IJsland 2006 met de motor
Eerste indruk.......................................................................................................................................... 3 drie toeristenattracties: Pingvellir National Park– Geysir – Gullfoss waterval................................. 4 Langafell: de motoren worden met de auto overgezet........................................................................ 5 Myvatn: dag der gevallenen ................................................................................................................... 6 Rondje National park langs Dettifoss en walvissen kijken.................................................................. 7 Gestrande auto’s op de weg naar Dreki ................................................................................................ 8 Snaefell: “who is in charge here?!” ....................................................................................................... 9 Een glas Opal in Seydisfjördur ........................................................................................................... 10 Gedroogd haaienvlees in Höfn............................................................................................................. 11 Van de gletsjer Skaftafell over de Fjallebakleit naar Landmannalaugar ........................................ 12 Na een wel erge korte etappe met quads spelen ............................................................................... 13 Prachtige, onwerkelijke landschappen maar ook koud en nat tot Grindavik .................................... 14 Blue Lagoon (Bláa Lónid) ...................................................................................................................... 15
2
Eerste indruk In het vliegtuig hoor ik mijn eerste IJslands. Het lijkt op Noors maar heeft niet het lijzige ervan. Misschien toch meer Fins met van die lange woorden waarbij de spatiebalk van het toetsenbord weinig wordt gebruikt. Trouwens, de taal heeft ook eigen lettertekens. Geen leestekens maar volledig andere karakters. De eerste indruk van het land door het vliegtuigraampje is er een van woeste schoonheid, kaal en heuvelachtig, maar ook onherbergzaam, ongenaakbaar, meedogenloos. IJsland, dat drie zo groot is als Nederland, is een vrijwel boomloos land. Bart, onze reisbegeleider, staat al op ons te wachten op Keflavik, de internationale luchthaven. De huizen die ik zie vanuit de bus naar Reijkjavik zijn tot nu toe niet imponerend en ik zie geen bepaalde bouwstijl. Wel wordt voor de daken veel gebruik gemaakt van ijzer omdat hout schaars is en geimporteerd moet worden. In de buitenwijken is het een bont kleurenpalet. Bij het pension maken we kennis met de (goede) IJslandse gewoonte om bij binnenkomst in een guesthouse, hut of jeugdherberg de schoenen uit te trekken. Per persoon wordt nu een slaapzak, matje, lamp en een waterdichte tas in bruikleen verstrekt en de tenten verdeeld. Het is de bedoeling zo weinig mogelijk bagage mee te nemen omdat de ruimte in de volgauto beperkt is. In de haven pikken we de motoren op die de dag ervoor al door Bart zijn ingeklaard. 10 blinkende, splinternieuwe Suzuki’s DR 400 S, echte offroads die zich perfect lenen voor de gravelwegen, dirtroads en paden die ons de komende weken te wachten staan. Negen blauwe en één geel exemplaar dat verlaagd is om tegemoet te komen aan de lengte van Carmen. De nog maagdelijke motoren hebben stuk voor stuk minder dan 5 km gereden. Het rijden is een verrassing. Géén trillende, bonkende eencilinder maar een soepel lopend blok dat gretig in de toeren hapt. Kik, van beroep Wegenwachter met een hoofdletter W, is deze reis de chauffeur van de gehuurde assistentieauto (Landrover Defender 110; door Landroverfreaks aangeduid als Laro). Met wat proppen, inschikken en adem inhouden rijden we met zijn tienen naar een restaurant in het centrum. Niet voor een nationaal gerecht maar voor een goedkope(re) Indiase curry. Kik moet nog wat wennen aan de lengte van de Laro bij het inparkeren maar de IJslandse lantaarnpalen kunnen een stootje verdragen al slingert de lamp paniekerig heen en weer in de fitting. In de straten flaneren de motoren en auto’s. Dure Mercedessen SL of een Porsche maar vooral breed uitgebouwde en fors verhoogde terreinauto’s. Zelfs een Suzuki Vitara maakt indruk als hij 2 meter breed is! De plaatselijke motorclub showt op een pleintje haar mooiste exemplaren. Blinkend gepoetste customs met kunstig gegraveerde windschermen, geaccentueerd door blauw neonlicht, maar ook sportieve Japanners en een enkele Buell.
3
drie toeristenattracties: Pingvellir National Park– Geysir – Gullfoss waterval De route van vandaag zal ons langs drie toeristenattracties voeren, allen relatief dicht bij Reijkjavik en dus druk bezocht. Als we de stad uit rijden maken we meteen kennis met de wispelturigheid van het IJslandse weer. In de regen rijden we naar Pingvellir National Park dat om meerdere redenen bekend is. Het is de plaats waar in het jaar 930 vertegenwoordigers van stammen voor het eerst in een openluchtzitting –de Althing- bijeen kwamen om geschillen te bespreken. Het parlement was geboren. Tot halverwege de 18e eeuw besprak men jaarlijks gedurende twee weken nieuwe wetten en werden er afspraken gemaakt. Pingvallavatn is met 1300 km2 het grootste meer van IJsland. Geografisch is het een interessante plek omdat Pingvellir (spreek uit: Thingvedlir) op de grens ligt van de Noord Amerikaanse- en Europese aardschol die elk jaar 1mm uit elkaar drijven. Een echte ’rift’, een breed stuk dalend gebied tussen twee grote randbreuken, geeft de plek aan waar de Amerikaanse en Euraziatische platen uit elkaar bewegen. Officieel ligt de grens tussen deze twee continenten dus ergens in dat geologische niemandsland. De bewoners schijnen een gezegde te hebben:”Als het weer je niet bevalt wacht dan 5 minuten”. Terwijl we fotograferen kiert de zon weer tussen de wolken door. Ons volgende doel is Geysir, de heetwaterbron waar alle andere springbronnen in de wereld (incl. keukengeisers) hun naam aan te danken hebben. In de zestiger jaren raakte de spuiter van slag omdat er een paar keer te vaak zeep in werd gegooid. Het hete water van Strokkur wordt nog iedere 4-5 minuten 20 tot 30 meter de lucht in geperst. Geduldig wacht ik tot een bolling in het wateroppervlak aangeeft dat er iets onderweg is. Toch nog onverwacht spuit het water stomend en pulserend de lucht in. En dat is toch één van de attracties waar de heftig fotograferende toeristen voor naar IJsland komen, aangevoerd in verhoogde expeditiebusjes met dikke banden. Verderop aan de F35 ligt de Gullfoss (foss = waterval). Breed, enorm breed, kolkt het witblauwe water in twee trappen die haaks op elkaar staan naar beneden. Het neervallende water blaast grote wolken fijne nevel omhoog die bij zonneschijn een prachtige regenboog kunnen veroorzaken. Hieraan dankt de cascade zijn naam Gouden waterval. Helaas voor ons is de hemel nu grauw en aan de rand van het water wordt het Nederlandse-regendaggevoel nog versterkt door de nevelsluiers. De wind wakkert aan en is af en toe stormachtig wat het rijden lastig maakt. Schuin tegen de wind in hangen gaat niet door de rollende steentjes van de gravelweg. Na een heuveltop ontvouwt zich een fotogeniek panorama met prachtig strooilicht. Twijfelend rijd ik toch verder, er zullen nog wel meer mooie sfeerplaatjes komen?
4
De F35 noordwaarts is een kruising tussen een gravelweg en een rotspiste, af en toe wat wasbord of flinke gaten. Ik doe mijn zwetende plastic regenbroek uit want mijn Goretex-pak mag immers nat worden? Het laatste stuk weg telt echter een flink aantal poelen van tientallen centimeters diep. Zelfs langzaam rijdend spat het water kniehoog. Ik rijd er behoedzaam aan de zijkanten doorheen want in het bruine water kunnen zich keien en diepe gaten verbergen. We zijn blij als we koud en nat in Hveravellir aankomen, onze eerste overnachtingplaats. Nog blijer zijn we als de hut met 20 stapelbedden nog open is en we in de harde wind geen tent hoeven op te zetten en gebruik kunnen maken van de keuken. Vandaag hebben we ruim 200 km gereden waarvan de helft offroad (naar Nederlandse begrippen) en dat maakt moe. De hele nacht huilt de wind rond de hut en regelmatig klettert de regen op de ruiten en ergens bonkt een open raam of deur tegen het kozijn.
Langafell: de motoren worden met de auto overgezet Bij het ontbijt smeren we alvast onze boterhammen voor de lunch. Ik neem me voor de volgende reis een kleine thermosfles mee te nemen. De omgeving wordt groener en de eerste boerderijen met gecultiveerd land duiken op. Gras is eigenlijk het enige gewas dat wil groeien in de barre IJslandse omstandigheden en dus het belangrijkste landbouwproduct. Het wordt in enorme, in wit plastic verpakte rollen bewaard voor de winter. In die tijd is 2x per dag de schapen voeren waarschijnlijk het enige wat men kan doen, behalve snowscooteren uiteraard. De zon breekt door en een ander IJsland gaat voor ons open. De zwarte bergen, het groene mos, de blauwe lucht en de witte wolken zorgen voor schitterende contrasten. De hele reis blijven die kleuren indrukwekkend en de grootsheid van het landschap overdonderend. Vinnige IJslandse paardjes rennen soms met wapperende manen een stukje met ons op. Dit ras heeft als bijzondere aangeboren eigenschap dat ze naast stap, draf en galop nog twee extra gangen kennen:de tölt en de telgang. Bij Svinavatn komen we weer op weg nr. 1, de geasfalteerde rondweg van IJsland. We klimmen steil de smalle vallei uit als de eerste motor stilvalt zonder benzine. Gelukkig is er in de volgauto genoeg reserve en het tankstation is niet ver meer. De meesten zijn selfservice met gebruik van prepaid kaarten. Meestal is er meteen een shop bij, variërend van een kleine winkel van Sinkel tot een halve supermarkt. We laten ons binnen de koffie en hotdogs goed smaken. De dispensers voor mosterd, mayonaise en ketchup zien er grappig uit en doen aan koeienuiers denken. Verderop slaan we af en nemen de gravelweg richting Sprengi Sandur. Een blauw bord geeft aan dat de volgende tankgelegenheid 240 km verder ligt. Via steile hairpins met wel erg grove steenslag klimmen we uit het dal omhoog naar de hoogvlakte. Kale, zwarte lavavelden met als enige begroeiing wat mossen en pluisveen. Onze eerste serieuze doorwading duikt op. Kik rijdt de Laro een keer op en neer om de diepte te bepalen. Het is maar 30 cm met bijna geen stroming. Vijf kilometer voor onze dagbestemming Langafell blokkeert een tweede doorwading onze weg. De Laro gaat peilen maar duikt een paar keer in een gat, de stroming is sterk en op een paar plaatsen bestaat de bodem uit zuigend lavazand. Goede raad is duur tot Kik op het idee komt de motoren met de auto over te zetten. De laadruimte van de auto is te kort en het stuur van de motor te breed voor de deur. Geen nood, dan blijft de voorkant maar
5
buiten! Met open deur en het voorwiel achter de auto bungelend wordt de eerste motor overgebracht. De truc werkt en de klus kan beginnen. Al gauw ontstaat een routine en steeds sneller wordt er geladen en gelost. De hut van Langafell ligt nietig in het glooiende, groene landschap onder een blauwe lucht met prachtige wolken. Inrichten en eten is nu niet belangrijk. Eerst liggen we nog enkele uren te kletsen en te weken in het warme vulkanische water van een bron. Een vermoeiende dag zit er op; maar wel een prachtige dag al kwam de temperatuur niet boven de 10 graden.
Myvatn: dag der gevallenen We rijden door een golvend landschap met uitgestrekte lavavelden. Vaalbruine of zwarte vlakten met een prachtig uitzicht op besneeuwde bergen en een gletsjer in de verte. Soms rijden we langs wanden van gebarsten lavagesteente dat is gevormd door gestold magma. De weg varieert van wasbord tot rotspiste met grote stenen waar het achterwiel soms een “kontenwipper”geeft. Bijeengewaaid, fijn lavazand kan verraderlijk zijn omdat het door gebrek aan contrast niet zichtbaar is en kan leiden tot een onverwachte slinger. Enkelen komen er nu achter dat de motor iets hoger is dan gedacht en vallen een keer om. Het oversteken van smalle en brede waterstromen –het zijn geen beken maar ook geen echte rivieren- wordt steeds meer routine al blijft het oppassen geblazen. Steeds moet je bedacht zijn op grote stenen onder het watervlak of een onverwacht gat. Dat ervaart ook Carmen die als eerste een nat pak haalt. Het groepje op kop houdt een stevig tempo aan en bij mij komen de motocross- en offroaddriften van vroeger weer boven. Gelukkig kan iedereen zijn eigen tempo rijden. Meestal zit Jan met de Cagiva Trail voorop omdat hij bekend is met IJsland en een GPS-systeem aan boord heeft. Afspraak is dat we na een bepaalde tijd of afstand stoppen. Op een kruising van wegen wachten we op de volgauto met de reservebenzine. Bart toont op de kaart waar we zijn en waar we naar toe gaan om ons een indruk te geven. Het is een schitterende dag met blauwe lucht en wolkenpartijen waar de Oudhollandse landschapschilder Vermeer jaloers op zou zijn. Bij de Aldeyjarfoss volgt de rivier een scheur in het aardoppervlak. Aan een zijde is een palet van gestold magma te zien en de typische zeskantige basaltzuilen die ook de Giants Causeway in Noord-Ierland vormen. 1) Als we tegen zessen Reykjalid aan het meer van Myvatn (muggenwater) naderen trakteert de asfaltweg ons op een stel heerlijke bochten. Zacht strijklicht kleurt de omgeving geelachtig. De Heronbreid, de nationale berg, domineert in de verte de horizon. Het meer wordt omringd door pseudokraters. Dat zijn ringvormige bergjes die echte kraters lijken, maar dat niet zijn. Daarvoor zijn ze ook te klein met een diameter van maar tien meter. Ze zijn ontstaan toen er lava uitvloeide over het moerasgebied dat Myvatn al tijden is. In het guesthouse is het douchewater heet en voelt verrukkelijk aan maar kan zijn afkomst niet verloochenen. Het zwavelhoudende water verspreidt een penetrante zoete lucht van rotte eieren.
6
1) Lesje geologie: IJsland ligt op een stuk van de Mid-Atlantische Rug die, zoals de naam al zegt, van noord naar zuid in het midden op de bodem van de Atlantische Oceaan loopt. Eigenlijk een scheur in de aardkorst die boven water wordt gehouden door een hotspot, een plek op aarde waar warm magma van diep in de mantel opstijgt. Dezelfde hotspot zorgde er lang geleden al voor dat de korst in dit gebied was verzwakt: de Atlantische Oceaan opende zich daardoor uiteindelijk tussen Groenland en Noorwegen (54 miljoen jaar geleden). Bij dit openen zijn enorme hoeveelheden basalt uitgevloeid over het westen van Groenland, IJsland en Noord-Ierland. IJsland ligt op een groot plateau ligt en hier is de Mid-Atlantische Rug te herkennen als een vulkanisch actieve zone die midden door het eiland loopt. Het is dus de rug die verantwoordelijk is voor de vele aardbevingen en vulkaanuitbarstingen hier en voor de aanwezigheid van geothermische bronnen en geysers.
Rondje National park langs Dettifoss en walvissen kijken Bij de plattegrond van het park staat een aanduiding dat de weg alleen geschikt is voor terreinauto’s. Dettifoss is een massale waterval van 100 meter breed en 44 meter hoog. Per seconde storten hier gemiddeld bijna 200.000 liter water naar beneden. Staand voor de imponerende muur van water voel je je als mens klein en nietig. De weg verder noordwaarts is droog, breed en stoffig. Wachtend op een heuveltop zien we de anderen naderen, achtervolgd door hun eigen stofwolk. Een Parijs-Dakar beeld wat nog eens het wijdse van dit land benadrukt. In het kopgroepje komt Bert in een –door een plas verborgen- sleufje en verliest vermoedelijk zijn balans. Hij komt naast de weg en deze dagtrip eindigt voor hem bij een grote steen waar hij wordt gelanceerd. Bert ligt versuft tussen de lage struiken maar heeft gelukkig niets gebroken. De motor is stuiterend weer op de weg beland met als zichtbare, voorlopige schade: een flinke slag in het wiel, 5 kapotte spaken en een aantal losse, en een naar beneden gedrukt achterframe dat aan één kant is afgebroken. Verder wat minder belangrijke schade zoals spiegels, tellerunit en hendels. Het voorwiel wordt gedemonteerd en na wat passen en meten staat de motor in de auto. In Huskavik leveren we Bert af in het ziekenhuis voor röntgenfoto’s. Op het schip zoek ik een hoog plekje en wacht met de camera in aanslag op de komst van Moby Dick. Het schipt stampt en zwaait in de gure wind. De donkere lucht en dito water maken het moeilijk de dieren op een afstand te traceren. Na een uurtje heen en weer dobberen, komt de zwarte rugvin van een jonge dwergvinvis boven water. Slechts enkele keren zien we in de verte de schim van een dier. Na een paar uur keert de kapitein terug en het schip stampt tegen de wind in zodat het water over de boeg slaat en iedereen snel beschutting zoekt. Er wordt warme chocomel en koek geserveerd en ik geniet van de prachtige wolkenpartijen. Waarschijnlijk waren mijn verwachtingen toch te hoog gespannen door het kijken naar Discovery Channel e.d. en ik berg mijn camera definitief op. Geen foto’s van een spuitende bultrug of de massieve staart van een blauwe vinvis die weer in de diepte verdwijnt. In het zicht van de haven beginnen Jan en enkele “medeplichtigen“ vrolijk te roepen en te wijzen. Daar trappen wij dus niet in! (Om de een of andere reden komt Jan niet altijd serieus over….) De kapitein wendt de steven en draait bij. Inderdaad, een dwergvinvis komt enkele malen boven. Een gemiste kans!
7
In een restaurantje wachten we op de terugkomst van Bert. Gelukkig zijn er geen botbreuken of ander ernstig letsel aan het licht gekomen. De restauranthouder vertelt ons wat over het dagelijkse leven en dat de activiteiten in de winter voornamelijk bestaan uit het snowscooteren. Zelf heeft hij een exemplaar van 150 pk! Voor wat betreft de walvissen verwijst hij me naar de website www.northsailing.is en het plaatselijke walvismuseum. Het is nog 50 km gravelweg terug naar Reykjalid maar doorhet grote aantal gaten is er een snelheidsbeperking van 80 (!) km. Het is al tegen zessen maar de werkzaamheden aan de weg gaan gewoon door. Blijkbaar moet ieder uur zonlicht worden benut om de klus vóór de winter te klaren. Terug bij het guesthouse slaat Kik meteen aan het repareren. Tijdens het eten ligt de cockpit van de Suzuki naast zijn bord. Van de motor wordt de bedrading doorverbonden en met behulp van stenen, de bumper van de Landrover en een hydraulische krik wordt de velg gericht. Voor het achterframe is mankracht en een ijzeren pijp nodig. Om 11 uur ’s avonds geeft Kik het sein “schade meester” en bromt de Suzuki weg voor een proefrit.
Gestrande auto’s op de weg naar Dreki De enigszins waggelende Suzuki blijft achter en zal per vrachtauto naar Seydisfjördur worden gebracht waar we hem later zullen ophalen, er van uitgaande dat Bert dan weer fit genoeg is om te rijden. De gravelweg F88 richting Askja is lang en heuvelachtig met wasbord; kleine dwarsribbels die het beste met minimaal 50 of 60 km per uur kunnen worden gereden. Als we op de rest wachten duikt Diederik op met een licht verbogen stuur. “Waar je naar kijkt daar ga je naar toe” grijnst hij en geeft toe een kort moment naar een grote steen te hebben gekeken. Vóór een brede stroom stoppen we en wikken en wegen wat de beste plek is om over te steken. Links lijkt het beste. Aan de andere zijde nadert een feloranje Fiat Panda 4x4 (jawel, die bestaat!) met banden van het formaat kruiwagenwiel en een Duitse kentekenplaat. De bestuurder negeert onze wijzende armen en kiest zonder aarzelen voor recht door het midden. De motor slaat af of hapt water en daar staat hij dan. Het raampje gaat open en hij wenkt ons. Pardon? We gaan toch niet voor hem natte voeten halen in onze dure motorlaarzen? Hij moet er zelf maar uit komen. De ene na de andere motor steekt links van hem over en aan de andere kant komt Kik weer eens voorbij brommen met een passagier en een grote boeggolf zodat het Pandaatje angstig trilt. “A rope please….” De man raakt lichtelijk in paniek omdat hij bang is achter te blijven. Ze kiezen eieren voor hun geld en een gezette man en vrouw waden met opgerolde broekspijpen naar de kant. Met enkele spanbanden wordt het Italiaanse opdondertje op het droge gehaald. Omdat de motor een beetje water heeft doorgeslikt duikt Kik onder de motorkap om te proberen weer leven in de brouwerij te krijgen. Na enig sleutelwerk komt het turbodieseltje op gang en dient de afgesproken prijs van twaalf blikken bier te worden betaald. (Volgens Kik kijkt de man bij blik nr. 6 al zo beteuterd dat hij het niet over zijn hart kan verkrijgen het volle pond te eisen.) Ondertussen heeft Goos de verlaagde Suzuki van Carmen naar de andere kant gestuurd. Om de een of andere reden raakt hij zijn balans kwijt, gaat in stilstand over “the point of no return” en kiept langzaam om. Er staat water in het luchtfilter en het volgende karweitje voor Kik meldt zich.
8
Enkelen blijven achter maar wij gaan met vieren door. Het landschap is nu compleet anders. De weg voert slingerend en hobbelend tussen de grote lavabrokken door en na iedere bocht is het weer een verrassing waar hij naar toe draait. Het is hard werken maar ik doe het met plezier. Het lavaveld van Odadahraun is 4440 km2 groot dus we hebben de ruimte. Het laatste stuk rijdt Jan weer voorop en bij de volgende doorwading geeft hij aan dat we het beste verder naar links kunnen oversteken waar een touw met lintjes over het water is gespannen. Aan de andere zijde staat enkele meters van de oever een Lada Niva –Russische terreinwagen- tot aan de motorkap in het water. Ook hier is nonchalance waarschijnlijk de oorzaak en heeft de bestuurder het touw niet gezien. Een Suzuki Vitara trekt het Duits/Oostenrijks stel met een koordje op het droge waarbij onze mankracht op prijs wordt gesteld. De jongen trekt de deur van de auto open en 30 cm waterhoogte komt in één golf naar buiten incl. chipszakken, keukenrollen en ander drijvend spul. Hier kunnen wij verder niet meer helpen.
Ongelooflijk is de wisseling van landschappen: nu rijden we weer door een grote zandvlakte en proberen onze stofpluim vóór te blijven. Ook de afstanden zijn onvoorstelbaar. Vandaag is de teller 126 km verder getikt waarvan ruim 90 offroad met slechts tegenliggers wat al bovengemiddeld is. Het bordje bij de hut van Dreki wijst de weg naar Nyidalur: 125 km. Wat later komt ook Kik aan met de Lada op sleep: de boordcomputer was niet te reparen.
Snaefell: “who is in charge here?!” De afstand naar de bewoonde wereld is te groot om de Lada te slepen. Om in de Laro plaats te maken voor twee extra passagiers moet een deel van onze bagage op het dak, al is er geen dakdrager. Er staat een flinke wind en over de vlakten komen grote stofwolken aangeraasd. Het is een complete zandstorm en op sommige plekken blijft het zand in de luwte liggen en waait de weg dicht. Het voorwiel hapt dan gretig in het stof en dat levert af en toe flinke zwiepers op. Het zand knarst tussen de tanden en komt ook in de ogen zodat het wegdek soms slechts versluierd zichtbaar is. Ik dacht dat de hoge stokken langs de weg dienden om de weg te markeren bij zware sneeuwval maar het zou me niet verbazen als ze ook als baken dienen bij zandstormen. Toch is het prachtig weer en het geheel roept een sfeer op die doet denken aan het rijden in het Hoggar-gebergte in Zuid-Algerije. Het is een fotogeniek plaatje en met enige tegenzin trek ik toch maar de spiegelreflexcamera tevoorschijn.
9
Aan de andere kant van de heuvelrug is het weer rustig. Een brede rivier wordt in een nauwe doorgang samengeperst en met ontzettend geweld kolkt het water woest onder de brug door. We leveren het Lada-stel af bij een klein benzinestation dat eigenlijk bestaat uit een huis, twee bovengrondse tanks en wat aftandse vrachtauto’s die staan te mijmeren over vervlogen, betere tijden. Het is nu aan hen om te auto te laten repareren en terug te bezorgen. Geen sinecure in deze dunbevolkte gebieden. Uiteraard is er ook bij dit benzinestationnetje de mogelijkheid om koffie en wat snacks te kopen. Opnieuw blijkt het verschil tussen IJslandse honden en hun baasjes; de een komt kwispelend aangerend en wil aangehaald worden, de ander is afstandelijk (het gezegde de kat uit boom kijken doet in IJsland geen opgeld door het gebrek aan bomen…) We komen aan bij de hut aan de voet van de ruim 1800 meter hoge Snaefell. Zoals aangekondigd op een bord naast de weg is deze al gesloten. Alleen het voorste deel, klein en zonder enige faciliteit, is open. Toch weet Kik een toegangssleutel te vinden, een z.g. inbussleutel….. We kunnen nu gebruik maken van de keuken en zoeken een kampeerplaatsje dat enigszins beschut is tegen de felle wind. Met wat moeite lukt het om de koepeltenten op te zetten. Ze zijn onbekend voor ons en als je het zeil loslaat is het niet denkbeeldig dat je het definitief kwijt bent. Beversport heeft 3persoons Octagon’s van Vaude ter beschikking gesteld en deze zijn stormvast en ruim genoeg. Na het avondeten maken we het ons gezellig en plotseling duiken 4 Duitse dames op die verwonderd zijn ons aan te treffen. Ze hebben via een tankstation de sleutel van de beheerder meegekregen. Nog water later duikt een groep van 15 IJslanders op. Een kruising tussen een vrouwelijke dragonder en een Kenau blaft ons toe:”Who is in charge here?!” Droog antwoord:”Nobody….” Of we maar willen zorgen dat er binnen 10 minuten een tafel volledig vrij is want zij hebben gereserveerd!
Een glas Opal in Seydisfjördur De randen van de tent flapperen de hele nacht in de felle wind maar de Octagon staat als een rots in de branding. Tegen de ochtend, half zes, werd ik wakker omdat het toch was fris was geworden met m’n blote buik in de slaapzak. Als ik een uurtje later opsta is het 5 graden. We koken op de MSR benzinebranders water voor de koffie en genieten buiten van een staand ontbijtbuffet. Het groepje van gisteravond start de dag met gymnastiek om de spieren los te maken en op te warmen terwijl wij gniffelend toekijken. Het wordt een prachtige dag. We volgen de gravel nog 25 km, dan een paar kilometer asfalt en vervolgens weer offroad. Het is meer een pad met diepe groeven en grote gaten. Het is technisch rijden en soms trial tussen de enorme stenen door. Ik rijd met mijn systeemhelm open en tijdens enkele flinke diepe dwarsgroeven van minstens 40 cm slaat door de klappen het kindeel omlaag, precies voor mijn ogen! Ik kan het stuur niet los laten en knal door twee gaten met een zicht van één meter voor het voorwiel. Als ik het vizier opklap zie ik nog net op tijd dat mijn twee voorgangers stilstaan…..”Staat dit op de GPS??? Dat moest’n ze verbied’n !!” klinkt het in overvalst Twents vóór me. Een waterdoorwading is nogal tricky om-
10
dat de afstap naar het water nogal hoog is en het stroompje gevuld met ronde stenen vol algen. De Aprilia met zijn wegbanden blijft hier steken en iedere volgende motor moet stapvoets rijdend worden ondersteund. In Egilstadir is bij het benzinestation een flink (fastfood) restaurant met een ruime keuze. Opvallend is dat beefburgers in allerlei varianten toch steeds de basis zijn. Burgers die geïmporteerd worden uit Nieuw-Zeeland omdat dat toch goedkoper is. Weg nr. 93 heeft heerlijk nieuw asfalt en tussen de bochten kunnen we genieten van het uitzicht. We komen in Seydisfjördur, een klein havendorpje aan een fjord aan de oostkust (bijna alle plaatsen hier eindigen op fjördur). De eigenaresse van het hostel is een dominante, resolute maar aardige mevrouw die overwintert in India. De prijs van een een uiterst basic tweepersoons kamertje met nauwelijks ruimte voor de tassen is 3.000 kronen. De eetzaal is gezellig en biedt uitzicht op de haven waar de veerboten uit Denemarken aankomen. De huisjes zijn in pastelkleuren en doen pittoresk aan in de zachte gloed van de ondergaande zon. Hier zijn twee dagen gepland maar de eerste indruk is dat noch het plaatsje noch de omgeving veel te bieden hebben. Voor liefhebbers van rust, ruimte en wandelen zal het hier aangenaam zijn. In het lokale hotel Aldan gaan we luxueus uit eten compleet met wijn. Het kost de hotelier enige moeite om twee dezelfde flessen te vinden voor ons gezelschap. Voor de prijs van spijs en drank moet je op het dubbele tellen van Nederland. Schuin tegenover is de dorpskroeg met een heus Grolsch uithangbord. Voor een halve liter bier tel je 700 kronen neer en voor een Opal 500. Opal smaakt als een menthol- of hoestdrankje met een hoog alcoholpercentage maar je krijgt er wel een frisse adem van. Ook hier is het heel normaal met een Visa-card een klein bedrag af te rekenen.
Gedroogd haaienvlees in Höfn Deze dag is wat minder en wij wijken weer van de planning af. Het is immers een pilotreis. ’s Morgens om negen uur is het 3 graden als we het hostel achter ons laten om 26 km terug te rijden naar Egilstadir. De nieuwe asfaltlaag heeft nog geen lijnen, in deze mist een extra handicap en de onregelmatige zijwind maakt het rijden op de ideale lijn van de deels onzichtbare bochten onmogelijk. We volgen weg nr. 92 naar de 96, die dalend en klimmend de kustlijn langs de fjorden volgt. Onder een blauwe lucht moet dit ongetwijfeld prachtige vergezichten opleveren, nu is onze wereld klein en met opgetrokken schouders concentreren we ons op het asfaltlint. Vanaf Breiddalsvik rijden we weer op weg nr. 1, de rondweg. Jan rijdt op onbekende afstand ergens vóór ons maar we zullen elkaar in ieder geval bij het benzinestation van Höfn. Maar als we het bord zien van Café Margret kunnen we de verleiding van een droge plek en warme koffie niet weerstaan. Ik jaag de Suzuki bijna volgas een aantal kilometers door -bedacht op een stiekeme snelheidscontrole- in de hoop Jan ergens op een kruising aan te treffen. Hotel/café Margret blijkt eigendom te zijn van een geëmigreerd Duits echtpaar uit de buurt van Hannover, het kännchen Kaffee is van Duitse kwaliteit en het zelfgebakken appelgebak gaat er in als koek. Ondertussen dampen de laarzen en handschoenen in drie lagen op de verwarming. In Höfn treffen we inderdaad Jan weer aan, schuilend onder een afdak, en zonder koffie met gebak.
11
Carmen komt op idee een passerende automobilist te vragen naar een drogerij van haaienvlees wat eens op Discovery moet zijn geweest. Vroeger maakte men de haai schoon en stopte het vlees dan een poos in de grond om te fermenteren. Dit zou een smakelijke snack zijn bij een pittige brandewijn. Toevallig is er zo’n zeldzame drogerij in het dorp en de vriendelijke man (die zelf ook een Suzuki heeft) brengt ons er heen. Hoewel het zondag is zijn pa, ma en de zoon toch aan het werk. Men is verbaasd als er zo’n grote groep motorrijders opduikt maar is duidelijk verguld met de interesse, zeker als blijkt dat er een journaliste bij is. Enthousiast wordt ons alles getoond en uitgelegd. Als de vissers een haai in hun netten hebben wordt deze niet meer overboord gegooid maar tegen een vergoeding aan dit bedrijf geleverd. De oude methode van in de grond stoppen wordt niet meer gebruikt. Na het schoonmaken gaat het vlees rauw in stukken in een grote bak. Stukken karton verzwaard met stenen moeten het bloed opnemen. Na een bepaalde tijd wordt het vlees te drogen gehangen. De zoon snijdt een portie in kleine stukjes om te proeven. De smaak is niet echt vis, het lijkt ook een beetje op gerookt vet spek. Niet vies, niet lekker maar wel interessant. Graag had ik het nog eens geprobeerd bij een stevige borrel. De zoon zit nu op zijn praatstoel maar de tijd dringt. Af en toe is het droog, mijn 2 kg zware Goretex handschoenen lijken definitief de strijd gestaakt te hebben en de temperatuur in mijn vochtige laarzen daalt verder. Langs de weg zien we steeds weer grote groepen trompetzwanen. Af en toe wordt het asfaltlint onderbroken door een brug met houten planken waar we met 70-80 over heen rijden. Eén keer draai ik aan het einde van zo’n brug het gas plotseling vol open. Hoewel de eencilinder geen krachtpatser is hoor ik aan het toerental dat het achterwiel spint. Gewaarschuwd en met meer respect laat ik verdere experimenten achterwege. We naderen de zuidkant van de Vatnajökull, Een groot amfibievoertuig komt me tegemoet. De gletsjer eindigt hier bij Jokulsarlon in een meer en in het seizoen worden de toeristen hier rondgereden en –gevaren. Nu staan de kolossen werkloos te wachten op het volgende seizoen. Op internet had ik prachtige foto’s gezien van blauw ijs en dito lucht maar nu is het nevelig en loodgrijs. Het motregent weer en met tegenzin haal ik de camera uit zijn waterdichte plekje om te voorkomen dat ik achteraf weer spijt heb het niet te hebben gedaan. Het vinden van een slaapplaats valt vandaag niet mee. Pas tegen achten –na bijna 500 km- vinden we wat in de buurt van het informatiecentrum van National Park Skaftafell. Een klein huisje met enkele typische, grasbedekte, houten hutten biedt ons onderdak. De laatste hut is de keuken en na het warme eten is er weinig behoefte en tijd meer voor nakletsen.
Van de gletsjer Skaftafell over de Fjallebakleit naar Landmannalaugar Na het ontbijt rijden we terug naar het enorme gletsjerveld dat met 8200 km2 het grootste is van Europa. Het bedekt 8% van IJsland en heeft een gemiddelde dikte van 400 meter maar er zijn plaatsen van 1000-1100 mtr. Het hoogste punt is berg Hvannadalshnúkur die 2119 meter boven de zeespiegel uitsteekt. Op enkele plaatsen zijn nog steeds vulcanische activiteiten. Toeristen vormen een bron van inkomsten: te voet (hiking), met snowscooters
12
of geprepareerde jeeps gaat men het ijs op en ook ijsklimmen is populair. We rijden de afrit naar Svinafellsjökull een paar keer op en neer voor plaatjes met de gletsjer op de achtergrond. We proberen zo dicht mogelijk bij de dikke ijslaag te komen maar het uitzicht valt me tegen. Veel meegevoerd zwart rotspuin geeft de gletsjer het uiterlijk van onze winterse sneeuwlaag als er een strooiwagen is voorbij gekomen. Het weer kwakkelt tussen miezerig en droog in. Na het tanken volgen 95 km asfalt tot we rechtsaf slaan naar de F206. Als we weer linksaf slaan wordt de rit heftig. De kwaliteit van de “weg” is erg slecht: rotspiste met grote stenen. Op de steile hellingen zoekt het achterwiel wanhopig naar grip en de motor danst van steen naar steen. We komen bij een doorwading die toch echt te diep is en tot overmaat van ramp is de arm-brace van Jan gebroken. We keren terug om na 20 km offroad weer het asfalt te voelen van de 1. De hele dag al is alles groen en met gras of mos bedekt, zelfs de rotsen. Bij het hoogste klif van IJsland bezoeken we wat plaggenwoningen uit de 17e of 18e eeuw. Van hieruit vertrokken vroeger de handelsreizigers oostwaarts over de zandvlakten. Kik is helemaal verrukt van een Amerikaanse Willy’s Jeep. Alles is doorgeroest en de houten balken in de deur- en raamprofielen zijn rot. Door het natuurpark Fridland ad Fjallabaki rijden we naar Landmannalaugar. Qua landschap en natuur is dit deel voor mij het mooiste van de reis en maakt alles goed. De Fjallebakleit (naam van de weg) gaat met steile hellingen heuvel op en heuvel af met en we genieten van een overweldigend mooie natuur met prachtige panorama’s. Welgeteld 15 doorwadingen hebben we vandaag waarvan sommigen best wel diep zijn en de motor diepgrommend een boeggolf vormt. Maar het gaat steeds beter en steeds minder wachten we op de volgauto. Het is 10 graden en handen en voeten zijn nat maar door de inspanning hebben we het niet koud. Iemand valt een keer gewoon om en en een ander remt zich een keer dwars op gladde rotsplaten wat hetzelfde resultaat geeft. Vlakbij de hut van Landmannalaugar is een spectaculair stukje omdat we hier door het water om een rotspunt heen moeten en de stroom een stukje in lengterichting moeten volgen. Landmannalaugar ligt niet op de midoceanische rug maar wel in een gebied met thermische bronnen en de vulkanische activiteit wordt hier veroorzaakt door een z.g. hotspot in de aardkorst. Door zijn heerlijk warme beek is het een gewilde plek en helaas ook commercieel. Voor een simpele douche wil de automaat gevoed worden met 300 kronen. Er is al een bus gearriveerd met gillende schooljeugd en de volgende dag worden 100 (!) andere kinderen verwacht. Onze natte kleding moeten we aanvankelijk in het toiletgebouw ophangen. Later verdelen we jassen, broeken en andere natte zaken over de balken van de warmere slaapzolder en ‘s avonds dampen laarzen en handschoenen voor het gaskacheltje.
Na een wel erge korte etappe met quads spelen De twee bussen met schoolkinderen worden pas na de middag verwacht dus we hebben nog tijd voor een vroege lunch. Eerst zullen we een kort stuk de route van gisteren terug volgen. De eerste doorwading bij de rotspunt is net iets te veel voor onze VRO-instructeur als hij een grote steen niet kan ontwijken en te water gaat. “Ik ben het spuugzat, ik heb het helemaal gehad met
13
dat water steeds”. Begrijpelijk want de meeste doorwadingen heeft hij dubbel gedaan met motoren van anderen. We rijden door zwarte lavavelden en de steile heuvels zijn bedekt met groen mos. Af en toe zijn er stukken met fijn zand en omdat er geen nuance in kleur is kan dat tricky zijn. Eerste gebod is dan gas erop, desnoods eerst nog gauw vol in de rem maar dan altijd zorgen voor een trekkende motor. Als je in het zand van het gas afgaat zal het voorwiel zijn weg gaan zoeken en verlies je de controle. Staan op de steunen is eigenlijk het beste maar dan kan je -indien nodig- niet meesteppen. Na ruim 40 km rollen de wielen al weer het asfalt op en wat verder zijn we al bij ons volgende slaapadres. Het motel is eigenlijk een wegrestaurant met daaraan geschakeld een aantal wooncontainers. Tussen de bedden is net genoeg ruimte om te staan maar we moeten wel over onze tassen heen stappen. We slapen zoals gewoonlijk in onze eigen slaapzak en zonder hoofdkussen. De kok is IJslands, zijn vriendelijke vriendin is een Finse en samen spreken ze Engels. Ze vertelt dat ze wel IJslands verstaat maar de taal kent geen logica in de vervormingen en het is een kwestie van de individuele werkwoorden van buiten leren. In de winter gaat ze weer leren omdat er dan toch maar 1 uur daglicht is. Na het inkwartieren wordt geïnventariseerd wie er nog een ritje door de omgeving wil maken. De meesten zijn moe en willen gewoon lekker niets doen, wat lezen of kletsen. Bart, Diederik, Rob en ik lusten nog wel wat kilometers. Het is 15 km naar de krachtcentrale waar we het asfalt verlaten en de uitgestrekte lavavlakten oprijden. De heuvels hebben zich hier wat teruggetrokken en het landschap golft op en neer. De omgeving doet desolaat aan en je hebt het gevoel dat de sporen in deze grote, zwarte kolenmijn nergens naar toe leiden. Alles lijkt op elkaar en de kaart van Bart geeft ook niet veel informatie prijs. Als dan een diepere stroom onze weg blokkeert besluiten we om te keren. Zonder backupauto in dit niemandsland is het risico te groot. In het motel genieten we van een welverdiende halve liter bier als een autotransporter de parkeerplaats op draait. De lading trekt onze aandacht want er staan 18 quads op de oplegger. Vuurrode, splinternieuwe Honda’s, vierwiel aangedreven en met lier. De bijrijder komt vragen of we misschien willen helpen met lossen en aftanken. Dat is niet tegen dovemans oren gezegd. Binnen de kortste keren scheuren we over de parkeerplaats. Met alleen de achterwielaandrijving ingeschakeld kun je heerlijk driften. De Honda-man wordt toch een beetje zenuwachtig en maant ons het kalmer aan te doen. De quads zijn bestemd voor een paar dagen proefrijden door Zweedse dealers en hij wil ze tot de volgende ochtend schadevrij houden.
Prachtige, onwerkelijke landschappen maar ook koud en nat tot Grindavik Na een heel koude nacht en morgen is de hemel helder met alleen wat hoge bewolking. Na een korte tijd door zwarte lavavelden te hebben gereden wordt de omgeving groen en de heuvels worden hoger en scherper met steile klims en afdalingen. Magnifieke panorama’s ontvouwen zich en op een heuveltop genieten we van het uitzicht. In iedere windrichting een ander landschap. Zachtgroene ronde heuvelruggen met zwarte sleuven, donkerbruine hellingen die er uitzien of ze pas geploegd zijn of juist vol stenen, hoge tafelbergen in bruin en bordeauxrood. Allemaal
14
zachte lijnen alsof het een geschilderde achtergrond is. Licht- en donkerbruin, grijs en groen lopen in elkaar over. In de verte schittert het blauw van een meertje. De camera’s klikken 360 graden in het rond. Op een andere top met grote stenen als ondergrond zetten we de motoren naast elkaar voor een groepsfoto. In de verte geven rookpluimen vulkanische activiteiten aan. Het landschap waar we door rijden is niet te omschrijven, woorden zouden te kort schieten en zelfs foto’s kunnen slechts een indruk geven van deze overweldigende en prachtige natuur. De waterstromen worden breder maar wij hebben nu meer ervaring. Toch is de vierde doorwading geniepig met enkele grote onzichtbare stenen. Onze motorbladjournaliste “pakt” er eentje op een paar meter van de kant en stort ter aarde te water, gelukkig met het luchtfilterhuis aan de bovenkant. Na 100 km verrukkelijk offroad komen we weer op het asfalt. In Hella zijn weer hamburgers in overvloed. De hemel trekt dicht en bij het benzinestation in Sellfoss gaan de regenpakken weer aan. We gaan zuidwaarts naar de kust en volgen deze westwaarts. Het asfalt gaat over in gravelweg. Ik schat zo’n 30 km lang maar met natte voeten in de regen lijkt het bij deze temperatuur eindeloos. Begerig houd ik bij iedere stop met natte handschoenen de uitlaatdemper vast. Weer gaat het links, de gravelweg naar Grindavik op. Mooie bochten en mooie uitzichten maar ik heb ik er geen oog voor. In de vissersplaats Grindavik vinden we na wat gezoek in de woonwijken onderdak in een guesthouse bij een vriendelijke vrouw die ons zelfs de wasdroger ter beschikking stelt.
Blue Lagoon (Bláa Lónid) Als het droog is en de zon bleekjes schijnt ziet de wereld er toch heel anders uit. Iedereen is opgewekt en een beetje lacherig. Of zou het meespelen dat het de laatste dag op de motor is? De afgelopen twee weken zijn niet steeds gemakkelijk geweest maar wel een avontuur. Een paar kilometer scheiden ons nog van Blue Lagoon (Bláa Lónid). Het bad, of eigenlijk een meer, ligt in een oud met mossen begroeid lavaveld. Het water heeft een temperatuur van 39 graden Celsius en bevat ongeveer 2,5% zout. De warme water is eigenlijk een bijproduct van de geothermische electriciteitscentrale van Svartsengi. Het water is rijk aan mineralen, silicaten en blauwwieren dat het een lichtblauwe, bijna opalescerende kleur geeft. Het bad trekt veel mensen met de huidziekte psoriasis omdat het water een helende werking zou hebben. Het bad is een van de grootste toeristische trekpleisters van IJsland en is geïntegreerd in een supermodern complex met hotel, restaurant en vergaderzalen waar de toeristen met busladingen worden aangevoerd. Na onze tocht door de binnenlanden doet het decadent en overbodig aan. Maar het water is heerlijk en onder de waterval worden je nek- en schouderspieren gemasseerd. Er staan bakken met een mengsel dat voor mij een onbekende samenstelling heeft en het is de bedoeling dit op je huid te smeren. Een direct resultaat is niet zichtbaar maar we vermaken ons als kleine kinderen.
15
We keren terug naar ons startpunt van de reis, pension Alba in Reijkjavik, om onze bagage af te zetten. In colonne rijden we naar de haven waar een container met openstaande deuren op zijn lading staat te wachten. Een laatste blik op de teller leert me dat we ruim 2.400 kilometer hebben gereden. We slenteren in groepjes door het zonovergoten centrum om wat souvenirs of laatste indrukken op te doen. Na de laatste gezamenlijke maaltijd lopen we door de inmiddels donker straten. Hoewel het (pas) donderdagavond is staan de motorrijders weer op het pleintje en een stoet van Amerikaanse oldtimers flaneert door de straten. Een bewonderende blik of een opgestoken duim zijn genoeg voor de bestuurder om breed grijnzend de achtcilinder motor van zijn Camarro of Chevette te laten brullen. De volgende stappen we al vroeg door de morgenkou naar de bus die ons naar Keflavik brengt. Enkele uren later zitten we weer in het vliegtuig en zakt IJsland onder ons weg. Maar de herinneringen zullen nog lange tijd blijven hangen.
Bart
Joyce
Goos
Carmen
Jan
Paul
Kik
Bert
An
Rob
Diederik
Hay
16