bestemmingsplan
Toelichting Schouwen-Duiveland
Opmerking: Goedkeuring onthouden aan gedeelte bestemming Natuur, zie zaaknummer 201101667/1/R2
Inhoud 1 Inleiding
5
1.1 Aanleiding
5
1.2 Ligging plangebied
5
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
6
1.4 Leeswijzer
7
2 Beleidskader
9
2.1 Nationaal beleid
9
2.2 Provinciaal beleid
9
2.3 Gemeentelijk beleid
11
3 Planbeschrijving
15
3.1 Natuurontwikkeling
15
3.2 Extra woning
18
4 Milieu en overige uitvoerbaarheidsaspecten
21
4.1 Geluidhinder
21
4.2 Milieuhinder
22
4.3 Ecologie
23
4.4 Externe veiligheid
26
4.5 Luchtkwaliteit
27
4.6 Bodemverontreiniging
27
4.7 Waterhuishoudkundige aspecten
29
4.8 Archeologie
32
3
5 Juridische vormgeving
33
5.1 Inleiding
33
5.2 Algemene toelichting op de verbeelding
33
5.3 Algemene toelichting op de regels
33
5.4 Toelichting bestemmingen
33
6 Economische uitvoerbaarheid
37
7 Maatschappelijke toetsing en overleg
39
7.1 Inspraak
39
7.2 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
39
7.3 Procedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening
39
Bijlagen Bijlage 1 Antwoordnotitie overleg en inspraak Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Hogezoom 86 Bijlage 3 Natuurtoets DLG Bijlage 4 Rapportage Inventarisatie beschermde vleermuizen en vogels Hogezoom naast 86 Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Hogezoom naast 86 Bijlage 6 Tabel Zeeuwse handreiking watertoets Bijlage 7 Vaststellingsbesluit
Inleiding 1.1
1
Aanleiding
De aanleiding voor het voorliggend bestemmingsplan wordt gevormd door een tweetal verzoeken. Een verzoek van Dienst Landelijk Gebied (DLG) ten behoeve van natuurontwikkeling in het kader van het natuur- en landschapsplan Duinzoom Schouwen West en een verzoek van de heren C.P. Beije en C.N. Beije voor het mogen realiseren van een woning aan de Hogezoom in ruil voor het slopen van oude opstallen en de verkoop van grond voor natuurontwikkeling. Op grond van de vigerende bestemmingsplannen kunnen de initiatieven niet worden gerealiseerd. Daarom is een nieuw bestemmingsplan nodig.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen in de Duinzoom Schouwen-West, een natuurontwikkelingsgebied in de Kop van Schouwen, ten zuiden van de kern Renesse. Het plangebied omvat diverse agrarische percelen welke opgekocht zijn door DLG ten behoeve van natuurontwikkeling. Daarnaast omvat het plangebied het gemengd bedrijf gevestigd aan de Hogezoom 84-86. Als gevolg van de verkoop van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling, wordt dit agrarisch bouwvlak verkleind. Op het perceel gelegen naast het agrarisch bedrijf wordt de realisatie van een burgerwoning planologisch mogelijk gemaakt. Op het perceel wordt een deel van de bestaande bedrijfsgebouwen gesloopt. Navolgende figuur geeft globaal de ligging van het plangebied. De gekleurde en gearceerde percelen betreffen de percelen welke ingezet worden voor natuurontwikkeling. Ter plaatse van de aangegeven cirkel bevindt zich het gemengd bedrijf van de heren Beije, alsmede het perceel van de te realiseren extra woning.
5
Figuur 1 globale ligging plangebied, met rood omcirkeld de ligging van de extra woning
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
Het voorliggende bestemmingsplan vervangt, nadat het van kracht geworden is, de vigerende bestemmingsplannen. In het plangebied vigeren op dit moment 3 bestemmingsplannen: - Buitengebied Oost tot en met de 11e herziening, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 september 2004, en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zeeland op 15 maart 2005; - Lagezoom, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 november 1991, en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zeeland op 7 juli 1992; - Hogezoom, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 april 1988 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zeeland op 6 december 1988.
6
Tot op het moment van inwerkingtreding van het onderhavig bestemmingsplan geldt voor het plangebied hetgeen planologisch geregeld is in deze bestemmingsplannen. De regelingen uit deze bestemmingsplannen zijn tevens als onderlegger gebruikt voor dit bestemmingsplan.
1.4
Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting dient ter beschrijving en onderbouwing van het bestemmingsplan en bevat de resultaten van de diverse verrichte haalbaarheidsonderzoeken. De toelichting bestaat uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 het beleidskader gegeven. In hoofdstuk 3 vindt u een planbeschrijving. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op diverse milieu- en andere uitvoerbaarheidaspecten. In dit hoofdstuk vindt u ook de resultaten van de diverse verrichte onderzoeken. Hoofdstuk 5 vormt een toelichting op de juridische onderdelen van het bestemmingsplan, de verbeelding en de regels. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan en hoofdstuk 7 tenslotte, gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Tot slot zijn de bijlagen bijhorende bij dit plan opgenomen.
7
8
Beleidskaders 2.1
2
Nationaal beleid
Nota Ruimte De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De Nota is in de Tweede Kamer aangenomen op 17 mei 2005 en door de Eerste Kamer op 17 januari 2006. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de Nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij het kabinet kiest voor “decentraal wat kan, en centraal wat moet”. Het ruimtelijk rijksbeleid is zoveel mogelijk ondergebracht in deze ene strategische nota op hoofdlijnen. Hoofddoel van het Nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Het uitbouwen van een ecologisch netwerk, de Ecologisch Hoofdstructuur, is een van de onderwerpen van het Nationaal beleid in de Nota Ruimte. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de functieverandering van diverse agrarische percelen naar natuur. Door natuurontwikkeling op deze percelen wordt de Ecologische Hoofdstructuur ter plaatse versterkt. De meest noordelijk gelegen percelen liggen in het Natura 2000 gebied Kop van Schouwen.
2.2
Provinciaal beleid
Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 Het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is door Provinciale Staten van Zeeland op 30 juni 2006 vastgesteld en op 1 oktober 2006 is het plan in werking getreden. Het Omgevingsplan integreert het beleid zoals dat tot dusver was opgenomen in het streekplan Zeeland, het milieubeleidsplan Groen Licht en het waterhuishoudingsplan Samen Slim met Water en brengt het beleid voor de fysieke leefomgeving samen in één beleidsplan. Het omgevingsplan geeft op de eerste plaats de provinciale visie op de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. En dat tegen de achtergrond van de mogelijkheden voor de provincie deze te beïnvloeden en de rol die zij daarin wil spelen. Het is geen blauwdruk voor die toekomstige ontwikkeling, maar geeft richting aan het handelen van de provincie voor de komende jaren. Het plan geeft accenten en speerpunten die de provincie nadrukkelijk van belang acht. Het plan geeft op de tweede plaats ook het kader voor toepassing van de instrumenten die de provincie heeft op het gebied van de fysieke leefomgeving en is in die zin ook een beoordelingskader voor medeoverheden, organisaties en burgers binnen de kaders en spelregels die wettelijk zijn vastgesteld. De opgave is gelijktijdig meer dynamiek te genereren en de Zeeuwse kwaliteiten niet achteruit te laten gaan, en zelfs te versterken. Centraal uitgangspunt is duurzaam ontwikkelen. Dit is uitgewerkt met het principe van verevening (voor wat hoort wat), wat er op neer komt dat wanneer een initiatiefnemer profiteert van de Zeeuwse omgevingskwaliteiten en ruimte krijgt voor nieuwe ontwikkeling er tevens geïnvesteerd dient te worden in het behoud en de versterking van deze kwaliteiten.
9
De provincie geeft twee strategieën over hoe om te gaan met omgevingskwaliteiten bij de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. De twee strategieën zijn: beschermen en ruimte voor nadere afweging. Voor het onderhavig plangebied geldt volgens de omgevingsplankaart de strategie beschermen. Dit regime geldt voor zeer kwetsbare en waardevolle gebieden. Binnen dit regime zijn nieuwe projecten, plannen of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van een gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Dit beschermingsregime sluit aan bij het afwegingskader in de Nota Ruimte voor de Ecologische Hoofdstructuur. Daarnaast geldt voor deze gebieden nationale en internationale wetgeving zoals de Natuurbeschermingswet, die voor Nederland de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaalt, en de grondwaterbeschermingsgebieden. Aangezien voorliggend bestemmingsplan betrekking heeft op natuurontwikkeling, sluit dit beschermingsregime aan bij de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Enkel de te realiseren woning kan de waarden in het gebied aantasten. De natuurontwikkeling heeft juist tot doel de aanwezige natuurwaarden te versterken. Voor de te realiseren woning zijn meerdere haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd, waaronder een natuurtoets. Voor de resultaten van deze onderzoeken wordt verwezen naar hoofdstuk 3. Daarnaast betreft het niet zomaar de bouw van een woning, maar worden in ruil voor de woning agrarische gronden afgestaan ten behoeve van natuurontwikkeling, wordt een deel van de agrarische opstallen gesloopt en wordt het bestaand agrarisch bouwvlak significant verkleind. De gehele ontwikkeling is dus in lijn met het beschermend regime dat voor het betreffende gebied geldt. Verevening - ruimte-voor-ruimte Daarnaast is centraal uitgangspunt van het provinciaal beleid duurzaam ontwikkelen. Dit is uitgewerkt met het principe van verevening (voor wat hoort wat), wat er op neer komt dat wanneer een initiatiefnemer profiteert van de Zeeuwse omgevingskwaliteiten en ruimte krijgt voor nieuwe ontwikkeling er tevens geïnvesteerd dient te worden in het behoud en de versterking van deze kwaliteiten. Er zijn twee hoofdvormen van het principe: a Verevening door een investering te doen in de omgevingskwaliteit of publieke voorzieningen. b De ruimte-voor-ruimte benadering. Voor het onderhavig plan is de tweede hoofdvorm van toepassing. Algemene uitgangspunten voor die beoordeling voor ruimte-voor-ruimte zijn de volgende: a Per saldo dient het te gaan om winst voor de ruimtelijke kwaliteit hetgeen moet blijken uit een onderbouwing van de redelijkheid van de verhouding tussen kosten van de sloop en de beoogde compensatie en een ruimtelijke onderbouwing met nadrukkelijke aandacht voor het aspect beeldkwaliteit; b Het moet gaan om een substantiële omvang te slopen (bedrijfs)bebouwing in het landelijk gebied; c Het dient te gaan om niet beeldbepalende vrijkomende (agrarische) bebouwing in het buitengebied, zoals vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, niet-agrarische bedrijfsgebouwen of kassen; d De agrarische functie moet niet meer kunnen worden vervuld; e Sloop en het voorkomen van heroprichting dienen te worden gewaarborgd; f Karakteristieke en cultuurhistorische bebouwing mag niet worden gesloopt; g Het betreft in principe compensatie op dezelfde locatie, tenzij daardoor aantasting zou plaatsvinden van landschappelijke, natuur- of cultuurhistorische waarden. In dergelijke gevallen wordt in gezamenlijk overleg gezocht naar een vervangende locatie;
10
h Er mogen geen belemmeringen ontstaan voor de agrarische bedrijven in de omgeving; i In de regel gaat het om één hoogwaardige compensatiewoning; j Alleen in uitzonderingsgevallen, wanneer het gaat om een uitzonderlijke omvang van te slopen bedrijfsgebouwen, kan het gaan om twee of maximaal drie woningen; k In alle gevallen moet het totale bouwvolume afnemen. Het voorliggend bestemmingsplan maakt één extra woning mogelijk. De provincie Zeeland heeft aangegeven dat zij de bouw van deze woning kan onderschrijven. Daarbij heeft zij het volgende overwogen: 1 Er is sprake van een forse ruimtelijke kwaliteitswinst. De herschikking van functies en bebouwing leidt tot een natuurlijk ingerichte duinzoom. In het zoomgebied kan de enige resterende groene corridor van duinen naar polder, het Duinzoomgebied, ingericht worden conform het beleid van de overheden. Door herbegrenzing van de EHS is er netto sprake van enige uitbreiding van de nieuwe natuur. De cultuurhistorisch waardevolle bebouwing blijft bewaard. 2 Tegenover het bouwen van een extra woning staat het slopen van enige overtollige agrarische bebouwing. 3 Het toevoegen van bebouwing aan het bestaand lint aan de Hogezoom is vanuit het provinciale beleid in dit specifieke geval acceptabel. Ten aanzien van de beoordeling van eventuele belemmerende aspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 3.
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
Regiovisie Schouwen-West
In 1994 is onder verantwoording van de Bestuurlijke Begeleidingsgroep Schouwen-West, de Regiovisie Schouwen-West opgesteld. De Regiovisie Schouwen-West is richtinggevend voor de ontwikkeling van de Kop van Schouwen. De visie beschrijft de regionale problematiek met enerzijds de belangrijke plaats in de (inter)nationale Ecologische Hoofdstructuur en anderzijds de recreatieve druk op het gebied. Om de natuur-, recreatie- en woonkwaliteit in het gebied te verbeteren, wordt als centraal thema de bundeling van het autoverkeer en het terugdringen van de automobiliteit in het gebied genoemd. Het onderhavige plan ziet op de realisatie van natuur- en landschapsdoelstellingen uit deze gebiedsvisie. Gebiedsgerichte doelstellingen voor Natuur Het realiseren van een duurzame Ecologische Hoofdstructuur door het ontwikkelen van voor dit gebied karakteristieke ecosystemen en het creëren van gunstige voorwaarden voor natuurbeheer door onder andere plan de volgende maatregelen: - Het verwerven en inrichten van begrensde reservaats- en natuurontwikkelingsgebieden in de overgang van Hoge- naar Lagezoom, het gebied rond Slot Moermond en de inlagen langs de Oosterschelde. De natuurlijke gradiënt op de overgang van Duinen naar de polder moet zoveel mogelijk worden ontwikkeld. - Het verplaatsen van recreatieterreinen en fruitgaardbedrijven uit het gebied met natuurontwikkeling. Het herinrichten van de voormalige camping Prinsenhoeve en het inrichten van een deel van het gebied Groenewoud.
11
- Het verhogen van de grondwaterstand in de natuurgebieden in de duin- en vroongebieden zonder overlast aan omwonenden te veroorzaken. - Het realiseren van ecologische verbindingszones voor kleine land- en waterdieren door ontwikkelen van een reeks kleine landschapselementen, in het bijzonder van het gebied rond Slot Moermond naar de Zouten en Zoeten haard. - Het leveren van een bijdrage aan natuur- en onderhoudsvriendelijke oevers. - Het beschermen van aangewezen natuurontwikkelingsgebieden door het weren van activiteiten die onomkeerbare schade in de natuurwaarden veroorzaken. Gebiedsgerichte doelstellingen voor landschap Het uitwerken van het landschappelijk raamwerk in een landschapsvisie ter versterking van de identiteit en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied door de volgende maatregelen. - Het realiseren van 211 ha permanent bos en landschappelijke beplantingen in de binnenduinrand (duinzoom) en de aangrenzende polder ten behoeve van zowel landschap, recreatie als natuur. Het bos heeft vooral een functie als recreatief uitloopgebied. Daarom moeten de bossen dichtbij de bestaande en te ontwikkelen recreatiezones worden gerealiseerd. Daarnaast zal voor de 75 ha natuurontwikkelingsgebied bos het streefbeeld zijn. - Het plegen van landschapsbouw bij de damaanzet van de Brouwersdam, de Oosterscheldekering, de Rampweg en de Lagezoom. Er wordt gestreefd naar een combinatie van bosontwikkeling met verblijfsrecreatieve ontwikkeling. - De ruimtelijke inpassing van de recreatiecompensatielocaties met behulp van onder andere permanent bos. - Het behouden en versterken van de natuurlijkheid van het duingebied en de beslotenheid van de binnenduinrand. - Het behouden van de openheid langs de Oosterschelde en bij de overgang van duin naar polder bij de Molenberg. - Het behouden en eventueel accentueren van cultuurhistorische en archeologische elementen De natuurontwikkeling en landschapsbouw die in de Regiovisie Schouwen-West is voorzien, wordt voor de percelen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen mogelijk gemaakt. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan beide bovengenoemde gebiedsdoelstellingen. 2.3.2
Raamplan Schouwen-West
In het Raamplan worden de gewenste ontwikkelingen voor het gebied Schouwen-West beschreven; het Raamplan vormt het beleidskader voor de uitvoering van projecten, die met landinrichting uitgevoerd kunnen worden en de 26 projecten uit het Uitvoeringsprogramma Regiovisie. Het Raamplan is geen wettelijk plan, maar moet worden beschouwd als een commitment van alle daarbij betrokken instanties en organisaties om uiteindelijk tot realisering daarvan te komen. Het Raamplan is op 19 juni 2001 goedgekeurd door de provincie Zeeland. Het Raamplan geeft de beoogde ontwikkelingsrichting voor natuurontwikkeling en recreatief medegebruik voor het gehele gebied Schouwen-West. Voorliggend bestemmingsplan biedt voor een deel van de percelen in de Duinzoom een planologisch-juridische regeling waarmee het uiteindelijke streefbeeld gerealiseerd kan worden.
12
Figuur 2 plankaart raamplan Schouwen-West
2.3.3
Landschapsplan Duinzoom
Het Landschapsplan Duinzoom - is een uitwerking van de Landschapsvisie Schouwen-West, die in april 2000 door de Gebiedscommissie is vastgesteld. De Landschapsvisie is ook een bouwsteen geweest voor het Raamplan Schouwen-West (2000). Bij de uitwerking van het Raamplan in de eerste uitvoeringsmodule is echter gebleken dat de stap van visie naar uitvoeringsplannen (te) groot is. Om die reden is besloten om de Landschapsvisie SchouwenWest uit te werken in een Landschapsplan voor de binnenduinrand: Landschapsplan Duinzoom. In het Raamplan staan voor dit gebied nog een aantal zoeklocaties bos aangegeven. Verder zijn voor een aantal terreinen in de Duinzoom meerder functies aangegeven. Zo hebben de recreatiecompensatie-locaties naast herplaatsing van campings de doelen ‘versterken landschapsstructuur’ en ‘zoeklocatie bos’. Ook het natuurontwikkelingsgebied Duinzoom Haamstede/Renesse is naast natuurontwikkelingsterrein tevens zoeklocatie voor bos. Daarnaast kent de gehele Duinzoom een intensief recreatief medegebruik, dus dient er ook te worden nagedacht over routestructuren. In totaal moet de Duinzoom ruimte gaan bieden voor 211 hectare bos en beplantingen, 251 hectare natuurontwikkeling en 80 hectare recreatie. Onderhavig bestemmingsplan maakt een gedeelte van deze ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk.
13
14
Planbeschrijving
3
Voorliggend plan heeft betrekking op tweetal ontwikkelingen. Natuurontwikkeling in het gebied Duinzoom en de bouw van een extra woning naast het perceel Hogezoom 86. In paragraaf 3.1. wordt ingegaan op de beoogde natuurontwikkeling. Paragraaf 3.2 geeft de plannen voor de woning weer.
3.1
Natuurontwikkeling
3.1.1
Inleiding
In 2004 is als uitwerking van de Landschapsvisie Schouwen-West het Landschapsplan Duinzoom gemaakt. Dit landschapsplan heeft als basis gediend voor dit streefbeeld en de maatregelen op de voor deze bestemmingsplanherziening relevante percelen. Hiernavolgend wordt ingegaan op het gewenste streefbeeld, met andere woorden, de gewenste ontwikkelingsrichting voor de voor natuurontwikkeling aangewezen percelen. 3.1.2
Achtergrond
Het gebied maakt deel uit van een gevarieerd duingebied met diverse landschapstypen variërend van strand tot cultuurgrasland en van bos tot duinplas. Het duingebied Kop van Schouwen dankt haar ontstaan aan de natuurkrachten zee, wind en water en in mindere mate door inrichting en beheer door de mens. Hoewel de invloed van de mens nog zeer duidelijk te zien is. Het bijzondere is dat al deze natuurlijke processen zoals erosie en verstuivingen, inundatie, inzijging en kwel, successie en begrazing nog steeds gaande zijn. Als gevolg van deze processen is er een bijzondere combinatie van natuurlijke waterhuishouding, reliëf en bodem aanwezig. Hierdoor zijn vrijwel alle levensgemeenschappen van een natuurlijk duinecosysteem aanwezig. Ecologisch gezien behoort het gebied tot de belangrijkste duingebieden van Nederland. Het gebied is nationaal en internationaal beschermd (EHS en Natura 2000). Het gebied ‘Duinzoom’ vormt het overgangsgebied van dit duingebied naar de polder, het ‘zoomgebied’ of ‘duinzoom’. De meest noordelijk gelegen percelen liggen in Natura 2000 gebied Kop van Schouwen. Het gebied wordt nu gekenmerkt door kleinschalige verkaveling en een grote afwisseling van woonbebouwing, elzenmeten en cultuurgraslanden. De bebouwing bestaat voor een groot deel uit verblijfsrecreatie in de vorm van campings en bungalowparken, vaak gekoppeld aan fruitgaarden. De overgang naar de polder (voornamelijk akkerbouw) is scherp. 3.1.3
Streefbeeld
Het gehele gebied ‘Duinzoom’ zal worden ontwikkeld tot een gradiëntrijk overgangsgebied van duin naar polder. De hoogteverschillen, in combinatie met de verschillende bodemtypen en de aanwezigheid van zoet (en brak) water, zorgen voor zeer veel overgangen tussen droog en nat, arm en rijk, etc. In het meest noordelijke deel van het gebied is zoveel mogelijk ruimte voor alle natuurlijke processen die ten grondslag liggen aan de ontstaansgeschiedenis zoals hierboven omschreven bij ‘Achtergrond’. Meer richting polder, in de duinzoom als onderdeel van het duinsysteem, wordt zoveel mogelijk de stroming van grond- en oppervlaktewater als sturend proces benut. Hier zijn meanderende ‘duinbeken’ te vinden die zoet oppervlaktewater uit de duinen richting polder doen afstromen. In de lager gelegen delen zal zich zoet en mogelijk brak rietland ontwikkelen en kan moerasbos ontstaan. In het overgangsgebied zijn naast duinbeken ook elzenmeten, houtwallen en singels aanwezig, (natuur-)graslanden, meer open
15
graslandgebied met hier en daar natuurlijke ontwikkeling van bos. Een netwerk van recreatieve routes doorkruist het geheel, zonder dat dit de belangrijkste natuurwaarden aantast. Het belangrijkste uitgangspunt voor de realisatie van dit streefbeeld is het zoveel mogelijk benutten van het uittredende zoete water. Dit kan door (een combinatie van) het maaiveld te verlagen of te verhogen of ervoor te zorgen dat het water niet te snel wordt afgevoerd, dus langer vastgehouden wordt. Onderstaande figuur geeft de toekomstige ontwikkeling van het gebied ‘Duinzoom’ schematisch weer. Voor de dwarsdoorsnede, zie volgende pagina.
Figuur 3 Dwarsdoorsnede streefbeeld natuurontwikkeling
16
17
De nieuw aan te leggen natuurgebieden worden opengesteld voor publiek, mits deze op de aan te leggen paden blijft. Met dit bestemmingsplan wordt recreatief medegebruik van het gebied voorgestaan. Door Staatsbosbeheer is aangegeven dat er voor dit gebied geen aparte regels gelden voor het broedseizoen. Ten behoeve van de toeristen die het gebied willen bezoeken is er parkeergelegenheid in de Duinzoom op het Transferium in Renesse. Het natuurgebied zelf is niet toegankelijk voor motorvoertuigen.
3.2
Extra woning
In ruil voor de verkoop van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling en het slopen van oude opstallen op het perceel Hogezoom 86, hebben de heren Beije een verzoek ingediend voor het mogen bouwen van een extra woning op het perceel kadastraal bekend F 1584, gelegen naast het agrarisch bedrijf aan de Hogezoom 84-86. De te slopen opstallen hebben een gezamenlijk oppervlak van 137 m2 aan opstallen gesloopt, te weten de kapschuur (110 m2), het kippenhok (13 m2) en de melkstal (17 m2). Onderstaande figuur geeft de beoogde situering van de woning weer.
Figuur 4 situering woning
18
De beoogde woning krijgt een traditioneel-modern uiterlijk. Figuur 5 geeft een impressie van de woning. De maximale goothoogte bedraagt 6 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter. Het oppervlakte van het bebouwd oppervlak, de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bedraagt maximaal 141,5 m2.
Figuur 5: voorgevel woning
19
20
Milieu en overige uitvoerbaarheidsaspecten
4
Dit hoofdstuk is tweeledig. Enerzijds wordt ingegaan op de omzetting van de agrarische gronden naar natuur, anderzijds wordt aangetoond dat de te realiseren extra woning haalbaar is. Iedere paragraaf bestaat daarom uit twee subparagrafen, één ten aanzien van de beoogde natuurontwikkeling en één ten aanzien van de te realiseren woning.
4.1
Geluidhinder
In de Wet geluidhinder is bepaald dat voor locaties in het bestemmingsplan, waar woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd, de geluidbelasting wordt onderzocht binnen de zones behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en industrieterreinen en/of geluidproducerende inrichtingen. 4.1.1
Natuurontwikkeling
Natuurontwikkeling is geen geluidgevoelige en/of geluidbelastende functie, zoals hierboven aangegeven. Ook het recreatief medegebruik levert geen significante geluidhinder. Het natuurgebied zelf is niet toegankelijk voor motorvoertuigen en voor het betreden gelden de algemene regels die Staatsbosbeheer hanteert voor Kop van Schouwen. 4.1.2
Extra woning
Een woning is een geluidsgevoelige functie, zoals aangegeven in de Wet geluidhinder. De te realiseren extra woning naast het perceel Hogezoom 86 is gelegen binnen de zone afkomstig van de Hogezoom én ondervindt mogelijk geluidshinder van het naast gelegen agrarisch bedrijf. Derhalve is door akoestisch adviesburo Van Lienden een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek heeft betrekking op het geluid afkomstig van het naast gelegen agrarisch bedrijf en het geluid afkomstig van het wegverkeer van de Hogezoom. Wegverkeer Voor 2020 wordt uitgegaan van een etmaalgemiddelde van 365 voertuigbewegingen op de Hogezoom. Bij een ingeschatte verkeersintensiteit van 365 mvtg/etmaal, een rijsnelheid van 60 km/uur en een dektype klinkers bedraagt de geluidsbelasting 48 dB. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarden. Agrarisch bedrijf De inrichting valt onder het regiem ‘Besluit landbouw mileubeheer’. Voor een dergelijke bedrijfsinrichting gelden normwaarden voor de optredende geluidsbelasting, onderverdeeld naar dag, avond en nacht en uitgesplitst naar diverse mobiele- en puntbronnen. Voor de beoordeling binnen het kader van de Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordening zijn alle vaste- en niet vast opgestelde installaties/ voertuigen beschouwd. Concluderend kan gesteld worden dat de beoordeelde bedrijfssituatie voor alle beoordelingsperioden binnen het kader van het ‘Besluit landbouw milieubeheer’ vergunbaar is. Piekbelastingen voor laden en lossen, vinden enkel binnen de dagperiode plaats en behoeven derhalve geen beoordeling. Enkel in de oogstperiode kan het voorkomen dat na 19:00 uur nog met landbouwtractoren op het bedrijfsterrein wordt gereden. Dit is echter incidenteel te noemen.
21
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan derhalve gesteld worden dat de geluidsbelasting op de woning geen belemmering vormt voor de realisatie van de woning. Het uitgevoerde onderzoek is opgenomen in de bijlage 2 bij dit bestemmingsplan.
4.2
Milieuhinder
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Om gemeenten een handreiking te bieden voor een verantwoord inpassen van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijvigheid, is door de VNG de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering‘ (geheel herziene uitgave april 2009) opgesteld. In die publicatie zijn richtafstandenlijsten opgenomen. In deze lijsten zijn functies op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. De categorie 1 staat voor de laagste potentiële milieubelastingen en de categorie 6 staat voor de hoogste potentiële milieubelasting. Daarnaast zijn in (de omgeving) van het plangebied enkele agrarische bedrijven gelegen. Voor agrarische bedrijven geldt de Wet geurhinder en veehouderijen. Er zijn twee soorten bedrijven te onderscheiden namelijk bedrijven met dieren waarvoor odour units zijn vastgesteld (intensief bedrijf ) en bedrijven met dieren waarvoor geen odour units zijn vastgesteld (extensief bedrijf ). Voor deze extensieve agrarische bedrijven geldt een vaste richtafstand van 50 m tot woningen in het buitengebied. 4.2.1
Natuurontwikkeling
Natuurontwikkeling is geen milieubelastende functie. Ook extensieve recreatieve activiteiten die plaatsvinden in het beoogde natuurgebied zijn geen milieubelastende activiteiten. Wel kan natuur zelf gevoelig zijn voor invloeden van buitenaf. In dat kader is een ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de bestaande natuurwaarden en de impact van de omgeving hierop. Voor de uitgevoerde natuurtoets wordt verwezen naar de paragraaf ecologie. 4.2.2
Extra woning
Een woning is een milieugevoelige functie. De te realiseren woning ondervindt mogelijk hinder van het naastgelegen agrarisch bedrijf. Ten aanzien van geluid afkomstig van het bedrijf is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor de resultaten hiervan wordt verwezen naar de paragraaf geluid en de bijlage 2 bij dit bestemmingsplan. Daarnaast kan het aspect geur een rol spelen. In dit geval wordt echter de veehouderijtak van het bedrijf Beije beëindigd, waarmee ook de geurhinder verdwijnt. Door de gemeente Schouwen-Duiveland is aangegeven dat er geen andere (intensieve) veehouderijbedrijven in de buurt liggen, met contouren waarvan hinder zou kunnen optreden. Tot slot wordt opgemerkt dat in artikel 2.5 van de Provinciale Milieuverordening Zeeland is aangegeven dat wanneer in een bestemmingsplan voor de eerste maal een woonbestemming wordt aangewezen, nieuwe woonfuncties niet worden toegelaten binnen een afstand van 100 meter buiten de bebouwde kom gesitueerde gronden waarop agrarische gebouwen zijn toegelaten. In dit geval zal de extra woning echter geen hinder ondervinden van het agrarisch bedrijf, gelet op de resultaten van het akoestisch onderzoek, zoals weergegeven in bijlage 2. Op grond hiervan mag worden afgeweken van hetgeen gesteld in de Provinciale Milieuverordening. Derhalve zijn er geen aspecten die een belemmering voor de doorgang van het project vormen.
22
4.3
Ecologie
Door de grote variatie in gradiënten (=overgangen) heeft de duinzoom een rijke flora. Naast de vegetaties van natte duinvalleien en open vronen in het noordelijk deel, komen hier ook vegetaties voor die gebonden zijn aan het uittreden van zoet kwelwater (tussen Hoge- en Lagezoom). De voorkomende vegetatietypen van het duinlandschap zijn internationaal gezien zeldzaam. Vandaar dat de Kop van Schouwen op grond van het voorkomen van deze vegetatietypen is aangewezen als beschermd gebied in het kader van de Europese Habitatrichtlijn. Dit betekent dat bij het inrichten van het gebied deze vegetaties geen schade mogen ondervinden en de ontwikkeling ervan moet worden gestimuleerd. 4.3.1
Natuurontwikkeling
Voordat met de daadwerkelijke uitvoering van de inrichting wordt begonnen, worden de voorgenomen maatregelen getoetst aan de huidige natuurwetgeving. Onderscheid kan worden gemaakt in gebiedsbescherming (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Natuurbeschermingswet) en soortbescherming (Flora- en Faunawet). De Flora- en Faunawet beschermt aangewezen dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. Deze toetsing geeft inzicht in of nader soortgericht onderzoek noodzakelijk is, welke mitigerende maatregelen nodig zijn om schade te voorkomen dan wel te verzachten en of een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Naast de soortbescherming dient tevens te worden onderzocht of gebiedsbescherming van toepassing is. Daarbij is onderzoek in het bijzonder gericht op de speciale beschermingszones in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000). Door de Dienst Landelijk Gebied is een natuurtoets opgesteld ten behoeve van toetsing van het initiatief aan de Flora- en Fauna wet en Natuurbeschermingswet 1988. Het volledige onderzoek is als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De natuurtoets heeft het karakter van een quickscan aangevuld met een uitgebreide toetsing ten aanzien van de habitatrichtlijnsoort noordse woelmuis. Hierin wordt verkend óf en welke schade er mogelijk optreedt als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden op beschermde soorten. De conclusies en adviezen zijn deels gebaseerd op inschatting van habitatgeschiktheid, deels op bestaande rapportages en kaartmateriaal en eigen gebieds- en soortenkennis. Met betrekking tot de noordse woelmuis is in 2009 een onderzoek uitgevoerd. Ook heeft er veldbezoek plaatsgevonden in najaar 2009. Hiermee is de inschatting van geschikt habitat voor soorten getoetst. De natuurtoets geeft daarmee een goed beeld geeft van de aanwezige soorten en de verwachte effecten daarop. Nu is aangenomen dat de voorgenomen ingreep bestaat uit de volgende werkzaamheden: ontgraving, plaatsen stuw of andere maatregelen om water op plaatsen langer vast te houden, dempen en vergraven sloten en waterlopen, plaatsen afrastering, aanleg paden, rustpunten voor fietsers en wandelaars en voorzieningen zoals picknickplaatsen en bankjes. Mogelijk wordt ook beplanting gekapt. Dit type werkzaamheden zijn inrichting- en herstelmaatregelen, deze vallen onder ‘ruimtelijke ingreep’. Er is uitgegaan van een uitvoeringsperiode van 15 augustus tot 15 maart. Geadviseerd wordt opnieuw te toetsen wanneer de maatregelen exact bekend zijn, of wanneer deze wijzigen, of wanneer de uitvoeringsperiode anders blijkt te zijn. Er dienen een aantal voorzorgsmaatregelen genomen te worden om mogelijke schade aan soorten te voorkomen (zie Hoofdstuk 4 van bijlage 4: ‘Maatregelen om negatieve effecten te voorkomen’). Deze
23
maatregelen dienen tijdig te worden kenbaar gemaakt aan de directie en aannemer en dienen te worden nageleefd. Ze kunnen worden beschouwd als het ‘Ecologisch werkprotocol’. Er worden aanbevelingen gegeven voor maatregelen gericht op de noordse woelmuis. Verwacht wordt dat een groot deel van de voorgenomen inrichtingsmaatregelen ook gericht zullen zijn op deze soort, zodat per saldo de oppervlakte geschikt leefgebied zal toenemen en het bestaande leefgebied in kwaliteit zal verbeteren. Op basis van de gedane aannames over de te verwachten werkzaamheden, tijdstip van uitvoering en het voorkomen en verspreiding van soorten én ervan uitgaande dat de voorzorgsmaatregelen om schade te voorkomen worden uitgevoerd zoals opgenomen in het ecologisch werkprotocol, wordt verwacht dat er geen schade optreedt aan beschermde soorten. Aan de Minister kan goedkeuring worden gevraagd voor de voorgenomen werkwijze om schade te voorkomen, door middel van het aanvragen van een ontheffing op grond van de Flora en faunawet. Op basis van het huidig geldende toetsingskader, wordt verwacht dat deze ontheffing verleend zal worden. Wanneer werkzaamheden uitgevoerd gaan worden binnen de begrenzing van bestaand Nbwet-gebied, zal aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn naar een aantal soortgroepen en kan op basis daarvan een aanvullende effectbeoordeling plaatsvinden (vanuit Ffwet en Nbwet gezien). 4.3.2
Extra woning
Ten behoeve van het plan voor de extra woning is door ZLTO Advies een quickscan opgesteld waar in tevens de natuurwaarden van de locatie behandeld zijn. De initiatieflocatie is niet aangewezen als Natura 2000 gebied; Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebied, noch als NB-wet gebied. Ten aanzien van het hiervoor beschreven initiatief, is bureauonderzoek gedaan naar het voorkomen van specifieke beschermde en/of bedreigde soorten in het gebied. Hiertoe is het Natuurloket geraadpleegd, waarbij de gegevens van het onderstaande kilometerhokken zijn opgevraagd. De initiatieflocatie ligt in de rechterbovenhoek van kilometervak 041-414.
24
Figuur 6 kilometerhok
Met betrekking tot de geconstateerde resultaten kan worden vermeld dat de initiatieflocatie is gelegen nabij het Habitatgebied De Kop van Schouwen. Hoogstwaarschijnlijk komen de genoemde flora en fauna voornamelijk voor in dat aangewezen gebied en niet op de initiatieflocatie. De initiatieflocatie betreft namelijk een perceel weiland grenzend aan een boerenerf. Dat betekent dat zowel op het perceel als aangrenzend altijd agrarische activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor het niet aannemelijk is dat op dat perceel zelf zich heel bijzondere natuurwaarden hebben ontwikkeld. Het weiland wordt regelmatig bemest, gemaaid en beweid waarmee de kans klein is dat er zich bijzondere soorten vestigen. Daarbij komt dat het initiatief kleinschalig van omvang is. De te slopen gebouwen zijn tot op heden intensief in gebruik ten behoeve het landbouwbedrijf. In de gebouwen zijn door initiatiefnemer geen bijzondere diersoorten geconstateerd. Door het gebruik ten behoeve van het landbouwbedrijf en de activiteiten die daarmee samenhangen is het ook niet aannemelijk dat er diersoorten een tijdelijke danwel permanente verblijfplaats in deze bebouwing heeft gezocht. Aanvullend is daarop door de Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland d.d. 8 januari 2010 een veldbezoek uitgevoerd ten aanzien van de aanwezigheid van beschermde vleermuizen en vogels. Doel van het bezoek was een inventarisatie van mogelijke slaap- en overwinteringsplaatsen van vleermuizen en/of aanwezige broedparen of broedplaatsen van beschermde vogels in het bijzonder (Kerk)uilen. Een rapportage van dit onderzoek is als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Geconcludeerd kan worden dat:
25
Ten aanzien van vleermuizen Tijdens het locatiebezoek zijn in geen van de drie genoemde gebouwen vleermuizen aangetroffen. Alle drie de gebouwen kennen een open karakter en staan onder invloed van tocht. Ook zijn zij zeer gevoelig wisselingen van temperatuur- en vochtigheidsgraad. Deze factoren maken de gebouwen ronduit ongeschikt als winterverblijf voor vleermuizen. Ook als slaapplaats zijn zij zeker niet in trek bij dit zoogdier. Amovering van de genoemde 3 gebouwen is dus niet strijdig met wetgeving op het gebied van vleermuizen. Ten aanzien van vogels In geen van de drie gebouwen zijn nesten, of resten daarvan, aangetroffen van beschermde vogels. Er is tijdens het bezoek speciaal gelet op broedgelegenheid voor (Kerk)uilen. Kerkuilen broeden in ons land bij voorkeur in nestkasten en in boerenschuren. Slechts de stroschuur komt in principe in aanmerking als broedlocatie. Echter, tijdens het locatiebezoek is vastgesteld dat de schuur geen nestkast bevat. Ook zijn er geen aanwijzingen voor restanten van een nest. Op een van de dwarsbalken van de schuur zijn wel ontlastingssporen aangetroffen welke van een uil of andere vogel afkomstig kunnen zijn. Dit zal een solitair dier betreffen welke deze plaats mogelijk (incidenteel) als roestplaats gebruikt. Amovering van de genoemde 3 gebouwen is derhalve niet strijdig met wetgeving op het gebied van beschermde vogels.
4.4
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Daartoe moeten de risico’s voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende activiteiten (bestaand en nieuw), in beeld worden gebracht. Volgens het huidige beleid gebeurt dat door de effecten van bepaalde mogelijke ongevallen te berekenen en uit te drukken in de kans op (aantallen) doden. Op basis van de risicokaart Zeeland (www.zeeland.nl) zijn in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of transportroutes die gevaar opleveren voor het plangebied. Onderstaande figuur is een uitsnede van de risicokaart en laat zien dat in de nabijheid van het plangebied enkel een paar bovengrondse gastanks van aan de Hogezoom gelegen campings liggen. De risicocontouren van deze tanks komen echter niet buiten de terreingrenzen van de betreffende campings en de campings maken geen deel uit van het plangebied.
Globale ligging plangebied Figuur 7 uitsnede risicokaart Zeeland
26
Daarnaast is een Klic-melding gedaan door de gemeente Schouwen-Duiveland, in opdracht van Dienst Landelijk gebied. Hier uit is gebleken dat in het plangebied 2 planologisch relevante leidingen liggen, het betreft een waterleiding van de Delta N.V. van 500 mm en een afvalwatertransportleiding van het waterschap. Beide leidingen zijn met bijbehorende beschermingszones opgenomen op de verbeelding en in de regels.
4.5
Luchtkwaliteit
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet Luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. In de Wet luchtkwaliteit zijn regels en grenswaarden opgenomen voor de kritische stoffen fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De nieuwe wet kent een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en gevolgen voor luchtkwaliteit. Projecten die ‘Niet in betekenende mate (NIMB)’ bijdragen aan de luchtverontreiniging, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. NIBM is uitgewerkt in het Besluit ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ en de Regeling ‘Niet in betekenende mate bijdragen’. 4.5.1
Extra woning
De grens van ‘niet in betekenende mate’ ligt volgens de gelijknamige AmvB bij 1% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 μg/m3. Hiervan is volgens de ministeriële regeling NIBM sprake bij onder andere maximaal 1500 woningen. Aangezien het voorliggend bestemmingsplan betrekking heeft op de realisatie van 1 enkele woning, waarvoor in ruil oude agrarische opstallen gesloopt worden, kan er vanuit gegaan worden dat het plan ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit. 4.5.2
Natuurontwikkeling
Ook de beoogde natuurontwikkeling leidt juist tot een verbetering van de luchtkwaliteit, aangezien geen vervuilende agrarische bedrijven zich meer op de percelen kunnen vestigen. Derhalve vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de doorgang van het initiatief.
4.6
Bodemverontreiniging
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient beoordeeld te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen. Uitgangspunt is dat minimaal een historisch bodemonderzoek plaats dient te vinden, conform NVN 5725. Indien er sprake is van een verdachte locatie moet het historisch onderzoek worden aangevuld met een verkennend bodemonderzoek conform de geldende norm. Ook bij bestemmingswijziging naar een gevoeligere bestemming is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Op moment van schrijven geldt daarvoor de NEN 5740. 4.6.1
Natuurontwikkeling
Zover bekend hebben er geen bodembedreigende activiteiten op de percelen, bedoeld voor natuurontwikkeling, plaatsgevonden. Volgens de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart 2003 valt het
27
merendeel van de percelen in de zone “schoon”. Wel wordt opgemerkt dat gewerkt wordt aan een nieuwe kaart volgens nieuwe regelgeving, echter er is geen aanleiding om aan te nemen dat dit voor de percelen voor natuurontwikkeling tot andere inzichten leidt. Onderstaande figuur geeft een uitsnede van de bodemkwaliteitskaart. De blauwe vlakken zijn aandachtsgebieden (voormalige boomgaarden en de voormalige trambaan) deze vallen buiten het plangebied.
Figuur 8 bodemkwaliteitskaart 2003 (gedeelte)
28
4.6.2
Extra woning
Voor het perceel naast Hogezoom 86 is door ATKB in augustus 2008 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De bodem op de locatie bestaat uit zand. De grondwaterstand bedraagt 1,10 m-mv. In de bodem zijn geen bodemvreemde bestanddelen aangetroffen. Op de locatie zijn bij de inspectie van het maaiveld en de opgeboorde grond geen van asbestverdachte materialen aangetroffen. Tijdens de inspectie zijn in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen vastgesteld. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium en zink vastgesteld, maar aangezien er slechts sprake is van lichte verontreinigingen en de tussenwaarde niet wordt overschreden, is nader onderzoek in het kader van de Wet bodembescherming niet nodig. De milieukwaliteit van de bodem is in voldoende mate vastgelegd. Op basis van de resultaten van het onderzoek zijn er in de milieuhygiënische zin geen belemmeringen voor de nieuwe woonfunctie van de locatie. Het onderzoek is positief beoordeeld door het bevoegd gezag, gemeente Schouwen-Duiveland. Indien van de locatie grond wordt afgevoerd dient hierbij rekening te worden gehouden met de daarop van toepassing zijnde regelgeving van onder meer de Wet bodembescherming en het Bouwstoffenbesluit. De vrijkomende grond is buiten de onderzoekslocatie niet meer herbruikbaar.
4.7
Waterhuishoudkundige aspecten
4.7.1
Algemeen
Het watertoetsproces is er om waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is, om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren. Het is niet de bedoeling dat overheden met het watertoetsproces nieuw beleid maken of dat het nieuwe procedures met zich brengt: het sluit aan bij bestaande procedures en beleid. De waterbeheerders leggen hun ideeën over het ruimtelijk plan vast in een wateradvies. De initiatiefnemer legt zijn afweging vast in een waterparagraaf. Dit laatste is een verplichte stap bij bestemmingsplannen, inpassingplannen, projectbesluiten en buitentoepassingverklaringen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. 4.7.2
Natuurontwikkeling
Het streefbeeld (weergegeven in hoofdstuk 3) is een eindbeeld dat gefaseerd tot stand zal komen. Dit is afhankelijk van de voortgaande grondverwerving. Hierdoor zullen bijvoorbeeld sommige hydrologische maatregelen mogelijk pas op termijn gerealiseerd kunnen worden. Denk hierbij aan hydrologische verbinding tussen het duingebied en het natuurontwikkelingsgebied. In aanvang kunnen de in te richten percelen daardoor wel vernat worden maar een optimale aanvoer/doorstroming van zoet duinwater is pas op termijn mogelijk.
29
Voor het gebied Duinzoom als geheel is in 2004 een Landschapsplan Duinzoom gemaakt (Uitwerking van de Landschapsvisie Schouwen-West). Dit landschapsplan heeft als basis gediend voor het beschrijven van het streefbeeld en maatregelen op de voor deze bestemmingsplanherziening relevante percelen. In het genoemde Landschapsplan was ook een waterparagraaf opgenomen en zijn er ook wateradviezen uitgebracht door de waterbeheerders (Waterschap, Provincie). Deze wateradviezen zijn meegenomen in het genoemde definitieve Landschapsplan Duinzoom. Voor de waterparagraaf behorende bij deze bestemmingsplanherziening heeft de waterparagraaf in het landschapplan als basis gediend. Er zal in deze waterparagraaf kort ingegaan worden op de relevante waterhuishoudkundige aspecten zoals bedoeld in het kader van de watertoets. Bij de beschrijving per thema wordt er van uitgegaan dat de benodigde vergunningen worden aangevraagd en dat de daaruit voortvloeiende en andere wettelijke voorschriften en verplichtingen worden gerespecteerd. Er zal worden ingegaan op de waterhuishoudkundige aspecten veiligheid, wateroverlast, watervoorziening, volksgezondheid, bodemdaling, waterkwaliteit, verdroging, natte natuur en riolering. De thema’s veiligheid, volksgezondheid, bodemdaling en riolering zijn in dit kader als minder relevant beschouwd. - Veiligheid; De veiligheid van de waterkering wordt door de natuurontwikkeling niet aangetast, de natuurontwikkeling valt niet in de waterkerende functie. - Volksgezondheid; In het te ontwikkelen natuurgebied zijn geen maatregelen voorzien die een negatief effect op de volksgezondheid hebben t.o.v. de huidige situatie. De eventuele toename van deels (tijdelijk) stagnante wateren in het toekomstige natuurgebied zal geen invloed hebben op de volksgezondheid (geen recreatief gebruik van het oppervlaktewater). - Bodemdaling; Bodemdaling is, gezien de grondslag en de maatregelen, in dit gebied niet aan de orde. - Riolering; De maatregelen in het te ontwikkelen natuurgebied hebben geen invloed op het rioolwatertransportstelsel. 4.7.2.1 Wateroverlast Enkele jaren geleden is de SAS-studie (Systeem Analyse Schouwen) uitgevoerd. Middels deze studie is het hele waterbeheersingssysteem doorgelicht en zijn berekeningen uitgevoerd bij neerslag frequenties van 1 maal per 10, 25, 50 en 100 jaar. Op basis van deze berekeningen zijn door het Waterschap maatregelen uitgewerkt die het gebied moet vrijwaren van inundatie bij een bepaalde frequentie. In de genoemde SAS-studie is er reeds rekening gehouden met de in het eerder genoemde landschapsplan weergegeven natuurgebieden en hun invloed op berging en afvoer etc. Zo kan in deze gebieden bij extreme neerslag water vastgehouden worden waardoor het overige (landbouw)gebied minder wordt belast (met piekafvoeren) Ter realisering van het natuurontwikkelingsgebied zullen er maatregelen worden genomen als het verlagen van het maaiveld, verstoring drainage, opzetten peilen, dempen en aanleg sloten, waterlopen en beken etc. De exacte omvang en locatie van de inrichtingmaatregelen zijn afhankelijk van de grondverwerving en zullen soms pas op termijn exact duidelijk zijn. Bij herziening van de waterhuishouding zal nadrukkelijk rekening gehouden overige met overige functies, geen overlast etc. De beoogde inrichting mag geen nadelige effecten hebben op bebouwde gebieden en andere aanliggende gronden. Indien dat wel het geval is zullen er (compenserende) maatregelen genomen worden. Bij de verdere uitwerking van de maatregelen zal het Waterschap betrokken worden. Bij de aanleg van nieuwe waterlopen en beken zal uitdrukkelijk rekening worden gehouden met het toekomstige onderhoud. In overleg met de beheerders (Waterschap en natuurbeherende instantie) zal hier invulling aan worden gegeven.
30
4.7.2.2 Watervoorziening In het duingebied is een waterwinning aanwezig. De beoogde percelen waarop de bestemmingsplanherziening aan de orde is liggen niet in het intrekgebied van de waterwinning. Om die reden wordt hier niet verder op de waterwinning ingegaan. Wel zal het verhogen/vasthouden van het grondwater in de Duinzoom een positief effect hebben op de instandhouding van de zoetwaterbel als geheel, dus ook voor de drinkwaterwinning. In het kader van het eerder genoemde landschapsplan is aangegeven dat de mogelijkheid bestaat om overtollig uitstromend water uit het natuurgebied in de winter, na opslag, in de zomer benut kan worden in de landbouw. Hierbij wordt wel uitgegaan van particulier initiatief. Deze mogelijkheid zal pas op termijn aan de orde kunnen zijn als de Duinzoom hydrologisch wordt verbonden met het duingebied middels waterlopen/beken. 4.7.2.3 Grondwateroverlast In het natuurontwikkelingsgebied zullen af- en ontwateringsmiddelen worden verwijderd/aangepast. Dit zal deels een verhoging van de grondwaterstand tot gevolg hebben en deels een vertraging van de afvoer die tegemoet zal komen aan de abiotische eisen van de daar gewenste natuurdoeltypen (grondwaterstanden in winter richting maaiveld). Blijvende bebouwing wordt gevrijwaard van natuurpeilverhoging. Ook naastgelegen (agrarische) gronden mogen geen schade ondervinden van de genoemde maatregelen. Niet alle verhogingen in de omgeving zullen schade tot gevolg hebben. Veelal gaat het om een vertraging van de verlaging in voorjaar en zomer. Indien nodig zullen er (compenserende)maatregelen genomen worden. Uitwerking zal plaatsvinden ten tijde van de uitvoering. 4.7.2.4 Oppervlaktewaterkwaliteit en grondwaterkwaliteit De omzetting van landbouwgebied naar natuur zal een positief effect hebben op de belasting van het grond- en oppervlaktewater met nutriënten. Na het realiseren van hydrologische verbindingen met het duingebied kan het uittredende zoete water van goede kwaliteit voor een groot deel ten goede komen aan het te ontwikkelen natuurgebied. Ook is op termijn de mogelijkheid aanwezig om overtollig uitstromende zoete water uit het natuurgebied te benutten voor de landbouw. Hiermee wordt voorkomen dat dit water onbenut de brakke polder instroomt. 4.7.2.5 Verdroging en natte natuur Zoals hierboven aangegeven zijn de maatregelen er op gericht om het natuurgebied een hogere grondwaterstand te geven. Dit wordt gedaan middels het aanpassen van de af- en ontwateringsmiddelen, peilverhoging en middels het zoete (uittredende) water via duinbeken ten goede te laten komen van het natuurgebied. Dit laatste mogelijk deels op termijn. Hierdoor worden de gewenste abiotische omstandigheden gerealiseerd waardoor deze gebieden als niet-verdroogd kunnen worden beschouwd. Als gevolg van het opzetten/vasthouden van water in de in te richten natuurgebieden zal de stijghoogte in de onderliggende watervoerende pakketten stijgen. Dit werkt ook door in de omgeving. Daar waar geen ontwaterende/compenserende maatregelen worden genomen zal dit een verhoging van het ondiepe (freatisch) grondwater met zich mee brengen. Dit geeft een positief effect op de ten noorden van de Hogezoom gelegen natuurgebied (minder verdroging meer vernatting). Door op termijn de mogelijkheid te geven om het overtollig uitstromende zoete water uit het gebied te benutten ten behoeve van de landbouw kan dit een vermindering van de droogtedepressie met zich meebrengen. Dit is afhankelijk van particulier initiatief. Het water ter plaatse van de Lagezoom dient te worden afgevoerd richting het poldergebied. Mogelijk kan dit water middels een onderbemaling op het hoger gelegen peil in het natuurgebied wordt gebracht,
31
kan er meer water van goede kwaliteit ten nutte van de natuur en eventueel ten nutte van de landbouw komen. Uitwerking in maatregelen (afhankelijk van de grondverwerving op dat moment) zal plaatsvinden ten tijde van de uitvoering. 4.7.3
Extra woning
Het initiatief is voor een watertoets voorgelegd aan Waterschap Zeeuwse Eilanden. De watertabel is in dit kader goedgekeurd en is als bijlage 6 toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
4.8
Archeologie
In opdracht van de gemeente Schouwen-Duiveland is door Past2Present gemeentelijk archeologie beleid opgesteld. Het archeologiebeleid van de gemeente is gefaseerd opgesteld. In de raadsvergadering van 28 februari 2008 is het archeologiebeleid vastgesteld voor het gemeentelijk grondgebied voor zover gelegen buiten de historische kernen (AMK-kernen). Daarna zijn de historische kernen die ook een status als terrein van archeologische waarde hebben, voorzien van beleid. Dit beleid is op 18 december 2008 vastgesteld. Het beleid heeft juridische doorvertaling gekregen in de Facetherziening Archeologie.
Figuur 9 archeologisch onderzoeksgebied
Het gehele plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in onderzoekszone A. Als gevolg hiervan is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6 in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit houdt in dat geen grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm uitgevoerd mogen worden over een oppervlakte groter dan 2500 m2, mits aangetoond is dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld. Aangezien de oppervlakte van de te realiseren woning met bijgebouwen kleiner is dan 2500 m2 hoeft voor deze ingreep geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
32
Juridische vormgeving 5.1
5
Inleiding
Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.
5.2
Algemene toelichting op de verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Daarnaast is ten behoeve van de leesbaarheid enige informatie, bijvoorbeeld topografische gegevens, op de verbeelding opgenomen. Deze ondergrond heeft geen juridische status. Deze informatie is weergegeven bij de verklaring.
5.3
Algemene toelichting op de regels
De regels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken: - hoofdstuk 1 (inleidende regels), met daarin een aantal regels die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten; - hoofdstuk 2 (bestemmingsregels), met daarin per bestemming onder meer een bestemmingsomschrijving, bouwregels en afwijkingsregels; - hoofdstuk 3 (algemene regels), met daarin algemene bouw-, gebruiks-, afwijkings- en wijzigingsregels en een aantal andere standaard regels; - hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels), met daarin het overgangsrecht en de slotbepaling. Bij de totstandkoming van de regels van onderhavige bestemmingsplan is aangesloten bij de SVBP2008, het Handboek digitale ruimtelijke plannen Schouwen-Duiveland en het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied Schouwen-Duiveland”.
5.4
Toelichting bestemmingen
In dit bestemmingsplan komen zes bestemmingen voor, namelijk ‘Agrarisch met Waarden’, ‘Natuur’ en ‘Wonen’ en Waarde - Archeologie - 6, Leiding - Riool en Leiding - Water. In deze paragraaf worden deze bestemmingen nader toegelicht. Agrarisch met Waarden De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuur- en landschapswaarden en/of cultuurhistorische waarden, als mede de bedrijfsvoering van aan grondgebonden agrarische bedrijven, aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets, en wandel- en ruiterpaden en voorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - uitbreiding natuur’ is een wijzigingsbevoegdheid naar natuur opgenomen
33
voor landbouwgronden waarop natuurontwikkeling is voorzien. Enkel binnen het bouwvlak zijn bedrijfsgebouwen toegestaan, tevens is per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, mits voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk. Ten behoeve van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn maatvoeringseisen opgenomen. Daarnaast is ten behoeve van omschakeling en/ of verbreding van het agrarisch bedrijf een wijzing na bedrijfsbeëindiging en een wijziging ten behoeve van Nieuwe Economische Dragers opgenomen. Ook is een afwijkingsmogelijkheid voor mantelzorg opgenomen. Tot slot is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen om er voor te zorgen dat de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Natuur De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuuren landschapswaarden en aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets, en wandel- en ruiterpaden en voorzieningen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden is opgenomen om er voor te zorgen dat de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Uitgezonderd hiervan zijn de werkzaamheden ten behoeve van de natuurontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt. Sport Op het perceel kadastraal bekend Westerschouwen, sectie F, nummer 1750 heeft het voormalig college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerschouwen op 7 oktober 1993 een bouwvergunning en vrijstelling ex artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend aan de werkhondenvereniging van Schouwen-Duiveland voor het inrichten van een terrein en oprichten van een clubgebouw ten behoeve van de werkhondenvereniging. In december 2008 is aanvullend hierop bouwvergunning verleend voor het oprichten van een schuilhok en 2 containers ten behoeve van een aggregaat en trainingsbenodigdheden op het perceel. Overeenkomstig dit gebruik is voor het perceel in dit bestemmingsplan de bestemming Sport opgenomen, waarbij het sportveld te gebruiken is door de werkhondenvereniging. Ten behoeve van de gebouwen is een bouwvlak opgenomen. Daarnaast is gezien de ligging van het perceel in de EHS een wijzigingsbevoegdheid naar natuur opgenomen. Wonen De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor de huisvesting van personen, als mede wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de bestemming Wonen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. worden gebouwd. Waarbij geldt dat hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Daarnaast geldt dat maximaal het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwd oppervlak (m2)’ aangegeven aantal vierkante meters aan bebouwing gebouwd mag worden. De inhoud van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 750 m3. De goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 6 meter en de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 10 meter. Waarde - Archeologie - 6 De voor ‘Waarde - Archeologie - 6’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Dit houdt in dat geen grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm uitgevoerd mogen worden over een oppervlakte groter dan 2500 m2, mits aangetoond is dat op de betrokken locatie geen
34
archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld. Leiding-Riool De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een afvalwatertransportleiding en bijbehorende beschermingszones. Ter bescherming van de leiding is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden in de beschermingszone. Uitgezonderd hiervan zijn de werkzaamheden ten behoeve van de natuurontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt. Leiding-Water De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een waterleiding met een diameter van ten minste 500 mm. Ter bescherming van de leiding is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden in de beschermingszone. Uitgezonderd hiervan zijn de werkzaamheden ten behoeve van de natuurontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt.
35
36
Economische uitvoerbaarheid
6
Met de heren Beije heeft de gemeente Schouwen-Duiveland een exploitatieovereenkomst gesloten (d.d.28 sept 2009). Met de opbrengsten van de grondverkoop voor natuurontwikkeling is het bouwen van de woning verzekerd. Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid van de plannen van DLG kan het volgende worden aangegeven: In de 2e Uitvoeringsmodule 2006-2010 Schouwen-West zijn maatregelen opgenomen die invulling geven aan de doelstellingen van het gebiedsgerichte project Schouwen-West. Onderdeel van deze module is de aanleg van nieuwe natuur en aanleg van landschap in de duinzoom, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen. De middelen die in de 2de module beschikbaar zijn gesteld zijn toereikend voor een natuurontwikkeling van 77,2 hectare. Het onderhavige plan ziet op een ontwikkeling van 113,5 hectare. De ontbrekende middelen worden aangevuld met middelen uit de 3e Uitvoeringsmodule. Dit betekent dat het plan financieel uitvoerbaar is.
37
38
Maatschappelijke toetsing en overleg 7.1
7
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan “Duinzoom” heeft van 26 maart 2010 tot en met 6 mei 2010 voor eenieder ter inzage gelegen. Binnen deze periode is geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een schriftelijke reactie op het voorontwerpbestemmingsplan in te dienen.
7.2
Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de wettelijk vereiste overleginstanties. Daarnaast hebben enkele andere instanties en organisaties de mogelijkheid gekregen op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. De volgende instanties zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren: 1 Provincie Zeeland; 2 VROM-Inspectie; 3 Waterschap Zeeuwse Eilanden; 4 Delta N.V.; 5 Gebiedscommissie Schouwen-West; 6 Dorpsraad Burgh-Haamstede. Van de geboden gelegenheid om te reageren hebben alle genoemde instanties gebruik gemaakt. De onder 2, 4 en 5 genoemde instanties hebben te kennen gegeven geen opmerkingen te hebben. De ingebrachte reacties zijn samengevat en beantwoord in de antwoordnotitie overleg en inspraak, welke als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
7.3
Procedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening
Verwezen wordt naar de notitie behandeling zienswijzen en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Duinzoom, welke als bijlage is opgenomen bij het vaststellingsbesluit.
39