DE EXECUTIE VAN EEN DOODVONNIS IN SCHIELAND DOOR DR. E. WIERSUM N het voorjaar van 1763 maakte een jonge vagebonde van nauwelijks 20 jaar, Johanna Catharina Merks, zich in de buurt van Rotterdam aan een aantal min of meer ernstige misdaden schuldig. Van Amsterdam gekomen zijnde, even na Paschen, hield zij zich hier ter stede eenige dagen op en maakte zij van hieruit hare crimineele uitstapjes. Het begon met een diefstal bij een bakker aan de Rotte in de buurt van Krooswijk; de buit bestond uit een vrouwenrok, twee manteltjes, twee vrouwenhemden; de opbrengst bij het vandehand doen was uiterst bescheiden: de twee manteltjes werden aan een Rotterdamsche uitdraagster verkocht voor drie schellingen het stuk, een van de hemden, „twelk zeer oud was", bracht te Amsterdam vijf stuivers op. Daarop volgde een inbraak bij een boer te Charlois. Ingepikt werden een damasten manshemdrok met zilveren knoopen, een witte hemdrok eveneens met zilveren knoopen, een roode neusdoek en nog enkele andere kleedingstukken. De opbrengst was zestien gulden. Toen was een boer te Lindt bij Dordrecht aan de beurt. Van hem werd een koralen ketting met een gouden slootje gestolen, die voor tien gulden van de hand werd gedaan. Van een boer te Gouderak werden een zilveren lepel, gemerkt F. G. en ook weer een bloedkoralen ketting met een gouden slootje, het gebruikelijke boerinnensieraad, ontvreemd, waarvoor zij zeven gulden kon maken. Tot zoover ging alles naar wensch, maar de 19de Mei d.a.v. werd voor haar de „dies ater". Van Gouda reed zij dien dag met den Goudschewagen naar Rotterdam. Denzelfden namiddag nog toog zij weer aan het werk. Te St. Elbrecht onder Kralingen werden buit gemaakt: twee vrouwenrokken, een zilveren punthaakje, drie Zeeuwsche rijksdaalders en een zilveren snuifdoos)e. Met haar buit op weg naar Rotterdam werd zij door den veldwachter achterhaald en gevisiteerd. Om zich er uit te redden, zegt zij, dat zij deze goederen onderweg gekocht heeft van een persoon, „welke haar had
I
toegeschenen een Jood te zijn". Doch dit praatje hielp haar niet. Zij werd gevangen genomen, overgebracht naar het cachot in de benedenverdieping van het stadhuis op de Hoogstraat en een paar maanden later door het gerecht van Schieland ter dood veroordeeld. Uit het verhoor blijkt, dat zij één of twee-en-twintig jaar oud en geboren was te Best onder Oirschot. „Buiten pijn en banden van ijzer" legde zij een bekentenis af, waarvan de geloofwaardigheid „aan de Edele Agtbare Heren Schepenen en Mannen van den Hove en de Hoge Vier schare van Schieland bij goede informacien gebleken is". Het droevig verhaal luidt als volgt: „dat zij gevangene van haar vroege jeugd af aan in plaatze van zich op een eerlijke en betamelijke wijze te gedragen om aan de kost te geraken, integendeel een ongebonden levenswijze heeft gehouden, zoodanig dat zij gevangene reeds op haare zeventiend jare in den Lande van Ravestein in hegtenis is geweest, dat niettegenstaande die zo vroegtijdige correctie zij gevangene is blijve volharden in haare vagebundeerende levenswijze en zelfs zich aan dieverijen en huijsbraaken heeft overgegeven, waarvoor zij gevangene op den 10 November van het laatst gepasseerde jaar (i 762) in den Lande van Vianen aan den lijve is gestraft geworden". En verder bekent zij gevangene „tot twee malen toe door onderscheyden perzonen in onecht beswangert te zijn geworden". Het eerste kind werd te Leiden, het tweede gedurende hare detentie te Vianen geboren. Dan wordt nog een uitvoerig relaas gegeven van haar laatste reeds bovenvermelde misdaden in Schieland en in de buurt van Gouda en Dordrecht, waarna ten slotte de harde uitspraak luidt als volgt: Gecondemneerd, om op het schavot achter het Raadhuis dezer stad aan een paal door den scherprechter met den koorde te worden gestraft, „dat er de doot na volgt en dat haar doot lichaam zal worden gebracht na het Galgeveld*) 1) Aan de Schie bij de Schans. Reeds tweehonderd land met Rotterdam een akkoord aangegaan, om een geldelijke vergoeding te mogen hangen aan de Bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam, III
jaar vroeger had Schiezijn misdadigers tegen stadsgalg. blz. 251.
en aldaar aan een paal geschut ten spectacle en afschrik van anderen". Verder werd zij veroordeeld in de kosten en misen van justitie. Dit vonnis werd 12 Juli 1763 geveld en een week later, 19 Juli, had de executie plaats *). Is het niet om van te rillen? Een jonge vrouw, moeder van twee kinderen, die om enkele diefstallen van kleeren en lijfsieraden van zeer bescheiden waarde ter dood wordt gebracht. Zonder eenigen schroom van de zijde der rechters. Zonder dat de omgeving, waaruit zij voortkwam, haar verwaarloosde opvoeding, de mogelijkheid van erfelijk belastzijn in aanmerking werden genomen. In een tijd, dat de schande en het onderhoud van een onecht kind alleen ten laste van de moeder kwamen en de vader als regel vrij uit kon gaan. In een tijd, dat het vonnis alleen moest dienen om anderen afteschrikken. In dat opzicht zijn we thans toch wel heelwat vooruitgegaan. Het harde vonnis werd gewezen door Baljuw, Schepenenen Mannen van den hové en de hooge vierschaar van Schieland. In dit College had de Baljuw van Schieland veel te zeggen. Deze hooge ambtenaar, die tevens Dijkgraaf van Schieland was, werd sinds 1576, toen de stad Rotterdam het ambt gekocht had, aangesteld door de Rotterdamsche Vroedschap. Zijn mederechters, de Schepenen en Mannen van Schieland, werden gekozen door den Prins van Oranje uit twee nominatiën, namelijk één voor Schepenen, opgemaakt door Burgemeesteren en één voor Mannen, opgemaakt door Burgemeesteren en den Baljuw elk voor de helft. De taak van den Dijkgraaf en Baljuw was, „om binnen syne jurisdictie alle delinquenten en misdadigers te vervolgen, apprehendeeren, te recht te stellen en nae behooren te doen straffen" en het platteland van Schieland te zuiveren van vagebonden, bedelaars, lichte vrouwen enz. ^). Schepenen en Wel1) Crimineel Sententieboek van Schieland 1759-1791 blz. 40, in het Algemeen Rijksarchief. De bladzijden 189-194 zijn uit dit register gescheurd. De index verraadt echter den naam van den delinquent, namelijk Cornelis Borgman (Borgmans, Bergmans). 2) Bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam, I, XXXV.
93
geboren Mannen waren de eigenlijke rechters, die de vonnissen wezen *). Het vonnis Merks moest dus nu worden uitgevoerd. Baljuw, Schepenen en Mannen van Schieland, hoewel de jurisdictie hebbende over Schieland, vormden eigenlijk een Rotterdamsch college. Zij gebruikten dan ook voor hunne delinquenten de stadsgevangenis onder het Stadhuis en eventueel het stadsschavot. Ook hunne bijeenkomsten in executiezaken hadden in den regel plaats op het Stadhuis, in de vergaderkamer van Schout en Schepenen van Rotterdam. Dit laatste gaf blijkbaar nogal eens wrijving tusschen de beide colleges. Laatstgenoemden maakten soms moeilijkheden, wat het ontruimen van hun kamer betreft. In elk geval wilden ze daartoe beleefd worden uitgenoodigd. Het Schielandsche gerecht placht hun namelijk alleen kennis te geven, dat er een executie zou plaats hebben en hun vergaderkamer dus voor twee dagen beschikbaar zou moeten zijn. Dit was hun niet beleefd genoeg; zij wenschten een vriendelijker redactie van deze aankondiging. Doch hiertegen kwam de Baljuw van Schieland weer in verzet. Het zou in strijd zijn, zoo betoogde hij, met de waardigheid van het College, waarvan hij de eer had aan het hoofd te staan. Burgemeesteren van Rotterdam maakten ten slotte een eind aan dit kleingeestig gedoe en stelden het College van Schieland in het gelijk. Het is werkelijk curieus, om de beraadslagingen over dit zwaarwichtig geval te lezen, waarom ik ze hier in extenso laat volgen. Ze luiden aldus: „Vergaderingvan Bailluw, Schepenen en Mannen van den hove ^) en hoge vierschare van Schieland op Dingsdag den 12 July 1763. Den WelEdeleGest. heer Mr Adriaan Reepmaker, Bailluw van Schieland, rapporteert aan het Collegie, dat zijn WelEd., om volgens gebruijk haar Ed.Groot Agtb. de heren Burgemeesteren te rememoriseeren de aan haar EdG.Agtbare voorgestelde dagen, ter doen verscheijning onder de blaauwe 1) Beekman 469 (Dijkschouw). 2) In het manuscript staat hierachter nog: en hove.
94
hemel *) en het executeeren der gevangene Johanna Catharina Marks, zich hadde begeeven in Burgemeesteren haar kamer; en aldaar verzogt hebbende, dat haar Ed.G.agtb. wilden ordre geven tot het stellen van het staketsel op den 16 dezer lopende maand, en vervolgens tot het dresseeren van het schavot op den 19 daaraanvolgende, haar Ed.G.Agtb graatsieuselijk daarin bewilligt hebbende, zijn WelEd.Gest. hadden onder het oog gebracht, dat haar Ed.G.Agtb van ter zijden was gebleeken: dat heeren Schepenen der Stad Rotterdam zouden difficulteeren in het ontruijmen van haar Edele Agtb. ordinaris vergaderkamer, zonder dat alvorens twee heere Commissarissen van wegens het Collegie van Schieland bij form van verzoek zouden worden gedeputeert, het gebruijk van gemelde kamer te verkrijgen, dat zijn WelEdGst. dezelve praetensie van wegens Schepenen van de Stad hebbende gedeclineert, en teffens aan haar Ed.G.Agtb reverentelijk declareerden, dat zijn WelEd.Gest. van wegens zijn ampt zich verpligt vond, zo veel tot opbouwing van regten en privileegien ten voordeden van het Collegie, waarvan hij de eer had aan het hooft te zitten, te doen als immers in zijn vermogen zoude zijn, zijn Ed. vooral niet zoude afstaan en overgeven Jurisdictien die ook in vroeger tijd met zo veel vigeur waren gedefendeert; en dat zo heeren Schepenen eene poinctille zogten te maken over de voorsegde zaak, het Collegie van Schielandt van haar kant geensints daardoor zoude worden afgeschrikt, maar integendeel de Justitie op de bepaalde dagen haar voortgang zoude doen hebben en vergadering laten beleggen in Schepenen van de Stad haar Kamer, na alvorens op den behoorlijken tijd den heer HooftOfficier van de Stad van wegens die twe dagen kennisse te hebben gegeeven, en in gevallen zijn WelEdGst. die niet tot zijne dispositie vond op gemelden tijd, zoude heen gaan, protesteerende van de gevolgen en confusie die daaaruijt zoude ontstaan. dat haar EdGt.Agtb. hierop hadden gerepliceert dat dewijl de voorszegde zaak sedert eenige jaaren altoos disputen en ongenoegen tusschen de twee Collegien had veroorzaakt, zonder dat er totnogtoe eenige bestendige conclusie over was 1) Identiek met het tegenwoordige: bloote hemel.
95
genomen, en dat alschoon Burgermeesteren door haar tusschenkomst de voorsegde Kamer op de twee bewuste dagen tot het gebruijk van het Collegie van Schieland besorgden, deze zaak int vervolg altoos weder zoude herleven, dat haar Ed.Gt.Agtb. veel liever tot onderlinge harmonie en ook tot een permanent gebruijk wilden institueeren zodanige schikkingen als haar Ed.Gt.Agtb. in eene besoigne in de Vroedschapskamer, waarbij dan zouden adsisteren den heer HooftOfficier, den Praesident en vice Praesident-Scheepen van de Stad, den heer Bailluw, den Praesident-Schepen en PraesidentWelgeboren Man van Schieland, zouden voorstellen, dat gemelde Deputatie op verzoek van heren Burgermeesteren een quartier uurs daarna zich had begeeven na Vroedschapskamer, en aldaar ontmoet hadden de heeren Burgemeesteren Meyners en Gevers en de deputatie van Heeren Officier en Schepenen, dat daarop haar Ed.Gt.Agtb. hebbende gedaan aan beide de Collegien of Deputatien een sierlijke*) aanspraak tot wederzydesche harmonie van de Collegien, eijndelijk voorlazen twee concept-missieve van denzelven inhoud als te zien op folio 2 en 3 ^) van de Memorie rakende het cxecuteeren van doodvonnissen, teffens betuijgende, dat het hun EdGt.Agtb. toescheen, dat teffens door deze saak op ene bestendige voet zoude kunnen gesteld worden, zonder dat daardoor in het bijzonder aan de Collegien eenige praejuditie zoude geschieden, dat hierop de Deputatien van haar EdGt.Agtb. afscheijd nemende, verzogten dat, nadat zij lieden de concept-missieves aan haar Ed. Collegie zoude hebben voorgeleezen, zij daarvan wederom de dispositie aan haar Ed.Gt.Agtb. zouden mogen communiceeren, dat den heer Bailluw van deze besoigne aan het Collegie hebbende rapport gedaan, en daarover rijpelijk delibereerende, Bailluw, Schepenen en Mannen goedgevonden hebben bij deputatie aan ^) voornoemde Burgemeesteren te rapporteeren, dat haar Ed.Agtb. van haare kant zeer bereijd waren om aan de propositie van haar Ed.Gt.Agtb. te condecendee1) In het manuscript staat: scierlijke. 2) Zie hierna blz. 99. 3) In het manuscript staat: als.
96
ren, dog dat ingevallen Schout en Scheepenen van de Stad hierover difficulteerden oftewel eenige verrandering, dewelke praejudiciabel ten reguarde van het Collegie van Schieland waren, zogten in te voeren, zij veel liever deeze zaak hielden voor ongedaan. dat nadat voorgemelde Deputatie wederom zijnde gegaan in Vroedschapskamer en de Deputatie van wegens de Stad eenigen tijd daarna gekomen zijnde, de heeren Burgemeesteren verzogten te mogen weten de wederzijdsche rapporten, dat daarop Officier en Schepenen van de Stad difficulteijt maakten en praefereerden de Deputatie van Commissarissen van wegens Schieland zoals het in den jaare 1746 was gedaan geweest, ofwel, dat men ten minsten de missive van wegens Schieland zodanig wilde veranderen, dat men daarin las: „hebben wij niet kunnen afzijn UEd.Agtb. daarvan kennisse te „geeven, ten eijnde UEd.Agtb. deszelfs ordinaris „vergaderkamer de twee voornoemde dagen ter onzer dispositie zouden ^/7/tfw overlaten, dog welke propositie door haar Edele Gt.Agtb. scheen gedeclineert te worden, En den heer Bailluw van Schieland aan de deputatie van de Stad declareerde, dat zij van haare kant zeer gaarne bewilligden in de propositie zodanig als dezelve door Heeren Burgemeesteren was gedaan, dog zoo heeren Officier en Schepenen van de Stad hierover difficulteerden, dat dan deeze zaak als onbegonnen zoude zijn, dog dat hierop door intersessie van heere Burgemeesteren deze saak was vereffent, zodanig dat deze twee concept-missiven tot een permanente gebruijk zoude zijn, waarna zich beide de Collegien zoude hebben te schikken, in dier voegen dat het Collegie van Schielant agt dagen voor de executie van de gevangene woordelijk de hierboven vermelde concept-missive aan heere Officier en Scheepenen van Rotterdam zullen afzenden en dat daarop gemelde heeren Officieren en Scheepenen van de Stad ilico een woordelinge copie-missive na het consept-antwoord zullen rescribeeren, dat welgemelde deputatie hierop af schei jdt nemende haar Ed.Groot Agtbare hadden bedankt voor de vriendelijke intersessie die haar Edele Groot Agtbare in deze zaak hadden genomen, 97
na welk gedane rapport voornoemde deputatie met eenparigheijd van de praesente leeden voor hunne genomene moeiten en vigileerende attentie in deze zaak zijn bedankt geworden". Voortaan zou dus het executeeren van doodvonnissen plaats vinden volgens minutieus vastgestelde voorschriften, waarvan niet mocht worden afgeweken. Uit de toen opgestelde „Memorie rakende het Collegie van Schielandt" kan men den geheelen gang van zaken leeren kennen. Wat er aan zoo'n executie vast zat, welk ceremonieel erbij in acht moest worden genomen, hoe er met den delinquent gesold werd, het is naar onze begrippen aan den eenen kant dwaas en belachelijk, aan den anderen kant onredelijk en zelfs wreed. Maar zoover mij bekend is er geen andere bron, die ons over het geval zoo nauwkeurig inlicht als deze Memorie, die daarom ook alleszins verdient hierachter in haar geheel te worden afgedrukt. „MEMORIE rakende het executeeren van doodvonnissen Wanneer door heeren Scheepenen en Mannen van Schieland den eysch des doots tegens een gevangene aan den heer Bailluw is geadjudiceert geworden, zoo vervoegt zich den voornoemden heer Bailluw in de kamer van heren Burgemeesteren en geeft aan Haar Edele Groot Agtbare kennisse, dat bij het Collegie van Schieland is geresolveert, om den delinquant na alvorens denzelven onder den blaauwen hemel te hebben doen verscheijnen, ter doot te doen brengen, ten welken einde hij heer Bailluw de dagen tot het doen verschijnen onder de blaauwe hemel en tot de executie bij het Collegie bepaalt, aan heren Burgemeesteren voorstelt om te weeten, off dezelve van Haar Edele Groot Agtbare convenientie zijn, alsmede om HaarEd.Gr.Agtb. te verzoeken ordre te wille geeven tot het stellen van het staketsel in de straat en tot het dresseeren van het schavot, welk verzoek agt dagen, of tijdsomstandigheyd, door gemelden heer Bailluw voor de executie in de kamer van Burgemeesteren ter rememoriatie van Haar Ed.Groot Agtb. word herhaaldt, op welke zelve tijd den Secretaris van Schieland een missive aan 98
Schout en Scheepenen der stad Rotterdam afvaardigt in dezer voegen: Edele Agtbare Heeren In onze vergadering na voorgaande deliberatie geresolveert zijnde, op Zaturdag aanstaande, zijnde den , een zekere misdadiger onder den blauwe hemel te laten verschijne en Dingsdag daaraanvolgende met den doot te doen straffen, hebben wij niet kunnen afzijn UEd.Agtb. daarvan kennisse te geeven, ten einde UEd.Agtb. deszelfs ordinaris vergaderkamer de twee voornoemde dagen ter onzer dispositie zoude overlaten, in welke verwagting, nae toewensching van de dierbaarste zegeningen des Alderhoogsten, wij ons noemen Geschreven in Rotterdam Edele Agtbare Heeren, den UEd.Agtb. goede vrienden Bailliuw, Scheepenen en Mannen van den Hove en Hoge Vierschare van Schielandt, ter ordonnatnie van dezelve Het adres is: N.N. secretaris. Edele Agtbare Heeren De Heren Schout en Schepenen der stad Rotterdam te Rotterdam. Waarop de heeren Schout en Schepenen der stad Rotterdam directelijk op deze volgende wijze rescribeeren: Edele Agtbare Heeren In antwoord van UEd.Achtb. missive in dato dient/dat wij onze ordinaris vergaderkamer Zaturdag en Dingsdag aanstaande ter dispositie van UEd.Agtb. overlaten tot het doen van zodanige executie als breder bij UEd.Agtb. missive is vermeit, waarmede, na toewensching van de dierbaarste zegeningen des Alderhoogsten, wij ons noemen Edele Agtbare Heeren UEd. Agtb. goede vriend(en) etc. Zijnde deze ordre, ter gebruykmaking van de ordinaris vergaderkamer van heeren Schout en Scheepenen der stad Rotterdam, door intersessie van heeren Burgemeesteren derzel99
ver stad tot een permanent gebruyk op den 12 July van den jare 1763 vastgesteld, gelijk breeder te zien is in de Bailluws rolle van Schieland n<\ . . f®. . *) Na welke voorenstaande rescriptie den heer Bailluw van Schieland mondeling aan den heer Hooftofficier der stad Rotterdam versoekt de adsistentie van zijne bediende op de voorsegde dagen. Wanneer een delinquant onder den blauwe hemel zal gebragt worden, geschiet zulks omtrent ten 12 uuren en word daags te voren aan den ciepier, ingevolge permissie van heren Burgemeesteren, ordre gegeeven om het staketsel te verzorgen tegen elff uuren. Den heer Bailluw laat den delinquant bevorens brengen in Scheepenskamer en zegt hem aan, dat hij onder den blauwe hemel zal worden gebragt en dat hij aldaar met een heldere stem moet antwoorden op hetgeene hem zal gevraagd worden: Ja, twelk hij aanneemt te doen, waarna den heer Bailluw en het verdere Collegie en Secretaris afgaat na beneden en rangeeren zig in de steeg in een ronde kring, zodat den heer Bailluw met de rug gekeert staat na de Melkmarkt ^), Scheepenen tegens het Stadhuys en Welgebore Mannen tegens de Waag ^), en de Secretaris over den heer Bailluw, als wanneer den delinquant in het midden word gebragt, staande dan ongeboeid, houdende een der bedienden alleenlijk den gevangene bij een slip van den rock, tot voorkoming van toevallen, en door den heer Bailluw ge vraagt, of hij, den delinquant bij sijn naam noemende, niet bekent voor God Almachtig en deze gemeente, of wel voor God en de mensch, zodanige feiten te hebben geperpetreert, als hij voor Scheepenen en Mannen van Schieland beleden heeft? Waarop den delinquant hebbende geantwoord: Ja, zoo belegt tegens hem den heer Bailluw een dag van regte des Alderhoogsten tegens Dingsdag aanstaande, om te aanhoren zoodanigen eysch en conclusie des doods, als Sijn Ed. tegens 1) Zie hiervoor blz. 97. 2) Onder Melkmarkt (Boerenvischmarkt, Amsterdamscheveer) werd gewoonlijk verstaan de kade ten oosten van deze markt, gelegen achter het Stadhuis bij de Lamsteeg. 3) In 1703 was de Waag overgebracht naar de Kaasmarkt of Korte Kipstraat. ZieDroogendijkenMoquette : Rotterdamsche Straatnamen op Stadhuissteeg. IOO
hem gevangene ter 2ake van de gepleegde delicten zal doen en nemen. Wanneer den delinquant vooraf word weggeleidt en gebragt in de Treur- of Gijzelkamer en volgen de heeren Bailluw en verder College wederom in dezelve ordres als gekomen zijn na Scheepenskamer. Vervolgens word ordre gestelt, dat de heeren Predikanten worden verzogt en geadmitteert bij den Patient te komen en de Zieketroosters, dewelke bevorens, zo haast geresolveert was, dat hij sterven zou, daarbij gekomen zijn, blijven continueeren tot den einde toe, wordende, zo haast de sieketroosters geadmitteert zijn, den gevangene overgebragt in de Treur- of Gijzelkamer en bewaakt des daags door de helbaardiers dezer stad, waartoe den heer Bailluw aan heeren Burgemeesteren permissie verzoekt, en des nagts door den bediende van de Jus(ti)tie en een helbardier tot den einde toe. Wijders dat er gebeede word in de kerke, hetwelk door den Ciepier bezorgt wordt, die daarvan kennis geeft aan den oudsten Predikant der Nederduytsche kerk. Den heer Bailluw schrijft agt en veertien dagen, bevorens den delinquant zal geexecuteert worden, aan den heer Officier van Dorth of Haarlem, om den Scherpregeter en verwittigt teffens den Scherpregter daarvan in dezer voegen: Edele Manhafte, Deze dient alzo op Dingsdag den alhier Capitale *) Crimineele Jus(ti)tie zal worden gedaan, dat UEd. zich daags tevoren alhier gelieft te laten vinden en hetzelve als scherpregter ter uytvoer te brengen; hierop UEd. te gemoet ziende, t^Jve Edde Manhafte Het adres is: UE.dw. Dienaar Edele Manhafte Meester van den scherpen Swaarde te Dordrecht of Haarlem *). 1) Bij enkele geesling en brantmerk werd het woord Capitaal, twelk doodstraf betekent, eruyt gelaaten en tot P.S. erbij gevoegd: zullende geen Capitale Justitie gedaan worden. 2) Rotterdam had toen blijkbaar geen eigen beul. IOI
Wordende de beide missive door de boode in perzoon over gebragt, die de antwoorden daarop verwagt en terugbrengt. Zo de gevangene verzogt om aan zijne familie te schrijven, 't zij zelfs of wel door de bode van het Collegie of den Cipier, word zulks toegelaten zodanig dat dezelve schriftuure ter resumptie van den heer Bailluw of het Collegie zijn. Bij overkomst van de vrienden van den gevangene worden dezelve na de verscheijning onder den blauwe hemel bij de gevangene telkens bij permissie van het Collegie toegelaten, doch geene particulieren, waartegens de Predikanten en Zieketroosters gewaarschuwt worden, tot vermeiding van alle confusie en gestadige ontrusting van den gevangene. Daags voor de executie werd ordre gegeven tot het stellen van het schavot en tot het overhalen van gevangenen, zo daar eenige in het werkhuys zijn. Op den dag van de executie vergadert men ten 10 uuren op de boeten van 6 gulden, welke gelijke boete gesteld word, wanneer den gevangene onder den blaauwe hemel zal verscheijnen en werd den gevangene die sterven zal, zo hij alleen is, quartier over elfF uuren of halfT twaalfF gebragt int vertrek van heeren Burgemeesteren en, zo der meerder gevangene zijn, vroeger, na tijds omstandigheyd, en de andere gevangene één voor één in Scheepenskamer, alwaar den heer Bailluw eysch tegens haar doet en laat se vervolgens brengen in het vertrek van heeren Scheepenen. Waarna Bailluw, Scheepenen en Mannen benevens den Secretaris zich gaan zetten in de Vierschaare, hebbende den heer Bailluw de roede van Justitie in de hand, wordende alsdan den delinquant, die sterven zal, voorgebragt en hem door den Secretaris voorgeleesen sijnde alle de feyten, dewelke hij gevangene bekent heeft, houdende de lectuure van den Secretaris op bij de woorde: alle hetwelke. Zo concludeert den heer Bailluw spreekende tegens den delinquant, blijvende den heer Bailluw zitten, dat hij zal worden gebragt op het schavot en aldaar door den scherpregter met de koorde, of andere straffen na den inhoud van de sententie, gestraft, dat er de doot na volgt, sijn lijk gehangen buy ten de stad aan de galge, en gecondemneert in de costen en mise van de Justitie. Waarna den Bailluw op staat en belast den jongsten 102
Schepen met het vonnis, en zoo daar meer zijn, den even voorgaande Scheepen, en retireerd zig alsdan in de Rekenkamer, wanneer den jongsten Scheepen op staat en passeert voorzegde andere heeren en gaat eerstelijk Scheepenekamer in door de deur aan de zijde van de Rekenkamer en zet zig in de stoel van den heer Bailluw en volgen de andere heeren alle na rang, waarop den jongste Scheepen de stemme colligeert en concludeert de sententie, zijnde intussen den delinquant gebragt in Burgemeesterenvertrek. Dan werd den heer Bailluw verzogt binnen te komen en door den Jongste Schepen opstaande word aangezegt, dat de heeren Scheepenen en Mannen blijven persisteeren bij haar adjudicatie, waarna den heer Bailluw en verdre Collegie zich wederom alsvoorn gaan zetten in de Vierschare en den delinquant voortgebragt zijnde, door den Secretaris word voorgelezen zijne sententie, beginnende de lecture bij de woorden: alle hetwelke, en vervolgens wedergebragt in het vertrek van heeren Burgemeesteren, waarna alle de andre delinquanten één voor één worden gebragt in de Vierschare en haar misdaden en sententie voorgelezen en zoo wederom door Schepenekamer na beneden gebragt. Zo den delinquant, die sterven moet, alleen is, word hij terstond uyt de Vierschare in Scheepenskamer gebragt, geadsisteert door den Predikant en Siekentrooster, en volgen de heer Bailluw en verdere College, wanneer den delinquant of delinquanten, zo er meerder zijn, die sterven (moeten), knielende worden gelegt voor het pleytbankje en den Dominé nevens haar op een kussen en Bailluw en het gansche Collegie knielende op haare stoelen binnen de balie, wanneer den Dominé het gebed doet voor den delinquant of delinquanten, die sterven moeten. Dit gedaan zijnde gaat den heer Bailluw na het schavot, alwaar de bode, die alsdan den onderschout representeert, Zijn Ed. de roede van Justitie overgeeft, en volgen de heeren Scheepenen en Mannen op haar plaatsen, wordende daarop terstond den delinquant, die sterven zal, op het schavot gebragt en geëxecuteert, daarna de andere gevangene, dewelke na haar ontfangene straff op haar knien den regter bedanken en weggebragt worden. 103
Als wanneer alle de delinquanten één voor één in Scheepenskamer worden gebragt en vermaant en vervolgens of ontslagen, of in t werkhuys gezonden bij ligten dage. Zijnde deze wijze van Formalia in dier voegen gehouden in de zaak van de gevangene Johanna Catharina Merks, voor Schieland geëxecuteert den 19 July 1763, en teffens geresolveert dit tot een vast gebruyk te houden". Deze Memorie, waarschijnlijk geschreven door den toenmaligen secretaris van het College van Baljuw, Schepenen en Mannen van Schieland, werd in 1939 aan Schieland's archief geschonken door mr. Abm. van der Hoeven, die ze op een auctie gekocht had.
104