
verlenings voertuig
Geschikt als Coördinatie
Operationeel binnen:
Geredden opvang
ruimte Ameland Ballummerbocht
Anna Margaretha
16 hrs vk / 33 knts
Nee
Ja
20
10 min
Ameland Nes
Maria Hofker
3 hrs vk / 28 knts
Ja
Ja
>50
15 min
Breskens Breskens Cadzand
Leng Zeemanshoop Winifred Lucy Verkade Clark
4 hrs vk / 24 knts 16 hrs vk / 33 knts 6 hrs vk / 33 knts
Nee Nee Ja
Ja Ja Ja
<10 <10 >50
10 min 10 min
Callantsoog Den Helder Den Oever
Koen Oberman 3 hrs vk / 28 knts Joke Dijkstra 16 hrs vk / 33 knts Johanna Margareta 5 hrs vk / 33 knts
Ja Nee Nee
Ja Ja Nee
20 20-50 <10
15 min 10 min 10 min
Dordrecht
KBW1910
4 hrs vk / 33 knts
Nee
Ja
20
10 min
Dordrecht
DRB 49
5 hrs vk / 33 knts
Nee
Ja
20
15 min
Eemshaven
Jan en Titia Visser
6 hrs vk / 33 knts
Nee
Ja
>50
15 min
Egmond aan Zee Elburg
Adriaan Hendrik Evert Floor
6 hrs vk / 33 knts 4 hrs vk / 33 knts
Ja Nee
Ja Ja
20-50 <10
15 min 10 min
Enkhuizen Enkhuizen
Rien Verloop Watersport
4 hrs vk / 30 knts 6 hrs vk / 33 knts
Nee Nee
Ja Ja
20-50 20-50
10 min 10 min
Harlingen
Veronica
3 hrs vk / 28 knts
Nee
Ja
20
10 min
Harlingen
Wiecher en Jap Visser Politiek
6 hrs vk / 33 knts
Nee
Ja
20
10 min
Hindeloopen Hindeloopen Hoek van Holland Huizen
Alida Narwal Jeanine Parqui Nikolaas Wijsenbeek Koos van Messel
6 hrs vk / 33 knts 3hrs vk / 30 knts 16 hrs vk / 33 knts 4 hrs vk / 33 knts
Nee Nee Nee Nee
Nee Nee Ja Ja
<10 <10 <10 >50
10 min 10 min 10 min 10 min
16 hrs vk / 33 knts
Nee
Ja
>50
10 min
IJmuiden IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve
Blad 173 van 182
Christien 6 hrs vk / 33 knts Corrie Dijkstra-Van 3 hrs vk / 28 knts Elk
Waddenzee Lancering op Waddenzee
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve
Dorus Rijkers Fint Engelina
6 hrs vk / 33 knts 4 hrs vk / 24 knts 3 hrs vk / 30 knts
Nee
IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve
Heek 4 hrs vk / 24 knts Hendrika Theodora 3 hrs vk / 30 knts
Nee
IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve
Maria Paula Martijn Koenraad Hof
3 hrs vk / 28 knts 4 hrs vk / 30 knts
IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve IJmuiden Reserve Katwijk aan Zee Lauwersoog Binnen
Meerval Meun Steur Valentijn De Redder Palace Noordwijk
4 hrs vk / 24 knts 4 hrs vk / 24 knts 4 hrs vk / 24 knts 6 hrs vk / 33 knts 6 hrs vk / 33 knts 3 hrs vk / 28 knts
Ja Nee
Ja Nee
>50 <10
15 min 15 min
Lauwersoog Buiten
Annie Jacoba Visser 6 hrs vk / 33 knts
Nee
Ja
<10
15 min
Lemmer Lemmer Marken Marken Noordland Burghsluis / Neeltje Jans
Anna Dorothea John Stegers Frans Verkade Hendrik Jacob Harder
6 hrs vk / 33 knts 3 hrs vk / 30 knts 6 hrs vk / 33 knts 3 hrs vk / 28 knts 5 hrs vk / 33 knts
Nee Nee Nee Nee Nee
Ja Ja Ja Ja Nee
20 20 20 20 <10
10 min 10 min 10 min 10 min 15 min
Noordland Burghsluis / Koopmansdank Neeltje Jans
16 hrs vk / 33 knts
Nee
Ja
20-50
15 min
Noordwijk aan Zee Ouddorp
Paul Johannes Baron van Lynden
6 hrs vk / 33 knts 3 hrs vk / 28 knts
Ja Nee
Ja Nee
20-50 <10
15 min 10 min
Ouddorp
Griend
3 hrs vk / 28 knts
Ja
Ja
20-50
15 min
Blad 174 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 6: Aanlandingsplaatsen Scheveningen No.
Cat. A
Gemeente Den Haag
Plaats Scheveningen
Veiligheids-regio Haaglanden
Haven/Locatie Aanlegsteiger KNRM
Locatie(X,Y)
Plaats IJmuiden
Veiligheids-regio Kennemerland
A, Velsen (blus-plaats) B Velsen
IJmuiden
Kennemerland
IJmuiden
Kennemerland
B
IJmuiden
Kennemerland
Haven/Locatie Locatie(X,Y) Kennemerboulevard, IJmuiden aan Zee (zeezijde sluizencomplex) Monnickendamkade IJmuiden(zeezijde sluizencomplex) Westerduinweg IJmuiden(zeezijde sluizencomplex) Ericssonstraat IJmuiden (nabij ferry Newcastle, zeezijde sluizencomplex)
Vanuit werkingsgebied IBP Noordzeekanaal No.
Cat. B
Gemeente Velsen
Velsen
Vanuit werkingsgebied IBP Waddenzee No. 1 2 3 4 5 6
Cat. A B B A C A
Gemeente Den Helder Texel Texel Wieringen Wunseradiel Harlingen
Plaats Den Helder 't Horntje Oude Schild Den Oever Kornwerderzand Harlingen
Veiligheids-regio Noord Holland -Noord Noord Holland -Noord Noord Holland -Noord Noord Holland -Noord Noord Holland -Noord Fryslân
7 8
C C
Vlieland Terschelling
Vlieland West-Terschelling
Fryslân Fryslân
9
C
Ameland
Nes
Fryslân
10 11 12 13
B C A A
Dongeradeel Schiermonnikoog De Marne Eemsmond
Holwerd Schiermonnikoog Lauwersoog Eemshaven
Fryslân Fryslân Groningen Groningen
14 A Delfzijl Delfzijl Groningen 15 C Delfzijl Termunterzijl Groningen Vanuit uitvoeringsregeling Westerschelde (Later: werkingsgebied IBP Deltawateren Zeeland) No.
Cat. Gemeente pm (input van VR volgt)
Blad 175 van 182
Plaats
Haven/Locatie Marine Nw.Haven Veerhaven Haven Oude Schild Noorderhaven Buitenhaven Oude Buitenh. Nw.willemsh. Werkhaven KNRM Havenkade Veersteiger Ballumerbocht Veersteiger Veersteiger Visserijhaven Beatrixhaven Emmahaven Handelshaven Visserijhaven
Veiligheids-regio Zeeland
Haven/Locatie Noordland
Zeeland
Neeltje Jans
Vlissingen
Zeeland
Koopmanshaven
Vlissingen
Zeeland
Buitenhaven (Poseidonsteiger)
Hoedekenskerke
Zeeland
Rondje-pontje
Hansweert
Zeeland
RWS-ponton Oostremming
Perkpolder
Zeeland
Veerhaven
Terneuzen
Zeeland
West buitenhaven Terneuzen
Terneuzen
Zeeland
Middensluis Westkant
Locatie(X,Y) 11420-552911 114606-557529 119134-561722 131608-549756 151568-565398 156764-576696 156772-575996 135144-590019 143544-596752 143869-597436 180806-605443 177023-605528 187822-601123 209088-609514 20883-602921 250876-608740 250588-607468 257876-595040 264858-591948
Locatie(X,Y)
IBP Noordzee rapport Totaal
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Breskens
Zeeland
Oosthaven & Westhaven
Breskens
Zeeland
(Handelshaven/ Vissershaven)
Breskens
Zeeland
Veerhaven Breskens (Steiger BBA)
Plaats
Veiligheids-regio Haven/Locatie Locatie(X,Y) Rotterdam-Rijnmond Rijndwarsweg- 4e petroleumhaven nr 5270 (KNRVE ponton)
Vanuit werkingsgebied IBP Rotterdam-Rijnmond No.
Cat. A
Gemeente
A
Rotterdam-Rijnmond Noordzeeweg - Caland-kanaal nr 2536 ponton HbR Sureweg Beneluxhaven nr 5236 (HBR ponton)
A
Rotterdam-Rijnmond Rijnweg - Calandkanaal nr 5710 (HBR autosteiger)
A
Rotterdam-Rijnmond Rijndwarsweg - 4e petroleumhaven nr 55724 (Kotug Ponton)
A
Rotterdam-Rijnmond Noordzeeweg - Calandkanaal nr 5326 (HBR ponton)
A
Rotterdam-Rijnmond Noordzeeweg - Nieuwe Waterweg nr 4650 (Waternetponton EIC Rozenburg)
B
Rotterdam-Rijnmond Delflandsedijk - Nieuwe Waterweg nr 875 (Waternetponton Maeslantkering noord)
A
Rotterdam-Rijnmond Nieuwe weg / veerstoep Rozenburg Scheur nr 4627 (Veerstoep pont Rozenburg)
A
Rotterdam-Rijnmond Berghaven - Berghaven nr 920 (Steiger HBR Berghaven Hoek van Holland)
B
Rotterdam-Rijnmond Burg.van der Lely kade - Scheur nr 801 (Waternet-ponton Maassluis)
A
Rotterdam-Rijnmond Markweg - Pistoolhaven nr 6346 (HBR ponton)
B
Rotterdam-Rijnmond Antarticaweg - Yangtze-haven nr 8243 (Waternet-ponton Maasvlakte)
Helikopter landingsplaatsen Indien meerdere personen, al dan niet gewond, aangeland worden kan het voorkomen dat een helikopter niet op een regulier vliegveld landt. Reden kan zijn dat bijvoorbeeld de afstand tot plaats incident korter is; de hulpverlening ter plaatse kan goed geregeld worden, er goede afvoer en verspreiding van gewonden is. In overleg met provincies (en gemeentes) zijn helikopter landingsplaatsen gedefinieerd. KWC en de GMK stemmen de aanlandingsplaats af. Navolgende helikopterlandingsplaatsen zijn tot stand gekomen in overleg met de betreffende gemeente, de provincie en GHOR’s. Het betreft locaties die de Kustwacht kan gebruiken om drenkelingen aan land te brengen, waarbij verdere zorg voor drenkelingen c.q. gewonden gewaarborgd is. Helikopter landingsplaatsen Provincie Groningen Gemeente / Plaats cq nabij
Benaming locatie
Geografische positie
Bijzonderheden
Noord-Oost van Zoutkamp (gemeente De Marne) Delfzijl (gemeente Delfzijl)
Willem Lodewijk van Nassau Kazerne Handelskade (haven)
53-21,7 N 06-16,56 E 53-19,6 N 06-56,7 E
Officiële Helispot, gelegen aan de N361 richting Groningen. Verlicht “H” te prepareren aan einde pier (nabij rotonde). Goed af te zetten; goede aanrijroutes richting ziekenhuis Delfzijl en UMCG (Groningen). Verlicht, geen accommodatie
Blad 176 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Eemshaven (gemeente Eems-mond)
IBP Noordzee rapport Totaal
Eemshaven
53-26,8 N 06-49,1 E
Navolgende locaties duidelijk minder geschikt, maar in uiterste gevallen bruikbaar: Nieuweschans Poort van Groningen 53-10,6 N (gemeente Reiderland) (grensovergang) 07-11,43 E Eigenaar: RWS Warffum Gemeentelijk sportveld 53-23,5 N (gemeente Eems-mond) Warffum 06-33,51 E Roodeschool Gemeentelijk sportveld 53-25,0 N (gemeente Eems-mond) Roodeschool 06-45,7 E Delfzijl Gemeentelijk sportveld 53-20,52N (gemeente Delfzijl) Tuikwerd 06-54,01 E Nieuweschans (gemeente Reiderland)
Sportveld Nieuweschans (part. eigendom) Beheerder:G. Smook, Tel. 0597 - 521917
53-11,3 N 07-12,6 E
"H" te prepareren op parkeerplaats bij drijvende steiger Emmahaven. Goed af te zetten; goede aanrijroutes richting UMCG (Groningen). Vooral geschikt bij grootschalige gemengde opvang: drenkelingen per boot en per helikopter
Vangrail in de middenberm, keren van ambulances moeilijk, maar afslagen in snelweg zijn nabij. Verlicht. Levert wel veiligheids--problemen op i.v.m. landen naast A7 Gelegen nabij de N363 aan de Westervalge (> UMCG Groningen). Verlicht Gelegen nabij de Eemshavenweg > UMCG (Groningen), N33 > Delfzicht ziekenhuis Delfzijl. Verlicht Gelegen aan Zwet, goede aansluiting richting Delfzicht ziekenhuis. Verlicht + accommodatie Gelegen Noordzijde Nieuweschans, nabij A7 > St. Lucas-ziekenhuis Winschoten. Verlicht
Helikopter landingsplaatsen Provincie Fryslân Gemeente/ plaats cq nabij
Geografische omschrijving
Geografische positie 53-09.8 N 05-26.2 E 53-22.2 N 05 54.4 E
Bijzonderheden/ opmerkingen
Harlingen (Gem Harlingen) Holwerd (Gem Dongeradeel)
Sportveld Voetbal (Zuidkant stad) Sportveld, Voetbal
Geografische positie TEXEL Vliegveld Texel 53-06.55 N 04-50.01 E Den Helder Luchthaven Den Helder Marine 52-55.3 N vliegkamp De Kooy 04-46.5 E Callantsoog Sportpark 52-50.4N Voetbalvereniging 04-42 E Callantsoog Bergen Sportterrein Oudtburg cq. 52-40.6 N sporthal deBeek 04-42.4 E Castricum Sportpark Wouterland 52-33.7 N 04-39.8 E Wijk aan Zee Strandopgang 52-30 N Relweg (Heliomare) 04-35.6 E Wijk aan Zee Strandopgang 52-29.6 N Noordpier 004-35.2 E IJmuiden Kop van de haven 52-27.8 N 04-35 E IJMUIDEN Strandopgang 52-27.3 N Reddingsbrigade 04-33.5 E Seaport Marina IJmuiden La Maranda 52-26.8 N 04-33.8 E BLoemendaal Parnassia 52-25.1N 04-33.2 E Bloemendaal/ Boulevard 52-23.7 N Zandvoort 04-32.2 E Zandvoort Race Circuit 52-23.2 N 04-32.7 E Zandvoort Zuid boulevard 52-23 N 04-31.9 E Helikopter landingsplaatsenProvincie Zuid-Holland
Bijzonderheden/ opmerkingen
Gemeente/ plaats cq nabij
Geografische omschrijving
Bijzonderheden/ opmerkingen
Noordwijk
Ronding bij zuid-punt KA-boulevard
Middelste van drie sport-velden. Omringd door lage bomen. Noord en West zijde 2x lichtmast. Sportveld naast sporthal, omringd door lage bomen. 100m Z/W van veld onverlichte GSM mast.
Helikopter landingsplaatsen Provincie Noord-Holland Gemeente/ plaats cq nabij
Blad 177 van 182
Geografische omschrijving
Geografische positie
3.5NM NNE from Den Burg
Denneweg 2A
Molenweidtje 2 Castricumse Rugbyclub Tussen strandpaal 51 en 52 Tussen strandpaal 51 en 52 Nabij Felison terminal Seaport Marina
IJmuiderslag 100
Tussen paal 63 en 64 Circuit park Zandvoort Nabij paal 65
Alleen kleine heli’s i.v.m. lantaarnpalen en het beeld
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
Gemeente/ plaats cq nabij
IBP Noordzee rapport Totaal
Geografische omschrijving
Geografische positie
Gat van Palace Parkeerterrein Wantveld
Gemeente Goedereede, Ouddorp
Gemeente Oostflakkee
Gemeente Oostflakkee Hellevoetsluis
Gemeente Korendijk Gemeente Bernisse
Gemeente Cromstrijen, Numansdorp
Gemeente Dirksland Vervolg: Gemeente Dirksland Gemeente Strijen
Maassluis
Blad 178 van 182
Begin fietspad van Noordwijk naar Zandvoort, hoek Bosweg – Oranje Nassau straat Parkeerterrein en toegangsweg Langevelderslag Brouwersdam 51-46,3 N 03-51,7 E Flaauwe Werk 51-49,4 N 03-54,0 E Eind van de Smissendijk te 51-40,6 N Oude Tonge 04-12,3 E Galathese haven aan het eind 51-39,7 N van de Mariadijk 04-19,0 E Eind van de Steigerdijk te 51-41,0 N Ooltgensplaat 04-21,8 E Carpoolplaats Langeweg / 51-41,7 N Schaapsweg te Ooltgensplaat 04-17,7 E Kade in Den Bommel 51-43,15 N 04-17,0 E Parkeerplaats aan de Oever 51-50,6 N 04-04,4 E Strand nabij restaurant 51-50,3 N Shamrock-Inn 04-04,7 E Parkeerplaats 51-49,8 N strandtent/disco 04-05,6 E De Quack Parkeerplaats Heliushaven 51-49,4 N 04-07,1 E Strook naast vuurtoren aan de 51-49,3 N Westkade 04-07,7 E Parkeerplaats Zuidfront naast 51-49,2 N restaurant Aquarius 04-07,75 E Parkeerplaats aan de Veerweg 51-49,2 N / Struytse Zeedijk 04-07,95 E Parkeerplaats zijstraat 51-49,4 N Plattendijk 04-09,3 E Oost van Hitsertse Kade 51-44,2 N 04-22,1 E Hoek Zeedijk / Eeweg 51-48,8 N 04-10,2 E Hoek Zeedijk / Voorweg 51-48,5 N 04-10,8 E Bernisse Spuidijk 51.48,5 N 04-17,6 E Hoek Bernisse Spuidijk / 51-48,6 N Schuddebeursedijk 04-18,2 E Juist oost van de 51-43,25 N Haringvlietbrug, westelijk van 04-24,8 E de Veerweg Oost van de Veerweg 51-43,2 N 04-25,2 E Aan het eind van de 51-43,05 N Havenkade 04-26,08 E Recreatiepark Numansgors 51-42,9 N 04-26,7 E Haventerrein Herkingen 51-42,5 N (t.b.v. Grevelingen) 04-05,0 E (zuidelijk)Havenhoofd 51-46,3 N Middelharnis 04-11,6 E (t.b.v. Haringvliet) Johannapolder 51-42,9 N 04-32,2 E Nabij Uitzichttoren 51-43,4 N 04-37,0 E Voetbalvelden Excelsior - M 51-55,6 N Lavendelstraat 1 04-15,5 E
Bijzonderheden/ opmerkingen Vrijwel altijd bruikbaar. Permanente vlaggenmasten rond terrein In zomerperiode absoluut onbruikbaar i.v.m. geparkeerde auto’s Landingplaats niet geheel egaal
In de zomer moeilijk bruikbaar vanwege grote drukte
Op het strandje
Op het strandje
Dagrecreatie terrein Zeedijk is polderweg van ca. 5 meter breed Zeedijk is polderweg van ca. 5 meter breed
Betonnen plaat +/- 30 x 30 mtr. Betonnen plaat +/- 30 x 30 mtr. 4 voetbalvelden + faciliteiten nabij A20
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Helikopter landingsplaatsen Provincie Zeeland Gemeente/ plaats cq nabij
Geografische omschrijving
Vlissingen
Voetbalveld Sportpark Bonedijke
Vlissingen
Koninklijke Schelde Commandoweg (Parkeerterrein) Vliegveld Midden-Zeeland
Arnemuiden
Geografische positie 51-27,5N 03-33,6E (Hydrografische kaart kust en binnenwateren 1803) 51-28N 03-35,4E
Bijzonderheden/ opmerkingen
51-30.8N 03-33,6E
Groene landingsbaan, in geval van slechte baan; verharde landingsplaats naast toren.VFR-veld, geen baanverlichting. Max. 400 heli landingen p/jaar Openingstijd: 09-20hrs met restrictie zonsopkomst< >zonsondergang Tegenover de veerboot Vlis> Breskens. = oostzijde Buitenhaven Vlissingen. Tussen: 7 windmolens en Buitenhaven Officiële H-landingsplaats
Vlissingen
Trainingscentrum Stadsgewestelijke Brandweer. Oosterhavenweg 24
51-28.2N 03-37.2E
Vlissingen
Marine Kazerne Oosterhavenweg 10
200 meter naast de Brandweer (zie hierboven)
NW van locatie staan 5 grote flatgebouwen. Bij een landing regelt de brandweer extra lichtmasten. Dus van te voren bij Rac Vlissingen regelen.
Naast het SCC
Herkenbaar aan marine vlaggenmast. Faciliteiten voor 1e opvang aanwezig
OFFSHORE refuel en medische faciliteiten Company Centrica Chevron DANA GDF SUEZ
NAM
TAQA Total Wintershall
Offshore Platforms F3-FA J6A A12CPP Q1 Helder F2-A Hanze P11-B De Ruyter F3-FB-1 D15-A G17-A K12-B L10-A AWG K8FA-1 K14 FA
L9 FF Seafox 4 P15C L7Q Seafox 2 L8P4 A6A F16A
Rigs Yes *
Blad 179 van 182
Normally a medic onboard
Remarks No medic
No medic
Re-fueling facilities Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes
alleen op compressie platform. Niet mogelijk bij oostenwind
Yes
Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Normally all rigs
Sickbay and Medic Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes
Yes Yes Yes Yes Yes Yes * Yes * Yes * Normally all rigs
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 7: Dekkingsplan In de nota "Maritieme en aeronautische noodhulp op de Noordzee" is het optreden bij incidenten en calamiteiten van de overheid op zee beschreven. In de nota zijn de volgende taken beschreven: Het bestrijden van rampen en incidenten; Inzet bij brand aan boord van passagiersschepen ter voorkoming van grootschalige evacuatie; Het bieden van Noodsleephulp; Het regelen van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer; Het aanwijzen van Places of Refuge; Het verlenen van radiomedische adviezen; Het beschikbaar hebben van bergingscapaciteit. SAR (in een apart hoofdstuk)
Van deze taken is in de nota beschreven wat de formele basis van de taak is, het gevoerde beleid en de gehanteerde zorgnorm. Waar mogelijk worden ook preventieve maatregelen benoemd en wordt geconcludeerd of aan de zorgnorm wordt voldaan. Samengevat zijn de normen voor de verschillende taken hieronder weergegeven:
Taak Het bestrijden van rampen en incidenten
Brand aan boord van passagiersschepen
Bieden van Noodsleephulp
Regelen van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer Aanwijzen van Places of Refuge
Verlenen van radiomedische adviezen Beschikbaar hebben van bergingscapaciteit SAR Basisreddingscapaciteit Lynx-helikopter
Basisreddingscapaciteit KNRM -schepen
Blad 180 van 182
Norm Luchtondersteuning binnen 90 minuten inzetbaar
Realisatie De uitvoering van de Rampen- en incidentenbestrijding op zee door de Een tabel opgenomen in de scenariokaart verontreiniging zee Kustwacht voldoet aan de geformuleerde en kust geeft de omvang die de bestrijdingscapaciteit binnen normen. de aangegeven periode aan dient te kunnen, uitgaande van een windkracht tot 7 Bft en/of golfhoogte tot max. 2,5 m. Het gespecialiseerde brandweerteam is binnen 1 uur na de De overheid bereidt zich voor op de inzet melding op de plaats van vertrek aanwezig om via een vanaf medio 2010 van specialistische helikopter met een hijsinstallatie of een snel varend schip brandweerteams bij brand aan boord van (zoals van de KNRM) naar het passagiersschip vervoerd te passagiersschepen op zee. kunnen worden. Basiscapaciteit de Kustwacht heeft de beschikking over een Noodsleephulp met een minimum statisch trekvermogen van sleepboot die nagenoeg voldoet aan de 120 ton is gelegen nabij Den Helder en dient binnen 4 uur geformuleerde normen. vast te kunnen maken aan een schip tot CT-klasse 100.000 dat bijwindkracht tot 8 Bft op max. 50 nM afstand van de noodsleephulp om assistentie vraagt. Bij windkracht 5 Bft of meer neemt de noodsleephulp een strategisch gekozen positie bij het scheepvaartverkeersstelsel bij Den Helder in ter afdekking van het zeegebied tussen lJmuiden en de Waddenkust. Kwaliteit De basiscapaciteit dient goed op zijn taken berekend te zijn en het personeel dient geoefend te zijn. Beschikbaarheid Op jaarbasis dient in 98% van de tijd (2% is 175 uur per jaar) de basiscapaciteit aanwezig te zijn. Na ontvangst van de noodoproep wordt uiterlijk binnen 5 Met de huidige middelen kan de taak conform minuten een bevestiging naar de afzender gestuurd. de geformuleerde normen worden uitgevoerd. Voor ieder schip in nood in de NEEZ waarbij volgens Niet iedere haven is voor elk type incident internationaal afgesproken richtlijnen het vinden van een geschikt. beschutte plaats noodzakelijk is, wordt afhankelijk van de aard van het incident een PoR beschikbaar gesteld. Het leggen van contact met de dienstdoende arts van de RMD Er wordt voldaan aan de norm dient binnen 10 minuten dient te gebeuren. De overheid gaat er bij het opheffen van een stremming van De overheid monitort periodiek of de uit dat in veruit de meeste gevallen een gezamenlijke hefcapaciteit permanent aanwezig is. hefcapaciteit van circa 2.000 ton voldoende is. De reddingscapaciteit buiten de 40nM uit de kust bedraagt 4 ten tijde van helikopter-operaties van en naar personen de mijnbouw-platformen tijdens werktijden op werkdagen dienen de hulpdiensten uiterlijk in 90 minutenna de melding ter plaatse zijn. buiten werktijden en op za, zo en feestdagen uiterlijk in 150 minuten De reddingscapaciteit die tot 40 nM uit de kust uiterlijk in 90 minuten na de melding ter plaatse dient te zijn bedraagt 400 personen.
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Taak
Norm
Opschalingscapaciteit KNRM-schepen
De reddingscapaciteit die tot 40 nM vanuit de kust uiterlijk in 180 minuten na de melding ter plaatse dient te zijn bedraagt 1.200 personen De vliegende opsporingscapaciteit heeft een uitruktijd van maximaal 1 uur
Opsporing
Realisatie
Kustwachtvliegtuigen De kustwachtvliegtuigen ondersteunen de SAR-actie door te assisteren bij het opsporen van mensen in nood. Het voert de coördinatie in het gebied uit indien de actie meerdere SAR-eenheden vergt en verzorgt dan de communicatie met het Kustwachtcentrum. Kwaliteit De capaciteit betreft bemande reddingseenheden die in staat zijn personen uit het water te halen en die op zich zelf een (tijdelijke) veilige plaats (“place of safety”) vormen voor de geredden. De bemanning van de reddingseenheid levert zo nodig eerste hulp aan gewonden. Beschikbaarheid De eenheden die behoren tot de basiscapaciteit dienen op jaarbasis 100% van de tijd inzetbaar te zijn. De eenheden die behoren tot de opschalingscapaciteit dienen op jaarbasis 98% van de tijd inzetbaar te zijn (maximaal 175 uur per jaar mag de capaciteit minder dan 1.200 personen bedragen). De doelstelling is bepaald voor een windkracht tot 8 Bft en met voldoende zicht ter plaatse van het incident. Zorgnorm bij inzetbaarheid NH-90 (begin 2013) De overheid heeft de ambitie dat hulpdiensten binnen anderhalf uur na melding van een (mogelijk) ongeval ter plaatse zijn. Begin 2013 krijgt Defensie de beschikking over een NH90 reddingshelikopter met een capaciteit van 16 personen. Een helikopter is dan 24/7 beschikbaar op 20 minuten uitruktijd. Op grond van de zorgnorm die dan van kracht wordt, is er ten behoeve van SAR-taken in het hele verantwoordelijkheidsgebied op de Noordzee uiterlijk binnen 90 minuten na melding een capaciteit voor het redden van 16 personen ter plaatse. In het Dienstverleingsplan 2011 van RWS-NZ zijn de volgende SAR normen opgenomen: Beschikbaarheidspercentage SAR capaciteit, met als norm: 1. Beschikbaarheid varend 98%: Max. 175 uur per jaar wordt niet voldaan aan een te redden capaciteit op 40 mijl uit de kust van min. 400 drenkelingen binnen 90 minuten, of min. 1.200 drenkelingen binnen 180 minuten. 2. Beschikbaarheid vliegend: a) SAR helikopter 100%; te allen tijde beschikbaar zodat voldaan wordt aan de maximale reactietijd. b) kustwachtvliegtuig 98%; max. 175 uur per jaar niet beschikbaar voor uitvoering van Kustwachttaken. Aantal uitrukken en het percentage dat een SAR eenheid heeft voldaan aan de gestelde maximale reactietijd na een oproep: 1. Kustwachtvliegtuig 90 minuten (=blocks-off). 2. Helikopter 20 minuten in werktijd (van 8 tot 17 uur); buiten werktijd tijdens daglicht 45 minuten en buiten daglicht 1 uur (=airborne na een oproep). 3. KNRM vaartuig 15 minuten (=trossen los).
Blad 181 van 182
projectnr. 204105 110521 - DG45 27 April 2012 revisie 01
IBP Noordzee rapport Totaal
Bijlage 8: Netwerkkaart Rijkswaterstaat Noordzee
Blad 182 van 182