Implementatie van het voedingsbeleid bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ Vormgeving van het voedingskundige deel van het voedingsbeleid voor 0 tot 4 jarigen
Bert van den Burg 2013121 A, januari 2013 Bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek
Implementatie van het voedingsbeleid bij Kinderopvang De Tuintjes in Zuid Vormgeving van het voedingskundige deel van het voedingsbeleid voor 0 tot 4 jarigen 2013121 A, januari 2013 Auteur:
Bert van den Burg H.J. Schimmelstraat 15 3532 TA Utrecht
Opdrachtgever:
Inés Sanchez Manager bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’, Amsterdam
Praktijkbegeleider:
Inés Sanchez Manager bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’, Amsterdam
Docentbegeleider:
Sieta Blank Docent opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam
Voorwoord In het kader van mijn afstudeerproject voor de Bachelor opleiding Voeding & Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam heb ik gedurende 20 weken gewerkt aan mijn afstudeerscriptie bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid. Voor het tot stand komen van deze scriptie wil ik graag een aantal mensen bedanken. Ten eerste wil ik Inés Sanchez en Jipke van ’t Veen bedanken voor de begeleiding en de mogelijkheid die zij mij hebben geboden mijn afstudeerscriptie binnen hun bedrijf uit te voeren. Ik heb het als prettig ervaren dat ik redelijk vrij werd gelaten bij het schrijven van de scriptie, maar wel vragen kon stellen als dit nodig was. Ook wil ik Sieta Blank bedanken voor haar duidelijke en positieve feedback die ik op verschillende momenten tijdens het schrijven van mijn afstudeerscriptie van haar kreeg. Ik heb dit altijd erg gewaardeerd. Fabienne Al en Wendy Reijnders wil ik bedanken voor de samenwerking, het regelmatige overleg en het samen opstellen van het voedingsbeleid bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’. Het is mooi om te zien dat in het voedingsbeleid zowel een pedagogisch als een voedingskundig deel beschreven staat. Verder wil ik nog de pedagogisch medewerkers en de ouders van kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ bedanken. De pedagogisch medewerkers wil ik bedanken voor de mogelijkheid die zij mij hebben geboden observatiedagen mee te lopen en voor hun feedback betreffende het voedingsbeleid. Ik heb veel waardering en bewondering voor het vele werk dat pedagogisch medewerkers verzetten, naast de goede zorg die ze de kinderen bieden. De ouders wil ik bedanken voor hun medewerking en aan de interviews en enquêtes en daarmee aan hun bijdrage betreffende het voedingsbeleid. Peter van den Burg wil ik bedanken voor het assisteren bij de opmaak van deze afstudeerscriptie en het mee helpen vertalen van stukken in het Engels voor de Engels sprekende ouders van kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’. Tot slot wil ik Magda van den Burg bedanken voor het nakijken van mijn scriptie op taalkundig vlak.
2
Samenvatting Doel Doel van deze scriptie is het ontwikkelen van een voedingbeleid gebaseerd op richtlijnen van het Voedingscentrum voor kinderen van 0 tot 4 jaar, waarbij de wensen en meningen van ouders, pedagogisch medewerkers en directie zijn meegenomen. Methoden Informatie is verkregen door middel van literatuuronderzoek om te onderzoeken welke bestaande richtlijnen, welke kennis en welk huidig wetenschappelijk onderzoek op het gebied van voeding en jonge kinderen voorhanden was. Inventarisaties zijn gedaan om in kaart te brengen wat op het gebied van eten en drinken voor de kinderen aanwezig was. Observaties van de maaltijdmomenten zijn gehouden zodat duidelijk werd wat en welke hoeveelheden van de aanwezige voedingsmiddelen en dranken werd gegeven. Aan pedagogisch medewerkers is gevraagd wat zij graag veranderd wilden hebben in het huidige voedingsbeleid en in het nieuwe voedingsbeleid wilden terugzien. Interviews over voeding en de kinderopvang zijn bij tien ouders afgenomen in de vorm van half gestructureerde interviews met een topiclijst. Enquêtes zijn verstuurd naar alle ouders die in het mailbestand van de tuintjes zaten (n52). Dit om een nog vollediger (algemeen) beeld te krijgen van de meningen en ideeën van ouders met betrekking tot het te voeren voedingsbeleid. Resultaat Bij de observaties kwam naar voren dat het eerste tussendoortje een fruitmoment was en bij de lunch bruin- of volkorenbrood werd gegeten. De eerste keuze voor beleg op brood bestond uit hartig beleg en vervolgens uit zoet beleg. Het tweede tussendoormoment bestond meestal uit een cracotte, onbelegd of met smeerkaas(48+). Per dag waren twee zuivelmomenten op de kinderopvang. Als drinken werd vooral water en één keer per dag aanmaaklimonade gegeven. Uit oriëntaties onder pedagogisch medewerkers bleek dat zij meer variatie en praktische uitvoerbaarheid van het voedingsbeleid het belangrijkst vinden. Uit de interviews viel op dat het kennisniveau betreffende voeding en jonge kinderen verschillend was onder ouders en daarmee ook de behoefte aan (de soort) informatie . Respondenten gaven aan dat ze een gevarieerde voeding, niet teveel zoete producten en voldoende groenten en fruit belangrijk vinden. Uit de enquêtes (n20) kwam naar voren dat de meeste respondenten één zuivelmoment per dag voldoende vinden op de kinderopvang. Respondenten gaven aan gevarieerde voeding (n9), gezond eten (n9), weinig/geen suikers (n6) en (juiste) hoeveelheden (n5) op de kinderopvang het belangrijkst te vinden. Verder zien veel respondenten graag verantwoording voor de producten die door de kinderopvang gebruikt worden en richtlijnen en beleid ten aanzien van voeding en de keuzes die gemaakt worden terug in het voedingsbeleid. Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat adviezen van het Voedingscentrum en de Gezondheidsraad betreffende voeding voor 0 tot 4 jarigen over het algemeen goed gecombineerd kunnen worden met de meningen en ideeën van ouders en pedagogisch medewerkers. Trefwoorden: kinderopvang, kinderen, implementatie, draagvlak, voedingsbeleid
3
4
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................7 Hoofdstuk 1 Literatuuronderzoek .......................................................................................9 1.1 Huidige adviezen voor 0 tot 4 jarigen omtrent voeding in Nederland ............................ 9 1.2 Onderzoek naar de inname van voedingsmiddelen en voedingsstoffen ......................11 1.3 Rol kinderopvang ter voorkoming ongezonde voeding ................................................13 1.4 Gevolgen van ongezonde voeding en een onregelmatig eetpatroon ...........................14 Hoofdstuk 2 Methoden .......................................................................................................15 2.1 Onderzoeksopzet ........................................................................................................15 2.2 Literatuuronderzoek ....................................................................................................15 2.3 Inventarisatie van het aanbod op de kinderopvang .....................................................15 2.4 Observaties van de maaltijden op de kinderopvang ....................................................15 2.5 Oriëntatie van meningen en ideeën van pedagogisch medewerkers ...........................15 2.6 Afnemen van interviews met ouders ...........................................................................16 2.7 Invullen van enquêtes door ouders .............................................................................16 Hoofdstuk 3 Resultaten .....................................................................................................18 3.1 Inventarisatie van het aanbod op de kinderopvang .....................................................18 3.2 Observaties van de maaltijden op de kinderopvang ....................................................18 3.3 Oriëntatie van meningen en ideeën van pedagogisch medewerkers ...........................20 3.4 Afnemen van interviews met ouders ...........................................................................20 3.5 Invullen van enquêtes door ouders .............................................................................22 Hoofdstuk 4 Discussie .......................................................................................................26 Hoofdstuk 5 Conclusie.......................................................................................................30 Literatuurlijst ......................................................................................................................31 Bijlagen ...............................................................................................................................33 Bijlage I Toelichting onderwerpen interview ......................................................................33 Bijlage II: Opzet interview .................................................................................................34 Bijlage III: Toelichting onderwerpen enquête ....................................................................35 Bijlage IV enquête kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’.......................................................37 Bijlage V Schematisch overzicht resultaten van de half gestructureerde interviews ..........45 Bijlage VI Voedingsbeleid kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ ...........................................49
5
6
Inleiding Beschrijving kinderopvang De Tuintjes in Zuid Kinderdagopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ is een kinderdagverblijf in Amsterdam dat over vier locaties beschikt. Op deze vier locaties werken standaard drie pedagogisch medewerkers, die kinderen van 0 tot 4 jaar opvangen en verzorgen. Op elk van deze locaties heeft één van de drie pedagogisch medewerkers een leidende functie (de afdelingsleidster). Hiernaast is ook een oproeppoel met twee pedagogisch medewerkers die op de verschillende locaties inzetbaar zijn. Deze zijn net als de andere pedagogisch medewerkers volwaardig deel van het personeel. Verder zijn bij ‘De Tuintjes in Zuid’ een directrice en een manager werkzaam. In totaal zijn er momenteel 13 mensen werkzaam bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ Bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ is een pedagogische visie geformuleerd waar alles wat wordt georganiseerd of gepland binnen de kinderopvang aan getoetst wordt. Het thema van deze visie is ‘respect’. Deze pedagogische visie is een leidraad voor pedagogisch medewerkers en ouders. Mede door de uitvoering van deze visie wordt een veilige en geborgen omgeving voor de kinderen geboden. Zo worden kinderen gestimuleerd zich te ontwikkelen tot zelfstandige individuen die respectvol met zichzelf, hun medemens en hun omgeving omgaan. Alle kinderen worden dan ook als ‘uniek’ beschouwd en gestimuleerd zich in hun eigen tempo te ontwikkelen. Pedagogisch medewerkers begeleiden de kinderen hierin op een speelse manier, zodat zij zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige en weerbare individuen. Centraal staat dan ook, dat kinderen zichzelf mogen zijn bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’. Verder spelen de buitenruimtes een grote rol. Het wordt belangrijk voor de ontwikkeling gevonden dat kinderen altijd buiten kunnen spelen. De Wet Kinderopvang met de bijbehorende Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang (1) die sinds 2005 van kracht is, vormt de basis voor de pedagogische visie voor Kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’. Hierin zijn vier pedagogische doelen opgenomen die in 2000 zijn geformuleerd door Mw. J.M.A Riksen-Walraven, professor Ontwikkelingspsychologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Dit zijn de volgende: 1. het bieden van emotionele veiligheid; 2. een bijdrage leveren aan de persoonlijke competentie; 3. een bijdrage leveren aan de sociale competentie; 4. overdracht van waarden en normen. Aanleiding van het project Momenteel is op papier geen voedingsbeleid aanwezig bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’. De wens van de directie is dat er wel een voedingsbeleid ontwikkeld gaat worden. Door middel van de ontwikkeling van een integraal verantwoord voedingsbeleid voor kinderen van 0 tot 4 jaar, wordt de kwaliteit van de kinderopvang verbeterd. Momenteel wordt het voedingsbeleid door het huidige personeel met de beste bedoelingen en naar eigen inzicht voor de kinderen gedaan. Zij hebben echter geen expertise op het gebied van voeding. Het is ook niet opgenomen in de opleiding van pedagogisch medewerkers. Dit is de reden dat zij graag het voedingsbeleid willen laten opzetten door iemand met deskundigheid op het gebied van voeding. De directie vindt dat de voeding ook een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling van de kinderen. De wens van de directie is om voor nu en later op voedingsgebied het beste voor de kinderen van hun kinderopvang (mee) te geven.
7
Opdrachtomschrijving Doelstelling is de ontwikkeling van een integraal voedingskundig en pedagogisch verantwoord voedingsbeleid binnen kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’, voor kinderen van 0 tot 4 jaar binnen de verschillende locaties van kinderopvang De Tuintjes. Het te ontwikkelen voedingsbeleid: omvat een theoretische onderbouwing en beschrijving. komt tot stand in samenwerking met ouders, pedagogisch medewerkers en directie. moet passen in de werkprocessen en routines van de medewerkers. moet ruimte geven voor individuele positionering van de kinderdagverblijven en specifieke wensen per locatie. Het gewenste resultaat voor afstudeerlocatie kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ is een voedingsbeleid, dat aan bovengenoemde punten voldoet. Deze scriptie zal hierbij gericht zijn op het voedingskundig deel. Probleemstelling en deelvragen De probleemstelling van dit onderzoek is: Hoe dient het te ontwikkelen voedingsbeleid in samenspraak met ouders en pedagogisch medewerkers bij Kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ gebaseerd op richtlijnen van het Voedingscentrum voor kinderen van 0 tot 4 jaar eruit komen te zien? Deze probleemstelling wordt opgesplitst in de volgende deelvragen: Literatuur en richtlijnen Welke geldende richtlijnen zijn in Nederland aanwezig betreffende voeding voor 0 tot 4 jarigen en wat houden deze in? Welke wetenschappelijke literatuur is voorhanden en welk/wat voor onderzoek is verricht betreffende voeding voor 0 tot 4 jarigen? Wat is de huidige werkwijze en/of wat zijn de huidige richtlijnen betreffende de voeding op de kinderdagverblijven in ‘De Tuintjes in Zuid’? Ouders en medewerkers Wat weten de ouders van de huidige werkwijze of de huidige richtlijnen betreffende de voeding op de kinderdagverblijven in ‘De Tuintjes in Zuid’? Wat vinden ouders belangrijk als gekeken wordt naar de voeding van hun kind(eren) met betrekking tot de kinderopvang? Welke kennis betreffende voeding voor 0 tot 4 jarigen is al bij ouders, pedagogisch medewerkers en het management aanwezig en aan welke informatie is behoefte? Welke verbeterpunten zien de pedagogisch medewerkers zelf als naar de voeding op de kinderopvang wordt gekeken en wat lijkt hen haalbaar? Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt gestart met literatuuronderzoek. Hierbij wordt gekeken naar bestaande richtlijnen betreffende voeding en 0 tot 4 jarigen en welk onderzoek is verricht in relatie tot de kinderopvang. In hoofdstuk 2 zullen de gekozen methoden voor het onderzoek worden toegelicht. Hoofdstuk 3 bespreekt de resultaten die uit de verschillende onderzoeksmethoden naar voren zijn gekomen. In hoofdstuk 4 en 5 wordt de conclusie en de discussie behandeld. De begrippenlijst, literatuurlijst en bijlagen ronden deze scriptie af.
8
Hoofdstuk 1 Literatuuronderzoek 1.1 Huidige adviezen voor 0 tot 4 jarigen omtrent voeding in Nederland Voor 1 tot 4 jarigen zijn in Nederland richtlijnen van het Gezondheidsraad en het Voedingscentrum uitgegeven wat betreft voeding en jonge kinderen. Deze zijn terug te vinden in de ‘Richtlijnen Gezonde Voeding 2006’ (3) en de ‘Richtlijnen Gezonde Voedingskeuze 2011’ (4) In het rapport ‘Voeding van zuigelingen en peuters’ zijn de uitgangspunten voor de voedingsadvisering voor kinderen van 0 tot 4 jaar omschreven. (5) Het boek ‘Alles over gezond eten met baby en peuter’ geeft richtlijnen voor 0 tot 4 jarigen over: gezonde voeding, het aanleren gezonde voedingsgewoonten en het voorkomen gewichtsproblemen/ stimuleren beweging. (6) Deze rapporten en richtlijnen houden voor de voedingsadvisering voor kinderen van 0 tot 4 jaar het volgende in: 0 tot 6 maanden Tot ongeveer 6 maanden is melk de enige voeding die geschikt is om een kind in (bijna) al zijn voedingsstoffen te voorzien. Uitzondering hierop zijn vitamine K en D. (6) Voor baby’s die de eerste drie maanden borstvoeding krijgen is extra vitamine K nodig. Dit is belangrijk voor de bloedstolling. (6,7) Pasgeboren baby’s lopen risico op een tekort aan vitamine K doordat een ongeboren kind nog geen vitamine K kan opslaan en pasgeboren baby’s onvoldoende darmbacteriën hebben om genoeg vitamine K aan te maken. Een risico van een tekort aan vitamine K kan zijn dat bloedingen bij pasgeborenen kunnen ontstaan. (7) Daarom wordt door het Voedingscentrum en de Gezondheidsraad 150 microgram vitamine K druppels per dag geadviseerd. In volledige zuigelingenvoeding is al voldoende vitamine K aanwezig en is dit niet nodig, tenzij hiervan minder dan 500ml per dag wordt gedronken. (8) Kinderen tot 4 jaar hebben extra vitamine D nodig voor sterke botten en ter voorkoming van rachitis.(5,6,9) Voor alle kinderen van 0 tot 4 jaar wordt door de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum aangeraden elke dag een supplement van 10 mcg vitamine D te nemen. (10) Borstvoeding heeft bij zuigelingen de voorkeur boven zuigelingenvoeding vanwege de gezondheidsbevorderende effecten voor zowel moeder als kind. Kinderen die borstvoeding krijgen hebben minder kans op obesitas, koemelkallergie, hoge bloeddruk en infecties van het spijsverteringskanaal. Moeders die borstvoeding hebben gegeven hebben een verlaagde kans op reumatoïde artritis. (11,12) Als een kind geen of maar gedeeltelijk moedermelk krijgt moet volledige zuigelingenvoeding (bij gedeeltelijk= aanvullend) worden gegeven. (5) 6 tot 12 maanden Bij 6 maanden wordt door het Voedingscentrum geadviseerd langzaam over te gaan van vloeibare naar vaste voeding. Hierbij speelt de ontwikkeling van de mondmotoriek en de smaak een belangrijke rol. Eerst wordt het eten fijngeprakt. Als het kind beter kan happen mag het steviger zijn, met stukjes erin. Er wordt geadviseerd steeds meer nieuwe smaken aan te bieden. (6) Vanaf 6 maanden luidt het advies volledige melkvoeding en oefenhapjes te geven. Het maakt hierbij niet veel uit waar mee wordt begonnen. Dit kan bijvoorbeeld brood zonder korst, pap, een geprakt groente- of fruithapje, aardappel, rijst maar ook vlees of vis zijn. Vanaf 7 maanden kan hier een broodkorst aan worden toegevoegd. Vanaf 8 tot 10 maanden gaat een kind meer maaltijden eten. Dit betekent minder melkvoeding en meer vaste voeding. (6) 9
Tevens wordt geadviseerd geen extra zout te geven bij de maaltijden en geen gewone melk of honing te geven. (6) Extra zout als zuigeling zou mogelijk kunnen zorgen voor een hogere bloeddruk op latere leeftijd. (13) Gewone melk zoals koe- of geitenmelk voor kinderen jonger dan 12 maanden bevat te weinig ijzer en goede vetten. (14) In honing kunnen sporen van de bacterie ‘clostridium botulinium’ voorkomen. Dit kan gevaarlijk zijn voor kinderen tot 1 jaar, omdat het infantiel botulisme kan veroorzaken. Eén van de symptomen die hierbij kunnen optreden zijn verlammingsverschijnselen (15,16) Verder wordt door het Voedingscentrum afgeraden kinderen tot 12 maanden meer dan 2 keer per week smeerkaas op het brood, smeerleverworst of nitraatrijke groenten te geven. Reguliere smeerkaas bevat teveel zout en in smeerleverworst zit veel vitamine A. (6) Nitraatrijke groenten kunnen tijdens opwarmen en bewaren omgezet worden in nitriet. Deze stof kan mogelijk schadelijk zijn bij te hoge inname. Door het voedingscentrum wordt het afgeraden nitraatrijke groenten samen met vis te eten. (6,14) 12 maanden tot 4 jaar Als het kind één jaar is wordt geadviseerd het kind met het gezin mee te laten eten, wat drie maaltijden per dag inhoudt. De voeding van de eerste kinderjaren blijft ongeveer hetzelfde. Er zijn geen vaste hoeveelheden voor wat een kind moet eten. Adviezen van de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum hierin zijn dan ook richtlijnen voor wat een jong kind ongeveer per dag nodig heeft. (3,4) Dit is kan afhankelijk zijn van de trek van de dag, of het kind een grote of kleine eter is en de activiteit van de dag. Bij de leeftijd van jonge kinderen hoort het erbij dat ze weleens een periode niet goed eten. Dit is niet erg zolang kinderen goed groeien en geen onder- of overgewicht ontwikkelen (5,6) In tabel 1 is te zien wat gemiddelde aanbevolen hoeveelheden basisvoedingsmiddelen voor jonge kinderen inhouden. Tabel 1: Dagelijks aanbevolen hoeveelheden basisvoedingsmiddelen voor kinderen van 1 tot 4 jaar, volgens ‘Richtlijnen Goede Voeding 2006’ en ‘Richtlijnen Voedselkeuze 2011’ (3,4)
Basisvoedingsmiddelen productgroepen Groente Fruit Brood Aardappelen, rijst, pasta, peulvruchten Melk (producten) Kaas Vlees (waren), vis, kip, eieren, vleesvervangers Halvarine Bak-, braad- en frituurproducten, olie Dranken
Aanbevolen hoeveelheden jongens en meisjes 1 tot 4 jaar 50-100 gram, 1 tot 2 opscheplepels 150 gram, 1 ½ stuk 70-105g, 2 tot 3 sneetjes 1 tot 2 aardappelen, opscheplepels 300 ml ½ plak, 10 gram 60 gram 10-15 gram, 5 gram per sneetje 15 gram, 1 eetlepel ¾ liter
Voor kinderen van 1 tot 4 jaar gelden, net als voor kinderen tot 1 jaar adviezen omtrent extra zout, smeerleverworst en nitraatrijke groenten. Het advies is om extra zout zo lang mogelijk uit te stellen. Voor smeerleverworst geldt het advies om niet meer dan 3 boterhammen smeerleverworst per week te eten. Voor nitraatrijke groenten geldt hetzelfde advies als voor kinderen tussen 6 en 12 maanden. Niet meer dan twee keer per week en niet samen met vis. (6, 14)
10
1.2 Onderzoek naar de inname van voedingsmiddelen en voedingsstoffen In 2002 is een groot voedingsstoffen inname onderzoek onder jonge peuters in Nederland gehouden. De onderzoekspopulatie bestond hierbij uit 941 kinderen. Hierbij is gekeken naar de inname van zowel jongens als meisjes in de leeftijdsgroep van 9 (n=333), 12 (n=306) en 18 (n=302) maanden. De verdeling tussen deze groepen en de verdeling tussen jongens en meisjes is bij dit onderzoek nagenoeg gelijk. Uit het ‘Voedingsstoffen Inname Onderzoek 2002’ komen de volgende gegevens naar voren: Kinderen van 9 maanden krijgen vaak minder dan de aanbevolen hoeveelheid vet binnen. Zo is de aanbeveling minstens 40 en % aan vetzuren, maar ze krijgen gemiddeld 29,6% binnen. De vetinname voor kinderen van 12 en 18 maanden ligt aan de onderkant van de aanbevolen hoeveelheid van 25 tot 40 en % met een gemiddelde vetinname van 28,2 en 27,3%. Het gemiddelde gebruik van smeervetten ligt onder de richtlijnen van het Voedingscentrum voor kinderen van 1 tot 4 jaar.(18) Zo is de aanbeveling 10 tot 15g aan smeervetten, maar krijgen ze tezamen aan smeervetten en oliën 9g en 11g binnen. Hiervan dragen smeervetten respectievelijk 74% en 69% bij aan het totaal van smeervetten en oliën. De consumptie van vlees (waren) en groenten voor kinderen van 12 en 18 maanden ligt gemiddeld onder de richtlijnen van het Voedingscentrum. Zo is de aanbeveling voor vlees (waren) 60g en voor groenten 50 tot 100 gram per dag. Voor 12 maanden ligt de gemiddelde inname op 30g voor vlees en 58g voor groenten. Voor 18 maanden ligt de gemiddelde inname op 39g voor vlees en 51g voor groenten. Kinderen van 18 maanden hebben vaak een lagere ijzerinname dan de aanbevolen hoeveelheid van het Voedingscentrum. Zo is de aanbeveling voor kinderen van 1 tot 4 jaar 7mg per dag, maar krijgen jongens gemiddeld 6,7mg en meisjes 5,9mg binnen. Inname van eiwit en calcium ligt ver boven de aanbevolen hoeveelheid van het Voedingscentrum voor kinderen van 9, 12 en 18 maanden. Inname van melk (dranken) ligt voor kinderen van 12 en 18 maanden gemiddeld hoog ten opzichte van de richtlijnen van het Voedingscentrum voor kinderen van 1 tot 4 jaar. Zo is de aanbeveling 300ml per dag, maar krijgen ze respectievelijk 613ml en 550ml binnen. (17) In 2006 is voor het laatst een grote Voedselconsumptiepeiling (VCP 2006) onder jonge kinderen in Nederland gehouden. Dit onderzoek is gedaan onder 1279 kinderen in een leeftijdscategorie van 2 tot 6 jaar. Hiervan zijn 640 kinderen 2 of 3 jaar. Veel van de gevonden resultaten zijn overeenkomstig met het ‘Voedingsstoffen Inname Onderzoek 2002’ Uit de VCP 2006 is naar voren gekomen dat peuters gemiddeld te weinig groenten, fruit, vis en vezelrijke voedingsmiddelen binnenkrijgen. Als we kijken naar de vitaminen en mineralen die jonge kinderen met hun voeding volgens dit onderzoek binnenkrijgen, is dit meestal conform de richtlijnen van het Voedingscentrum. Uitzondering hierop zijn vitamine D en foliumzuur (=b11). Hoewel bij foliumzuur de gemiddelde inname boven de aanbeveling uitkomt, is er ook een grote groep jonge kinderen (tussen de 5 en 25 %) die deze aanbeveling niet haalt. De resultaten staan weergegeven in tabel 2.
11
Tabel 2: Resultaat VCP 2006 van de gemiddelde dagelijkse inname van voedingsmiddelen en stoffen naar geslacht voor 2- tot 3-jarigen t.o.v. de aanbevelingen uit de Richtlijnen Goede Voeding 2006 (3,18)
Groenten Fruit Vezel Totaal vet Verzadigd vet Transvetzuren Vis Foliumzuur Vitamine D (incl. suppletie)
aanbeveling RGV 50-100 g/ dag 150 g/ dag 2,8 g/ MJ <40 en % <15 en % Geen aanbeveling +/- 20g/ dag 85 mcg 5-10 mcg/ dag
jongens (n=327) 40 126 2,3 29 12 0,8 4g per dag 107 mcg 1,9 (4,4)
meisjes (n=313) 36 122 2,3 29 11 0,7 4g per dag 104 mcg 1,9 (4,7)
De meeste 2 tot 3 jarigen krijgen te weinig vis binnen. Ongeveer één op de vijf kinderen van 2 tot 3 jaar krijgen voldoende groenten binnen en één op de vier krijgen voldoende fruit binnen. Een teveel aan totaal of verzadigd vet komt ten opzichte van de aanbevelingen bij deze leeftijdscategorie weinig of nauwelijks voor. (18,19) 100 90
Vis ≥2 keer per week
80 70
Groenten >50 g
60 50
Fruit >150 g
40 30
Totaal vet <40 en%
20 10
Verzadigd vet <15 en%
0 Figuur 1: Percentage 2- tot 3-jarigen dat voldoet aan de aanbevelingen voor groenten, fruit, vis en de inname van vet (n=640) volgens de VCP 2006. (3,18,19)
De gemiddelde energiepercentages van macrovoedingsstoffen bij 2 tot 3 jarigen vallen volgens de VCP 2006 wel binnen de aanbevelingen van het voedingscentrum. Deze aanbevelingen zijn voor eiwitten maximaal 20 en %, vetten 25 tot 40 en %, verzadigde vetten maximaal 15 en % en koolhydraten minimaal 45 en %. De gemiddelde energiepercentages van macrovoedingsstoffen bij 2 tot 3 jarigen staan weergegeven in figuur 2.
12
Ewit (44 g) 13% 22%
Verzadigde vetzuren (18 g) 11%
1%
Transvetzuren (1,2 g) Onverzadigde vetzuren (24g) Overige vetachtige stoffen
15% Mono- en disachariden (124 g) 36%
2%
Polysachariden (72 g)
Figuur 2: Gemiddelde energiepercentages van macrovoedingsstoffen bij 2-3-jarigen (n=640) volgens de VCP 2006 (18,20)
1.3 Rol kinderopvang ter voorkoming ongezonde voeding Het TNO heeft in 2004 onder kinderdagverblijven en peuterspeelzalen onderzoek verricht, naar de rol die de leid(st)ers van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen kunnen en willen spelen bij de preventie van bewegingsarmoede, ongezonde voeding en overgewicht bij kinderen van 0 tot 4 jaar. Hierbij (door middel van ingevulde vragenlijsten) is naar voren gekomen, dat het merendeel van de kinderdagverblijven geen obstakels ziet met betrekking tot voldoende beweging en gezonde voeding. Als uitzondering hierop worden ouders die hun kind snoep laten trakteren of hun kind ongezonde voeding meegeven genoemd. De twee belangrijkste bevorderende factoren volgens de leid(st)ers zelf zijn, 1. informatie wat betreft gezonde voeding in de opleiding van de leid(st)ers opnemen; 2. gezond eten op de kinderopvang door de leid(st)ers zelf. Verder komt naar voren, dat leid(st)ers zelf het liefst een rol als tussenpersoon zouden vervullen. Bijvoorbeeld door ongezond voedings- of bewegingsgedrag dat zij bij een kind signaleren kenbaar te maken aan de betreffende ouders. Ook wordt een lijst, waarop staat bij welke instanties ouders en leid(st)ers terecht zouden kunnen met hun vragen over voeding en beweging, wenselijk geacht. Bovendien zijn leid(st)ers van mening dat bij het invoeren en afstemmen van voedingsrichtlijnen ook gekeken moet worden naar de wensen en behoeften van de leid(st)ers zelf. (21) Uit een langlopend onderzoek (KOALA onderzoek) van de Universiteit Maastricht onder 2000 gezinnen blijkt, dat het verblijf op de kinderdagopvang voor kinderen op jonge leeftijd samenhangt met een iets hoger risico op het ontwikkelen van overgewicht. (22,23) Buitenlandse studies laten hetzelfde verband zien. (24,25) Waardoor kinderen die naar de kinderopvang gaan meer kans hebben op het ontwikkelen van overgewicht is nog niet duidelijk. Misschien verschillen de ouders die hun kind naar de kinderdagopvang brengen op één of andere manier van ouders die dat niet doen. Ook kan het zo zijn, dat er op de kinderopvang factoren zijn die ontwikkeling van overgewicht bij de kinderen beïnvloeden. Het kan óók een combinatie van beide zijn. (22,24) 13
1.4 Gevolgen van ongezonde voeding en een onregelmatig eetpatroon Bij de jongste generatie kinderen kan een onregelmatig eetpatroon en ongezonde voeding tot diverse gezondheidsproblemen leiden, bijvoorbeeld: darmproblemen, tandbederf en diverse chronische ziekten. Eén op de zeven kinderen is in meer of mindere mate volgens deze voedselconsumptiepeiling uit 2006 te dik. (18,26) Tabel 3: Het percentage kinderen met ondergewicht, normaal gewicht en overgewicht onder Nederlandse kinderen van 2 tot 6 jaar (n=1279) volgens de VCP 2006
Totaal (n=1279)
Ondergewicht in % Normaal gewicht in % Overgewicht/ obesitas in %
2 tot 3 jaar
4 tot 6 jaar
7
Jongens (n=327) 7
Meisjes (n=313) 9
Jongens (n=327) 7
Meisjes (n=312) 8
79
80
77
82
77
13
13
15
11
15
In Nederland blijft het aantal mensen met overgewicht stijgen en dit geldt ook voor jonge kinderen. Een probleem hiervan is dat veel kinderen met overgewicht ook als volwassene hier mee blijven kampen. (18,26) In 2006 heeft het RIVM een onderzoek verricht naar overgewicht bij jonge kinderen en volwassenen. Hierin is gekeken naar de kloof tussen de energie inname en het energie verbruik van kinderen en volwassenen. De energiekloof uit de gewichtstoename tussen 2 en 6 jarige leeftijd is hierbij gemeten. (27) Uit gegevens, verkregen uit het onderzoek, blijkt dat 10% van de kinderen tussen hun 2e en 6e jaar overgewicht hebben ontwikkeld en/of behouden (n=2190). Als deze kinderen elke dag 75kcal minder hadden ingenomen was dit voor 90% van hen te voorkomen geweest. Conclusie van dit onderzoek is, dat op lange termijn kleine veranderingen in de energie inname ten opzichte van het verbruik per dag het verschil kan uitmaken voor het wel of niet ontwikkelen van overgewicht op latere leeftijd.(27)
14
Hoofdstuk 2 Methoden 2.1 Onderzoeksopzet Om antwoord te geven op de probleemstelling zijn de volgende methoden gebruikt: Literatuuronderzoek Inventarisatie van het aanbod en observaties van de maaltijden Oriëntatie van meningen en ideeën van pedagogisch medewerkers Afnemen van interviews met ouders. Invullen van enquêtes door ouders. 2.2 Literatuuronderzoek Er is literatuuronderzoek verricht om te kijken welke bestaande richtlijnen en welke kennis betreffende kinderen van 0 tot 4 jaar al voorhanden is op het gebied van voeding en jonge kinderen, om antwoord te geven op de volgende deelproblemen uit het onderzoek: Welke geldende richtlijnen zijn in Nederland aanwezig betreffende voeding voor 0 tot 4 jarigen en wat houden deze in? Welke wetenschappelijke literatuur is voorhanden en welke onderzoeken zijn verricht betreffende voeding voor 0 tot 4 jarigen? Hierbij is ook gezocht naar inname/consumptiecijfers voor voedingsmiddelen/stoffen en jonge kinderen. Verder is gekeken of al onderzoek voorhanden was betreffende voeding in relatie tot de kinderopvang. Door middel van Google Scholar, Pubmed, Cochrane Library, het Voedingscentrum, de Gezondheidsraad en het Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu is naar deze onderwerpen gezocht. Hierbij zijn vooral wetenschappelijke bronnen gebruikt. De kennis die door dit literatuuronderzoek naar voren kwam, is onder andere gebruikt voor de ontwikkeling van het voedingsbeleid. Ook gaf de kennis die hierdoor was opgedaan ideeën voor onderwerpen die in de interviews en enquêtes aangedragen konden worden. 2.3 Inventarisatie van het aanbod op de kinderopvang Om in kaart te brengen wat allemaal op het gebied van voeding en drinken voor de kinderen aanwezig was, is op de verschillende locaties een inventarisatie gedaan. Hierdoor werd duidelijk over welke voedingsmiddelen de verschillende locaties beschikten en wat er gegeven werd. 2.4 Observaties van de maaltijden op de kinderopvang Door de maaltijdmomenten van de kinderen op verschillende locaties te hebben geobserveerd werd duidelijk wat van de aanwezige voedingsmiddelen en dranken werd gegeven. Ook werd duidelijk welke hoeveelheden van verschillende voedingsmiddelen aan de kinderen werd gegeven of door de kinderen werd gegeten 2.5 Oriëntatie van meningen en ideeën van pedagogisch medewerkers Op het kinderdagverblijf is een rondgang gemaakt onder de pedagogisch medewerkers over het te voeren voedingsbeleid. Hierbij is nagevraagd wat zij graag veranderd wilden hebben in het huidige voedingsbeleid en wat zij in het nieuwe voedingsbeleid wilden terugzien. Dit om het draagvlak onder pedagogisch medewerkers zo groot mogelijk te maken. 15
2.6 Afnemen van interviews met ouders Keuze methode en verzamelen gegevens Voor het onderzoek is onder de ouders onder andere gebruik gemaakt van half gestructureerde interviews met een topiclijst. Bij deze kwalitatieve methode van interviewen was een vragenlijst of lijst met onderwerpen aanwezig. Als interviewer is bij deze methode een flexibele opstelling gewenst en wordt ingespeeld op de situatie. Dit betekent, dat het interview zich niet strikt tot de aangedragen onderwerpen hoeft te beperken. Er is ruimte voor de eigen inbreng van de geïnterviewde. Nieuw aangedragen onderwerpen in interviews kunnen hierbij naar latere interviews als onderwerp worden meegenomen. Door middel van deze interviews kunnen meningen en ideeën van ouders met betrekking tot het oude voedingsbeleid en nieuw te voeren voedingsbeleid naar voren komen. Bij het afnemen van de interviews is toestemming gevraagd het gesprek op te nemen. Ook werd benadrukt dat de gegevens, verkregen uit de interviews, vertrouwelijk zouden worden behandeld en anoniem zouden worden verwerkt. Respondenten De interviews zijn begin november 2012 afgenomen onder 10 ouders van de verschillende locaties van kinderdagverblijf ‘De Tuintjes in Zuid’. De interviews zijn elke keer door twee personen afgenomen, waarbij één persoon notuleerde en één persoon de vragen stelde. Waar nodig stelde de tweede persoon aanvullende vragen. Voor de werving van de ouders is een nieuwsbrief verstuurd, naar ouders die in het e-mail bestand staan (n52), met de mogelijkheid zich voor een interview op te geven. Dit resulteerde in vijf respondenten. Hierop aanvullend zijn op de verschillende locaties van de kinderopvang persoonlijk ouders geworven. Onderwerpen interview Bij het half gestructureerde interview zijn verschillende onderwerpen aan bod gekomen. Deze onderwerpen zijn zowel van toepassing op de voedingskundige als op de pedagogische kant van het voedingsbeleid. De voedingskundige onderwerpen zijn: Kennis van voeding voor 0 tot 4 jarigen bij de ouders zelf Voeding en hun eigen kind(eren) Voedingsbeleid op de kinderopvang Voeding en speciale gelegenheden In bijlage I is de uitgewerkte lijst met toelichting op de onderwerpen weergegeven. In bijlage II is de opzet van het interview te vinden. 2.7 Invullen van enquêtes door ouders Keuze methode en verzamelen gegevens Mede op basis van de interviews zijn vragen opgenomen die naar voren zijn gekomen of die naar aanleiding van de gesprekken met pedagogisch medewerkers zijn ontstaan. Om een nog vollediger (algemeen) beeld te krijgen van de meningen en ideeën van ouders met betrekking tot het te voeren voedingsbeleid is daarom een enquête naar alle ouders/verzorgers gestuurd. Dit is gedaan om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen en alle ouders/verzorgers de mogelijkheid te geven zijn/haar mening te geven. Op deze manier zijn zoveel mogelijk ouder(s)/verzorger(s) bij de besluitvorming betrokken.
16
Respondenten De enquêtes zijn in november 2012 verstuurd naar alle ouders (n=52) die in het mailbestand van de verschillende locaties van kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ stonden. Hiervan hebben 20 personen de enquête teruggestuurd (38%) Onderwerpen enquête Bij de enquête die is verstuurd zijn verschillende onderwerpen betreffende voeding van 0 tot 4 jarigen en het te voeren voedingsbeleid aan bod gekomen. Deze onderwerpen zijn van toepassing op zowel de voedingskundige als op de pedagogische kant van het voedingsbeleid. Hieronder zijn de onderwerpen die in de enquête aan bod zijn gekomen en van toepassing zijn op de voedingskundige kant weergegeven. Voor de volledige enquête zie bijlage V. Broodbeleg Brood(vervangers) Zuivel(producten) Tussendoortjes Dranken Kennis over voeding Informatie over voeding In bijlage III is een uitgewerkte lijst met toelichting op de onderwerpen weergegeven. Hierin staat omschreven waarom voor deze onderwerpen is gekozen en op welke manier de enquêtevragen in de resultaten zijn verwerkt. In bijlage IIII is de gehele enquête ook te vinden.
17
Hoofdstuk 3 Resultaten 3.1 Inventarisatie van het aanbod op de kinderopvang Bij inventarisatie op acht verschillende meeloopdagen bij de verschillende locaties van kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ (Tuintje 1 en 2 drie keer, Tuintje 3 twee keer) waren de volgende producten op voedingsgebied op minstens één van deze dagen aanwezig: Groenten en fruit: tomaatjes, komkommer, appel, banaan, peer, druiven, mandarijnen, galia meloen, nectarines en sinaasappels. Brood: bruin brood en volkorenbrood (vers van de bakker). Beleg: kipfilet, smeerkaas 48+, pindakaas, Rinse appelstroop, leverworst, kaas (48+ belegen), jam (aardbei en rozenbottel), kokosbrood, boterhamworst, halal leverworst en kipfilet, vegetarische paté en eieren. Smeersel: reguliere halvarine. Zuivel(producten): halfvolle melk en magere yoghurt (beiden gepasteuriseerd), volledige en aanvullende zuigelingenvoeding. Tussendoortjes/overig: cracottes (naturel), soepstengels (naturel), eierkoeken en ontbijtkoek. Dranken: water, aanmaaklimonade en diksap (koffie en thee zijn altijd aanwezig, maar bedoeld voor het personeel en niet voor de kinderen). 3.2 Observaties van de maaltijden op de kinderopvang Bij observaties op acht verschillende dagen bij de verschillende locaties van kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ (Tuintje 1 en 2 drie keer, Tuintje 3 twee keer) is gekeken hoe het dagritme qua eten en drinken op de kinderopvang is. Hierbij is gekeken naar wat en hoeveel de kinderen op de opvang bij de verschillende maaltijdmomenten eten. Daaruit is het volgende naar voren gekomen: Ochtend De kinderen komen tussen 7.30 uur en 9.30 uur binnen. De meeste kinderen hebben dan al ontbeten. Tussendoor In de ochtend werd bij bijna alle observatiemomenten stipt om 9.30 uur fruit gegeten, met één keer een uitloop van 15 minuten (9.45 uur). Op één van de acht observatiedagen was hierop een uitzondering. Het ochtend- en middag tussendoormoment was hierbij verwisseld vanwege de door de leidsters getrokken conclusie dat het fruit dat aanwezig was van te slechte kwaliteit was om gegeten te worden. Bij het tussendoormoment werd altijd peer, appel en banaan aangeboden. Andere fruitsoorten waren soms aanwezig en werden soms aangeboden, afhankelijk van het seizoen en de betaalbaarheid. Dreumesen en peuters kregen het fruit in stukjes aangeboden en konden zelf naar behoefte pakken. Baby’s van 6 tot 12 maanden kregen vaak fruithapjes. Dit was vrijwel altijd een mengsel van appel, peer en banaan. De consistentie hiervan werd in overleg met de ouders aangepast aan de leeftijd. Na het eten van het fruit werd door de dreumesen en peuters aanmaaklimonade of diksap gedronken. Deze waren sterk verdund met water. Baby’s kregen afhankelijk van hun leeftijd fles- of borstvoeding naar behoefte. Als flesvoeding werd, wederom afhankelijk van de leeftijd, zowel volledige als aanvullende zuigelingenvoeding gegeven. De borstvoeding werd eerst ontdooid door deze van de vriezer naar de koelkast te verplaatsen. Vervolgens werd 18
met een speciale flesverwarmer de borstvoeding opgewarmd. Melk die overbleef werd niet opnieuw opgewarmd maar weggegooid. Middag In de middag werd bij alle observatiemomenten zonder uitzondering stipt om 11.30 uur de broodmaaltijd gegeten. Hierbij was altijd één bruin brood en één volkorenbrood aanwezig. Als belegsoorten waren kipfilet, smeerkaas (48+), pindakaas, Rinse appelstroop, leverworst, kaas (48+ belegen) en aardbeienjam altijd aanwezig en werd altijd aangeboden. Kokosbrood, tomaatjes en komkommer werden op zes tot zeven van de observatiemomenten aangeboden. Halal kipfilet, smeerworst of vegetarische paté was soms aanwezig en werd op gemiddeld vier van de observatiemomenten aangeboden. Gekookt ei als beleg was één keer aanwezig en werd ook één keer aangeboden. Als smeersel voor op brood werd zonder uitzondering halvarine gebruikt. Dreumesen en peuters aten bij dit maaltijdmoment één a twee sneeën brood. Soms at een kind drie en incidenteel vier sneeën brood. Tijdens dit maaltijdmoment waren regels opgesteld wat betreft de keuze uit broodbeleg, waar de kinderen zich aan moesten houden. De eerste keuze voor beleg op brood bestond altijd uit hartig beleg. Daarna mochten de kinderen kiezen voor zoet beleg (incusief pindakaas). Het kwam soms voor dat bij één eetmoment meer dan één keer door de dreumesen of peuters hetzelfde beleg werd gekozen als derde boterham. Bij de keuze voor kokosbrood als beleg ging een halve plak kokosbrood op één snee. Baby’s van 6 maanden tot 1 jaar kregen een soepstengel, een halve boterham zonder beleg of een halve boterham besmeerd met halvarine en smeerkaas aangeboden. Dreumesen en peuters kregen na het eten bij alle observatiemomenten een halve beker met halfvolle gepasteuriseerde melk aangeboden. Dit werd vrijwel altijd door de kinderen opgedronken. Baby’s kregen afhankelijk van hun leeftijd fles- of borstvoeding naar behoefte. Als flesvoeding werd, wederom afhankelijk van de leeftijd, zowel volledige als aanvullende zuigelingenvoeding gegeven. De borstvoeding werd eerst ontdooid door deze van de vriezer naar de koelkast te verplaatsen. Vervolgens werd met een speciale flesverwarmer de borstvoeding opgewarmd. Melk die overbleef werd weggegooid en niet opnieuw opgewarmd. Tussendoor Het middagtussendoortje werd bij de verschillende observaties op verschillende tijdsstippen aangeboden, variërend van 15.00 uur tot 15.45 uur. Bij alle observatiemomenten werd eerst zelfgemaakte yoghurtdrank aan de dreumesen en peuters aangeboden. Deze bestond uit magere gepasteuriseerde yoghurt vermengd met water en een minimale hoeveelheid siroop. Incidenteel kreeg een dreumes/peuter hier nog een beker van. Bij zeven van de acht observatiemomenten werden vervolgens één of twee cracottes® als tussendoortje aan de kinderen aangeboden. Meestal werden die droog of met smeerkaas aangeboden, maar soms ook met appelstroop, pindakaas of smeerworst (dubbelgevouwen). Bij één van de acht observatiemomenten werden alleen soepstengels als tussendoortje aangeboden. Bij wederom één van de acht observatiemomenten hadden de kinderen de keuze uit eierkoeken, een plak ontbijtkoek besmeerd met halvarine of belegde cracottes®. Als de kinderen na de maaltijd nog dorst hadden, werd vaak water aangeboden. Eind van de middag Vaak werd aan de kinderen die dit wilden, en waarvan de ouders het goedvonden, een soepstengel aangeboden, om aan het eind van de middag, of onderweg naar huis, op te eten. 19
3.3 Oriëntatie van meningen en ideeën van pedagogisch medewerkers Bij een rondgang onder de pedagogisch medewerkers bij de verschillende locaties van ‘De Tuintjes in Zuid’ is gevraagd wat zij van het voedingsbeleid vonden wat ze tot dan toe uitvoerden en wat ze graag veranderd zouden willen zien. Hieruit kwamen de volgende ideeën/opmerkingen naar voren: De pedagogisch medewerkers vonden fruit geschikt voor het eerste tussendoortje. Twee leidsters opperden de suggestie dat het misschien een idee zou zijn om groenten, bijvoorbeeld wortel, af en toe bij de fruitmomenten aan te bieden. Meer variatie voor het beleg voor op brood. Suggesties hiervoor qua hartig beleg waren: magere smeerkaas, mozzarella met tomaat, roomkaas light, hüttenkäse® kalkoenfilet, fricandeau, ham, rauwkost en gekookt ei. Als zoet beleg gaven ze als suggestie: appel-perenstroop i.p.v. appelstroop, gestampte muisjes en chocopasta. Meer variatie wat betreft brood(vervangers) zoals af en toe een krentenbol. Meer variatie in het tweede tussendoormoment. Het vaker aanbieden van iets anders dan cracottes® zoals eierkoek, evergreen®, liga®, krentenbol, biscuitje, speculaasje of lange vinger. Duidelijke afspraken bij traktaties. Wat kan wel als traktatie en wat niet? Verder werd opgemerkt dat ze het belangrijk vonden dat het nieuwe voedingsbeleid voor hen wel praktisch uitvoerbaar moest blijven. 3.4 Afnemen van interviews met ouders Voor het afnemen van de half gestructureerde interviews zijn op de drie verschillende locaties van kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ ouders geworven (n10, betreft 14 kinderen). Overzicht van de achtergrond van deze respondenten zijn weergegeven in tabel 4. Tabel 4: Achtergrond respondenten kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’
Leeftijd en geslacht respondent
Leeftijd en geslacht kind(eren)
Nationaliteit ouder(s)/ verzorger(s)
Hoogst genoten afgeronde opleiding
Locatie ‘De Tuintjes in Zuid’
1. Vrouw, 32 jaar
Meisje, 20 maanden Jongen, 36 maanden
3. Vrouw, 37 jaar
Jongen, 9 maanden, Jongen 36 maanden Jongen 6 maanden, Jongen 30 maanden Meisje 22 maanden
Nederlandse
Nederlandse
8. Vrouw 32 jaar
Meisje 2 maanden, Meisje 36 maanden Meisje 12 maanden, Jongen 36 maanden Jongen, 36 maanden
9. Man, 40 jaar
Meisje 36 maanden
Nederlandse
10. Vrouw 33 jaar
Meisje 24 maanden
Nederlandse
Wetenschappelijk onderwijs VWO, propedeuse universiteit Wetenschappelijk onderwijs Wetenschappelijk onderwijs Wetenschappelijk onderwijs Wetenschappelijk onderwijs Wetenschappelijk onderwijs Hoger Beroepsonderwijs Wetenschappelijk onderwijs Hoger Beroepsonderwijs
III
2. Man, 40 jaar
Nederlandse/ Franse Nederlandse
4. Vrouw, 36 jaar 5. Vrouw 32 jaar 6. Vrouw 36 jaar 7. Vrouw 36 jaar
Nederlandse Franse
Nederlandse/ Israëlisch Nederlandse
I II I III II II II I III
20
In bijlage V zijn in een schematisch overzicht de resultaten van deze half gestructureerde interviews in tabelvorm weergegeven. Veel genoemde onderwerpen die door de respondenten vaak zijn genoemd en andere belangrijke punten worden hieronder kort besproken. Uit de interviews bleek dat het kennisniveau betreffende voeding en jonge kinderen verschillend was onder ouders. Zo kenden sommige respondenten de richtlijnen van het voedingscentrum, bijvoorbeeld met betrekking tot de schijf van 5, voor specifieke producten zoals leverworst en smeerkaas en aanbevolen hoeveelheden. Bij andere respondenten was deze kennis minder of niet aanwezig. Dit zorgde ervoor dat de behoefte aan informatie over voeding en 0 tot 4 jarigen ook verschilde. Bovendien gaven sommige respondenten aan behoefte aan informatie te hebben over wat gezonde voeding voor 0 tot 4 jarigen inhoudt, terwijl andere respondenten juist meer waarde hechtten aan de communicatie van het voedingsbeleid vanuit de kinderopvang naar de ouders toe. Zo gaf één respondent aan behoefte te hebben aan meer communicatie van de kinderopvang naar de ouders toe, betreffende informatie over de voeding die haar kinderen op de kinderopvang krijgen. Wel waren bijna alle respondenten zich bewust van het belang van een gevarieerde voeding. Ook gaven bijna alle respondenten aan het belangrijk te vinden op de hoeveelheid zoete producten (suikers) voor hun kinderen te letten en deze zoveel mogelijk te beperken. Verder werd door veel respondenten belang gehecht aan voldoende groenten en fruit. Een aantal respondenten vertelde ook dat ze het belangrijk vonden dat hun kind zo veel mogelijk volkorenproducten krijgt. Twee respondenten gaven ook aan dat zij het belangrijk vonden dat hun kind voldoende te drinken krijgt, zowel thuis als op de kinderopvang. Kijkend naar het voedingsbeleid op de kinderopvang ten tijde van afname van deze interviews onder de respondenten, viel op dat ze in verschillende mate hiervan op de hoogte waren. De één heel goed, de ander minder. Vrijwel alle respondenten waren het erover eens dat fruit als tussendoortje in de ochtend op de kinderopvang geschikt is. Eén respondent gaf de suggestie om af en toe groenten als tussendoortje aan te bieden in plaats van fruit. Bij de vraag wat ze aan het huidige voedingsbeleid graag anders zouden zien, brachten respondenten met name twee onderwerpen naar voren. Als eerste werd de soepstengel bij het ophalen genoemd, wat drie respondenten overbodig vonden. Als tweede werd de aanmaaklimonade genoemd die op de kinderopvang wordt gegeven. Bijna de helft van de respondenten wilden liever dat dit minder of helemaal niet gegeven wordt. Op het gebied van voeding en speciale gelegenheden zoals Sinterklaas en Kerst vonden de meeste respondenten dat dan een uitzondering mag worden gemaakt. Er mag door kinderen meer ongezonde voeding worden genomen. Op het gebied van verjaardagen vonden vier van de tien respondenten echter dat hiervoor in meer of mindere mate regels voor moeten worden opgesteld. Twee respondenten gaven hierbij aan dat een traktatie niet altijd iets van eten hoeft te zijn, maar dat dit ook kan in de vorm van bijvoorbeeld een knutselwerkje.
21
3.5 Invullen van enquêtes door ouders Voor het invullen van de enquêtes door ouders is het bestaande mailbestand bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ gebruikt om enquêtes naar de ouders te versturen. Ook werd op de drie verschillende locaties van kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ persoonlijk aan ouders gevraagd de enquête in te vullen. Overzicht van de achtergrond van deze respondenten is weergegeven in tabel 5. Tabel 5: Achtergrondgegevens enquête respondenten (n20)
Geslacht respondent
Leeftijd respondent
Hoogst afgeronde opleiding respondent
Geslacht kinderen respondent
Leeftijd kinderen respondent
Locatie respondent
Man= 3 Vrouw= 17
M = 39 SD = 5,6 M = 36,3 SD = 5,5
Havo 1 MBO 1 HBO 5 WO 13
Jongens 11 Meisjes 20
0 tot 6 mnd = 3 6 tot 12 mnd = 5 1 tot 2 jaar = 7 2 tot 3 jaar = 6 3 tot 4 jaar = 10
Tuintjes 1 =10 Tuintjes 2 = 2 Tuintjes 3/4 = 8
Bij de vraag welk broodbeleg ouders op de kinderopvang geschikt vinden voor hun kind is gekeken naar het broodbeleg wat tijdens het maken van deze enquête aanwezig was op de kinderopvang. Resultaten hiervan zijn weergegeven in tabel 6 Tabel 6: Hoe vaak vinden ouders (n20) dat de volgende belegsoorten op de kinderopvang gegeven mogen worden? (1 = nooit, 2 = één keer per week, 3 = twee keer per week, 4 = één keer per dag, 5 = twee keer per dag, 6 = drie keer per dag, 7 = meer dan 3 keer per dag)
Soort broodbeleg
Gemiddelde
Standaard Deviatie
Kipfilet Smeerkaas 48+ Pindakaas Rinse appelstroop Leverworst Kaas 48+ belegen Aardbeienjam, normaal Kokosbrood
M= 2,8 M= 3,6 M= 3,4 M= 3,6 M= 2,6 M= 3,4 M= 3,1 M= 2,5
SD= 1,3 SD= 0,8 SD= 1,0 SD= 1,3 SD= 1,1 SD= 1.0 SD= 1,1 SD= 1,1
Bij kipfilet hadden twee respondenten ‘nooit’ ingevuld. Eén deed dat omdat haar kind moslima is en alleen halal vlees eet en zij in de veronderstelling was dat dit niet aanwezig is op de kinderopvang. Een ander omdat zij/hij kipfilet alleen geschikt vindt als broodbeleg, wanneer dit afkomstig is van biologische kippen in verband met hormonen in de kip. Deze gaf aan het dat ze het liefst heeft dat alle vleeswaren biologisch zijn op de kinderopvang. Verder was bij één respondent een outliner bij de appelstroop. Deze vond bij het invullen dat zijn/ haar kind meer dan drie keer per dag appelstroop mag krijgen. Bij de vraag of de respondenten vonden dat er genoeg variatie wat betreft broodbeleg aanwezig was, antwoorden 15 van de 20 respondenten met ja. Suggesties van de overige respondenten waren meer keuze uit vleeswaren, meer keuze uit hartig beleg, 30+zuivelproducten als beleg en verschillende groenten bij/op het brood. Met betrekking tot de broodmaaltijd is gevraagd welke producten ouders geschikt vonden voor de broodmaaltijd. Hierbij waren meerdere antwoorden mogelijk. 22
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Figuur 3: percentage respondenten (n20) dat bovenstaande producten afzonderlijk als geschikt ervaart voor de broodmaaltijd voor kinderen van 1 tot 4 jaar.
Volkoren en bruine boterhammen werden door de respondenten als meest geschikt voor de broodmaaltijd ervaren. Suggesties voor andere producten betreffende de broodmaaltijd dan die uit de bovenstaande tabel werden door de respondenten niet gegeven. In de enquête waren ook twee vragen opgenomen over zuivel/ melkproducten. Op de vraag hoe vaak de respondenten vinden dat hun kind op de kinderopvang op een dag zuivelproducten hoort te krijgen, antwoordde 14 respondenten één glas/ moment per dag en 6 respondenten twee glazen/ momenten per dag. Hiervan gaven 14 respondenten aan de voorkeur te geven aan halfvolle zuivelproducten, drie voor volle zuivelproducten, één voor opvolgmelk en één voor sojamelk. één respondent gaf aan dat naast halfvolle zuivelproducten ook magere zuivelproducten gegeven zouden mogen worden. Met betrekking tot de tussendoor momenten is gevraagd welke producten ouders geschikt vinden voor een tussendoortje voor een kind van 1 tot 4 jaar. Hierbij waren meerdere antwoorden mogelijk. De volgende resultaten zijn hierbij naar voren gekomen.
23
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Figuur 4: percentage respondenten (n20) dat bovenstaande tussendoortjes als geschikt ervaart bij de tussendoor momenten voor kinderen van 1 tot 4 jaar
Hieruit bleek dat het grootste deel van de respondenten groenten, fruit, rijstwafels en soepstengels als een geschikt tussendoortje ervaren. Suggesties die ook werden gegeven door respondenten waren rozijntjes, volkoren biscuits en rijstwafels zonder zout. Ook is aan ouders gevraagd hoe vaak ze vinden dat verschillende soorten dranken op de kinderopvang aan hun kinderen gegeven mogen worden. Resultaten hiervan zijn weergegeven in tabel 7. Tabel 7: Hoe vaak vinden ouders dat de volgende dranken op de kinderopvang gegeven mogen worden? (1 = nooit, 2 = één keer per dag, 3 = twee keer per dag, 4 = drie keer per dag, 5 = meer dan drie keer per dag)
Soort broodbeleg
Gemiddelde
Standaard Deviatie
Limonadesiroop, verdund Diksap, verdund Water Thee Vruchtensappen Vruchtensappen verdund met water (half om half)
M=2,0 M=2,5 M=4,9 M=3,6 M=1,5 M=2,1
SD= 0,7 SD= 0,8 SD= 0,3 SD= 1,6 SD= 0,6 SD= 0,8
Opvallend uit deze resultaten is het grote verschil tussen de respondenten naar aanleiding van de vraag over hoe vaak thee op de kinderopvang gegeven mag worden. Zo waren er drie respondenten die vonden dat thee nooit op de kinderdagopvang gegeven mag worden, maar ook negen respondenten die vonden dat het meer dan drie keer per dag gegeven mag worden.
24
Verder werden in de enquête aan ouders ook een aantal open vragen gesteld die aanvullend aan elkaar waren en elkaar soms enigszins overlapten en/ of dezelfde antwoorden bij respondenten naar voren brachten. Dit waren de volgende vragen: Welke 3 punten vindt u het belangrijkst, als gekeken wordt naar de voeding van uw kind (eren)? Welke kennis zou van u op voedingsgebied bij pedagogisch medewerkers aanwezig mogen zijn? Welke informatie/ onderwerpen zou u graag in het voedingsbeleid terug willen zien? Punten die hierbij vaak naar voren kwamen of opvallend waren worden hieronder kort besproken. Als werd gekeken welke 3 punten ouders belangrijk vinden aan de voeding van hun kind kwamen bij de respondenten de volgende punten het vaakst naar voren: gevarieerde/gebalanceerde voeding (n9) gezond eten (goede kwaliteit/ vers eten) (n9) weinig/ geen suikers (n6) (juiste) hoeveelheden (n5) Andere punten die ouders ook belangrijk vonden, maar die bij minder dan vier en meer dan één respondent naar voren kwam waren: niet te vet, geen snoep, vezelrijk, biologisch, voldoende groenten, weinig/ geen tussendoortjes, vooral water aanbieden als drinken, voldoende drinken aanbieden en plezier bij het eten. Bij de vragen welke kennis bij pedagogisch medewerkers aanwezig zou mogen zijn en welke informatie/ onderwerpen ouders graag in het voedingsbeleid terug wilden zien, kwamen de bovengenoemde antwoorden vaak terug. Zo werd kennis over gevarieerde voeding, wat gezond eten is en juiste hoeveelheden voor kinderen ook genoemd bij de vraag welke kennis bij pedagogisch medewerkers aanwezig zou mogen zijn. Andere antwoorden die nog werden gegeven waren: kennis over allergieën leeftijdsgebonden voedingskennis kennis over voedingsstoffen van de producten die worden gebruikt. kennis over de functie van voedingsstoffen en effecten (zowel positief als negatief) op de hoogte zijn van aanbevolen hoeveelheden kinderen van 1 tot 4 jaar Informatie die ouders graag in het voedingsbeleid terug willen zien komen ook weer veelal terug op de punten genoemd bij de kennis die bij pedagogisch medewerkers aanwezig zou mogen zijn. Andere punten die hierbij naar voren kwamen waren: verantwoording van de producten die door de kinderopvang gebruikt worden richtlijnen en beleid ten aanzien van voeding en de keuzes die gemaakt worden (en het waarom) aandacht voor biologische voedingsmiddelen duurzaamheids- en obesitastrend Verder gaven sommige respondenten aan een goede communicatie van het voedingsbeleid naar de ouders toe belangrijk te vinden.
25
Hoofdstuk 4 Discussie Op de vraag ‘Hoe dient het te ontwikkelen voedingsbeleid in samenspraak met ouders en pedagogisch medewerkers bij Kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ gebaseerd op richtlijnen van het Voedingscentrum voor kinderen van 0 tot 4 jaar eruit komen te zien?’ kan worden gesteld dat voedingsrichtlijnen en meningen van pedagogisch medewerkers en ouders betreffende het te voeren voedingsbeleid grotendeels overeen komen, zoals voldoende groenten en fruit aanbieden en zorgen voor voldoende variatie. Het huidige voedingsbeleid voorziet hier ook al gedeeltelijk in. Toch zijn naar aanleiding van gevonden richtlijnen, de stand van huidig wetenschappelijk onderzoek en wat ouders en pedagogisch medewerkers belangrijk vinden een aantal aanpassingen nodig. Deze zijn in het nieuwe voedingsbeleid opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met wat ouders en pedagogisch medewerkers belangrijk vinden en wat de kennis onder ouders en pedagogisch medewerkers is betreffende een gezonde voeding voor 0 tot 4 jarigen. Als belangrijkste resultaat komt naar voren dat pedagogisch medewerkers graag meer variatie zouden willen hebben in het eten wat bij de lunch en de tussendoortjes wordt aangeboden. Ouders vinden een gevarieerde en gebalanceerde voeding één van de belangrijkste punten voor hun kind op de kinderopvang. Gevarieerd eten is voor kinderen van belang om een gezond eetpatroon te ontwikkelen. Hierdoor krijgen kinderen voldoende van alle voedingsstoffen binnen. (28) Kinderen die veel verschillende smaken aangeboden krijgen zullen een meer gevarieerde voeding aanleren dan kinderen die dat niet krijgen. (29) Eén van de meest bepalende factoren voor een gevarieerd voedingsgedrag van kinderen op latere leeftijd is dan ook de ontwikkeling van de smaak. (30) Daar kinderen vaak de voorkeur hebben voor voeding met een hoge energiewaarde lopen ze het risico bij onvoldoende variatie overgewicht te ontwikkelen. Een gezond en gevarieerd eetpatroon speelt dan ook een grote rol in het voorkomen van overgewicht bij jonge kinderen.(31) Bij het tweede tussendoormoment op de kinderopvang blijkt uit de observaties dat meer variatie mogelijk zou zijn. Juist het 2e tussendoormoment blijkt uit observaties een moment te zijn waarbij meer smaakvariatie kan worden aangeboden De variatie in beleg wordt mede ondersteund door wetenschappelijk onderzoek met name als alternatief voor smeerkaas en smeerleverworst. Dit omdat een teveel aan zout en vitamine A kan ontstaan. (32,33,34) Ook is in de enquête door een aantal respondenten aangegeven, dat meer keuze uit vleeswaren en hartig beleg wenselijk is. Uit observaties blijkt dat variatie in hartig beleg van belang is omdat op dit moment op de kinderopvang vooral de keuze bestaat uit smeerkaas, 48+ kaas en smeerleverworst. Als baby’s of peuters teveel vitamine A binnenkrijgen, stapelt het zich op in het lichaam. Dit kan mogelijk schadelijk zijn voor de gezondheid van het kind. Problemen met de huid, ogen en/of het skelet of verschijnselen als hoofdpijn en misselijkheid kunnen het gevolg zijn. (32) Daarom wordt door de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum geadviseerd kinderen tot 4 jaar niet meer dan 3 keer per week smeerleverworst te geven. Voor baby’s tot één jaar geldt een advies van twee keer per week.
26
In smeerkaas zit veel zout voor kinderen. De nieren van baby’s en jonge kinderen kunnen zout nog niet zo goed verwerken als die van een volwassene. Hierdoor kunnen ze op latere leeftijd last krijgen van hun nieren. (33,34) Verschillend wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat er een verband is tussen de zoutinname op jonge leeftijd en de bloeddruk op latere leeftijd. Jonge kinderen die meer zout op jonge leeftijd binnenkregen hadden later gemiddeld een hogere bloeddruk.(13,35,36) Bovendien wennen de meeste kinderen snel aan meer zout, waardoor ze op latere leeftijd waarschijnlijk ook meer zout gebruiken. Aanbevelingen voor zout voor jonge kinderen zijn dan ook een stuk lager ten opzichte van volwassenen. Geldt voor volwassenen een aanbeveling van het voedingscentrum van maximaal 6 gram zout per dag, voor kinderen van 1 tot 3 jaar is dit 3 gram per dag. Baby’s van 7 tot 12 maanden mogen maximaal 1 gram zout per dag. (33) Verder is het waardevol om dranken onder de loep te nemen naar aanleiding van de adviezen van de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum, het drinken wat de kinderen op de kinderopvang krijgen en de mening die ouders hierover hebben. Melk (producten) zorgen bij kinderen vaak voor een belangrijk deel van de vitamine b2 en calciumvoorziening. (5) In Nederland gebruiken kinderen van 1 tot 4 jaar echter gemiddeld veel meer dan de aanbeveling van 300ml die nodig is (6,17) Dit kan zorgen voor een onevenwichtige voeding, waarbij vooral de inname van voedingsvezel en ijzer onder druk komt te staan. Het is daarom belangrijk niet (veel) meer dan de aanbevolen hoeveelheid aan melkproducten te geven. (5) Er is wetenschappelijk onderzoek in de vorm van een review over 37 onderzoeken betreffende calcium, melkproducten en gezondheid van de botten in kinderen en jong volwassenen. Hieruit kwam naar voren dat bij zowel een toename in consumptie van zuivel (producten) als een hogere totale calciuminname geen enkel positief effect op gezondheid van botten bij kinderen en jong volwassenen kon worden aangetoond. (37) Op dit moment zijn er op de kinderopvang twee momenten dat de kinderen zuivelproducten krijgen. Bij de enquête gaven 14 van de respondenten aan één zuivelmoment per dag op de kinderopvang genoeg te vinden. Echter, in dezelfde enquête gaven ook veel ouders aan (65%) dat ze yoghurt als tussendoortje geschikt achten. Hierdoor is niet helemaal duidelijk wat de mening van de respondenten op dit gebied is. In plaats van extra zuivelmomenten wordt door het Voedingscentrum en de Gezondheidsraad geadviseerd energiearme dranken als (vruchten) thee en water te geven. (5,6) Voor beperking van zoete dranken en daarmee het verkleinen van het risico op overgewicht wordt ook geadviseerd water of thee zonder suiker als alternatief voor suikerrijke dranken te gebruiken. Dit is ook beter voor het gebit van een kind. Met het oog op tandbederf wordt geadviseerd niet meer dan zeven keer per dag iets te eten en drinken, thee en water zonder suiker uitgezonderd. (38,39,40) Als wordt gekeken naar de mening van respondenten in interviews en enquêtes is te zien dat veel respondenten het belangrijk vinden dat hun kind niet teveel suikerrijke producten binnenkrijgt, zoals suikerrijke dranken en tussendoortjes. Dit is conform de richtlijnen van het Voedingscentrum en de Gezondheidsraad. (5,6) Om thee als alternatief voor suikerrijke dranken te gebruiken lopen de meningen bij ouders uiteen. Sommigen vinden dit een goed idee. Anderen helemaal niet en willen dat hun kind helemaal geen thee op de kinderopvang krijgt. Dit zou kunnen komen doordat een aantal respondenten in de veronderstelling verkeert dat thee slecht is voor kinderen ten aanzien van de mondgezondheid of de cafeïne (theïne) die hierin zit. Ook de richtlijnen zijn hierin niet eenduidig. Enerzijds adviseert het Voedingscentrum kinderen onder 27
de 13 jaar helemaal geen cafeïnevrije dranken te geven. Dit omdat het een nadelig effect zou kunnen hebben op het zenuwstelsel van een kind. Hierbij wordt thee ook genoemd. Anderzijds adviseert Het Voedingscentrum jonge kinderen thee te geven als alternatief voor suikerrijke dranken. Deze tegenstrijdige adviezen kunnen tot onduidelijkheid leiden bij ouders en tot tegengestelde meningen over dit onderwerp. (40) Als naar het eigen onderzoek gekeken wordt, is één van de sterke punten van het onderzoek dat het specifiek is gericht op kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’. Hierdoor sluit het verrichte onderzoek en het geschreven voedingsbeleid goed aan op de behoeften van de kinderopvang en wordt een breder draagvlak onder ouders en medewerkers gecreëerd dan wanneer dit niet het geval zou zijn. Ander sterk punt van het onderzoek is de brede opzet waarin dit gedaan is. Eerst is literatuuronderzoek verricht naar bestaande richtlijnen en al bekend onderzoek betreffende 0 tot 4 jarigen en de kinderopvang. Vervolgens zijn inventarisaties en observaties verricht. Dit gaf een goed beeld hoe de eetmomenten zich verhouden in relatie tot de adviezen die door het Voedingscentrum en de Gezondheidsraad worden gegeven. Door vervolgens te vragen naar meningen en ideeën van pedagogisch medewerkers in interviews en enquêtes kon de vergelijking worden gedaan tussen enerzijds de adviezen en anderzijds het op dat moment geldende voedingsbeleid en de meningen en ideeën van pedagogisch medewerkers en ouders. Hierdoor kon een weloverwogen afweging worden gemaakt wat in het voedingsbeleid moest worden opgenomen en wat niet. Een minder sterk punt van het onderzoek is de mogelijke overlapping van respondenten van de interviews met respondenten van de ingevulde enquêtes. Dit omdat de enquête naar alle ouders die in het mailbestand van ‘De Tuintjes in Zuid’ staan is verzonden. Het kan dus zo zijn dat mensen bij wie we interviews hebben afgenomen ook de enquêtes hebben ingevuld. Omdat de enquêtes anoniem zijn verstuurd, ontvangen en verwerkt is dit niet na te gaan. Dit zou op sommige onderwerpen of vragen een te vertekend beeld kunnen hebben gegeven. Wel is het zo dat in de enquête veel nieuwe vragen zijn opgenomen die in het interview niet werden gesteld. Dit kwam ook juist mede doordat de interviews nieuwe vragen opriepen. Een ander minder sterk punt is dat het grootste deel van de respondenten vrouw waren. Het zou kunnen zijn dat vaders als ouders van hun kinderen een ander beeld hebben dan vrouwen over voeding en de voeding voor hun kind. Het was daarom wenselijker geweest als meer interviews waren gehouden onder vaders en meer respons in enquêtes te hebben gehad van vaders. Tot slot is een sterk punt van dit onderzoek dat de resultaten uit het onderzoek zijn gebruikt voor het schrijven van het nieuwe voedingsbeleid. Uiteindelijk is er iets tastbaars uitgekomen, waar de kinderen, ouders, pedagogisch medewerkers en directie trots op kunnen zijn en hen op het gebied van voeding en streepje voor geeft ten opzichte van de meeste andere kinderdagverblijven.
28
Aan de hand van het gedane onderzoek zijn aanbevelingen geformuleerd. Deze zijn grotendeels in het nieuwe voedingsbeleid verwerkt en houden het volgende in. Het afschaffen van kokosbrood als beleg op de kinderopvang. Kokosbrood als beleg is niet geschikt voor kinderen vanwege de combinatie van suikers en de grote hoeveelheid verzadigde vetten die hierin zitten. Ouders zien het van alle belegsoorten die aanwezig zijn het minst graag op de kinderopvang. Het aanbieden van één of twee alternatieven voor zoet beleg naast jam en appelstroop (pindakaas), er van uitgaande dat kokosbrood als beleg op de kinderopvang minder/niet wordt gebruikt. Het beperken van smeerkaas (48+) en smeerleverworst voor op het brood tot maximaal 3 dagen in de week op de kinderopvang voor kinderen van 1 tot 4 jaar en maximaal 2 dagen in de week voor baby’s van 6 tot 12 maanden. Nooit op dezelfde dag twee keer één van deze belegsoorten aan een kind geven. Meer standaard alternatieven voor vleeswaren en zuivelproducten als beleg, zodat naast smeerkaas (48+), gewone kaas (48+ belegen), kipfilet en leverworst andere keuzes kunnen worden gemaakt, betreffende hartig beleg. Eén a twee keer per week iets anders aanbieden als het standaard beleg zoals fruit of groenten op brood, rauwkost, selleriesalade, sandwichspread of gekookt ei. Meer variëren bij het tweede tussendoormoment. Tenminste drie keer per week bij het tweede tussendoormoment iets anders aanbieden. Drie verschillende tussendoortjes per week als tweede tussendoormoment aanbieden. Het afschaffen van een soepstengel voor kinderen, vlak voor het naar huis gaan. Dit geldt namelijk als derde tussendoortje en kan de eetlust bij het avondeten van een kind beperken. Het standaard aanbieden/ neerzetten van schaaltjes verschillende groenten bij één van de eetmomenten op een dag op de kinderopvang (eerste tussendoormoment, lunch, tweede tussendoormoment), waarbij kinderen vrij kunnen pakken. Het beperken van zuivelproducten op de kinderopvang tot een maximum van 200ml per dag. Kinderen krijgen thuis ook al zuivelproducten en bereiken al snel de aanbeveling van 300ml zuivelproducten per dag. Overconsumptie van melkproducten is niet in het belang van kinderen en niet gezondheidsbevorderend. Het advies margarine uit een kuipje (bij voorkeur dieetmargarine) als smeersel voor op het brood te gebruiken in plaats van halvarine. Dit omdat de meeste peuters aan de ondergrens zitten wat betreft inname van vetten en het advies dat hiervoor geldt. Door meer bij het broodbeleg te variëren, krijgen kinderen minder (verzadigde) vetten met het beleg binnen. De verhouding ‘goede’ vetten zal hierdoor toenemen en ‘slechte’ vetten afnemen. Het beperken van suikerrijke dranken tot één keer per dag op de kinderopvang voor kinderen van 1 tot 4 jaar. Duidelijke regels omtrent traktaties. Het opnemen van informatie in het voedingsbeleid voor pedagogisch medewerkers en ouders over aanbevolen hoeveelheden, voedingsstoffen, gezonde voeding en informatie over de producten die ze op de kinderopvang gebruiken. Een duidelijke communicatie en verantwoording van het voedingsbeleid naar de ouders en pedagogisch medewerkers toe. Ouders op de hoogte stellen van eventuele tussentijdse veranderingen.
29
Hoofdstuk 5 Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat adviezen van het Voedingscentrum en de Gezondheidsraad betreffende voeding voor 0 tot 4 jarigen over het algemeen goed gecombineerd kunnen worden met de meningen en ideeën van ouders en pedagogisch medewerkers. Meer variatie en een gezondere, meer gebalanceerde voeding staan hierbij in het nieuwe voedingsbeleid ten opzichte van het oude voedingsbeleid centraal. Wel is een goede onderbouwing en communicatie van het voedingsbeleid naar de ouders toe belangrijk. Dit zodat de ouders weten waar de kinderopvang voor staat op het gebied van voeding en waarom. Hiernaast is het belangrijk dat pedagogisch medewerkers zelf goed op de hoogte zijn van het nieuwe voedingsbeleid en hoe vaak, welke en waarom deze voedingsmiddelen geven Uiteindelijk draait het allemaal om de gezondheid en het plezier van de kinderen op de kinderopvang en hoe ouders, pedagogisch medewerkers en directie hieraan kunnen bijdragen. Het voedingsbeleid moet dan ook leuk en interessant zijn voor kinderen. Kortom: Een voedingsbeleid waar kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ en al hun betrokken trots op kunnen zijn!
30
Literatuurlijst 1. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Beleidsregels van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2012, Directie Kinderopvang, nr. KO/2011/22192, tot uitvoering van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen). Den Haag. 2012. 2. De Tuintjes in Zuid. Pedagogische Visie Kinderopvang De Tuintjes in Zuid. Thema: ‘’respect’’. Datum van raadpleging: 02-11-2012. Beschikbaar via: http://www.kinderdagverblijfdetuintjesinzuid.nl/cms_data/pedagogisch_beleidsplan_kinderdagverblijf_detuintjesinzuid.pdf 3. Gezondheidsraad. Health Council of the Netherlands. Richtlijnen goede voeding 2006. Den Haag. 18 september 2006. 4. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Richtlijnen Voedselkeuze. 12 april 2011. 5. Lim. J, Steinbuch I, Ambler A, et al. Voeding van zuigelingen en peuters. Uitgangspunten voor de voedingsadvisering voor kinderen van 0-4 jaar. 2007.p.13,14,24,29-31,37. 6. Alles over gezond eten en bewegen met baby en peuter. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Den Haag: Voedingscentrum; 2008. p.19,45-47,69-71. 7. Lippi G, Franchini M. Vitamin K in Neonates: facts and myths. Blood Transfusion, 2011 januari;9(1):4-9. 8. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Encyclopedie. Vitamine K. Geraadpleegd: 08-11-2012 http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/vitamine-k.aspx 9. Gezondheidsraad. Voedingsnormen: calcium, vitamine D, thiamine, riboflavine, niacine, pantotheenzuur en biotine. Den Haag: Gezondheidsraad, 2000.p. 81-108. 10. Gezondheidsraad. Evaluatie van de voedingsnormen voor vitamine D. Den Haag. Gezondheidsraad, 26 september 2012. p.14,15,75-86. 11. Rossum CTM van, Büchner FL, Hoekstra J. Quantification of health effects of breastfeeding. Review of the literature and model simulation. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Bilthoven. 2005. 12. Thijs C, Kools EJ, Reijneveld SA: Gezondheidseffecten van borstvoeding. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 2006:84:223-230. 13. Gezondheidsraad. Keukenzout en de bloeddruk. Den Haag. Gezondheidsraad, 18 oktober 2000. p. 24-25. 14. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Wat kun je je kind geven? Geraadpleegd 17-11-2012. 15. Smith J.K, Burns S, Cunningham S, et al. The hazards of honey: infantile botulism. Brittish Medical Journal. 2010 Sep 29. 16. Koepke R, Sobel J, Arnon S.S. Global occurrence of infant botulism, 1976-2006. Pediatrics. 2008 Jul;122(1):73-82. 17. Breedveld B.C, Hulshof K.F.A.M. Zo eten jonge peuters in Nederland. Resultaten van het Voedingsstoffen Inname Onderzoek 2002. Eerste druk. Den Haag: Voedingscentrum; 2003.p. 10,1517,24-27. 18. Ocké M.C, van Rossum C.T.M, Fransen H.P. et al. Dutch National Food Consumption Survey Young Children 2005/2006. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Bilthoven. 2008 19. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Voedselconsumptiepeiling. Resultaten Voedingsmiddelen- jonge kinderen. Geraadpleegd 20-11-2012 http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Onderwerpen/V/Voedselconsumptiepeiling/Overzicht_peilingen/Jong e_kinderen/Resultaten_voedingsmiddelen_jonge_kinderen 20. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Voedselconsumptiepeiling. Resultaten Nutriënten- jonge kinderen. Geraadpleegd 20-11-2012 http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Onderwerpen/V/Voedselconsumptiepeiling/Overzicht_peilingen/Jong e_kinderen/Resultaten_nutri%C3%ABnten_jonge_kinderen 21. Van overbeek K, Bakker I, de Vries S.I, et al. Rol kinderopvang in de preventie van bewegingsarmoede en ongezonde voeding bij 0-4 jarigen. De rol die leid(st)ers van
31
kinderdagverblijven en peuterspeelzalen kunnen en willen spelen bij de preventie. Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek. Leiden. Februari 2005. 22. Gubbels J, Kremers S, Thijs C, et al. Overgewicht bij jonge kinderen. De invloed van het kinderdagverblijf op voeding en beweging. JeugdenCo Kennis 2010;4(4):15-23. 23. Gubbels, J.S, Kremers SP, Stafleu A, et al. Child-care use and the association with body mass index and overweight in children 7 months to 2 years of age. International Journal of Obesity. 2010 oktober;34(10):1480-6. 24. Benjamin, S.E, Rifas-Shiman S.L, Taveras E.M et al. Early child care and adiposity at ages 1 and 3 years. Pediatrics, 2009 april;124(2):555-62. 25. Geoffroy M.C, Power C, Touchette E. Childcare and Overweight or Obesity over 10 Years of Follow-Up. Journal of Pediatrics, 2012 november;doi:10.1016/j.jpeds.2012.09.026. 26. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Loketgezondleven.nl. Voeding bij 0-4-jarigen. 25 september 2012. http://www.loketgezondleven.nl/infopunt/thema-s/leefstijl/voeding/voeding-bij-0-4jarigen/ 27. van den Berg S.W, Scholtens S, Wijga, A.H et al. Overgewicht bij jonge kinderen en volwassenen: kwantificeren van de kloof tussen energieinneming en energieverbruik. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Bilthoven. 2006. 28. Skinner J. D, Carruth B. H, Bounds W. et al. (2002). Do food-related experiences in the first 2 years of life predict dietary variety in school-aged children? Journal of Nutrition Education and Behavior, 2002 December;34(6):310-315. 29. Gerrish C. J, Mennella, J. A. Flavor variety enhances food acceptance in formula-fed infants. American Journal of Clinical Nutrition, 2001 Juni;73(6):1080-1085. 30. Kelder C.H, Perry C.L, Klepp K.I, et al. Longitudinal tracking of adolescent smoking, physical activity, and food choice behaviors. American Journal of Public Health. 1994 Juli; 84(7): 1121–1126. 31. Scaglioni S, Salvioni M, Galimberti C. Influence of parental attitude in the development of children eating behavior. British Journal of Nutrition. 2008;99(1):22-25. 32. Penniston K.L, Tanumihardjo S.A. The Acute and Chronic toxic effects of vitamin A. American Journal of Clinical Nutrition. 2006 Feb;83(2):191-201. 33. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Encyclopedie. Zout. Geraadpleegd 13-12-2012. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/zout.aspx 34. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Nieuws. Kindersnacks veel te zout. 7 oktober 2011. Geraadpleegd 13-12-2012. http://www.voedingscentrum.nl/nl/nieuws/kindersnacks-veel-te-zout.aspx 35. Geleijnse J. M, Hofman A, Witteman J. C. Long term effects of neonatal sodium restriction on blood pressure. Hypertension. 1997 Apr;29(4):913-7. 36. Martin R.M, McCarthy A, Smith G.D, et al. Infant Nutrition and blood pressure in early childhood. The Barry Cearphilly Growth Study. The American Journal of Clinical Nutrition. 2003 juni;77(6):14891497. 37. Lanou A.J, Berkow S.E, Barnard N.D. Calcium, Dairy Products and Bone Health in Children and Young Adults: a Reevaluation of the Evidence. Pediatrics. 2005 maart;115(3):736-743. 38. Singer E, Kleerekoper L. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. Eerste druk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2009. p. 274-136 39. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Encyclopedie. Suiker. Geraadpleegd 15-12-2012. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/suiker.aspx 40. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Encyclopedie. Koolhydraten. Geraadpleegd 15-12-2012. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/koolhydraten.aspx 41. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Encyclopedie. Cafeïne. Geraadpleegd 15-12-2012. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/cafeine.aspx
32
Bijlagen Bijlage I Toelichting onderwerpen interview Kennis van voeding voor 0 tot 4 jarigen Hierbij is gevraagd naar de algemene kennis die de ouder(s)/verzorger(s) zelf hebben betreffende dit onderwerp en waar ze hun informatie verkrijgen of (op)zoeken. Ook is gevraagd aan welke informatie zij behoefte hebben. Dit is aan de ouder(s)/ verzorger(s) gevraagd om te kijken welke informatie betreffende voeding en 0 tot 4 jarigen voor ouders wenselijk is om op te nemen in het nieuwe voedingsbeleid. Voeding en hun eigen kind(eren) Bij dit onderwerp werd inhoudelijk dieper ingegaan op de verschillende maaltijdmomenten en tussendoortjes. Hierbij is aan ouder(s)/verzorger(s) gevraagd wat voor drinken en voeding ze aan hun kinderen geven. De hoeveelheid en het soort voedingsmiddel. Tevens werd gevraagd wat zij als gezonde voeding voor hun kind beschouwden. Voedingsbeleid op de kinderopvang Om te kijken wat de ouders van het huidige voedingsbeleid weten, is gevraagd naar de kennis hierover. Verder is doorgevraagd naar het ideaalbeeld van ouders betreffende het te voeren voedingsbeleid. Hierbij is nagevraagd wat ouders in het voedingsbeleid terug willen zien en wat ze denken dat praktisch haalbaar is op de kinderopvang. Voeding en speciale gelegenheden Aan ouders is gevraagd of ze vinden dat een traktatiebeleid aanwezig zou moeten zijn en hoe dit er dan uit zou moeten zien. Ook is doorgevraagd over feestdagen en speciale gebeurtenissen en hoe hiermee op de kinderopvang op het gebied van voeding om gegaan kan worden (bijvoorbeeld Sinterklaas, Suikerfeest enz.)
33
Bijlage II: Opzet interview Wij gaan een interview houden in de vorm van een half gestructureerd interview. Hierbij is een lijst met onderwerpen aanwezig. Er zal hierbij ruimte zijn voor de eigen inbreng van de geïnterviewde. Als onderzoekers stellen wij ons flexibel op en spelen wij in op de situatie. Dat betekent dat er bij het interview afgeweken kan worden van de deelonderwerpen. Uitlegprocedure: -
alle gegevens zullen anoniem en vertrouwelijk worden verwerkt wij vragen van te voren toestemming om het interview op te nemen er wordt tijdens het interview genotuleerd het interview zal ongeveer 30 minuten duren. Dit is inclusief kennismaking aan het begin van het interview wordt om persoonsgegevens gevraagd.
Persoonsgegevens -
leeftijd en geslacht geïnterviewde leeftijd en geslacht kind (eren) nationaliteit ouder(s)/verzorger(s) hoogst genoten opleiding geïnterviewde welke locatie van ‘De Tuintjes in Zuid?’
Deelonderwerpen: -
eigen kennis over voeding van 0-4 jarigen en de behoefte hieraan voeding en hun eigen kinderen. Waar letten ouders op bij de voeding van hun kind? voedingsbeleid op de kinderopvang (ideaalbeeld) voeding en speciale gelegenheden voeding als leer-en ontwikkelingsproces (pedagogisch) de rol van pedagogisch medewerker rondom voeding op de kinderopvang (pedagogisch)
Als in de interviews onderwerpen aanbod komen die niet bij de deelonderwerpen staan maar wel van belang zijn, kunnen deze worden opgenomen in deelvragen van de volgende interviews met de ouders of pedagogisch medewerkers. Na afloop van het interview wordt de geïnterviewde hartelijk bedankt en is er ruimte voor opmerkingen, vragen of suggesties van de geïnterviewde.
34
Bijlage III: Toelichting onderwerpen enquête Broodbeleg: Hierbij is gevraagd hoe vaak ouders vinden dat verschillende soorten broodbeleg die aanwezig zijn op de kinderopvang gegeven mogen worden. Met de gegevens werd een beeld verkregen van de voorkeuren en ideeën van ouders. Verder is gevraagd of ouders vinden dat er voldoende variatie aanwezig is en of ze eventuele suggesties hebben betreffende broodbeleg. Uitkomsten van deze gegevens hebben samen met bestaande richtlijnen van de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum voor dit deel van het ontstane voedingsbeleid bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ gezorgd. Brood (vervangers): Hierbij is gevraagd welke producten ouders geschikt vinden voor de broodmaaltijd en of ze hierin eventuele suggesties hebben. Dit om te kijken of er variatie in deze maaltijd kan worden aangebracht. Met de gegevens werd een beeld verkregen van de voorkeuren en ideeën van ouders. Uitkomsten van deze gegevens hebben samen met bestaande richtlijnen van de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum voor dit deel van het ontstane voedingsbeleid bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ gezorgd. Zuivel (producten): Hierbij is gevraagd voor hoeveel zuivelmomenten en welk soort zuivel/ melkproducten bij ouders de voorkeur hebben op de kinderopvang. Deze vraag is aan ouders gesteld, omdat uit observaties bleek dat de kinderen op de kinderopvang op twee momenten van de dag zuivel (producten) aangeboden kregen. In interviews gaven de ouders van kinderen vaak aan dat hun kinderen thuis ook zuivelproducten krijgen. Ook blijkt uit literatuuronderzoek dat kinderen van 1 tot 4 jaar gemiddeld veel meer dan de aanbevolen hoeveelheid zuivel binnenkrijgen (Voedingscentrum 300ml per dag). Dit kan een onevenwichtige voeding tot gevolg hebben, waarbij andere voedingsstoffen te weinig in de voeding aan bod komen. Vandaar het belang hiernaar te vragen. Uitkomsten van deze gegevens hebben samen met bestaande richtlijnen van de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum voor dit deel van het ontstane voedingsbeleid bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ gezorgd. Tussendoortjes: Hierbij is gevraagd wat ouders geschikte tussendoortjes vinden voor op de kinderopvang, of ze hierin eventuele suggesties hebben en hoeveel tussendoortjes mogen worden gegeven. Dit om te kijken of de tussendoortjes die op de kinderopvang worden gegeven door de ouders als geschikt worden ervaren voor hun kinderen en of meer variatie kan worden ingebracht. Met de gegevens werd een beeld verkregen van de voorkeuren en ideeën van ouders. Uitkomsten van deze gegevens hebben samen met bestaande richtlijnen van de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum voor dit deel van het ontstane voedingsbeleid bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ gezorgd. Drinken: Hierbij is gevraagd welke dranken ouders geschikt vinden om aan hun kinderen te geven en hoe vaak, omdat sommige ouders in de eerder gehouden interviews aangaven geen of weinig gesuikerde dranken te willen op de kinderopvang. Door middel van het stellen van deze vraag werd in kaart gebracht hoe ouders hier over verschillende dranken afzonderlijk denken. De gegevens hieruit zijn verwerkt in een staafdiagram. Met de gegevens werd een beeld verkregen van de voorkeuren en ideeën van ouders. Uitkomsten van deze gegevens hebben samen met bestaande richtlijnen van de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum voor dit deel van het ontstane voedingsbeleid bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ gezorgd.
35
Kennis: Aan ouders is in de enquête de vraag gesteld hoe belangrijk ze kennis over gezonde voeding bij pedagogisch medewerkers vinden en welke kennis ze op voedingsgebied bij pedagogisch medewerkers verwachten. Deze open vraag is gesteld ter inventarisatie om te zien, wat in ieder geval aan informatie in het voedingsbeleid op voedingsgebied voor de pedagogisch medewerkers moest terugkomen. Verder is gevraagd naar wat ouders zelf het belangrijkst vinden, als gekeken wordt naar de voeding van hun kind. Deze open vraag is gesteld om een beeld te krijgen van wat ouders belangrijk vinden voor hun kind op voedingsgebied. Informatie: Aan ouders is in de enquête de vraag gesteld welke informatie en/of onderwerpen ze graag in het voedingsbeleid terug zouden willen zien. Deze open vraag is gesteld ter inventarisatie om te zien wat in ieder geval aan informatie in het voedingsbeleid op voedingsgebied volgens de meeste ouders moest terugkomen.
36
Bijlage IV enquête kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’
Enquête/ surveyonderzoek voedingsbeleid op kinderopvang 'De Tuintjes in Zuid’ Vindt u de gezondheid van uw kind(eren)ook zo belangrijk en/of wilt u ons graag helpen met ons onderzoek? Wij, als vierdejaars studenten van de opleiding Voeding & Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam zijn druk bezig te kijken naar het voedingsbeleid op Kinderopvang de Tuintjes in Zuid. Dit doen wij in opdracht van Jipke van ‘t Veen en Inés Sanchez. Zij willen namelijk voor nu en later het beste voor uw kind(eren) die op de kinderopvang zitten. Voor de ontwikkeling van de kinderen vinden zij dat de voeding hierbij óók een belangrijke rol speelt. Uw mening als ouder(s)/verzorger(s) vinden wij hierbij zeer belangrijk! Bij het ontwikkelen van het voedingsbeleid willen wij zoveel mogelijk rekening houden met de meningen en ideeën van u en de pedagogisch medewerkers werkzaam bij Kinderopvang de Tuintjes in Zuid, zodat iedereen zich uiteindelijk zo goed mogelijk in het voedingsbeleid kan vinden. Om dit goed te kunnen uitvoeren zou u ons helpen door deze enquête over ‘Voedingsbeleid op Kinderopvang de Tuintjes in Zuid’ in te vullen. Deze enquête zal ongeveer 10 minuten van uw tijd in beslag nemen en helpt ons met uw inbreng het voedingsbeleid te verbeteren. De gegevens van deze enquête zullen vertrouwelijk worden behandeld. De enquête bestaat grotendeels uit gesloten vragen en een aantal open vragen. Wij willen u alvast hartelijk bedanken voor uw medewerking! *Vereist
Persoonlijke gegevens Wat is uw geslacht als ouder/ verzorger? * Man Vrouw Wat is uw leeftijd als ouder/ verzorger? Wat is uw nationaliteit? Wat is uw hoogst genoten afgeronde opleiding? * Basisonderwijs Lager beroepsonderwijs Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO) Middelbaar voortgezet onderwijs (Mavo, MULO) Middelbaar beroepsonderwijs (MBO) Hoger voortgezet onderwijs (Havo, VWO) Hoger beroepsonderwijs (HBO) Wetenschappelijk onderwijs
37
Wat is het geslacht van uw kind(eren) op de kinderopvang? Invullen wat van toepassing is. Jongen Meisje Kind 1: Kind 2: Kind 3:
Welke leeftijd heeft/hebben uw kind(eren)? 0 tot 6 6 tot 12 1 tot 2 jaar 2 tot 3 jaar 3 tot 4 jaar maanden maanden Kind 1: Kind 2: Kind 3:
Op welke locatie zit(ten) uw kind(eren)? * De Tuintjes 1 De Tuintjes 2 De Tuintjes 3/4 Hoe vaak gaat/gaan uw kind(eren) per week naar het kinderopvang? * geef dit aan per kind indien van toepassing
Broodbeleg Hoe vaak vindt u dat de volgende belegsoorten die nu op de kinderopvang aanwezig zijn maximaal gegeven mogen worden? Kipfilet *1 = nooit, 2 = één keer per week, 3 = twee keer per week, 4 = één keer per dag, 5 = twee keer per dag, 6 = drie keer per dag, 7 = meer dan 3 keer per dag
1
2
3
4
5
6
7
Smeerkaas 48+ *1 = nooit, 2 = één keer per week, 3 = twee keer per week, 4 = één keer per dag, 5 = twee keer per dag, 6 = drie keer per dag, 7 = meer dan 3 keer per dag
1
2
3
4
5
6
7
Pindakaas *1 = nooit, 2 = één keer per week, 3 = twee keer per week, 4 = één keer per dag, 5 = twee keer per dag, 6 = drie keer per dag, 7 = meer dan 3 keer per dag
38
Rinse appelstroop *1 = nooit, 2 = één keer per week, 3 = twee keer per week, 4 = één keer per dag, 5 = twee keer per dag, 6 = drie keer per dag, 7 = meer dan 3 keer per dag
1
2
3
4
5
6
7
Leverworst *1 = nooit, 2 = één keer per week, 3 = twee keer per week, 4 = één keer per dag, 5 = twee keer per dag, 6 = drie keer per dag, 7 = meer dan 3 keer per dag
1
2
3
4
5
6
7
Kaas, 48+ belegen *1 = nooit, 2 = één keer per week, 3 = twee keer per week, 4 = één keer per dag, 5 = twee keer per dag, 6 = drie keer per dag, 7 = meer dan 3 keer per dag
1
2
3
4
5
6
7
Aardbeienjam, normaal *1 = nooit, 2 = één keer per week, 3 = twee keer per week, 4 = één keer per dag, 5 = twee keer per dag, 6 = drie keer per dag, 7 = meer dan 3 keer per dag
1
2
3
4
5
6
7
Kokosbrood *1 = nooit, 2 = één keer per week, 3 = twee keer per week, 4 = één keer per dag, 5 = twee keer per dag, 6 = drie keer per dag, 7 = meer dan 3 keer per dag
1
2
3
4
5
6
7
Vindt u dat er genoeg variatie is in het broodbeleg wat wordt aangeboden? * Ja (u kunt de volgende vraag overslaan) Nee Welk(e) soort(en) beleg vindt u dat te weinig aangeboden wordt (of suggesties in variatie)? (hartig beleg, zoet beleg, anders namelijk:) U kunt deze vraag overslaan als u bij de voorgaande vraag nee heeft geantwoord.
Brood (vervangers) en zuivel (producten) Welk van de onderstaande producten vindt u geschikt voor de broodmaaltijd? *Meerdere antwoorden mogelijk Boterham volkoren Boterham bruin Boterham wit Bolletjes volkoren Bolletjes bruin Bolletjes wit Beschuit volkoren Beschuit wit
39
Krentenbol Knäckebröd Ontbijtkoek Anders: Vindt u/ hoe vaak vindt u dat uw kind zuivelproducten op de kinderopvang hoort te krijgen? * Kinderen van 1 tot 4 jaar hebben 300ml zuivel (producten) per dag nodig (= advies Voedingscentrum) 0 glazen per dag één glas per dag twee glazen per dag drie of meer glazen per dag Aan welk soort zuivel/ melkproducten geeft u de voorkeur op de kinderopvang? * Magere zuivelproducten Halfvolle zuivelproducten Volle zuivelproducten Karnemelk Sojamelk Opvolg melk voor kinderen ouder dan 1 jaar / peutermelk (nog) niet van toepassing
Tussendoortjes Wat vindt u een geschikt tussendoortje voor een kind in de leeftijdscategorie 1-4 jaar? * Meerdere antwoorden mogelijk. Snoepje Eierkoek Soepstengel Plak ontbijtkoek Cracottes onbelegd Cracottes met smeerkaas 48+ Groenten Fruit Rijstwafel Milkbreak® Leeftijdsgebonden koekjes (bijv. Bolletje® Nijntje koekjes, Liga® derde stap koekjes, enz) Yoghurt Anders:
40
Hoe vaak vindt u dat tussendoortjes in totaal per dag op een kinderopvang gegeven mogen worden? * 0 keer per dag één tussendoortje per dag twee tussendoortjes per dag drie of meer tussendoortjes per dag
Drinken Hoe vaak vindt u dat de volgende soorten dranken op de kinderdagopvang gegeven mogen worden? (deze vraag is voor de genoemde dranken afzonderlijk en geen optelsom van de onderstaande dranken samen) Limonadesiroop, verdund met water * 1 = nooit 2 = niet meer dan één keer per dag, 3 = niet meer dan twee keer per dag 4= niet meer dan drie keer per dag 5= meer dan drie keer per dag
1
2
3
4
5
Diksap, verdund met water * 1 = nooit 2 = niet meer dan één keer per dag, 3 = niet meer dan twee keer per dag 4= niet meer dan drie keer per dag 5= meer dan drie keer per dag
1
2
3
4
5
Water * 1 = nooit 2 = niet meer dan één keer per dag, 3 = niet meer dan twee keer per dag 4= niet meer dan drie keer per dag 5= meer dan drie keer per dag
1
2
3
4
5
Thee * 1 = nooit 2 = niet meer dan één keer per dag, 3 = niet meer dan twee keer per dag 4= niet meer dan drie keer per dag 5= meer dan drie keer per dag
1
2
3
4
5
Vruchtensappen * 1 = nooit 2 = niet meer dan één keer per dag, 3 = niet meer dan twee keer per dag 4= niet meer dan drie keer per dag 5= meer dan drie keer per dag
1
2
3
4
5
Vruchtensappen, verdund met water (half om half) * 1 = nooit 2 = niet meer dan één keer per dag, 3 = niet meer dan twee keer per dag 4= niet meer dan drie keer per dag 5= meer dan drie keer per dag
41
Kennis en informatie over voeding Hoe belangrijk vindt u kennis over gezonde voeding onder pedagogisch medewerkers? *
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
Welke 3 punten vindt u het belangrijkst, als gekeken wordt naar de voeding van uw kind (eren)? * Welke kennis zou van u op voedingsgebied bij pedagogisch medewerkers aanwezig mogen zijn? * Welke informatie/ onderwerpen zou u graag in het voedingsbeleid terug willen zien? *
Communicatie tussen ouders en de kinderopvang Hoe belangrijk vindt u communicatie over de maaltijdmomenten op de kinderopvang op het gebied van: Hoeveel uw kind(eren) hebben gegeten en gedronken *
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
Wat uw kind(eren) hebben gegeten en gedronken *
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
Welke handelingen uw kinderen al zelfstandig uit mogen voeren *
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
De consistentie (gepureerd, stukjes, vast) waarin kinderen voeding aangeboden krijgen *
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
Structuur en regels Hoe belangrijk vindt u het dat de regels van de kinderopvang overeenkomen met de regels thuis bij de eet- en drinkmomenten? * Bijv. aan tafel blijven zitten totdat iedereen klaar is met eten
1 Onbelangrijk
2
3
4
5 Zeer belangrijk
Benoem de drie belangrijkste regels die bij u thuis gelden tijdens de maaltijdmomenten * Vindt u dat kinderen hun bord leeg moeten eten of mogen ze stoppen met eten als ze aangeven vol te zitten? * Aankruisen wat van toepassing is Kinderen moeten netjes hun bord leeg eten Als het kind vol is hoeft het niet verder te eten Anders:
42
Komen de tijden van de maaltijdmomenten overeen met de thuissituatie? * Bij een verschil van 30 minuten of minder komen de tijden overeen ja nee onbekend Wat zijn de tijden van de maaltijdmomenten bij u thuis? * Geef dit aan voor ontbijt, lunch, avondeten en eventuele tussendoortjes Hoe lang mag de lunch op de kinderopvang volgens u maximaal duren? * Selecteer het juiste antwoord door te kiezen uit onderstaande lijst
Ontwikkeling van jonge kinderen: Algemeen Hoe belangrijk vindt u het dat kinderen uitleg krijgen over de voeding bij de maaltijden? * Bijv. waar een appel vandaan komt, hoe deze smaakt, etc.?
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
Hoe belangrijk vindt u het dat er op de kinderopvang aandacht besteedt wordt aan een gevarieerde voeding? * Met betrekking tot de smaakontwikkeling van uw kind
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
Hoe belangrijk vindt u de voorbeeldfunctie van de pedagogische medewerkers? * Bijv. mee-eten bij de maaltijdmomenten.
1
2
3
Onbelangrijk
4
5 Zeer belangrijk
Uit onderzoek is gebleken dat kinderen die eerst groenten aangeboden kregen en daarna pas fruit op latere leeftijd meer smaken willen leren kennen. Vindt u dat er op de kinderopvang ook groenten als tussendoortje aangeboden moeten worden? * ja nee geen mening
Ontwikkeling van jonge kinderen: Meehelpen Vindt u het belangrijk dat kinderen meehelpen rond de maaltijdmomenten? Geef hieronder aan bij welke onderdelen u vindt dat uw kind mee mag helpen. Fruit bereiden * regelmatig meehelpen af en toe meehelpen onbelangrijk
43
Tafel dekken * regelmatig meehelpen af en toe meehelpen onbelangrijk Tafel afruimen * regelmatig meehelpen af en toe meehelpen onbelangrijk De vloer vegen * regelmatig meehelpen af en toe meehelpen onbelangrijk Helpen met de afwas * regelmatig meehelpen af en toe meehelpen onbelangrijk
Ontwikkeling van jonge kinderen: Motorische ontwikkeling Hoe belangrijk vindt u het dat er aandacht wordt besteed aan de motorische ontwikkeling van uw kind op de verschillende gebieden? Lepel vasthouden *
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
Zelf drinken uit een beker *
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
Zelf een boterham smeren *
1
2
3
4
5
Onbelangrijk
Zeer belangrijk
Zelf een stuk fruit eten *
1 Onbelangrijk
2
3
4
5 Zeer belangrijk
Heeft u nog op- of aanmerkingen/ suggesties? (optioneel)
Afsluiting Wij willen u hartelijk bedanken voor uw medewerking. Wij benadrukken nogmaals dat alle gegevens in vertrouwen behandeld en verwerkt worden.
44
Bijlage V Schematisch overzicht resultaten van de half gestructureerde interviews Eigen kennis over voeding voor 0 tot 4 jarigen en de behoefte hieraan
Voeding en hun eigen kind(eren)
Voedingsbeleid op de kinderopvang. (wat is bekend? Wat anders? Ideaalbeeld?)
Voeding en speciale gelegenheden
Nr. 1
- Relatief weinig kennis. Eerste kind. - Kookboek ‘Opperdepop’ met recepten voor wat een kind in de verschillende leeftijdsfasen van 0 tot 4 jaar mag en kan eten. - Behoefte aan informatie welke ontwikkeling op het gebied van eten en drinken bij welke levensfase hoort.
- Kennis bijv. niet teveel zoetigheid, hoeveelheden, belang vezels - weet van het belang van een gevarieerde voeding voor jonge kinderen. - Wel kennis met betrekking tot allergieën (melk) en wat wel en niet gegeten mag worden - Informatie vanuit de kinderopvang voor ouders lijkt hem voor ouders nuttig op het gebied van: Dit bieden wij aan, vertellen over gezonde voeding, ouders er actief bij betrekken.
Nr. 3
- Vrij goed op de hoogte van hoeveelheden die geschikt zijn voor een
- Is op de hoogte van de belegsoorten die worden aangeboden. - Weet dat ze op de kinderopvang standaard aanmaaklimonade/ diksap geven. Beter eerst van het gezonde vertrekken (eerst water aanbieden). Thee zou ook kunnen. - 2 keer per dag zuivel op de kinderopvang niet teveel? Thuis ook al twee keer een zuivelproduct. - Groenten als tussendoortje? Of rijstwafel, rozijntjes? 1 keer per dag koekje als evergreen ook goed. - Soepstengel voor het weggaan niet nodig. - Weet niet veel van het huidige voedingsbeleid. - Fruit als tussendoortje in de ochtend vindt hij prima, Net als brood in de middag. Hij ziet dan wel graag alleen volkoren brood. - Op het gebied van drinken vindt hij het belangrijk dat het aangebodene niet teveel zoet bevat en dat er genoeg drinken wordt aangeboden. Zijn kind heeft vaak flinke dorst als deze van de kinderopvang komt. - Soepstengel voor het weggaan niet nodig. Bij twee tussendoortjes houden. - Een beetje op de hoogte van het voedingsbeleid op de kinderopvang.
- Niets moet, maar qua voeding cultuur en feesten moet veel kunnen - Voor traktaties geen snoep of zakje chips. Rozijntjes kunnen wel. Hoeft niet altijd eten te zijn.
Nr. 2
- Letten op het beperken van zoet en vet in de voeding. - Bij broodmaaltijd wordt bruin brood gegeten met meestal twee keer hartig beleg en één keer zoet beleg. Korsten worden opgegeten. - Avondeten met het gezin mee. Groenten, eiwit en zetmeel component. Yoghurt meestal als toetje - Eén keer per dag fruit als tussendoortje - Andere tussendoortjes bijvoorbeeld evergreen of rijstewafels zonder zout. - Geen diksap of siroop, maar water en melk als drinken. - Voorkeur voor biologische en/of natuurproducten voor zijn kind. - Gevarieerd eten is belangrijk. - Beperken van teveel zoete producten in de voeding. - Keuze voor volkoren producten - Zoete tussendoortjes worden niet gegeven. Soms handje nootjes als tussendoortje (ongezouten) - Qua drinken wordt diksap, jus ‘d Orange verdund met water of sojamelk gegeven
- Letten op het beperken van zoet (suikers) en vet in de voeding.
- Er moet veel kunnen op het gebied van trakteren en cultuur/ feesten. - Cake moet kunnen, maar weer niet teveel zoetigheid.
- Op speciale feestdagen moet meer
45
kind en specifieke producten zoals smeerleverworst (vit A) en smeerkaas (veel zout). - Actief op zoek naar informatie. Via consultatiebureau en ouders.nu. en andere forums. - Informatie voor pedagogisch medewerkers: Wat is gezonde voeding voor een kind?
- Geen loze calorieën. Genoeg vitaminen in de voeding?. - Letten op voldoende variatie in de voeding. - Er wordt gekozen voor volkoren producten. - Eerst kiezen uit iets hartigs voor op brood (vleeswaren/ kaas). Daarna iets zoets of pindakaas. Altijd halvarine op het brood. - Als tussendoortje thuis in de ochtend en de middag vaak yoghurt of volkoren ontbijtkoek/ soepstengel. Soms worden ook tomaatjes, paprika of een stukje stokbrood gegeten.
Nr. 4
- Op de hoogte van ADH’s. - Op de hoogte van het feit dat jonge kinderen in Nederland vaak te weinig plantaardige vetten binnenkrijgen. - Zoekt zelf veel informatie op. Vooral in het eerste levensjaar van haar kind.
Nr. 5
- Op de hoogte van het belang van een gebalanceerde en gevarieerde voeding voor een kind.
- Wordt gelet op de hoeveelheid zoete producten. (niet teveel/te vaak, geen aanmaaklimonade bij de yoghurt) - Gevarieerd eten is belangrijk. - Veel groenten en fruit. - Kinderen krijgen margarine op brood en één keer per dag pindakaas met het oog op voldoende plantaardige vetten. - Niet altijd drie componenten op bord. Kinderen eten groenten dan niet. Vaak rijst of pasta, waarbij in de saus groenten zijn verwerkt. - Beetje yoghurt na de avondmaaltijd - Tussendoortjes als kerstomaatjes of een stuk ontbijtkoek - Kinderen drinken thuis altijd water - Er wordt gelet op de hoeveelheid zoete producten. - Variatie in groenten.
- Weet de belegsoorten die worden gegeven. - Wordt er gelet op calorieën, hoeveel vet, hoe dik besmeerd? Worden worstsoorten afgewisseld met magere vleessoorten? - Weten ze dat een jong kind eigenlijk maar twee keer per week leverworst mag krijgen? Graag op letten! - kiezen voor volkoren brood en niet voor bruin brood. Zelfde voor soepstengels. Idee? - Waarom niet water of thee i.p.v. limonade op de kinderopvang? - Vanuit kostenaspect en praktisch oogpunt snapt ze goed dat niet alles mogelijk is wat betreft variatie op de kinderopvang - Ten tijde van het interview is haar bekend dat door de kinderopvang een suikerarm beleid wordt nagestreefd, maar wat is suikerarm? Limonadesiroop gaat wel door de yoghurt dus hoe streng wordt dit nageleefd? - Komt het beleid en bijzondere gelegenheden wel met elkaar overeen? - Kinderen krijgen met toestemming van ouders weleens een soepstengel mee. Vindt ze niet nodig. Krijgen haar kinderen gelukkig niet.
kunnen. Maar niet overdadig. Iets kleins. Geen chocoladeletter, maar een keertje cake of taart mag dan wel. - Vindt dat er een traktatiebeleid aanwezig zou moeten zijn. Geen snoep. Doosje rozijnen kan wel. Hoeft geen eten te zijn
- Het is haar bekend dat de kinderen in de ochtend fruit krijgen, bij de lunch brood krijgen en cracottes als
- Zolang haar dochter niet elke dag traktaties krijgt is het
- Met feesten als Sinterklaas gewoon pepernoten e.d. Dat hoort erbij. - Strengere regels voor traktaties. Wel rozijntjes of mandarijntjes. Geen cupcaketjes.
46
- Weet het belang van voldoende eiwitten in de voeding - Weet dat teveel zout slecht is voor jonge kinderen.
- Groenten, zetmeelcomponent en vlees bij avondeten op dagen kinderopvang. (anders bij de lunch) - afwisseling tussen rijst, pasta en aardappelen. - Minimale hoeveelheid boter en olie bij de maaltijden. - Voegt geen zout aan eten toe - Haar kind drinkt thuis altijd water
Nr. 6
- Weet veel over voeding en jonge kinderen. - Theoretische kennis van het voedingscentrum bij haar bekend ‘Bijv. Alles over gezond eten en bewegen met baby en peuter’ - Belang van een vezelrijke voeding - Zoekt op google, Viva forum en gezondheidsplein informatie op.
- Gevarieerd eten is belangrijk. - Voldoende groenten en fruit belangrijk - Bruinbrood - Eerste boterham hartig beleg, tweede zoet beleg. - Eten van groenten vormt een probleem. Aardappel en vlees niet.
Nr. 7
- Geeft aan over relatief weinig kennis te beschikken over voeding en 0 tot 4 jarigen. - Geen informatie over gelezen.
- Gezond eten - Veel groenten en fruit - Weinig suiker - Haar kinderen zijn slechte eters. Ze is blij met alles wat ze binnenkrijgen - Aardappelen (zetmeelcomponent) wordt wel aangeboden maar vaak niet gegeten. - Zo min mogelijk zoetigheid zoals snoep of koek als tussendoortje. Wel rozijntjes.
Nr. 8
- Weet veel over gezonde voeding. - Kennis van voedingsleer (geeft les) - Kent de schijf van vijf.
- Houdt bij de voeding van haar kind rekening met de schijf van vijf. - Geeft de voorkeur aan biologische
tussendoortje ’s middags. - Voedingsbeleid verder onbekend. Weet niets over een suikerarm beleid op de kinderopvang ten tijde van dit interview - Heeft het liefst een beleid waarin niet teveel zoete producten worden gegeven. - Tussendoortjes vindt ze niet zo nodig. In haar cultuur zijn vier eetmomenten: ontbijt, lunch, 4 uur moment en diner. Fruit ziet ze liever bij hoofdmaaltijden - Weet wat haar dochter op de kinderopvang binnenkrijgt. Ze is hier tevreden over (tussendoortjes, lunch, beleg, yoghurt en soepstengel vlak voor het naar huis gaan) - Traktatiebeleid vindt ze minder goed. Haar kind kreeg laatst een zak snoep mee naar huis. Ze heeft liever een duidelijker traktatiebeleid. - Mevrouw vindt het voedingsbeleid ten tijde van het afnemen van dit interview op de kinderopvang prima. - Wordt iedere dag gemeld wat er gegeten is op de kinderopvang - Weet dat er om ongeveer 10 uur fruit gegeten wordt en dat iedere ochtend vers brood wordt gebracht. Weet dat kinderen eerst een hartige belegsoort moeten kiezen. - Ze is van mening dat qua drinken niets veranderd hoeft te worden. - Op de hoogte van het voedingsbeleid op de kinderopvang ten tijde van afname van dit interview
geen probleem.
- Kinderen mogen leren omgaan met andere culturen en voeding die erbij hoort. - buitenlandse feesten zoals het Suikerfeest zouden ook gevierd mogen worden. Het is tenslotte en gemengde kinderopvang. - Ze vindt de kinderen nu nog te klein om de Nederlandse feesten te vieren met het eten wat hierbij hoort. Deze worden pas gevierd als ze op de basisschool zitten
- Niet gevraagd
47
Nr. 9
- Op de hoogte van het belang van een gebalanceerde en gevarieerde voeding voor een kind.
Nr. 10
- Geeft zelf aan nog lerende te zijn, over gezonde voeding en jonge kinderen. - Heeft het eerste jaar gebruik gemaakt van een kinderkookboekje. - Bij problemen wordt informatie via internet (google) opgezocht. - behoefte aan meer informatie over de voeding van (haar) kinderen. Meer communicatie hierover.
producten - Zo min mogelijk suikers in de voeding. - Qua suiker wordt bij voorkeur rietsuiker gebruikt. - yoghurtdrink wordt als ongeschikt ervaren voor haar kind. - Diksap kan wel gegeven worden, verder wordt veel water appelsap uit de natuurwinkel en thee zonder suiker als geschikt ervaren. - Gevarieerd eten is belangrijk. - Niet teveel suikers - Niet teveel vet en melk (producten) - Variëren tussen aardappels, pasta of rijst. - Thuis wordt halfvolle melk en water gedronken - Gevarieerd eten is belangrijk. - Voldoende fruit, groenten en zuivel. - Niet altijd vlees. Bij geen vlees wel een goede vleesvervanger. - Ontbijt varieert. Bord pap met halfvolle melk, cracker, ontbijtkoek of boterham. - Broodmaaltijd bruinbrood met de volgende belegsoorten: kaas, worst, smeerworst, pindakaas ei of jam. - Als tussendoortje wordt ontbijtkoek, rozijntjes, taai taai en soms een snoepje gegeten. - Drinkt de hele dag door water. In de ochtend een beker halfvolle melk. Maximaal twee bekers yogidrink en maximaal twee bekers appelsap per dag.
- Haar ideaalbeeld is een warme maaltijd op de kinderopvang. Weet echter dat veel andere ouders dit waarschijnlijk niet willen. - Aandacht voor verschillende producten/ kennismaken met. - aanbieden van suikervrije siroop i.p.v. de reguliere siroop.
- Niet gevraagd
- Cultuur moet worden meegenomen in de ontwikkeling. - Als een kind jarig is, moet er wel echt een feestje worden gevierd met een echte traktatie.
- Op de hoogte van het voedingsbeleid op de kinderopvang ten tijde van afname van dit interview - ’s morgens fruit, boterhammen tijdens de lunch, tweede tussendoormoment soepstengel/ cracker met smeerkaas of smeerworst. - Ei mag ook aangeboden worden. - Ze vindt het belangrijk dat haar kind voldoende drinkt op de kinderopvang
- Niet gevraagd
48
Bijlage VI Voedingsbeleid kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’
49
Voedingsbeleid Kinderopvang De Tuintjes in Zuid Auteurs: Fabiënne Al, Bert van den burg en Wendy Reijnders
Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................................... 3 2. Wat is gezonde voeding?................................................................................................ 4 3. Welke voedingsstoffen heeft uw kind nodig? ............................................................... 6 3.1 Eiwitten ........................................................................................................................ 6 3.2 Vetten .......................................................................................................................... 7 3.3 Koolhydraten................................................................................................................ 8 3.4 Vitamines en mineralen................................................................................................ 8 3.5 Voedingsvezels ...........................................................................................................11 3.6 Vocht ..........................................................................................................................11 4. Welke voedingsmiddelen in welke levensfase heeft uw kind nodig? .........................12 4.1 Baby’s van 0 t/m 5 maanden .......................................................................................12 4.2 Baby’s van 6 t/m 11 maanden .....................................................................................12 4.3 Dreumesen en peuters van 12 maanden tot 4 jaar ......................................................13 5. Ontwikkeling Baby’s ......................................................................................................14 5.1 Sociaal- emotionele ontwikkeling baby’s .....................................................................14 5.2 Motorische ontwikkeling baby’s ...................................................................................14 5.3 Cognitieve ontwikkeling...............................................................................................15 5.4 Taal ontwikkeling ........................................................................................................15 5.5 Smaakontwikkeling .....................................................................................................16 5.6 Sensorische ontwikkeling ............................................................................................18 6. Ontwikkeling dreumesen en peuters ............................................................................19 6.1 Sociaal- emotionele ontwikkeling dreumesen en peuters ............................................19 6.2 Motorische ontwikkeling dreumesen en peuters ..........................................................19 7. Dag- en maaltijd indeling ...............................................................................................20 7.1 Structuur .....................................................................................................................20 7.2 Kinderen betrekken bij de maaltijdmomenten ..............................................................20 7.3 Rust en regels bij de maaltijdmomenten .....................................................................20 7.4 Vol is Vol? ...................................................................................................................21 8. De rol en invloed van de pedagogisch medewerkers ..................................................23 8.1 Voorbeeldfunctie .........................................................................................................23 8.2 Communicatie tussen ouders en pedagogisch medewerkers ......................................23 9. Het voedingsbeleid in de praktijk op kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ ..................25 9.1 Baby’s .........................................................................................................................25 9.2 Dreumesen en peuters................................................................................................26 10. Bronnenlijst ..................................................................................................................32
1. Inleiding Bij kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ vinden wij dat voeding óók een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling van de kinderen. Daarom is in samenwerking met drie vierdejaars studenten van de opleiding Voeding & Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam een voedingsbeleid geschreven, speciaal gericht op deze kinderopvang. Dit voedingsbeleid is dan ook tot stand gekomen door middel van de laatste wetenschappelijke inzichten betreffende voeding en kinderen. De meningen en ideeën van ouders en pedagogisch medewerkers van ‘De Tuintjes in Zuid’ betreffende voeding voor de kinderen zijn hierin ook meegenomen. In het voedingsbeleid is ook achtergrondinformatie opgenomen betreffende gezonde voeding, voedingsstoffen, voedingsmiddelen en alles wat met voeding en pedagogiek te maken heeft. Dit met betrekking tot kinderen van 0 tot 4 jaar. Dit doen wij om u als ouder(s)/verzorgende(n) meer inzicht te geven in waarom en op welke wijze wij werken op voedingsgebied en welke keuzes worden gemaakt wat betreft het voedingsbeleid in de praktijk op de kinderopvang. Uiteindelijk is de wens van de directie en alle pedagogisch medewerkers om voor nu en later het beste op voedingsgebied voor de kinderen van hun kinderopvang (mee) te geven. En hoe kan dat beter dan kinderen op een gezonde, leuke en creatieve manier kennis te laten maken met eten?
3
2. Wat is gezonde voeding? Wat gezonde voeding voor een kind precies inhoudt is een vraag die veel ouders en pedagogisch medewerkers bezighoudt. Daarom zijn in Nederland hiervoor door het Voedingscentrum regels opgesteld. Deze regels staan omschreven in ‘de Schijf van Vijf’ en houden het volgende in: 1. Eet gevarieerd Om het lichaam gezond te houden is het nodig gevarieerd te eten. Dit omdat allerlei voedingsstoffen die mensen nodig hebben in verschillende voedingsmiddelen zitten. Door gevarieerd te eten krijgen kinderen van 1 tot 4 jaar alle voedingsstoffen binnen die ze nodig hebben en wordt het risico op het binnenkrijgen van eventueel aanwezige schadelijke stoffen verspreid. 2. Eet niet teveel en beweeg Een gebalanceerde voeding betekent, dat er niet meer of minder energie binnenkomt dan je verbruikt. Eten en drinken geven uw kind de energie die zijn/haar lichaam nodig heeft om te kunnen functioneren en te bewegen. Je blijft op gewicht als er balans is tussen de hoeveelheid energie uit je eten en drinken en de hoeveelheid energie die het lichaam verbruikt. Afhankelijk van de activiteit van een kind heeft uw kind meer of minder eten of drinken nodig. Een gezond lichaamsgewicht verkleint de kans op chronische ziekten op latere leeftijd, terwijl overgewicht dit juist vergroot. 3. Eet minder verzadigd vet Belangrijk is het gebruik van verzadigd vet te beperken. De voorkeur gaat uit naar producten met meer onverzadigd vet. Dit vermindert de kans op hart- en vaatziekten op latere leeftijd. Vet blijft wel belangrijk met het oog op onverzadigde vetzuren, vitamines (A, D en E) en de nodige calorieën. Eén tot twee keer per week vis wordt aanbevolen, vanwege gezonde visvetzuren. 4. Eet veel groente, fruit en brood Groente, fruit en brood leveren vezels en zorgen voor een vol gevoel. Het zijn vezelrijke voedingsmiddelen die in verhouding tot hun volume en gewicht weinig calorieën en veel voedingsstoffen leveren. Ook verlaagt ruime consumptie van groenten en fruit het risico op chronische ziekten en zorgen ze voor een goede darmwerking en spijsvertering. 5. Eet veilig Met ‘veilig eten’ wordt het hygiënisch kopen, koken en bewaren van het voedsel bedoeld en het omgaan mét voedsel om voedselvergiftiging te voorkomen. Figuur 1: Schijf van Vijf
4
Verder staan in de ‘Schijf van Vijf’ vijf vakken met basisvoedingsmiddelen afgebeeld. Deze slaan op de eerste regel ‘Eet gevarieerd’. Deze vakken en daarbij horende voedingsstoffen zijn weergegeven in tabel 1. Tabel 1: Vakken van de ‘Schijf van Vijf’
Noodzakelijke voedingsmiddelen
Onmisbaar voor onder andere
Vak 1 Vitamines, zoals vitamine C en foliumzuur, mineralen Groenten en fruit zoals kalium, voedingsvezels en bioactieve stoffen* Vak 2 Koolhydraten, eiwit, voedingsvezels, B- vitamines en Brood, (ontbijt) granen, aardappelen, rijst, mineralen zoals ijzer. pasta of peulvruchten Vak 3 Eiwit, mineralen zoals ijzer en calcium, B-vitamines en Zuivel, vlees (waren), vis, ei of visvetzuren vleesvervangers Vak 4 Vitamine A, D, E en essentiële vetzuren Vetten en oliën Vak 5 Water, vocht Dranken *andere gezondheidsbevorderende stoffen, waarvoor geen aanbeveling is vastgesteld.
De tweede regel uit de ‘Schijf van Vijf’, ‘eet niet teveel en beweeg’ slaat op de energie die je via de voeding binnenkrijgt en door het functioneren van het lichaam en beweging verbruikt. De hoeveelheid energie in een voedingsmiddel hangt af van de hoeveelheid vetten, koolhydraten en eiwitten (+ alcohol). Ze leveren het volgende aan energie: 1 gram vet = 1 gram koolhydraten = 1 gram eiwit =
9 kilocalorieën 4 kilocalorieën 4 kilocalorieën
Voor baby’s geldt een aanbeveling van 900 kilocalorieën t/m 2 maanden en 800 kilocalorieën t/m de elfde maand. In de eerste maanden groeit het kind het hardst. Aanbevelingen voor kinderen van 1 tot 4 jaar zijn 1000 tot 1100 kilocalorieën voor meisjes en 1100 tot 1200 kilocalorieën voor jongens., ongeacht het geslacht. Advisering van de verdeling van eiwitten, vetten en koolhydraten voor zowel jongens zijn te vinden in tabel 2. Tabel 2: Advisering verdeling macronutriënten kinderen aangepast op leeftijden Eiwitten Vetten Verzadigde vetten Koolhydraten (maximaal) (minimaal) 0 t/m 5 10 en % 45-50 en % Minimaal 25 en % maanden 6 t/m 11 10 en % Minimaal 40 en % Maximaal 20 en % 50 en % maanden 1 t/m 3 jaar 15 en % 25-40 en % Maximaal 15 en % 45 en % * en= energieprocenten
Maar wat betekent dit nu allemaal? Leveren eiwitten, vetten en koolhydraten alleen energie of hebben ze ook andere functies? En hoeveel en wat mogen kinderen van 0 tot 4 jaar nu allemaal eten? Welke verschillende vitamines en mineralen zijn er allemaal en waar zitten ze in? En wat houden onverzadigde en verzadigde vetten precies in? Allemaal vragen waarop antwoord zal worden gegeven in de volgende hoofstukken. Hierin behandelen wij onder andere de vraag welke voedingsstoffen kinderen nodig hebben en waarom en waar deze in zitten. 5
3. Welke voedingsstoffen heeft uw kind nodig? Er zijn diverse voedingsstoffen die in eten en drinken zitten die belangrijk zijn voor het lichaam. Dit zijn eiwitten, vetten, koolhydraten en vitamines en mineralen. Voldoende vezels en vocht zijn ook belangrijk. Maar wat doen deze voedingsstoffen precies? En wat hebben uw kinderen hieraan? Dat staat in het volgende stuk omschreven.
3.1 Eiwitten
Functie van eiwitten Eiwitten leveren energie en zijn bouwstoffen voor het lichaam. Ook zijn ze belangrijk voor de groei van een kind. Eiwitten zorgen onder andere voor opbouw en onderhoud van de spieren, botten en het bloed. De weefsels in ons lichaam zijn namelijk opgebouwd uit cellen. Alle cellen uit bijvoorbeeld onze spieren, organen, zenuwstelsel, botten en bloed bevatten eiwit. Eiwitten zijn elke dag nodig nodig om cellen in het lichaam te vervangen en op te bouwen. Vooral bij kinderen wordt veel weefsel opgebouwd, omdat deze nog in de groei zijn. Hiernaast hebben eiwitten nog meer functies in het lichaam. Zo worden enzymen uit eiwitten gemaakt. Deze laten bijvoorbeeld de spijsvertering goed verlopen door stoffen om te zetten in andere stoffen. Ook afweerstoffen in het lichaam zijn eiwitten. Deze zorgen voor de afweer tegen ziektes. Veel hormonen in het lichaam zijn ook eiwitten. Verder spelen eiwitten een rol bij de prikkeloverdracht van zenuw- en hersencellen. Als wordt gekeken naar eiwitten, vetten en koolhydraten verzadigen eiwitten het meest. Dit betekent dat, als je eiwitrijke voeding hebt gegeten, je langer vol zit en minder snel trek hebt. Waar bestaan eiwitten uit? Eiwitten bestaan uit aminozuren. Elk soort aminozuur heeft zijn eigen functie in het lichaam. Sommige aminozuren kan je lichaam zelf aanmaken. Andere moeten via de voeding binnengekregen worden. Dit worden essentiële aminozuren genoemd. Dierlijke eiwitten bevatten alle essentiële aminozuren in voldoende mate. Bij plantaardige eiwitten verschilt dit per product. Alleen soja bevat dit in voldoende mate. Waar zitten eiwitten in? Eiwitten zitten zowel in dierlijke als in plantaardige producten. Dierlijke producten waar vooral eiwitten inzitten zijn: vlees, vis, bijvoorbeeld zalm, tonijn, makreel, sardines, haring, forel en kabeljauw, schaalen schelpdieren zoals krab, kreeft, garnalen en mosselen, gevogelte als kip, melk en melkproducten zoals vla, kwark en yoghurt, kaas en eieren. Plantaardige producten waar vooral eiwitten in zitten zijn: brood, granen zoals tarwe, haver en rijst, peulvruchten zoals bonen, linzen en erwten en producten van sojabonen, noten, pinda’s, pitten en zaden, paddenstoelen en producten hiervan. Vegetariërs en veganisten Voor vegetariërs en veganisten is het aan te raden verschillende plantaardige eiwitten in een maaltijd te combineren. Zo vullen graan en peulvruchten elkaar goed aan, wat betreft essentiële aminozuren. Vegetariërs hebben in verhouding 15 energieprocent en veganisten 25 energieprocent meer eiwitten nodig dan niet-vegetariërs. 6
3.2 Vetten
Functie van vetten Vetten leveren energie voor onze lichaamscellen en leveren vitamine A, D en E. Er zijn een aantal vetten, die ons lichaam zelf niet kan maken en we dus via de voeding binnen moeten krijgen. Deze heten linolzuur en alfalinoleenzuur. Verder spelen specifieke vetsoorten ook nog onder andere een rol bij de hersenontwikkeling en zijn ze nodig bij de aanmaak van het hersenweefsel en het netvlies. Vetten horen dan ook bij een gezonde voeding van een kind. Waar bestaan vetten uit? Wat hebben vetten met cholesterol te maken? Vetten kunnen worden onderverdeeld in verzadigd vet en onverzadigd vet. Deze vetten zijn van invloed op het cholesterolgehalte in het bloed. Cholesterol is een vetachtige stof die in het bloed te meten is. Het lichaam heeft deze stof nodig. Een gedeelte van de hoeveelheid cholesterol in het bloed wordt in het lichaam aangemaakt door de lever. Het andere deel krijg je binnen via eten en drinken. Cholesterol is belangrijk voor de opbouw van lichaamscellen, de productie van hormonen en de spijsvertering. Er zijn grofweg twee soorten cholesterol te onderscheiden namelijk: het goede cholesterol, ook wel HDL genoemd. het slechte cholesterol, ook wel LDL genoemd. Verzadigd vet heeft een ongunstig effect op het cholesterolgehalte in het bloed. Verzadigd vet verhoogt namelijk het slechte (LDL) cholesterol en daarmee de kans op hart- en vaatziekten. Het is daarom belangrijk dat de voeding niet teveel verzadigde vetten bevat. Verzadigde vetten kunt u herkennen doordat ze bij kamertemperatuur hard blijven. Onverzadigd vet heeft een gunstig effect op het cholesterolgehalte in het bloed. Het verhoogt het goede (HDL) cholesterol en verlaagt het slechte (LDL) cholesterol. Hierdoor neemt de kans op hart- en vaatziekten af. Transvet vormt hierop een uitzondering. Dit onverzadigde vet verhoogt net als verzadigd vet het slechte (LDL) cholesterol. Onverzadigde vetten kunt u herkennen omdat deze bij kamertemperatuur zacht of vloeibaar zijn. Waar zitten vetten in? In producten die vet bevatten zit altijd een combinatie van verzadigde en onverzadigde vetten. Toch zijn er producten die (vaak) naar verhouding veel verzadigde vetten bevatten en producten die veel onverzadigde vetten bevatten. Dit zijn de volgende: Producten rijk aan onverzadigd vet (onverzadigd = oké) Plantaardige oliën, zoals olijfolie en zonnebloemolie (uitgezonderd kokos- en palmolie), kuipjes (dieet)margarine en (dieet)halvarine, vloeibare bak- en braadproducten, vloeibaar frituurvet, noten en pinda’s, vette vis. Producten rijk aan verzadigd vet (verzadigd = verkeerd) Roomboter, margarine/bak- en braadvet in een wikkel/ pakje, frituurvet in een wikkel/ pakje, volvette kaas (48+), vet vlees en vette vleeswaren, volle melkproducten, koek, chocolade (cacao), gebak, snacks en zoutjes, kokos (producten) en kokos- en palmolie. Vetten: gezondheid versus overgewicht Bij vetten is het belangrijk niet teveel binnen te krijgen met het oog op het ontwikkelen van overgewicht, maar ook zeker niet te weinig. Zeker jonge kinderen hebben vetten in voldoende mate nodig. In Nederland krijgen vooral jonge kinderen vaak te weinig vetten binnen, terwijl ze deze wel nodig hebben. Voeding voor jonge kinderen met een (te) laag 7
vetgehalte doet de kans op peuterdiarree toenemen. Vet eten leidt ook niet per definitie tot overgewicht. Het gaat om de hoeveelheid energie die iemand binnenkrijgt en verbruikt. Doordat vetten meer energie leveren dan eiwitten en koolhydraten kan (te) veel vet in de voeding tot overgewicht leiden. Het is een kwestie van het zoeken naar de juiste balans.
3.3 Koolhydraten
Wat zijn de functies van verteerbare koolhydraten en waar bestaan ze uit? Koolhydraten zijn de belangrijkste brandstof in ons lichaam en is een verzamelnaam voor zetmeel, melksuiker, vruchtensuiker en suiker. In de maag en darmen worden koolhydraten afgebroken tot kleine stukjes. Deze kleine stukjes worden ook wel glucose genoemd. Glucose wordt via de darm in het bloed opgenomen. Van hieruit wordt glucose uit het bloed in de lichaamscellen opgenomen en levert het energie. Hersencellen en rode bloedlichaampjes gebruiken alleen glucose als brandstof. Als mensen te weinig koolhydraten binnenkrijgen, wordt voor een deel spiereiwit afgebroken, omgezet naar glucose en gebruikt als brandstof. Waar zitten koolhydraten in? De term ‘koolhydraten’ is een verzamelnaam voor alles wat uiteindelijk tot glucose in de maag en darmen wordt afgebroken. Dit zit dan ook in veel verschillende voedingsmiddelen en producten. Hier volgt een opsomming in welk producten/ voedingsmiddelen koolhydraten onder andere zitten. Zetmeel zit in aardappelen, aardappelproducten, alle soorten brood, granen, graanproducten, peulvruchten en deegwaren. Melksuiker zit in magere melk, halfvolle melk volle melk en melkproducten. Vruchtensuiker zit in fruit, gedroogd fruit en vruchtensappen. Suikers zijn er zoals biet- riet- en druivensuiker. Deze suikers zitten vaak in chocolade, honing, stroop, snoep, gebak, koek en limonade. Koolhydraatbronnen die veel voedingsvezels bevatten zoals volkorenbrood, volkorenpasta, zilvervliesrijst en peulvruchten zijn de gezondere keuzes wat betreft koolhydraten. Naast vezels zitten in deze producten ook belangrijke B- vitamines en belangrijke mineralen, zoals ijzer, magnesium, chroom en zink. Maken koolhydraten dik? Er is volgens de Gezondheidsraad en de World Health Organization momenteel (2012) nog geen bewijs dat een verband geeft tussen de hoeveelheid koolhydraten in de voeding en de kans op overgewicht. Wel is het zo, dat producten met toegevoegde suikers meestal weinig tot geen vitaminen en mineralen leveren en veel calorieën bevatten. Ook zijn er aanwijzingen dat dranken met veel suiker de kans op overgewicht vergroten, omdat ze niet verzadigend werken. Je raakt er dus niet vol van, maar krijgt wel de calorieën binnen. Toegevoegde suikers kunnen daarom het best zo min mogelijk worden gebruikt. Het is belangrijk om te kiezen voor koolhydraten in de voeding die de nodige voedingsstoffen en vezels bevatten.
3.4 Vitamines en mineralen Vitaminen en mineralen zijn stoffen die in het eten en drinken wat wij binnenkrijgen in kleine hoeveelheden voorkomen. Ze zijn belangrijk voor een goede groei en ontwikkeling en voor een goede gezondheid van het kind. Anders dan eiwitten, vetten en koolhydraten leveren 8
vitaminen en mineralen geen energie. In tabel 3 is een overzicht van vitamines, in welke producten deze voorkomen en welke functie deze vitamines hebben. Tabel 3: Vitamines met de bijbehorende functies Vitamine Vitamine A en pro vitamine A
Functie vitamine Belangrijk voor de ogen, de botvorming, de huid het immuunsysteem en de voortplanting. Een teveel aan vitamine A kan schadelijk zijn voor kinderen en zwangere vrouwen Bronnen: vlees en vleeswaren, zuivelproducten, vis en eidooier. Toegevoegd in margarine, halvarine en bak- en braadproducten. Als pro vitamine A in groenten en fruit (vooral oranje/ rode soorten)
Vitamine B 1, 2, 3, 5 en 6
Vooral belangrijk bij het vrijkomen van energie uit de voeding en een goede werking van enzymen bij de stofwisseling. Bronnen: Graanproducten, peulvruchten, melkproducten, vlees, vis, eieren en groenten en fruit (B2, B5)
Foliumzuur en vitamine B 12
Foliumzuur is nodig voor de groei en goede werking van het lichaam en voor de aanmaak van witte en rode bloedcellen. B12 is nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen en een goede werking van het zenuwstelsel. Bronnen: Foliumzuur zit in voornamelijk in groente en fruit, vlees en volkoren producten. Vitamine B 12 zit in zuivelproducten, vlees, eieren en vis (alleen dierlijke producten)
Vitamine C
Heeft o.a. een functie als antioxidant en is nodig voor de opname van ijzer en het in stand houden van de weerstand Bronnen: (Citrus)fruit, groenten en aardappelen.
Vitamine D
Speelt een rol bij de groei en behoud van stevige tanden. Helpt calcium uit de voeding beter op te nemen. Toegevoegd in margarine, halvarine en bak- en braadproducten. Bronnen: Vette vis, vlees, eieren, volle melk (producten), kaas
Vitamine E
Heeft o.a. een functie als antioxidant en beschermt cellen, celwand, bloedbaan en weefsel. Bronnen: zonnebloemolie, dieethalvarine, dieetmargarine, brood, graanproducten, noten, zaden, groenten en fruit
De meeste jonge kinderen in Nederland krijgen deze vitamines in voldoende mate binnen. Uitzondering hierop is vitamine D en foliumzuur. Het lichaam kan vitamine D aanmaken onder invloed van de zon. Jonge kinderen kunnen, kijkend naar de behoefte die ze hebben dit nog niet voldoende aanmaken. Daarom is het wenselijk kinderen tot 4 jaar extra vitamine D te geven. Ook krijgen ze vaak net als foliumzuur te weinig via de voeding binnen. De hoeveelheid vitamine D in het lichaam helpt bij de opname van calcium. Vitamine C uit de voeding helpt bij de opname van foliumzuur en ijzer. Bij een ijzertekort kan het bij het eten van ijzerrijke voeding nuttig zijn hiernaast bij dezelfde maaltijd iets te eten wat vitamine C bevat. Extra aandacht voor vitamine A is ook wenselijk. Als baby’s of peuters teveel vitamine A binnenkrijgen, stapelt het zich op in het lichaam. Dit kan mogelijk schadelijk zijn voor de gezondheid van het kind. Problemen met de huid, ogen en/of het skelet of verschijnselen als hoofdpijn en misselijkheid kunnen het gevolg zijn. Normaal gesproken krijgen kinderen nooit 9
teveel vitamine A uit de voeding binnen. Uitzondering hierop is/ zijn lever (producten). Voor de gezondheid van jonge kinderen is het belangrijk dat ze niet teveel leverproducten eten. In tabel 4 is een overzicht van mineralen, in welke producten ze voorkomen en welke functies deze mineralen hebben. Tabel 4: Mineralen met bijbehorende functies Mineralen Natrium
Kalium
Calcium
Functies mineralen Zorgt voor de vochtbalans van je lichaam, regelt de bloeddruk en de prikkeloverdracht in spier- en zenuwcellen. Een hoog natriumgehalte is een risico voor hoge bloeddruk op latere leeftijd. Bronnen: natrium is een onderdeel van zout. Belangrijkste bronnen hiervan zijn brood, vleesproducten en kaas. Ook zit het vaak in kant- en klaar maaltijden, pizza, soepen en snacks. Is net als natrium betrokken bij de vochtbalans en de bloeddruk in het lichaam. Werkt het bloeddruk verhogend effect van natrium tegen. Betrokken bij de prikkeloverdracht in spier- en zenuwcellen. Bronnen: groente en fruit (gedroogd), aardappelen en vlees, brood, melk en noten. Nodig voor de opbouw en het onderhoud van botten en het gebit. Belangrijk voor het tegengaan van botontkalking op latere leeftijd.
Magnesium
Bronnen: melk, melkproducten, kaas, groenten, noten en peulvruchten. Nodig voor de botopbouw en belangrijk voor de werking van veel enzymen in het lichaam. Nodig voor overdracht van zenuwprikkels en het samentrekken van de spieren.
IJzer
Bronnen: Vooral in brood en graanproducten, groente, melk en melkproducten en vlees. Belangrijk voor de vorming van hemoglobine dat wordt gebruikt voor het zuurstoftransport in het bloed en de stofwisseling. Vitamine C bevordert de opname van ijzer. Bronnen o.a.: vlees (rund- varkens), brood, graanproducten en groenten (sperziebonen, broccoli)
De meeste jonge kinderen in Nederland krijgen deze mineralen in voldoende mate binnen. Uitzondering hierop is ijzer. Sommige kinderen krijgen hiervan te weinig binnen. Daarbij kan het type ijzer ook van belang zijn. Er is namelijk heemijzer uit vlees non-heemijzer uit plantaardige producten. IJzer uit vlees wordt beter opgenomen dan ijzer uit plantaardige producten. Door bij elke maaltijd groente of fruit te eten wordt non-heemijzer beter door het lichaam opgenomen. IJzer zit niet tot nauwelijks in melk (producten) en kaas. Extra aandacht voor natrium is ook van belang bij jonge kinderen. De nieren van baby’s en jonge kinderen kunnen zout namelijk nog niet zo goed verwerken als die van een volwassene. Jonge kinderen die meer zout op jonge leeftijd binnenkregen hebben later gemiddeld een hogere bloeddruk. Bovendien wennen de meeste kinderen snel aan meer zout, waardoor ze op latere leeftijd waarschijnlijk ook meer zout gebruiken. Aanbevelingen voor zout voor jonge kinderen zijn dan ook een stuk lager dan voor volwassenen. Voor volwassenen geldt een aanbeveling van het Voedingscentrum van maximaal 6 gram zout per 10
dag. Voor kinderen van 1 tot 3 jaar is dit 3 gram per dag. Voor baby’s van 7 tot 12 maanden geldt een aanbeveling van maximaal 1 gram zout per dag. In de voeding verdienen melk- en melkproducten onder jonge kinderen ook de aandacht met het oog op vitaminen en mineralen. Melk en melkproducten zijn vooral belangrijk voor de vitamine B2 en calciumvoorziening. Echter, jonge kinderen drinken vaak aanzienlijk meer van deze producten dan de 300ml die een gevarieerde voeding op een leeftijd van 1 tot 4 jaar vereist. Dit kan een onevenwichtige voeding tot gevolg hebben, waarbij andere voedingsstoffen zoals voedingsvezel en ijzer onder druk komen te staan. Kinderen hebben bijvoorbeeld geen trek meer in hun avondeten of krijgen teveel calorieën over de dag binnen. In plaats hiervan kunnen beter energiearme dranken gegeven worden.
3.5 Voedingsvezels Voor een goede darmwerking bij jonge kinderen is het belangrijk dat voeding die ze binnenkrijgen voldoende voedingsvezels bevat. Ze zijn namelijk belangrijk voor een goede darmwerking en dragen bij aan een vol gevoel en daarmee aan het behoud van een gezond gewicht. Sommige vezels hebben een gunstig effect op het cholesterolgehalte en daarmee het risico op hart- en vaatziekten op latere leeftijd. Voedingsvezels zitten vooral in groenten, fruit, aardappelen, brood, ontbijtgranen, peulvruchten en noten. Bij het malen van graankorrels en het pellen van rijst gaat een groot deel van de voedingsvezels verloren, omdat deze in dit proces verwijderd worden. Dit is de reden dat volkoren graanproducten als volkorenbrood, volkorenpasta en zilvervliesrijst rijker zijn aan voedingsvezels dan andere soorten brood en witte rijst. Uit voedselconsumptieonderzoek onder kinderen van 1 tot 4 jaar is naar voren gekomen, dat de hoeveelheid voedingsvezels van deze leeftijdsgroep onder de aanbevelingen zit. Daarom is aandacht voor vooral brood, groente en fruit in de voeding van belang. Het is dan ook wenselijk, dat het eten van deze producten wordt gestimuleerd onder kinderen van 1 tot 4 jaar.
3.6 Vocht Uw kind krijgt vocht binnen door te eten en te drinken. Drinken levert hierin het belangrijkste aandeel. Vocht speelt een belangrijke rol bij de opname van voedingsstoffen in de darm, het transport van voedings- en afvalstoffen in het lichaam en het regelen van de lichaamstemperatuur. Als kinderen te lang niets drinken, kunnen er uitdrogingsverschijnselen optreden. Het is daarom aan te raden, altijd te zorgen voor voldoende vocht door de dag heen.
11
4. Welke voedingsmiddelen in welke levensfase heeft uw kind nodig? 4.1 Baby’s van 0 t/m 5 maanden Tot ongeveer 6 maanden is moedermelk of volledige zuigelingenvoeding de enige voeding die geschikt is om een kind in (bijna) al zijn voedingsstoffen te voorzien. Uitzondering hierop zijn vitamine K en D. Voor baby’s die de eerste drie maanden borstvoeding krijgen, is extra vitamine K nodig. Dit is belangrijk voor de bloedstolling. Pasgeboren baby’s lopen risico op een tekort aan vitamine K. Dit komt, doordat ze vitamine K tijdens de zwangerschap beperkt binnenkrijgen. Daarom wordt 150 microgram vitamine K druppels per dag geadviseerd. Vanaf dag acht kunt u zelf deze druppels aan uw kind geven. In volledige zuigelingenvoeding is al voldoende vitamine K aanwezig en is dit niet nodig, tenzij hiervan minder dan 500ml per dag wordt gedronken. Kinderen tot 4 jaar hebben extra vitamine D nodig voor sterke botten en tanden en ter voorkoming van rachitis. Voor alle kinderen van 0 tot 4 jaar wordt aangeraden elke dag een supplement van 10 mcg vitamine D te nemen. Vanaf 4 maanden kan het voorkomen, dat een baby aangeeft dat hij/ zij al eerder toe is aan vaste voeding, bijvoorbeeld door smakgeluidjes te maken. Dit hoeft echter niet. Hierover kunt u advies vragen aan het consultatiebureau. Er kan dan al met oefenhapjes worden begonnen. Wel is het belangrijk baby’s nog geen gluten en nitraatrijke groenten te geven. Gluten zijn eiwitten in een graan. Dit zit bijvoorbeeld in brood, pap, pasta en tarwemeel. Kinderen onder de 6 maanden kunnen dit nog niet goed verwerken. Het geven van nitraatrijke groenten kan kinderen onder de 6 maanden ademhalingsmoeilijkheden geven. Nitraatrijke groenten zijn onder andere: Andijvie, bleekselderij, Chinese kool, koolrabi, paksoi, postelein, raapstelen, rode bieten, slasoorten, spinazie, spitskool en venkel.
4.2 Baby’s van 6 t/m 11 maanden Vanaf 6 maanden kan langzaam worden overgegaan van vloeibare naar vaste voeding. Eerst wordt het eten fijngeprakt. Als het kind beter kan happen mag het steviger zijn, met stukjes erin. Er wordt geadviseerd steeds nieuwe smaken aan te bieden. Het opbouwen van vloeibare naar vaste voeding verloopt ongeveer als volgt: Vanaf 6 maanden luidt het advies volledige melkvoeding en oefenhapjes te geven. Het maakt hierbij niet veel uit waar mee wordt begonnen. Dit kan bijvoorbeeld brood zonder korst, pap, een geprakt groente- of fruithapje, aardappel, rijst maar ook vlees of vis zijn. Vanaf 7 maanden mag hier een broodkorst aan worden toegevoegd. Zo leert uw kind te kauwen, ook al heeft het nog geen tandjes. Dit is goed voor de ontwikkeling van de mondspieren. De oefenhapjes kunnen iets minder fijn worden geprakt. Vanaf 8 tot 10 maanden gaat een kind meer maaltijden eten. Dit betekent minder melkvoeding en meer vaste voeding. Melkvoedingen worden hierbij langzaam vervangen door vaste voeding. Een maaltijd is bijvoorbeeld een groenten hapje met aardappel, pasta of rijst en een klein stukje vis of vlees (vervanger). Een toetje zoals magere yoghurt of een beetje borstvoeding kan ook prima. 12
Wat kan even beter nog niet? Het is beter kinderen tot 1 jaar géén extra zout te geven bij de maaltijden en geen gewone melk of honing te geven. Extra zout is nog een te grote belasting voor de nieren van baby’s. Gewone melk voor kinderen jonger dan 12 maanden bevat te weinig ijzer en goede vetten. In honing kunnen sporen van de bacterie ‘clostridium botulinium’ voorkomen. Dit kan kinderen tot één jaar flink ziek maken. Verder wordt afgeraden kinderen tot 12 maanden meer dan 2 keer per week smeerkaas op het brood, smeerleverworst of nitraatrijke groenten te geven. Reguliere smeerkaas bevat teveel zout en in smeerleverworst zit veel vitamine A. Nitraatrijke groenten kunnen tijdens opwarmen en bewaren omgezet worden in nitriet. Deze stof kan mogelijk schadelijk zijn bij te hoge inname.
4.3 Dreumesen en peuters van 12 maanden tot 4 jaar Als het kind één jaar is, wordt geadviseerd het kind met het gezin te laten eten, wat drie maaltijden per dag inhoudt. De voeding van de eerste kinderjaren blijft ongeveer hetzelfde. Er zijn geen vaste hoeveelheden voor wat een kind moet eten. Adviezen hierin zijn dan ook richtlijnen voor wat een jong kind ongeveer per dag nodig heeft. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de trek van de dag, of het kind een grote of kleine eter is en de activiteit van de dag. Bij de leeftijd van jonge kinderen hoort het erbij dat ze weleens een periode niet goed eten. Dit is niet erg zolang kinderen goed groeien en geen onder- of overgewicht ontwikkelen. Dagelijkse hoeveelheden basisvoedingsmiddelen voor peuters staan weergegeven in tabel 5. Tabel 5: Dagelijkse aanbevolen hoeveelheden basisvoedingsmiddelen voor kinderen 1-4 jaar Basisvoedingsmiddelen Aanbevolen hoeveelheden productgroepen jongens en meisjes 1 tot 4 jaar Groente 50-100 gram, 1 tot 2 opscheplepels Fruit 150 gram, 1 ½ stuk Brood 70-105g, 2 tot 3 sneetjes Aardappelen, rijst, pasta, peulvruchten 1 tot 2 aardappelen, opscheplepels Melk (producten) 300 ml Kaas ½ plak, 10 gram Vlees (waren), vis, kip, eieren, vleesvervangers 60 gram Halvarine 10-15 gram, 5 gram per sneetje Bak-, braad- en frituurproducten, olie 15 gram, 1 eetlepel Dranken ¾ liter (minimaal, inclusief melk)
Veel ouders zijn vaak verrast dat richtlijnen voor kinderen van één, twee en drie jaar hetzelfde zijn. Toch is dit zo gek nog niet. De richtlijnen zijn namelijk behoorlijk rekbaar en kinderen groeien van 1 tot 1½ jaar minder snel dan vóór die leeftijd. In het eerste levensjaar komt een kind gemiddeld 7 kilo aan. Daarna groeit een kind gemiddeld 6cm per jaar en komt gemiddeld 2 kilo per jaar aan. Hoe actiever het kind is, des te meer hij/zij nodig heeft. Kinderen geven meestal zelf aan hoeveel. Daarom moeten de hoeveelheden ook als richtlijn worden beschouwd en niet als uitgangspunt. Wat kan beter even nog niet? Voor kinderen van 1 tot 4 jaar gelden, net als voor kinderen tot 1 jaar adviezen wat betreft extra zout, smeerleverworst en nitraatrijke groenten. Het beste is om extra zout zo lang mogelijk uit te stellen. Voor smeerleverworst geldt het advies om niet meer dan 3 boterhammen belegd met smeerleverworst per week te eten. Voor nitraatrijke groenten geldt hetzelfde advies als voor kinderen tussen 6 en 12 maanden. Niet meer dan twee keer per week en niet samen met vis. 13
5. Ontwikkeling Baby’s In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de ontwikkeling van kinderen pedagogisch begeleid kan worden tijdens de maaltijdmomenten. Hierbij is gekeken naar sociaal-emotionele ontwikkeling, motorische ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, taal ontwikkeling en smaak ontwikkeling. Naar aanleiding van de ontwikkeling van kinderen zijn aanbevelingen opgesteld.
5.1 Sociaal- emotionele ontwikkeling baby’s De sociaal- emotionele ontwikkeling van kinderen betreft de ontwikkeling van gedachten en gevoelens. In het eerste levensjaar heeft een kind als ontwikkelingsdoel vertrouwen in de wereld op te bouwen. Op de kinderopvang zijn pedagogisch medewerkers vertrouwenspersonen voor kinderen waarbij ze steun of troost kunnen zoeken. De aangeboren eigenschappen die bij baby’s de basis van de sociale interacties vormen zijn de primaire emoties. De acht primaire emoties zijn blijdschap, verdriet, vertrouwen, walging, angst, woede, verbazing en verwachting.
5.2 Motorische ontwikkeling baby’s De motorische ontwikkeling van kinderen wordt onderverdeeld in de grof- motorische ontwikkeling en de fijn- motorische ontwikkeling. De grof- motorische ontwikkeling van kinderen is het leren coördineren van de spieren. Na ongeveer 24 weken zijn de neken schouderspieren van het kind voldoende ontwikkeld om het hoof gedurende langere tijd rechtop te houden. De lagere rugspieren en bilspieren zijn ongeveer na 26 weken voldoende ontwikkeld, het kind kan dan zelfstandig rechtop zitten in een kinderstoel. Figuur 2: Grofmotorische ontwikkeling (in weken)
De fijnmotorische ontwikkeling van kinderen is het maken van willekeurige bewegingen en het vastpakken van voorwerpen. Kinderen in de leeftijd van 0-4 weken kunnen wel willekeurige bewegingen maken, maar nog niets vastpakken. Dit komt doordat de oog- hand coördinatie nog ontwikkeld moet worden. Vanaf 5-16 weken gaan kinderen visueel gericht naar voorwerpen grijpen. Dit betekent dat het kind zijn arm en hand bewust naar een voorwerp beweegt. Vanaf 16-26 weken kan een kind voorwerpen gedurende langere perioden vasthouden. Het kind kan dan bijvoorbeeld zelf een flesje vasthouden. Vanaf 26-30 weken kan een kind voorwerpen in zijn hand klemmen. Het kind gebruikt hierbij alle vingers behalve de duim, deze gebruikt het kind pas na 30-48 weken. Na 48 weken kan een kind kleine Figuur 3: Fijnmotorische ontwikkeling (in weken)
14
voorwerpen vastpakken waarbij het kind gebruikmaakt van zijn duim en wijsvinger. Dit wordt ook wel de ‘pincetgreep’ genoemd. Het kind kan dan leren zelf zijn boterham te smeren. Pedagogisch medewerkers kunnen deze ontwikkeling ondersteunen door bij het geven van een flesje of fruithapje de baby te laten helpen met het vasthouden van de lepel of het flesje. Later kan de baby zelf de lepel vasthouden en kan de pedagogisch medewerker helpen de arm de juiste richting op te sturen.
5.3 Cognitieve ontwikkeling Bij de cognitieve ontwikkeling van een kind spelen in het begin aangeboren reflexen als zuigen en grijpen een belangrijke rol. Het denkniveau van een kind ontwikkelt zich door gebeurtenissen en waarnemingen aan elkaar te koppelen. Naar mate het kind ouder wordt leert het om te redeneren en te denken op een concrete manier. Hierbij maakt een kind gebruik van waarnemingen die direct te zien en te ervaren zijn. Bijvoorbeeld wie de ‘de grootste of kleinste boterham’ heeft. Of wie er ‘meer’ melk in zijn beker heeft. De zintuigen spelen hierin een belangrijke rol zoals horen, zien, voelen en proeven, dingen in de mond stoppen, maar ook emoties zoals moe, boos, blij en verdrietig. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat kinderen het beste kunnen leren in een geordende, stabiele en georganiseerde omgeving. Waarin het kind zich veilig voelt.
5.4 Taal ontwikkeling Baby’s horen vanaf dag één klanken, deze klanken nemen zij in zich op. Dit wordt de voortalige fase genoemd. Op dit moment begint de taalontwikkeling van het kind. Vanaf het begin leren kinderen dat een intonatie van een stem een bepaalde betekenis heeft. Het is daarom belangrijk dat volwassen reageren op het kind met een taalniveau dat net iets boven het beheerste taalniveau van het kind ligt. Doordat baby’s en jonge kinderen beperkt zijn op het gebied van taalvaardigheid, uiten deze zich door middel van nonverbaal gedrag, zoals gebaren, geluiden, oogcontact en kijken. Taal ontwikkelt zich steeds verfijnder. In de vroegtalige fase zullen kinderen korte Figuur 4: Taalontwikkeling in jaren woordjes zoals ‘Broodje pindakaas?’ gebruikt worden. Naarmate het kind ouder wordt zullen de zinnen langer worden, de differentiatiefase. Bijvoorbeeld ‘Mag ik een broodje met pindakaas?’. Door het gebruik van taal wordt een kind steeds zelfstandiger. Het denken wordt hierbij ook gestimuleerd door tijdens de maaltijd uitleg te gegeven over de voeding. Uit de enquête is gebleken dat 70% van de ouders het belangrijk vonden dat kinderen uitleg kregen over de voeding bij de maaltijden. De pedagogisch medewerker kan dit doen door bijvoorbeeld te vertellen; ‘Dit is een appel en deze groeit aan een boom, de boom waaraan een appel groeit heet een appelboom.’ Of onderdelen aan te wijzen tijdens de maaltijd ‘dit is een rode beker met witte melk er in’. 15
5.5 Smaakontwikkeling De ontwikkeling van smaak bij kinderen is een van de belangrijkste punten voor een gezond voedingspatroon op latere leeftijd. Borstvoeding heeft invloed op de smaakontwikkeling doordat de smaak van de melk iedere dag verandert. Deze smaakafwisseling komt door het voedingspatroon van de moeder. Eet zij gevarieerd, dan eet het kind ook gevarieerd. Bij flesvoeding is dit niet het geval. Flesvoeding smaakt iedere dag het zelfde. Uit onderzoek is gebleken dat fles gevoede kinderen later mogelijk meer problemen krijgen met het aanleren van nieuwe smaken. De natuurlijke smaakvoorkeuren van baby’s zijn zoete en milde smaken. Baby’s hebben een afkeer voor zure en bittere smaken. Doordat baby’s veel groeien hebben ze een sterke behoefte voor energierijke voeding. Als de groei afneemt kan de baby of het kind daardoor opeens minder gaan eten. Als het kind voor het eerst bijvoeding of vaste voeding krijgt kan het eten het beste gepureerd worden, zodat het eten een gladde en zachte structuur heeft. Het eten zal dan vertrouwd aanvoelen in de mond. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat starten met groenten in plaats van fruit als bijvoeding beter is voor de acceptatie van groenten op latere leeftijd. Tevens is uit verschillende onderzoeken gebleken dat wanneer kinderen starten met groenten als bijvoeding later ook meer groenten eten en later sneller andere smaken accepteren. De onderzoeken waaruit deze resultaten voortkomen zijn gebundeld door ‘Nutricia’, de onderzoeken zijn door onafhankelijke onderzoekers uitgevoerd. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat op de leeftijd van 4 tot 6 maanden de basis voor gezonde voedingsgewoonten kan worden gelegd. Er kan na 4 maanden gestart worden met bijvoeding. Het kind geeft zelf met verschillende signalen aan wanneer het toe is aan bijvoeding. Signalen waarmee een kind aangeeft toe te zijn aan vaste voeding zijn: Sabbelen op handen en/of vingers Dingen in de mond stoppen Interesse tonen in andermans eten De lepel van het bord naar de mond volgen Smakgeluidjes en hapbewegingen maken Meer borstvoeding/flesvoeding dan normaal willen hebben ‘s Nachts wakker worden na een periode van doorslapen Het doel bij het geven van bijvoeding/ vaste voeding is het kind verschillende smaken laten proeven. Borstvoeding en/of flesvoeding blijft de hoofdvoeding van het kind. Een paar lepeltjes per keer laten proeven is daarom voldoende voor het kind. Vanaf de leeftijd van 6 maanden heeft een kind vaste voeding nodig om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen, groenten en fruit worden dan niet meer als bijvoeding gezien. Wanneer gestart wordt met bijvoeding kan het beste met enkelvoudige en zachte smaken worden gestart, bijvoorbeeld wortelen, bloemkool, sperziebonen en broccoli. Door iedere individuele smaak 7 keer te herhalen kan het/ uw kind groenten beter leren kennen. Als een kind een smaak niet lekker vind is het belangrijk dezelfde smaak vaker aan te bieden. Het is normaal dat een kind het hapje de eerste keer direct weer uitspuugt, een vies gezicht trekt, angstig naar de lepel kijkt, de lepel weer uit de mond duwt of even moet wennen. In figuur 3 is zichtbaar wat het effect van herhaaldelijk dezelfde groenten aanbieden is. Na de groenten 16
8 keer aangeboden te hebben is de in eerste instantie minder geliefde groente een geliefde groente geworden.
Figuur 5: Effect herhaaldelijk dezelfde groenten aanbieden
De eerste drie weken waarin bijvoeding wordt gegeven mogen uitsluitend groenten worden aangeboden. Het is dan het beste om maximaal 1 soort groenten per dag worden aangeboden. Vanaf de derde week mag ook fruit worden aangeboden, zie figuur 4.
Figuur 6: Beginnen met het eerste hapje
17
5.6 Sensorische ontwikkeling Na de geboorte wordt het zien het sterkst meest sterk ontwikkeld, hierna komt horen. Horen is van belang als voorbereiding op het leren van taal. In het begin worden er geen connecties gelegd tussen een bepaald geluid en een beweging. Kinderen hebben een voorkeur voor menselijke taal in plaats van geluidsprikkels. Later gaat een kind actiever waarnemen, waardoor het zich meer bewust wordt van een situatie. Daarnaast hebben de ontwikkeling van het zien en de motoriek een grote invloed op elkaar. Zonder waarnemingen is niets te associëren en te ordenen. Naast het ontwikkelen van zien ontwikkelt zich ook het denken. Dit gebeurt door verschillende waarnemingen met elkaar te associëren. Het zien van een flesje met melk wordt bijvoorbeeld geassocieerd met eten en drinken. De reuk blijft ten opzichte van de rest van de zintuigen achter in de ontwikkeling van de zintuigen. Kinderen beginnen pas te ruiken als er geleerd is om de neus op te halen. Na drie jaar leren kinderen de neus te snuiten en hiermee bewust geuren waar te nemen. De reuk ontwikkelt zich tot ongeveer negen jaar onbewust. Pas daarna kunnen kinderen bewust geuren waarnemen.
18
6. Ontwikkeling dreumesen en peuters 6.1 Sociaal- emotionele ontwikkeling dreumesen en peuters De sociaal- emotionele ontwikkeling van kinderen betreft de ontwikkeling van gedachten en gevoelens. Van het eerste tot het vierde levensjaar gaat het kind zijn persoonlijkheid ontwikkelen. Deze levensfase wordt ook wel de peuterpuberteit genoemd. Het kind wordt in deze periode bewust van zichzelf. Kinderen ontwikkelen hun smaak en leren van eten en drinken te genieten. Ook leren ze hun honger en dorstgevoel kennen. Het kind zal ook zelfstandiger worden. Zelfstandigheid ontwikkelt het kind door hulp te vragen en te ontvangen. Pedagogisch medewerkers kunnen op deze ontwikkelingen inspelen door: Honger en dorst gevoelens te benoemen en uit te leggen aan kinderen Smaken te benoemen aan kinderen en uitleg te geven over verschillende smaken Hulp aanbieden bij het zelfstandig uitvoeren van handelingen als brood smeren Vanaf de leeftijd van ongeveer 2 jaar leren kinderen hun eigen emoties te reguleren en kunnen ze zich verplaatsen in het perspectief van andere kinderen. Kinderen leren rekening houden met elkaars gevoelens en leren aanwijzingen van pedagogisch medewerkers op te volgen. Tevens gaan kinderen gedrag, gebruiken, normen, waarden en rituelen van de sociale omgeving overnemen en imiteren. Dit wordt ook wel sociaal leren genoemd. Rituelen die kinderen overnemen is bijvoorbeeld het zingen van het eetliedje voor de maaltijd. Ook kunnen kinderen tijdens de maaltijd in tweetallen veel plezier hebben door grapjes te maken en gekke woorden te zeggen. Dat is de kindervariant van kletsen, drinken en gezellig doen van volwassenen. Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers ruimte geven voor dit kinderspel aan tafel. Op de kinderopvang worden de maaltijden gezamenlijk begonnen door bijvoorbeeld een liedje te zingen of een versje op te zeggen.
6.2 Motorische ontwikkeling dreumesen en peuters De motorische ontwikkeling van kinderen wordt onderverdeeld in de grof- motorische ontwikkeling en de fijn- motorische ontwikkeling. De grof- motorische ontwikkeling van kinderen is het leren coördineren van de spieren. Peuters kunnen al zelfstandig zitten en vaak ook al lopen. De fijnmotorische ontwikkeling van kinderen is het maken van willekeurige bewegingen en het vastpakken van voorwerpen. Peuters kunnen gericht voorwerpen vastpakken en maken daarbij gebruik van de ‘pincetgreep’. De ‘pincetgreep’ houdt in dat kinderen de duim en de wijsvingers volop gebruiken om ook kleine voorwerpen vast te pakken. Als peuters deze greep beheersen en ook gerichte bewegingen met het voorwerp kunnen maken, kunnen peuters leren zelf hun brood te smeren en te beleggen. Ook vaardigheden als de tafel dekken, bekers uitdelen, bekers inschenken, afwassen of opruimen kunnen kinderen gaan ontwikkelen. De meeste kinderen zijn heel gemotiveerd in het ‘zelf doen’. Pedagogisch medewerkers kunnen dit ondersteunen door: Kinderen aan te moedigen en te imiteren Kinderen ruimte te geven om zelf te oefenen en te herhalen, en geen hoge eisen te stellen aan de kinderen. Spelen en knoeien tijdens het leerproces is normaal. Kinderen eerst helpen met handelingen en vervolgens de handelingen zelf laten uitvoeren. Kinderen kunnen verbaal ondersteund worden bij het uitvoeren van handelingen. 19
7. Dag- en maaltijd indeling 7.1 Structuur Uit het onderzoek bij Kinderopvang De Tuintjes in Zuid uit 2012 is bleek dat alle kinderen een ontbijt krijgen voordat ze naar de kinderopvang worden gebracht. Een ontbijt meegeven naar de kinderopvang is niet toegestaan. Er wordt in het voedingsbeleid vanuit gegaan dat alle kinderen thuis hebben ontbeten voordat de kinderen naar de kinderopvang worden gebracht. Vanaf de leeftijd van 1 jaar kunnen kinderen met de groep op de kinderopvang mee eten. Deze leeftijd kan per kind verschillen. Het is belangrijk dat kinderen leren dat er vaste eet- en drinkmomenten zijn. Als het kind dit leert zal het minder snel trek hebben op andere tijdstippen. Op de kinderopvang worden vaste eet- en drinkmomenten gehanteerd (zie tabel 6). Deze vaste tijden worden aangehouden om kinderen duidelijkheid en structuur te bieden. Overeenkomsten in eet- en drinkmomenten tussen de kinderopvang en de thuissituatie zijn daarom belangrijk. Uit het onderzoek bij Kinderopvang De Tuintjes in Zuid uit 2012 is gebleken dat de tijden van de maaltijden op de kinderopvang overeenkomen met de tijden van de maaltijdmomenten in de thuissituatie. Tabel 6: Dagindeling op Kinderopvang De Tuintjes in Zuid Tijd in uren 07.30 - 09.30 09.30 - 10.00 11.30 - 12.00 15.00 - 15.30 16.30 - 18.30
Dag indeling Breng moment Tussendoortje Lunch Tussendoortje Ophaal moment
7.2 Kinderen betrekken bij de maaltijdmomenten De maaltijdmomenten bij kinderopvang De Tuintjes in Zuid worden met de groep kinderen aan de tafel genuttigd. De pedagogisch medewerkers eten met de kinderen mee tijdens de maaltijdmomenten, omdat de pedagogisch medewerkers een belangrijke voorbeeldfunctie hebben tegenover de kinderen. Deze voorbeeldfunctie kan bevorderd worden door ergens een hap van te nemen en vervolgens te zeggen “zullen we allemaal een hapje nemen?” Er wordt geprobeerd de kinderen zoveel mogelijk te betrekken bij het klaarmaken en het bereiden van het eten. Dit geldt voor zowel voor de tussendoortjes als de broodmaaltijd. De kinderen krijgen botte messen om een boterham te smeren. Tevens kunnen kinderen helpen met het dekken en afruimen van de tafel. Hierdoor wordt de zelfstandigheid van de kinderen gestimuleerd. Daarnaast zijn dit ook leuke en leerzame momenten.
7.3 Rust en regels bij de maaltijdmomenten Voor kinderen is rust tijdens de maaltijdmomenten belangrijk. Het is daarom belangrijk dat kinderen tijdens de maaltijdmomenten niet afgeleid worden door geluiden van de radio en televisie. Belangrijke punten om rust te creëren bij de maaltijdmomenten zijn: tijdig aankondigen dat er gegeten gaat worden zorgen dat kinderen uitgerust aan de maaltijd beginnen en niet te moe zijn een liedje zingen voor de maaltijd 20
Regels tijdens de maaltijdmomenten kunnen de sfeer aan tafel bevorderen. Uit het onderzoek bij Kinderopvang De Tuintjes in Zuid uit 2012 is gebleken dat ouders de volgende Regels tijdens de maaltijdmomenten het belangrijkst vonden. Deze regels zullen ook op de kinderopvang gehanteerd worden: Aan tafel zitten tijdens het eten Aan tafel blijven zitten totdat iedereen klaar is met eten Niet spelen/ knoeien/ gooien met eten Alles proeven en nieuwe/ onbekende voedingsmiddelen uitproberen Als het kind vol zit hoeft het kind het bord niet leeg te eten Bij de lunch wordt het eerste broodje met hartig beleg belegd, pas het tweede broodje mag met zoet beleg worden belegd. Kinderen in de leeftijdscategorie 1 tot 4 jaar kunnen ongeveer 20 tot 30 minuten aan tafel blijven zitten. Uit het onderzoek bij Kinderopvang De Tuintjes in Zuid uit 2012 bleek dat 50% van de ouders vonden dat kinderen 30 minuten aan tafel mochten blijven zitten. De kinderen worden gestimuleerd om te proeven en nieuwe voedingsmiddelen te proberen. Dit is om de smaakontwikkeling van de kinderen te stimuleren. Als kinderen tussen de eetmomenten door om drinken vragen, krijgen zij water. Vooral tijdens de zomer, op warme dagen wordt er extra drinken aangeboden. De pedagogisch medewerkers letten goed op of de kinderen in de warmte wel genoeg vocht binnenkrijgen.
7.4 Vol is Vol? Tijdens de maaltijdmomenten wordt eerst het eten aangeboden en daarna pas het drinken. Dit wordt gedaan zodat kinderen niet tussendoor gaan drinken waardoor het eetmoment langer duurt. De kinderen krijgen geen eten of drinken opgedrongen, wel worden de slechte eters of drinkers gestimuleerd om de boterham op te eten of de beker leeg te drinken. Kinderen hebben een goed verzadigingssysteem en kunnen zelf aangegeven wanneer ze voldoende gegeten hebben. Bij kinderen die dit niet duidelijk zelf aan kunnen geven is het belangrijk dat er grenzen en regels worden opgesteld, voorbeeld van regels zijn: Maximaal drie boterhammen bij de lunch: Als kinderen meer dan drie boterhammen bij de lunch willen eten wordt dit overlegd met de ouders. Zorgen dat het kind rustig eet en het eten goed kauwt Pauzes van een paar minuten inlassen voordat het kind een volgende boterham krijgt Regels over het opeten van maaltijden zijn: De kinderen krijgen bij de lunch pas een nieuwe boterham als de eerste boterham volledig is opgegeten, inclusief de korstjes. Als een kind aangeeft vol te zitten en de korstjes van het brood niet wil opeten, dan mag het kind de korstjes laten liggen. Het kind krijgt dan geen nieuwe boterham of iets anders te eten. Bij de groenten en fruit tussendoortjes moet eerst het gekozen stukje fruit worden opgegeten voordat het kind een nieuw stukje fruit mag pakken. Als het kind het stukje fruit niet meer op wil eten krijgt het geen nieuw stukje fruit, vol is vol. Kinderen krijgen bij het maaltijdmoment in de middag ongeveer 5 minuten de tijd om het glas melk leeg te drinken. Als het kind na 5 minuten aangeeft geen melk meer te willen drinken dan mag het kind om een glas water vragen, zodat het kind wel voldoende vocht aangeboden krijgt. 21
Mochten er problemen zijn tijdens/ met het eten of drinken dan wordt dit besproken met de ouder(s)/verzorger(s).
22
8. De rol en invloed van de pedagogisch medewerkers 8.1 Voorbeeldfunctie Jonge kinderen brengen veel tijd door op de kinderopvang. Hierdoor vormen pedagogisch medewerkers een belangrijk rolmodel van wie kinderen waarden, normen en gedrag overnemen. Tevens hebben de pedagogisch medewerkers controle over de beschikbaarheid van voedsel. Dit heeft invloed op de voedingskeuzes, voedselinname, structuur, kennis en het eetgedrag van kinderen. Op kinderopvang De Tuintjes in Zuid eten de pedagogisch medewerkers met de eetmomenten van de kinderen mee. Hierbij wordt dezelfde maaltijd gegeten, aan dezelfde tafel en wordt er het juiste voorbeeld gegeven. De pedagogisch medewerkers houden hierbij rekening met de voorbeeldfunctie die zij vervullen tegenover de kinderen. Als pedagogisch medewerkers een lunch of maaltijd meenemen naar de kinderopvang mag deze alleen in de pauze van de pedagogisch medewerker gegeten worden. Er is gebleken dat kinderen op de kinderopvang meer eten. Dit komt mede door het groepseffect. De invloed van ouders en de kinderopvang blijkt er niet alleen te zijn tijdens de kindertijd, maar tijdens het hele verdere leven van het kind. Uit onderzoek is gebleken dat voornamelijk moeders het eetgedrag van kinderen indirect beïnvloeden door opmerkingen over voeding en het eigen gewicht te maken. Lijngedrag van kinderen blijkt kopieergedrag van de ouders te zijn. Moeders beïnvloeden kinderen direct door met kinderen te communiceren over het belang van dun zijn. Op de kinderopvang hebben pedagogisch medewerkers hetzelfde effect op kinderen als de moeders uit het onderzoek. Het is daarom van belang opmerkingen over het eigen gewicht en (dieet)voeding te vermijden.
8.2 Communicatie tussen ouders en pedagogisch medewerkers Vaste communicatie momenten tussen ouders en pedagogisch medewerkers op Kinderopvang De Tuinjes in Zuid zijn: Intake gesprek: het voedingspatroon en mogelijke allergieën worden besproken. Na 3 maanden aanwezigheid op de kinderopvang: na drie maanden wordt er een gesprek ingepland om belangrijke ontwikkelingen van het kind te bespreken. Haal- en brengmomenten: bij het breng moment wordt er besproken wat het kind in de ochtend heeft gegeten en of er verder nog bijzonderheden zijn. Bij het ophaal moment wordt besproken wat en hoeveel het kind heeft gegeten en hoe het kind zich ontwikkelt. Eén keer per jaar 10 minuten gesprek: hierin worden de ontwikkeling, voeding en andere belangrijke onderwerpen besproken. Belangrijke onderdelen met betrekking tot voeding die ouders met de pedagogisch medewerkers willen bespreken zijn: De hoeveelheden die kinderen gegeten en gedronken hebben op de kinderopvang. Communicatie over de ontwikkeling van het kind, bijvoorbeeld kan een kind al uit een beker drinken, zelf brood smeren of zelf een flesje vasthouden.
23
In overleg met de ouders zal ook worden besloten of kinderen volkorenbrood of bruinbrood krijgen op de kinderopvang. Tevens zullen lastige onderdelen in het voedingspatroon van het kind met de ouders besproken worden als de pedagogisch medewerkers dit nodig achten.
24
9. Het voedingsbeleid in de praktijk op kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ 9.1 Baby’s Baby’s krijgen op kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ afhankelijk van hun leeftijd fles- of borstvoeding naar behoefte. Tijdens het intakegesprek wordt hier al dieper op ingegaan. Ook bij de dagelijkse overdracht en het drie maanden gesprek komt de voeding van uw kind uitgebreid ter sprake. Als flesvoeding wordt zowel volledige als aanvullende zuigelingenvoeding gegeven. Afgekolfde melk kunt u als ouder/verzorger in een flesje met datum en naam van het kind aan de pedagogisch medewerker meegeven. Dit kan op de kinderopvang worden bewaard en gegeven aan een kind. Het geven van de flesvoeding en afgekolfde melk op de kinderopvang is afgestemd op de leeftijd en behoefte van het kind. Het vindt dan ook in overleg met de ouder(s)/verzorger(s) plaats. Wij houden hierbij zoveel mogelijk rekening met het ritme wat thuis wordt aangehouden. Tot de leeftijd van één jaar krijgen kinderen in geen geval normale melk aangeboden, omdat deze nog niet geschikt is voor baby’s. Voor vragen over het assortiment volledige en aanvullende zuigelingenvoeding en de procedure voor het brengen, bewaren en geven van afgekolfde melk onze kinderopvang kunt u altijd terecht bij Kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ Dit kan zowel telefonisch, via de mail of met een afspraak op locatie. Vanaf een leeftijd van 4 tot 6 maanden wordt er op de kinderopvang begonnen met bijvoeding naast borst- of zuigelingenvoeding. Dit wordt langzaam opgebouwd. Steeds meer smaken en voedingsmiddelen worden aangeboden. Het tempo waarin dit gebeurt, wordt samen met ouder(s)/verzorger(s) bepaald. Ook de soort voeding en of het gepureerd wordt aangeboden, of dat er al stukjes in mogen zitten, wordt overlegd. Dit gebeurt zowel in het intakegesprek als tijdens de dagelijkse overdracht en het drie maanden gesprek. De volgende voedingsmiddelen en producten worden aan baby’s gegeven groenten(hapjes) fruit(hapjes) bruinbrood, niet belegd bruinbrood met margarine eierkoek rijstwafel cracker koekje
25
Voedingsmiddelen die aan baby’s tot 12 maanden nog niet worden gegeven op kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ zijn: pindakaas op brood, in verband met mogelijke allergieën smeerkaas op brood, vanwege het hoge zoutgehalte smeerleverworst, vanwege het hoge vitamine A gehalte volkorenproducten, omdat baby’s tot 12 maanden moeite hebben dit te verwerken. (bijvoorbeeld geen volkoren brood maar bruin brood) honing, vanwege een bacterie die in honing kan zitten waar baby’s tot 12 maanden ziek van kunnen worden onder de 6 maanden geen producten die gluten bevatten onder de 6 maanden geen nitraatrijke groenten.
9.2 Dreumesen en peuters Op welk moment van de dag krijgen de kinderen op kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ te eten en te drinken? Waar bestaan die eetmomenten uit en hoeveel krijgen ze van welk voedingsmiddel? Om u een idee te geven hoe wij hier op kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ invulling aan geven, is het volgende overzicht gemaakt. Hierin is omschreven hoe in de praktijk per dagdeel invulling wordt gegeven aan het voedingsbeleid. De keuzes voor (soorten) voedingsmiddelen en producten zijn gebaseerd op recent wetenschappelijk onderzoek betreffende voeding en jonge kinderen en meningen en ideeën van ouders en pedagogisch medewerkers van kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’. Zo is ons voedingsbeleid, naast dat het gezond en gevarieerd is voor de kinderen ook praktisch uitvoerbaar voor de pedagogisch medewerkers. Dit om het allemaal voor iedereen zo leuk mogelijk te houden! Het eerste tussendoormoment (9:30-10:00) Het eerste tussendoormoment van de dag voor de kinderen is een fruitmoment. Bij dit tussendoormoment worden de volgende fruitsoorten standaard aangeboden: Appel Peer Banaan Mandarijnen Hiernaast wordt elke week minstens één ander soort fruit aangeboden. Dit wordt door de pedagogisch medewerksters zelf bepaald, wisselt elke week en is afhankelijk van het seizoen en de beschikbaarheid van de verschillende soorten fruit. Dit zijn bijvoorbeeld: Aardbeien Kiwi’s Nectarines Pitloze druiven Sinaasappels Verschillende soorten meloen Dreumesen en peuters krijgen het fruit bij deze eetmomenten in stukjes aangeboden en kunnen zelf naar behoefte pakken van een grote schaal of verschillende bakjes. Pedagogisch medewerkers stimuleren kinderen hierbij verschillende soorten te proberen, maar laten de keuze uiteindelijk wel aan het kind zelf over. In plaats van fruit kan tijdens het eerste tussendoormoment één keer per week groenten worden aangeboden. 26
Na het eten van fruit wordt door de kinderen het volgende gedronken: Aanmaaklimonade sterk verdund met water Diksap sterk verdund met water Water Van de aanmaaklimonade of diksap sterk verdund met water mogen de kinderen één beker drinken. Kinderen krijgen geen tweede beker aanmaaklimonade of diksap bij het fruittussendoortje. Wel wordt extra drinken aangeboden in de vorm van water voor de kinderen die nog meer dorst hebben. Eén á twee keer per week kan door de leidsters ook lauwe thee zonder suiker aan de kinderen worden aangeboden ter variatie. Dit is dan wel thee zonder theïne. Theïne is hetzelfde als cafeïne, maar zit in thee. Dit is ongeschikt voor jonge kinderen. Zwarte, groene en witte thee zijn daarom ongeschikt voor kinderen en worden niet op de kinderopvang gegeven. Kruidenthee zoals rooibosthee bevat geen theïne en kan wel gewoon gegeven worden. De lunch (11:30-12:00) Tijdens de lunch wordt door de kinderen van één tot anderhalf jaar bruinbrood gegeten, terwijl de kinderen vanaf anderhalf jaar volkorenbrood krijgen aangeboden. Dit brood wordt elke ochtend vers door de bakker aan de kinderopvang geleverd. Het brood wordt besmeerd met margarine uit een kuipje. Dit draagt bij aan de hoeveelheid goede vetten die jonge kinderen elke dag in voldoende mate nodig hebben. De volgende producten zijn standaard op de kinderopvang aanwezig: Hartig beleg Kipfilet Eén magere vleesvariant naast kipfilet, zoals beenham, casselerrib, licht gezouten rookvlees en rosbief. Kaas 48+, jong of jong belegen Smeerkaas Slankie 20+ ® of La Vache Qui Rit ® (vanwege het lagere zoutgehalte) Eén soort smeerbare salade zoals sandwichspread, selleriesalade of eiersalade (tot maximaal 20g vet per 100g product) Zoet beleg Honing Pindakaas Rinse appelstroop Jam, verschillende soorten Beleg van de week! Dit is elke week één ander soort zoet beleg zoals fruitsoorten, appelmoes, Bebogeen ®, gestampte muisjes of De Ruiter® vruchtenhagel. Groenten worden ook regelmatig als beleg aangeboden of in schaaltjes neergezet.
27
Eén keer per week mogen pedagogisch medewerkers op voedingsgebied iets leuks doen met de kinderen. De dag waarop dit gebeurt, rouleert per week en wordt aangekondigd. Zo kunnen ze bijvoorbeeld met de kinderen pannenkoeken gaan bakken, tosti’s maken of een gekookt ei bij de lunch eten. Bij de broodmaaltijd gelden de volgende regels: Als beleg van de week vinden wij de volgende belegsoorten niet geschikt en geven wij niet op de kinderopvang: geen belegsoorten die chocolade bevatten i.v.m. de combinatie van het hoge aantal calorieën en verzadigde vetten die deze producten bevatten. Hetzelfde geldt voor schuddebuikjes, speculaaspasta of speculaas voor op brood. Kinderen mogen voor de eerste boterham uit alle soorten hartig beleg kiezen die op tafel staan. Kinderen mogen voor de tweede boterham kiezen uit alle soorten zoet of hartig beleg Als het kind een derde boterham eet, mag het kiezen tussen smeerbare salades of een magere vleesvariant voor op het brood. Vanwege het zoutgehalte in smeerkaas krijgen kinderen niet meer dan één keer per dag smeerkaas op de kinderopvang Na het eten van brood wordt door de kinderen het volgende gedronken: Halfvolle melk Water Na het brood eten krijgen de kinderen allemaal één bekertje halfvolle melk a 100ml. Kinderen krijgen geen tweede beker halfvolle melk bij het eten. Wel wordt extra drinken aangeboden in de vorm van water voor de kinderen die nog meer dorst hebben. In totaal krijgen de kinderen 200 ml zuivelproducten op de kinderopvang (magere yoghurt in de middag) Dit ervan uitgaande dat kinderen thuis ook minstens één zuivelmoment hebben en overconsumptie van melkproducten niet gezondheidsbevorderend zijn. Ook kan het ten koste kan gaan van inname van andere voedingsmiddelen (voedingsvezel, ijzer). Door te variëren in het beleg komen de kinderen in aanraking met verschillende soorten voedingsmiddelen. Dit is goed voor hun smaakontwikkeling en zorgt ervoor, dat ze verschillende voedingsstoffen binnenkrijgen. In de belegkeuzes en hoeveelheden is er ook rekening mee gehouden dat kinderen niet teveel zout en verzadigde vetten binnenkrijgen. Het tweede tussendoormoment (15:00-15:30) Het tweede tussendoormoment van de dag voor de kinderen bestaat uit een bekertje magere yoghurt á 100ml zonder siroop of diksap. Hieraan mogen stukjes fruit in de yoghurt worden toegevoegd. Het tussendoortje wat hiernaast gegeven wordt is iets kleins. De volgende tussendoortjes worden op de kinderopvang gegeven: Eén soepstengel Eén halve eierkoek Eén koekje, volkoren Eén doosje rozijntjes Eén cracker, volkoren Eén mini krentenbol Eén rijstwafel Gedroogd fruit (in stukjes) Eén lange vinger
28
Elke dag wordt aan elk kind één van deze tussendoortjes aangeboden. De kinderen hebben hierbij de keuze uit twee verschillende tussendoortjes. De tussendoortjes worden per dag gevarieerd. Hiernaast worden verschillende groenten in schaaltjes voor de kinderen gelegd, waaruit ze vrij kunnen pakken. Groenten die hierbij op tafel worden gezet zijn bijvoorbeeld: Stukjes komkommer Snoeptomaatjes Stukjes paprika Stukjes wortel Radijsjes De kinderen krijgen bij het tweede tussendoormoment altijd de keuze uit twee verschillende soorten groenten, naast de yoghurt en het kleine tussendoortje. Verder wordt water aangeboden voor de kinderen die nog dorst hebben Het is belangrijk, dat bij het tweede tussendoormoment niet te veel wordt gegeten. Anders hebben de kinderen geen trek meer als ze thuiskomen voor hun avondeten. Als dit wel het geval is kan dit namelijk ten koste gaan van andere belangrijke voedingsstoffen, zoals ijzer. Groenten worden óók weleens op andere dagdelen geven, zoals bij de lunch. Dit is op eigen initiatief van de leidsters. Traktaties Het is altijd erg leuk als iemand op de kinderopvang jarig is. En wat is er dan nog leuker voor een kind de anderen op iets trakteren? Traktaties mogen dan ook best een feestje zijn! Wel is het belangrijk traktaties vrij klein te houden. Jonge kinderen hebben immers een kleinere maag en wat voor een volwassene een normale traktatie zou zijn is voor een jong kind veel teveel. Bovendien hoeft een traktatie niet perse iets van eten te zijn. Het kan bijvoorbeeld ook een knutselwerkje zijn. Een aantal aanbevelingen voor traktaties is opgesteld. Dit zijn de volgende: Geen snoep of zakjes snoep als traktatie, tenzij dit één stukje is. Geen chocolade (achtige) traktaties, tenzij dit één snoepje is. Geen chips of zoutjes als traktatie. Als één snoepje per kind onderdeel uitmaakt van de traktatie mag dit wel. Lolly’s mogen niet in verband met verstikkingsgevaar bij kleine kinderen. Wanneer u snoep, zakjes snoep of chocolade(achtige) traktaties aan uw kind meegeeft, mogen kinderen hiervan één snoepje nemen. De rest wordt aan het eind van de dag aan de ouder(s)/verzorger(s) meegegeven. Zij kunnen dan beslissen wat ze hiermee doen. Voor ideeën kunt u ook terecht op ‘www.gezondtrakteren.nl’. Deze site staat vol leuke suggesties wat betreft gezonde, creatieve en leuke traktaties! Voor de leidsters is het prettig van tevoren te laten weten welke traktatie gegeven gaat worden. Ze kunnen hier dan hier rekening mee houden en zo nodig in een eetmoment passen.
29
Speciale gelegenheden Bij speciale gelegenheden als Sinterklaas en Kerst wordt het voedingsbeleid minder strikt gevolgd. Er wordt dan vaak eten gegeten wat bij het feest hoort. Ook is in dit geval ruimte voor lekkernijen die bij het feest passen. Bij de geboorte van een broertje of zusje mag beschuit met muisjes worden gegeven. Allergieën en voedingswensen Als er sprake is van allergieën bij uw kind is dit heel belangrijk om dit bij ons aan te geven bij het intakegesprek! Dan kunnen wij in deze individuele gevallen bekijken, hoe wij hiermee als kinderopvang in samenspraak met u rekening kunnen houden. Als u behoefte heeft aan meer informatie betreffende voedselallergieën en voedselintoleranties kunt u terecht op: ‘http://www.allergenenconsultancy.nl/’ of ‘http://www.voedselallergie.nl/’. Dit zijn betrouwbare sites waarop duidelijk staat omschreven, wat het verschil in allergieën en intoleranties zijn en waarmee in de voeding per allergie of intolerantie rekening moet worden gehouden. Er wordt een lijst bijgehouden met bijzondere eetgewoonten en allergieën van kinderen zodat alle pedagogisch medewerkers hiervan op de hoogte zijn. Invalkrachten worden ingelicht over bijzonderheden en allergieën en intoleranties met betrekking tot de voeding van kinderen op onze kinderopvang. Hetzelfde geldt voor ouders die hun kinderen vanuit hun geloofsovertuiging, principe of vegetarisch voedingspatroon vlees (soorten) niet willen of mogen geven. Kinderopvang ‘De Tuintjes in Zuid’ houdt hier rekening mee en biedt alternatieven voor deze kinderen zoals ander hartig beleg als vegetarische smeerworst en koosjere vleeswaren. Pedagogische begeleiding bij de maaltijdmomenten Pedagogisch medewerkers kunnen de ontwikkeling van kinderen op het gebied van sociaalemotionele, motorische, cognitieve, taal, smaak en sensorische ontwikkeling stimuleren door: Met baby’s een vertrouwensband op te bouwen door rustig te gaan zitten met de baby tijdens het voedingsmoment en daar voldoende tijd aan te besteden. Vanaf ongeveer 26 weken kan een kind rechtop in een kinderstoel zitten, het kind kan dan proberen mee te eten met de groep. Vanaf ongeveer 16-26 weken kan een kind gedurende lange tijd voorwerpen vastpakken. De pedagogisch medewerker kan het kind dan laten helpen bij het vastpakken van de lepel en deze naar de mond brengen bij het fruit/ groente hapje. Tevens kan een baby dan zelf het flesje vasthouden tijdens het voedingsmoment. De pedagogisch medewerker kan tijdens de maaltijdmomenten onderdelen benoemen, bijvoorbeeld ‘deze beker is rood’, ‘de meloen smaakt zoet’ of ‘ik heb meer melk in mijn beker dan jij’. Bij het geven van bijvoeding of het eerste hapje van baby’s kan het opbouwschema uit hoofdstuk 5.5 figuur 5 gebruikt worden.
30
Structuur, rust en regels bij de maaltijdmomenten Bij de maaltijdmomenten is het belangrijk dat er regels gehanteerd worden om rust tijdens de maaltijd te creëren. Structuur in het voedingspatroon is bij kinderen voornamelijk belangrijk om kinderen aan te leren op vaste tijdstippen te eten. De volgende regels worden op de kinderopvang gehanteerd om voor structuur, rust en regelmaat te zorgen: Alleen tijdens de eetmomenten krijgen kinderen voeding aangeboden, daarbuiten krijgen de kinderen geen extra voedingsmiddelen. Water mag wel de hele dag door gedronken worden door de kinderen. De kinderen helpen de pedagogisch medewerker met het dekken en afruimen van de tafel. De maaltijden worden met de hele groep aan tafel gegeten. Voorafgaand aan de maaltijd wordt er met de hele groep een lied gezongen, hiermee wordt rust gecreëerd tijdens de maaltijdmomenten. Tijdens de maaltijdmomenten worden regels gehanteerd, deze zijn te lezen in hoofdstuk 7.3 en 7.4. De maaltijdmomenten bij Kinderopvang De Tuintjes in Zuid duren ongeveer 20-30 minuten. De pedagogisch medewerkers eten met de kinderen mee tijdens de maaltijdmomenten, de pedagogisch medewerkers hebben tijdens de maaltijdmomenten een voorbeeldfunctie tegenover de kinderen.
31
10. Bronnenlijst Hoofdstuk 2: Wat is gezonde voeding? Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Gezond genieten met de schijf van vijf. Eerste druk. Den Haag: Voedingscentrum; 2008. p. 9-15 Voedingscentrum. Eerlijk over eten. De Nederlandse Voedingsmiddelentabel. 43 ste druk.Den Haag: Voedingscentrum; 2009. p. 110-113. Rolfes SR, Pinna K, Whitney E. Understanding normal and clinical Nutrition. achtste druk. Wadsworth: Cengage Learning; 2009. p. 248-266 Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Schijf van vijf concept. Uitgangspunten. Geraadpleegd 03-012013. http://www.voedingscentrum.nl/professionals/voedingsvoorlichting/Schijf-van-Vijfconcept.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Eet gevarieerd. Geraadpleegd 03-01-2013. http://www.voedingscentrum.nl/nl/schijf-van-vijf/eet-gevarieerd.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Eet niet teveel en beweeg. Geraadpleegd 03-01-2013. http://www.voedingscentrum.nl/nl/schijf-van-vijf/eet-niet-teveel-en-beweeg.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Eet minder verzadigd vet. Geraadpleegd 03-01-2013. http://www.voedingscentrum.nl/nl/schijf-van-vijf/eet-minder-verzadigd-vet.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Eet veel groente, fruit en brood. Geraadpleegd 03-01-2013. http://www.voedingscentrum.nl/nl/schijf-van-vijf/eet-veel-groente-fruit-en-brood.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Eet veilig. Geraadpleegd 03-01-2013. http://www.voedingscentrum.nl/nl/schijf-van-vijf/eet-veilig.aspx
Hoofdstuk 3: Welke voedingsstoffen heeft uw kind nodig? Voedingscentrum. Eerlijk over eten. De Nederlandse Voedingsmiddelentabel. 43 ste druk.Den Haag: Voedingscentrum; 2009. p. 96-107. Rolfes SR, Pinna K, Whitney E. Understanding normal and clinical Nutrition. achtste druk. Wadsworth: Cengage Learning; 2009. p. 100-119,139-160,181-200 Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Eiwitten. Geraadpleegd 04-01-2013 http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/eiwitten.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Vetten. Geraadpleegd 04-01-2013 http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/vetten.aspx Lim. J, Steinbuch I, Ambler A, et al. Voeding van zuigelingen en peuters. Uitgangspunten voor de voedingsadvisering voor kinderen van 0-4 jaar. 2007.p. 37-41 Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Energie. Geraadpleegd 04-01-2013 http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/energie.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Koolhydraten. Geraadpleegd 04-01-2013. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/koolhydraten.aspx Van den Berg S.W, Scholtens S, Wijga, A.H et al. Overgewicht bij jonge kinderen en volwassenen: kwantificeren van de kloof tussen energieinneming en energieverbruik. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Bilthoven. 2006. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Suiker. Geraadpleegd 04-01-2013. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/suiker.aspx Gezondheidsraad. Voedingsnormen: energie, eiwitten, vetten en verteerbare koolhydraten. Den Haag: Gezondheidsraad, 2001; publicatie nr 2001/19R. p.69-78, 88-127,143-150 Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Vitamines. Geraadpleegd 04-01-2013. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/vitamines.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Mineralen. Geraadpleegd 04-01-2013. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/mineralen.aspx Rolfes SR, Pinna K, Whitney E. Understanding normal and clinical Nutrition. achtste druk. Wadsworth: Cengage Learning; 2009. p. 322-344,369-386,397-426.
32
Penniston K.L, Tanumihardjo S.A. The Acute and Chronic toxic effects of vitamin A. American Journal of Clinical Nutrition. 2006 Feb;83(2):191-201 Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Encyclopedie. Zout. Geraadpleegd 04-01-2012. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/zout.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Nieuws. Kindersnacks veel te zout. 7 oktober 2011. Geraadpleegd 05-01-2012. http://www.voedingscentrum.nl/nl/nieuws/kindersnacks-veel-tezout.aspx Geleijnse J. M, Hofman A, Witteman J. C. Long term effects of neonatal sodium restriction on blood pressure. Hypertension. 1997 Apr;29(4):913-7. Martin R.M, McCarthy A, Smith G.D, et al. Infant Nutrition and blood pressure in early childhood. The Barry Cearphilly Growth Study. The American Journal of Clinical Nutrition. 2003 juni;77(6):1489-1497. Lanou A.J, Berkow S.E, Barnard N.D. Calcium, Dairy Products and Bone Health in Children and Young Adults: a Reevaluation of the Evidence. Pediatrics. 2005 maart;115(3):736-743. Breedveld B.C, Hulshof K.F.A.M. Zo eten jonge peuters in Nederland. Resultaten van het Voedingsstoffen Inname Onderzoek 2002. Eerste druk. Den Haag: Voedingscentrum; 2003.p. 10,15-17,24-27. Ocké M.C, van Rossum C.T.M, Fransen H.P. et al. Dutch National Food Consumption Survey Young Children 2005/2006. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Bilthoven. 2008 Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Nieuws. Vezels. Geraadpleegd 05-01-2012. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/vezels.aspx Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Nieuws. Vocht. Geraadpleegd 05-01-2012. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/trefwoord/vocht.aspx
Hoofdstuk 4: Welke voedingsmiddelen in welke levensfase heeft uw kind nodig?
Gezondheidsraad. Health Council of the Netherlands. Richtlijnen goede voeding 2006. Den Haag. 18 september 2006. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Richtlijnen Voedselkeuze. 12 april 2011. 5. Lim. J, Steinbuch I, Ambler A, et al. Voeding van zuigelingen en peuters. Uitgangspunten voor de voedingsadvisering voor kinderen van 0-4 jaar. 2007.p.13,14,24,29-31,37. Alles over gezond eten en bewegen met baby en peuter. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Den Haag: Voedingscentrum; 2008. p.19,45-47,69-71. Lippi G, Franchini M. Vitamin K in Neonates: facts and myths. Blood Transfusion, 2011 januari;9(1):4-9. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Encyclopedie. Vitamine K. Geraadpleegd: 08-11-2012 http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/vitamine-k.aspx Gezondheidsraad. Voedingsnormen: calcium, vitamine D, thiamine, riboflavine, niacine, pantotheenzuur en biotine. Den Haag: Gezondheidsraad, 2000.p. 81-108. Gezondheidsraad. Evaluatie van de voedingsnormen voor vitamine D. Den Haag. Gezondheidsraad, 26 september 2012. p.14,15,75-86. Rossum CTM van, Büchner FL, Hoekstra J. Quantification of health effects of breastfeeding. Review of the literature and model simulation. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Bilthoven. 2005. Thijs C, Kools EJ, Reijneveld SA: Gezondheidseffecten van borstvoeding. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 2006:84:223-230. Gezondheidsraad. Keukenzout en de bloeddruk. Den Haag. Gezondheidsraad, 18 oktober 2000. p. 24-25. Voedingscentrum. Eerlijk over eten. Wat kun je je kind geven? Geraadpleegd 17-11-2012. Beschikbaar via: http://www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-kind-en-ik/eerste-hapjes/wat-kun-je-je-kindgeven-.aspx Penniston K.L, Tanumihardjo S.A. The Acute and Chronic toxic effects of vitamin A. American Journal of Clinical Nutrition. 2006 Feb;83(2):191-201
33
Smith J.K, Burns S, Cunningham S, et al. The hazards of honey: infantile botulism. Brittish Medical Journal. 2010 Sep 29. Koepke R, Sobel J, Arnon S.S. Global occurrence of infant botulism, 1976-2006. Pediatrics. 2008 Jul;122(1):73-82.
Hoofdstuk 5: Ontwikkeling Baby’s Singer E, Kleerekoper L. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. eerste druk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2009. p. 32-39, 66, 76, 136-274. Kleerekoper L. Nederlands Curriculum: Eten en drinken. eerste druk. Groningen: Elsevier gezondheidszorg: 2008. p. 1-12. Pont S. Mensenkinderen: de zeventien belangrijkste ontwikkelingsgebieden van kinderen tussen de nul en vier jaar. Derde druk. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam; 2012. p 67-81, 133-150. Verhulst FC. De ontwikkeling van het kind. Achtste druk. Assen: Koninklijke Van Gorcum; 2005. p. 12-14, 67, 93, 74-85, 92-98, 104-114. Morris D. Kind: de ontwikkeling van het kind van 2 tot 5 jaar. Eerste druk. Utrecht/ antwerpen: Kosmos uitgevers bv; 2010. p. 32, 33, 121, 122. Schiet M, Kroonstuiver K. De ontwikkeling van je kind. Eerste druk. Alphen aan den Rijn: Tirion uitgevers bv; 2004. p 223 Bil de M, Bil de P. Praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie: van wieg tot hangplek: de ontwikkeling van 0- tot 18-jarigen. tweede druk. Soest: Nelissen; 2010. p. 52,53, 93-95, 120-127, 135, 136. e Verhulst F.C. De ontwikkeling van het kind. 8 druk. Assen. Van Gorcum.2005. p.21. Bilo R.A.C, Voorhoeve H.W.A. Kind in Ontwikkeling. Zesde herziende druk. Maarssen; Elsevier gezondheidszorg. 2006;83-84. Schoorel E. De eerste zeven jaar. Kinderfysiologie. Zeist. Uitgeverij Christofoor. vierde druk. 2008. p.148. Kral, TV, Rauh, EM. Eating behaviors of children in the context of their family environment. Physiology & Behavior, 2010:100, 567-573. Opvoedadvies.nl. Artikelen. Smaakontwikkeling bij zeer jonge kinderen. http://www.opvoedadvies.nl/smaakontwikkeling.htm Ontleend aan: www.borstvoeding.com/nieuwsberichten/smaakontwikkeling-buik.html www.jmouders.nl/ nieuwsartikelenpagina/van-getver-naar-lekker.htm Ernsperger, L.& Stegen- Hanson T.(2004), Moeilijke eters, Effectieve oplossingen voor eetproblemen bij kinderen, Uitgeverij Pica, Huixen. Gerrish, C. J., & Mennella, J. A. Flavor variety enhances food acceptance in formula-fed infants. American Journal of Clinical Nutrition, 2001;73,1080-1085. Nicklaus, S. Development of food variety in children. 2009. 52, 253-255. Mennella JA, Ventura AK. Early feeding: setting the stage for healthy eating habits. Nestlé Nutrition Institute workshop series. Pediatric program, 2011:68, 153–168. Scagloni, S., Salvioni, M., & Galimberti, C. Influence of parental attitudes in the development of children eating behaviour. British Journal of Nutrition, 2008. 99, 22-25. Vocking Y.Kinderen en voeding. Geen stress rond de klok van zes. Utrecht/ Antwerpen. KosmosZ&K Uitgevers. eerste druk. 2004. p 25,26,27 Mouwes S, Pasmooij R. Dooreten! Gezond en lekker koken voor jonge kinderen. Amsterdam. Uitgeverij SWP. Eerste druk. 2006. p 5,7,115. Barends C, et al. Effects of repeated exposure to either fruits or vegetables during the first 18 days of weaning on fruit and vegetables intake of infants at 12 months. Presentatie British Feeding and Drinking Group Meeting. 2012. Barends C, et al. Effects of repeated exposure to either fruits or vegetables during the first 18 days of weaning on infant’s fruit and vegetable acceptance. Presentatie Pangborn Symposium. 2011. Fildes A, et al. TASTE, trial of advice in starting taste exposure. Poster ASO meeting Leeds. 2012.
34
Nutricia. Starten met groenten: De basis voor het ontwikkelen van gezonde eetgewoonten en een gezond en gevarieerd voedingspatroon. Zoetermeer. 2012. Mennella J, et al. Variety is the spice of life: Strategies for promoting fruit and vegetables acceptance during infancy. Psychology and Behavior. 2008. 94:29-38.
Hoofdstuk 6: Ontwikkeling peuters Singer E, Kleerekoper L. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. eerste druk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2009. p. 32-39, 66, 76, 136-274. Kleerekoper L. Nederlands Curriculum: Eten en drinken. eerste druk. Groningen: Elsevier gezondheidszorg: 2008. p. 1-12. Pont S. Mensenkinderen: de zeventien belangrijkste ontwikkelingsgebieden van kinderen tussen de nul en vier jaar. Derde druk. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam; 2012. p 67-81, 133-150. Verhulst FC. De ontwikkeling van het kind. Achtste druk. Assen: Koninklijke Van Gorcum; 2005. p. 12-14, 67, 93, 74-85, 92-98, 104-114. Morris D. Kind: de ontwikkeling van het kind van 2 tot 5 jaar. Eerste druk. Utrecht/ antwerpen: Kosmos uitgevers bv; 2010. p. 32, 33, 121, 122. Schiet M, Kroonstuiver K. De ontwikkeling van je kind. Eerste druk. Alphen aan den Rijn: Tirion uitgevers bv; 2004. p 223 Bil de M, Bil de P. Praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie: van wieg tot hangplek: de ontwikkeling van 0- tot 18-jarigen. tweede druk. Soest: Nelissen; 2010. p. 52,53, 93-95, 120-127, 135, 136. e Verhulst F.C. De ontwikkeling van het kind. 8 druk. Assen. Van Gorcum.2005. p.21. Bilo R.A.C, Voorhoeve H.W.A. Kind in Ontwikkeling. Zesde herziende druk. Maarssen; Elsevier gezondheidszorg. 2006;83-84. Schoorel E. De eerste zeven jaar. Kinderfysiologie. Zeist. Uitgeverij Christofoor. vierde druk. 2008. p.148. Kral, TV, Rauh, EM. Eating behaviors of children in the context of their family environment. Physiology & Behavior, 2010:100, 567-573. Opvoedadvies.nl. Artikelen. Smaakontwikkeling bij zeer jonge kinderen. http://www.opvoedadvies.nl/smaakontwikkeling.htm Ontleend aan: www.borstvoeding.com/nieuwsberichten/smaakontwikkeling-buik.html www.jmouders.nl/ nieuwsartikelenpagina/van-getver-naar-lekker.htm Ernsperger, L.& Stegen- Hanson T.(2004), Moeilijke eters, Effectieve oplossingen voor eetproblemen bij kinderen, Uitgeverij Pica, Huixen. Gerrish, C. J., & Mennella, J. A. Flavor variety enhances food acceptance in formula-fed infants. American Journal of Clinical Nutrition, 2001;73,1080-1085. Nicklaus, S. Development of food variety in children. 2009. 52, 253-255. Mennella JA, Ventura AK. Early feeding: setting the stage for healthy eating habits. Nestlé Nutrition Institute workshop series. Pediatric program, 2011:68, 153–168. Scagloni, S., Salvioni, M., & Galimberti, C. Influence of parental attitudes in the development of children eating behaviour. British Journal of Nutrition, 2008. 99, 22-25. Vocking Y.Kinderen en voeding. Geen stress rond de klok van zes. Utrecht/ Antwerpen. KosmosZ&K Uitgevers. eerste druk. 2004. p 25,26,27 Mouwes S, Pasmooij R. Dooreten! Gezond en lekker koken voor jonge kinderen. Amsterdam. Uitgeverij SWP. Eerste druk. 2006. p 5,7,115. Barends C, et al. Effects of repeated exposure to either fruits or vegetables during the first 18 days of weaning on fruit and vegetables intake of infants at 12 months. Presentatie British Feeding and Drinking Group Meeting. 2012. Barends C, et al. Effects of repeated exposure to either fruits or vegetables during the first 18 days of weaning on infant’s fruit and vegetable acceptance. Presentatie Pangborn Symposium. 2011. Fildes A, et al. TASTE, trial of advice in starting taste exposure. Poster ASO meeting Leeds. 2012.
35
Nutricia. Starten met groenten: De basis voor het ontwikkelen van gezonde eetgewoonten en een gezond en gevarieerd voedingspatroon. Zoetermeer. 2012. Mennella J, et al. Variety is the spice of life: Strategies for promoting fruit and vegetables acceptance during infancy. Psychology and Behavior. 2008. 94:29-38.
Hoofdstuk 7: Dag- en maaltijd indeling Singer E, Kleerekoper L. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. eerste druk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2009. p. 32-39, 66, 76, 136-274. e Voedingscentrum. Alles over gezond eten en bewegen met baby en peuter. 3 druk. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland; 2009. p. 24, 48-51,56, 60, 69-83, 96-98. Vocking Y. Kinderen en voeding. Geen stress rond de klok van zes. Utrecht/ Antwerpen. KosmosZ&K Uitgevers. eerste druk. 2004. p 38,39,59,60-62, 104-108 Kneepkens CMF, Carmiggelt EC, Leeuw MBA de. Voedingsadvisering bij jonge kinderen. Van Gorcum. Assen. Eerste druk. 2008. p.16,18. Voedingscentrum eerlijk over eten. Mijn kind en ik. Gezellig aan tafel. 2012. http://www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-kind-en-ik/het-gezonde-voorbeeld/gezonde-voorbeeldtips/gezellig-aan-tafel-.aspx Lenaers S, Goffin I, Alliët P, et al. Onderzoek naar de voedingssituatie van jonge kinderen. Studie uitgevoerd door Kind en Gezin in samenwerking met SEIN en het Limburgs Universitair Centrum. ISBN 90-75262-34-5. Centrum voor jeugd en gezind. Peuter. Gezondheid en voeding. Voeding. 3 maaltijden. 2012. http://www.cjg.groningen.nl/peuter/gezondheid-en-voeding/voeding/3-maaltijden Voedingscentrum eerlijk over eten. Mijn kind en ik. Peuters en kleuters. Voeding en opvoeding. 2012. http://www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-kind-en-ik/peuters-en-kleuters/voeding-enopvoeding.aspx Voedingscentrum. Zo eten jonge peuters in Nederland 2002: resultaten van het Voedingsstoffen inname Onderzoek 2002. Eerste druk. België. Breedveld BC, Voedingscentrum, Den Haag, Hulshof KFAM, TNO Voeding; 2002. p 41.
Hoofdstuk 8: De rol en invloed van de pedagogisch medewerkers
Gubbels JS, Kremers SPJ, Stafleu A, et al. Diet-related restrictive parenting practices. Impact on dietary intake of 2-year-old children and interactions with child characteristics. Appetite. 2009;52:423-429. Anschutz DJ, Engels RCME, Strien T. Maternal encouragement tob e thin moderates the effect of commercials on children’s snack food intake. Appetite. 2010;55:117-123. Gubbels JS. Suikerstichting Nederland. Suiker in perspectief – Nieuwsbrief: Een gezonde (op)voeding. Eet je bord leeg, anders… 2012. http://www.suikerinfo.nl/nieuwsbrief/Eet-je-bord-leeganders/printnieuwsbriefartikel.html Vos- van der Hoeven T. Opvoedadvies voor alle vragen over opvoeden en opgroeien. Artikelen. Het zelfbeeld van kinderen. 2012. http://www.opvoedadvies.nl/zelfbeeld.htm
36