ICT impact bij gemeenten voor de wijziging Wet KinderOpvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Versie 2, mei 2012
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
Inhoudsopgave
1
2
3
4
Inleiding ....................................................................................................... 3 1.1
Aanleiding en doelstelling ...................................................................... 3
1.2
De impactanalyse en de scope................................................................ 3
1.3
Het rapport............................................................................................. 3
1.4
Leeswijzer .............................................................................................. 4
Gegevensuitwisseling ................................................................................... 5 2.1
Voorzieningen voor gegevensuitwisseling.............................................. 5
2.2
Afbakening van de populatie .................................................................. 6
2.3
Specificaties gegevens ........................................................................... 6
2.4
Selectiecriteria van de gegevens ............................................................ 7
2.5
Proces van aanlevering .......................................................................... 7
Het werkproces bij gemeenten ..................................................................... 8 3.1
Het registratieproces.............................................................................. 8
3.2
De begeleiding van de klant ................................................................... 9
De toekomst: urenopgave trajecten ........................................................... 10 4.1
Issues en risico’s.................................................................................. 10
5
Conclusie en advies .................................................................................... 11
6
Bijlage Wetsartikelen ................................................................................. 13
Anja van Bourgondiën
Pagina 2 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
1
Inleiding
Voorliggend is een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (verder WKO) die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken. Het ligt in de bedoeling dit wetsvoorstel nog voor 5 juni te behandelen in de Tweede Kamer.
1.1
Aanleiding en doelstelling
Uit de Memorie van Toelichting: “Terwijl het aantal kinderen in de kinderopvang de laatste jaren meer dan verdubbeld is, zijn de overheidsuitgaven aan kinderopvangtoeslag verdrievoudigd. De economische crisis en oplopende begrotingstekorten maken hervormingen en bezuinigingen noodzakelijk.” “Het kabinet heeft als doelstelling om in 2015 de overheidsfinanciën op orde te hebben. Net zoals bij de andere kindregelingen zijn er in de kinderopvang maatregelen nodig om de uitgaven houdbaar te maken. In 2012 zijn al een aantal maatregelen binnen de kinderopvangtoeslag doorgevoerd. Om aanvullende maatregelen in 2013 mogelijk te maken moet de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen op een aantal technische punten worden aangepast.” “Met deze wetswijziging wordt het volgende geregeld: • Er wordt een grondslag gecreëerd om het recht op het aantal uren kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders te koppelen aan het traject naar werk. • Er wordt een grondslag gecreëerd om een inkomensonafhankelijke eigen bijdrage per gezin mogelijk te maken. • Er wordt een grondslag gecreëerd om de in de kinderopvangtoeslag bestaande vaste voet af te kunnen bouwen. • De uitvoering van het uitkeren van de vaste voet voor doelgroepouders, nu uitgevoerd door gemeentes en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gaat over naar de Belastingdienst/Toeslagen. De gehele uitvoering van de kinderopvangtoeslag komt daarmee voor rekening van de Belastingdienst/Toeslagen. • De extra toelage die gemeenten uitkeren boven de kinderopvangtoeslag, aan de hand van bij regeling vastgestelde percentages, wordt gewijzigd (het zogenoemde koa-kopje). Het vaststellen van de percentages wordt een beleidsvrijheid van individuele gemeenten.” KING is gevraagd een impactanalyse te maken op het wetsvoorstel.
1.2
De impactanalyse en de scope
De centrale vraag bij een impactanalyse is hoe gemeenten de nieuwe wetgeving, beleid of voorziening goed kunnen invoeren en kunnen laten functioneren in de praktijk. De impactanalyse geeft als instrument een beeld van de implementatierijpheid. KING heeft gekeken naar de impact op de ICT bij gemeenten, daar waar deze wetswijziging informatiekundige gevolgen heeft. De volgende aspecten van de wijziging Wet Kinderopvang zijn binnen scope: • ICT componenten; het koppelen van het recht op kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders aan het traject naar werk, het verplaatsen van de uitvoering naar de Belastingdienst en de daarvoor noodzakelijke uitwisseling van informatie door gemeenten aan de Belastingdienst/Toeslagen, hebben impact op de ICT. • Procesgang; de processen bij gemeenten die geraakt worden door de registratie en uitwisseling van bedoelde gegevens. Buiten scope van deze impactanalyse zijn volgende aspecten: • Impact op mens • Gemeentelijke organisatie
1.3
Het rapport
Het rapport is bedoeld voor de opdrachtgever en de gemeenten en beschrijft de consequenties die de wetswijziging heeft op de ICT gerelateerde zaken. Het rapport levert een advies met aanbevelingen, maatregelen en randvoorwaarden om de voorziening goed te kunnen implementeren in de praktijk van gemeenten. Voor deze impactanalyse is gebruik gemaakt van eerder door KING verkregen informatie van gemeenten, leveranciers, het Inlichtingenbureau, VNG, SZW en de Belastingdienst. Anja van Bourgondiën
Pagina 3 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de noodzakelijke gegevensuitwisseling. Welke voorzieningen daarvoor getroffen moeten worden, om welke gegevens het gaat en wanneer die geleverd moeten worden. In hoofdstuk 3 is gekeken naar de impact op het werkproces bij gemeenten. Wat betekent de gegevensuitwisseling voor het proces dat gemeenten met hun klanten doorlopen? Waar is aandacht gewenst en wat is er nog nodig om de implementatie van de gegevensuitwisseling te laten slagen? Hoofdstuk 4 is een doorkijkje naar de toekomst. Als er op een later tijdstip middels een AMvB besloten wordt om op enigerlei wijze de uren van een traject te koppelen aan het recht op kinderopvangtoeslag, wat betekent dat dan? Hoofdstuk 5 tenslotte geeft de conclusies en aanbevelingen weer. In de bijlage zijn een aantal relevante wetsartikelen opgenomen.
Anja van Bourgondiën
Pagina 4 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
2
Gegevensuitwisseling
Per 2013 wordt de duur van het recht op kinderopvangtoeslag voor doelgroepers beperkt. Alleen in de maanden waarin daadwerkelijk een traject naar werk wordt gevolgd bestaat er recht op kinderopvangtoeslag. Later kan per algemene maatregel van bestuur invulling worden gegeven aan de koppeling van het aantal uur van een traject naar werk aan het aantal uren dat dit recht geeft op kinderopvangtoeslag (artikel 1.7 lid 3 WKO 1 ). Gemeenten zijn verplicht informatie te leveren aan de Belastingdienst over de doelgroepouders. Deze verplichting blijkt uit artikel 38 2 van de AWIR. In dit artikel is ook opgenomen dat de Belastingdienst/Toeslagen de termijn zal stellen waarbinnen de gegevens moeten worden verstrekt. Als gevolg van deze wetswijziging is de gemeente verantwoordelijk voor het inrichten en onderhouden van een registratie van de doelgroepouders en de periode waarin het traject loopt. De gemeente moet met ingang van 1 januari 2013 zorg dragen voor het verstrekken van die informatie aan de Belastingdienst.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op alle aspecten van de gegevensuitwisseling. Wat daar voor nodig is, welke gegevens het betreft en hoe de selectie er uit ziet. Onderstaande is de weerslag van het overleg en de afstemming die daarover heeft plaatsgevonden met alle belanghebbenden.
2.1
Voorzieningen voor gegevensuitwisseling
Om gegevensuitwisseling van gemeenten naar de Belastingdienst mogelijk te maken zijn nieuwe voorzieningen en functionaliteiten nodig: 1. Bij gemeenten moeten er registratiemogelijkheden zijn en een mogelijkheid de informatie te verzamelen en te versturen. 2. Er moet door KING een bericht beschikbaar worden gesteld op basis van StUF 3.10 waarin gemeenten hun gegevens kunnen versturen. 3. Bij het Inlichtingenbureau moet een voorziening gebouwd worden die de informatie van alle gemeenten verzamelt, samenvoegt en in het juiste formaat en via de juiste kanalen beschikbaar stelt aan de Belastingdienst. Ad 1. KING heeft met de gemeentelijke softwareleveranciers gesproken over de registratiemogelijkheden in de software pakketten en de mogelijkheid van informatie levering. Zij kunnen tijdig zorg dragen voor een voorziening waarmee gemeenten bestanden kunnen aanleveren aan het Inlichtingenbureau als de specificaties (de lay-out van het StUF bericht en selectiecriteria) uiterlijk in de 1e week van juni 2012 beschikbaar zijn. De kosten van deze voorziening zullen zeer waarschijnlijk door de leverancier in rekening worden gebracht bij de gemeente. Ad 2. In afstemming met de leveranciers is besloten dat de gemeente het bedoelde bestand levert aan het Inlichtingenbureau in een bericht gebaseerd op Stuf 3.10. Dit is de gemeentelijke standaard bericht voering. KING is, als beheerder van de standaard, verantwoordelijk voor het opstellen van dit bericht. Ad 3. De Belastingdienst wenst elke kwartaal één gegevensbestand te ontvangen, samengesteld met de informatie van alle gemeenten. Het verzamelen van de gemeentelijke berichten en samenvoegen van informatie van gemeenten over doelgroepouders vraagt om een clearing house. Het Inlichtingenbureau kan uitvoering geven aan deze taak, inclusief het maken van afspraken met de Belastingdienst over het gewenste formaat en kanalen voor de gegevensuitwisseling. Het Inlichtingenbureau heeft aangegeven dat zij dit tijdig kunnen bewerkstelligen als zij vóór 1 juni 2012 daartoe opdracht krijgen SZW. Daarbij zal SZW aan het Inlichtingenbureau aangeven welke prioriteit deze gegevensuitwisseling heeft in het geheel van werkzaamheden in opdracht van SZW bij het Inlichtingenbureau. Aan deze werkzaamheden van het Inlichtingenbureau zijn kosten verbonden. Het Inlichtingenbureau zal SZW voorzien van een gespecificeerde offerte nadat de opdracht verstrekt is. Verwacht kan worden dat het initiële bouwen van een voorziening en het uitrollen daarvan tussen de € 150.000 en € 200.000 zal bedragen. De structurele beheerkosten zijn afhankelijk van de wijze waarop de gegevensuitwisseling met de Belastingdienst moet gaan plaatsvinden.
1 2
Zie voor desbetreffende wetsartikel Bijlage 1 Zie voor desbetreffende wetsartikel Bijlage 1
Anja van Bourgondiën
Pagina 5 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
2.2
Afbakening van de populatie
De definitie van de doelgroepouder (artikel 1.6 lid 1 onderdelen c t/m j.WKO3 ) die door de gemeente moet worden aangeleverd is de ouder die: • algemene bijstand of een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Algemene nabestaandenwet, en gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand, artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, die de noodzaak tot kinderopvang met zich brengt, • de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en met toepassing van artikel 16 of artikel 18, eerste en vierde lid, van de Wet werk en bijstand algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen, • als niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende is geregistreerd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand. Gemeenten verstrekken nu ook kinderopvangtoeslag aan ouders op grond van een sociaal medische indicatie. Deze ouders behoren uitdrukkelijk niet tot de populatie voor aanlevering.
2.3
Specificaties gegevens
De Belastingdienst heeft gegevens nodig om te kunnen bepalen of de ouder aangemerkt kan worden als doelgroepouder en daarmee recht kan hebben op kinderopvangtoeslag. In afstemming met de Belastingdienst, de leveranciers en de gemeenten is vastgesteld welke gegevens noodzakelijk zijn voor de uitwisseling. Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten op de gegevens die nu gestandaardiseerd en beschikbaar zijn bij alle gemeenten omdat deze gegevens ook landelijk uitgevraagd worden in de Statistiek Re-integratie Gemeenten (SRG) door het CBS. Het gaat om de volgende minimale gegevensset die opgenomen zullen worden in het StUF bericht: 1. Gemeentecode: het 4-cijferige gemeentenummer is gebaseerd op de CBS-codelijst Nederlandse Gemeenten en bevat de code van de gemeente die het re-integratietraject bekostigt en uitvoert dan wel uitbesteedt (numeriek). Verplicht. 2. BSN (van de doelgroepouder): standaard veld met 11 proef. Verplicht. 3. Registratienummer van het traject: hieronder wordt verstaan het unieke nummer dat door de gemeente aan één traject wordt toegekend. Eén BSN kan meerdere trajecten hebben die elk afzonderlijk kenbaar gemaakt worden. Het nummer van dit unieke traject omvat maximaal 15 posities (numeriek). Verplicht. 4. Datum aanvang traject: de datum per wanneer de eerste voorziening gericht op arbeidsinschakeling binnen een traject, wordt ingezet (datumveld). Verplicht. 5. Datum einde traject: de datum per wanneer de gemeente alle re-integratieactiviteiten voor de klant besluit te beëindigen (datumveld). Optioneel, dit veld kan leeg zijn wat betekent dat het traject nog loopt. 6. Tijdsbesteding binnen het traject: Voorlopige definitie is de tijd per maand die gemoeid is met het traject. Alfanumeriek veld van 4 posities. Optioneel. 7. Datum aanvang tijdsbesteding binnen het traject: de datum per wanneer de opgegeven tijdsbesteding binnen het traject van kracht is (datumveld). Optioneel. 8. Datum einde tijdsbesteding binnen het traject: de datum per wanneer de opgegeven tijdsbesteding binnen het traject eindigt (datumveld). Optioneel. In de modellering van het bericht kan één BSN meerdere trajecten hebben en binnen die trajecten kunnen meerdere tijdsbestedingen voorkomen. Gegevens 6 t/m 8 voor tijdsbesteding zijn niet nodig voor de aanlevering in 2013 en kunnen dus ook nog leeg gelaten worden. Het wordt nu wel meegenomen in de berichtdefinitie om dubbel werk te voorkomen. Wijzigingen op een later tijdstip, vanwege de invulling middels een AMvB, zouden immers betekenen dat zowel gemeenten, leveranciers, KING, Inlichtingenbureau als
3
Zie voor desbetreffende wetsartikel Bijlage 1
Anja van Bourgondiën
Pagina 6 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
Belastingdienst weer aan de slag moeten om hun voorzieningen voor de gegevensuitwisseling aan te passen. Naast het gegeven over de tijdsbesteding zelf is het hoogstwaarschijnlijk ook nodig om daarbij ook aan te geven over welke periode deze tijdsbesteding geldt, dus een aanvang- en eindedatum. Dit kan nodig zijn omdat binnen één traject fluctuaties in besteding van uren kan plaatsvinden. Een klant kan beginnen met een traject van 10 uur per week in de eerste 4 weken en daarna 20 uur per week moeten besteden in zijn traject voor de volgende 3 maanden.
2.4
Selectiecriteria van de gegevens
Alleen de gegevensset definiëren is niet genoeg. Daarnaast moet in de selectiecriteria duidelijk zijn welke BSN moeten worden aangeleverd en op welk tijdstip. Ook daarover is afstemming geweest met de leveranciers en met de Belastingdienst. Met de Belastingdienst is overeengekomen dat de gemeente 4x per jaar een bestand aanlevert ten behoeve van de kinderopvangtoeslag, te weten; 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. De eerste aanlevering van een bestand vindt plaats op 1 januari 2013 over de dan lopende trajecten van doelgroepouders (eindedatum traject ligt na 1 januari 2013). Met de leveranciers is gesproken over de selectie die gemeenten gaan leveren aan het Inlichtingenbureau. Gemeenten gaan de doelgroepouders (zie afbakening populatie) aanleveren volgens de volgende selectie: Na de verslagperiode (afgelopen 3 maanden) wordt aangeleverd alle BSN van doelgroepouders waarvan datum aanvang traject is gevuld met een datum (datum ligt vóór of in de verslagperiode) EN datum einde traject ligt in of na de verslagperiode óf is nog onbekend (leeg) OF (selectie 2) datum einde traject ligt vóór de verslagperiode EN de datum einde traject is ingevuld of gewijzigd in de verslagperiode. De eerste aanlevering op 1 januari 2013 heeft een afwijkende selectie. Aangeleverd wordt alle BSN van doelgroepouders waarvan datum aanvang traject is gevuld en ligt vóór of op 1 januari 2013 EN datum einde traject ligt na 1 januari 2013 of is nog onbekend (leeg) Het recht op kinderopvangtoeslag wordt door de Belastingdienst per maand bepaald/betaald. Het bestand dat de gemeente levert bevat de gegevens van de bedoelde populatie over de afgelopen 3 maanden. Eventuele mutaties in de duur van het traject in die afgelopen 3 maanden betekent dat er van één BSN meerdere opgaven aangeleverd zullen worden voor meerdere perioden. Voorbeeld: Klant start een traject per 3 januari en dat eindigt op 15 februari. Vervolgens start het traject weer op 1 maart en de verwachte einddatum daarvan is 15 oktober. De aanlevering van 1 april bevat het BSN van de klant met een traject van 3-1 tot 15-2 en nogmaals een opgave met het BSN met een traject van 1-3 tot 15-10. De aanleveringen van 1 juli en 1 oktober bevatten een opgave het BSN van de klant met een traject lopend van 1-3 tot 15-10. In de aanlevering van 1 januari zit een opgave van het BSN van de klant met een traject lopend van 1-3 tot de werkelijke einddatum. Als het traject voorspoedig verliep kan die einddatum eerder liggen en is dan ingevuld of gewijzigd in de periode 1-10 tot 1-1. Als het traject langer is doorgelopen dan wordt er een latere datum ingevuld, bijvoorbeeld 15-11.
2.5
Proces van aanlevering
Met het proces van aanlevering wordt bedoeld dat wat gemeenten moeten doen en op welk tijdstip om er voor te zorgen dat de bestanden beschikbaar komen voor de Belastingdienst. Het verzamelen van de BSN en het maken van het bestand volgens de beschreven selectiecriteria, zal een proces zijn wat grotendeels ondersteund gaat worden door de voorzieningen die de leveranciers zullen treffen in hun pakketten. Zij zullen daarbij ook zorg dragen voor de nodige instructies aan gemeenten.
Anja van Bourgondiën
Pagina 7 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
Het exacte tijdstip van aanlevering aan het Inlichtingenbureau en de wijze waarop, wordt door het Inlichtingenbureau aan gemeenten en leveranciers gecommuniceerd. Een en ander vindt pas plaats als de voorzieningen getroffen worden door het Inlichtingenbureau. Uitwerking hiervan wordt niet meegenomen in deze impactanalyse.
3
Het werkproces bij gemeenten
Vanaf 1 januari 2013 wordt de volledige kinderopvangtoeslag voor alle ontvangers op dezelfde (inkomensafhankelijke) wijze uitgekeerd door de Belastingdienst. De rol van de gemeenten in de uitbetaling van kinderopvangtoeslag komt te vervallen. Dit vraagt niet alleen om een gegevensuitwisseling maar raakt, mede door die uitwisseling, de processen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de impact van de wetswijziging op de gemeentelijke werkprocessen. Vanaf 2013 hoeft de klant niet meer zowel bij de Belastingdienst als bij de gemeente een aanvraag in te dienen. Hij kan voortaan bij één loket, namelijk de Belastingdienst, terecht. Dit is voor de klant administratieve winst. Gemeenten hebben minder administratieve lasten als zij niet langer aanvragen kinderopvangtoeslag van doelgroepouders hoeven af te handelen. Daar staat tegenover dat de administratieve lasten toenemen omdat gemeenten moeten zorgen voor de juiste registratie, de informatielevering aan Belastingdienst ingericht moeten worden en juist deze doelgroep zal vragen om begeleiding bij het aanvragen van die toeslag bij de Belastingdienst en inzage moet hebben in de gegevens die uitgewisseld worden.
3.1
Het registratieproces
De uitbetaling van de kinderopvangtoeslag aan de doelgroepouders door de Belastingdienst gebeurt in eerste instantie op aanvraag van de klant. Maar kort daarna zal de Belastingdienst het recht bepalen op basis van de verkregen informatie van gemeenten. Een juiste en actuele registratie bij gemeenten is daarom een must voor een juiste uitbetaling. De vastgestelde gegevens in de gegevensuitwisseling zijn op dit moment bijna allemaal aanwezig in de gemeentelijke softwarepakketten. Dat geldt in ieder geval voor het BSN en de aanvang- en einde datum van een traject. Een uniek registratienummer is ook (op de achtergrond) aanwezig maar kan op verschillende wijze gevuld zijn; uniek voor de persoon of voor het traject. Voor de gegevensuitwisseling met de Belastingdienst is het noodzakelijk dat dit registratienummer op het traject slaat. Omdat dit gegeven vaak automatisch op de achtergrond gegenereerd wordt, zal dit moeten worden verzorgd door de betrokken leveranciers. Afhankelijk van het softwarepakket bij gemeenten kan het nodig zijn om in de registratie een extra veld op te nemen waarin de klantmanagers kunnen aangeven of het hier gaat om een doelgroepouder in traject. Dit om er voor te zorgen dat bij de samenstelling van het bestand dat moet worden aangeleverd ook de juiste BSN worden meegegeven. De gemeente is verantwoordelijk voor een volledige registratie en het actueel houden daarvan (het direct verwerken van mutaties) en eens per kwartaal het aanleveren. Zoals gezegd is een juiste uitbetaling aan de klant daarvan afhankelijk. Begin 2012 heeft KING bij 16 gemeenten informatie ingewonnen over die registratie. Daaruit blijkt dat er wisselend mee wordt omgegaan en op dit moment lang niet overal voldoende is voor de gegevensuitwisseling. • Vrijwel geen enkele gemeente registreert de (kleine) groep tienermoeders in scholing als doelgroepouders in een traject en dat moet per 1 januari 2013 wel gaan plaatsvinden om er voor te zorgen dat ook zij in de bestandsuitwisseling mee gaan. • Klantmanagers die zich bezig houden met klanten en trajecten hebben meestal niet de focus op de administratieve taken. Zij zijn bezig met het traject naar werk voor de klant, de uitstroom uit de uitkering. Daar hoort administratie bij maar ook nu al wordt die niet altijd actueel bijgehouden omdat de kernwerkzaamheden daar niet om vragen. In het geval van registratie voor de gegevensuitwisseling naar de Belastingdienst zal de klantmanager ook niet direct geconfronteerd worden met het belang van een nauwkeurige en actuele administratie. Het heeft immers geen directe consequenties voor de processen en werkzaamheden van de klantmanager of de sociale dienst zelf. Wel voor de ouder, als de informatie onjuist is. En voor de Belastingdienst als er achteraf wijzigingen moeten Anja van Bourgondiën
Pagina 8 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
plaatsvinden of bezwaarschriften moeten worden behandeld. De sociale dienst en de klantmanager worden hier pas mee geconfronteerd als de ouder in de problemen komt door schulden of verhaal komt halen als hij het financieel niet meer rond krijgt waarmee ook de bereidwilligheid van de klant kan worden aangetast. Naast het volledig en actueel houden van de registratie is de tijdige aanlevering daarvan door gemeenten aan het Inlichtingenbureau cruciaal. Het Inlichtingenbureau faciliteert maar dwingt niet af, de gemeente is en blijft verantwoordelijk. Uit de ervaring met andere aanleveringen van gemeenten (bijvoorbeeld voor het Digitaal Klantdossier) verdient het aanbeveling dat iedere gemeente intern een verantwoordelijke aanwijst die de tijdige aanlevering als taak krijgt opgedragen. Het is voor gemeenten dus zaak het proces van registreren en verstrekken van gegevens goed in te regelen en het belang daarvan kenbaar te maken binnen de organisatie. Dit vraagt aandacht en moet daarom uitdrukkelijk worden meegenomen in de communicatie van de wetgever over deze wetswijziging naar gemeenten.
3.2
De begeleiding van de klant
De klant kan voor zijn aanvraag kinderopvang terecht bij de Belastingdienst. De doelgroep waar het hier om gaat zal in meer of mindere mate vragen om begeleiding bij die aanvraag. De klantmanager zal de klant moeten wijzen op het feit dat hij behoort tot de doelgroep en een aanvraag in moet indienen voor kinderopvangtoeslag. En dat moet ook vooral tijdig plaatsvinden. Uit artikel 3, tweede lid onder b, WKO 4 blijkt dat de ouder de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst moet aanvragen vóór de maand of in de maand waarover recht bestaat op kinderopvangtoeslag. Als de ouder later aanvraagt dan bestaat er geen recht over voorgaande maanden. Met andere woorden de Belastingdienst kent geen terugwerkende kracht en een tijdige aanvraag is dan ook van groot belang. In het werkproces van de gemeente wordt bepaald of een doelgroepouder kinderopvang nodig heeft voor het volgen van het traject. Als dit het geval is zal bepaald worden voor welke periode de klant een traject gaat lopen en hij/zij aangewezen is op kinderopvang. De informatie die hierover wordt geregistreerd komt terecht bij de Belastingdienst die daar vervolgens haar beslissing op baseert. Omdat de gegevens bij de gemeente bepalend zijn voor de beslissing van de Belastingdienst is het noodzakelijk dat de gemeente de doelgroepouder ook inzage geeft in die registratie. Als de doelgroepouder vindt dat de toeslag niet klopt of zelfs bezwaar maakt tegen de toegekende toeslag, dan zal de Belastingdienst verwijzen naar de verkregen informatie van gemeenten. Te verwachten valt dat de ouder zich vervolgens zal wenden tot die gemeente. De gemeente zal ook informatie over opgegeven uren voor kinderopvang aan de klant moeten verstrekken en het proces daarvan moeten inregelen. SZW zal zorg dragen voor het beschikbaar maken van standaard verklaringen voor gemeenten. Deze verklaringen kunnen ingevuld meegegeven worden aan de klant op het moment dat de gemeente beslist tot een traject. Hierin staan minimaal de naam en het BSN van de klant en de gegevens die de gemeente ook zal gaan aanleveren aan de Belastingdienst. Voor 2013 betekent dat de vermelding van aanvang- en eindedatum van het traject. De klant heeft vervolgens een bewijsstuk in handen waarmee hij bij de Belastingdienst terecht kan als er iets niet blijkt te kloppen. Het valt te verwachten dat gemeenten deze verklaringen ook in digitale versie zullen willen gebruiken, de variabelen invullen op het scherm om dan uit te printen en mee te geven aan de klant. De gemeente zal ook aandacht moeten hebben voor de wijze waarop de Belastingdienst de klant betaalt en de klant daar zo goed mogelijk in moeten begeleiden. Gangbaar is dat de Belastingdienst aan het begin van het jaar het voorschotbedrag vaststelt voor het hele jaar en dat deelt door het aantal maanden. Navraag bij de Belastingdienst leert dat als de gemeente een traject doorgeeft met een open einde datum de betaling gespreid zal worden over de maanden die in dat jaar nog resteren. Als de gemeente op voorhand de aanvang- en einde datum van het traject weet en ook doorgeeft in de gegevensuitwisseling dan zal de betaling, mits tijdig aangevraagd, plaatsvinden in de maanden waarin het traject loopt en ook de kinderopvang wordt genoten.
4
Zie voor desbetreffende wetsartikel Bijlage 1
Anja van Bourgondiën
Pagina 9 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
Voorbeeld: o
Traject van 1 januari tot 1 juni en deze data worden ook doorgegeven, leidt tot een betaling van 200 per maand gedurende 5 maanden. of o Traject van 1 januari met onbekende einddatum, leidt tot een betaling van euro 1000/12 maanden = 83,33 per maand gedurende 12 maanden. De ouder heeft een financieringsbehoefte van 200 euro per maand in het begin van het jaar. Als de betaling gespreid wordt over het hele jaar dan zal de ouder zelf moeten voorfinancieren. Trajecten zijn individueel en maatwerk en kunnen daarom een grillig verloop kennen. Mutaties in het traject moeten door de klant steeds direct gemeld worden bij de Belastingdienst om het ontstaan van schulden te voorkomen. Het reguliere proces bij de Belastingdienst is niet ingericht om het proces van trajecten bij gemeenten te kunnen volgen. De gangbare rekenmethode die de Belastingdienst hanteert kan afwijken van de financieringsbehoefte van de ouder. Afhankelijk van de snelheid en de wijze waarop de Belastingdienst hier mee om gaat, kan de doelgroepouder te maken krijgen met het ontstaan van grote of minder grote financiële tegenvallers die hij vanwege het inkomen op bijstandsniveau niet zelf kan opvangen.
4
De toekomst: urenopgave trajecten
In het wetsvoorstel wordt in artikel 1.7 lid 3 WKO 5 vermeld dat bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld kunnen worden over de redelijke verhouding tussen het aantal uren dat de ouder en zijn partner gebruik maken van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling en het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd. Als op enig moment besloten wordt dat er een koppeling komt tussen het aantal uren in traject en het recht op kinderopvangtoeslag dan zal de Belastingdienst ook daar informatie van gemeenten over nodig hebben. Daar wordt in het bericht voor de gegevensuitwisseling al rekening mee gehouden om dubbel werk achteraf te voorkomen. Maar dat betekent niet dat dit een eenvoudige toevoeging zal zijn. Urenkoppeling zal systeemwijzigingen vragen en veel administratieve lastenverzwaring bij gemeenten opleveren. KING heeft veel vragen en voorziet flinke problemen en risico’s en heeft die in een eerder stadium ook meegegeven aan SZW. Hieronder wordt een samenvatting gegeven van de door KING gemelde punten.
4.1
Issues en risico’s
Gegevens over het aantal uren zijn niet gestandaardiseerd en beschikbaar. Om de gegevens te kunnen uitwisselen met de Belastingdienst zullen deze gegevens gestandaardiseerd moeten worden. Dat wil zeggen onder een heldere, eenduidige en vastgestelde definitie en op een gelijke wijze geregistreerd moeten worden in de systemen bij gemeenten. Als de definitie of wijze van registreren niet tot standaard gemaakt wordt dan is er een reëel risico op afwijkingen en/of onvergelijkbare informatie. De standaard kan bepaald worden in wet- en regelgeving of door landelijke uitvraag in statistieken door het CBS en wellicht ook door vastlegging in het gegevensregister van het Inlichtingenbureau. De mogelijkheden daarvoor zouden door de wetgever onderzocht moeten worden. Uit informatie van de ondervraagde gemeenten blijkt dat op dit moment geen enkele gemeente het aantal uren in het traject op een gestructureerde wijze vastlegt in de systemen. Dit wordt slechts door enkele gemeenten op papier, in de bijlage bij een beschikking, vastgelegd. Trajecten zijn maatwerk en kunnen in de loop van het traject meer of juist minder uren in beslag gaan nemen. Kinderopvang echter, moet door ouders meestal voor een vast aantal uren per week en over een bepaalde periode worden ingekocht. Als de Belastingdienst de kinderopvangtoeslag maandelijks afstemt op de opgegeven uren dan kan het voorkomen dat de ingekochte uren kinderopvang hoger zijn dan in die maand benodigd voor het traject. Ouders worden dan geconfronteerd met kosten waarvoor zij geen of een lagere toeslag ontvangen zonder dat zij de mogelijkheid hebben de af te nemen uren kinderopvang naar beneden bij te stellen. Juist voor de
5
Zie voor desbetreffende wetsartikel Bijlage 1
Anja van Bourgondiën
Pagina 10 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
doelgroepouders in de bijstand zijn dit vaak financiële tegenvallers die maken dat schulden ontstaan. Schulden kunnen ook ontstaan omdat het reguliere administratieve proces bij de Belastingdienst niet is ingericht om de fluctuaties in uren op de voet te kunnen volgen. Alleen voorspelbare en van te voren door de klant aangegeven fluctuaties kunnen tijdig verwerkt worden. Plotselinge wijzigingen in uren zullen leiden tot een achteraf verrekening en daardoor verschulding. Gemeenten hebben aangegeven hier grote zorgen over te hebben. Schulden of de kans daarop zijn ernstige belemmeringen voor het slagen van een traject en het uitstromen naar werk. Gemeenten hebben ook een zorgplicht voor klanten en daarbij behoort ook het voorkomen van schulden. Urenregistratie, eventueel omrekenen van weken naar maanden, bijhouden van fluctuaties in uren levert een duidelijke en forse administratieve lastenverzwaring op voor gemeenten. Om er voor te zorgen dat de Belastingdienst over de juiste gegevens kan beschikken zal de klantmanager een ijzeren discipline moeten vertonen in het bijhouden van de administratie en registratie in het systeem. Daarnaast zal de doelgroepouder bij iedere wijziging in het traject een nieuwe verklaring moeten ontvangen met de nieuwste gegevens en moet hij gewaarschuwd worden dat dit direct doorgeven moet worden aan de Belastingdienst.
5
Conclusie en advies
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen heeft informatiekundige impact op gemeenten. Om uitvoering te geven aan de wet is het noodzakelijk een gegevensuitwisseling tussen gemeenten en Belastingdienst in te regelen. Daartoe moeten voorzieningen getroffen worden bij gemeenten en het Inlichtingenbureau. De voorzieningen bij gemeenten zijn in overleg met de gemeentelijke software leveranciers afgestemd en kunnen tijdig (voor 1 januari 2013) in de pakketten geïmplementeerd worden als zij daar van KING de benodigde specificaties voor ontvangen in de eerste week van juni 2012. Voor de uitwisseling met de Belastingdienst moet er een voorziening komen die de gemeentelijke informatie verzamelt en samengevoegd ter beschikking stelt aan de Belastingdienst. Het Inlichtingenbureau, zal in opdracht van SZW, uitvoering geven aan deze taak, inclusief het maken van afspraken met de Belastingdienst over het gewenste formaat en kanalen voor de gegevensuitwisseling. Voor het slagen van deze wetswijziging is het tevens nodig dat er in het proces bij gemeenten aandacht wordt besteedt aan: • een nauwkeurige en tijdige registratie • een ingeregeld proces van aanlevering van de informatie aan het Inlichtingenbureau • het begeleiden van de klant bij zijn (tijdige) aanvraag bij de Belastingdienst • het inregelen van het verstrekken van de uitgewisselde informatie aan de klant middels standaard verklaringen • oog hebben voor wat het proces bij de Belastingdienst kan betekenen voor de uitbetaling aan de klant versus de financieringsbehoefte van de klant. Daarbij zijn twee aanbevelingen: • De gemeente wijst intern een verantwoordelijke aan die de tijdige aanlevering als taak krijgt opgedragen om te voorkomen dat de aanlevering blijft liggen. • De gemeente neemt zoveel als mogelijk zowel de aanvang- als de einde datum van het traject op in het systeem om te voorkomen dat de Belastingdienst de betaling gaat spreiden over het hele jaar (bij een open einde datum). De gemeente is verantwoordelijk voor de implementatie van de wet en het inregelen in de processen. De consequenties zijn nu bij lang niet alle gemeenten bekend. Daarover moet nog communicatie plaatsvinden. KING zal deze impactanalyse beschikbaar stellen aan gemeenten. Verdere communicatie wordt verwacht via SZW in samenwerking met VNG en Divosa.
Anja van Bourgondiën
Pagina 11 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
Tot slot. KING is van mening dat een eventuele urenkoppeling aan het recht op kinderopvangtoeslag zal leiden tot een forse administratieve lastenverzwaring voor gemeenten en daarnaast veel risico voor zowel de klant als de gemeente met zich meebrengt.
Anja van Bourgondiën
Pagina 12 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
6
Bijlage Wetsartikelen
WKO, Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid komt de tweede zin te luiden: Dat bedrag kan per opvangsoort verschillend worden vastgesteld. 2. Het derde lid komt te luiden: 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de redelijke verhouding tussen het aantal uren dat de ouder en zijn partner arbeid verrichten, gebruik maken van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling, of scholing of een opleiding volgen, alsmede de in verband daarmee benodigde reistijd, en het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd. 3. Het vijfde en zesde lid vervallen. AWIR, artikel 38. Informatieverstrekking aan de Belastingdienst/Toeslagen 1. Openbare lichamen met uitzondering van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en rechtspersonen die bij of krachtens een bijzondere wet rechtspersoonlijkheid hebben verkregen, de onder hen ressorterende instellingen en diensten, alsmede lichamen die hoofdzakelijk uitvoering geven aan het beleid van het Rijk, en ieder ander die bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen verstrekken op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze aan de Belastingdienst/Toeslagen kosteloos de gegevens en inlichtingen waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de uitvoering van deze wet. 2. De gegevens en inlichtingen worden verstrekt binnen een door de Belastingdienst/Toeslagen te stellen termijn. 3. Indien de gevraagde gegevens of inlichtingen niet op tijd zijn verstrekt, maant de Belastingdienst/Toeslagen aan onder het stellen van een nadere termijn om alsnog de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de vermelding van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer van degene op wie de gegevens en inlichtingen betrekking hebben bij het verstrekken van de gegevens en inlichtingen. 5. In de gevallen waarin het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaalfiscaalnummer dient te worden vermeld, is degene op wie de in het eerste lid bedoelde gegevens en inlichtingen betrekking hebben gehouden zijn burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, zijn sociaal-fiscaalnummer te verstrekken aan de in het eerste lid bedoelde openbare lichamen met uitzondering van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en rechtspersonen alsmede degenen die ingevolge het eerste lid bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. WKO, artikel 1.6 lid 1 onderdelen c t/m j. 1. Een ouder heeft voor een berekeningsjaar aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de ouder in dat jaar: c. algemene bijstand of een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Algemene nabestaandenwet, en gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand, artikel 11, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren, artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, die de noodzaak tot kinderopvang met zich brengt, d. een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaars, en gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling in het kader van de uitoefening van een gemengde beroepspraktijk als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars, e. de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en met toepassing van artikel 16 of artikel 18, eerste en vierde lid, van de Wet werk en bijstand algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen, f. als niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende is geregistreerd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en gebruik maakt van een voorziening gericht op
Anja van Bourgondiën
Pagina 13 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand, g. een inburgeringsvoorziening volgt als bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering, met uitzondering van de ouder die op grond van de onderdelen c of h van dit artikellid een tegemoetkoming ontvangt, h. recht heeft op of een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet, en blijkens de bijlage of het plan, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van die wet, deelneemt aan een traject gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces of onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in artikel 76a van die wet bij een werkgever verricht, i. recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten of een uitkering op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of recht heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet: 1°. ten behoeve van wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werkzaamheden, gericht op de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in artikel 30a, achtste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen laat verrichten, 2°. ten behoeve van wie de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen werkzaamheden, gericht op de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in artikel 42 van die wet laat verrichten, of 3°. werkzaamheden op een proefplaats verricht als bedoeld in artikel 65g van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 2:24 of 3:69 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, artikel 67e van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 37 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of artikel 52e van de Ziektewet, j. is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000. WKO, artikel 1.3 1. De uitvoering van het toekennen, uitbetalen en terugvorderen van de kinderopvangtoeslag is opgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen. 2. Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen van toepassing met uitzondering van artikel 5 van die wet op wijzigingen in de kosten van kinderopvang per kind, bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat: a. in afwijking van artikel 4, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen een kind voor wie de pleegouder een subsidie ontvangt op grond van de Wet op de jeugdzorg, geacht wordt door die pleegouder in belangrijke mate te worden onderhouden; b. in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, een ouder over de berekeningsjaren 2012 en volgende geen aanspraak op kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.5 heeft over de periode tot de eerste dag van de kalendermaand voor de datum waarop de aanvraag om kinderopvangtoeslag is ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Anja van Bourgondiën
Pagina 14 van 15
ICT impact voor wijziging Wet kinderopvang
Bezoekadres: Nassaulaan 12 2514 JS Den Haag
Postadres: Postbus 30435 2500 GK Den Haag
Mail to:
[email protected] T: 070 373 8017 F: 070 363 5682
Anja van Bourgondiën
Pagina 15 van 15