45 I N F O R M AT I E O V E R E U R O P E S E P R O G R A M M A’ S V O O R H E T H O G E R O N D E R W I J S
eu en thailand
JAARGANG 10, JULI 2014
erasmus charter
voor meer kwaliteit in mobiliteit
erasmus+ aanvraag ingediend:
3
e-learning in cross-sectoraal project
4&5
6
7
8 4% België 3% Nederland
KA2: Erasmus+ Kennisallianties: deelname EU-lidstaten. Zie ook op pagina 8
kennisallianties en u-multirank
6% Griekenland 6% Portugal 4% Roemenië 4% Polen
TOP 10
14% Italië
waar let de beoordelaar op?
8% Verenigd Koninkrijk 7% Duitsland
2
erasmus
moveon-tool
11% Spanje
in dit nummer:
2
EU en Thailand
EU-studie naar rol Thailand in harmonisatieproces Zuidoost-Azië
Internationalisering is belangrijk voor de ontwikkeling van het hoger onderwijs in Thailand. Het streven naar een regionale hogeronderwijsruimte, ASEAN integration 2015 (AC 2015), speelt daarbij een grote rol. De Thaise universiteiten zijn zich bewust van de mogelijkheden die AC 2015 biedt, en het daaraan gekoppelde mobiliteitsprogramma voor studenten wordt positief gewaardeerd. Dat blijkt uit een onderzoek van de Europese Unie naar het internationaliseringsbeleid van het hoger onderwijs in Thailand. Het doel van de studie was om de dialoog over internationalisering tussen de Europese Unie en Thailand te bevorderen en de kwaliteit van het internationaliseringsbeleid te verhogen. EU-expert Darren McDermott onderzocht in dat verband in hoeverre Thaise universiteiten zich ervan bewust zijn hoe belangrijk hun rol is in het regionale integratieproces van het hoger onderwijs. Zuidoost-Azië is, in navolging van het Bolognaproces, bezig met de harmonisatie van het hoger onderwijs, de ASEAN integration 2015 (AC 2015). Daarnaast hield McDermott een van de belangrijkste instrumenten van AC 2015, het mobiliteitsprogramma AIMS, tegen het licht. Dit uitwisselingsprogramma voor studenten startte in 2010 in Thailand, Maleisië en Indonesië. Sinds 2012 is het opengesteld voor de overige landen in Zuidoost-Azië en in 2015 moeten vijfhonderd studenten in de regio mobiel zijn. Over het algemeen zijn de zeven betrokken Thaise universiteiten en de studenten tevreden over het AIMS-programma. Maar er zijn ook de
bekende obstakels, zoals de erkenning van studiepunten en het aanbod van vakken dat soms op het laatste moment verandert. De Thaise universiteiten zijn zich zeer bewust van de uitdagingen en de mogelijkheden die ASEAN integration biedt, blijkt uit het rapport. Maar onzekerheid over de beschikbare middelen maakt het lastig om afspraken te maken over uitwisselingsprogramma’s op de lange termijn. Ook twijfels over het commitment van bepaalde landen om actief deel te nemen aan het AIMS-programma zijn een bron van zorg. De Europese Unie heeft op 23 juni besloten de samenwerking met Thailand op een laag pitje te zetten vanwege de staatsgreep die het leger eind mei heeft gepleegd. Alle officiële bezoeken tussen de EU en Thailand zijn voorlopig opgeschort. Bij het ter perse gaan van dit nummer was het onduidelijk of dit besluit gevolgen heeft voor de uitwisselings programma's.
CALL VOOR UITWISSELINGS PROGRAMMA MET THAILAND GEOPEND Instellingen kunnen zich tot 29 augustus a.s. aanmelden voor DUO-Thailand 2015. Binnen het programma wisselt een student of staflid uit Thailand van onderwijsinstituut met iemand uit Europa. DUO-Thailand stelt per koppel studenten een bedrag beschikbaar van € 8.000 tot € 12.000 voor een verblijf van vier tot zes maanden. Voor stafuitwisseling is dat € 6.000 voor een maand. Meer informatie is te vinden op www.asemduo.org onder het kopje NEWS.
Tien weken, één agentschap, vier steden
Kroatische loopt stage bij Nederlands Nationaal Agentschap – Nataša Tadic´
Hoe komt Brussels beleid tot stand? En hoe voer je Europese projecten effectief uit? De Europese Commissie stelt beurzen beschikbaar aan jonge, talentvolle beleidsmakers uit nieuwe en kandidaatlidstaten om bij ‘ervaren Europeanen’ de kunst af te kijken. Nataša Tadic´ (33), adviseur bij het Kroatische Nationaal Agentschap, kreeg de kans om tien weken lang indrukken op te doen in Nederland. Nataša Tadic´
Ze doet verslag van een boordevolle stage.
3
Erasmus+
Bijna vierhonderd universiteiten en hogescholen wereldwijd maken gebruik van het softwareprogramma Moveon. Hiermee kunnen instellingen alle data die betrekking hebben op hun internationaliseringsactiviteiten bewaren en up to date houden. Studenten kunnen er zoeken naar een geschikt uitwisselingsprogramma, accommodatie en meteen een beurs van Erasmus+ aanvragen. Bij de HZ University of Applied Sciences resulteerde het gebruik van deze tool in beduidend meer beursaanvragen.
Meer beursaanvragen door laagdrempelige tool Populaire software De University of Canberra, het Korean Advances Institute of Science and Technology, de Freie Universität Berlin, de University of Calgary. Het is een greep uit de vele universiteiten die Moveon gebruiken om hun internationaliseringsactiviteiten te managen. Sinds vorig studiejaar heeft de HZ University of Applied Sciences zich ook in deze rij geschaard. “Onze studenten zijn er heel enthousiast over omdat het zo laagdrempelig is”, vertelt Evelien Clemminck van het International Office. Een student die een tijdje in het buitenland wil studeren, kan via de hogeschool inloggen bij Moveon. Nadat hij zijn opleiding heeft ingetikt, verschijnt er een wereldkaart met daarop alle partnerinstituten van de Zeeuwse hogeschool. Vervolgens kan hij de uitwisselingsprogramma’s, het aantal beschikbare plaatsen, informatie over de betreffende universiteit en de verdere procedure bekijken. De beurs van Erasmus+ kan direct worden aangevraagd. “Vorig jaar hadden we 90 uitgaande Erasmusstudenten, voor komend studiejaar hebben er 140 een beurs aangevraagd”, aldus Clemminck. “Alle zaken die betrekking hebben op mobiliteit en internationaal
“Orange is not only the colour of the Netherlands, but also of Nuffic. That was the first important thing I found out upon my arrival in The Hague by mid april, when I received a beautiful bouquet of orange flowers from the Erasmus+ Higher Education Department. What a welcome! Different locations The second thing that strikes me on my first day, after a tour through the Nuffic building, is that the Erasmus+ National Agency (NA) is located in different cities across the Netherlands. To me that’s very special, as everything, really everything in Croatia is located in Zagreb. That leads to a very uneven distribution of human capital across the country. So I’m positively surprised to see how the Dutch manage one European programme from different locations. In my second week I concentrate on Nuffic’s Capacity Building Department. I am happy to get the opportunity to participate in, among other things, a
relatiemanagement kun je erin kwijt waardoor je een compleet overzicht hebt. In het begin kost dat tijd. We moeten zelf alle data invoeren en zo ver zijn we nu nog niet. Maar als we dat hebben gedaan, kunnen we dit systeem optimaal gebruiken en efficiënter werken. Dat komt goed uit. Omdat er steeds meer studenten naar het buitenland gaan, krijgen we meer werk.“
Voor de invoering van Moveon werkte SBE met Excelsheets. “Dit werkt veel beter”, vindt Quaden. Uiteraard hangt daar een prijskaartje aan. “Maar als je met zulke grote aantallen studenten werkt, betaalt zich dat terug. Over een paar jaar zetten we alles erin: exchange, stages en double degrees. Dat gaat ons zeker tijd besparen.”
SBE ook positief De Maastrichtse School of Business and Economics (SBE) deelt die ervaring. De faculteit gebruikt het systeem sinds 2006 en was daarmee in Nederland de eerste hogeronderwijsinstelling. “Bij ons gaan de studenten verplicht naar het buitenland”, licht Anouk Quaden van het International Relations Office toe. “We hebben zo’n zeshonderd tot zevenhonderd uitwisselings studenten. In Moveon kunnen we alles registreren. Je kunt er bijvoorbeeld ook de leerovereen komsten in opslaan en actualiseren als dat nodig is en de eindverslagen van studenten. Met een druk op de knop heb je alle statistische gegevens en kun je de eindrapportage voor Erasmus+ eruit laten rollen. Het is ook handig dat veel van onze buitenlandse partners ermee werken.”
Ontwikkeling van Moveon Moveon wordt op de markt gebracht door het bedrijf QS unisolution dat zich gespecialiseerd heeft in software voor het hoger onderwijs. Het programma bestaat al zo’n tien jaar en heeft zijn oorsprong in Duitsland. Ieder jaar wordt een meerdaagse conferentie georganiseerd die ook als netwerkbijeenkomst fungeert. Tijdens de conferentie afgelopen juni in Portugal werden een aantal workshops gegeven over de nieuwste versie van de tool, Moveon4, die aansluit op Erasmus+.
Mozambique day organised to discuss different perspectives on capacity building needs in the energy sector in that country. An then it’s Labour Day and to my surprise the Dutch celebrate it by working – while my Croatian colleagues and friends have a day off. This third week I learn about mobility obstacles and the way the Dutch handle them, Nuffic’s Neso activities, credential evaluation and quality assurance in higher education. A very special moment is the invitation for dinner from the head of my host department, Annemarie, during which I meet her lovely family.
In Nederland maken inmiddels zes hogescholen en de School of Business and Economics van Maastricht University gebruik van het programma.
and organised evaluation. It’s inspiring to see the dialogue between the NA and the applicants. Back home I’ll try and build stronger connections among my NA and the relevant stakeholders.
Dialogue
To get a complete overview of the Erasmus+ NA Netherlands it’s time to visit the European Platform in Haarlem. I learn more about the educational policies of the EU and the structure of Dutch education system and I see that my Dutch colleagues use much simpler procedures than we in Croatia. Once again I see a possibility to improve the workings of our NA by reducing the quantity of paperwork and focusing on quality (and digitisation).
And then I’m off to Den Bosch, where I’m hosted by the VET and Adult Education part of the NA at CINOP. Since I work in the Adult Education Department in the Croatian Erasmus+ NA, I seize the opportunity to get to know more about how the actions are being implemented in the Netherlands, how the NA prepared for Erasmus+, counseled potential applicants
In my sixth week in Netherlands I visit CITO in Arnhem and I’m surprised to find out that it employs around 500 people and to see scope of their work. I’m impressed by the professionalism of the employees. We talk a lot about the CITO test; and I must say I do keep some doubts about the fact that these tests are done at a such a
young age (10, 11 years old) and have such a big impact on the lives of the pupils.
Joint study programmes Later in that same week I participate in the INTERUV conference, which brings together professionals from the Western Balkans and sixteen EU countries in order to stimulate their cooperation in joint study programmes. The conference is excellently organised and inspires to overcome obstacles and start joint programmes. They may not be the easiest and cheapest type of education, but they have a positive impact on the participating institutions. The end of the conference is the start of my holidays after which the last three weeks of my internship are following. During that time I will have the opportunity to meet some more colleagues from research universities and universities for applied science, VSNU, Ministry of Education and hopefully to visit one or two schools. I’m looking forward to it all!”
4
Erasmus+
Geen keiharde nulmeting, maar een groeiagenda
Toegangsticket als stok achter de deur om ambities te realiseren
De Europese Commissie wil met Erasmus+ een flinke kwaliteitsslag maken. Dat streven komt niet alleen op papier tot uiting, maar ook in de praktijk. Het charter voor dit nieuwe programma is daar een goed voorbeeld van. Aan de hand van dit document brengen instellingen hun internationaliseringsbeleid en hun ambities in kaart. “Dit is een mooie kans om de kwaliteit van de mobiliteit te verhogen.” Het Erasmus Charter for Higher Education (ECHE), het toegangsticket dat instellingen nodig hebben om aan het nieuwe programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport mee te kunnen doen, is wezenlijk anders van opzet dan het charter voor het Leven Lang Leren Programma. Het grote verschil zit ‘m in de focus op kwaliteit. Naast cijfers en andere data wordt hogescholen en universiteiten gevraagd om aan de hand van 23 punten hun internationaliseringsbeleid in kaart te brengen. Hoe ze dat moeten doen, wordt beschreven in een stevig pakket richtlijnen. Alle basiszaken die nodig zijn om mobiliteit te realiseren komen daarin aan de orde: van het voor bereiden van studenten op een buitenlands studieverblijf tot de opvang van internationale studenten, het toekennen van studiepunten, en nog veel meer. Het idee is dat universiteiten en hogescholen op deze manier meer zicht krijgen op hun internationaliseringsactiviteiten.
Behoorlijke klus In het Erasmus Policy Statement, het eerste onderdeel van het charter, moet de instelling haar internationaliseringsstrategie beschrijven en antwoord geven op de vraag hoe de vijf prioriteiten van de Brusselse moderniseringsagenda,
zoals de verhoging van de kwaliteit en de relevantie van het hoger onderwijs, worden opgepakt. “Dat was een behoorlijke klus”, vertelt Regina van Groningen, Erasmuscoördinator bij de Rijksuniversiteit Groningen. “Het aangeven van de prioriteiten vond ik een moeilijk onderdeel. Maar de RUG is heel actief in het tuningproject, dat leeruitkomsten beschrijft. Dus dat is voor ons een prioriteit.” Inmiddels zijn alle Nederlandse instellingen die meedoen aan Erasmus+ in het bezit van een toegangsticket. Ze krijgen zeven jaar de tijd – tot het eind van het programma – om alle punten uit het charter op orde te brengen en hun ambities te verwezenlijken. Het is de taak van de Nationale Agentschappen om te monitoren of dat ook lukt. “Alle zaken op het gebied van internationalisering worden veel explicieter benoemd, in de verwachting dat de kwaliteit van de mobiliteit omhooggaat”, licht José Ravenstein, beleidsmedewerker van het NA, toe. “De instelling was altijd al verantwoordelijk voor de taalvoorbereiding van de student die naar het buitenland gaat, maar in de formulieren wordt daar nu expliciet aandacht aan gegeven. Daarnaast zijn het diplomasupplement en het ECTS-label geïntegreerd in het charter. Veel instellingen vroegen deze kwaliteits keurmerken niet aan. Nu leggen ze zich erop vast dat ze aan de eisen van beide labels moeten voldoen.”
Nuttig instrument Een belronde langs een aantal hogescholen en universiteiten leert dat het charter als een nuttig instrument wordt ervaren. “Dit is een mooie kans om de kwaliteit van je internationaliserings activiteiten te verhogen”, vindt Leonard van der Hout, adviseur internationalisering bij de Hogeschool van Amsterdam (HvA). “We hebben er heel serieus naar gekeken. Het was een precies werkje om het in te vullen, want zelfs het aantal letter tekens dat je mocht gebruiken was voor geschreven.” In twee sessies van anderhalf uur spitten de
Erasmuscoördinatoren van alle domeinen binnen de HvA het document door. “We hebben een open gesprek gehad over allerlei aspecten en hebben nu een goed overzicht van waar we de komende jaren aan moeten werken”, aldus Van der Hout. “Voor ons was de belangrijkste conclusie dat ons onderwijsaanbod nog niet volledig in het Engels op de website is gepubliceerd. Dat is nog een enorme kluif. Verder moeten studenten binnen vijf weken na hun uitwisseling hun studiepunten toegekend hebben gekregen. Dat lukt nu niet altijd. Veel andere zaken zoals het gebruik van leerovereenkomsten hebben we prima op orde. Ik zie dit dan ook niet als een keiharde nulmeting, maar veel meer als een groeiagenda”. “Via het charter worden we nu expliciet aangesproken op de implementatie van ons internationaliseringsbeleid”, vertelt Peter van Bragt, beleidsadviseur internationalisering en Erasmus coördinator bij Avans Hogeschool. “Nieuw is bijvoorbeeld de taaleis. Daar hebben we veel werk voor verzet. Die is bij ons per academie vastgesteld. De algemene eis is een IELTS-score van 6.0, maar voor onze vierjarige Engelstalige programma’s geldt een score van 6.5. Met het charter in de hand kunnen we ons beter aan die eis houden. Verder hebben alle academies nu een coördinator of contactpersoon voor Erasmus+. Dat was daarvoor niet zo. Een ander punt is dat je als instelling inzicht moet geven in de cijfercultuur. Op 1 september willen we alles op orde hebben.” De vraag is, zegt Van Bragt, hoe uitgebreid je met het charter omgaat. “De richtlijnen zijn wat dat betreft beperkt. Je weet niet wat de minimumeisen zijn. Maar de meeste zaken hebben we op orde. Ik denk dat het charter vooral op Europese schaal voor een enorme ontwikkeling kan zorgen, omdat het niet overal even goed geregeld is.” Van Bragt vindt het goed dat er op kwaliteit wordt getoetst, maar hij is teleurgesteld dat de papierwinkel alleen maar groter is geworden. “Vanuit Nederland hebben we ons er hard voor gemaakt om de bureaucratische rompslomp te vermin-
“Via het charter worden we nu expliciet aangesproken op de implementatie van ons internationaliseringsbeleid”
5
deren. Maar dat heeft averechts uitgepakt. Zo beslaan de contracten nu vier pagina’s in plaats van één. En helaas zijn de mogelijkheden om die digitaal in te vullen beperkt.”
Verbeterslag De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is een van de weinige instellingen die beschikt over zowel het kwaliteitskeurmerk voor ECTS als het label voor het diplomasupplement. “Daardoor zijn bij ons een aantal zaken al goed geregeld, zoals een volledige Engelstalige cursuscatalogus vertelt Erasmuscoördinator Regine van Groningen. “Toch maakt het charter je weer bewust van een aantal zaken. De RUG is heel gericht op het werven van internationale studenten. Maar voor onze uitgaande studenten is er nog wel een verbeterslag te maken, bijvoorbeeld op het gebied van hun taalvoorbereiding. En met de erkenning van studiepunten gaat het wel eens mis omdat een vak achteraf niet binnen het curriculum blijkt te passen.” Ook de taaleis zou wat haar betreft uniformer mogen zijn. “Sommige faculteiten hanteren die wel, andere niet. Een nieuw programma is een goed moment om alles op een rijtje te zetten. Zo moesten we alle contracten herzien. Dan sta je er bewust bij stil met welke partners je doorgaat en met welke niet.” Als je een goed doortimmerd internationaliseringsbeleid hebt, zijn veel zaken uit het charter vanzelfsprekend, is de ervaring van Astrid Umbgrove, Erasmuscoördinator bij de HZ University of Applied Sciences. “We deden al heel veel van wat in het charter aan bod komt”, vertelt ze. “Volgens de richtlijnen moeten deelnemers aan het Erasmusprogramma na terugkomst hun ervaringen kunnen vertellen. Dat laten we ze bijvoorbeeld doen tijdens de Wil Weg Week en de pre-departurebijeenkomsten die we organiseren.” Ze vindt het goed dat het charter, waar instel-
lingen zich aan gecommitteerd hebben, op de website wordt gepubliceerd. Dat draagt bij aan de kwaliteit en transparantie van de activiteiten. Maar ze vindt ook dat de Europese Commissie veel zaken oplegt. “In de richtlijnen staat dat we studenten moeten helpen bij het regelen van visa, verzekeringen, huisvesting, etc. Maar hoever moet je daarin gaan als hogeschool? Dan merk je dat Brussel toch wat verder van de praktijk staat.”
Lastig uitvoerbaar Een punt dat, net zoals de toegenomen bureaucratische rompslomp, alom wordt herkend. Marleen van der Ven, Erasmuscoördinator bij de Universiteit Utrecht: “Het charter zorgt ervoor dat je de puntjes op de i zet, maar ik zie ook zaken die
in de praktijk lastig uitvoerbaar zijn. Zo moet de examencommissie de leerovereenkomst tekenen ruim voordat de studenten vertrekken. Maar heel vaak wijzigen studenten nog vakken, bijvoorbeeld omdat het rooster pas in de zomer bekend is en twee vakken op hetzelfde tijdstip blijken te worden gegeven. Dus examencommissies tekenen niet vooraf. Een ander punt zijn de selectiecriteria voor de uitwisseling binnen de Erasmuscontracten. Volgens de richtlijnen moet je daarover met je uitwisselingspartner overleggen en liefst dezelfde criteria hanteren. Maar dat is echt niet te realiseren. Ook zo’n punt als integratie van Nederlandse en buitenlandse studenten is lastig. Daar is heel veel voor nodig.” “Integratieproblemen los je niet op met het charter”, beaamt José Ravenstein van het Nationaal Agentschap. “Maar het zet wel aan om erover na te denken. Ik zie het charter vooral als een ambitiedocument en iedere instelling zit daar anders in. Het gaat erom dat die ambitie richting krijgt.” Vanuit die benadering vat het Nationaal Agentschap ook zijn monitorende rol op. “Vooral als stimulerend en motiverend”, zegt Ravenstein. “We monitoren aan de hand van de mobility tool waarin alle gegevens van studenten zijn opgenomen en de studentrapportages. We zullen deze zomer ook kijken of alle Erasmus Policy Statements op de websites staan en hoe instellingen hun activiteiten willen uitvoeren. Per jaar selecteren we ook een aantal instellingen Xxxxxxx voor een audit. Als er iets structureel niet goed is, maken we daar in de audit een opmerking over. Maar veel zaken zijn goed op orde.” Ze vindt het daarom te pretentieus om te zeggen dat het Nationaal Agentschap een grotere rol gaat spelen in het internationaliseringsbeleid van instellingen. “Het charter is een mooi instrument om de kwaliteit te verbeteren en wij leveren daar een bijdrage aan.”
6
Erasmus+
“Wie betaalt, bepaalt”
Hoe beoordeelt een expert aanvragen? De eerste deadline voor projectvoorstellen strategische partnerschappen (KA 2) lag op 30 april jl. Het Nederlandse Nationaal Agentschap Erasmus+ ontving vele aanvragen. Die liggen nu ter beoordeling bij de experts. Europa Expresse interviewde een van de dertig experts, anoniem. Waar wordt op gelet? Hoe komen de aanvragen binnen? Er was een tijd waarin de aanvragen netjes ingevuld, voorzien van de nodige handtekeningen, op de post werden gedaan, of nog in allerijl op de avond van de deadline in de brievenbus van het Erasmusagentschap in Brussel werden gestopt. Alles werd getypt, daarna gefotokopieerd en geëvalueerd en dan was het een kluwen van archiveren. Nu geldt Brussels time:12.00.00 uur. Alles gaat digitaal, dat is beter, maar niet per se makkelijker. Al dat scrollen… We printen daarom alles uit. Ik kan één aanvraag niet op één dag doen. Ongelooflijk. Nu moeten we ook de financiële data natrekken. Dat moet niet worden onderschat.
Heeft u tips? ‘Wie betaalt, bepaalt’. Wil je Europese gelden ontvangen, dan moet je de spelregels die de Europese Commissie oplegt, nauwgezet volgen. Dus in afzondering gaan en de gids met guidelines uitpluizen. Dien nooit een projectaanvraag in omdat jíj denkt dat deze waardevol is. In workshops leg ik dit veelvuldig uit: Geef aan de Europese Commissie wat de Europese Commissie toekomt. Bij een aanvraag als ’Wij willen met de studenten naar Malaga’, wil ík weten: Wat brengt het de school? Hoe verbetert dit project Europa? Waar is de link tussen het bedrijf, de vereniging, en het curriculum van de studenten? Daar gaat het om! Het academisch toerisme bij de Intensive Programmes-aanvragen was soms overduidelijk. Mijn tip? Neem de tijd. In de jaren negentig kon je Wat zijn veelgemaakte fouten? in een namiddag een IP schrijven. Maar dat is voor De belangrijkste fouten voor deze aanvraag liggen een aanvraag voor een strategisch partnerschap bij het feit dat heel wat zaken (uiteraard) nieuw echt niet mogelijk. Als je er niet drie maanden aan zijn. Zo lijkt het deel intellectual outputs erg veel werkt, forget it. Ik ken groepen die nu al werken op de work packages van het Leven Lang Leren aan een aanvraag van de volgende ronde. Programma. Dit is verwarrend, voor de aanvragers en ook voor de experts. Het zoeken van partners Wat wil de Europese Commissie met dergelijke over de ‘grenzen’ van de eigen sector is ook niet strategische partnerschappen? altijd evident, net als het zoeken van partners over De Europese Commissie zet continu stappen, de landsgrenzen heen. In de beschrijvingen voel je zelfs van voor 1987, om Europa op de wereldkaart vaak dat de coördinator die partner in feite niet te zetten, om de wereld naar Europa te brengen, goed kent en hem met de natte vinger laat om de Europese Unie een dagelijkse werkelijkmeedraaien in het project. Maar het is inderdaad heid te maken voor alle lagen van de bevolking, moeilijk om partners buiten de eigen leefwereld te zoeken. Dit is een goede oefening. Waar let u op bij de beoordeling? Coherentie tussen projectdoelstellingen en de partners. En haalbaarheid binnen de opgelegde termijn. Wanneer er studenten bij betrokken zijn, wil ik weten of ze genoeg worden gecoacht. Zij zijn het tenslotte waarom we dit doen! Ook let ik op de summary: vertaalt die wel degelijk alle aspecten die worden uitgeplozen in de bevraging?
niet alleen voor studenten en leerlingen, maar ook voor bedrijven, volwassenen, enzovoort. Tot nu toe werd erg sectoraal gewerkt. Nu tracht men de kloof tussen de onderwijswereld en de bedrijfswereld te dichten, wat echt niet evident is omwille van de verschillende eindtermen. Maar in 2020, wanneer zich weer een nieuw programma aanmeldt, zullen we merken dat die kloof al veel nauwer geworden is. Het valt ook op dat heel wat werk van de EACEA (Education, Audiovisual and Culture Executive Agency) gedelegeerd wordt naar de Nationale Agentschappen. De strategische partnerschappen zijn in feite de vroegere ICP’s (Interuniversity Cooperation Programmes) en de partnerschappen en de netwerken van het LLP. De experts van de Nationale Agentschappen hebben nu wel heel strikte leefregels om deze strategische partnerschappen te beoordelen. In feite zouden alle experts in heel Europa voor Key Action 2 op eenzelfde wijze moeten beoordelen. En dat zullen ze ook doen, gezien de online beoordeling en de strikte criteria. Op zich is dit een erg goede zaak: zo komt het Nationaal Agentschap los van het nationale/regionale karakter en wordt het een Europees agentschap, maar blijft het verbonden aan de eigen regio. Of het nu de Nuffic of de DAAD is waar een aanvraag binnenkomt, er moet op dezelfde manier worden beoordeeld.
“Wil je Europese gelden ontvangen, dan moet je de spelregels die de Europese Commissie oplegt, nauwgezet volgen.”
7
Mumie
Mumie - Joanna Daudt
Internationaal bijspijkeren Samen met drie Europese partners ontwikkelt de TU Delft brugcursussen, die aankomende studenten bijspijkeren in de wiskunde en informatica. Inmiddels is ook een cross-sectorale samenwerking met vwo-scholen en universiteiten in de maak, vertelt Joanna Daudt van de TU Delft.
“We wisselen onderwijs materiaal uit en stellen het gratis ter beschikking aan andere universiteiten.”
Wat is een brugcursus? Wij hebben een Europese subsidie ontvangen om vier brugcursussen te ontwikkelen. Die gaan wij aanbieden via Mumie, een e-learningplatform ontwikkeld door de TU Berlin, waar visualisaties, formules, opgaven en filmpjes kunnen worden geplaatst. Alles is gerelateerd aan onderwerpen die studenten moeten opfrissen. In dit geval: wiskunde en informatica. Met onze brugcursus richten we ons op scholieren die naar de universiteit gaan en op bachelorstudenten die een master willen volgen in een ander land en aan een andere universiteit. Het voordeel van een online brugcursus is dat scholieren en studenten direct feedback krijgen: ze zien meteen of een antwoord correct is of niet. Digitaal studiemateriaal sluit ook beter aan op hun leefwereld. De brugcursus wordt gefinancierd door de EU, omdat de mobiliteit wordt bevorderd. Wie zijn de partners? Onze partners zijn de technische universiteiten van Stockholm, Helsinki en Berlijn. Ieder neemt een brugcursus voor zijn rekening. Berlijn maakt een cursus kansberekening en statistiek, Stockholm een inleiding programmeren in MATLAB/Octave (een rekenpakket, red.), Delft een cursus numerieke wiskunde, en
Helsinki een bijspijkercursus wiskunde voor vwo-scholieren.
Is er veel overleg tussen de partners? Tweemaal per jaar komen we bijeen. Daarnaast hebben we regelmatig contact via e-mail, telefoon en Skype. Binnenkort komen we in Berlijn bijeen om vast te stellen welk studiemateriaal er nu in Mumie staat. Hebben we voldoende theorie? Hebben we genoeg oefeningen? Voldoen de interactieve visualisaties wel? Visualisaties bieden grote toegevoegde waarde; vaak valt het kwartje sneller. We hebben nu geregeld dat tien studenten Wiskunde en Informatica – de besten – nieuwe en extra visualisaties gaan maken. Die hoeven overigens niet mooi te zijn; het gaat om de functie. Literatuur geeft de wiskundigen hierin gelijk: houd visualisaties zo simpel mogelijk. Wanneer komen de brugcursussen online? We streven naar oktober 2014. Maar als we niet helemaal tevreden zijn, stellen we het uit. De cursussen mogen geen enkele technische fout bevatten, anders haken gebruikers af. Testen is cruciaal. Wat is de meerwaarde van Mumie? We kunnen het e-learningplatform gratis gebruiken, waardoor we de
brugcursussen straks gratis kunnen aanbieden. We wisselen onderwijsmateriaal uit en stellen het gratis ter beschikking aan andere universiteiten. Alle studenten die zich willen verbeteren, kunnen deelnemen. Het is daarnaast zinvol om met anderen te discussiëren hoe zij tegenover open source- en betaalde leer materialen staan.
Hoe verder? We hebben inmiddels een vervolgaanvraag gedaan die echt crosssectoraal is. We willen een online cursus/MOOC maken voor leerlingen uit 4 vwo en hoger. We hebben vijf partners: vwoscholen uit Nederland, Duitsland en Finland en de TU Aachen. Het doel is om leerlingen beter voor te bereiden op het wiskundeonderwijs dat in het eerste jaar wordt aangeboden. De cursus, ongeveer zestig video’s/onderwerpen, richt zich niet alleen op de inhoud maar ook op het leren van de juiste studiehouding om de universitaire eerstejaars vakken ook daadwerkelijk met succes te kunnen afronden. In deze online cursus zal tevens worden verwezen naar de Mumiebrugcursus wiskunde, maar ook naar ander vrij beschikbaar studiemateriaal op het web.
8
agenda 2014
Alle informatie over de Call 2014 van Erasmus+ (voorlichtingssessies, deadlines, programmagids) vindt u via www.erasmusplus.nl Europese Commissie
Nationaal Agentschap Erasmus+
W http://ec.europa.eu/programmes/
W www.erasmusplus.nl
erasmus-plus
https://www.facebook.com/
https://www.facebook.com/ EUErasmusPlusProgramme
ErasmusplusNL @ErasmusplusNL
@ErasmusPlus
Vragen aan de redactie kunt u sturen naar: europaexpresse[at]nuffic.nl Europa Expresse is een publicatie van de Nuffic. Deze publicatie werd gefinancierd met de steun van de Europese Commissie. De verantwoordelijkheid voor deze publicatie
september
ligt uitsluitend bij de Nuffic; de Commissie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor
Publicatie Call 2015 van Erasmus+
het gebruik van de informatie die erin is vervat.
Hoofdredactie Jef Stapel, Nuffic, afdeling Media
oktober
Mobility Tool Training (data onder voorbehoud - t.z.t. meer info via www.erasmusplus.nl)
29
november
Mobility Tool Training (data onder voorbehoud - t.z.t. meer info via www.erasmusplus.nl)
04
Redactie en drukwerkcoördinatie Nuffic, afdeling NA Erasmus+ Onderwijs & Training en afdeling Media Eindredactie Matthijs Beeren, Nuffic, afdeling Media Vormgeving Sabrina Luthjens BNO (makingwaves.nl) Druk Drukkerij Verloop, Alblasserdam
Veel belangstelling voor kennisallianties
– zie ook de infographic op de voorpagina
Redactieadres Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag T 070 426 0261, F 070 426 0259, E europaexpresse[at]nuffic.nl Hoewel de informatie in deze uitgave met de grootste zorg is samengesteld, kan de Nuffic niet instaan voor het feit dat de
Er is veel animo voor sectoroverstijgende samen werking tussen de onderwijssector en het bedrijfsleven. Dat blijkt uit de resultaten van de eerste aanvraagronde van Erasmus+ voor kennisallianties, die 229 aanmeldingen heeft opgeleverd. In totaal zijn er 2.293 organisaties bij betrokken. Nederland heeft daarin een aandeel van 3 procent.
Koploper van de landen die aan Erasmus+ meedoen is Italië met 14 procent. Onder de partnerlanden die geen EU-lidstaat zijn, is Rusland met een aandeel van 34 procent het best vertegenwoordigd. De kennisalliantie is een van de nieuwe instrumenten binnen de tweede actielijn van Erasmus+, Institutionele samenwerking. Het is een
grootschalig partnerschap tussen een onderwijsinstelling en het bedrijfsleven. Doel is om creativiteit, innovatie en ondernemerschap te bevorderen en de kloof tussen het bedrijfsleven en het onderwijs te dichten. Er zijn allerlei verschillende allianties mogelijk. Voorwaarde is dat bij de projecten verschillende disciplines zijn betrokken.
gegevens juist en/of volledig zijn. De informatie kan tussentijds gewijzigd zijn of aangepast. De Nuffic aanvaardt ter zake geen aansprakelijkheid. U wordt daarom geadviseerd om in voorkomende gevallen de juistheid van de informatie zelf te verifiëren. Het auteursrecht op deze uitgave berust bij de Stichting Nuffic, Den Haag. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Nuffic.
Europa’s eigen ranking: U-Multirank Een “exciting new development in higher education”, noemt Eurocommissaris Androulla Vassiliou het nieuwe Europese rankingsysteem U-Multirank, dat afgelopen mei werd gelanceerd. U-Multirank beoordeelt ruim 850 mondiale hogeronderwijsinstellingen. Naar eigen zeggen is het nieuwe U-Multirank anders dan bestaande rankings, omdat het meer dan alleen de factor onderzoeksresultaten weegt. U-Multirank neemt de individuele gebruikers als uitgangspunt; zij kunnen hun eigen ranking maken, gebaseerd op hun eigen behoeften. Het systeem meet vijf factoren: onderzoeksresultaten, kwaliteit van lesgeven en leren, internationale oriëntatie, mate van succes in kennisoverdracht (partnerships met bedrijven en starters), en regionale betrokkenheid. Daarnaast integreert U-Multirank de feedback van circa 60.000 studenten van de deelnemende universiteiten. De Europese Commissie investeerde twee miljoen euro in de ontwikkeling van de nieuwe ranking. Uiteraard is er ook kritiek. Zo werken de meeste Amerikaanse en Britse universiteiten niet mee en beschouwen de Britten U-Multirank als een poging Europese universiteiten beter te laten scoren in de bestaande rankings. Studenten zijn wel positief. Hun feedback is dan ook nadrukkelijk in het systeem geïncorporeerd.
gratis abonnement voor medewerkers ho-instellingen: www.nuffic.nl/europaexpresse