HSEW BEHEERSPLAN GLT-PLUS
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 1 of 86
Signature Prepared Approved Approved Approved Approved Approved Approved Approved Approved Authorised
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date
HSEW Advisor Business Support Manager Execution Manager Design & Engineering Manager Maintenance Manager Manager Mid Size Projects & Modifications HSEW Manager Project Manager 2nd Stage Project Manager Norg Managing Director
Date : 18-9-2013 Page: 2 of 86
Wijzigingen -2.2
2.3 2.5 3 3.2.3 3.6.4 3.6.5 3.7 4 6.1. 6.5 7.2 7.3.1.2 8.3 9.4.9 9.4.11 9.4.14
9.4.15
9.4.16 10.1.1 10.1.2 10.1.4 10.4
Update CMS 2013/Werkafprakenboek 2013 Datum laatste update 28-02-2013 - Referenties naar CMS laten vervallen. - Paragraaf HSEW verantwoordelijkheden GLT-PLUS vervangen door Execution organisatie van activiteiten op site uit werkafsprakenboek (2.5). - Paragraaf HSEW support vanuit werkafsprakenboek toegevoegd (2.6). - Verantwoordelijkheden Program Manager en Contract Manager toegevoegd. - PRA1, PRA2 en uitvoering tollgate zijn in 1 procedure verwerkt. - Paragraaf Concurrent Operations toegevoegd. - Paragraaf Start werkbespreking vervangen door Kickoff/startwerkbespreking werkafsprakenboek (5.3). - Paragraaf Voortgangsmeeting, OH-rapportage & close out toegevoegd uit werkafsprakenboek (5.4). - Paragraaf Inzet supervisie & beheersing verschillende groepen activiteiten toegevoegd werkafsprakenboek (5.2). - Gehele hoofdstuk aangepast aan Hoofdstuk werkvergunningen werkafsprakenboek (7). - Paragraaf NAM toegangspas vervangen door algemeen (toegang tot locatie uit werkafsprakenboek( 5.5). - Werkafspraken m.b.t. gebruik telefoons op lokatie overgenomen uit werkafsprakenboek (5.13). - Tekst aangepast op basis werkafspraken met chemische informatie werkafsprakenboek (5.8). - Nieuwe grenswaarden voor benzeen opgesteld. - Werkafspraken met reststoffen en equipement dat site verlaat toegevoegd uit werkafsprakenboek (5.10). - Reddingsplan bij werken op hoogte toegevoegd - De specificatie “Requirements for temporary electrical installations toegevoegd. - Nieuwe procedure: Als slangen of slang samenstellen gebruikt worden, dient door visuele inspecties en herkeuren vastgesteld te worden of slang samenstellen nog aan de essentiële veiligheidseisen voldoen. Hierbij dient de richtlijn slangen specificatie en management gevolgd te worden. - Nieuwe procedure: Toepassing van toegangs- en positioneringtechnieken met lijnen. Bij het toepassen van toegangs- en positioneringtechnieken met lijnen en daarbij horende reddingmethodes moeten voorwaarden gesteld worden om veilig te kunnen werken. Duidelijkheid dient verschaft te worden voor de te nemen acties, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle bij de toegangs- en positioneringtechnieken met betrokken partijen en/of personen. - Nieuwe procedure: Verwijderen van asbesthoudende pakkingen toegevoegd. - Paragraaf algemeen toegevoegd. - Bepalen maatregelen op basis zone-indeling en instructie Omgaan met tijdelijke ontstekingsbronnen. - Motor dient uitgeschakeld te worden, tenzij deze voor de werkzaamheden benodigd is. - Instructie verreiker en heftruck op openbare weg toegevoegd.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 3 of 86
11.2
-
12.2 12.3 12.4
-
14.4
-
15.1
-
15.2
-
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Flowchart communicatie aangepast met melding aan HSE geconsigneerde NAM door LVP. LSR Working at Height en Induction Slide Pack English toegevoegd. Soft skills safety kritische functies toegevoegd Deltalinq vervangen door Nam instructie DVD en NAM instructie DVD toegevoegd. Guidelines for Disciplinary measures and investigation process in NL toegevoegd JP 434 M 27JUL LJU-AMS HS1 0715 0915egd. Subcontractormanagement wordt beschreven in Subcontractor Management Plan. Wordt naar verwezen. Opstellen actiejaarplan op basis performance en behaviour subcontractor toegevoegd.
Date : 18-9-2013 Page: 4 of 86
INDEX HSEW BEHEERSPLAN INDEX HSEW BEHEERSPLAN ................................................................................................................... 5 1 DOELSTELLING EN OPBOUW VAN HET HSEW BEHEERSPLAN. ........................................ 10 1.1 Doelstelling. .................................................................................................................................. 11 1.2
Werkzaamheden GLT-PLUS. ....................................................................................................... 12
1.3
Opbouw van het HSEW Beheersplan. ......................................................................................... 12
2 2.1
HSEW BELEID EN ORGANISATIE. ........................................................................................... 14 HSEW Beleidsverklaring. ............................................................................................................. 15
2.2
Execution organisatie van activiteiten op site. ............................................................................. 16
2.3
HSEW support. ............................................................................................................................. 17
2.4
NAM – GLT-PLUS Interface. ........................................................................................................ 18
2.5
HSEW verantwoordelijkheden in de lijnorganisatie. ..................................................................... 18
2.6
Organisatie van de HSEW afdeling. ............................................................................................. 22
3 3.1
RISICOBEHEERSING OP LOCATIE. ......................................................................................... 23 Flowchart Risicobeheersing op locatie. ........................................................................................ 24
3.2
Introductie ..................................................................................................................................... 25
3.2.1
Voorbereiden. ........................................................................................................................ 25
3.2.2
Doelstellingen. ....................................................................................................................... 25
3.2.3
Concurrent Operations. ......................................................................................................... 25
3.2.4
Milestones kalender en 90-dagen plan. ................................................................................ 25
3.3
Voorbereiding uitvoering Prioriteit 1 werkzaamheden.................................................................. 26
3.3.1
Prioriteiten. ............................................................................................................................ 26
3.3.2
Algemeen Goal Zero Plan. .................................................................................................... 26
3.3.3
Aanvragen werkvergunning bij storingen. ............................................................................. 26
3.3.4
Risico’s door interactie van werkzaamheden. ....................................................................... 26
3.3.5
Verstrekken werkvergunning. ................................................................................................ 26
3.3.6
Uitvoering. ............................................................................................................................. 26
3.4
Voorbereiden werkzaamheden buiten shutdown. ........................................................................ 27
3.4.1
Preventief, Correctief onderhoud en Modificaties. ................................................................ 27
3.4.2
Algemeen Goal Zero Plan. .................................................................................................... 27
3.4.3
Opstellen werkpakketten en aanvragen werkvergunningen. ................................................ 27
3.4.4
Veiligstelplan. ........................................................................................................................ 27
3.4.5
Mini Project Risico Analyse (PRA). ....................................................................................... 27
3.4.6
Definitieve werkpakketten. .................................................................................................... 27
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 5 of 86
3.4.7
Definitief Veiligstelplan. ......................................................................................................... 28
3.4.8
Uitvoering. ............................................................................................................................. 28
3.5
Voorbereiden werkzaamheden tijdens shutdown. ....................................................................... 28
3.5.1
Shutdownmap, projectmap.................................................................................................... 28
3.5.2
Projecten. .............................................................................................................................. 28
3.5.3
Design en Engineering. ......................................................................................................... 28
3.5.4
Selectie Subcontractors. ....................................................................................................... 29
3.5.5
Goal Zero Plan. ..................................................................................................................... 29
3.5.6
Project Risico Analyse (PRA 1 en PRA 2). ........................................................................... 30
3.5.7
Planning................................................................................................................................. 30
3.5.8
Opstellen werkpakketten en aanvragen werkvergunningen. ................................................ 30
3.5.9
Veiligstelplan. ........................................................................................................................ 30
3.5.10
Werkveiligheidsplan. ............................................................................................................. 31
3.5.11
Uitvoering. ............................................................................................................................. 31
3.6
Uitvoering werkzaamheden op locatie. ........................................................................................ 31
3.6.1
Tollgate , alleen tijdens shutdown. ........................................................................................ 31
3.6.2
Veiligstellen van de installatie. .............................................................................................. 31
3.6.3
Vrijgave op de werkplek. ....................................................................................................... 31
3.6.4
Kick-off/Startwerkbespreking. ................................................................................................ 31
3.6.5
Voortgangsmeeting, OH rapportage & Close out. ................................................................. 32
3.6.6
Instructies. ............................................................................................................................. 32
3.6.7
Werkvergunning. ................................................................................................................... 32
3.6.8
Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA). ................................................................................ 32
3.7
Inzet supervisie & beheersing voor de verschillende groepen werkzaamheden. ........................ 33
4 4.1
NAM WERKVERGUNNINGEN SYSTEEM. ................................................................................ 36 Algemeen. .................................................................................................................................... 37
4.2
Urgent en niet planbaar werk. ...................................................................................................... 37
4.3
Rol Site Coördinator. .................................................................................................................... 37
4.4
Doornemen risico’s en beheersmaatregelen. .............................................................................. 37
5 5.1
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN. ....................................................................... 38 Flowchart Persoonlijke beschermingsmiddelen. .......................................................................... 39
5.2
Algemeen. .................................................................................................................................... 40
5.3
Arbeidshygiënische strategie. ...................................................................................................... 40
5.4
Voorschriften op NAM locatie. ...................................................................................................... 40
5.5
Definities. ...................................................................................................................................... 41
5.6
Doel van Persoonlijke Beschermingsmiddelen. ........................................................................... 41
5.6.1
Verantwoordelijkheden en basisprincipes. ............................................................................ 41
5.6.2
Persoonlijke beschermingsmiddelen. .................................................................................... 42
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 6 of 86
6 6.1
TOEGANGS- EN GEDRAGSREGELS OP NAM LOCATIE. ...................................................... 43 Algemeen. .................................................................................................................................... 44
6.2
Melden van toegang op onbemande On Shore locaties. ............................................................. 45
6.2.1
Melding tijdens normale werkuren (8.00 -1 8.00 uur)............................................................ 45
6.2.2
Melding buiten normale werkuren (18.00 - 08.00 uur en weekends). ................................... 45
6.2.3
Melding tijdens shutdowns. ................................................................................................... 45
6.2.4
Melding bij consignatie. ......................................................................................................... 45
6.2.5
Medewerker niet bereikbaar of geen opvolging geven aan meldingsfrequentie. .................. 45
6.3
Het aan- en afmelden van werkzaamheden op bemande locaties. ............................................. 45
6.3.1
Standaardmeldprocedure. ..................................................................................................... 45
6.3.2
Meldingen bij Well Services werkzaamheden. ...................................................................... 45
6.3.3
Melding door personeel in consignatie. ................................................................................. 45
6.3.4
Personeel van subcontractors en tankwagen chauffeurs. .................................................... 46
6.4
Alleen werken op locatie. ............................................................................................................. 46
6.4.1
Voorwaarden: ........................................................................................................................ 46
6.4.2
Aanvraag en autorisatie voor alleen werken op locatie. ....................................................... 46
6.4.3
Aanvullende beheersmaatregelen......................................................................................... 46
6.5
Gebruik van telefoons op locatie. ................................................................................................. 46
6.6
Behandeling klachten. .................................................................................................................. 47
6.7
Melding van security incidenten. .................................................................................................. 47
6.8
Bezoek van derden aan een NAM locatie. ................................................................................... 47
6.9
Contact met derden. ..................................................................................................................... 47
7 7.1
WERKEN MET EN BLOOTSTELLING AAN GEVAARLIJKE STOFFEN EN CHEMICALIEN. . 48 Algemeen. .................................................................................................................................... 49
7.2
Gebruik van chemicaliën op NAM locaties. .................................................................................. 49
7.3
Carcinogene Stoffen. .................................................................................................................... 49
7.3.1
Blootstelling aan Benzeen. .................................................................................................... 49
7.3.2
Blootstelling aan Kwik. .......................................................................................................... 50
7.3.3
Asbest verdacht materiaal en/of keramische vezels. ............................................................ 51
7.3.4
Straling. ................................................................................................................................. 51
7.3.5
(Rest)stoffen uit de installaties. ............................................................................................. 52
8 8.1
MILIEUZORG. .............................................................................................................................. 53 Algemeen. .................................................................................................................................... 54
8.2
Chemicaliën en afvalstoffen. ........................................................................................................ 54
8.3
Afvoer van chemicaliën en afvalstoffen. ....................................................................................... 54
8.4
Opvolging van vloeistoflekkages op en buiten onshore locaties. ................................................. 54
9 9.1
VEILIG WERKEN OP LOCATIES. .............................................................................................. 55 Inleiding. ....................................................................................................................................... 56
9.2
Locale informatie en overlegstructuren. ....................................................................................... 56
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 7 of 86
9.3
Veiligheid- en gezondheidssignalering. ........................................................................................ 56
9.4
Instructies. .................................................................................................................................... 56
9.4.1
Slecht Weer. .......................................................................................................................... 56
9.4.2
Werkzaamheden in-of in de nabijheid van flareterrein en ventstacks................................... 57
9.4.3
Werken (aan transportleidingen) in de nabijheid van hoogspanningslijnen. ......................... 57
9.4.4
Het omgaan met tijdelijke ontstekingsbronnen. .................................................................... 57
9.4.5
Het voorkomen van pyrofore ontbranding. ............................................................................ 57
9.4.6
Flensverbindingen en pipe clamp connectors. ...................................................................... 57
9.4.7
Hijs en hefactiviteiten op NAM locatie. .................................................................................. 58
9.4.8
Werken op hoogte (vanaf 1.8 meter hoogte). ....................................................................... 58
9.4.9
Reddingsplan bij werken op hoogte……………………………………………………………….58
9.4.10
Uitwisselen van druk/vacuüm beveiligingen (VPRV) op opslagtanks etc. ............................ 59
9.4.11
Elektrische veiligheid. ............................................................................................................ 59
9.4.12
Graafwerkzaamheden. .......................................................................................................... 60
9.4.13
Werken in Besloten Ruimten. ................................................................................................ 60
9.4.14
Slangen Specificatie en Management ................................................................................... 60
9.4.15
Toepassing van toegangs- en positioneringtechnieken met lijnen. ...................................... 60
9.4.16
Verwijderen van asbesthoudende pakkingen ....................................................................... 60
10 10.1
VOERTUIGEN OP LOCATIE EN STANDAARD VOOR WEGTRANSPORT. ............................ 61 Voertuigen op locatie. ................................................................................................................... 62
10.1.1
Algemeen. ............................................................................................................................. 62
10.1.2
Voorwaarden aan voertuigen op locatie. ............................................................................... 62
10.1.3
Verlenen van toegang tot de locatie. ..................................................................................... 62
10.1.4
Verblijf op de locatie. ............................................................................................................. 62
10.1.5
Parkeren van voertuigen. ...................................................................................................... 63
10.1.6
Explosieve en radioactieve stoffen. ....................................................................................... 63
10.1.7
Transport op locatie. .............................................................................................................. 63
10.1.8
Laden en Lossen. .................................................................................................................. 63
10.1.9
Aftanken op locatie. ............................................................................................................... 63
10.1.10
Stallen van voertuigen buiten werktijd. .................................................................................. 64
10.1.11
Verlaten van de locatie. ......................................................................................................... 64
10.1.12
Melden van gestalde voertuigen. .......................................................................................... 64
10.2
Standaard voor wegtransport. ...................................................................................................... 64
10.3
Beleid transport en aanverwante diensten. .................................................................................. 64
10.4
Verreiker en heftruck op de openbare weg. ................................................................................. 64
11 11.1
INCIDENTEN................................................................................................................................ 65 Flowchart Incidenten rapportage en onderzoek. .......................................................................... 66
11.3
Inleiding. ....................................................................................................................................... 68
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 8 of 86
11.4
Melding. ........................................................................................................................................ 68
11.4.1
Onveilige situaties/handelingen............................................................................................. 68
11.4.2
Interne melding Incidenten. ................................................................................................... 68
11.5
Incidentenonderzoek. ................................................................................................................... 69
11.5.1
Incidenten zonder letsel, schade en/of gevolgen voor reputatie. .......................................... 69
11.5.2
Incidenten met letsel, schade en/of gevolgen voor reputatie. ............................................... 69
11.6
Maandrapportage en jaarlijkse overall analyse. ........................................................................... 71
12 12.1
HSEW VOORLICHTING, OPLEIDING, TRAINING, INSTRUCTIES EN KEURINGEN. ............. 72 HSEW voorlichting, opleiding en training ..................................................................................... 73
12.2
Competentievereisten stafmedewerkers. ..................................................................................... 73
12.3
Soft Skills safety critical functies. ................................................................................................. 73
12.4
Competentievereisten voor toegang NAM-locatie. ....................................................................... 73
12.5
Specifieke competentie-eisen ...................................................................................................... 74
12.6
HSEW instructie op locatie: Kick Off. ........................................................................................... 75
12.7
HSEW communicatie op locatie. .................................................................................................. 75
12.8
Medische keuringen en onderzoeken, arbo-arts, vervangend werk. ........................................... 76
13 13.1
VOORBEREIDING OP NOODSITUATIES. ................................................................................. 77 Noodprocedures kantoor de Vosholen 97. ................................................................................... 78
13.2
Noodprocedures op locatie. ......................................................................................................... 78
14 14.1
HSEW BEWUSTZIJN. ................................................................................................................. 79 HSEW Overleggen. ...................................................................................................................... 80
14.2
Behaviour Based Programme (BBP)............................................................................................ 80
14.3
Beloningsbeleid. ........................................................................................................................... 80
14.3.1
Individuele beloning. .............................................................................................................. 80
14.3.2
Beloning per locatie of per subcontractor. ............................................................................. 80
14.3.3
Beloning alle GLT-PLUS medewerkers. ............................................................................... 81
14.4
Correctiebeleid. ............................................................................................................................ 81
15 15.1
AUDITS, INSPECTIES, EVALUATIES EN WERKPLEKBEZOEKEN. ....................................... 82 HSEW Audits. ............................................................................................................................... 83
15.2
HSEW inspecties. ......................................................................................................................... 83
15.3
SMAT-ronden. .............................................................................................................................. 83
15.4
Projectevaluatie, HSEW Close Out Rapport. ............................................................................... 84
16 16.1
HSEW INKOOP- EN (SUB)CONTRACTINGBELEID . .............................................................. 85 HSEW (sub)contractor beleid. ...................................................................................................... 86
16.2
Subcontractor jaar actieplan. ........................................................................................................ 86
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 9 of 86
1 DOELSTELLING EN OPBOUW VAN HET HSEW BEHEERSPLAN.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 10 of 86
1.1 Doelstelling. GLT-PLUS vof is een consortium met de volgende consortium partners: Stork Industry Services BV, Jacobs Nederland BV, Siemens Nederland NV, Siemens Nederland NV locatie Oost te Hengelo en Yokogawa Europe Solutions BV. GLT-PLUS is per 1 januari 2010 een langdurig contract aangegaan met de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) voor het leveren van geïntegreerde dienstverlening ten behoeve van de productiefaciliteiten van het Gasveld Groningen. GLT-PLUS is VCA Petrochemie gecertificeerd en zal dit tijdens de looptijd van het FDAG contract met NAM blijven. Tevens heeft GLT-PLUS een Management Systeem conform de ISO 9001 standaard. NAM is verantwoordelijk voor de V&G coördinatie bij uitvoering van activiteiten op niet aan GLT-PLUS overgedragen gebied. GLT-PLUS heeft hierin een aantal specifieke HSEW-taken. Dit HSEW Beheersplan is bedoeld voor GLT-PLUS, consortium partners en (sub)contractors voor alle onder GLT-PLUS management uit te voeren werkzaamheden. Het Beheersplan en de onderliggende documenten beschrijven de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden ten aanzien van HSEW voor de verschillende betrokken partijen. Het HSEW Beheersplan is een onderdeel van het GLT-PLUS Management Systeem. Per datum van de vaststelling van dit document komen alle procedures die niet in overeenstemming zijn met dit HSEW Beheersplan te vervallen. Aanpassingen verlopen via het updaten van de tekst van het HSEW Beheersplan zelf. De laatste versie van het HSEW Beheersplan wordt steeds aangeboden via GLT-PLUS internet en intranet. Van geprinte versies zijn alleen de documenten die voorzien zijn van het laatste versienummer geldig. Afwijken van het HSEW Beheersplan is alleen toegestaan na vaststelling van die afwijking in het Managementteam van GLT-PLUS. De specifieke afspraken over de afwijking worden schriftelijk vastgelegd. In het HSEW Beheersplan zijn de HSEW voorwaarden verwerkt uit het contract tussen NAM en GLTPLUS en de bijbehorende interface documenten.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 11 of 86
1.2 Werkzaamheden GLT-PLUS. Werkzaamheden die onder GLT-PLUS verantwoordelijkheid worden uitgevoerd zijn verdeeld in: Preventief onderhoud (geplande activiteiten). Correctief onderhoud/call out (ad hoc activiteiten). Modificaties. Projecten. Front end engineering en design. Per geplande activiteit wordt een gedetailleerde werkplanning gemaakt en worden werkpakketten samengesteld. Indien consortium partners, (sub)contractors of leveranciers werkzaamheden uitvoeren op locatie onder de verantwoordelijkheid van GLT-PLUS, dan dienen zij zich te conformeren aan dit HSEW Beheersplan. Indien er locatiespecifieke HSEW aspecten zijn, dan zullen deze locatiegebonden worden uitgegeven. Deze dienen dan in aanvulling op dit HSEW Beheersplan te worden gebruikt. De consortium partners zijn verantwoordelijk voor het informeren van en communiceren met de eigen (sub)contractors over alle geldende HSEW regels en procedures. Daar waar in het vervolg van dit HSEW Beheersplan wordt gesproken over (sub)contractors worden daarmee tevens de consortium partners bedoeld, en ook leveranciers zodra deze op locatie werkzaamheden uitvoeren. 1.3 Opbouw van het HSEW Beheersplan. Dit HSEW Beheersplan is in de context van VCA te beschouwen als de schriftelijke weergave van het HSEW Beheersysteem van GLT-PLUS. Het HSEW Beheersplan is opgebouwd conform het “Plan-Do-Check-Act” (PDCA) model. Naar aanleiding van leerpunten uit analyses, van o.a. incidenten, zal het HSEW Beheersplan minimaal eenmaal per jaar worden aangepast door de HSEW Officer onder verantwoordelijkheid van de Managing Director. Het HSEW Beheersplan is modulair opgebouwd. De hoofdstukken zijn zo ingedeeld dat zij ieder een onderdeel van het HSEW managementsysteem beschrijven. Het is niet voor iedere discipline noodzakelijk op de hoogte te zijn met alle hoofdstukken en onderliggende instructies van dit beheersplan. Op basis van de titels van de hoofdstukken is voor iedere discipline, getracht inzichtelijk te maken welke onderwerpen voor hen relevant zijn. Onderstaand overzicht geeft de samenhang tussen de verschillende stappen in het PDCA-model en de hoofdstukken in dit HSEW Beheersplan weer.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 12 of 86
Figuur 1.1 Toepassing van het Plan-Do-Check-Act model in het HSEW MS.
HSEW-beleid (plan)
Uitvoering van het werk. (do)
Evaluatie / rapportage (act)
Toezicht (Check)
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 13 of 86
2 HSEW BELEID EN ORGANISATIE.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 14 of 86
2.1 HSEW Beleidsverklaring. Deze beleidsverklaring is ondergeschikt aan de algemene GLT-PLUS beleidsverklaring als opgenomen in het Management Manual. Het beleid van GLT-PLUS is er op gericht dat haar activiteiten op een zodanige wijze plaatsvinden dat incidenten/ongevallen en onnodige belasting van het milieu worden voorkomen en dat voldaan wordt aan de relevante arbo- en milieuwetgeving. Doelstelling van GLT-PLUS is om een gezonde, veilige en prettige werkomgeving te realiseren en het milieu te ontzien. De volgende beleidsprioriteiten zijn vastgesteld, welke in de gegeven volgorde door iedereen moeten worden gevolgd bij het nemen van beslissingen: 1. Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu (VGWM oftewel HSEW) 2. Kwaliteit / Technische Integriteit 3. Planning 4. Budget / -voorspelbaarheid. Alle activiteiten dienen systematisch te worden geïdentificeerd om het bijbehorend risiconiveau te bepalen. Vervolgens dient dit risico, waar nodig door extra maatregelen, tot het laagst praktisch haalbare veilige niveau te worden gereduceerd. Hierbij hebben maatregelen aan de bron de hoogste prioriteit. Een ieder heeft het recht en de plicht om activiteiten niet te beginnen of te stoppen als de werkzaamheden niet verantwoord kunnen worden uitgevoerd. Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu zijn primaire, niet te delegeren verantwoordelijkheden van de lijn en dienen als zodanig te zijn vastgelegd in de individuele taakomschrijvingen. Daarnaast blijven alle personen die werkzaam zijn voor GLT-PLUS individueel verantwoordelijk voor hun eigen handelen. In het management systeem zijn de benodigde maatregelen vastgelegd om het beleid te realiseren, te implementeren en te controleren op naleving. Daarnaast zullen er specifieke VGWM doelstellingen worden geformuleerd in het HSEW Beleidsplan. Het HSEW Beleidsplan wordt geëvalueerd en aangepast, o.a. op basis van analyses van (bijna) incidenten en meldingen van onveilige handelingen / situaties maar ook op basis van voortschrijdend inzicht, de stand der techniek en wet- en regelgeving. Het HSEW beleid wordt ten behoeve van de interne organisatie en (sub)contractors praktisch vertaald in het HSEW Beheersplan. Dit HSEW Beheersplan wordt minimaal eenmaal per jaar bijgesteld aan de hand van de resultaten van reviews en/of andere feedback. Op die manier wordt continue verbetering van het beheersysteem geborgd. GLT-PLUS heeft haar HSEW management systeem gecertificeerd conform de VCA Petrochemie checklist en zal VCA gecertificeerd blijven gedurende de looptijd van het contract met NAM. Alle leidinggevenden zullen het bovenstaande beleid uitdragen en dienen er persoonlijk voor te zorgen en er op toe te zien dat dit door iedereen begrepen en nageleefd wordt. Dit betreft niet alleen de eigen medewerkers, maar allen die onder verantwoordelijkheid van GLT-PLUS werkzaamheden verrichten. GOAL ZERO, We Care !
Tom Smole Managing Director
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 15 of 86
2.2 Execution organisatie van activiteiten op site. V&G coördinatie NAM op locatie: De NAM is eigenaar van de installatie en conform het arbeidsomstandighedenbeleid van de mijnbouwwet verantwoordelijk voor de V&G coördinatie van de betreffende locatie waar werkzaamheden door derden worden uitgevoerd. De veiligheid en gezondheid tussen de verschillende uitvoerende partijen (waarvan GLT-PLUS één partij is) op locatie wordt door de NAM gecoördineerd en is de NAM verantwoordelijk is voor het aanbieden van een veilige werkplek. De VG- coördinatie stimuleert deze samenwerking en ziet bovendien namens de NAM toe op de (interactie) risico’s van de samenvallende werkzaamheden. De uitvoering berust op een aantal principeafspraken: 1. Eenhoofdige leiding m.b.t. veiligheid op site. 2. Vaste één-op-één communicatielijnen. 3. Consistente uitvoeringslijn (voor alle soorten werk). V&G coördinatie GLT-PLUS op locatie: GLT-PLUS draagt zorg voor de kennisdeling, de algehele naleving en de coördinatie van de NAM geldende V&G voorwaarden & - regels. Dit geldt voor alle werknemers die werkzaamheden in opdracht van de uitvoerende partij GLT-PLUS uitvoert. Elke partner en subcontractor van de partner blijven, vanuit hun werkgeversrol, zelf verantwoordelijk voor het beheersen van de werkinhoudelijke risico’s op locatie.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 16 of 86
2.3 HSEW support. Binnen GLT-PLUS en NAM is duidelijk gesteld dat de verantwoordelijkheid voor HSEW beleid en realisatie in de lijn ligt. Mede hierom zijn de HSEW afdelingen van GLT-PLUS en NAM zoveel mogelijk geïntegreerd om te realiseren dat een eenduidige boodschap uitgedragen wordt en dat de HSEW doelstellingen gelijk zijn voor alle partijen. Elke area heeft een aanspreekpunt vanuit de geïntegreerde NAM / GLT-PLUS HSEW-organisatie. De HSEW-advisor levert ondersteuning op het gebied van risico bewustwording, “process safety” en het uitrollen van de gewenste veiligheidscultuur. De HSEW advisor zal per area, de area & site teams adviseren op het gebied van HSEW gerelateerde aspecten. De HSEW advisor wordt operationeel aangestuurd de GLT-PLUS Area Coördinator (AC) en de Operations Team Leader (OTL). Functioneel rapporteren de HSEW advisors aan de HSEW managers van NAM / GLT-PLUS. De HSEW adviseur maakt onderdeel uit van het site team (SC/LVP). Vanuit die rol: Ondersteunt hij bij de incident rapportages en analyses (via topset/tripot). Ondersteunt hij bij het opstellen van taak risico analyses. Ondersteunt hij het site team door voorlichting en instructie taken voor zijn rekening te nemen Is hij safety coach voor een ieder die op site werkzaam is en draagt bij tot het bereiken van de gewenste veiligheidscultuur op de area site. Begeleid hij de eventueel ingehuurde brandwacht en veiligheidskundigen tijdens hun werkzaamheden. De HSEW advisor hoeft niet altijd op site aanwezig te zijn. De HSEW advisors zijn genoemd in de area specifieke bijlage van dit document.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 17 of 86
2.4 NAM – GLT-PLUS Interface. De communicatie NAM – GLT-PLUS vindt zoveel mogelijk plaats middels geformaliseerde relaties. Binnen het Interface Manual is de communicatie tussen NAM en GLT-PLUS nader omschreven. Op HSEW gebied zijn de volgende relaties geformaliseerd:
NAM Contract Holder
GLT-PLUS Managing Director
NAM Head Operations
GLT-PLUS Execution Manager
NAM HSEW Manager
GLT-PLUS HSEW Manager
NAM Operations Team Leader (OPL)
GLT-PLUS Area Coordinator (AC)
NAM Locatie Verantwoordelijk Persoon (LVP)
GLT-PLUS Site Coordinator (SC)
2.5 HSEW verantwoordelijkheden in de lijnorganisatie. Binnen GLT-PLUS ligt de verantwoordelijkheid voor alle HSEW zaken in de lijnorganisatie zelf. In dit HSEW Beheersplan zijn uitsluitend de verantwoordelijkheden van de leden van het Management Team van GLT-PLUS benoemd. Iedere manager is vervolgens verantwoordelijk voor het in de eigen afdeling op een juiste en effectieve wijze delegeren van de HSEW lijnverantwoordelijkheid. Leidinggevenden worden tijdens jaarlijks te houden beoordelingsgesprekken onder andere op HSEWaspecten beoordeeld. Van de beoordelingsgesprekken worden verslagen gemaakt. In iedere functiebeschrijving onder de verantwoordelijkheid van GLT-PLUS worden de HSEW verantwoordelijkheden voor de betreffende functie afzonderlijk benoemd. De hieronder beschreven management verantwoordelijkheden zijn een samenvatting van de HSEW verantwoordelijkheden per genoemde functie. Voor een volledige weergave van de verantwoordelijkheden wordt verwezen naar de betreffende functiebeschrijvingen.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 18 of 86
Managing Director. De Managing Director is verantwoordelijk voor: Het autoriseren van de HSEW Beleidsverklaring. Het communiceren en implementeren van de HSEW Beleidsverklaring binnen het gehele bedrijf. Minimaal eenmaal per drie jaar of bij wijzigingen de HSEW Beleidsverklaring evalueren en actualiseren. Het vaststellen van rapportages van incidentenonderzoeken conform de vastgestelde procedure. Het evalueren van trends in incidenten en bijna-incidenten op basis van door de HSEW Afdeling aan te leveren trendanalyses. Het goedkeuren van HSEW promotiecampagnes. Het aansturen van de HSEW Officer. Het evalueren van HSEW activiteiten binnen het bedrijf. Minimaal vier maal per jaar deelnemen aan SMAT rondes. Het goedkeuren van het Asset Groningen VGWM jaarplan. Deelname aan HSEW audits en reviews conform het Asset Groningen VGWM. Het minimaal vier maal per jaar organiseren en voorzitten van een werkveiligheidsoverleg voor het managementteam van GLT-PLUS. Eerste lijnmanagers. De eerste lijnmanagers binnen het GLT-PLUS consortium zijn verantwoordelijk voor: Het invoeren van en controleren op de naleving van het GLT-PLUS HSEW Beheersplan binnen de eigen afdeling. Het communiceren en implementeren van het GLT-PLUS HSEW Beleid binnen de eigen afdeling. Het evalueren van HSEW activiteiten binnen de eigen afdeling. Minimaal vier maal per jaar deelnemen aan SMAT rondes. Deelname aan HSEW audits en reviews conform het Asset Groningen VGWM Jaarplan. Het deelnemen aan het WVO voor het GLT-PLUS managementteam. Organiseren dat binnen de eigen afdeling iedere medewerker minimaal tien maal per jaar deelneemt aan een Werkveiligheidsoverleg, eventueel gecombineerd met een afdelings- of teamoverleg. Leerpunten uit meldingen bespreken in het Werkveiligheidsoverleg. Het bijdragen aan de voorbereiding van en het deelnemen aan de GLT-PLUS HSEW Meeting. Daarnaast gelden per management functie de volgende HSEW verantwoordelijkheden. Execution Manager. Het besluiten tot TRIPOD incidentonderzoek in het geval van een groter incident. Het toezien op de verantwoorde uitvoering van alle werkzaamheden die onder GLT-PLUS verantwoordelijkheid plaatsvinden op locaties onder NAM beheer en onder eigen beheer. Het zo nodig, in overleg met de HSEW Manager en NAM Head Operations, verlenen van schriftelijke ontheffing aan (sub-)contractors die niet aan de VCA eis voldoen. Het bepalen van HSEW beloningen per locatie. Het treffen van maatregelen naar aanleiding van audits. Eindverantwoordelijk voor de uitvoering van actiepunten voortkomend uit inspecties, audits en incidentonderzoeken voor de vastgestelde close out datum. Zorgen dat er een evaluatie plaatsvindt na elke shutdown of project, leerpunten met actiepartijen besproken worden, het complete close out rapport wordt gegenereerd en actiepunten die daaruit voortkomen worden uitgevoerd voor de vastgestelde close out datum.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 19 of 86
nd
Project Manager (2 stage en NORG). Het toezien op de verantwoorde uitvoering van alle werkzaamheden die onder GLT-PLUS verantwoordelijkheid plaatsvinden op locaties onder NAM beheer en onder eigen beheer. Het zekerstellen van de implementatie binnen het project team van de afspraken zoals beschreven in het contract, het CIM en het OIM. Het zo nodig, in overleg met de HSEW Manager en NAM Head Operations, verlenen van schriftelijke ontheffing aan (sub-)contractors die niet aan de VCA eis voldoen. Het bepalen van HSEW beloningen per project. Het treffen van maatregelen naar aanleiding van audits. Eindverantwoordelijk voor de uitvoering van actiepunten voortkomend uit inspecties, audits en incidentonderzoeken gedurende het project, voor de vastgestelde close out datum. Zorgen dat er een evaluatie plaatsvindt na elk project, leerpunten met actiepartijen besproken worden, het complete close out rapport wordt gegenereerd en actiepunten die daaruit voortkomen worden uitgevoerd voor de vastgestelde close out datum. Contract Manager. Beheer van de contracten met de NAM en binnen consortium Adviseren van de lijnorganisatie bij de invulling en naleving van de contractuele verplichtingen. Risk manager. Member Commercial meeting. Member Joint Tenderboard. GLT-PLUS Tenderboard coördinator. Manager Midsize projects & Modifications Het toezien op de verantwoorde uitvoering van alle werkzaamheden die onder GLT-PLUS verantwoordelijkheid plaatsvinden op locaties onder NAM beheer en onder eigen beheer. Het zekerstellen van de implementatie binnen het project team en Modification activiteiten van de afspraken zoals beschreven in het contract, het CIM en het OIM. Het zo nodig, in overleg met de HSEW Manager en NAM Head Operations, verlenen van schriftelijke ontheffing aan (sub-)contractors die niet aan de VCA eis voldoen. Het bepalen van HSEW beloningen voor individuele medewerkers of project. Het treffen van maatregelen naar aanleiding van audits. Eindverantwoordelijk voor de uitvoering van actiepunten voortkomend uit inspecties, audits en incidentonderzoeken, voor de vastgestelde close out datum. Zorgen dat er een evaluatie plaatsvindt na elk project, leerpunten met actiepartijen besproken worden, het complete close out rapport wordt gegenereerd en actiepunten die daaruit voortkomen worden uitgevoerd voor de vastgestelde close out datum Maintenance Manager Het toezien op de verantwoorde uitvoering van alle werkzaamheden die onder GLT-PLUS verantwoordelijkheid plaatsvinden op locaties onder NAM beheer en onder eigen beheer. Het zekerstellen van de implementatie binnen de Maintenance activiteiten van de afspraken zoals beschreven in het contract, het CIM en het OIM. Het zo nodig, in overleg met de HSEW Manager en NAM Head Operations, verlenen van schriftelijke ontheffing aan (sub-)contractors die niet aan de VCA eis voldoen. Het bepalen van HSEW beloningen voor individuele medewerkers. Het treffen van maatregelen naar aanleiding van audits. Eindverantwoordelijk voor de uitvoering van actiepunten voortkomend uit inspecties, audits en incidentonderzoeken, voor de vastgestelde close out datum.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 20 of 86
Design & Engineering Manager. Het toezien op het veilig ontwerp van procesinstallaties of onderdelen daarvan m.b.t. procesintegriteit, veilig bouwen, veilig bedienen en veilig onderhouden. Eindverantwoordelijk voor de evaluatie van leerervaringen op het gebied van procesveiligheid, veilig bouwen, veilig bedienen en veilig onderhouden en het op die basis verbeteren van ontwerpen en ontwerpprocessen. Business Support Manager. Het continue verbeteren van de inrichting van business support processen, zodanig dat het veilig en gezond werken binnen en ten behoeve van GLT-PLUS optimaal wordt ondersteund. Het deelnemen aan het HSEW Management Overleg. Organiseren dat binnen de eigen afdeling iedere medewerker minimaal viermaal per jaar deelneemt aan een Werkveiligheidsoverleg, eventueel gecombineerd met een afdelings- of teamoverleg. Leerpunten uit meldingen bespreken in het Werkveiligheidsoverleg. Ongevallen met werkverzuim van GLT-PLUS personeel melden aan UWV. Het continue verbeteren van de inrichting van bedrijfsprocessen, zodanig dat de veiligheid en gezondheid van alle in die processen werkzame personen wordt gewaarborgd. Functional Focal Points (FFP). Voor de FFPs voor de GLT-PLUS partners gelden de volgende verantwoordelijkheden: Verantwoordelijk voor de naleving van GLT-PLUS HSEW beleid en voorschriften bij de uitvoering van werkzaamheden door de betreffende partner en (sub)contractors. Het bijhouden van een lijst van de (sub)contractors die door de discipline binnen het GLT-PLUS verband worden aangestuurd. Het voeren van een actief (sub)contracting HSEW management in overeenstemming met het GLTPLUS HSEW Beheersplan. Het deelnemen aan WVO’s voor het GLT-PLUS managementteam. Het deelnemen aan SMAT-rondes. Deelname aan HSEW audits en reviews conform het Asset Groningen VGWM jaarplan.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 21 of 86
2.6 Organisatie van de HSEW afdeling. De verantwoordelijkheid voor HSEW ligt in de lijnorganisatie zelf. De HSEW afdeling heeft daarbij vooral ondersteunende en adviserende taken, maar ook vervult zij een gouvernante rol Het voorbereiden van HSEW beleid en procedures. Het voorbereiden van een jaarlijks actieplan waarin opgenomen de acties voor het betreffende jaar t.b.v. de HSEW doelstellingen van GLT-PLUS. Dit jaarlijkse actieplan wordt afgestemd met NAM en opgenomen in het NAM VGWM jaarplan voor de Asset Groningen. Het registreren van HSEW informatie en het genereren van HSEW rapportages. Het bewaken van het door GLT-PLUS conformeren aan wet- en regelgeving, contractafspraken en intern vastgesteld beleid en procedures op het gebied van HSEW. Het adviseren en coachen van de lijnorganisatie bij het invullen van de HSEW verantwoordelijkheid. Het waar nodig spelen van de gouvernante rol. Bij bijvoorbeeld gevaarlijke situaties of een onvoldoende risicobeheersing heeft de area advisor de taak te interveniëren Voor de taakverdeling binnen de HSEW afdeling wordt verwezen naar de functiebeschrijvingen per HSEW functie in het organigram. Het organigram van de HSEW afdeling is als volgt. Managing Director
HSEW Manager Area Team
HSEW Back Office Area HSEW Advisor
Schema 2.3 Organigram HSEW afdeling.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 22 of 86
3 RISICOBEHEERSING OP LOCATIE.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 18-9-2013 Page: 23 of 86
3.1
Flowchart Risicobeheersing op locatie.
Doc. no : 01329875-0001 Revision : B
Date : 19-7-2013 Page: 24 of 86
3.2
Introductie
3.2.1 Voorbereiden. Met een degelijke voorbereiding wordt bereikt dat de werkzaamheden op locatie beheerst verlopen. 3.2.2 Doelstellingen. Voor wat betreft het beperken van de risico’s tijdens de uitvoering, gelden voor het voorbereidingstraject de volgende doelstellingen: Het totale voorbereidingstraject verloopt voorspelbaar voor alle betrokken partijen. Er worden geen werkzaamheden tegelijkertijd uitgevoerd die een onbeheerst risico voor elkaar opleveren (interactierisico’s). Voor zover interactierisico’s onvermijdelijk zijn, worden deze van te voren in beeld gebracht en gestructureerd beheerst. De inhoud van de werkzaamheden zijn voor alle betrokkenen volstrekt helder. Mensen, materialen en middelen zijn tijdig beschikbaar. De risico’s die verbonden zijn aan de uitvoering van de werkzaamheden, en de beheersmaatregelen die daarop moeten worden genomen, worden vooraf in kaart gebracht en gecommuniceerd. Is een van bovenstaande zaken niet aantoonbaar op orde, dan worden de werkzaamheden stilgelegd tot deze op orde zijn. Bij wijziging van omstandigheden, aanpak of inhoud van de uit te voeren werkzaamheden, dan wordt het hierboven beschreven proces opnieuw doorlopen. 3.2.3 Concurrent Operations. De Concurrent Operations richt zich op een geheel van activiteiten in een bepaald kader, terwijl de Project Risico Analyse (PRA) zich richt op de individuele activiteiten. Het uitvoeren van een Concurrent Operations is een verantwoordelijkheid van de NAM en ligt op een hoger niveau dan de PRA. De NAM dient zeker te stellen dat verschillende op zichzelf beheerste activiteiten (zoals bijv. productie, boren. projecten, duiken) gelijktijdig veilig uitgevoerd kunnen worden, ondanks dat ze in elkaars invloedssfeer kunnen liggen. Dit wordt gerealiseerd door de bestaande beheersmaatregelen uit te breiden met aanvullende maatregelen om de interactie risico’s te beheersen. G-463
Concurrent Operations
3.2.4 Milestones kalender en 90-dagen plan. Het totale voorbereidingstraject van de gehele scope wordt vooraf weergegeven in een voor de shutdowns miliestoneskalender en overige scope via de Shell ‘90 dagen filosofie’. In die documenten staat op datum weergegeven welke stap in de voorbereiding op welk moment plaatsvindt. De belangrijkste momenten zijn ruim van te voren bekend en hebben o.a. betrekking op: Het vaststellen en bevriezen van de scope. Het in kaart brengen van de interactierisico’s (PRA). Het inplannen van de werkzaamheden. Het aanleveren van de werkpakketten. De uitvoering van de werkzaamheden. Exit Tollgate. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat het gehele voorbereidingstraject voor alle betrokkenen op een inzichtelijke en voorspelbare wijze verloopt.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 25 of 86
3.3
Voorbereiding uitvoering Prioriteit 1 werkzaamheden.
3.3.1 Prioriteiten. Hoge prioriteit werkzaamheden worden onderverdeeld in: Prioriteit 1 Emergency 1 dag kunnen niet worden uitgesteld naar een geplande Onderhoudsdag of Shutdown Prioriteit 2 Urgent 2-3 dagen Prioriteit 3 Binnen 1 week 3.3.2 Algemeen Goal Zero Plan. Van de partners en (sub)contractors die binnen GLT-PLUS verband werkzaamheden op NAM locaties verrichten, wordt verwacht dat zij beschikken over een risico-inventarisatie en –evaluatie voor de standaardwerkzaamheden, inclusief de frequent voorkomende storingswerkzaamheden en de maatregelen resulterend uit deze inventarisatie en evaluatie hebben getroffen. Deze RIE is onderdeel van het Algemene Goal Zero Plan, dat 2 -jaarlijks door de partners en (sub)contractors geüpdate dient te worden. De Algemene Goal Zero Plannen worden centraal gearchiveerd door de HSEW afdeling. G-405 Goal Zero Plan. G-406 RIE. 3.3.3 Aanvragen werkvergunning bij storingen. Voor werkzaamheden bij storingen dient een werkvergunning aangevraagd te worden. Indien de discipline de aanwezigheid van een bevoegde werkvergunningaanvrager niet tijdig kan organiseren, kan de Site Coördinator (SC) de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een Taak Risico Analyse (TRA) en aanvragen van een werkvergunning van de betrokken discipline overnemen. Zie Hoofdstuk 4 Werkvergunningen G-412 Isolatie en herinbedrijfstelling pijpleidingsystemen. G-413 Richtlijnen voor locken en taggen bij veiligstellingen. 3.3.4 Risico’s door interactie van werkzaamheden. De Locatie Verantwoordelijk Persoon (LVP) of een door hem gedelegeerde NAM vertegenwoordiger beoordeelt of er in het geval bij het tegelijkertijd uitvoeren van werkzaamheden ivm de storing interacties kunnen optreden die een risico kunnen opleveren. In dit geval zal bij het verstrekken van de werkvergunning, instructie worden gegeven, hoe deze risico’s vermeden moeten worden. G-407 PRA 1&2 en Tollgate. 3.3.5 Verstrekken werkvergunning. De werkvergunning wordt door de LVP of een door hem gedelegeerd NAM vertegenwoordiger vrijgegeven en verstrekt. De LVP stelt tevens vast welke veiligstellingen uitgevoerd moeten worden. Zie Hoofdstuk 4 Werkvergunningen. G-412 Isolatie en herinbedrijfstelling pijpleidingsystemen G-413 Richtlijnen voor locken en taggen bij veiligstellingen Indien de werkzaamheden ter plaatse vanuit GLT-PLUS worden gecoördineerd door een SC zal deze de werkvergunning aftekenen voor gezien, waarna de houder mag starten met de op de werkvergunning omschreven werkzaamheden. 3.3.6 Uitvoering. Voor de verdere uitvoering van de werkzaamheden wordt verwezen naar paragraaf 3.5
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 26 of 86
3.4
Voorbereiden werkzaamheden buiten shutdown.
3.4.1 Preventief, Correctief onderhoud en Modificaties. Preventief, correctief onderhoud modificaties en projecten worden uitgevoerd op geplande Onderhoudsdagen (OH-dagen) of tijdens een shutdown. De voorbereiding van de werkzaamheden buiten een shutdown staan in dit hoofdstuk beschreven. Worden preventief en correctief onderhoud, modificaties en projecten tijdens een shutdown uitgevoerd, dan wordt de werkwijze als beschreven in paragraaf 3.6 gevolgd. 3.4.2 Algemeen Goal Zero Plan. Van de partners en (sub)contractors die binnen GLT-PLUS verband werkzaamheden op NAM locaties verrichten, wordt verwacht dat zij steeds risico-inventarisatie en –evaluatie voor de standaardwerkzaamheden, inclusief de frequent voorkomende storingswerkzaamheden beschikken en de maatregelen resulterend uit deze inventarisatie en evaluatie hebben getroffen. Deze RIE is onderdeel van het Algemene Goal Zero Plan, dat 2 -jaarlijks door de partners en (sub)contractors geüpdate dient te worden. De Algemene Goal Zero Plannen worden centraal gearchiveerd door de HSEW afdeling G-405 Goal Zero Plan G-406 RIE 3.4.3 Opstellen werkpakketten en aanvragen werkvergunningen. Door de werkvoorbereider van de betreffende discipline wordt een werkpakket voor de werkzaamheden opgesteld en worden de werkvergunningsaanvragen opgesteld, die ter goedkeuring aan de LVP van de NAM worden gezonden. De SC voert een kwaliteitscheck op de werkvergunningen uit. Zie Hoofdstuk 4 Werkvergunningen 3.4.4 Veiligstelplan. Op basis van de door de werkvoorbereiding verstrekte informatie in de werkpakketten en werkvergunningsaanvragen, stelt de LVPér een veiligstelplan op. In het veiligstelplan worden alle maatregelen gespecificeerd om mensen te beschermen tegen opgeslagen energie en gevaarlijke stoffen door het isoleren van apparatuur, het vergrendelen van beweegbare Isolatiemiddelen en het plaatsen van een label (“tag”) op elk isolatiepunt. G-412 Isolatie en Herinbedrijfstelling pijpleidingsystemen G-413 Richtlijnen voor locken en taggen bij veiligstellingen 3.4.5 Mini Project Risico Analyse (PRA). Het doel van de mini PRA is om de gevaren die ontstaan door het gelijktijdig uitvoeren van activiteiten tijdens onderhoud te inventariseren. Uitgangspunt is dat het risico aan de bron wordt aangepakt door activiteiten die interactierisico’s met zich meebrengen, uit elkaar te plannen. NAM is verantwoordelijk voor de uitvoering van de PRA trajecten. De mini PRA wordt uitgevoerd na de scope freeze en zodra de werkpakketen beschikbaar zijn. Op dat moment is bekend welke Work Orders worden uitgevoerd. De WO worden per dag geïnventariseerd en tegenover elkaar gezet om alle mogelijkheden van interactierisico’s in beeld te brengen en beheersbaar te maken. Indien extra scope wordt toegevoegd of planningswijzigingen optreden, dan wordt met betrekking tot de wijziging een extra mini PRA uitgevoerd door NAM LVP en GLT-PLUS SC. G-407 PRA 1&2 en Tollgate. 3.4.6 Definitieve werkpakketten. Na de scope freeze worden door de werkvoorbereiding van de betreffende GLT PLUS discipline de definitieve werkpakketten opgesteld. Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 27 of 86
3.4.7 Definitief Veiligstelplan. Na de Mini PRA en na opstellen van de definitieve werkpakketten stelt de LVPér het definitieve veiligstelplan op. G-412 Isolatie en Herinbedrijfstelling pijpleidingsystemen. G-413 Richtlijnen voor locken en taggen bij veiligstellingen. 3.4.8 Uitvoering. Voor de verdere uitvoering van de werkzaamheden wordt verwezen naar paragraaf 3.5.
3.5
Voorbereiden werkzaamheden tijdens shutdown.
3.5.1 Shutdownmap, projectmap. Voor iedere shutdown of project wordt een shutdownmap/projectmap samengesteld. Wat betreft HSEW wordt hierin minimaal opgenomen: Werkveiligheidsplan (NAM). Evaluatie van HSEW aspecten. Eventuele verslagen van toolboxen,. De shutdownmappen en projectmappen worden minimaal zeven jaar bewaard. 3.5.2 Projecten. Projecten worden uitgevoerd tijdens een geplande shutdown.en deels op OH-dagen. De uitvoer van projecten volgt de projectcyclus van Basic Design ->Detailed Design ->Construction ->Commissioning. In de Basic Design en Detailed Design fase worden HSEW studies uitgevoerd om tot een veilig ontwerp van de procesinstallatie te komen. In de Construction en Commissioning fase zijn de risicobeheersingmethodieken met name gericht op een veilige uitvoering van de werkzaamheden. Design en Engineering valt buiten de scope van het HSEW beheerssysteem. Ter informatie wordt het proces onder 3.5.3 op hoofdlijnen beschreven. 3.5.3 Design en Engineering. De eerste processtap is de totstandkoming van een veilig ontwerp. Sturing vindt plaats via codes en standaarden die tussen de NAM en GLT-PLUS formeel zijn vastgelegd. Het proces van Design en Engineering wordt in het kwaliteitssysteem beschreven. In dit HSEW beheersplan wordt dit proces ter informatie op hoofdlijnen beschreven. De communicatie tussen de ontwerpers en uitvoerders is van essentieel belang om in alle opzichten tot een veilig ontwerp te komen. Verdere detaillering van het proces is beschreven in de procedures en instructies voor projectmanagement binnen het kwaliteitssysteem. 3.5.3.1 Doelstellingen. De doelstellingen met betrekking tot het veilig ontwerpen van de procesinstallaties, en aanpassingen daaraan, zijn: De omgeving wordt beschermd door het voorkomen van brand, explosie en/of het vrijkomen van product. Komt alsnog product vrij, dan worden de gevolgen daarvan beperkt. De omgeving wordt daarnaast beschermd door het respecteren van veilige afstanden tijdens constructie en gebruik. De installaties zijn veilig te bouwen. De installaties zijn veilig te bedienen. De installaties zijn veilig te onderhouden.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 28 of 86
3.5.3.2 Basis for Design. In deze eerste fase wordt het programma van eisen door NAM vastgesteld en worden de uitgangspunten voor het ontwerpproces bepaald. Ten behoeve daarvan worden een tweetal HSEW studies uitgevoerd: HAZID: ten behoeve van grotere projecten wordt een HAZard IDentification studie uitgevoerd. In die studie worden de belangrijkste proces-, arbeids- en omgevingsrisico’s geïnventariseerd, die in het ontwerpproces moeten worden vermeden of beheerst. HSEW Plot review: in de eerste schetsen van het te ontwerpen productieproces wordt door de Design HSEW discipline meegekeken ten behoeve van het bepalen van de vermijding- of beheersingstrategieën voor de geïnventariseerde risico’s. 3.5.3.3 Project specificatie. De Basis for Design wordt in deze fase door GLT-PLUS uitgewerkt in procestekeningen (de zogenaamde P&ID’s). Op basis van die procesuitwerkingen worden onder andere de volgende HSEW studies uitgevoerd: HAZOP (HAZards & Operability studies): op basis van een gestructureerde werkmethode wordt in een groep van deelnemers uit diverse disciplines een kwalitatieve analyse gedaan van de risico’s van het voorgestelde proces en worden voorstellen gedaan om die risico’s te vermijden. te verminderen en te beheersen. Human Factors Analysis: bereikbaarheid en toegankelijkheid van installaties ten behoeve van bediening en onderhoud worden systematisch bestudeerd met behulp van 3D modellen. Constructability review: eventuele arbeidsveiligheidsproblemen tijdens de constructie worden zoveel mogelijk uit het ontwerp gefilterd. 3.5.3.4 Detailed Design. In deze fase worden detailtekeningen door GLT-PLUS van alle installaties uitgewerkt. Vanuit HSE Design worden de uitwerkingen gecheckt. Verder is in deze fase het ‘management of change’ belangrijk: significante aanpassingen in het ontwerp kunnen bijvoorbeeld leiden tot een hernieuwde HAZOP voor het betreffende installatiedeel. 3.5.3.5 Nazorg. In de constructiefase worden ergonomische details bewaakt en verbeteringen alsnog aangebracht, bijvoorbeeld met betrekking tot onderlinge afstanden en positioneringen, struikelobjecten in looproutes, ladders die te dicht bij de rand van een slab uitkomen, etc. 3.5.4 Selectie Subcontractors. In het hoofdstuk 16 Inkoop en Subcontractingbeleid van het HSEW beheersplan zijn de processen, procedures en instructies voor beheersing van het Subcontracting management in nader detail beschreven.. 3.5.5 Goal Zero Plan. Op basis van de door GLT PLUS verstrekte informatie stelt de subcontractor een veiligheidsplan op. Hierin zijn o.a. de volgende elementen opgenomen: De beschrijving van de scope van het uit te voeren werk. De uitgewerkte Risico Inventarisatie en Evaluatie. De te nemen en genomen maatregelen. De organisatie van de subcontractor op locatie en namen en contactgegevens van de contactpersonen. De organisatie van de bedrijfshulpverlening in lijn met de organisatie van NAM en GLT PLUS. De door de subcontractor na te leven instructies en procedures. De competenties van de medewerkers van de subcontractor, conform de Site VGWM-matrix. Het subcontractorveiligheidsplan dient door GLT PLUS te worden goedgekeurd. De subcontractor zal zijn medewerkers voor aanvang van de werkzaamheden over het veiligheidsplan voorlichten en hier een aantekening in een register van bijhouden. G-405 Goal Zero Plan.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 29 of 86
3.5.6 Project Risico Analyse (PRA 1 en PRA 2). Het doel van de PRA is om de gevaren die ontstaan door het gelijktijdig uitvoeren van werkzaamheden tijdens een onderhoudsstop te inventariseren. Uitgangspunt is dat het risico aan de bron wordt aangepakt door werkzaamheden die interactierisico’s met zich meebrengen uit elkaar te plannen. Na uitvoering van PRA 1 wordt een concept Veiligstelling & Uitvoering opgesteld. Op basis hiervan wordt het veiligstelplan en het concept uitvoeringsplan opgesteld. NAM is verantwoordelijk voor de uitvoering van beide PRA trajecten. Coördinatie en faciliteren valt onder de verantwoordelijkheid van GLT PLUS. NAM en GLT-PLUS passen in de uitvoering van het PRA traject de betreffende NAM werkinstructie uit het CMS toe: Project Risico Analyse omvangrijke en complexe activiteiten fase 1 en fase 2. De PRA wordt uitgevoerd na de scope freeze: op dat moment is bekend welke WO worden uitgevoerd. Per WO worden interactie en operationele risico’s aangegeven en beheersmaatregelen vastgesteld. De output van de PRA is een clash report met beheersmaatregelen. Het clash report is de input voor de planning. Indien scope wordt toegevoegd of planningswijzigingen optreden, dan wordt met betrekking tot de wijziging een extra mini PRA uitgevoerd door NAM LVP en GLT-PLUS SC. G-407 PRA 1&2 en Tollgate. 3.5.7 Planning. In de PRA 1 sessie wordt de PRA matrix doorgesproken. Aan de hand van de bevindingen uit deze sessie, weergegeven in een clash report, stelt de planner een concept planning op waarin hij interactierisico’s zoveel mogelijk voorkomt door de desbetreffende activiteiten uit elkaar te plannen. Tijdens de Inter Actie Planning (IAP) wordt de concept planning met NAM operations en de discipline doorgenomen. Uit de IAP resulteert de final planning. Restpunten uit de PRA, die niet in de planning worden opgelost, worden samengevat in een zogenaamde “PRA kalender”, zodat de uitvoeringsorganisatie per dag in beeld heeft welke werkzaamheden ongewenst met elkaar samenvallen. Dit betreft over het algemeen werkzaamheden die op de dag zelf afstemming nodig hebben t.a.v. het mogelijke risico uit de PRA methodiek. In de PRA 2 sessie wordt die planning besproken en wordt bepaald hoe de resterende interactierisico’s worden beheerst. Voor eventuele later toe te voegen scope, bijvoorbeeld uit bevindingen van de inspecties in de loop van een shutdown, dient een zogenaamde “mini-PRA” uitgevoerd te worden. Op basis van de uitkomsten daarvan worden aanvullende activiteiten ingepland. G-407 PRA 1&2 en Tollgate. 3.5.8 Opstellen werkpakketten en aanvragen werkvergunningen. Door de werkvoorbereider van de betreffende discipline wordt een werkpakket voor de werkzaamheden opgesteld en worden de werkvergunningsaanvragen opgesteld, die ter goedkeuring aan de LVP van de NAM worden gezonden. Zie hoofdstuk 4 Werkvergunningen. 3.5.9 Veiligstelplan. Op basis van de door de werkvoorbereiding verstrekte informatie in de werkpakketten en werkvergunningsaanvragen, stelt de LVP een veiligstelplan op. In het veiligstelplan worden alle maatregelen gespecificeerd om mensen te beschermen tegen Energie en Gevaarlijke stoffen door het isoleren van apparatuur, het vergrendelen van beweegbare Isolatiemiddelen en het plaatsen van een label (“tag”) op elk isolatiepunt. G-412 Isolatie en Herinbedrijfstelling pijpleidingsystemen.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 30 of 86
3.5.10 Werkveiligheidsplan. NAM stelt voor iedere shutdown een Werkveiligheidsplan op. Hierin worden PRA, veiligstelplan en noodprocedures opgenomen. Na uitvoering van PRA 1 wordt het concept Werkveiligheidsplan opgesteld. Als het definitieve veiligstelplan en de definitieve werkpakketten beschikbaar zijn, wordt door de NAM ook het definitieve Werkveiligheidsplan opgesteld. Het werkveiligheidsplan kan tijdens de shutdown worden ingezien op locatie. Het werkveiligheidsplan maakt onderdeel uit van de shutdown map. G-410 Werkveiligheidsplan. 3.5.11 Uitvoering. Voor de verdere uitvoering van de werkzaamheden wordt verwezen naar paragraaf 3.6.
3.6
Uitvoering werkzaamheden op locatie.
3.6.1 Tollgate , alleen tijdens shutdown. Voor aanvang van de werkzaamheden wordt in een tollgate meeting onder leiding van de NAM vastgesteld of alle kritische materialen en middelen beschikbaar zijn voor de uit te voeren scope. Ook wordt in de tollgate meeting gecontroleerd of alle werkzaamheden inhoudelijk goed zijn voorbereid en of de risico’s en beheersmaatregelen goed in beeld zijn gebracht. Bij gebreken in de voorbereiding dienen die gebreken eerst te worden hersteld, na herstel kunnen de werkzaamheden worden hervat. G-411 Het houden van een Tollgate. G-409 Uitvoeren van activiteiten op locatie. 3.6.2 Veiligstellen van de installatie. Het veiligstellen van de installatie vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de LVP en wordt conform de NAM procedures uitgevoerd. De uitvoerend medewerker is verantwoordelijk voor de visuele controle of de veiligstellingen zijn uitgevoerd. G-412 Isolatie en herinbedrijfstelling pijpleidingsystemen. G-413 Richtlijnen voor locken en taggen bij veiligstellingen. 3.6.3 Vrijgave op de werkplek. Op de eerste dag is de vrijgever en houder voor aanvang van het werk aanwezig om, op de werkplek, gezamenlijk zekerstellen dat de maatregelen zoals vermeldt op de werkvergunning daadwerkelijk zijn genomen. Indien de werkzaamheden gecoördineerd worden door een SC dient deze hier ook bij aanwezig te zijn Voor de dagen daarna bepaalt de verstrekker (LVP) de wijze van dagelijkse vrijgave. 3.6.4 Kick-off/Startwerkbespreking. Doel van de kick-off meeting is het zorgdragen dat alle partijen bij aanvang van de werkzaamheden op de hoogte zijn van het totaal pakket aan werkzaamheden dat uitgevoerd moet worden. Daarnaast wordt de status van de installatie en eventueel geplaatste veiligstellingen en procesgerelateerde risico’s in deze meeting besproken (LVP). Tenslotte komt in de meeting aan de orde op welke wijze risico’s van de werkzaamheden beheerst worden en welke job specifieke maatregelen genomen moeten worden (SC en Uitvoerder). De LVP is verantwoordelijk voor het houden van de diverse overleggen vanuit zijn rol als overall VG coördinator. Samen met de SC houdt hij mede hierom de kick off meeting voor aanvang werk. De LVP en SC houden een algemene werkbespreking / kick off meeting. Indien nodig of voor specifieke werkzaamheden zal de LVP en SC een jobspecifieke toolbox/ kick off meeting geven. Hierbij dient de uitvoerder zoveel mogelijk zelf aan het woord te laten v.w.b. technische inhoudelijkheid van de werkzaamheden en de uitvoering ervan. Personen die later op locatie komen, worden naderhand door de LVP en door de SC geïnformeerd m.b.t. de VGWM aspecten en huisregels. Voorwaarden m.b.t. betreden / vrijgave van de keten door de LVP. Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 31 of 86
In geval van op een volgende werkzaamheden (groep 1 of 2) waar geen LVP, SC mee gaat hoeft geen kickoff meeting plaats te vinden. De beheersmaatregelen zijn vastgelegd in de RIE of eenmalige TRA en worden gecommuniceerd met de uitvoerders die de werkzaamheden coördineren. De huisregels voor bezoek aan de clusters zijn vastgelegd tijdens de instructie dagen van de basecrew of worden separaat besproken met de uitvoerders indien zij geen onderdeel uitmaken van de GLT-PLUS basecrew.
3.6.5 Voortgangsmeeting, OH rapportage & Close out. Doel van het voortgangsmeeting is het bespreken van de voortgang van een shutdown alsmede het bespreken van de planning voor de aankomende dagen. Het doel van de OH rapportage is het evalueren van de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden alsmede het identificeren van eventueel CPM (Correctief werk uit Preventief Maintenance) of openstaande restpunten. Een belangrijk onderdeel van de voortgangsmeeting is de YTT Het voortgangsoverleg wordt afhankelijk van de noodzaak dagelijks op locatie gehouden tijdens de uitvoeringsweken van de shutdown met SC, LVP, en de discipline voormannen. Naar aanleiding van deze overleggen wordt de gestandaardiseerde voortgangsrapportage bijgewerkt en uitgestuurd naar de distributie lijst. Daarnaast wordt een standaard rapportage verstuurd aan het eind van een onderhoudsdag door de LVP en SC richting het volledige area team inclusief operations supervisors en/ of UGS Plant managers. Aan het eind van een werkdag dienen Site Coördinator en LVP hun uitgevoerde opdrachten te confirmeren in SAP. De bijzonderheden uit de voortgangsrapportage en YTT zullen besproken worden in de area delivery meeting of in de weekly area YTT, inclusief status uitgevoerd, mogelijke problemen en oplossingen. 3.6.6 Instructies. Indien naast de werkvergunning, aanvullende vergunningen en/of TRA andere instructies dienen te worden opgevolgd, dienen deze instructies toegankelijk te zijn voor de uitvoerend medewerker. In de startwerkbespreking, maar in ieder geval voor aanvang van de werkzaamheden, dient de uitvoerend medewerker als onderdeel van de locatie-instructie op de hoogte gebracht te worden van de voor hem van toepassing zijnde aanvullende instructies zijn. 3.6.7 Werkvergunning. De uitvoerend medewerker moet zich op de hoogte te stellen van de aanwijzingen en maatregelen die in de werkvergunning en eventueel aanvullende vergunningen zijn gegeven. Indien geen werkvergunning is vereist, moet de uitvoerend medewerker zich op de hoogte stellen van de aanwijzingen en maatregelen die in de TRA zijn vastgelegd. Zie hoofdstuk 4 Werkvergunningen. 3.6.8 Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA). Voordat de uitvoerend medewerker zijn werk aanvangt verzekerd de medewerker zich ervan of alle risico’s zijn onderkend en afdoende beheersmaatregelen zijn getroffen. Daarbij besteedt hij in het bijzonder aandacht aan mogelijke veranderingen in de omstandigheden, waarin het werk moet worden uitgevoerd. Pas na deze Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA) wordt met de uitvoering van het werk begonnen. De direct leidinggevende van de medewerker verzorgt de instructie naar de medewerker met betrekking tot LMRA. Hij ziet er op toe dat iedere medewerker voor aanvang van het werk deze instructie met de werkvergunning heeft ontvangen en voor de aanvang of heraanvang van de werkzaamheden toepast. Het ingevulde LMRA formulier wordt bij de SC en LVP ingeleverd. G-471 LMRA.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 32 of 86
3.7 Inzet supervisie & beheersing voor de verschillende groepen werkzaamheden. Het streven binnen de Asset Groningen is om met juiste werkvoorbereiding, supervisie en administratieve werkzaamheden veilig en gecontroleerd te laten uitvoeren binnen de gestelde kwaliteitseisen. Er worden nu 4 groepen van werkzaamheden gedefinieerd met ieder hun eigen voorwaarden qua werkvoorbereiding, supervisie inzet en beheersmaatregelen. De groepen zijn: Werkzaamheden groep 1; WZH waarbij de risico’s laag zijn en alleen aan het werk zelf verbonden zijn. Uitvoerder heeft risicobeheersing vastgelegd in zijn standaard RIE. De uitvoerder kan de werkzaamheden zelfstandig uitvoeren zonder werkvergunning op een onbemande locatie mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden: De werkzaamheden dienen opgenomen in de planning. Er dient een SC aangewezen te worden die op afstand de coördinatie van de activiteiten op zich neemt (ownership). De uitvoerder kan volstaan met zich alvorens de locatie te betreden, aan te melden bij de dienstdoende Operations Supervisor (OS)en telefonisch af te melden bij het verlaten van de locatie (ivm eventuele emergency response). De uitvoerder meld de werkzaamheden telefonisch af bij de aangewezen SC of WVB zodat deze de afhandeling in SAP voor zijn rekening kan nemen. De standaard RIE zijn opvraagbaar bij de SC en of LVP voor de werkzaamheden. Indien de locatie bemand is dan beslist de LVP (al dan niet in overleg met de SC) of een werkvergunning noodzakelijk is om de interactie risico’s te beheersen. Werkzaamheden groep 2; WZH waarbij risico’s steeds een vergelijkbaar karakter hebben, regelmatig voorkomen en van laag niveau zijn. De rol van de beheerder inzake risicobeheersing voor deze werkzaamheden kan worden gedelegeerd naar de uitvoerder. De uitvoerder moet voldoen aan de beheersmaatregelen zoals voor geschreven in de eenmalige TRA. De uitvoerder zal naast bekendheid met de installaties en de juiste trainingen moeten voldoen aan de specifieke competentie eisen zoals gesteld in de eenmalige TRA. In dit geval kan de uitvoerder eveneens activiteiten zelfstandig uitvoeren zonder werkvergunning op een onbemande locatie mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden: De werkzaamheden zijn opgenomen in de planning. Minimaal 1 van de mensen die de onbemande locatie bezoekt dient bekend te zijn op de locatie en vermeld te staan op de GLT-PLUS basecrew lijst (de lijst is opvraagbaar bij SC en LVP). Er dient een SC aangewezen te worden die op afstand de coördinatie van de werkzaamheden voor zijn rekening neemt (ownership). De uitvoerder moet met zich alvorens de locatie te betreden, aan te melden bij de dienstdoende OS en telefonisch af te melden bij het verlaten van de locatie (ivm eventuele emergency response). De uitvoerder moet zich telefonisch af melden bij de aangewezen SC of WVB zodat in SAP de werkzaamheden afgemeld kunnen worden. Er wordt een eenmalige TRA uitgevoerd op de werkzaamheden en mogelijke interactie risico’s. Vanuit deze TRA zijn duidelijke maatregelen vastgelegd waaraan de uitvoerder van de werkzaamheden zich dient te houden. NB de maatregelen / instructies of specifieke competentie eisen uit de TRA dienen te zijn vastgelegd in een instructie of persoonsgebonden map en dient de houder bij zich te hebben tijdens uitvoering van de werkzaamheden. (NB deze instructies / mappen dienen jaarlijks opnieuw geupdate te worden). De eenmalige TRA voor de werkzaamhedenis opvraagbaar bij de SC en/of LVP. Indien de locatie bemand is dan beslist de LVP (al dan niet in overleg met de SC) of een werkvergunning noodzakelijk is om de interactie risico’s te beheersen.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 33 of 86
Werkzaamheden groep 3; WZH waarbij risico’s steeds een vergelijkbaar karakter hebben, regelmatig voorkomen en van laag niveau zijn. De rol van de beheerder inzake risicobeheersing (inclusief vergunning vrijgave) kan NIET worden gedelegeerd naar de uitvoerder. Voor deze werkzaamheden is afgesproken dat de verstrekking en vrijgave op site gebeurt door een LVP en dat een vergunning noodzakelijk is. Wel kan besloten worden om na vrijgave van de vergunning de uitvoerder zelfstandig op locatie te laten werken (dus geen continue supervisie van de LVP/ vrijgever / SC). Gezien het herhalend karakter wordt er wel gebruik gemaakt van een eenmalige TRA waar de risicobeheersing wordt vastgelegd. NB voor de area UGS’en is geen sprake van groep 1,2 en 3 Werkzaamheden groep 4; Complexe WZH waarbij (interactie) risico’s aanwezig zijn en/of verschillende soorten risico’s kunnen optreden. De activiteiten hebben geen of een weinig vergelijkbaar karakter. De risicobeheersing is in dit geval specifiek gericht op de werkzaamheden (of op de interactie met andere werkzaamheden). Beheersing van deze activiteiten verloopt via adequate planning, deugdelijk werkpakket en een specifieke werkvergunning (al dan niet met TRA). NB meerdere activiteiten van groep 3 tegelijk uitvoeren kunnen de overall complexiteit van de werkzaamheden beïnvloeden zodat dan automatisch sprake is van groep 4 activiteiten. De rol van de beheerder inzake risico beheersing (incl vergunning vrijgave) kan NIET worden gedelegeerd naar de uitvoerder. Tevens vereist de afstemming met meerdere partijen een actievere coördinatie middels een SC. Werkafspraken over aanwezigheid LVP / SC: WZH 1 t/m 3, vinden plaats zonder SC op site. Wel is een SC beschikbaar op afstand als aanspreekpunt voor de werkzaamheden. WZH 1 t/m 2, vinden in principe plaats zonder LVP. Het aanspreekpunt op kantoor is de OPS supervisor van de betreffende area aan de NAM zijde WZH 4 of meerdere geclusterde activiteiten uit groep 3 tijdens een OH-dag, shutdown of meerdere WZH op een dag gepland zijn vinden in principe plaats met de aanwezigheid van een SC en een LVP op site. De afweging voor de aanwezigheid van een SC op site ligt ongeacht of dit onderhoud, modificaties of Projecten betreft in het area team (GLT area coördinator in overleg met OTL) Voor de UGS geldt dat er altijd een LVP aanwezig is. Voor de overige locaties geldt bovenstaande afweging. Om goed te kunnen beoordelen in welke gevallen het acceptabel is of er wel/geen LVP en of SC tijdens werkzaamheden op de locatie aanwezig is (welke vorm van toezicht minimaal vereist is), dient de invulling van de twee basis rollen van LVP/SC beoordeeld te worden per situatie. De basis rollen zijn: Het beschikbaar stellen van een “veilige werkplek” (LVP) Overall VG coördinatie (LVP) GLT-PLUS VG coördinatie (SC) Het belang van het al dan niet aanwezig moeten zijn van LVP of SC op de locatie, is of deze rollen op de juiste wijze kunnen worden vervuld. Het betekent dat de LVP / SC zelf zeker moeten kunnen stellen dat geen additionele risico’s worden gelopen door hun afwezigheid. Het is belangrijk dat dit, en eventuele maatregelen, worden vastgelegd. De mogelijkheid bestaat om activiteiten tussen LVP en SC onderling over te dragen. Van overdracht van verantwoordelijkheden kan nooit sprake zijn. Hieronder een aantal voorbeelden ter illustratie: Voorbeeld: LVP niet nodig / SC niet nodig; Het voetpad van uitgaand manifold naar mudterrein moet worden hersteld. Er zijn geen verdere activiteiten of werkzaamheden gepland, cluster is in bedrijf. De twee stratenmakers die dit gaan uitvoeren zijn bekend met de locatie. De situatie van de plant is door de LVP duidelijk gemaakt, en de details van de activiteit zijn door de SC aangegeven. Calamiteitenprocedure is duidelijk. LVP en SC gaan weg. Andere voorbeelden zijn trillingsmeting SG boosters (groep 2), inspectie arbeidsmiddelen (groep 1), controle ladders en trappen (groep 2). Voorbeeld: LVP nodig / SC niet nodig; Eenvoudige laagrisico activiteiten door één enkele discipline uitgevoerd, waarbij een proces veiligstelling noodzakelijk is. Bijvoorbeeld het vervangen van een vent afsluiter in de uitgang LTS unit.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 34 of 86
Het kan gebeuren dat de LVP initieel aanwezig is om werkvergunningen te bespreken en te verstrekken/vrij te geven en gasmetingen uit te voeren. Zijn aanwezigheid daarna niet altijd nodig. Indien er door een enkele discipline werk wordt uitgevoerd, kan dit zonder de aanwezigheid van de SC worden uitgevoerd. De SC is door de verantwoordelijke rol vanuit GLT-PLUS wel verantwoordelijk voor de coördinatie en juiste instructies van de desbetreffende uitvoerders. Dit zal dan alleen plaatsvinden bij laag risico werkzaamheden. Daarnaast is het streven om, bij dit soort activiteiten te werken met een base crew die bekend is op de GLT locaties. De namen van mensen die onderdeel van de basecrew zijn, worden jaarlijks vastgelegd in een lijst. Deze lijst wordt gepubliceerd op ODT / GLT-PLUS intranet.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 35 of 86
4 NAM WERKVERGUNNINGEN SYSTEEM.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 36 of 86
4.1 Algemeen. Voor uitvoering van maintenance, modificaties en Project activiteiten op niet overgedragen gebieden van NAM wordt gebruik gemaakt van het NAM werkvergunningsysteem. De uitvoeringsrisico's en beheersmaatregelen worden bepaald door de betrokken disciplines. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de NAM werkvergunning en indien nodig een behorende aanvullende vergunning zoals een graafvergunning, besloten ruimte vergunning, elektrisch veiligstel certificaat, reddingsplan voor werkzaamheden op hoogte en hijsplan. Binnen Groningen maakt men zoveel mogelijk gebruik van de elektronische aanvraag en verstrekking van vergunningen. In uitzonderingsgevallen kan men terugvallen op de handgeschreven vergunningen. GLT-PLUS is aanvrager en houder van de werkvergunning en NAM is verstrekker en vrijgever. Aanvragers en houders dienen de NAM werkvergunningtraining te hebben ontvangen met een geldige aantekening in hun PSL. 4.2 Urgent en niet planbaar werk. In geval van urgent en niet planbaar werk kan de uitvoerende discipline op site een werkvergunning inclusief eventueel aanvullende vergunningen, hijsplan en TRA aanvragen (mits deze over de juiste trainingen in zijn PSL beschikt). Uitsluitend in het geval van urgent werk kan de Site Coördinator de werkvergunning aanvragen, namens de discipline. Afstemming met de discipline is daarbij noodzakelijk. Het op de juiste wijze aanmaken en aanvragen van de werkvergunning inclusief eventueel aanvullende vergunningen en bijbehorende Taak Risico Analyse (TRA) is de verantwoordelijkheid van de betreffende werkvoorbereider. De aanvrager dient een goed inzicht te hebben in de uit te voeren werkzaamheden en de daarbij gepaard gaande gevaren. De desbetreffende discipline is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de werkvoorbereiding en daarmee ook voor het aanvragen van een werkvergunning. 4.3 Rol Site Coördinator. Verantwoordelijkheden van de aanvrager zoals omschreven in het werkvergunningsysteem zijn niet overdraagbaar. De Site Coördinator zal vanuit zijn coördinerende verantwoordelijkheid voor de voorbereidingen van een OH-dag en/of Shutdown de werkpakketten en werkvergunningen inzien en tekent bij vrijgave voor gezien op de werkvergunning in de daarvoor bestemde ruimte. Hiermee wordt geborgd dat de Site Coördinator op de hoogte is van de risico’s en de gemaakte afspraken tussen vrijgever en houder tijdens het vrijgeven van de werkvergunning en startmoment van de activiteit. Dit is noodzakelijk om zijn coördinerende rol t.a.v. GLT-PLUS VG coördinatie te kunnen uitvoeren. 4.4 Doornemen risico’s en beheersmaatregelen. Voor aanvang van de werkzaamheden worden de risico's en beheersmaatregelen doorgesproken middels een startwerkbespreking o.l.v. de werkvergunninghouder van de uitvoerende partij. De vergunning wordt verstrekt door de NAM LVP, de wijze waarop dit gebeurd dient afgestemd te zijn op de mate van risico en complexiteit, uitgangspunt is dat de informatie overdracht doeltreffend moet zijn richting de werkvergunninghouder. De werkvergunninghouder verplicht zich alle verkregen informatie uit de verstrekking van de werkvergunning te delen met alle personen werkzaam op de werkvergunning. G-414 Werkvergunning. G-415 Taakrisico Analyse. G-416 Werken in Besloten Ruimten. G-417 Graafwerkzaamheden. G-418 Afhandeling KLIC meldingen.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 37 of 86
5 PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 38 of 86
5.1
Flowchart Persoonlijke beschermingsmiddelen.
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN (PBM) Standaard PBM: - Veiligheidshelm (niet geel) -Veiligheidsschoenen of -laarzen -Overall of andere beschermende kleding (beperkte vlamvertraging en antistatisch) -Werkhandschoenen (op de man)
Werken onder natte tot zeer natte omstandigheden?
Hoge Druk reiniging?
Koude (gladde) weersomstandigheden?
Mechanische bewerkingen, zoals heffen, slijpen, zagen, schuren etc.?
Werken met chemicalien?
Procedure PBM §2.3 en §7.3 aanvullende eisen voetbescherming en kleding
Procedure PBM §2.3, §3.3, §4.3 en §7.3 aanvullende eisen voetoog, gehoorbescherming en kleding
Procedure PBM §2.3 en §7.3 aanvullende eisen voetbescherming, en kleding
Procedure PBM §3.3, §4.3, §5.3en §6.3 aanvullende eisen oog, gehoor- , ademhalingsen handbescherming
Procedure PBM §2.3 §3.3, §5.3, §6.3 en §7.3 aanvullende eisen voet,oog, ademhalings- , handbescherming en kleding
Contact met hete metalen spatten, thermische risico’s?
Schadelijke straling, bijv. Bij lasactiviteiten, zonlicht
Blootstelling aan stof, damp of gas?
Geluidsniveau > 80 dB(A)?
Werken op hoogte?
Procedure PBM §2.3 en §6.3 aanvullende eisen voeten handbescherming
Procedure PBM §3.3 en §6.3 aanvullende eisen oogen handbescherming
Procedure PBM §5.3 aanvullende eisen ademhalingsbescherming
Procedure PBM §4.3 aanvullende eisen gehoorbescherming
Procedure PBM §8.3 aanvullende eisen valbeveiliging
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 39 of 86
5.2 Algemeen. Ondanks de aandacht voor de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de installaties, machines en de inrichting van werkplekken in het algemeen, kunnen er omstandigheden zijn waarin de gevaren niet volledig kunnen worden geëlimineerd en waar extra bescherming van de werknemer door middel van kleding, persoonlijke beschermingsmiddelen of meet- en detectieapparatuur vereist is. De diversiteit van de belastende factoren en dus de diversiteit in maatregelen en apparatuur maakt de keuze van de juiste beschermingsmiddelen soms moeilijk. Dit document bevat informatie, zodat een verantwoorde keuze van de te gebruiken PBM’s gemaakt kan worden. Het kan ook worden gebruikt als achtergrondinformatie voor personeel van (sub)contractors. 5.3 Arbeidshygiënische strategie. Bedreigingen voor de veiligheid en gezondheid ontstaan wanneer werknemers worden blootgesteld aan een of meer risico's. Als er actie wordt ondernomen om deze risico's te beperken, is de lijnorganisatie verantwoordelijk voor de ontwikkeling en realisatie van de maatregelen voor risicobeheer. De volgende volgorde in acht worden genomen: 1. Eliminatie van het risico door het elimineren van de bron. 2. Technische aanpassingen door afscherming van de bron. 3. Organisatorische aanpassingen om de blootstelling te beperken. 4. PBM’s gebruiken en andere beschermende maatregelen als het laatste middel om mogelijke gevolgen van risico's te beperken. 5.4 Voorschriften op NAM locatie. Ontheffingen op de draagplicht van persoonlijke bescherming kan alleen worden verleend door de Bouwplaatsmanager LVP van de NAM. Ontheffingen worden vastgelegd op de werkvergunning. Specifieke aanvullende eisen met betrekking tot persoonlijke bescherming wordt vastgelegd in de werkvergunning of in onderliggende documenten zoals bijv. de Taak Risico Analyse. Op de NAM locaties zijn de volgende basis - PBM’s verplicht, tenzij anders aangegeven: Helm Veiligheidsschoenen of -laarzen. Veiligheidsbril met zijkapjes. Overall of andere vlamvertragend, antistatische beschermende kleding met lange mouwen en lange broekspijpen. De kleding dient gesloten te zijn. Werkhandschoenen: afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Minimaal worden er werkhandschoenen op de man gedragen. Verder kunnen aanvullende PBM’s verplicht worden gesteld. PBM’s dienen afgestemd te zijn op de gevaren die verbonden zijn aan de uit te voeren werkzaamheden. Ze dienen verder te voldoen aan de wettelijke normen: ze zijn voorzien van een CE-keurmerk en worden gebruikt, onderhouden en vervangen overeenkomstig de instructies van de fabrikant/leverancier. Werkkleding Op de NAM locaties is het verplicht om werkkleding te dragen die voldoet aan NEN-EN 531 (beperkte vlamvertraging) en NEN-EN-1149-1 (antistatisch). Ten behoeve van bezoekers op de locatie heeft GLT-PLUS in beperkte mate deze middelen ter beschikking. Ze zijn verkrijgbaar bij de receptie op de Vosholen 97.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 40 of 86
5.5 Definities. Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM). Met PBM bedoelen we: Beschermende kleding en een beschermende uitrusting die is ontworpen om te worden gedragen door mensen of te dienen als bescherming tegen een of meer gevaren die een bedreiging voor de veiligheid en gezondheid van deze persoon kan vormen Beschermende kleding . Is industriële kleding, die gedragen kan worden over de persoonlijke kleding, aangevuld met kledingsartikelen die een specifieke bescherming bieden. Beschermende uitrusting. Is een manier van bescherming ontworpen om te worden gedragen door mensen of als afscherming dienen, tegen een of meer gevaren die een bedreiging voor de veiligheid en gezondheid van deze persoon kan vormen. 5.6 Doel van Persoonlijke Beschermingsmiddelen. Het leveren van afdoende bescherming aan medewerkers, subcontractors en bezoekers op locaties en werkplekken tegen geïdentificeerde (bedrijfs)risico's en atmosferische omstandigheden door middel van voldoende PBM’s, voor zover de gevaren die zich niet bij de bron geëlimineerd kunnen worden. 5.6.1 Verantwoordelijkheden en basisprincipes. De verantwoordelijkheid en bevoegdheid ten aanzien van PBM’s als vastgelegd in wet-en regelgeving is als volgt: Werkgever: Stelt voldoende, passende en geschikte PBM’s met CE-markering, gratis beschikbaar op de werkplek. Zorgt voor voorlichting en opleiding in het gebruik van PBM’s. Zorgt ervoor dat de PBM’s correct worden gebruikt. Neemt disciplinaire maatregelen als werknemer weigeren de juiste PBM’s te gebruiken of deze misbruiken. Geeft door borden en markering aan welke PBM’s moeten worden gebruikt in een area. Voorziet in middelen om de PBM’s te kunnen onderhouden. Werknemers: Gebruiken de PBM’s daar waar op de juiste manier. Neemt deel aan de georganiseerde voorlichting en opleiding. Onderhouden en vervangen de PBM’s tijdig. HSEW afdeling of veiligheidskundige: Het verstrekken van informatie over het juiste gebruik van de PBM’s. Het verstrekken van advies over de aankoop en het gebruik van de PBM’s. Alleen de PBM’s opgenomen in de procedure Persoonlijke Beschermingsmiddelen mogen worden gebruikt door medewerkers. De HSEW afdeling moet advies geven in het geval een afwijking nodig is. (Sub)Contractors: (Sub)contractors zijn verantwoordelijk voor de PBM’s die ze gebruiken. Deze dienen te voldoen aan de Shell EPE minimumnormen, als vastgelegd in de procedure Persoonlijke Beschermingsmiddelen, aantoonbaar gelijk in kwaliteit en te voldoen aan de wettelijke voorschriften en normen. Elke overeengekomen afwijking wordt schriftelijk vastgelegd in het contract . De benodigde PBM’s worden door de (sub)contractor aan zijn personeel verstrekt.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 41 of 86
5.6.2
Persoonlijke beschermingsmiddelen. PBM’s nemen niet de oorzaak van het gevaar weg. De geselecteerde PBM’s en de wijze waarop deze moeten worden gebruikt, met name de duur, worden bepaald op basis van de ernst van het gevaar, de blootstelling frequentie en de kenmerken van het werkgebied van elke individuele medewerker in combinatie met de effectiviteit van de PBM’s. Een PBM is in principe bedoeld voor een enkele persoon. Wanneer de omstandigheden vereisen dat meer dan een persoon van een beschermingsmiddel gebruik moet maken, zullen passende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen de betrokken gebruikers geen gezondheidsof hygiënische problemen als gevolg hiervan ervaren. Wanneer door blootstelling aan verschillende gevaren, meerdere PBM’s tegelijkertijd gedragen dienen te worden, moeten deze PBM’s op elkaar zijn afgestemd tegen de gevaren, zelfs bij een gezamenlijke blootstelling. Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen gevaar naar een andere locatie overdragen. Zo kunnen giftige chemische stoffen in schoenen of kleding binnendringen en (onbewust) worden overgebracht naar kantoren, kantines, auto's of huizen. De PBM’s mogen alleen worden gebruikt voor de beoogde doeleinden. Deze moeten worden gebruikt volgens de gebruiksaanwijzing.
G-419 Persoonlijke Beschermingsmiddelen
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 42 of 86
6 TOEGANGS- EN GEDRAGSREGELS OP NAM LOCATIE.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 43 of 86
6.1 Algemeen. Algemene afspraken m.b.t. toegang tot een Groningen locatie zijn: De toegangscontrole is een verantwoordelijkheid van de beheerders (operaties) Bij betreding locatie altijd melden bij dienstdoende LVP Voor toegangsverlening moet aan de minimale toegangseisen (minimale competenties om een locatie te betreden) voldaan worden. GLT plus dient hier t.a.v. het eigen personeel en subcontractors op toe te zien. Het verlenen van toegang (en het verlengen van toegang) tot de locaties in de Asset Groningen wordt geregeld door Security NAM Hoogezand in opdracht van de lokatie beheerders. E-mail:
[email protected]. Indien een contractor-ID Card aangevraagd moet worden, dient contact opgenomen te worden met Security NAM Assen. E-mail:
[email protected] Steekproefsgewijs wordt de geldigheid van de NAM pas en de benodigde cursussen gecontroleerd Bezoek op laten nemen in het 14-dagen plan van NAM conform “IAP Plan Entry Criteria Groningen”. In uitzonderlijke gevallen (bijv grote stops en andere grote activiteiten) kan de beheerder kiezen om met een portier te werken. Voor Norg zijn tevens speciale passen en toegangsregistratie systemen opgezet om igv calamiteiten snel te kunnen ontruimen. De werkwijze binnen de area productie clusters, Delfzijl en Pipelines en Grijpskerk (exclusief UGS Norg) is dat toegang plaatsvindt d.m.v. het tourniquet. De groepen van toegang zijn: Toegang 1: De operaties toegang. LVP, operaties personeel dat 24 uur / dag toegang heeft tot de site en bij het inloggen de site vrijgeeft / openstelt voor de workforce. De SC’ers vallen (namens de beheerder) ook binnen deze groep. Bij het passeren van het tourniquet geven deze personen de locatie automatisch na 20 sec vrij voor de workforce medewerkers uit groep 3. Toegang 2: De NAM E&M / TA toegang. Deze groep personen heeft 24 uur/dag toegang tot de site echter zij geven de lokatie niet vrij voor de workforce. Toegang 3: De workforce toegang. Betreft alle actieve passen die welkom zijn op site nadat een persoon uit groep 1 de locatie heeft vrijgegeven. NB dit betreft circa 90% van de toegangen. Toegang 4: Personen die zelfstandig toegang tot locatie (tijdens kantooruren) hebben omdat zij een persoonsgebonden map of aangemeld zijn als onderdeel van een frequent voorkomende opvolgende werkzaamheden (wzh groep 1 of 2 met een frequent karakter). Deze personen dienen op jaarbasis deze toegang aan te vragen, net zoals de instructies op jaarbasis opnieuw aangevraagd dienen te worden. NB deze toegang is ook voor het lopende jaar van aanvraag geldig. Indien men onderdeel is van een opvolgende werkzaamheden met een frequentie van minder dan 1 jaar, zal men gebruik maken van de bezoekerspas zoals hieronder beschreven. Toegang 5: Mensen die zelfstandig op site een bezoek willen brengen (bijv site survey) zonder dat de locatie is vrijgeven door een toegang 1 medewerker. In dit uitzonderlijke geval dient de toegang aangevraagd te worden aan de OPS supervisor van de betreffende area. Hij verleent de personen in kwestie toegang en door een bezoekerspas of om de persoon een tijdelijk pas met toegang voor de betreffende locatie. Om GLT PLUS medewerkers toegang tot NAM kantoren en locaties te verschaffen, is een NAM toegangspas benodigd. Hiermee beschermt de NAM haar bedrijfsmiddelen en installaties tegen ongewenste personen.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 44 of 86
6.2
Melden van toegang op onbemande On Shore locaties.
6.2.1
Melding tijdens normale werkuren (8.00 -1 8.00 uur).
Men dient zich bij aankomst en verlaten van de locatie te melden bij de controlekamer/meldkamer.
6.2.2
Melding buiten normale werkuren (18.00 - 08.00 uur en weekends).
6.2.3
Men dient zich bij aankomst en verlaten van de locatie te melden bij de controlekamer/meldkamer. Minimaal 1 keer per uur meld men zich bij de controlekamer/meldkamer (zie ook 6.2.5) Melding tijdens shutdowns. Tijdens shutdown zijn de meldingen als hierboven aangegeven van toepassing (6.2.1 en 6.2.2) Aan het begin van de dag dient men zich bij de beveiliging te melden. Op de locatie wordt een personeelslijst bijgehouden. Aan het einde van de werkdag informeert de SC de LVP van de NAM en de Area Coördinator over de verrichte en geplande activiteiten . Bij het verlaten van de locatie moet de status van de (gas)plant aan de controlekamer gemeld worden.
6.2.4 Melding bij consignatie. Wanneer een medewerker in consignatie naar een locatie geroepen wordt, dient hij zich bij aankomst en vertrek te melden bij de meldkamer/controlekamer. 6.2.5 Medewerker niet bereikbaar of geen opvolging geven aan meldingsfrequentie. Als een medewerker niet bereikbaar is en/of zich niet houdt aan de minimale meldingsfrequentie, dan zal de meldkamer/controlekamer zo spoedig mogelijk contact zoeken met de betrokkene. Indien dit niet mogelijk is zal de meldkamer/controlekamer de contactpersoon van de medewerker en LVP inschakelen, eventueel kan ook de bewaking van de NAM worden ingeschakeld. 6.3
Het aan- en afmelden van werkzaamheden op bemande locaties.
6.3.1
6.3.2
Standaardmeldprocedure. Bij aankomst en verlaten van locaties dient men zich bij de meldkamer/controlekamer te melden. Voor aanvang van werkzaamheden die de gasproductie en/of plantstatus zouden kunnen beïnvloeden en eventueel alarmen kunnen genereren dient de meldkamer/controlekamer gewaarschuwd te worden. Wanneer de werkzaamheden aan het eind van de dag niet gereed zijn en er buiten kantooruren overgewerkt wordt, moet dit aan de direct leidinggevende gemeld worden, inclusief waarschuwing aan de meldkamer/controlekamer en de beveiligingsdienst in de Asset. Meldingen bij Well Services werkzaamheden.
Alle uit te voeren werkzaamheden moeten voor aanvang aan de Controlekamer en de LVP worden gemeld: o Bij aankomst wordt de uit te voeren activiteit bij de LVP van de NAM gemeld. o Vraagt toestemming aan de Controlekamer (alleen als dit de productiecapaciteit beïnvloed) om de activiteit te mogen starten en vermeld status wijzigingen Als de werkzaamheden gereed zijn: o Meldt einde werkzaamheden aan de LVP van de NAM en de Controlekamer, met vermelding van de status van de putten en de aard van de uitgevoerde activiteit. Noot: Bijzonderheden moeten direct aan de LVP en de Controlekamer gemeld worden. 6.3.3
Melding door personeel in consignatie. Wanneer een medewerker in consignatie naar een locatie wordt geroepen, meldt hij zich bij aankomst bij de meldkamer/controlekamer. Tevens meldt hij de uit te voeren activiteiten. Bij het verlaten van de locatie meldt hij de plantstatus aan de meldkamer/controlekamer.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 45 of 86
6.3.4 Personeel van subcontractors en tankwagen chauffeurs. Personeel van subcontractors en tankwagen chauffeurs dienen zich te melden overeenkomstig de instructies die vermeld zijn op de werkvergunning. 6.4
Alleen werken op locatie.
6.4.1
Voorwaarden: Het is niet toegestaan werkzaamheden welke vermeld zijn in de bijlage uit te voeren als de medewerker alleen werkzaam is op locatie. Werkzaamheden moeten in de planning zijn opgenomen met uitzondering van ad-hoc werkzaamheden. De medewerker die alleen op een locatie werkt moet op de hoogte zijn van locatie noodplan/ veiligheidsplattegrond. Medewerkers die alleen op een locatie werken, hebben een persoonsgebonden werkmap.
G-420 Werkzaamheden die niet alleen door Contractor personeel mogen worden uitgevoerd. 6.4.2 Aanvraag en autorisatie voor alleen werken op locatie. De aanvraag voor het alleen werken op locatie moet bij de LVP van de betreffende locatie worden ingediend. De LVP bepaalt aan de hand van de bijlage of de werkzaamheden als alleen werkend mag worden uitgevoerd en bepaalt vervolgens met welke beheersmaatregelen het werk alleen mag worden uitgevoerd. In geval van shiftwerkzaamheden bepaalt de operationeel leidinggevende of deze werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd. Als de uit te voeren werkzaamheden in de bijlage verboden zijn, moeten deze onder begeleiding worden uitgevoerd. 6.4.3 Aanvullende beheersmaatregelen. Aanvullende beheersmaatregelen voor het uitvoeren van werkzaamheden door een medewerker die alleen op de locatie aanwezig is, zijn: Introductie noodplan/veiligheidsplattegrond. Melding bij en mondelinge toestemming van LVP, of een door de LVP aangewezen persoon, bij (dagelijkse) start van de werkzaamheden. Beschikbaar stellen van communicatiemiddel (Ex portofoon of Ex telefoon) voor alleen werkende. Communicatie afspraken met beveiliging en LVP. Voor het betreden van de locatie moet de alleen werkende zich aanmelden bij de beveiliging van de area. Als er zich tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden omstandigheden voordoen die duiden op een afwijkende situatie, (gas)lekkage, vreemde geur, lawaai moet contact opgenomen worden met de LVP. Bij het verlaten van de locatie dienen de toegangspoorten afgesloten te zijn en dient de alleen werkende zich af te melden bij de beveiliging en/of LVP. 6.5 Gebruik van telefoons op locatie. Met betrekking tot telefoons zijn de volgende afspraken gemaakt voor Groningen locaties: Geen non-ex telefoons op locatie. Ex telefoons alleen indien noodzakelijk voor de veilige uitvoering van de taak en met toestemming van de LVP.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 46 of 86
6.6 Behandeling klachten. Tijdens de uitvoering van de activiteiten van de NAM kan door derden (personen, bedrijven of instanties) hinder ondervonden worden. Indien een contractor klachten heeft mbt hinder door deze activiteiten of een klacht van een derde ontvangt, dient deze gemeld te worden bij de controlekamer van de NAM. De controlekamer zal de afhandeling van de klacht initieren volgens de interne procedure bij de NAM. Nadat de klacht intern door de NAM is beoordeeld, onderzocht en er eventuele structurele maatregelen zijn vastgesteld, vindt een terugkoppeling plaats vanuit de NAM naar de belanghebbende. 6.7 Melding van security incidenten. Security incidenten dienen aan de beveiligingsfunctionaris/afdeling van de NAM gemeld te worden. Zij dragen voor de verdere opvolging/afhandeling zorg. 6.8
Bezoek van derden aan een NAM locatie. Bezoekers dienen zich minimaal 24 uur van te voren aangemeld te worden bij de NAM locatiebeheerder, met vermelding van naam, reden van het bezoek, datum en tijdsduur. Nadat de bezoeker zich meldt via de intercom bij de toegangspoort zal de beveiligingsbeambte, na controle van de aanmelding in het toegangsregister, toegang verlenen aan de bezoeker en de gastheer van de bezoeker inlichten. De bezoeker mag zich alleen op de installatie begeven onder begeleiding van zijn gastheer. De bezoeker dient zelf zorg te dragen voor zijn persoonlijke beschermingsmiddelen veiligheidshelm, bril en schoenen).
6.9 Contact met derden. Op NAM locatie kunnen meerdere externe partijen aanwezig zijn, zoals: Medewerkers Staatstoezicht op de Mijnen. Milieupolitie. Dienst voor Stoomwezen. Douane en Accijnzen ambtenaren. Ambtenaren belast met toezicht op de milieuwetgeving. Medewerkers NMI. Medewerkers Gasunie. Medewerkers Shell Esso. GLT PLUS heeft met geen van de genoemde externe partijen direct contact. Alle contacten lopen via de LVP van de de NAM.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 47 of 86
7 WERKEN MET EN BLOOTSTELLING AAN GEVAARLIJKE STOFFEN EN CHEMICALIEN.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 48 of 86
7.1 Algemeen. GLT-PLUS voorkomt door het nemen van passende maatregelen dat het milieu onnodig belast wordt bij de (tijdelijke) aanvoer, opslag, gebruik en afvoer van gevaarlijke stoffen en werknemers geen schadelijke gevolgen ondervinden tengevolge van blootstelling aan gevaarlijke stoffen en chemicaliën. De (sub)contractors zullen de opslag, de dagvoorraden en het gebruik van gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk beperken. Dit allereerst door met minder schadelijke alternatieven te werken of alternatieve werkmethoden voor te stellen, en in tweede instantie door logistieke maatregelen en efficiënt gebruik. 7.2 Gebruik van chemicaliën op NAM locaties. De WIK kaart is van toepassing op gevaarlijke stoffen die door de contractors of NAM zelf op een NAM locatie worden gebruikt. In principe dient voor alle gevaarlijke stoffen indien de hoeveelheid >1 ltr/kg product verpakking betreft en het gebruik niet > dan 10kg/ltr op jaarbasis is, een WIK kaart aanwezig te zijn. Dit om aan te geven om wat voor stof het gaat en welke maatregelen genomen kunnen worden bij een spill / inademing / aanraking of ander incident. Voor stoffen/chemicaliën, welke regelmatig of continue op locatie aanwezig zijn, zullen de WIK kaarten permanent aanwezig zijn in de controle kamer (1x per jaar update). Indien een WIK kaart niet standaard op site is en wel benodigd is, dient de afdeling werkvoorbereiding via de HSEW advisor een WIK kaart aan te vragen bij de NAM Chemicaliën informatie dienst 0592 362820. Hierbij dient rekening gehouden te worden met een aanvraagperiode van 14 dgn. Voor overige werk gerelateerde stoffen/chemicaliën zal GLT-PLUS in het werkpakket moeten aangeven om welke stof het gaat en in welke hoeveelheid het op locatie aanwezig zal zijn (in dit geval stopt de afdeling werkvoorbereiding minimaal de MSDS kaart in het werkpakket). Het aanmelden van chemicaliën op NAM locaties is een verantwoordelijkheid van de discipline. Op de werkvergunning moet altijd duidelijk zijn aangegeven als er gevaarlijke stoffen worden gebruikt, ongeacht of hier een WIK voor nodig of aanwezig is. Bij twijfel of onduidelijkheid is het mogelijk dat de NAM LVP alsnog een WIK kaart wil zien. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij kleinere hoeveelheden zeer giftige stof of als er een gevaarlijke stof op meerdere locaties wordt gebruikt. Van de gebruikte chemicaliën worden door GLT PLUS overzichtslijsten bijgehouden. G-431 Chemicaliën op NAM locatie Internet Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 7.3 Carcinogene Stoffen. 7.3.1
Blootstelling aan Benzeen.
7.3.1.1 Gasmeting. De gasmeting wordt door de NAM uitgevoerd. Bij werkzaamheden waar benzeen kan worden verwacht, dient de benzeenconcentratie gemeten te worden, om zeker te stellen dat de concentratie beneden de halve grenswaarde ligt. De metingen moeten te worden uitgevoerd door een gecertificeerde gastester van NAM.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 49 of 86
7.3.1.2 Grenswaarden en Persoonlijke beschermingsmiddelen. Indien verhoogde waardes worden gemeten dienen de specifieke PBM’s gedragen te worden, zoals op de werkvergunning (TRA) vermeld. Gedurende de uitvoering van de werkzaamheden dient de concentratie gevaarlijke dampen regelmatig en bij voorkeur continu, gemeten te worden. In de WIK voor benzeen staat beschreven welke PBM’s gebruikt moeten worden. Voor benzeen is het volgende gebruik van toepassing: Gemeten waarde <0,5 ppm ≥0,5 ppm ≤10 ppm ≥0,5 ppm ≤20 ppm >10 ppm tot max 1000 pm
Niveau van bescherming Geen aanvullende PBM’s Afhankelijke adembescherming: Volgelaatsmasker met ABEKHgP3 filter, vloeistofdichte kleding en handschoenen * Afhankelijke adembescherming: Ex proof motorunit (powerpack) gekoppeld aan bijbehorend volgelaatsmasker met ABEKHgP3 filter, vloeistofdichte kleding en handschoenen * Onafhankelijke adembescherming (alleen gecertificeerd personeel) vloeistofdichte kleding en handschoenen *
G-419 Persoonlijke Beschermingsmiddelen 7.3.1.3 Aanvullende gevaren. Ook bij gereinigde installatiedelen kunnen gevaarlijke dampen vrijkomen als gevolg van verwarming van het installatiedeel door b.v. hotwork of invloed van de zon. G-430 Blootstelling aan benzeen. 7.3.2
Blootstelling aan Kwik.
7.3.2.1 Gasmeting. De gasmeting wordt door de NAM uitgevoerd. Bij het openen van installatieonderdelen die direct of indirect in contact staan of hebben gestaan met de productstroom, bestaat er een mogelijkheid op de aanwezigheid van kwikverontreiniging. Deze installatieonderdelen zijn per definitie kwikverdacht. Voorafgaand aan en tijdens het werk aan kwikverdachte installaties moeten kwikdampmetingen worden uitgevoerd, om de aanwezigheid van kwikdamp vast te stellen. Metingen moeten door gecertificeerde gastesters worden uitgevoerd. Kwikdamp moet altijd gemeten worden bij: Openen van installatiedelen. Onderhouds-, las- en snijwerkzaamheden aan installatieonderdelen die kwikverdacht of kwikverontreinigd zijn. Betreden van besloten ruimten. Indien men niet zeker is van de situatie. Wijziging van de werksituatie (bijvoorbeeld na pauze of temperatuursverhoging). 7.3.2.2 Grenswaarden en Persoonlijke Beschermingsmiddelen. De actiewaarde voor kwikdamp is gelijk aan de grenswaarde: 0,02 mg/m3. Tot 0,4 mg/m3 kan men volstaan met afhankelijke ademhalingsbescherming, daarboven moet men onafhankelijke adembescherming dragen. G-433 Blootstelling aan Kwik. G-434 Kwik urinetesten. G-419 Persoonlijke Beschermingsmiddelen.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 50 of 86
7.3.2.3 Voorlichting. Iedereen die een NAM locatie betreedt is verplicht eerst de NAM Kwik cursus (DVD) te hebben gevolgd en met goed resultaat te hebben afgesloten. 7.3.3 Asbest verdacht materiaal en/of keramische vezels. Op NAM locaties kunnen asbestmateriaal en/of keramische vezels aanwezig zijn. Deze materialen mogen alleen door gecertificeerde bedrijven worden verwijderd. Als asbest verdacht materiaal en/of keramische vezels worden aangetroffen, dient de LVP van de NAM geïnformeerd te worden. G-429 Omgaan met asbest verdacht materiaal en/of keramische vezels. 7.3.4
Straling.
7.3.4.1 Algemeen. Op NAM locaties is contact met radioactiviteit mogelijk tengevolge van blootstelling van natuurlijke radioactiviteit (Low Specific Activity (LSA)) van het product of door handelingen waarbij gebruik gemaakt wordt van radioactieve bronnen of ioniserende straling uitzendende apparatuur. Al deze werkzaamheden vinden onder toezicht en begeleiding van de NAM plaats. 7.3.4.2 LSA voorlichting en instructie. Al het personeel dat betrokken is bij LSA werkzaamheden dient voor aanvang van de werkzaamheden een goede voorlichting te krijgen en aantoonbaar de nodige mondelinge en schriftelijke instructies te hebben ontvangen. G-421 LSA voorlichting en instructie. 7.3.4.3 Hulpmiddelen voor LSA-inrichtingen. Tijdens de voorbereiding en de uitvoering van LSA werkzaamheden zijn hulp- en beschermingsmiddelen nodig. In principe worden deze middelen door de NAM aan de contractors verstrekt. In geval van tekort kan een beroep gedaan worden op de LSA kar van de NAM. G-422 Hulpmiddelen voor LSA inrichtingen. 7.3.4.4 SBD registratie. Op iedere LSA inrichting vanuit de NAM, een compleet en actueel LSA logboek beschikbaar met alle relevante bij de inrichting behorende informatie. In het LSA logboek worden de lopende zaken met betrekking tot LSA bijgehouden. G-427 SBD registratie. 7.3.4.5 Blootstelling aan straling. Bij de handelingen en activiteiten waarbij blootstelling aan straling kan plaatsvinden, dienen maatregelen getroffen te worden opdat personen niet aan een te hoge stralingsdosis worden blootgesteld. G-424 G-423
Handelingen met gesloten bronnen en straling uitzendende toestellen. Uitvoeren van werkzaamheden met laag stralingsrisico.
7.3.4.6 Reinigen op locatie van radioactief besmette installatieonderdelen en gereedschap. Bij het reinigen van radioactief besmette installatieonderdelen en gereedschap dient besmetting van personen en het ongecontroleerd verspreiden van radioactieve stoffen voorkomen te worden. Tevens dient aan de eisen zoals gesteld in de NAM Kernenergiewet vergunning te worden voldaan. G-425 Reinigen op locatie van radioactief besmette installatieonderdelen en gereedschap.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 51 of 86
7.3.4.7 Ontsmetting van personen. Het is van het grootste belang dat ontsmetting zo spoedig mogelijk plaatsvindt en dat in een zo vroeg mogelijk stadium informatie wordt verzameld om de opgelopen persoonsdosis te kunnen bepalen. Het voorval moet terstond worden gemeld. Zie hiervoor de locatie noodplan schema’s van de betreffende Asset. Geconstateerde besmettingen moeten worden aangetekend op het registratieformulier LSAwerkzaamheden. G-428 Ontsmetting van personen. 7.3.4.8
Verpakken, tijdelijke opslag en transport van radioactief besmette installatieonderdelen, afval en reststoffen. Bij het verpakken, tijdelijke opslag en transport van radioactief besmette installatieonderdelen, afval en reststoffen dienen de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen. Waardoor tijdens de bovengenoemde activiteiten geen besmetting van personen en/of omgeving kan optreden. G-426 Verpakken, tijdelijke opslag en transport van radioactief besmette installatieonderdelen, afval en reststoffen. 7.3.5 (Rest)stoffen uit de installaties. Tijdens werkzaamheden op NAM locaties kunnen gevaarlijke stoffen als kwik, benzeen, glycol, keramische vezels, asbest en aardgascondensaat vrijkomen. Ook na veiligstelling en spoelen moet bij het openen van de installatie rekening gehouden worden met het vrijkomen van deze stoffen. Voor en tijdens het openen van de installatie is NAM verantwoordelijk voor het uitvoeren van metingen naar het vrijkomen van gevaarlijke stoffen en voor het informeren van de GLT-PLUS SC en de werkvergunninghouder over de uitkomsten van die metingen. Als gewerkt wordt aan een installatie waarin gevaarlijke stoffen voorkomen dan dient dit, inclusief te nemen maatregelen, te worden omschreven op de werkvergunning en in de eventuele TRA. 7.3.5.1 Reinigen van installatiedelen. Tijdens het reinigen van installatie(delen) kan blootstelling plaatsvinden aan gevaarlijke stoffen en dienen maatregelen getroffen te worden om deze blootstelling te beheersen. Voor het reinigen van installatie(delen) dient een reinigingsplan te worden opgesteld. G-432 Reinigen van Installatiedelen. 7.3.5.2 Spoelen van installaties, apparatuur en leidingen. Tijdens het uitdrijven van gas uit het systeem kunnen op de ventilatiepunten stoffen vrijkomen waarbij er een kans is op explosies, verstikking, blootstelling aan toxische stoffen of brandwonden tengevolge van het gebruikte zuiveringsmedium. Maatregelen dienen getroffen te worden om de gevaren te beheersen. Voor het spoelen dient een spoelplan te worden opgesteld.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 52 of 86
8 MILIEUZORG.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 53 of 86
8.1 Algemeen. Het GLT-PLUS management systeem en dit GLT-PLUS HSEW Beheersplan worden zodanig ingericht dat ISO 14001 certificaat van de NAM ermee wordt ondersteund. 8.2 Chemicaliën en afvalstoffen. GLT-PLUS voorkomt door het nemen van passende maatregelen dat het milieu onnodig belast wordt bij de (tijdelijke) aanvoer, opslag, gebruik en afvoer van de stoffen. De (sub)contractors zullen de opslag, de dagvoorraden en het gebruik van deze stoffen zoveel mogelijk beperken. Dit allereerst door met meer duurzame alternatieven te werken of alternatieve werkmethoden voor te stellen, en in tweede instantie door logistieke maatregelen en efficiënt gebruik. Als de aanvoer, opslag en/of gebruik van gevaarlijke stoffen onvermijdelijk is of niet verder kan worden beperkt, gelden de volgende voorschriften: 8.3 Afvoer van chemicaliën en afvalstoffen. GLT-PLUS zal de gebruikte chemicaliën en afvalstoffen aanbieden aan NAM Operations. De stoffen dienen in de juiste verpakking, correct geëtiketteerd, voorzien van beschrijving van de inhoud en hoeveelheid te worden aangeboden. De coördinatie van reststoffen wordt binnen de Asset Groningen verzorgd door de NAM Waste Coördinator (WC). De WC is gestationeerd binnen de area Delfzijl en Pipelines en levert een dienstenpakket naar alle area’s. De service van de WC omvat het: Aanvragen met betrekking tot afvoer van reststoffen, verpakkingsmiddelen (containers, drums/vaten, enz.), bemonsteringen en transporten, Registreren van afvalstromen in de daarvoor bestemde systemen zoals SAP. Opstellen van werkorders en purchase requisities tbv Reym en Den Hartogh (binnen HRW contract). Controleren/begeleiden van afval gerelateerde werkzaamheden en auditing van contractors. Afroepen kwikvervuilde kolkenzuigers. Componenten en/of installatiedelen die direct of indirect met de gasstroom in contact hebben gestaan, dienen alvorens de site te verlaten eerst te worden vrijgegeven door NAM Operations. Vrijgave houdt o.a. in een vrijgave meting op kwik, benzeen en LSA. Voor het uitvoeren van dergelijke metingen is NAM Operations verantwoordelijk, als ook het identificeren van de componenten en/of installatiedelen met een Equipment Begeleiding Kaart (EBK). G-436 Afvoer van afvalstoffen.
8.4 Opvolging van vloeistoflekkages op en buiten onshore locaties. Vloeistoflekkages (olie, aardgascondensaat, vervuild water, chemicaliën, glycol, etc.) kunnen een verontreiniging van de bodem veroorzaken op en buiten de locatie. Middels voorzieningen en directe acties dienen de effecten van verontreiniging voorkomen, cq geminimaliseerd te worden. G-435 Opvolging van vloeistoflekkages op en buiten onshore locaties.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 54 of 86
9 VEILIG WERKEN OP LOCATIES.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 55 of 86
9.1 Inleiding. Om veilig op locatie te kunnen werken dient aan de volgende voorwaarden voldaan te zijn: Iedereen moet geïnformeerd zijn over de voorschriften en de specifieke risico’s van de werkzaamheden en de locatie. Doeltreffende veiligheid- en gezondheidssignalering dient aanwezig te zijn, om iedereen op de potentiële gevaren en eventuele te nemen maatregelen te attenderen. Dienen instructies beschikbaar te zijn met richtlijnen voor het werken bij afwijkende omstandigheden (slecht weer), gevaarlijke situaties of risicovolle handelingen. 9.2 Locale informatie en overlegstructuren. Iedereen die activiteiten op een NAM locatie gaat uitvoeren dient bekend te zijn met de algemene veiligheidsvoorschriften en de specifieke risico’s van de werkzaamheden en de locatie. Overlegvormen moeten worden afgestemd op de activiteiten, interactie en de betrokken partijen. De LVP van de NAM is verantwoordelijk voor het organiseren van: Locale instructie. Het houden van een start werk meeting. Het houden van en de frequentie bepalen van de dagelijkse werkmeeting. Dagelijks werkvoortgang meeting en de deelnemers aan deze meeting. Toolbox meeting. G-437 Locale informatie en overlegstructuren. 9.3 Veiligheid- en gezondheidssignalering. Op de NAM locatie dienen tijdelijke of permanente gevaren voor de veiligheid of gezondheid gerelateerd aan de arbeidsplaats, werkzaamheden en/of voortkomend uit een arbeidsmiddel op een doeltreffende wijze middels signalering te worden aangegeven. Iedereen is verplicht om de geboden en verboden die middels deze signalering wordt aangegeven, na te leven. Het is de verantwoordelijkheid van de NAM deze veiligheid- en gezondheidssignalering aan te brengen. Als het gevaar niet meer aanwezig is, dient de signalering direct verwijderd te worden. Het aanbrengen van de veiligheid- en gezondheidssignalering kan onder verantwoordelijkheid van de NAM, middels een mondelinge of schriftelijke instructie, aan de (sub)contractor worden gedelegeerd. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan tijdelijke signalering bij werkzaamheden, wordt bepaald in het werkvergunningvrijgave overleg tussen de vrijgever en houder. G-449 Technical Standard - Veiligheids- en gezondheidssignalering. 9.4 Instructies. Onderstaande instructies hebben betrekking op afwijkende omstandigheden, gevaarlijke situaties of risicovolle handelingen, die specifiek van toepassing zijn activiteiten op de NAM locaties of hier zeer frequent voorkomen. Daarnaast zullen (sub)contractors vele andere werkzaamheden uitvoeren, die specifiek zijn gerelateerd aan hun eigen vakgebied. De (sub)contractors zullen naast de door de NAM opgestelde instructies, aanvullend ook de specifieke werkinstructies van het eigen bedrijf naleven. Tevens dient de contractor rekening te houden met de specifieke RI&E van de contractor, afgestemd op de specifiek uit te voeren werkzaamheden 9.4.1 Slecht Weer. Slechte weersomstandigheden (onweer, wind, sneeuw en ijs) kunnen tot onveilige situaties leiden. De LVP van de NAM zal in deze situaties voorzorgsmaatregelen treffen, inclusief eventuele stillegging van het werk, om onveilige situaties te voorkomen. Indien op basis van de meerdaagse weersverwachting verwacht wordt dat geplande werkzaamheden geen doorgang kunnen vinden, en de LVP van de NAM nog geen maatregelen heeft afgekondigd, dan neemt de Discipline Lead (DL) van GLT-PLUS contact op met de LVP. Doel is om contractors en subcontractors vroegtijdig te kunnen informeren als werkzaamheden vanwege weersomstandigheden worden geannuleerd. G-440 Slecht weer werkstandaard.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 56 of 86
9.4.2 Werkzaamheden in-of in de nabijheid van flareterrein en ventstacks. Het flareterrein en ventstack is onderdeel van het beveiligingssysteem dat automatisch door het controlesysteem van de installatie geactiveerd kan worden. Hierdoor is het niet te voorspellen wanneer dit systeem in werking zal komen. Het gevaar van het werken aan het flareterrein en ventstack is dat bij een plotselinge ongecontroleerde afblaas men blootgesteld kan worden aan: Hittestraling. Verstikking door gassen. Verbranding door uitstoot brandende vloeistoffen. Lawaai door uitstromend gas. Intrede van lucht (schoorsteeneffect). Daarom mag alleen onder voorwaarden in/aan de ventstack of op het flareterrein werkzaamheden worden uitgevoerd. G-438 Werkzaamheden in- of nabijheid van Flare en Ventstacks. 9.4.3 Werken (aan transportleidingen) in de nabijheid van hoogspanningslijnen. Transportleidingen die elektrisch beïnvloed worden door hoogspanningslijnen, zijn voorzien van extra drainages (aardingen) om te hoge spanningen, ingeval van kortsluitingen in de hoogspanningslijnen, op veilige wijze af te voeren. Deze drainages voeren ook het teveel aan geïnduceerde spanning af tijdens operationele omstandigheden. Onderbreekt men deze transportleiding dan is deze drainagevoorziening gedeeltelijk onderbroken. Tijdens werkzaamheden in korte nabijheid van hoogspanningslijnen bestaat het risico dat equipment ongewenst onder spanning komt te staan. Om deze reden moet specifieke veiligheidsmaatregelen worden genomen. G-439 Het werken (aan transportleidingen) in de nabijheid van hoogspanningslijnen. 9.4.4 Het omgaan met tijdelijke ontstekingsbronnen. Op NAM locaties komen gebieden voor waarin zich in de atmosfeer brandbare stoffen (gassen) bevinden. Rondom de bron waar de brandbare stoffen kunnen vrijkomen is een zonering aangebracht, die de waarschijnlijkheid op de aanwezigheid van een ontplofbare atmosfeer aangeeft. Binnen deze zones dienen beheersmaatregelen met betrekking tot tijdelijke ontstekingsbronnen te worden genomen, om explosies te voorkomen. Werknemers dienen doeltreffend geïnformeerd zijn over de aard en risico’s van het werken in mogelijke explosieve atmosferen conform de atex eisen. G-443 Het omgaan met tijdelijke ontstekingsbronnen. 9.4.5 Het voorkomen van pyrofore ontbranding. In installaties waarin zich zwavelverbindingen bevinden, is pyrofore ontbranding direct of na enige vertraging te verwachten. Maatregelen dienen getroffen te worden om pyrofore ontbranding te voorkomen. G-444 Het voorkomen van pyrofore ontbranding. 9.4.6 Flensverbindingen en pipe clamp connectors. Flensverbindingen dienen op de juiste wijze en door gecertificeerde flensmonteurs te worden opgemaakt (volgens list SSVV risicovol werk). Een slechte flensverbinding kan leiden tot lekkages, die schade aan mens en het milieu opleveren. Het is niet toegestaan om van de richtlijnen van onderstaande procedure af te wijken. In geval van afwijkingen ten opzichte van andere (externe) instructies of richtlijnen is deze NAM procedure leidend. G-441 Flensverbindingen en pipe clamp connectors.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 57 of 86
9.4.7 Hijs en hefactiviteiten op NAM locatie. Bij hijs- en hefactiviteiten treden de volgende specifieke risico’s op: Hijsen over in gebruik zijnde installaties onder druk. Hijsen nabij hoogspanningsinstallaties. Onjuist interpreteren van de routine- /niet routinematige hijsactiviteiten. Hijsen van personeel en werken op hoogte. Onduidelijk wie verantwoordelijk is voor de hijsactiviteit. Communicatie tussen alle medewerkers die deelnemen aan de hef- en hijsactiviteit. Bij hijs- en hefactiviteiten dient men bekend te zijn met de UIE specificatie van de Group Standaard voor hef- en hijsactiviteiten, dit is de broninformatie die gevolgd moet worden bij deze activiteit. Er moet gebruik gemaakt worden van competent hijspersoneel en gecertificeerd hijsmateriaal. De kraanmachinist, hijsbegeleider/technisch specialist, de aanpikker en de Person in Charge (PIC) moeten voldoen aan de vakbekwaamheids- en opleidingseisen zoals die zijn vastgelegd in de UIE specificatie van de Group Standaard voor hef- en hijsactiviteiten. Gecertificeerd hijsmateriaal zijn voorzien van: Maximaal toegestane werklast. Een uniek identificatie nummer. Een geldige inspectiedatum. Afgekeurde of ongecertificeerde hef- en hijsuitrusting mag niet gebruikt worden (bij voorkeur door ze ongeschikt te maken voor gebruik, af te voeren of labelling en opslag). De hef- en hijsactiviteiten dienen gepland en beheerst te worden. G-446 Beleid Hijs en Hef activiteiten. G-447 Standaard hijs en hefactiviteiten. G-448 Hijs en Hefwerkzaamheden. 9.4.8 Werken op hoogte (vanaf 1.8 meter hoogte). Binnen NAM wordt een aantal algemene uitgangspunten gehanteerd, om risico’s bij werken op hoogte zoveel mogelijk te beperken. Deze zijn gebaseerd op de huidige en toekomstige wet-, regelgeving, bovenhanden en op praktijkervaring, mede opgedaan naar aanleiding van incidenten. Deze algemene uitgangspunten zijn: In het ontwerp van installaties en/of gebouwen dienen voorzieningen te zijn opgenomen waardoor het werken op hoogte tijdens constructie, onderhoud/renovatie, abandonnering/slopen en voor (gevel)reinigingswerkzaamheden zo veilig en milieubewust mogelijk kan plaatsvinden. Dakrandbeveiliging (collectieve bescherming) dient de voorkeur te hebben boven individuele valbeveiliging in de vorm van b.v. valgordels met vanglijn, of vangnetten (Arbowet). In het ontwerp voorziene permanente trappen en bordessen dienen in een zo vroeg mogelijk stadium te worden aangebracht, opdat reeds tijdens de constructiefase van deze voorzieningen gebruik kan worden gemaakt. Waar kooiladders worden toegepast, zullen voorzieningen zijn getroffen, waardoor het niet mogelijk is om tussen kooiladder en omringende (bordes)reling door te vallen naar een lager gelegen niveau. De ladder moet zijn voorzien van een keuringssticker en dient eenmaal per jaar te worden geïnspecteerd. Werken op ladders moet zoveel mogelijk worden voorkomen en is per wet vanaf 19 juli 2006 verboden (huidig VNO-NCW standpunt en toekomstige wetgeving). In plaats ladders worden bij voorkeur hoogwerkers, verreikers of (rol-, hef-, systeem-, etc) steigers toegepast. Het gebruik van een personenlift is verplicht bij bouwwerken met een werkhoogte van meer dan 15 meter (Verplichting uit Bouw CAO, alleen onshore). Alleen door NAM erkende steigerbouwers zijn gemachtigd steigers te plaatsen, wijzigen, keuren, onderhouden en verwijderen (geldt niet voor rolsteigers). Alle steigers dienen elektrisch te zijn geaard. Werkbakken zijn alleen toegestaan onder strikte voorwaarden. Gevaren en risico’s bij werken op hoogte: Vallen van hoogte en door vloersparingen.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 58 of 86
Getroffen worden door van hoogte waaiende of vallende voorwerpen. Omvallen van (rol-, hef.-)steiger door onvoldoende verankering en/of stabiliteit. Bezwijken van (rol-, hef.-)steiger door overbelasting. Ondeskundig/onbevoegd gebruik van b.v. hoogwerkers en Werkbakken: kantelgevaar, klemmen, knellen. Aanrijdgevaar van ladders, (rol)steigers en hoogwerkers. Fysieke belasting: tillen, duwen, trekken aan en beklimmen en dalen van ladders, etc. Belastende werkhouding (soms langdurig). Creëren van een zogenaamde besloten ruimte door toepassen afdekzeil. Om deze gevaren en risico's te beheersen moeten de vastgestelde veiligheid- en beheersmaatregelen worden nageleefd.
G-450 Standaard werken op hoogte (Steigerbouw – hoogwerkers - werkbakken). G-451 Steigerbouw. Internet Industriestadaard Richtlijn steigers: www.richtlijnsteigers.nl. 9.4.9 Reddingsplan bij werken op hoogte Als op hoogte wordt gewerkt en het dragen van een persoonlijk veiligheidsharnas met veiligheidslijn verplicht is, dient de (sub)contractor een reddingsplan op te stellen. Bij het werken op hoogte met een persoonlijk veiligheidsharnas met veiligheidslijn, is het risico aanwezig dat een medewerker valt en hierdoor in het harnas hangt. De medewerker kan hierbij een suspensietrauma oplopen. Ter voorkoming van het suspensietrauma dient binnen 7 minuten een redding van het slachtoffer te zijn uitgevoerd. Het reddingsplan dient de taken, verantwoordelijkheden en middelen te beschrijven om een geslaagde redding van het slachtoffer binnen 7 minuten uit te voeren. Het reddingsplan kan ook beschreven zijn in een instructie of Taak Risico Analyse (TRA). Het reddingsplan, de instructie of de TRA dient bij de werkvergunning gevoegd te zijn. 9.4.10 Uitwisselen van druk/vacuüm beveiligingen (VPRV) op opslagtanks etc. Bij het uitwisselen van druk/vacuumbeveiligingen op opslagtanks kunnen de volgende gevaren optreden: Brand- en/of explosiegevaar. Valgevaar (werken op hellend vlak op hoogte). Hydrocarbon lekkage bij tankbeschadiging. Blootstelling aan toxische stoffen. Maatregelen dienen getroffen te worden om de aan deze gevaren verbonden risico's te beheersen. G-445 Uitwisselen van druk/vacuüm beveiligingen (VPRV) op opslagtanks etc. 9.4.11 Elektrische veiligheid. De NAM is verantwoordelijk voor de veilige bedrijfsvoering en voor de aanwijzing van competente personen ten behoeve van de veilige bedrijfsvoering van elektrische installaties als omschreven in de normen NEN 3140/3840. Indien door GLT PLUS werkzaamheden worden uitgevoerd aan of nabij elektrische installaties op NAM locaties, dienen zij over de competenties te beschikken en de bevoegdheden verstrekt hebben gekregen om deze werkzaamheden te veilig te kunnen uitvoeren. In de specificatie “Requirements for temporary electrical installations” zijn de technische eisen omschreven van tijdelijke elektrische installaties op in aanbouw zijnde of definitieve gas- en/of olieinstallaties (on- en offshore) alsmede de overige installaties, gebouwen en kantoorgebouwen. Deze specificatie is van toepassing op het ontwerp, de selectie, installatie, inspectie, periodieke controle, beproeving en inbedrijfstelling, het gebruik en onderhoud van tijdelijke elektrische installaties. Deze voorschriften zijn toegestaan. G-442 Technical Standard - Electrotechnische Bedrijfsvoorschriften (Electrical Safety Rules) G-468 Requirements for temporary electrical installations.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 59 of 86
9.4.12 Graafwerkzaamheden. Graafwerkzaamheden mogen alleen onder een werkvergunning worden uitgevoerd (Zie Hoofdstuk 4 NAM werkvergunningensysteem). Alle graafwerkzaamheden dienen conform de richtlijn zorgvuldig graafproces (CROW) te worden uitgevoerd. Bij mechanische graafwerkzaamheden is een KLIC melding noodzakelijk. G-417 Graafwerkzaamheden G-418 Afhandeling KLIC meldingen 9.4.13 Werken in Besloten Ruimten. Werken in Besloten Ruimten mag alleen onder een werkvergunning worden uitgevoerd (Zie Hoofdstuk 4 NAM werkvergunningensysteem). Aan het werken in Besloten Ruimten zijn specifieke risico’s verbonden door o.a. de beperkte toegankelijkheid en het risico op een gevaarlijke atmosfeer binnen de besloten ruimte. Organisatorische en technische maatregelen dienen getroffen te worden bij het betreden van besloten ruimten. G-416 Werken in Besloten Ruimten 9.4.14 Slangen Specificatie en Management Het beleid van de NAM is er op gericht om het toepassen van slangen zoveel mogelijk te beperken. In principe dient uit veiligheidsoverweging voor het transport van media, piping te worden toegepast. Alleen daar waar piping om technische reden niet toepasbaar is, is het gebruik van slangen toegestaan. Bij een samengesteld slang moet door visuele inspecties en herkeuren vastgesteld worden of de slang in samengestelde vorm nog aan de essentiële veiligheidseisen voldoet. Hierbij dient de richtlijn slangen specificatie en management gevolgd te worden. G-466
Slangen specificatie en management.
9.4.15 Toepassing van toegangs- en positioneringtechnieken met lijnen. Bij het toepassen van toegangs- en positioneringtechnieken met lijnen en daarbij horende reddingmethodes moeten voorwaarden gesteld worden om veilig te kunnen werken. Duidelijkheid dient verschaft te worden voor de te nemen acties, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle bij de toegangs- en positioneringtechnieken met betrokken partijen en/of personen. G-464 Toepassing van toegangs- en positioneringtechnieken met lijnen. 9.4.16 Verwijderen van asbesthoudende pakkingen In de procesinstallaties van de NAM is voor 1 juli 1993 gebruik gemaakt van asbesthoudende pakkingen in onder meer flensverbindingen. Deze pakkingen komen onder meer voor in de vormen Compressed Asbestos Fibres (CAF) en Spiral Wound Asbestos Filled (SWAF). Installatie(delen) die na 1 juli 1993 zijn gebouwd of gemodificeerd kunnen echter ook nog steeds asbesthoudende pakkingen bevatten, hiermee wordt tijdens de werkvoorbereiding rekening mee gehouden te worden. Vanuit arbeidshygiënisch oogpunt moeten medewerkers van NAM en derden die in aanraking kunnen komen met deze pakkingen een gedegen bescherming krijgen tegen de mogelijke gezondheidseffecten van de asbestvezels die vrij kunnen komen in de lucht. G-465 Verwijderen van asbesthoudende pakkingen.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 60 of 86
10 VOERTUIGEN OP LOCATIE EN STANDAARD VOOR WEGTRANSPORT.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 61 of 86
10.1 Voertuigen op locatie. 10.1.1 Algemeen. Op NAM locatie zijn in principe geen voertuigen toegestaan. Voertuigen zijn een potentiële ontstekingsbron. Als voertuigen op locatie worden toegelaten, dienen deze aan strikte voorwaarden te voldoen. 10.1.2 Voorwaarden aan voertuigen op locatie.
Voertuigen op de locatie moeten aan de wettelijke eisen voldoen.
Alle voertuigbestuurders dienen de wegenverkeerswetgeving en de terreinregels zoals aangegeven op de publicatieborden in acht te nemen. Het is alleen toegestaan om voertuigen op het terrein te gebruiken die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden. De maximale snelheid is 15 km/uur of stapvoets nabij werkzaamheden. Vrachtwagens, verreikers, kranen en soortgelijke voertuigen dienen te zijn uitgevoerd met een achteruitrijdsignalering. Voertuigen mogen alleen achteruitrijden als een tweede persoon of hulpmiddel (camera) als uitkijk fungeert. De LVP zal aangeven als hier van afgeweken mag worden. Op de gehele locatie zijn geen benzine aangedreven motoren/equipement toegestaan. Bij calamiteiten of alarm dient het contact van voer- en werktuigen te worden uitgeschakeld en dienen chauffeurs zich te voet naar de verzamelplaats te begeven. De volgorde van voorrang is (1) voetgangers, (2) fietsers, (3) voertuigen. Gemotoriseerd verkeer op de locatie moet op de werkvergunning worden aangegeven. Voertuigen mogen alleen binnen de veiligheidszones op de locatie komen, na toestemming van de LVP. Chauffeurs in de cabine van een voertuig zijn niet verplicht PBM’s te dragen. Het gebruik van autoradio’s, semafoons en autotelefoons op locatie is niet toegestaan. In alle voertuigen dienen de inzittenden veiligheidsgordels te dragen.
10.1.3 Verlenen van toegang tot de locatie. De LVP geeft toestemming tot toegang op de locatie. De LVP bepaalt aan de hand van de zone-indeling van de locatie en de autorisatietabel in de Werkinstructie Omgaan met tijdelijke ontstekingsbronnen, de juiste beheersmaatregelen: Hierbij kan hij gebruik maken van de mogelijkheden van het werkvergunningensysteem zoals: Schriftelijke werkvergunning. Mondelinge toestemming. Continu toezicht. De LVP stelt zeker dat de chauffeur: Aan de toegangsvoorwaarden voldoet. De aanwijzingen en verkeerstekens d.m.v. borden en signalen opvolgt. Bekend gemaakt wordt met de rijroutes. Bekend gemaakt wordt met specifieke locatie gevaren. Het voertuig heeft gecontroleerd op lekkages voor het betreden van de locatie. Bijzonderheden: Wanneer de locatie continu beveiligd is kan de LVP de controle op de toegang van voertuigen delegeren naar de beveiliging 10.1.4 Verblijf op de locatie. De toegestane maximale snelheid wordt d.m.v. borden aangegeven. Uitgangspunt is dat de toegangspoorten tot de locatie gesloten moeten blijven. De poorten mogen alleen geopend blijven indien de LVP dit noodzakelijk acht bv. als vluchtweg. Voertuigen mogen niet langer op de installatieterreinen blijven dan voor het uitvoeren van de werkzaamheden noodzakelijk is.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 62 of 86
10.1.5 Parkeren van voertuigen. Voertuigen dienen te worden geparkeerd op de daarvoor aangewezen plaatsen (toegang voor hulpdiensten vrijhouden). Als het voertuig is geladen met gevaarlijke stoffen kan de LVP hiervoor aanvullende beheersmaatregelen treffen. De motor dient uitgeschakeld te worden tenzij deze voor de werkzaamheden gebruikt moet worden. Parkeren is alleen toegestaan buiten de veiligheidszones. Voertuigen mogen niet binnen een straal van 10 meter van een brandblusinstallatie worden geparkeerd. Voertuigen, bulldozers en kranen en dergelijke mogen niet onbeheerd blijven met lopende motor. Daar waar dit niet mogelijk is bijv. i.v.m. het koelen van hydrauliekolie op machines is dit altijd in overleg met de LVP. De contactsleutels van de geparkeerde voertuigen moeten in de controlekamer of kantoor worden achtergelaten. Indien het voertuig is geladen met gevaarlijke stoffen moet dit speciaal gemeld worden bij de LVP. 10.1.6 Explosieve en radioactieve stoffen. Als er explosieven of radioactieve bronnen in het voertuig aanwezig blijven dan mag het voertuig niet onbeheerd worden achtergelaten. De beheersmaatregelen voor het beheer zijn opgenomen in de Risico Inventarisatie & Evaluatie (RIE) van de contractor. 10.1.7 Transport op locatie.
Apparatuur zoals lasmachines, pompinstallaties en dergelijke mogen niet worden getransporteerd met draaiende motor. Bij verplaatsingen van kranen, sleepwagens en soortgelijk materiaal met een mastlengte (of ladingen voor of achter) van meer dan vijf meter is een assistent aanwezig om de chauffeur te helpen bij het regelen van het verkeer. Tijdens verplaatsingen moet de mast van hijsmachines in de laagste stand worden gezet, telescopische masten moeten volledig worden ingetrokken. Alvorens extreem zwaar transport plaatsvindt, overlegt de aannemer eerst met de LVP over wanneer, en hoe dit transport het best kan plaatsvinden.
10.1.8 Laden en Lossen.
Chauffeurs die komen om materieel, equipement of machines te halen of te brengen dienen zich altijd te melden bij de discipline supervisor GLT PLUS of maintenance supervisor van de NAM. De LVP bepaalt waar het materieel, equipement of machines veilig kan worden geladen of gelost. Chauffeurs die het vervoer verzorgen van materialen, machines van en naar locaties zijn zelf verantwoordelijk voor het veilig laden en lossen van hun lading. Bij het laden en lossen van containers dient door omstanders een minimale afstand gehouden te worden van 10 meter. M.b.v hijskraan gelden de regels m.b.t. hijsen. Op- en afklimmen van laadvloeren op vrachtauto’s gebeurt m.b.v .een ladder. Containers mogen niet verplaatst worden anders dan door daarvoor bestemde vrachtwagens. Containers mogen alleen op en van de vrachtauto’s worden geplaatst door de hefinrichting op de vrachtwagen.
10.1.9 Aftanken op locatie.
Voertuigen en machines dienen afgetankt te worden bij de brandstofopslag.
Voor het aftanken van rupshoogwerkers mag gebruik gemaakt worden van een mobiele tankunit, mits deze goedgekeurd is. Mobiele tankunits moeten, wanneer zij niet worden gebruikt, worden opgeslagen op de dieselopslagplaats, aangewezen door de LVP. Voor het aftanken van bronpompen is speciale toestemming vereist van de LVP. De brandstoftank van een voertuig mag niet worden gevuld terwijl de motor van dit voertuig loopt of terwijl laswerkzaamheden of ander ‘heet werk’ in de nabijheid plaatsvindt. Op de brandstofopslag dient een vuil- en een schoongrit container aanwezig te zijn.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 63 of 86
Op de brandstofopslag dient op een centrale plaats een lekbak aanwezig te zijn die bij eventuele lekkage direct kan worden gebruikt.
10.1.10 Stallen van voertuigen buiten werktijd. De LVP geeft toestemming aan de chauffeur wanneeer een voertuig op of buiten een locatie gestald mag worden, hiervoor zal de LVP een plek bepalen. De LVP geeft aan of de contactsleutels van deze voertuigen in de controlekamer of in kantoor moeten worden achtergelaten. Als er op de locatie permanente beveiliging aanwezig is en het voertuig op de locatie wordt achtergelaten kan de LVP besluiten dat de contactsleutels in de voertuigen blijven zitten. 10.1.11 Verlaten van de locatie. Voor het verlaten van de locatie moet de chauffeur het voertuig en lading controleren op lekkages. Indien er een lekkage waarneembaar is, mag het terrein niet verlaten worden. De poorten moeten, tenzij anders aangegeven, direct na het afrijden van de locatie gesloten worden. Bij het verlaten van de locatie moet de chauffeur zich afmelden bij de LVP of een door de LVP aangewezen persoon. 10.1.12 Melden van gestalde voertuigen. Het stallen van voertuigen moet door de LVP gemeld worden bij de centrale controle kamer ACC/PCC. De LVP dient zeker te stellen dat wanneer een voertuig op een onbemande locatie gestald gaat worden de chauffeur dit meldt aan de Centrale Meldkamer (CMK beveiliging) in Assen. 10.2 Standaard voor wegtransport. Deze standaard is van toepassing op wegtransport, dat direct of indirect voor Shell/NAM wordt uitgevoerd. Voor de volgende situaties is deze standaard niet van toepassing:
Transport over de weg van passagiers. Industriële en constructie equipement (voorschrift veiligheidsgordel is wel van toepassing). Wegtransport waarbij lading wordt vervoerd van andere klanten, door een vervoerder die niet tot de primaire transport contractors behoort. Eenmalige transporten.
In deze standaard zijn de eisen vastgelegd met betrekking tot het systeem en de veiligheid van de zakelijke en de professionele bestuurder. G-452 Afgeleide Shell Group Standard voor wegtransport voor GLT PLUS. 10.3 Beleid transport en aanverwante diensten. In het Beleid transport en aanverwante diensten, zijn de beleidsregels weergegeven waar rekening mee gehouden moet worden bij het aanbesteden van transport en aanverwante diensten ten dienste van de NAM. Van de regels kan alleen worden afgeweken, na overleg met de Technical Authority Transport van de NAM. 10.4 Verreiker en heftruck op de openbare weg. Voor het rijden met een verreiker en een heftruck zijn aanvullende eisen van toepassing. Deze aanvullende eisen zijn in onderstaande instructies beschreven. G-472 Heftruck op de openbare weg. G-473 Verreiker op de openbare weg.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 64 of 86
11 INCIDENTEN.
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 65 of 86
11.1 Flowchart Incidenten rapportage en onderzoek.
INCIDENTENRAPPORTAGE EN ONDERZOEK
Voorval
Melding aan SC en LVP
Geen opvolging
nee
Besluit LVP en SC verder opvolging nodig?
nee
Letsel/Schade/ Reputatieschade/ Milieueffect?
JA
JA
Melding in Fountain en bespreken in SAFcom
Melding aan AC en OTL
Voorlopige beoordeling ernst, risico, classificatie en melding in FOUNTAIN
Execution Manager en Operations Manager zijn Incident Eigenaar
nee
nee
Inschatting incident Significant of Hoog Potentieel?
ja
Managing Director en Contract HOLDER zijn Incident Eigenaar
Aanvaardt Incident Eigenaar rol?
Aanvaardt Incident Eigenaar rol?
ja
blauw
RAM score geel of blauw?
Benoem TRIPOD onderzoeksteam samen
geel
Benoem Feitenrelaas Onderzoeksteam
Benoem TOPSET Onderzoeksteam
Onderzoek
Onderzoek
Onderzoek
Review Onderzoek presenteren aan IRP
Presentatie onderzoeksresultat en door teamleider
Update van Fountain
Review Onderzoek door IRP
Eventueel aanvullende acties
Update FOUNTAIN met uitkomst IRP
Update FOUNTAIN met uitkomst IRP
Opvolging en uitvoering acties
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Date : 19-7-2013 Page: 66 of 86
nee
11.2 Flowchart Incidenten Communicatie.
COMMUNICATIE INCIDENTEN Melding aan HSEW geconsigneerde
Melding aan Locatie Verantwoordelijk Persoon
HSEW geconsigneerde informeert SodM/I-SZW
Locatie Verantwoordelijk Persoon informeert Operations Team Leader
Operations Manager informeert Contract Holder
Operations Team Leader informeert Operations Manager
Operations Manager informeert Asset Manager
Operations Manager informeert HSE manager
Incident
Contract Holder informeert NL onshore Projects
HSEW manager informeert HSE NL Lead
NAM locatie
Execution Manager informeert Managing Director
Melding aan Site Coordinator
Site Coordinator informeert Area Coordinator
Execution Manager informeert HSEW Manager
GLT-PLUS locatie
Melding aan Direct leidinggevende
Doc. no : 01329875-0001 Revision: B
Area Coordinator informeert Execution Manager
HSEW manager meldt ongevallen die leiden tot blijvend letsel, ziekenhuisopname of de dood bij I-SZW
Direct leidinggevende informeert MT lid
Date : 19-7-2013 Page: 67 of 86
11.3 Inleiding. GLT PLUS onderscheidt incidenten en onveilige handelingen/onveilige situaties.
Een incident wordt gekenmerkt door persoonlijk letsel, materiële schade, milieuschade en/of nadelige gevolgen voor de reputatie van GLT PLUS en/of NAM. Onveilige handelingen/situaties zijn handelingen/situaties die potentieel kunnen leiden tot een incident. Kenmerkend aan onveilige handelingen en situaties is dat er nog niets is gebeurd, maar dat een handeling of situatie (door de melder) als onveilig wordt geïdentificeerd.
11.4 Melding. Op locatie worden alle incidenten en onveilige handelingen/situaties gemeld aan de SC van GLT PLUS en de LVP van de NAM. Op kantoorlocaties van GLT PLUS vindt de melding aan de direct leidinggevende plaats. 11.4.1 Onveilige situaties/handelingen. Onveilige situaties/handelingen op site worden door de LVP van de NAM en de SC van GLT PLUS beoordeeld. Onveilige situaties/handelingen op kantoor worden door de leidinggevende van GLT PLUS beoordeeld. Op basis van relevantie kunnen zij besluiten de melding in FOUNTAIN in te voeren en/of de melding in de SAFcom meeting in te brengen. Invoeren van de melding voor op site situaties in de FOUNTAIN database wordt uitgevoerd door de LVP van de NAM. In geval van kantoorsituaties wordt deze melding gedaan door de HSEW Backoffice. 11.4.2 Interne melding Incidenten. Elk incident dient onmiddellijk aan de direct leidinggevende te worden gemeld. Op locatie dient het incident door de direct leidinggevende direct te worden doorgemeld aan de SC en de LVP. 11.4.2.1 Communicatie binnen de NAM organisatie. Een incident wordt door de LVP doorgemeld binnen de NAM organisatie. Verdere communicatie binnen de NAM vindt plaats volgens de interne NAM procedures en valt buiten de verantwoordelijkheid van GLT PLUS. De NAM informeert de counterpartner van GLT PLUS. 11.4.2.2 Communicatie binnen de GLT PLUS organisatie De SC meldt het incident bij de AC en deze informeert de Execution Manager en verstrekt hem de beschikbare informatie over de toedracht van het incident, de genomen eerste maatregelen en de voorlopige inschatting van de ernst, risico en classificatie van het incident. Op basis van de verkregen informatie informeert de Execution Manager de Managing Director en de HSEW manager. De betreffende GLT PLUS medewerkers informeren hun respectievelijke counterpartner bij de NAM. Externe melding incidenten. 11.4.2.3 Melding door de NAM HSEW geconsigneerde. De volgende incidenten dienen onmiddellijk gemeld te worden aan SodM en of andere betrokken overheden. (Inspectie SZW, Provincie, Onderzoeksraad voor Veiligheid, etc.)
Incidenten met actueel gevolg 3 en hoger op de RAM. Incidenten met een potentieel gevolg 4 of 5 op de RAM. Incidenten met een potentieel in het rode gebeid van de RAM. Incidenten met explosieven en ontplofbare stoffen. Incidenten met radio actieve bronnen. Milieu incidenten, bijvoorbeeld: o Overschrijdingen van vergunde emissieconcentraties. o Alle vloeistoflekkages naar bodem of oppervlaktewater met actueel gevolg groter of gelijk aan 3 en/of buiten de inrichting. Incidenten met pijpleidingen.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 68 of 86
MAASP overschrijdingen. Legionella besmetting van (drink) water.
11.4.2.4 Melding door de GLT PLUS HSEW manager. De volgende incidenten dienen onmiddellijk aan de Inspectie SZW te worden gemeld: Ongevallen die de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname tot gevolg hebben. 11.5 Incidentenonderzoek. 11.5.1 Incidenten zonder letsel, schade en/of gevolgen voor reputatie. Incidenten waarbij geen letsel, schade en/of nadelige gevolgen voor de reputatie zijn opgetreden, worden door de SC en de LVP beoordeeld. Als naar hun oordeel uit het incident een leereffect kan worden getrokken, wordt het incident in de Fountain database ingevoerd. Het incident wordt in het SAFcom overleg besproken. In dit overleg wordt de RAM Rating bevestigd en de acties naar aanleiding van het incident, inclusief close out datum, vastgesteld. 11.5.2 Incidenten met letsel, schade en/of gevolgen voor reputatie. Als een incident met letsel schade en/of gevolgen voor de reputatie heeft plaatsgevonden, wordt het incident door de SC en LVP doorgemeld aan de AC en OTL. De AC en OTL voeren een voorlopige classificatie uit op basis van van de ernst, consequentie en waarschijnlijkheid van het incident. De OTL meldt het incident in het Shell systeem FOUNTAIN. +
11.5.2.1 Incidenten actuele RAM 3 of potentieel rode gebied RAM. + Incidenten met een actuele RAM 3 of een potentieel risico in het rode gebied van de RAM worden door de AC via de Execution Manager direct doorgemeld aan de Managing Director. Binnen de NAM organisatie meldt de OTL het incident direct via de Operations Manager door aan de Contract Holder. 11.5.2.1.1 Acceptatie door Managing Director en Contract Holder. Als de Managing Director en de Contract Holder de beoordeling van het incident als RAM 3+ of potentieel rode gebied RAM matrix door de AC en OTL onderschrijven, accepteren zij het eigenaarschap van het incident. Indien het incident door de Managing Director en Contract Holder lager wordt geclassificeerd, wordt het incident met de nieuwe classificatie voor verdere behandeling doorgezonden aan de Execution Manager en de Operations Manager. 11.5.2.1.2 Opstarten TRIPOD onderzoek. Na acceptatie door de Managing Director en de Contract Holder wordt door hen het TRIPOD onderzoeksteam aangesteld en een TRIPOD gecertificeerde facilitator aangewezen. Of dragen zij zorg dat dit wordt uitgevoerd. 11.5.2.1.3 Review door Incident Review Panel. De onderzoeksresultaten van het incidentonderzoek door het onderzoeksteam worden gepresenteerd aan en door een Incident Review Panel (IRP) beoordeeld. Fountain wordt geupdate met de uitkomst van het IRP. 11.5.2.1.4 Opvolging en uitvoering acties. De Managing Director en Contract Holder blijven de eigenaar van het incidentenonderzoek. Opvolging en uitvoering van de acties wordt middels Fountain geborgd.
11.5.2.2
Incidenten met actuele RAM 1,2 of 3, of in het potentieel blauwe of gele gebied van de RAM. Incidenten met een actuele RAM 1,2 of 3 of een potentieel risico in het blauwe of gele gebied van de RAM worden door de AC aan de Execution Manager gemeld. Binnen de NAM organisatie meldt de OTL het incident aan de Operations Manager.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 69 of 86
11.5.2.2.1 Acceptatie door Execution Manager en Operations Manager. Als de Execution Manager en de Operations Manager de beoordeling van het incident als RAM 1,2 of 3 of potentieel blauw of geel gebied RAM matrix door de AC en OTL onderschrijven, accepteren zij het eigenaarschap van het incident. Indien het incident door de Execution Manager en Operations Manager hoger wordt geclassificeerd, wordt het incident met de nieuwe classificatie voor verdere behandeling doorgezonden aan de Managing Director en de Contract Holder. 11.5.2.2.2 Feitenrelaasonderzoek. Voor incidenten met een actuele RAM 1 of potentiele RAM beoordeling in het blauwe gebied, stellen de Execution Manager en de Operations Managers een onderzoeksteam samen voor het uitvoeren van een Feitenrelaasonderzoek. De resultaten van het onderzoek worden in de SAFcom gepresenteerd. Na verwerking van eventuele commentaren uit deze meeting worden de acties inclusief close out datum in FOUNTAIN vastgelegd. 11.5.2.2.3 TOPSET onderzoek. Voor incidenten met een actuele RAM 2 en 3 of potentiele RAM beoordeling in het gele gebied, stellen de Execution Manager en de Operations Managers een TOPSET onderzoeksteam samen. 11.5.2.2.4 (Optioneel) Review door Incident Review Panel. Optioneel wordt voor een TOPSET onderzoek een Incident Review Panel geïnstalleerd. De onderzoeksresultaten van het incidentonderzoek door het onderzoeksteam worden door een Incident Review Panel (IRP) beoordeeld. Fountain wordt geupdate met de uitkomst van het IRP. De resultaten van het onderzoek eventueel aangevuld met de bevindindgen van de IRP worden in de SAFcom besproken. De acties inclusief close out datum worden in FOUNTAIN vastgelegd.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 70 of 86
11.6 Maandrapportage en jaarlijkse overall analyse. Maandelijks wordt door de Back Office een overzicht opgesteld van de incidenten die binnen GLT PLUS zijn opgetreden. Deze maandrapportage wordt door de Managing Director van GLT PLUS gerapporteerd aan SodM. Naast de maandrapportages wordt jaarlijks door de Back Office een overall analyse van de incidenten en onveilige handelingen/situaties gedaan, van het voorgaande jaar. Die analyse wordt afgesloten met aanbevelingen ter verbetering van het HSEW beleid en/of het beschreven HSEW beheerssysteem. Besluiten naar aanleiding van die aanbevelingen worden genomen in het GLT PLUS management overleg. G-453 Incidenten Rapportage en Follow Up. G-455 RAM Classificatie Hulptabel. G-456 Risico Analyse Matrix.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 71 of 86
12 HSEW VOORLICHTING, OPLEIDING, TRAINING, INSTRUCTIES EN KEURINGEN.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 72 of 86
12.1 HSEW voorlichting, opleiding en training Competentie van medewerkers speelt een belangrijke rol in het op veilige wijze uitvoeren van werkzaamheden. Uitgangspunt binnen GLT-PLUS is dat de partners/(sub)contractors/leveranciers zelf verantwoordelijk zijn voor de benodigde competenties om het werk op een verantwoorde wijze uit te voeren. 12.2 Competentievereisten stafmedewerkers. Voor personeel dat betrokken is bij Design & Engineering en de voorbereiding en ondersteuning van de activiteiten op de NAM-locatie, zijn de minimale competentievereisten vastgelegd in het CIM. Daarnaast dient iedere medewerker de introductie 12 levensreddende regels hebben gevolgd en de bijbehorende test met goed resultaat te hebben afgerond. Commerciele Interface Manual. G-461 Site VGWM matrix. G-457 Life Saving Rules - Guidance for employees and (sub)contractor frontline staff. G-458 Life Saving Rules - Speaker Support pack. G-459 Induction slide pack. G-460 Leadership core pack. G-467 LSR Working at Height. G-469 Induction Slide Pack English. 12.3 Soft Skills safety critical functies. Om de HSEW performance van GLT-PLUS op een stabiel en acceptable niveau te handhavent, is naast de standard kwalificaties voor de GLT-PLUS functies (zoals: opleiding, ervaring, training en andere functie gerelateerde kwalificaties, een additioneel soft skill HSEW Competence Management systeem voor alle safety critical functies opgesteld. Per safety critical functie zijn de gewenste soft skills en de van toepassing zijnde criteria gedefinieerd. Tevens zijn methoden vastgesteld om te toetsen of er per safety kritische functie aan de vastgestelde criteria wordt voldaan. Competence Management Plan. 12.4 Competentievereisten voor toegang NAM-locatie. De door NAM en GLT-PLUS minimaal verplicht gestelde HSEW opleidings- en instructie-eisen om toegang te kunnen krijgen tot locatie voor het verrichten van werkzaamheden zijn:
Wie: Iedere medewerker Leidinggevenden (meewerkend voorman en hoger) Iedere medewerker (kantoorlocatie) Iedere medewerker Iedere medewerker Iedere medewerker
Opleiding: Basisveiligheid VCA of internationaal equivalent Basisveiligheid VCA èn Veiligheid voor leidinggevenden of Veiligheid voor operationeel leidinggevenden VCA (VOL) of internationaal equivalent
Geldigheid (in jaren) 10
10
NAM Instructie DVD kantoor*
onbeperkt
NAM Instructie DVD onshore* NAM Kwikvideo* Introductie 12 levensreddende regels*
2 onbeperkt onbeperkt
* De NAM instructie DVD, de NAM Kwikvideo en de Introductie 12 levensreddende regels zijn te volgen via de beveiliging aan de Vosholen 66 en bij voldoende resultaat wordt door de beveiliging afgestempeld in het Personal Safety Logbook (PSL).
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 73 of 86
12.5 Specifieke competentie-eisen Voor een aantal specifieke risicovolle taken gelden daarnaast specifieke certificaten / diploma’s / verklaringen als eis, conform de lijst van opleidingen voor specifiek risicovolle taken in de SSVV Opleidingengids. Hieronder vallen onder andere: Werken met een vorkheftruck. Werken met een hoogwerker. Werken met een verreiker. Werken aan flensverbindingen. Verplaatsen van lasten. Werken als mangatwacht. Gasmeten. Werken met adembescherming. Werken met rolsteigers. Asbest herkennen bij sloop- en demontagewerkzaamheden. Brandwacht. Tot slot zijn, afhankelijk van de functie of werkzaamheden, de volgende trainingen verplicht:
Training:
NAM Kwikcursus
NAM Werkvergunningtraining VCA VOL
Functie / werkzaamheden: Maintenance work preparators Alle leidinggevenden (meewerkend voorman en hoger), betrokken bij werkzaamheden aan kwikvervuilde installaties, Site Coordinators en Area Coordinators en HSEW Advisors Site Coordinators Aanvragers en houders werkvergunningen Aanvragers werkvergunningen
Geldigheid (in jaren)
5
2 10
De bovenstaande opleidingen moeten geldig zijn en geregistreerd staan in het PSL. Het beheer van de PSL’s is een verantwoordelijkheid van de medewerker zelf. De werkgever dient de medewerkers over hun verantwoordelijkheden met betreking tot het beheer van de PSL te instrueren. De gegevens in PSL’s worden door GLT-PLUS steekproefsgewijs geverifieerd. Tot slot is een NAM toegangspas noodzakelijk om toegelaten te worden op site. Deze kan worden aangevraagd via de afdeling Facility van GLT-PLUS. Bezoekers die niet voldoen aan de hierboven gestelde eisen mogen als zij geen werkzaamheden verrichten op site worden toegelaten mits zij persoonlijk worden begeleid door de NAM LVP of GLT-PLUS SC of een door hen aan te wijzen persoon. Uitzonderingen op het hierboven gestelde toelatingsbeleid zijn alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de GLT-PLUS AC, na overleg met de NAM AT. G-405 Goal Zero plan competentie eisen G-461 Site VGWM matrix G-462 NOGEPA Training Handbook
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 74 of 86
12.6 HSEW instructie op locatie: Kick Off. In het geval van complexere werkzaamheden, zoals bij een shutdown of een groter project, wordt op locatie voor aanvang van de werkzaamheden voor alle betrokken medewerkers een Kick-off Meeting georganiseerd door NAM LVP en GLT-PLUS SC, onder verantwoordelijkheid van de NAM LVP. Doel van de kick-off is elkaar te informeren over de omstandigheden waarin het werk moet worden uitgevoerd. De medewerkers worden in de kick-off voorgelicht over:
De organisatie en verantwoordelijkheden op locatie. De layout van de locatie en van het eventuele ketenpark. Algemene regels, waarin aandacht voor toegangsverbod met pacemaker, parkeerbeleid, aanwezigheidsregistratie, rookbeleid, telefoongebruik en housekeeping. De status van de locatie en de (elektrische) veiligstellingen. BHV en noodprocedures. De omgang met explosierisico’s en de organisatie van gasmetingen. De omgang met toxische stoffen, afval en het afvoeren van materialen. HSEW: PBM voorschriften waaronder het gebruik van brandveilige en antistatische werkkleding, werkvergunningen en het juiste gebruik van de arbeidsmiddelen. LMRA. Het melden van onveilige handelingen en situaties.
Medewerkers die later aanvangen met de werkzaamheden en de Kick-off Meeting niet hebben bijgewoond worden alsnog door de NAM LVP en/of SC voorgelicht als hierboven. De aanwezigheid op de Kick-off Meeting en de latere voorlichtingen worden schriftelijk geregistreerd en gearchiveerd in het shutdownboek. Bij minder complexe werkzaamheden wordt onder verantwoordelijkheid van de NAM LVP, afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden, een locatie-instructie, startwerk-meeting, en/of toolbox meeting georganiseerd. 12.7 HSEW communicatie op locatie. De kans op ongevallen neemt toe wanneer medewerkers vanwege een taalbarrière niet doeltreffend worden voorgelicht over de bij het werk optredende HSEW risico’s en de op basis hiervan te nemen maatregelen. Op de locaties van NAM / GLT-PLUS mag worden gecommuniceerd in de talen Nederlands, Engels en Duits. Indien er door (sub)contractor medewerkers worden ingezet bij GLT-PLUS die geen van deze talen machtig zijn, dan dient de desbetreffende (sub)contractor er voor te zorgen dat de houder van de werkvergunning in staat is om effectief te communiceren met de betrokken medewerkers en met de overige disciplines in de directe omgeving van de werkzaamheden. Dit betekent dat de houder van de werkvergunning de landstaal van de medewerkers en het Nederlands, Duits of Engels in woord en geschrift voldoende machtig moet zijn. De houder van de werkvergunning dient de afspraken die middels de werkvergunning gemaakt zijn te vertalen voor de betreffende medewerkers.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 75 of 86
12.8 Medische keuringen en onderzoeken, arbo-arts, vervangend werk. Voor de functies en/of taken waarvoor dat wettelijk vereist is, bijvoorbeeld voor het dragen van een ademluchtmasker, wordt van de (sub)contractor verlangd dat de betreffende medewerkers medisch geschikt zijn bevonden. Medewerkers die werkzaamheden uitvoeren waarbij de kans aanwezig is dat men blootgesteld wordt aan kwik, benzeen en/of andere toxische stoffen, moeten door de werkgever de mogelijkheid aangeboden krijgen om te kunnen deelnemen aan een arbeidsgezondheidskundig onderzoek. Urinemonitoring kan hier onderdeel van uitmaken. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk voor registratie bij mogelijke blootstelling aan kankerverwekkende stoffen. GLT-PLUS verlangt van de (sub)contractor dat het personeel dat door de (sub)contractor ten behoeve van GLT-PLUS wordt ingezet, in de gelegenheid is om een geregistreerd bedrijfsarts te raadplegen. Ten behoeve van eigen personeel van GLT-PLUS wordt hiervoor een Arbodienst of een gecertificeerd bedrijfsarts gecontracteerd. GLT-PLUS voert het beleid om bij een beperking van de arbeidsinzet aangepast werk aan te bieden, gericht op optimaal herstel. Tevens verlangt GLT-PLUS van de (sub)contractor dat deze een zelfde beleid voert ten behoeve van de medewerkers die werkzaamheden verrichten in GLT-PLUS verband.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 76 of 86
13 VOORBEREIDING OP NOODSITUATIES.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 77 of 86
13.1 Noodprocedures kantoor de Vosholen 97. Voor de kantoorlocatie van GLT-PLUS aan De Vosholen 97 in Sappemeer is een BHV-organisatie ingericht op basis van een Bedrijfshulpverleningsplan. In het geval van een calamiteit dienen alle gebruikers en bezoekers van de kantoorlocatie zich te houden aan de instructies op de Instructiekaart Gebruikers GLT-PLUS Kantoor. Deze zijn in iedere ruimte opgehangen. Verder wordt van gebruikers en bezoekers verwacht dat zij meewerken aan de te houden oefeningen. 13.2 Noodprocedures op locatie. Op door NAM beheerde locaties heeft NAM de leiding in het geval van een calamiteit. Alle personen op locatie dienen de instructies op te volgen die door de NAM LVP of diens plaatsvervanger worden gegeven. De ernst van de calamiteit wordt door de NAM beoordeeld. Bij deze beoordeling wordt mede bepaald of het Emergency Response Team (ERT) van GLT PLUS ingeschakeld moet worden. De taken van het ERT-GLT PLUS, zijn o.a.: Leveren van directe ondersteuning aan teams en personeel. Communicatie met families en naasten. Het ERT-GLT PLUS heeft geen taak in de bedrijfshulpverlening op de locatie, maar zal wel nauw met de NAM organisatie communiceren. NAM stelt voor iedere shutdown een Werkveiligheidsplan op, waarin onder andere de noodprocedures zijn opgenomen. Op locatie ondersteund GLT PLUS de NAM in de uitoefening van haar BHV-taken. De invulling en mate van ondersteuning door GLT PLUS in de BHV taken wordt in het werkveiligheidsplan beschreven. Van alle aanwezigen op een NAM locatie wordt verwacht dat zij meewerken aan de te houden BHV-oefeningen. Procedure Bedrijfsnoodplan Vosholen 97 Procedure Emergency Response Team
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 78 of 86
14 HSEW BEWUSTZIJN.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 79 of 86
14.1 HSEW Overleggen. Operationele wernemers die op NAM locaties werkzaam zijn in het GLT-PLUS samenwerkingsverband nemen deel aan het Werkveiligheidsoverleg (WVO) dat door NAM wordt georganiseerd. Het WVO wordt tenminste tienmaal per jaar georganiseerd. De werknemers die werkzaam zijn op het moment dat een WVO plaatsvindt, nemen aan dat WVO deel. In de kantooromgeving van GLT-PLUS is de manager per afdeling verantwoordelijk voor het opzetten van een WVO structuur, zodanig dat zowel bottom up als top down communicatie over HSEW in de organisatie wordt geborgd. Het WVO kan worden gecombineerd met het reguliere afdelingsoverleg en vindt minimaal tien maal per jaar plaats. De HSEW Manager overlegt minimaal eenmaal per twee weken bilateraal met de Managing Director. De HSEW Manager vertegenwoordigt de HSEW Afdeling in het GLT-PLUS Managementoverleg. Minimaal eenmaal per twee weken vindt een werkoverleg plaats voor de HSEW afdeling. Naast deze interne overleggen vinden HSEW overleggen plaats met NAM conform de afspraken die hierover met NAM worden gemaakt in het Operational Interface Manual. 14.2 Behaviour Based Programme (BBP). Onder directe verantwoordelijkheid van de Managing Director wordt binnen GLT-PLUS jaarlijks een Behaviour Based Programme (BBP) ingevuld. Doel van dit programma is het bevorderen van het risicobewustzijn en het verlagen van de drempels om elkaar aan te spreken op onveilig gedrag. Het programma wordt vorm gegeven op basis van de volgende uitgangspunten:
In het BBP wordt aandacht besteed aan ieders eigen verantwoordelijkheid voor het veilig en gezond werken in alle aspecten van de bedrijfsvoering. Waar mogelijk wordt iedereen in de organisatie in het BBP betrokken. Het BBP wordt waar mogelijk gecombineerd uitgevoerd met vergelijkbare programma’s van NAM. Veilig en gezond werken wordt gerealiseerd door goed samen te werken en open met elkaar te communiceren. Workshops binnen het BBP worden daarom zo veel mogelijk in bestaande teams uitgevoerd. Jaarlijks wordt het BBP geëvalueerd onder verantwoordelijkheid van de Managing director. Op basis van de leerervaringen van het voorgaande jaar wordt vervolgens het programma voor het komend jaar vastgesteld.
14.3 Beloningsbeleid. Het beloningsbeleid heeft tot doel om positief HSEW gedrag te stimuleren. 14.3.1 Individuele beloning. De SC en/of NAM LVP kan een medewerker die veilig gedrag op een inspirerende wijze toepast aandragen voor een individuele beloning. De beloning wordt toegekend door de AC en AT. De reden wordt altijd mondeling toegelicht aan de werknemer. Over de toekenning van een individuele beloning en de redenen daarvoor wordt de gehele GLT-PLUS organisatie ingelicht, waarbij de werknemer indien hij dit wenst anoniem kan blijven. 14.3.2 Beloning per locatie of per subcontractor. Een beloning voor alle medewerkers die werkzaam zijn op één locatie of voor alle medewerkers van een specifieke subcontractor op locatie wordt door het AT toegekend in het geval van voorbeeldige samenwerking en/of uitzonderlijke prestatie om HSEW risico’s te verminderen, te voorkomen of te beheersen. Over de toekenning van deze groepsbeloning en de redenen daarvoor wordt de gehele GLTPLUS organisatie ingelicht.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 80 of 86
14.3.3 Beloning alle GLT-PLUS medewerkers. Een beloning voor alle medewerkers in het GLT-PLUS samenwerkingsverband vindt ad hoc plaats bijvoorbeeld naar aanleiding van het realiseren van specifieke HSEW beleidsdoelstellingen, het succesvol afronden van HSEW gerelateerde projecten of een periode werken zonder ongeval met verzuim (LTI). De collectieve beloning wordt toegekend door de Managing Director. 14.4 Correctiebeleid. Het correctiebeleid heeft tot doel om de overtreding van HSEW regels en voorschriften en bewust onveilig gedrag te ontmoedigen, en herhaling ervan te voorkomen. Indien een bewuste overtreding of bewust onveilig gedrag wordt geconstateerd, wordt de volgende procedure gevolgd. Onachtzaamheid. Was de overtreding niet doelbewust en was de overtreder niet goed geïnformeerd over de geldende procedure, maar had de overtreder wel kunnen bedenken dat het gedrag onveilig was, dan is sprake van onachtzaamheid. De overtreder krijgt in dit geval een mondelinge waarschuwing van het Site team. Meervoudige onachtzaamheid wordt als roekeloosheid gezien. Roekeloosheid. Was de overtreding niet doelbewust, maar was de overtreder wel goed geïnformeerd over de geldende procedure en was de procedure in de omstandigheden ook werkbaar, dan is sprake van roekeloosheid. De overtreder krijgt een schriftelijke waarschuwing van GLT-PLUS. Meervoudige roekeloosheid wordt als kwaadwilligheid gezien. Kwaadwillige actie. Was de overtreding doelbewust, en begaan met het doel om anderen te benadelen, dan is sprake van een kwaadwillige actie. In dat geval wordt de overtreder door de verantwoordelijke SC en/of NAM LVP de toegang tot de locatie per direct ontzegd. Dit wordt vervolgens schriftelijk aan de overtreder en aan zijn werkgever bevestigd. De AC en ATL worden in gevallen van roekeloosheid of kwaadwilligheid door het Site Team geïnformeerd. De AC draagt zorg voor de schriftelijke correspondentie namens GLT-PLUS. In geval van een Life Saving Rule overtreding zullen de GLT-PLUS Execution Manager, de NAM Operations Manager en de GLT-PLUS HSEW Manager een onderzoek doen. Een mogelijke sanctie zal worden afgestemd met het NAM LSR commitee. In alle gevallen waarin sprake is van een onveilige handeling wordt deze tevens geregistreerd in het Fountainsysteem van de NAM, waar GLT-PLUS toegang toe heeft. G-470 Guidelines for Disciplinary measures and investigation process in NL
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 81 of 86
15 AUDITS, INSPECTIES, EVALUATIES EN WERKPLEKBEZOEKEN.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 82 of 86
15.1 HSEW Audits. De HSEW Manager zal jaarlijks een planning opstellen voor de uitvoering van HSEW audits. Doel van de audits is verificatie van de doeltreffendheid en implementatie van het HSEW beheersplan of onderdelen daarvan. Een audit rapport zal worden opgesteld en de bevindingen zullen worden gerapporteerd aan de GLTPLUS Managing director. Corrigerende maatregelen zullen door de manager van de betreffende afdeling worden genomen. De basis voor de HSEW audits is: De VCA Petrochemie checklist. Het GLT-PLUS HSEW Beleidsplan. Het HSEW Beheersplan. De NAM HSEW contractvoorwaarden. De vigerende wet- en regelgeving. Alle medewerkers van GLT-PLUS en partners/(sub)contractors dienen hun medewerking te verlenen aan deze HSEW audits. 15.2 HSEW inspecties. Door de HSEW BackOffice wordt jaarlijks een schema opgesteld voor het uitvoeren inspecties gericht op HSEW thema’s Op basis van dit schema worden op locaties inspecties uitgevoerd, door de HSEW BackOffice geselecteerde personen. Voor de inspecties zal de HSEW BackOffice zorg dragen voor checklisten . De ingevulde checklisten worden aan de Backoffice geretourneerd. Deze draagt zorg voor registratie en trendanalyse. Eventuele corrigerende maatregelen zullen door de personen die de inspectie hebben uitgevoerd in een registratiesysteem ingevoerd. Leerpunten uit de inspecties worden in het werkveiligheidsoverleg (WVO) van de betreffende afdeling(en) besproken. 15.3 SMAT-ronden. De SMAT-ronden zijn bedoeld om de uitwisseling tussen kantoor en locatie te bevorderen, om zodoende de aandacht voor de veiligheid op locatie te laten doordringen in alle aspecten van de bedrijfsvoering. Daartoe worden management en leidinggevenden ingeroosterd voor werkplekbezoeken op locatie. Voor het juiste begrip van het doel en de aanpak van de SMAT-ronden wordt door NAM LVP en GLTPLUS SC op locatie een SMAT instructie verzorgd. SMAT-ronden vinden plaats conform het door de HSEW Manager vastgestelde jaarschema, dat wordt gecombineerd met de planning van de SMAT-rondes georganiseerd door NAM. Daarnaast wordt de SMAT methodiek ook op locatie toegepast door de LVP, SC, (hoofd)uitvoerders, voorlieden en werknemers. Bevindingen worden vastgelegd op het SMAT formulier, en worden vervolgens onder verantwoordelijkheid van de betreffende afdelingsmanager of AC door de HSEW Advisor in het HSEW Registratiesysteem ingevoerd. Actiepunten worden door de HSEW Advisor gevolgd tot en met close out.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 83 of 86
15.4 Projectevaluatie, HSEW Close Out Rapport. Na iedere shutdown of project wordt een close out rapport opgesteld door de SC. Standaard worden hierin de HSEW aspecten van het verloop van de shutdown of het project geëvalueerd. Het close out rapport wordt aan de HSEW manager gestuurd. Jaarlijks na afsluiting van het shutdown seizoen worden onder verantwoordelijkheid van de Execution Manager alle geëvalueerde HSEW aspecten gebundeld in een HSEW Close Out Rapport. Deze evaluatie en de projectevaluatie is een belangrijk toetsingmiddel of het HSEW Beheersplan voldoet aan de door GLT-PLUS gestelde eisen, en een manier om lering te trekken voor het komende shutdown seizoen. De volgende zaken worden geanalyseerd: Meldingen van onveilige handelingen/situaties. Incidentmeldingen. De bevindingen van uitgevoerde SMAT’s en LMRA’s . De effectiviteit van de afspraken zoals vastgelegd in dit HSEW Beheersplan. De Execution Manager is verantwoordelijk voor het genereren van het HSEW Close Out Rapport. De HSEW Manager is verantwoordelijk voor het aanbrengen van verbeteringen in het HSEW managementsysteem.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 84 of 86
16 HSEW INKOOP- EN (SUB)CONTRACTINGBELEID .
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 85 of 86
16.1 HSEW (sub)contractor beleid. Werkzaamheden uitgevoerd door subcontractors mogen niet leiden tot onveilige situaties of gebeurtenissen. Hiertoe dient bij de uitbesteding van activiteiten aan subcontractors een aantal zaken op voorhand overwogen en georganiseerd te worden. De wijze waarop inhoud wordt gegeven aan de selectie, beoordeling en kwalificatie van de subcontractors is beschreven in het Subcontractor Management Plan. Subcontractor Management Plan 16.2 Subcontractor jaar actieplan. Ieder jaar wordt eind December door de Supply Chain Manager een subcontractor jaar actieplan opgesteld. Op basis van indicatoren op het gebied van performance en behaviour, worden de prestaties van de subcontractor in de onderstaande matrix ingeschaald. Op basis van de positie in de matrix wordt de frequentie van de assessments per subcontractor vastgesteld. Gebied 1 -> iedere 6 maand Gebied 2 -> iedere 12 maand Gebied 3 -> iedere 18 maand Gebied 4 -> iedere 24 maand hoog
pe rf or m an ce
2
4
laag
hoog
1
3
laag Behaviour
De assesments worden gezamenlijk uitgevoerd door medewerkers van de afdelingen HSEW, Supply Chain Management en Quality Assurance. Naast een gesprek met een vertegenwoordiging van het management van de subcontractor, zal ook een bezoek aan de werkvloer standaard onderdeel zijn van de assesment.
Doc. no : 011329875-0001 Revision: B
Date : 14-8-2013 Page: 86 of 86