Hyper-V Dynamic Memory in R2 SP1 RTM Veranderingen en verrassingen dennis harders Eerder in dit magazine werd de werking van Dynamic Memory in Hyper-V SP1 Bèta besproken. Dit was gebaseerd op de “Bèta Release” van Servicepack 1. Onlangs is de definitieve versie uitgebracht en sindsdien is er een aantal zaken veranderd. In dit artikel gaan we dieper in op de veranderingen die deze versie met zich meebrengt en op de veranderingen van deze RTM versie van het Servicepack. In december 2010 is tevens de Release Candidate uitgebracht van SCVMM 2008 R2 waarmee het mogelijk is om Hyper-V Hosts te managen die voorzien zijn van SP1. We bekijken wat deze essentiële Datacenter tool heeft te bieden op het gebied van Dynamic Memory. Microsoft brengt zijn servicepacks uit voor een breed publiek. Dit helpt om producten beter in de markt te zetten. Hier wordt onderscheid gemaakt in Non-Public- en Public-versies. De Non-Public-versies, vaak in een TAP/RDP vorm, worden ter beschikking gesteld aan partners en bedrijven die in een vroeg stadium testen met de software en daar ook feedback op willen geven. Microsoft kan op basis van deze feedback bepalen of er veranderingen moeten worden doorgevoerd in het Servicepack voordat deze het RTM-stadium bereikt. Dit is tevens het geval bij Service Pack 1 voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7, waar ook veranderingen zijn doorgevoerd na de Bèta Servicepack.
Doelen
Er zijn een paar veranderingen doorgevoerd in de software die zichtbaar zijn. De meest zichtbare aanpassing is te vinden in de Interface (GUI) van de Hyper-V Manager Console, Microsoft had enkele doelen voor ogen die doorgevoerd moesten worden in de MMC Interface, de Hyper-V Manager Console. Er moeten mogelijkheden zijn om: • Snel te zien of de Hyper-V host in een goede staat verkeert • Snel te zien dat een VM niet voldoende geheugen tot zijn beschikking heeft • Snel te zien hoeveel geheugen een virtuele machine gebruikt • Snel te zien wat de status van een VM is en in het bijzonder hoe veel dit varieert van een OK status.
De belangrijkste verschillen zijn als volgt:
Hyper-V Manager Console SP1 Bèta versie
Hyper-V Manager Console SP1 RC-versie 12
1. Current Memory is hernoemd naar Assigned Memory en laat zien hoeveel geheugen momenteel is toegewezen aan de VM vanuit de Dynamic Memory Pool op de Hyper-V host. 2. Er zijn twee nieuwe kolommen toegevoegd aan de Hyper-V Manager: a. Een Memory Demand-kolom De hoeveelheid Committed Memory in de virtuele machine die nodig is om alle processen op een redelijke wijze te kunnen uitvoeren. b. Een Memory Status-kolom
feature In het kort: • Geheugengrenzen instelbaar • Status beter zichtbaar Bèta versie
Release Candidate versie
• Current memory weergave • MemoryReserve instelbaar • Intelligent Placement mogelijk
Verschillen in Dynamic Memory VM instellingen tussen beide versies
Hier is de status te zien van de aanvraag en van het geheugen op een bepaald moment. De drie mogelijke waarden die hier kunnen verschijnen zijn: OK, Low en Warning. • OK: Indicatie dat er genoeg fysiek geheugen aanwezig is op de host om de VM de volledige Memory Buffer toe te wijzen • Low: Indicatie dat het geheugen dat momenteel aan de VM is toegewezen lager is dan de buffer die Hyper-V nodig acht • Warning: Indicatie dat er niet genoeg fysiek geheugen aanwezig is op de host om de VM een Memory Buffer toe te wijzen. 3. De Memory Buffer-instelling van een VM is veranderd van een slider naar een invulveld waar een percentage ingevuld kan worden. Het blijft een waarde die tussen de 5 en 2000 ligt.
Updaten van Hyper-V Host met SP1 Bèta geïnstalleerd
Velen zullen op dezelfde manier als met de Bètaversie hebben getest. Daarom ligt een update van het OS voor de hand. Maar de term update is enigszins misplaatst omdat de Bèta versie van het Servicepack opnieuw moet worden geïnstalleerd. Wanneer de RC-installatie op een Bèta Hyper-V host wordt gestart, volgt er melding dat het huidige Servicepack eerst opnieuw moet worden geïnstalleerd. Dit vereist een reboot. Daarna dient de laatste versie van het Servicepack geïnstalleerd te worden en dan moet er wederom een reboot plaatsvinden. Wanneer dit gebeurt op standalone hosts is er dus wel degelijk down time. Hier moet de gebruiker rekening mee houden. Het levert bovendien een interessante bijkomstigheid op. Wanneer DM is geactiveerd en de Bèta versie van SP1 wordt gede-installeerd, dan zijn er na een reboot geen
VMs meer zichtbaar in de Hyper-V Manager Console. Dit komt omdat Hyper-V niet overweg kan met het configuratiebestand (xml-file) en de Dynamic Memory attributen die in het bestand zijn opgenomen. In de Eventlog zal dan ook per VM een event verschijnen Het goede nieuws is dat ze na de installatie van de RC-versie van SP1 gewoon terugkomen. Wanneer men gebruik maakt van de Hyper-V Clustering-technologie kan men in theorie gebruik maken van een Maintenance host waar VMs kunnen draaien. Het is wel raadzaam om het cluster netjes down te brengen met alle VMs en de upgrade te doen zoals bij een standalone server wordt gedaan.
Updaten Hyper-V Guest
Voordat we de laatste functies van Dynamic Memory kunnen gebruiken, moeten de integration services worden geüpdatet. Het updaten van de integration services kan op verschillende manieren: • E r kan een upgrade van het Guest OS worden gedaan door SP1 te installeren • Er kan een upgrade van alleen de integration services worden gedaan met de Hyper-V Console via de optie Insert Integration Services Setup Disk • U kunt een reguliere installatie vanaf een share doen. De bestanden in de directory: C:\Windows\VMguest\ Support\ worden geüpdatet tijdens de installatie van SP1 en deze kunnen worden gebruikt om bijvoorbeeld een package te maken en te distribueren via SCCM. Tevens kunnen de bestanden uit de Integration Services Disk worden uitgepakt om een update package te creëren. Om te controleren of de Integration Services zijn geïnstalleerd kan er informatie worden opgevraagd van bijvoorbeeld C:\Windows\System32\Drivers\VMbus.sys in een virtuele server. TechNet Magazine | maart 2011 13
Meer over de versies van de “Integration Services” treft u aan op de blog: http://blogs.technet.com/b/cedward/archive/2010/12/24/hyper-v-integration-components-versionlist-table.aspx Wanneer er veel virtuele machines draaien en er zijn meerdere Hyper-V servers aanwezig binnen de omgeving, dan is het eenvoudiger om een Powershell script te draaien die alle servers en virtuele servers controleert op versienummer. Powershell is een belangrijke tool voor elke beheerder. Verderop in het artikel meer over Powershell en hoe het wordt ingezet om versienummers en Dynamic Memoryinstellingen te controleren.
The memory overhead varies depending on the actual load and amount of memory that is assigned to each VM. Below a guideline for the overhead: • 300 MB for the Hypervisor • 512 MB for the host operating system running on the root partition • 32 MB for the first GB of RAM allocated to each virtual machine • 8 MB for every additional GB of RAM allocated to each virtual machine
Guest OS-ondersteuning
Naast de aanpassingen in de interface zijn er ook veranderingen in de ondersteuning van de Guest OS-versie. In de Bètarelease werden er out of the box geen standaard- en web edities van Windows-server ondersteund. In de RCrelease is dat wel het geval en hoeven er geen aparte patches te worden geïnstalleerd. Wel moet er anders worden omgegaan met het updaten van de integration services. Het updaten van het Guest OS, de virtuele machine, omvat in de meeste gevallen niet meer dan het updaten van een aantal drivers en bestanden binnen de VM op OS-niveau. Maar er zijn uitzonderingen: • Voor Windows Server 2008 R2 standaardeditie en web editie moet het servicepack worden geïnstalleerd binnen de VM • Voor Windows Server 2008 SP2 standaardeditie en web editie moet er eerst een hot fix worden geïnstalleerd zoals wordt besproken in KB artikel 2230887. Daarna kan de Update Integration Services-methode worden gebruikt • Voor Windows Vista, Windows Server 2003 en Windows Server 2003 R2 kan de Update Integration Services-methode worden gebruikt • Voor Windows 7 is het aan te bevelen om het servicepack te installeren binnen de VM vanwege extra updates die in het servicepack zitten die niet standaard via Windows Update aangeboden worden. Maar het updaten van de IC-services is tevens toereikend.
Root reserve op een Hyper-V host (standalone)
Wanneer er gebruik wordt gemaakt van Dynamic Memory op de virtuele machines dan zal de VM-dichtheid (VMDensity) worden vergroot. Dit heeft tevens impact op de Hyper-V host. Om de impact te controleren en ervoor te zorgen dat de hypervisor en root partition voortdurend goed kunnen performen, zetten we een RootReservewaarde in het register. De waarde is minimaal 512MB, maar 1024MB is een betere drempelwaarde. De reden hiervoor is, dat de root partition 512MB nodig heeft en in bepaalde berekeningen ook te lezen is dat de hypervisor 300MB nodig heeft. Elke VM die draait heeft een overhead van 32MB als startwaarde met daarbij 8MB per additionele GB die aan een VM wordt toegewezen. Dit betekent dat er niet 7GB aan een VM toegewezen kan worden als er een Root Reserve-waarde is ingesteld van 1GB en er 8GB fysiek intern geheugen is. Om te weten wat er effectief wordt overgehouden, moeten we weten wat de exacte overhead is. In de Performance Tuning Guide voor Server 2008 R2 staat onderstaande berekening: 14
Wanneer een Hyper-V host 64GB fysiek geheugen heeft en een Rootreserve-waarde van 2048MB, dan kunnen er ongeveer 60 VMs met een StartUp-waarde van 1024MB draaien. Hierdoor is het totale gebruik (60 x 1024MB) + de overhead (60 x 32MB) = 63360MB. Het totale geheugen betreft 65536MB. Dat betekent dat er 2170MB overblijft. Aangezien we een Root Reserve hebben van 2048 MB
moet dit mogelijk zijn. Deze waarden kunnen afwijken en zullen verschillen per configuratie. Dus het zou kunnen dat er maar 59 VMs tegelijkertijd kunnen draaien in plaats van 60. De RootReserve-waarde kan in het register worden gezet door een Dword MemoryReserve-waarde aan te maken. Wanneer er 1024MB gereserveerd dient te worden, dan wordt er een waarde gebruikt van “00000400”. De waarde “00000800” staat gelijk aan 2048MB. Hieronder een export van het “MemoryReserve” component uit het register. Windows Registry Editor Version 5.00 [HKEY_LOCAL_MACHINE\SOFTWARE\Microsoft\ Windows NT\CurrentVersion\Virtualization] “MemoryReserve”=dword:00000800
System Center Virtual Machine Manager 2008 R2 SP1
Met de komst van Servicepack 1 voor SCVMM 2008 R2 is het nu mogelijk om Hyper-V Hosts centraal te beheren op het gebied van Dynamic Memory. Natuurlijk is het mogelijk om zonder SCVMM een Hyper-V omgeving te beheren en monitoren. Maar SCVMM biedt zoveel additionele mogelijkheden, dat het onmisbaar is in middelgrote tot grote Hyper-V omgevingen. SCVMM 2008 R2 SP1 maakt gebruik van nieuwe ratings op basis van Dynamic Memory parameters om Guest te plaatsen met Intelligent Placement. SCVMM kent geen RootReserve maar een Host Reserve waar Reserved Resources worden geconfigureerd. Deze waarden worden gebruikt voor Intelligent Placement. Het is logisch om de Host Memory Reserved Resource gelijk te houden aan de RootReserve-waarde in het register. Beide waardes bepalen namelijk de reservering voor de host. Maar wanneer een Hyper-V host standalone draait, bepaalt niet de VMM Host Memory Reserved Resource waarde de limiet, maar de RootReserve waarde in het
register. We kunnen de volgende vuistregels hanteren voor standalone Hyper-V hosts: • De RootReserve waarde in het register is de drempelwaarde die bepaalt tot wanneer VMs de mogelijkheid krijgen om Memory te claimen om te booten. • De SCVMM Host Reserved Resource waarde is de drempelwaarde die bepaalt wanneer VMs geplaatst kan worden op de host met Intelligent Placement. Het kan dus zo zijn dat als er een RootReserve waarde van 1024MB is gedefinieerd en een Host Memory Reserved Resource waarde van 2048MB, er geen nieuwe VM geplaatst kan worden op de host (maar dat er wel nog een bestaande VM kan worden geboot). Vandaar ook de aanbeveling om deze twee waarden gelijk te houden. Figuur 1 toont een weergave van deze Reserves. De Virtual Machine Manager Shell is uitgebreid met nieuwe Powershell Commands om Dynamic Memory- instellingen te configureren. Met het commando ‘Get-VM-name [ComputerName] –all’ kan men alle waarden opvragen die aan een VM zijn gekoppeld. Figuur 2 toont dat de versie van de Integration Serviceswaarde zichtbaar is in de console. Dit betekent dat deze waarde in de database is opgenomen. Daardoor is er snel te zien welke versie van een Hyper-V host wordt getoond. Figuur 3 is aangepast om de waarden te laten zien die betrekking hebben op dit artikel. Er kunnen 37 kolommen worden aangezet om informatie te tonen. Deze instellingen zijn gekoppeld aan een gebruikersprofiel waardoor elke beheerder zelf zijn weergave kan aanpassen.
Figuur 1: SCVMM 2008 R2 Host Reserved Resources
Figuur 2: SCVMM 2008 R2 SP1 Host View
Figuur 4: SCVMM 2008 R2 SP1 Guest View (Host draait RC-versie van Servicepack 1)
Figuur 4 toont dat alleen de laatste versie van de Integration Services kan omgaan met de Memory Status-waarde. HVhost01 is up-to-date (versie 6.1.7601.17105) en dus wordt de Memory Status weergegeven in de SCVMM-console. Wanneer de Hyper-V host niet up-to-date is, wordt deze Memory Status waarde niet weergegeven. HVhost02 draait de Bèta-editie van Servicepack 1 waar deze functionaliteit niet in zit. Deze host moet dus een upgrade ondervinden. In Figuur 5 is te zien dat deze waarde dan ook ontbreekt.
Controle op Integration Services-versie met Powershell
Wanneer er tientallen (of meer) VMs draaien op een Hyper-V omgeving, is de kans groot dat er VMs zijn die niet de laatste versie hebben van de Integration Services. Tevens kan een host niet up-to-date zijn. Er zijn verschillende methodes om dit te controleren.
Figuur 5: SCVMM 2008 R2 SP1 interface Guests (Host met Bètaversie van Servicepack 1)
worden gecontroleerd met WMI door het gebruik van de Guest Intrinsic Exchange Items. Nadeel is dat de Guest online moet zijn. Hieronder een zelfgeschreven Powershellscript dat een aantal zaken doet: 1. Controleert op de IS-versie van de host op basis van een tekstbestand met computernamen en kijkt of deze bereikbaar zijn 2. Controleert of er een RootReserve-waarde is ingesteld en toont de waarde 3. Controleert de Integration Services-versie met WMI
Methode 1: Windows Powershell-script
Wanneer men geen centrale management-tool heeft, moet gebruik worden gemaakt van alternatieve methodes om bepaalde gegevens uit het Hyper-V platform te halen. Het is mogelijk om vanaf een managementcomputer een Powershell-script te draaien dat een aantal instellingen controleert. De host wordt gecontroleerd op een aantal waarden met verschillende methoden. Bij de VM is dit een ander verhaal. De versie van de Integration Services kan
Figuur 3: Hyper-V hosts tekst bestand TechNet Magazine | maart 2011 15
# Dynamic Memory Control Script Version 1.0 created by Dennis Harders # 1. Reads textfile with Hyper-V Hosts entries and checks if reachable # 2. Every reachable host will be checked on Integration Services Values # 3. Display information regarding: Integration Services Version of Host, Guest and the RootReserve Value # 3. Uses a textfile as source for the Hyper-V host checks. Every line in the textfile contains a computername. $script:startTime = get-date function GetElapsedTime() { $runtime = $(get-date) - $script:StartTime $retStr = [string]::format(“{0} days, {1} hours, {2} minutes, {3}.{4} seconds”, ` $runtime.Days, ` $runtime.Hours, ` $runtime.Minutes, ` $runtime.Seconds, ` $runtime.Milliseconds) $retStr } ##Paramaters $ServerList = “C:\Hosts.txt” $ServerListNew = “C:\PingedHosts.txt” if (Test-Path $ServerListNew) {Remove-Item $ServerListNew} $colComputers = Get-Content $ServerList #### Start PreLoop ForEach($vhost In $colComputers) {$PingStatus = Gwmi Win32_PingStatus -Filter “Address = ‘$vhost’” | Select-Object StatusCode If ($PingStatus.StatusCode -eq 0) {$vhost | out-file $ServerListNew -append} } #### Start Loop 1 # Ping Hyper-V Servers write-host “Script Started at $script:startTime” Write-Host Write-Host -ForegroundColor Yellow “1. Quick Overview of all Pingable Hyper-V Hosts”
Write-Host =========================================== ==================================================== Write-Host # Make new host list based on pingable hosts $colComputersNew = Get-Content $ServerListNew ForEach($vhost In $colComputersNew) {$PingStatus = Gwmi Win32_PingStatus -Filter “Address = ‘$vhost’” | Select-Object StatusCode If ($PingStatus.StatusCode -eq 0) { Write-Host “+” $vhost “responds to WMI and settings are retrieved” -Fore “Green” } ऀElse { Write-Host “+” $vhost “doesn’t respond to WMI: NO settings can be retrieved” -Fore “Red” } ## Hostinfo gathered with Remote Functions # Registry Version Check $reg = [Microsoft.Win32.RegistryKey]::OpenRemoteBaseKe y(‘LocalMachine’, $vhost) $regKey01= $reg.OpenSubKey(“SOFTWARE\\Microsoft\\Windows NT\\CurrentVersion\\Virtualization\\GuestInstaller\\Version” ) $regKey02= $reg.OpenSubKey(“SOFTWARE\\Microsoft\\Windows NT\\CurrentVersion\\Virtualization” ) $IsVersionHost = $regkey01.GetValue(“Microsoft-HyperV-Guest-Installer-Win60-Package”) $RootReserveHost = $regkey02.GetValue(“MemoryReserve”) if ($RootReserveHost -eq $null) {$RootReserveHost = “0”} Write-Host “+ Integration Services Registry Value on” $vhost “=” $IsVersionHost ## Hostinfo gathered with Remote Functions # RootReserve Registry Check $RootReserveHostValue = $RootReserveHost ऀIf ($RootReserveHostValue -eq 0) { Write-Host “+” $vhost “has no RootReserveValue Configured” -Fore “Red” } ऀElse
Dit script gebruikt een tekstbestand als bron waar alle Hyper-V hosts in staan. Elke regel bevat de naam van een host. Opbouw tekstfile “Hosts.txt” is als volgt: Het is zichtbaar dat er redelijk wat code nodig is om informatie uit de omgeving te halen. Het zou veel eenvoudiger zijn als er gebruik zou worden gemaakt van een managementoplossing die diepgaande kennis heeft van het Hyper-V platform. Het antwoord hierop is SCVMM. Het biedt extra value voor het beheren van de Hyper-V omgeving middels Powershell.
Methode 2: Windows Powershell – SC Virtual Machine Manager script
Wanneer men de versies van host en guest wil weten, die beheerd worden met een SCVMM 2008 R2 managementomgeving, kan men de Virtual Machine Manager Shell gebruiken om informatie op te halen uit de SCVMM-database. Hiervoor wordt er geen gebruikgemaakt van WMI, maar communiceren we rechtstreeks met de SCVMMdatabase. Alle informatie zit in SCVMM en komt terecht in de database waar we altijd mee kunnen communiceren. Hierdoor kunnen we instellingen wijzigen en ophalen zonder dat de VM online hoeft te zijn. Met WMI is dit niet 16
mogelijk. Hieronder een eenvoudig script dat de versie van de Integration Services-software uit de SCVMM database haalt en een aantal zaken doet: 1. Controleert op de IS-versie van de host 2. Controleert de Integration Services-versie van alle VMs Dit script is vele malen korter en effectiever. De reden hiervoor is, dat er gebruik wordt gemaakt van ingebouwde intelligentie in het managementplatform. Het script is ook uit te breiden met de RootReserve check die in het eerste script is verwerkt. Maar dat blijft een check die rechtstreeks naar de host wordt gedaan omdat deze waarde niet uit de SCVMM database kan worden gehaald.
$VMMServer = Get-VMMServer [SCVMM ServerName] Write-Host -ForegroundColor Yellow “get Host Software Version” $HostGroup = Get-VMHostGroup -Name “All Hosts” -VMMServer $VMMServer $HostsInfo = Get-VMHost -VMHostGroup $HostGroup
{ Write-Host “+” $vhost “has a RootReserveValue of “ $RootReserveHostValue -Fore “Green” } Write-Host Write-Host =========================================== ==================================================== Write-Host } # End loop 1 Write-Host -ForegroundColor Yellow “2. Quick Overview of all reachable Virtual Machines on Pingable Hyper-V Hosts” #### Start Loop 2 # Check VMs thru the KVPs ForEach($vhost In $colComputersNew) {$kvps = Get-WmiObject -Namespace root\virtualization -ComputerName $vhost -Query “Select GuestIntrinsicExchangeItems From Msvm_KvpExchangeComponent” foreach ($kvp in $kvps) { $vmkvp = $Kvp.GuestIntrinsicExchangeItems $vmkvp | select-object @{Label=”Hyper-V Host”;Expression={$vhost}},@{Label=”Virtual Machine” ;Expression={([xml]$vmkvp[0]).instance.property[1]. value}},@{Label=”Int.Ser.Version”;Expression={([xml]$v mkvp[14]).instance.property[1].value}} -first 1 $GuestICVersion = $vmkvp | format-table $vhost | select-object @{Expression={$vhost}},@ {Expression={([xml]$vmkvp[0]).instance.property[1]. value}},@{Expression= {([xml]$vmkvp[14]).instance.property[1].value}} -first 1 } } # End loop 2 Write-Host Write-Host -ForegroundColor yellow “3. Cleaning Up Temp files...” write-host write-host “Script Ended at $(get-date)” write-host “Total Elapsed Time: $(GetElapsedTime)” Remove-Item “C:\*” -include *.log Write-Host
Write-Host -ForegroundColor Yellow “When a VM has a lower value than a host, upgrade the VM” Conclusie
Wanneer Hyper-V Server 2008 R2 met Servicepack 1 wordt gebruikt in combinatie met System Center Virtual Machine Manager 2008 R2 SP1, ontstaat er een krachtig
dennis harders is senior consultant bij Avanade Nederland en houdt zich bezig in zijn dagelijkse werk met data center optimalisatie en virtualisatie. Hij is betrokken bij de ontwikkeling van Cloud Management oplossingen. Dennis is tevens Microsoft Virtual Technical Sales Professional – Datacenter bij Microsoft Nederland. Dennis werkt nu ruim vier jaar voor Avanade en is tien jaar werkzaam in de IT. Avanade biedt zakelijke technologiediensten die inzicht, innovatie en expertise van Microsoft-technologieën met elkaar verbinden, waarmee zij haar klanten helpen om de gewenste resultaten te behalen. Dennis is bereikbaar op:
[email protected]
appendix a : oneliners 1. M et het gebruik van Dynamic Memory is het opnemen van een RootReserve-waarde in het register een best practice geworden 2. SCVMM 2008 R2 SP1 biedt de mogelijkheid om HyperV Hosts die voorzien zijn van SP1, te beheren 3. Powershell kan worden gebruikt om de omgeving te controleren op Dynamic Memory-instellingen 4. Om ervoor te zorgen dat u alles uit uw Hyper-V platform haalt, is het advies om SCVMM 2008 R2 te implementeren
$HostsInfo | select Name,VirtualServerVersion | SortObject -Property VirtualServerVersion Write-Host Write-Host -ForegroundColor Yellow “get Guest Integration Services Version” $GuestInfo = Get-VM -VMMServer $VMMServer | select Name,HostName,Vir tualServerVersion $GuestInfo | select Name,HostName, VirtualServerVersion | Sort-Object -Property VirtualServerVersion
virtualisatie platform dat in staat is om een nog betere VM-dichtheid te realiseren. Dynamic Memory is het aangewezen component van SP1 dat ons in staat stelt effectiever om te gaan met Windows workloads. Wanneer dit wordt aangevuld met de SCVMM Self Service Portal 2.0, is de stap richting een Private Cloud gemaakt en helpt dit om de business beter te ondersteunen door snel en overzichtelijk projectomgevingen uit te rollen. In een volgend artikel gaan we dieper in op de werking van SCVMM SSP 2.0.
Handige links
• P erformance Tuning Guide voor Server 2008 R2: http://www.microsoft.com/whdc/ system/sysperf/Perf_tun_srv-R2.mspx • Dynamic Memory Evaluation Guide: http://technet.microsoft.com/en-us/library/ ff817651(WS.10).aspx • Windows 7 en 2008 R2 Deployment Guide: http://technet.microsoft.com/en-us/ library/ff817650(WS.10).aspx • Ben Armstrong’s Site: Dynamic Memory deel 1 t/m 5: http://blogs.msdn.com/b/ virtual_pc_guy/archive/2010/10/29/updates-to-dynamic-memory-ui-in-sp1-rc-part-1. aspx • Windows 7 en Server 2008 R2 Servicepack 1 documentatie: http://www.microsoft.com/downloads/en/details.aspx?FamilyID=61924cea-83fe-46e9-96d8027ae59ddc11&displaylang=en • SCVMM 2008 R2 SP1 introductie: http://blogs.technet.com/b/cedward/archive/2010/12/24/hyper-v-integration-components-version-list-table.aspx
TechNet Magazine | maart 2011 17