I’M YOUR MAN HET LEVEN VAN LEONARD COHEN
Sylvie Simmons
I’m Your Man
Het leven van Leonard Cohen Vertaling René van Veen en Anke ten Doeschate
Nijgh & Van Ditmar Amsterdam 2012
Voor N.A., in liefdevolle herinnering
www.nijghenvanditmar.nl Oorspronkelijke titel I’m Your Man: The Life of Leonard Cohen Jonathan Cape / The Random House Group, Londen, Engeland Copyright © Sylvie Simmons 2012 Copyright vertaling © René van Veen en Anke ten Doeschate / Nijgh & Van Ditmar 2012 Omslag Monique Gelissen Omslagbeeld David Boswell Foto auteur Alissa Anderson nur 320/661 / isbn 978 90 388 9629 8
Inhoud
Proloog 9
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Geboren in een pak 11 Een huis vol vrouwen 23 Twintigduizend regels 38 En ik het op een schreeuwen had gezet 56 Een man met een gouden stem 76 Genoeg over gesneuvelde helden 95 Zoek me alsjeblieft, ik ben al bijna dertig 114 Neem uitgebreid de tijd om je te scheren 139 Hoe een dame het hof te maken 159 Het stof van een lange, slapeloze nacht 183 De tao van de cowboy 202 O, zet me een masker op 227 De aderen verheffen zich als snelwegen 250 Een schild tegen de vijand 272 Ik hou van je, Leonard 300 Een geheiligde gespreksvorm 320 Het halleluja van het orgasme 340 Op de plekken waar ik altijd speelde 362 Jeremia in Tin Pan Alley 383 Van deze ruige top 406
21 22 23 24 25
Liefde en diefstal 436 De fiscus, kinderen, poesje kwijt 458 De toekomst van de rock-’n-roll 481 I’m your man 498 Een handleiding voor het dragen van je verlies 521
Epiloog 538 Aantekening van de auteur 541 Noten 547 Register 571
‘Zoals je het een aanpakt, pak je al het andere aan’ Tom Waits
Proloog
H
ij is een hoffelijke man met ouderwetse manieren. Hij neigt zijn hoofd als hij je ziet, gaat staan als je vertrekt, maakt het je naar je zin en laat het niet blijken als voor hem het tegendeel geldt. Maar door de manier waarop hij heimelijk strijkt over het Griekse kralensnoer dat hij altijd in zijn zak heeft, verraadt hij zichzelf. Hij is teruggetrokken en zelfs verlegen van aard, maar zo nodig komt hij met waardigheid en humor voor zichzelf op. Hij kiest zijn woorden zorgvuldig, als een dichter of politicus, consciëntieus, met gevoel voor klank en een talent voor uitweidingen en geheimzinnigheid. Hij vindt het leuk om een rookgordijn op te trekken. Toch klinkt in zijn stem een samenzweerderige toon door, net als wanneer hij zingt. Het is alsof hij zijn diepste geheimen aan je prijsgeeft. Hij ziet er keurig uit en hij is kleiner dan je zou denken. Piekfijn gekleed. Je kunt je hem wel in een uniform voorstellen. Op dit moment draagt hij een pak. Een donker, double-breasted pak met een krijtstreepje. Het lijkt op maat gemaakt. ‘Schat,’ zegt Leonard, ‘ik ben geboren in een pak.’
9
1
Geboren in een pak
When I’m with you I want to be the kind of hero I wanted to be when I was seven years old a perfect man who kills
D
e chauffeur sloeg bij de enorme synagoge de hoofdweg af en een zijstraat in. Hij passeerde de St Matthias’ Church op de andere hoek en reed de heuvel op. Achterin zat een zevenentwintigjarige, aantrekkelijke, modieus geklede vrouw met scherpe gelaatstrekken, haar pasgeboren zoontje in de armen. Ze reden door mooie, keurige straten, geflankeerd door even keurige bomen. Grote, bakstenen huizen die zouden kunnen instorten onder de last van hun eigendunk leken boven de helling te zweven. Halverwege de heuvel sloeg de chauffeur af, waarna hij stopte bij een woonhuis aan het einde van de straat. Het in Engelse stijl gebouwde huis aan Belmont Avenue 599 was groot en chic. De aanblik van de donkere bakstenen werd verzacht door de witte veranda ervoor en door Murray Hill Park met zijn vijfenhalve hectare aan gazons, bomen en bloembedden erachter. Het huis bood een schitterend uitzicht op de Saint Lawrence-rivier aan de ene en het
11
centrum van Montréal aan de andere kant. De chauffeur stapte uit en opende het achterportier. Even later werd Leonard over de witte trap zijn ouderlijke woning binnengedragen. Leonard Norman Cohen werd op 21 september 1934 geboren in het Royal Victoria Hospital, een enorm, grijs gebouw in Westmount, een gegoede buurt in het Canadese Montréal. Officieel is hij op een vrijdagochtend om kwart voor zeven geboren. Historisch gezien was het de periode tussen de depressie en de Tweede Wereldoorlog. Als je terugrekent, moet Leonard ergens tussen Chanoeka en eerste kerstdag zijn verwekt, tijdens een van de ijskoude winters waarop zijn geboorteplaats een abonnement leek te hebben. Hij werd grootgebracht in een huis vol pakken. Nathan Cohen, Leonards Canadees-joodse vader, had een goedlopend kledingbedrijf dat op de hogere klassen was gericht. Freedman Company stond bekend om zijn chique kleding. Nathan droeg altijd een pak, ook in zijn vrije tijd. Zijn voorliefde voor de Engelse stijl kwam ook tot uiting in de kostuums die hij droeg in combinatie met slobkousen en een boutonnière. Toen zijn gezondheid minder werd, had hij ook altijd een zilveren wandelstok bij zich. Masha Cohen, Leonards moeder, was zestien jaar jonger dan haar man. Ze was de dochter van een rabbijn en pas onlangs van Rusland naar Canada geëmigreerd. Kort na haar aankomst in Montréal in 1927 trouwde ze met Nathan. Twee jaar later werd haar eerste kind geboren: Leonards zus Esther. Oude foto’s tonen Nathan als een gedrongen man met vierkante schouders en een hoekig gezicht. Masha, die slanker en een kop groter was dan hij, was juist een en al rondingen. Masha’s uitstraling was meisjesachtig en verheven tegelijkertijd. Nathan daarentegen komt stram en zwijgzaam over. Het gezinshoofd diende in die tijd altijd ernstig op een foto te staan, maar Nathan was hoe dan ook afstandelijker en had zich meer aangepast aan zijn Angelsaksische omgeving dan zijn warmbloedige Russische vrouw. Als baby was de mollige, gedrongen Leonard met zijn vierkante gezicht het evenbeeld van zijn vader, maar later kreeg hij het hartvormige gelaat van zijn moeder, haar dikke, golvende haren en haar diepliggende, donkere, enigszins schuin aflopende ogen. Van zijn vader erfde hij
12
zijn lengte, netheid, fatsoen en voorliefde voor mooie pakken. Zijn moeder gaf haar charisma, melancholische inslag en liefde voor muziek aan hem door. Masha zong altijd als ze in huis bezig was, vaker in het Russisch en het Jiddisch dan in het Engels. Dikwijls vertolkte ze de sentimentele oude volksliedjes die ze in haar jeugd had geleerd. Met haar lage altstem zong ze op de klanken van denkbeeldige violen. Masha kon zichzelf van blijdschap naar weemoedigheid en weer terug zingen. ‘Tsjechoviaans,’ zo omschreef Leonard zijn moeder. ‘Ze lachte en huilde hevig,’ aldus Leonard, en haar stemmingen wisselden zich snel af. Masha Cohen was geen nostalgische vrouw. Ze sprak zelden over haar vaderland, maar riep haar verleden op in haar liederen. De inwoners van Westmount behoorden tot de welvarende hogere middenklasse. Het waren protestantse Canadezen van Angelsaksische komaf en Canadese joden van de tweede of derde generatie. In deze verzuilde stad waren de joden en de protestanten in dezelfde wijk beland vanwege het simpele feit dat ze van Franse komaf noch katholiek waren. Voordat in de jaren zestig in Québec zich de ‘Stille Revolutie’ voltrok en Frans de enige officiële taal van de provincie werd, spraken in Westmount alleen de huishoudelijke hulpen Frans. Ook de Cohens hadden een huishoudster, Mary, maar zij was van Iers-katholieke afkomst. Ook was er een kindermeisje, door Leonard en zijn zus ‘Nursie’ genoemd, en een zwarte tuinman, die Kerry heette en ook als chauffeur dienstdeed. (Kerry’s broer deed hetzelfde werk bij Nathans jongere broer Horace). Het is geen geheim dat Leonard uit een bevoorrecht milieu afkomstig is. Dat heeft hij ook nooit ontkend. Hij heeft zijn afkomst en zijn familie nooit verloochend, zijn naam nooit veranderd en zich nooit anders voorgedaan dan hij was. Zijn familie zat er warmpjes bij, hoewel er zeker nog rijkere families in Westmount woonden. In tegenstelling tot de villa’s in Upper Belmont was het huis van de Cohens slechts halfvrijstaand. Ze hadden weliswaar een chauffeur, maar reden in een Pontiac, geen Cadillac. Slechts weinigen evenaarden echter de status van de Cohens. Leonard kwam uit een van de meest vooraanstaande en belangrijkste joodse families van Montréal. Leonards voorvaderen hadden
13
Canadese synagogen gebouwd en Canadese kranten opgericht. Ook hadden ze een lange lijst van joodse liefdadigheidsinstellingen gesticht of bestuurd. Leonards overgrootvader, Lazarus Cohen, was als eerste van de familie naar Canada gekomen. In Litouwen, dat in de jaren veertig van de negentiende eeuw, toen Lazarus werd geboren, deel uitmaakte van het Russische rijk, was hij in het stadje Vilkaviškis werkzaam geweest als leraar op een van de strengste jesjiva’s van het land. Als twintiger liet hij vrouw en kind achter om elders zijn geluk te beproeven. Na een kort verblijf in Schotland voer hij naar Canada, waar hij in het plaatsje Maberly in de provincie Ontario belandde. Hij begon er als houthandelaar en werkte zich op tot eigenaar van het kolenbedrijf L. Cohen and Son. Die zoon was Lyon, Nathans vader. Lazarus haalde hem twee jaar later met zijn moeder naar Canada. Uiteindelijk vestigde de familie zich in Montréal, waar Lazarus directeur van een kopergieterij werd en een succesvol baggerbedrijf opzette. Toen Lazarus in 1860 in Canada aankwam, kende het land nog maar een kleine joodse gemeenschap. Halverwege de negentiende eeuw woonden er nog geen vijfhonderd joden in Montréal. Rond 1885, toen Lazarus voorzitter werd van de joodse gemeente Shaar Hashomayim, waren dat er ruim vijfduizend. De pogroms in Rusland leidden tot een emigratiegolf, waardoor tegen het eind van de eeuw het aantal geïmmigreerde joden al was verdubbeld. Montréal werd de zetel van het Canadese jodendom, en Lazarus, met zijn lange, witte, Bijbelse baard en onbedekte hoofd, was een bekendheid binnen de joodse gemeenschap. Lazarus bouwde niet alleen een synagoge, maar richtte ook verscheidene organisaties op om joodse migranten en aspirant-migranten te ondersteunen. Hij ondernam namens de Jewish Colonisation Association van Montréal zelfs eens een reis naar Palestina (waar Lazarus al in 1884 land kocht). Lazarus’ jongere broer, rabbijn Tsvi Hirsj Cohen, die kort na hem naar Canada kwam, werd de opperrabbijn van Montréal. Toen Lyon Cohen in 1914 het voorzitterschap van Shaar Hashomayim overnam van zijn vader, was het al de grootste joodse geloofsgemeenschap van Montréal, waar inmiddels circa veertigduizend joden woonden. In 1922 verhuisde de uit zijn voegen gegroeide
14
synagoge naar een nieuw gebouw in Westmount, slechts een paar straten heuvelafwaarts van het huis aan Belmont Avenue. Twaalf jaar later schreven Nathan en Masha hun enige zoon daar in in het ‘Register of Births of the Corporation of English, German and Polish Jews of Montreal’. Leonard kreeg als Hebreeuwse naam Eliëzer, wat ‘God is hulp’ betekent. Lyon Cohen was net als zijn vader een uitermate succesvolle zakenman. Hij handelde in kleding en verzekeringen. Ook hij zette zich in voor de gemeenschap. Al voor zijn twintigste werd hij aangesteld als secretaris van de Anglo-Jewish Association. Later richtte hij nog een joods buurtcentrum en een sanatorium op en leidde hij hulpacties voor slachtoffers van de pogroms. Lyon bekleedde hoge posities binnen het Baron de Hirsch Institute, de Jewish Colonisation Association en de eerste zionistische organisatie van Canada. Namens zijn geloofsgemeenschap reisde hij naar Rome voor een ontmoeting met de paus. Hij was medeoprichter van de eerste Anglo-joodse krant in Canada, The Jewish Times, waarvoor hij zo nu en dan ook artikelen schreef. Op zijn zestiende had Lyon een toneelstuk geschreven, Esther. Hij bracht het op de planken en speelde er ook een rol in. Leonard heeft zijn opa nooit gekend. Hij was twee jaar oud toen Lyon overleed. Toch herkende hij, naarmate hij ouder werd, veel van zijn grootvader in zichzelf. Diens principes, arbeidsethos en geloof in ‘de aristocratie van het intellect’, zoals Lyon het altijd noemde, vonden weerklank bij Leonard. Lyon was ook een verstokte patriot. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog begon hij binnen de joodse gemeenschap van Montréal een campagne om mannen over te halen dienst te nemen in het Canadese leger. Zijn zonen Nathan en Horace gaven meteen het goede voorbeeld (zijn derde zoon Lawrence was nog te jong). Luitenant Nathan Cohen, legernummer 3080887, was een van de eerste joodse officieren in het Canadese leger. Leonard vond de foto’s van zijn vader in legeruniform prachtig, maar na zijn terugkeer uit de oorlog kwakkelde Nathan geregeld met zijn gezondheid en raakte hij steeds moeilijker ter been. Mogelijk heeft hij daarom in weerwil van de familietraditie, als oudste zoon van de oudste zoon, het voorzitterschap van de synagoge niet overgenomen. Hij was hoe dan ook
15
tot weinig in staat. Hoewel hij op papier de directeur van Freedman Company was, werd het bedrijf grotendeels door zijn broer Horace geleid. Nathan was geen intellectueel en evenmin een schriftgeleerde, zoals zijn voorvaderen. In de boekenkasten van donker hout in het huis aan Belmont Avenue stond weliswaar een indrukwekkende in leer gebonden set van de Grote Dichters – Chaucer, Wordsworth en Byron –, die Nathan voor zijn bar mitswa had gekregen, maar Leonard zou pas de eerste zijn die ze opensloeg. Volgens Leonard gaf Nathan de voorkeur aan de Reader’s Digest. Toch ‘was hij in zijn hart een gecultiveerd mens, een echte heer’. Wat zijn geloof aanging, was Nathan ‘een conservatieve jood, geen fanaticus, zonder ideologie of dogma’s, die zijn leven had opgebouwd rond zijn huiselijke gewoontes en de gemeenschap waarvan hij deel uitmaakte’. Het geloof was geen gespreksonderwerp in Nathans huis en evenmin werden er gedachten aan gewijd. ‘Er werd even weinig over gesproken als dat een vis de aanwezigheid van water aan de orde stelt.’ De tradities van zijn volk ervoer hij als een vanzelfsprekendheid. Masha’s vader, rabbijn Solomon Klonitzki-Kline, was een beroemde geleerde. Hij had een Talmoedschool geleid in het Litouwse Kaunas, zo’n tachtig kilometer van Lazarus’ geboortestad. Ook schreef hij een boek over Hebreeuwse homoniemen en een thesaurus van Talmoedinterpretaties. Daardoor kreeg hij de bijnaam ‘Sar HaDikdook’, de prins van de taalkundigen. Toen het leven in Litouwen door de jodenvervolgingen onmogelijk werd, vertrok hij naar de Verenigde Staten, waar een van zijn dochters woonde met haar Amerikaanse echtgenoot. Masha was naar Canada gegaan waar ze een baan kreeg als verpleegster. Toen haar werkvergunning afliep, vroeg de rabbijn zijn Amerikaanse schoonzoon om hulp. Zo kwam hij in contact met het herhuisvestingscomité van Lyon Cohen, met wie hij bevriend raakte. Als gevolg van deze vriendschap ontmoetten Masha en Nathan elkaar en trouwden ze. Leonard hoorde in zijn jeugd veel over grootvader Kline, maar zag hem amper, doordat de rabbijn zijn tijd grotendeels in de Verenigde Staten doorbracht. Masha vertelde haar zoon hoe mensen soms honderden kilometers reisden om zijn grootvader te spreken. Ze vertelde hem ook dat zijn opa een geweldig ruiter was. Dat laat-
16
ste stond Leonard wel aan. Hij vond het prettig lid van een vooraanstaande familie te zijn, maar als jongen was hij meer onder de indruk van fysieke prestaties dan van intellectuele. Leonard wilde naar de militaire academie als hij ouder was. Nathan vond dat goed. Leonard wilde vechten in oorlogen en onderscheidingen krijgen. Hij wilde in de voetsporen treden van zijn vader, ook al kwam die soms de trap niet eens meer op, ging hij niet meer naar zijn werk en werd hij door Leonards moeder verzorgd. In Leonards jonge jaren was Nathan vaak ziek. Maar de jongen beschikte over bewijs dat zijn vader ooit soldaat was geweest, want Nathans revolver uit de Eerste Wereldoorlog lag nog altijd in zijn nachtkastje. Toen er op een dag niemand thuis was, sloop Leonard de slaapkamer van zijn ouders binnen. Hij haalde de revolver uit de la. Het was een groot wapen, een .38. De naam, rang en het regiment van zijn vader waren in de loop gegraveerd. Terwijl hij het wapen in zijn kleine hand hield, huiverde Leonard, diep onder de indruk van het gewicht en de sensatie van het koude metaal op zijn huid. Aan Belmont Avenue 599 was het vaak een drukte van belang, hoewel het leven er gestructureerd verliep. Het was het centrum van Leonards bestaan. Alles wat de jongen nodig had of wenste, was vlakbij te vinden. Zijn ooms, neven en nichten woonden in de buurt. De synagoge, waar Leonard op zaterdagochtend en voor de zondagsschool kwam, en de school waar hij twee middagen per week Hebreeuwse les had, lagen een stukje heuvelafwaarts. Ook de gewone scholen die hij bezocht, de Roslyn Elementary School en Westmount High, waren vlakbij. Murray Hill Park, waar Leonard ’s zomers altijd speelde en ’s winters in de sneeuw stoeide, grensde zelfs aan het huis. De joodse gemeenschap in Westmount was erg hecht. Ze vormde een minderheid in een buurt waar overwegend Engelssprekende protestanten woonden. Die vormden op hun beurt ook weer een minderheid, zij het een belangrijke, in een stad en provincie die werd gedomineerd door Franssprekende katholieken, een bevolkingsgroep die in Canada als geheel weer een minderheid was. Iedereen voelde zich wel ergens een buitenstaander. Iedereen had het gevoel deel uit te maken van iets belangrijks. Het was ‘een roman-
17
tische omgeving van gelijkgestemden’, zei Leonard. Een plek van ‘bloed en bodem, en voorbestemming. Dat is de omgeving waarin ik ben opgegroeid en die me vertrouwd is.’ Leonards gemeenschap, ver verwijderd van de joodse arbeidersbuurt rond Rue Saint-Urbain die het decor van de romans van Mordecai Richler vormde, leek misschien hermetisch afgesloten van de rest van de wereld, maar was dat natuurlijk niet. Het kruisbeeld boven op Mont Royal, huishoudster Mary die voortdurend kruisjes sloeg en de paas- en kerstvieringen op school waren net zo goed onderdeel van Leonards leven als de sabbatkaarsen die zijn vader op vrijdagavond aanstak en de indrukwekkende synagoge onder aan de heuvel, waar de ingelijste portretten van zijn overgrootvader en grootvader op hem neerkeken en hem herinnerden aan zijn bijzondere afkomst. In Leonards herinnering leidden de Cohens ‘een intensief familieleven’. Ze kwamen geregeld samen in de synagoge, op het werk en eens per week bij Leonards oma (Nathans moeder) thuis. ‘Elke zaterdagmiddag rond een uur of vier reed Martha, haar trouwe dienstmeid, een theekarretje binnen met daarop thee, kleine sandwiches, cake en koekjes,’ vertelt David Cohen, Leonards twee jaar oudere neef met wie hij een hechte band had. ‘Je werd nooit uitgenodigd en er werd nooit gevraagd of je kon komen, maar je wist gewoon dat ze “ontvangst” hield. Dat klinkt erg ouderwets, maar het was altijd een hele gebeurtenis.’ Leonards oma bewoonde een appartement in een van de grote herenhuizen op de kruising van Rue Sherbrooke en Rue Atwater, tevens het eindpunt van alle parades in Montréal. ‘De parade op de geboortedag van Johannes de Doper was, voordat de politieke problemen in Montréal ontstonden, altijd heel groot. Vanachter het grote, prachtige raam in haar woonkamer kregen we dan alles goed mee.’ Hun grootmoeder was echt een victoriaanse dame, ‘maar hoewel ze misschien ouderwets overkwam, was ze nog erg bij de tijd.’ Ze maakte in elk geval veel indruk op Leonard die haar theepartijtjes zou beschrijven in Het favoriete spel, zijn eerste roman. In datzelfde boek beschrijft Leonard zijn oudere mannelijke familieleden als serieus en stijf. Dat gold echter niet voor allemaal. De familie kende ook kleurrijke figuren, zoals Davids oudere broer La-
18
zarus, die Lazzy werd genoemd. Leonard zag Lazzy als ‘een man van de wereld die bekend was met revuemeisjes, nachtclubs en artiesten’. Dan had je nog Edgar, een neef van Nathan, dus een stuk ouder dan Leonard. Hij was een zakenman met literaire aspiraties. Vele jaren later zou Edgar H. Cohen Mademoiselle Libertine: A Portrait of Ninon de Lanclos schrijven, een in 1970 gepubliceerde biografie over een courtisane, schrijfster en muze uit de zeventiende eeuw, die de minnares van onder meer Voltaire en Molière was geweest en die na een verblijf in een klooster een school oprichtte waar jonge Franse edelen erotische technieken konden aanleren. Volgens David Cohen hadden Leonard en Edgar ‘een hechte band’. Leonard leidde een makkelijk en beschermd leven in een moeilijke en gevaarlijke tijd. Vlak voor zijn vijfde verjaardag viel Duitsland Polen binnen, wat het begin van de Tweede Wereldoorlog betekende. Bovendien werd dichter bij huis in 1942 een antisemitische demonstratie gehouden op Boulevard Saint-Laurent, die de inwoners van Montréal ‘The Main’ noemden en die van oudsher de scheidslijn vormde tussen het Engels- en Franstalige deel van de stad. Die demonstratie was georganiseerd door de Frans-nationalistische beweging van Montréal waarvan sommige leden het Vichyregime in Frankrijk steunden. Een van de belachelijke ideeën van de organisatie was dat joden de kledingbranche hadden overgenomen om jonge Frans-Canadese meisjes te dwingen ‘ongepaste kleding in New Yorkse stijl’ te dragen. Tijdens de demonstratie werden aan The Main de ruiten van winkels en eetgelegenheden met joodse eigenaren ingeslagen en muren beklad met racistische leuzen. Maar de zevenjarige Leonard, die in Westmount in zijn kamer Superman zat te lezen, kreeg er weinig van mee. ‘Europa, de oorlog, de klassenstrijd,’ zei hij, ‘het leek ons allemaal niet zo veel te doen.’ In zijn vroegste kinderjaren kende hij geen tegenslag en zorgde hij ervoor dat hij alles deed wat er van hem werd verlangd – handen wassen, goede manieren betrachten, zich netjes kleden voor een diner, goede resultaten op school behalen, de selectie van het ijshockeyteam bereiken, schoenen poetsen en die keurig onder het bed zetten voor het slapengaan – zonder in iets door te schieten en de reputatie van een genie of heilige te verwerven. Evenmin was hij
19
melancholisch van aard. De opnames van het gezin die Nathan als fervent amateurfilmer maakte, tonen een blije jongen. Hij straalt als hij op zijn driewieler over straat rijdt, hand in hand loopt met zijn zus, of met zijn hond speelt, een zwarte Schotse terriër die Tinkie heette. Zijn moeder had het dier aanvankelijk de chiquere naam Tovarich gegeven, wat in het Russisch ‘bondgenoot’ betekent, maar daar had zijn vader niets van willen weten. Nathan besefte maar al te goed dat Masha door haar Russische inslag, accent, gebroken Engels en extraverte persoonlijkheid opviel in deze kleine, Engelstalige, Canadees-joodse gemeenschap. ‘Je werd niet geacht hartstochtelijk te zijn,’ zei Leonard, of de aandacht op je te vestigen. ‘We leerden,’ zegt neef David, ‘op onze woorden te letten.’ In januari 1944 stierf Leonards vader op tweeënvijftigjarige leeftijd. Leonard was toen negen. Zo’n veertien jaar later beschreef hij in twee nooit gepubliceerde verhalen – ‘Ceremonies’ en ‘My Sister’s Birthday’ – wat er was gebeurd. ‘Nursie vertelde het ons.’ Aan de keukentafel, haar handen ineengevouwen in haar schoot, vertelde het kindermeisje aan Leonard en Esther dat ze die ochtend niet naar school hoefden, omdat hun vader ’s nachts was overleden. Ze moesten stil zijn, drukte ze hun op het hart, omdat hun moeder nog sliep. De begrafenis zou de volgende dag zijn. ‘Toen pas besefte ik welke dag het was,’ schreef Leonard. ‘Maar dat gaat niet, Nursie. Morgen is mijn zus jarig.’ De volgende ochtend arriveerden om negen uur zes mannen, die de doodskist de woonkamer in droegen. Ze zetten hem neer naast de leren chesterfield. Masha had de huishoudster opdracht gegeven alle ramen van het huis te lappen. Rond het middaguur arriveerden de eerste bezoekers die de sneeuw van hun laarzen en overjassen klopten. Familie, vrienden en werknemers van de fabriek maakten hun opwachting. Het was een open kist. Leonard ging een kijkje nemen. Om Nathans schouders was een zilverkleurig gebedskleed geslagen. Zijn gezicht was bleek en zijn snor zwart. Leonard vond dat zijn vader geïrriteerd leek. Oom Horace, die Freedman Company samen met Nathan had geleid en in de Eerste Wereldoorlog aan zijn zijde had gevochten, fluisterde tegen Leonard: ‘We moeten doen alsof we soldaten zijn.’ Toen Esther die avond vroeg of Leonard
20
naar zijn dode vader had durven kijken, vertrouwden ze elkaar toe dat ze dat allebei hadden gedaan. Ze waren het erover eens dat iemand blijkbaar zijn snor had geverfd. De twee verhalen eindigen op dezelfde manier: ‘“Huil maar niet,” zei ik tegen haar. Dat was volgens mij het mooiste moment van die dag. “Kom op, het is je verjaardag.”’ Een derde lezing van de gebeurtenissen verscheen in Het favoriete spel. Dit relaas is evenwichtiger, deels doordat Leonard zich had ontwikkeld als schrijver in de periode tussen de twee nooit gepubliceerde verhalen en zijn debuutroman. Daarnaast had hij door voor een fictief personage te kiezen meer afstand gecreëerd (hoewel Leonard bevestigt dat alles is gegaan zoals hij het in het boek beschrijft). In de roman pakt de jongen aan het eind een vlinderstrikje uit zijn vaders slaapkamer. Hij snijdt hem open en verstopt er een papiertje met een boodschap in. De volgende ochtend houdt de jongen zijn eigen begrafenisritueel door in de tuin de vlinderdas in een kuil en onder een laag sneeuw te verbergen. Leonard heeft deze boodschap later steeds getypeerd als zijn eerste pennenvrucht. Daarnaast heeft hij ook gezegd dat hij geen idee meer had van wat er op het papiertje stond en dat hij nog ‘jarenlang in de tuin heeft lopen spitten om het terug te vinden. Misschien is dat het enige wat ik doe, zoeken naar dat briefje.’ Deze daad van het begraven van zijn eerste ritueel geschreven tekst gaat zo zwanger van symboliek dat het wel heel verleidelijk is deze uitspraak, gedaan tijdens een interview in 1980, voor waar aan te nemen. Het is echter waarschijnlijker dat hij, zoals vaker, zijn interviewer wilde plezieren met een mooi verhaal. Kinderen voelen zich aangetrokken tot het mystieke en tot geheime rituelen. Hoewel Leonard heeft beweerd dat hij als kind ‘geen bijzondere belangstelling voor religie’ had, met uitzondering van ‘de enkele keer dat hij een koor hoorde zingen’, was hij ervan doordrongen dat hij een ‘Kohen’ was, lid van een priesterfamilie en een afstammeling in de mannelijke lijn van Mozes’ broer Aäron, voorbestemd tot een officiële functie. ‘Toen ik hoorde dat ik een Kohen was, geloofde ik dat meteen. Ik zag dat niet als niet ter zake doende informatie,’ zei hij. ‘Ik wilde die naam waarmaken. Ik wilde degene zijn die de Thora optilde [...]. Ook al was ik nog maar een jongen, ik voelde me op dat punt aangesproken.’ 21
Als kind had hij maar weinig interesse in de synagoge die zijn voorouders hadden gesticht. Hebreeuwse les vond hij ‘saai’. Wilfred Shuchat, die in 1948 werd aangesteld als rabbijn van de Shaar Hashomayim, lijkt dit te bevestigen. Leonard was volgens de oude rabbijn een ‘goede’ student, ‘maar kennis vergaren had niet zijn werkelijke interesse. Het was zijn persoonlijkheid, de manier waarop hij dingen interpreteerde. Hij was erg origineel.’ Leonard heeft geen traan gelaten om de dood van zijn vader. Hij huilde wel toen zijn hond Tinkie enkele jaren later overleed. ‘Voor mij was het geen groot verlies,’ zei hij tijdens een interview in 1991, ‘misschien omdat ik hem bijna niet anders heb gekend dan ziek. Het was niet meer dan logisch dat hij overleed. Hij was zwak en stierf. Misschien heb ik wel een hart van steen.’ Sinds de zomer van het jaar daarvoor had Nathan inderdaad verscheidene keren in het Royal Victoria Hospital gelegen. Hoewel de dood van zijn vader Leonard misschien niet erg heeft aangegrepen, kan het hem niet helemaal onberoerd hebben gelaten. Hij was immers al negen jaar. Diep vanbinnen moet er iets zijn veranderd. Misschien besefte hij daardoor dat niets voor eeuwig is of realiseerde hij zich een andere trieste wijsheid. Een eerste barst waardoor onzekerheid en eenzaamheid naar binnen sijpelden. Leonard heeft wel eens gezegd (en geschreven) dat in deze belangrijke periode van zijn jeugd hij zich vooral bewust was van het feit dat hij een andere status had gekregen binnen het gezin. Toen zijn vader in die kist in de woonkamer lag, nam zijn oom Horace hem apart en zei dat Leonard nu de man des huizes was en dat de vrouwen – zijn moeder en zijn veertienjarige zus Esther – nu zijn verantwoordelijkheid waren. ‘Dat vervulde me met trots,’ schreef Leonard in ‘Ceremonies’. ‘Ik voelde me als de kroonprins van een door het volk geliefde dynastie. Ik was de oudste zoon van een oudste zoon.’
22
2
Een huis vol vrouwen
A
ls puber ontwikkelde Leonard een grote belangstelling voor hypnose. Hij wist de hand te leggen op een dun anoniem verschenen boekje met als titel 25 Lessons in Hypnotism: How To Become An Expert Operator. Het beweerde stoutmoedig ‘de beste, compleetste, toegankelijkste en uitgebreidste cursus ter wereld’ te zijn die ‘de Wetenschap van Magneettherapie, Telepathie, Gedachtelezen, Helderziendheid, Dierlijk Magnetisme en Aanverwante Wetenschappen omarmde’. Op het omslag, onder een primitieve tekening van een victoriaanse dame die gebiologeerd lijkt door een besnorde heer met een woeste haardos, had Leonard meteen na aankoop in zijn keurigste handschrift zijn naam geschreven. Hij bleek een geboren hypnotiseur te zijn. Na ogenblikkelijk succesvolle proefnemingen bij de huisdieren was het personeel aan de beurt. De huishoudster was zijn eerste slachtoffer. Hij sommeerde de jonge vrouw plaats te nemen op de chesterfield. Leonard ging op een stoel naast haar zitten, en volgens de richtlijnen in het boek zei hij haar met zachte stem dat ze zich moest ontspannen en hem in de ogen moest kijken. Hij pakte een pen en bewoog die steeds heen en weer voor haar ogen. Zo wist hij haar in een trance te krijgen. Hij sloeg geen acht op de instructie van de auteur (of juist wel, het is maar hoe je het bekijkt) dat het cursusboek alleen voor educatieve doeleinden mocht worden gebruikt en beval de meid zich uit te kleden. 23
Voor de jonge Leonard moet dit moment, waarop esoterische wijsheid en seksueel verlangen samengingen, als groots hebben aangevoeld. Hij zat in zijn eigen huis naast een naakte vrouw en was ervan overtuigd dat hij haar zijn wil had weten op te leggen dankzij zijn talent voor deze kunst en zijn beheersing ervan. Toen Leo nard haar echter vervolgens maar moeilijk wakker kreeg, raakte hij in paniek. Hij was doodsbang dat zijn moeder plotseling thuis zou komen en hen zou betrappen. Aan de andere kant voegde dit slechts gevoelens van naderend onheil, wanhoop en verlies toe aan een toch al bedwelmende cocktail aan emoties, wat alles alleen maar nog Leonard Cohen-achtiger maakte. Het tweede hoofdstuk van de hypnosehandleiding had een carrièreadvies kunnen zijn voor de zanger en artiest die Leonard later zou worden. Daarin werd gewaarschuwd tegen elk vertoon van luchthartigheid. De instructie luidde: ‘Je blik moet strak en ernstig zijn. Doe alles op een rustige manier. Laat je stem steeds verder dalen totdat het weinig meer is dan een fluistering. Wacht dan even. Als je haast maakt, wordt het niets.’ Als twintiger deed Leonard in Het favoriete spel opnieuw verslag van het voorval. Hij schreef: ‘Nog nooit had hij een vrouw zo naakt gezien. [...] Ontsteld, blij en angstig stond hij voor het aangezicht van het spirituele gezag van het complete universum. [...] Toen ging hij zitten en kon alleen nog maar staren. [...] Hier had hij zo lang op gewacht. Hij was niet teleurgesteld en na die tijd evenmin.’ Hoewel het zijn alter ego is dat dit beleeft, waren het ongetwijfeld ook Leonards emoties. Tientallen jaren later zou hij zeggen: ‘Het moment dat een man voor het eerst een vrouw naakt ziet, blijft hem volgens mij altijd bij. Het voelt als Eva die boven hem uittorent. Het is de ochtenddauw op de huid. Het vormt een belangrijk deel van de verbeelding van iedere man. Al die trieste avontuurtjes op het pad van pornografie en liefde en muziek zijn slechts stappen op het pad naar dat heilige visioen.’ De huishoudster speelt toevallig ukelele, maar zijn alter ego houdt dat instrument voor een luit en het meisje voor een engel. En iedereen weet dat naakte engelen een voorbode van het goddelijke zijn.
24