van grensoverschrijdende schoolprojecten in het basisonderwijs
Centrum Ryckevelde vzw Ryckevelde 6 8340 Damme T 050/ 35 27 20 F 050/ 37 11 01
[email protected] www.ryckevelde.be
horizon
Gids voor de organisatie
1
> De voorbereiding van het project
5
A. Doelstellingen bepalen
5
B. Welk soort project? C. Met wie in zee? In de eigen school De partners
D. Alles te weten komen tijdens het voorbereidend bezoek
DEEL 2
> Het eigenlijke project A. Dé vier ingrediënten Centraal thema Actie-reactie Actieve en creatieve werkvormen Eindproduct
B. Tips per projecttype Voor leerlingen De kinderen ontmoeten elkaar effectief over de grens De kinderen werken internationaal samen zonder de klas te verlaten > LEERLING-GEORIËNTEERDE ACTIVITEITEN IN EEN COMENIUS SCHOOLPARTNERSCHAP > ETWINNING
Voor leerkrachten en directie > Leerkrachten en/of directie werken internationaal samen (school-georiënteerde activiteiten in een Comenius schoolpartnerschap) > Leerkrachten en/of directie scholen zich bij in het buitenland
C. Evaluatie D. Disseminatie en valorisatie E. Financiën
DEEL 3
> Subsidiemogelijkheden
inhoud
DEEL 1
3
7
11 11 15 16
19
19 19 21 21 21
23 23
n een Europa zonder grenzen en een wereld die meer en meer ons dorp wordt, behoren internationale contacten voor veel mensen tot de dagelijkse realiteit: handelsrelaties in Polen, vakantie in Spanje, buren uit Turkije,… Dat veronderstelt niet alleen een vlotte kennis van vreemde talen maar ook een open geest om met andere culturen te leren omgaan. Die openheid van geest kan al heel vroeg gestimuleerd worden: door samen met vriendjes uit een ander land te e-mailen, van gedachten te wisselen over wat we eten, hoe we wonen, wat typisch is in ons land,… Een internationaal schoolproject vormt daarvoor het ideale kader.
I
En wat geldt voor de leerlingen geldt ook voor de leerkrachten: een internationaal project verruimt je blik. Door de contacten met de buitenlandse collega’s ga je je eigen manier van werken anders bekijken en doe je een hoop nieuwe ideeën op. Grensoverschrijdende projecten zijn vaak een hefboom voor onderwijsvernieuwing in je school. Uit onderzoek (‘Implementatie en impact van het Socrates II-programma in Vlaanderen’) blijkt dat bij driekwart van de scholen die een grensoverschrijdend project uitwerkten dat leidde tot pedagogische vernieuwing. Enkele scholen hadden dit al snel begrepen en gingen de internationale toer op. Het enthousiasme van deze pioniers verspreidde zich als een olievlek waardoor steeds meer Vlaamse basisscholen zich nu wagen aan het opzetten van een internationaal project. Enkel en alleen aan het Comenius-programma nam één Vlaamse basisschool op twaalf deel tussen 2001 en 2006. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat er heel wat komt kijken bij het uitwerken van een internationaal schoolproject. Zowel op organisatorisch, financieel als inhoudelijk vlak. Omwille van het succes van de vorige edities, beslisten we dan ook om een derde (vernieuwde) editie van de brochure Horizon uit te geven. Deze handleiding is bedoeld om iedereen die een project wil opstarten een duwtje in de rug te geven. We gebruikten de kennis van scholen met ervaring op de internationale scène om een waslijst van praktische tips en adviezen op te stellen.
23 29 29 31 33 33 37
39
41
43
45
We streven geen volledigheid na. Hoe zou dat ook kunnen: elk project is anders en roept andere vragen op. Toch is Horizon een vrij compact werk geworden met een opeenstapeling van wat je best doet. Laat je daardoor niet afschrikken. Een grensoverschrijdend project is heus wel mogelijk zonder met alle opgesomde details rekening te houden. Beschouw het eerder als een keuzelijst. Uit de hele caleidoscoop kies je maar wat voor jullie (toekomstige) project van toepassing is. Horizon bestaat uit drie delen. In het eerste deel gaan we in op de voorbereiding van een project. In deze fase zal je doelstellingen moeten bepalen, een projectvorm kiezen, partners zoeken en afspraken vastleggen. Bij elke stap krijg je een reeks aanbevelingen. In deel twee besteden we aandacht aan de uitwerking van het project. We geven mee welke elementen een goed internationaal project moet bevatten, we reiken per projectvorm een aantal specifieke tips aan en geven meer uitleg bij de evaluatie en disseminatie van je project. Ook het financiële aspect komt aan bod. In het laatste deel vind je een overzicht van de verschillende subsidieprogramma’s aan de hand van een reeks fiches. Op de linkerpagina vind je telkens voorbeelden en aanvullende tips. Deze brochure kwam tot stand met steun van het departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap en Epos vzw. We willen ze er van harte voor bedanken. Een even gemeend dankjewel gaat naar alle leerkrachten en directieleden die meewerkten aan deze publicatie: Rudy Ampe (De Bloesem Kortrijk), Kristof De Loose (GBS De Waterleest Eppegem), Ann Desmet (De Bloesem Kortrijk), Annie Van Bastelaere (BS Sint-Antonius Eeklo) en Jaak Van Hulle (VBS Ruddervoorde). Tot slot wensen we iedereen veel plezier bij het lezen van Horizon en uiteraard veel succes met de eventuele internationale plannen!
2
voorwoord
voorwoord
3
SMART-principe
A
Voor het formuleren van je doelstellingen, kan je best gebruik maken van het “SMART-principe”: > Specifiek: doelstellingen moeten helder, duidelijk en concreet zijn. > Meetbaar: bepaal via welke methode of systeem je zal meten of je doelen bereikt zijn. > Aanvaardbaar en actiegericht: ze moeten worden gedragen door iedereen zodat het engagement er is om er energiek en met voldoening aan deel te nemen. > Realistisch: ze moeten kunnen gehaald worden, de lat niet te hoog – maar ook niet te laag - leggen en je moet er vat op hebben. Je moet ze kunnen bereiken met aanvaardbare inspanningen. > Tijdsgebonden: vermeld de termijn waarbinnen het gewenste resultaat moet worden bereikt.
Zeg niet maar zeg
“we willen de horizon van de kinderen
verruimen”
“we willen dat alle kin-
deren van het zesde studiejaar vóór de kerstvakantie gechat hebben met een leeftijdgenootje in het buitenland over hun eet- en leefgewoonten”.
Zeg niet
“we willen de talenkennis van de leer-
krachten vergroten”
maar zeg
“we willen dat
alle betrokken leerkrachten op het einde van het project met de Engelse collega’s kunnen telefoneren”.
Zeg niet maar zeg
“we willen de ouders bij het schoolleven
betrekken”
“we willen dat de
> Doelstellingen bepalen Vooraleer de stap te zetten naar een grensoverschrijdend project op school, denk je best eerst na over wat je ermee wil bereiken. Met andere woorden: waarom wil je eraan beginnen? Wat kan je ermee bekomen dat in de gewone klaspraktijk niet direct mogelijk is? Wat is de meerwaarde die je kan realiseren? Doelstellingen schrijf je in de eerste plaats voor jezelf. Je bepaalt ze vanuit je eigen overtuiging, met jouw leerlingen, jouw schoolsituatie in het achterhoofd. Het heeft geen enkele zin om doelstellingen van anderen over te nemen of ze uit bestaande lijstjes te halen. Het is beter om twee doelen per niveau (leerlingen, leerkrachten,…) te hebben waar je echt achter staat en voor gaat, dan twintig die overgenomen zijn of subsidiërende instanties naar de mond praten. Je doelstellingen kunnen een middel zijn om het nut van een grensoverschrijdend project aan de (sceptische) collega’s en later aan de ouders duidelijk te maken. Ook bij het zoeken naar partnerscholen komen de doelstellingen goed van pas. Je kan onmiddellijk gaan vergelijken of je eventuele partner dezelfde verwachtingen heeft van een grensoverschrijdend project. Bij het bepalen van je doelen hou je best rekening met een aantal zaken. Zorg voor doelstellingen op de diverse niveaus: de school als geheel, de directie, de leerkrachten, de leerlingen, de ouders,… Streef daarbij niet naar het onmogelijke: stel realistische verwachtingen op. Schrijf je doelstellingen neer, zo kan je gemakkelijk teruggrijpen naar je lijstje. Dat lijstje met je verwachtingen zal gedurende het hele project een belangrijk werkinstrument zijn. Het neerschrijven van je doelstellingen verplicht je in de eerste plaats om na te denken waar je naartoe wil. Zo zal snel duidelijk worden welke vorm het project best aanneemt. Ook wanneer je in een latere fase een programma opmaakt voor je project, dan moet dat uiteraard de doelstellingen weerspiegelen.
ouders van minstens de helft van de kinderen uit de derde graad aan een activiteit meehelpen tijdens het project”.
Zeg niet maar zeg
“we willen de school meer uitstraling
bezorgen”
“we willen minstens
Leg meteen vast hoe je de doelstellingen zal evalueren. Een evaluatie houdt in dat je nagaat in hoeverre de doelen bereikt zijn en waarom dat eventueel niet zo is. Dat levert heel belangrijke informatie op voor het bijsturen van het huidige of voor een volgend project. Het evalueren gebeurt best op alle niveaus (leerlingen, leerkrachten, ouders,…). Indien mogelijk voorzie je een uitwisseling (en bespreking) van de evaluatiegegevens met je partner(s).
deel één
De voorbereiding van het project
100 extra bezoekers op de jaarlijkse opendeurdag van de school”. 4
5
Welk subsidieprogramma voor jouw project? Meer info over de verschillende programma’s vind je in deel 3.
B
> Welk soort project? Bij het brainstormen over de doelstellingen zal al vlug naar boven komen welk soort project het meest geschikt is voor de school. Grensoverschrijdende projecten kunnen immers allerlei vormen aannemen.
VOOR LEERLINGEN
VOOR LEERLINGEN
> De kinderen ontmoeten elkaar effectief
De kinderen ontmoeten elkaar effectief over de grens
over de grens Buurlandenbeleid: Het departement Onderwijs subsidieert klasuitwisselingen met een partnerschool uit een buurland (Groot-Brittannië, Nederland, Frankrijk, Duitsland of Luxemburg). Prins Filipfonds: Scholen die met de andere cultuurgemeenschappen in België willen samenwerken, kunnen terecht bij het Prins Filipfonds. Er is budget voor klasuitwisselingen waarbij de leerlingen elkaar
Zijn jouw leerlingen benieuwd hoe het er over de grens aan toe gaat? Wil je jouw leerlingen voorstellen aan kinderen uit het buitenland? Dan kan je een uitwisseling organiseren. Bij een uitwisseling gaat het om een ‘fysieke’ ontmoeting tussen leerlingen uit verschillende landen. Dat gaat van bv. een ééndaagse uitstap samen met een Nederlandse klas naar het Zwin, tot een wederzijdse uitwisseling van telkens vijf dagen met een school uit Frankrijk. Wij moeten dat buitenland zelfs niet zo ver zoeken. Samenwerking tussen de Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschap van ons land is ook mogelijk. Uitwisselingen zijn meestal bilateraal, maar ook multilateraal is het mogelijk. Eén school ontvangt dan verschillende delegaties van andere scholen.
De kinderen werken internationaal samen zonder de klas te verlaten
gedurende minstens één dag in elke betrokken gemeenschap ontmoeten. Provincie West-Vlaanderen, Vlaamse Gemeenschap Brussel,…: Ook verschillende lokale en regionale overheden ondersteunen uitwisselingen tussen scholen. > De kinderen werken internationaal samen zonder de klas te verlaten Leerling-georiënteerde activiteiten in een Comenius schoolpartnerschap: De Europese Unie maakt via het Comenius-programma geld vrij voor projecten tussen Europese scholen waarbij de leerlingen samenwerken zonder de klas te verlaten. eTwinning: Via de portaalsite van eTwinning biedt de EU allerlei hulpmiddelen aan om een project op te zetten. Subsidies zijn er niet voor een eTwinning-project, maar je kan wel rekenen op de nodige techni-
Leerling-georiënteerde activiteiten in een Comenius schoolpartnerschap Wil je leerlingen in contact brengen met leeftijdsgenootjes in het buitenland zonder dat ze de klas verlaten? Dan is een Comenius schoolpartnerschap met leerling-georiënteerde activiteiten iets voor jou. eTwinning Op zoek naar een leuke manier om ICT-vaardigheden aan te leren? Wil je de ICT-lessen een internationaal tintje geven? Denk dan eens aan een eTwinning-project. Minstens twee scholen uit minstens twee Europese landen werken via de portaalsite van eTwinning samen een project uit. Het gebruik van ICT staat daarbij centraal. De leerlingen leren zo niet alleen andere culturen beter kennen, maar leren werken met Skype, leren een weblog maken, chatten,… eTwinning is bovendien een ideaal werkinstrument binnen andere projecten. Andere Er zijn uiteraard talloze mogelijkheden voor grensoverschrijdende projecten op school. Zoek je het bijvoorbeeld liever buiten Europa? In het kader van de mondiale vorming op school kan je een project opstarten met een school uit het zuiden. De kinderen e-mailen met elkaar, sturen elkaar tekeningen op,… De jaarlijkse geldinzameling voor Broederlijk Delen wordt meteen een stuk realistischer voor de kinderen. Ook zonder subsidies kan je dus internationaal aan de slag.
sche en inhoudelijke ondersteuning.
6
7
VOOR LEERKRACHTEN EN DIRECTIE > Leerkrachten en/of directie werken internationaal samen School-georiënteerde activiteiten binnen een Comenius schoolpartnerschap: De EU subsidieert via het Comenius-programma projecten waarbij leerkrachten uit verschillende Europese landen rond een pedagogisch of organisatorisch thema samenwerken. Prins Filipfonds: uitwisselingen voor leerkrachten. Prins Filipfonds: uitwisselingen voor directeurs en beleidsmedewerkers.
> Leerkrachten en/of directie scholen zich bij in het buitenland Comenius nascholing: Op de Comeniuswebsite van de Europese Unie vind je een ellenlange catalogus van nascholingscursussen in het buitenland. Ook sta-
VOOR LEERKRACHTEN EN/OF DE DIRECTIE Sommige scholen houden het liever bij internationale contacten voor de directie en de leerkrachten. In het buitenland kunnen zij immers heel wat nieuwe ideeën verzamelen op onderwijsvlak.
Leerkrachten en/of directie werken internationaal samen School-georiënteerde activiteiten in een Comenius schoolpartnerschap Heeft je school behoefte aan vernieuwing op onderwijsvlak? Wil je met collega’s uit het buitenland ervaringen rond organisatorische thema’s uitwisselen? Dan kan je binnen een Comenius school-georiënteerd partnerschap aan de slag. In zo’n projecten werken leerkrachten, directie en/of ander schoolpersoneel van minimum drie scholen uit evenveel Europese landen gedurende twee jaar samen. Ze werken rond een pedagogisch of organisatorisch thema. Het uitwerken van een nieuwe pedagogische methode, herinrichting van de speelruimte, het tegengaan van pesten op school, verbeteren van het communicatiebeleid op school,… zijn slechts enkele voorbeelden. De leerkrachten en directie gaan vooral in de eigen school aan de slag en hebben contact met elkaar via e-mail, videoconferentie,… Ze wisselen informatie uit, vergelijken en ontwikkelen nieuwe methodes of materialen rond het thema. Uiteraard is belangrijk dat de partners elkaar geregeld “live” ontmoeten om de werkzaamheden te bespreken en de resultaten uit te wisselen. Dat gebeurt via projectvergaderingen.
ges of werkbezoeken zijn mogelijk. Je kan een beurs aanvragen om je verplaatsings-, verblijfs- en cursuskosten te vergoeden. Raad van Europa: Ook op de website van de Raad van Europa vind je een catalogus met nascholingen voor leerkrachten en directieleden. Studiebezoeken voor onderwijsspecialisten en be-
Prins Filipfonds: uitwisselingen voor leerkrachten, en voor directeurs en beleidsondersteuners Leerkrachten en directeurs kunnen ook van elkaar leren in eigen land. Leerkrachten kunnen les gaan geven in hun moedertaal in een andere Belgische gemeenschap. Directeurs kunnen enkele dagen het school- en taalbeleid gaan observeren in een school uit een andere Belgische gemeenschap.
leidsmakers: De Europese Unie maakt studiebezoeken van één week in een ander Europees land mo-
Leerkrachten en/of directie scholen zich bij in het buitenland
gelijk voor onderwijsspecialisten en directies. Buurlandenbeleid: Personeelsleden van een basisschool kunnen voor minstens één dag op studiebezoek naar een partnerschool in een buurland met subsidies van de Vlaamse Gemeenschap.
Nascholing Wil je graag je kennis over een bepaald onderwerp bijspijkeren? Doe je dat liefst in een internationale context? Dan kan je als leerkracht of directielid een nascholingscursus volgen in het buitenland. Je kan het zo gek niet bedenken of er bestaat een sessie over: van taalontwikkeling bij jonge kinderen tot theater spelen in de klas. Een nascholingscursus is niet alleen interessant voor je kennis en horizonverruiming maar je leert er ook collega’s uit heel Europa kennen. Studiebezoek Zou je graag een partnerschool in een buurland bezoeken om er kennis te maken met het onderwijssysteem? Wil je met collega’s uit het buitenland onderwijskundige thema’s bespreken? Of enkele leerkrachten volgen in hun dagdagelijkse praktijk? Dan is een studiebezoek iets voor jou.
8
9
Enquete over het grensoverschrijdend project
C
> Met wie in zee?
IN DE EIGEN SCHOOL
Beste collega, Zoals je weet, zijn er voorzichtige plannen om een grensoverschrijdend project op te starten op onze school. Dat brengt uiteraard heel wat extra taken met zich mee. Omdat vele handen het werk lichter kunnen maken, willen we graag weten wie geïnteresseerd is om mee te helpen. Alvast bedankt om deze enquête in te vullen!
wil intensief deelnemen en lid worden van de kerngroep “internationale projecten”
wil graag op cursus gaan in het buitenland wil naar het buitenland om een partnerschool te bezoeken wil meegaan naar projectmeetings om met de partnerlanden het project te plannen en te evalueren
kan helpen met de projectadministratie: aanvragen opstellen, rapporten schrijven…
kan gastgezin zijn voor buitenlandse leerkrachten en/of leerlingen voor een korte periode
kan helpen met / verantwoordelijk zijn voor het opmaken van de website
wil verantwoordelijk zijn voor een permanent tentoonstellingshoekje in de school
kan optreden als tussenpersoon tussen project en pers (geschreven, wil buitenlandse leerkrachten op bezoek in België een avond thuis ontvangen
wil een bezoek in de eigen streek organiseren voor buitenlandse gasten / leerlingen
heeft een ruime auto en wil wel eens taxi spelen (hotel-school bv.) spreekt een beetje Italiaans, Zweeds, Roemeens, Duits, Spaans, Tsjechisch… (duid aan) en wil die kennis wel eens ten dienste stellen van een projectactiviteit als dat nodig is.
wil graag op de hoogte gehouden worden van het project, maar nog niet meteen zelf meewerken
10
Omdat een grensoverschrijdend project nu eenmaal geen onopvallende gebeurtenis is, maar een activiteit die de hele school beroert, is ook de steun van de directie onontbeerlijk. Om die over de streep te halen (als ze er al niet zelf mee voor de dag kwam), toon je best aan welke meerwaarde het project biedt. Je kan hiervoor gebruik maken van de doelstellingen die je opstelde. Ook zal je al enig idee moeten hebben over de financiële implicaties wanneer je de directie aanspreekt. Een toverwoord bij het opzetten van om het even welk project is ‘communicatie’. Weersta aan de verleiding om alles binnen de werkgroep te houden, hoe vlot het daar ook mag verlopen. Communicatie naar de directie, de collega’s (ook zij die er niet rechtstreeks iets mee te maken hebben!), de ouders, de leerlingen, het personeel… is van het allergrootste belang. Door te communiceren over het project, vermijd je reacties als “ze gaan weer eens op reis”. Maak duidelijk waar het project over gaat en verwijs naar de doelstellingen die je ermee wil bereiken. Veel van de communicatie over het project naar de collega’s en de directie kan tijdens de gewone vergadermomenten of door een infopaneel in de leraarskamer. Sla de collega’s niet om de oren met onvermijdelijke problemen en onzekerheden, maar geef hen zo concreet mogelijke informatie.
wil in zijn/haar klas rond het project werken radio en TV)
Op je eentje een internationaal project opzetten is gekkenwerk. Een eerste stap zal daarom het oprichten van een Europese cel of kerngroep zijn. Om verschillende redenen. Zo’n project brengt toch heel wat extra werk met zich mee. Daarom is het nodig dat vele handen die klus lichter maken. Verder is het niet goed dat de kennis van grensoverschrijdend werken bij één persoon geconcentreerd is. Als die wegvalt, speelt de school alle opgebouwde ‘internationale projectologie’ weer kwijt. Het project mag dus geen one-(wo)man-show worden. Een Europese cel met meerdere collega’s is ook een ideaal klankbord. Bij problemen of moeilijke keuzes kan je de knoop samen doorhakken.
heeft geen interesse in het project
Naast de directie en de Europese werkgroep is het belangrijk er zo veel mogelijk partijen (ouders, collega’s, leerlingen,…) bij te betrekken. Als een project van bij het begin schoolbreed gedragen wordt, is dat de beste garantie om het niet alleen horizon-verruimend te maken voor de kinderen. Het betekent eveneens een nieuwe impuls voor de hele school.
Leerkrachten Uiteraard is het niet mogelijk om alle collega’s bij alle taken te betrekken. Het is goed dat er een kerngroep van leerkrachten is die van alles op de hoogte zijn. Daarnaast zijn er op vele andere vlakken helpende handen nodig. Om de collega’s te overtuigen hun steentje bij te dragen, kan je gebruik maken van een enquête. Collega’s kunnen er op aan duiden in hoeverre ze bereid zijn aan het project mee te werken en kunnen zo geleidelijk aan in het project stappen. Hiernaast vind je daar een voorbeeld van. Je kan ook een collega van een andere school uitnodigen om over zijn/haar internationale ervaring te praten.
…
11
Koen, papa van Simon, 37 jaar
Chris, directeur, 45 jaar
Toen enkele van mijn leerkrachten voorstelden om een uitwisseling met Nederland te organiseren, vond ik dat meteen een fantastisch plan. Maar als directeur moest ik uiteraard aan het financiële aspect denken en dus twijfelde ik. Mijn leerkrachten waren me echter voor en hadden al uitgepluisd waar we subsidies konden krijgen.
Onze Simon vertrok gisteren voor enkele dagen naar Wallonië met zijn klas. Ik ben er gerust in. Op enkele ouderavonden kregen we alle nodige informatie over hun verblijf daar. We zagen onder andere foto’s van hun verblijfplaats. Bovendien kunnen we via een weblog volgen wat de kinderen daar uitspoken.
Sofie, leerkracht, 32 jaar
Toen het Comeniusproject op school werd opgestart, zag ik er eerlijk gezegd het nut niet van in. Het leek me vooral leuk en nuttig voor de collega’s die naar het buitenland trokken voor projectvergaderingen. Op de enquête die werd rondgedeeld, duidde ik wel aan dat ik in mijn klas af en toe rond het project wilde werken. Ik wou het project een kans geven. Ondertussen weet ik dat het ook voor de kinderen een schitterend project is. Vanuit hun eigen klas leren ze enorm veel bij over onze partnerlanden.
12
Leerlingen Streef ernaar om alle leerlingen van een bepaalde klas of leeftijdsgroep aan het project te laten deelnemen. Is er geen uitwisseling in de strikte zin van het woord dan gaat dit uiteraard vrij makkelijk. De hele school kan dan zelfs bij het project betrokken worden. Bij een uitwisseling met een buitenlandse klasgroep moet het uitgangspunt zijn dat er gezocht wordt naar een formule die voor iedereen van die klas haalbaar is. De groep is best niet té groot zodanig dat het organisatorisch nog overzichtelijk blijft en het contact tussen de leerlingen vlot kan verlopen. Is het toch niet mogelijk om een volledige klas te laten deelnemen, dan zal je leerlingen moeten selecteren. Je doet dit best zo “officieel” mogelijk: laat ze bijvoorbeeld een motivatiebrief schrijven waarom ze willen meedoen. Op die manier vermijd je jaloezie van leerlingen die niet gekozen werden. Leerlingen die niet direct bij het gebeuren betrokken zijn, kunnen bij de ontvangst van de partnerschool een handje toesteken onder de vorm van geschenkjes die ze maken voor de bezoekers, een toneelstukje voor de gasten, optreden als gids, e.d.
Hilde, leerkracht, 39 jaar
Met de Europese cel komen we heel regelmatig samen om het internationaal project te bespreken. Het is handig om met meerdere personen van alles op de hoogte te zijn. Als iemand ziek wordt, kunnen de anderen inspringen. Bovendien sta je sterker in je schoenen om over het project te communiceren tegen sceptische collega’s.
Ouders Ouders bij het schoolleven betrekken is vaak geen gemakkelijke klus. Een internationaal project kan hiervoor de ideale gelegenheid zijn. Ouders kunnen actief meehelpen aan het project. Bij uitwisselingen waar de leerlingen in gastgezinnen verblijven, spreekt de rol van de ouders voor zich. Ook bij projecten zonder mobiliteit, kan de medewerking van de ouders bijzonder welkom zijn. Zij kunnen bijvoorbeeld instaan voor bepaalde contacten (om informatie te krijgen, om een bezoek te organiseren,…), vertaalwerk verrichten, meehelpen met de organisatie van bepaalde onderdelen van het project… Pols bijvoorbeeld ook eens bij het oudercomité of zij bereid zijn mee te helpen met de organisatie. Ook wanneer de ouders niet meehelpen, is het van groot belang dat zij het project steunen. Daarom is het belangrijk hen op de hoogte te houden. Organiseer een ouderavond om het project voor te stellen, geef regelmatig brieven mee met praktische afspraken, geef hen een aandenken aan het project…
Gemeente Eventueel kan je ook de gemeente bij het project betrekken. Zij kunnen zorgen voor een officiële ontvangst van de buitenlandse partners op het gemeentehuis, zalen ter beschikking stellen en zorgen voor de verspreiding van het project naar de bredere gemeenschap.
13
Profielfiche
Tips voor een goede profielfiche
DE PARTNERS > Schrijf de profielfiche vrij beknopt
Gegevens over de school • naam en (e-mail)adres • website • aantal leerlingen • regio • belangrijke eigenschappen van de school • contactpersoon •…
en meteen in de taal waarin je later met die partner wil overleggen. > Indien je gebruik wenst te maken van een subsidieprogramma kijk je best eens na of projecten met
Projectvoorstel Een overzicht van wat je wenst te doen binnen het grensoverschrijdend project: al dan niet uitwisselen van leerlingen en/of leerkrachten/directie, rond welk thema je wil werken, hoe lang een uitwisseling mag duren,…
het land van je keuze wel toegestaan zijn. > Bovenaan het overzicht met wat je
Verwachtingen Een schets van wat je verwacht van de partnerschool qua leeftijdsgroep, talenkennis, regio of land waarin de school moet gelegen zijn,…
Om de juiste partner te vinden zal je voor jezelf eerst doelstellingen opgesteld hebben en uitgemaakt hebben welke (subsidie)vorm je project zal aannemen. Daarna kan je op zoek gaan naar partners. Hiervoor maak je werk van een profielfiche (zie hiernaast).
wenst te doen, schrijf je best in grote letters “voorstellen”. Als je dit niet doet, zouden de mogelijke partnerscholen wel eens kunnen denken dat wat op papier staat te nemen of te laten is en zij zelf geen inspraak meer hebben in het opmaken van het project. Dat kan in een samenwerking niet de
PARTNERFINDING
Om een grensoverschrijdend project te starten heb je – dat spreekt voor zich – één of meerdere partners aan de andere kant van de grens nodig. Voor een leerlingenontmoeting volstaat één partnerschool. Wil je bv. met een Comeniusproject beginnen, dan zijn minimum twee partners vereist. Heel belangrijk is dat je de juiste partner(s) kiest. Jij en je partner(s) moeten op dezelfde golflengte zitten qua verwachtingen en engagement. Een grensoverschrijdend project staat of valt vaak met het vinden van een geschikte partner.
bedoeling zijn.
Met de profielfiche met daarin het overzicht van voorstellen voor een project of uitwisseling en je verwachtingen ga je vervolgens op zoek. Je kan partners vinden via: > het internet > deelname aan internationale contactseminaries. Dit zijn ontmoetingssessies voor leerkrachten waar je met verschillende buitenlandse partners contacten kan leggen. > Centrum Ryckevelde of de Landcommanderij Alden Biesen (adressen vind je hiernaast) helpen scholen bij het zoeken naar een geschikte partner > persoonlijke contacten (collega’s, via de ouders van de leerlingen, oud-leerlingen, vakantie-adressen, bedrijven…) > de gemeente (jumelages)
Jumelages WAT? Vele Vlaamse gemeentes zijn verbroederd met een dorp of stad elders in Europa. Ze onderhouden vriendschappelijke contacten en organiseren ontmoetingsmomenten. VOORDEEL? Als je een uitwisseling wil opstarten, kan je een beroep doen op de bestaande contacten met de zustergemeente in het buitenland. Bovendien zal je gemeentebestuur hoogstwaarschijnlijk een (financieel) steentje bijdragen aan het project wanneer het past in het kader van de jumelage.
Zoeken van partners via het net Voor het vinden van partners kan je gebruik maken van enkele partnerfinding websites. http://partbase.eupro.se/frameuk.htm www.etwinning.net www.globalgateway.org.uk www.europeesplatform.be www.prins-filipfonds.org
14
Hulp bij het vinden van partners Voor begeleiding bij het vinden van partners, kan je terecht bij Centrum Ryckevelde of de Landcommanderij Alden Biesen. Centrum Ryckevelde Ryckevelde 6 8340 Damme T 050/ 35 27 20 F 050/ 37 11 01 www.ryckevelde.be
[email protected] Landcommanderij Alden Biesen Kasteelstraat 6 3740 Bilzen www.alden-biesen.be Guy Tilkin T 089/ 51 93 55
[email protected]
15
Checklist voor een voorbereidend bezoek Op voorhand
✔ het onderwijssysteem van het land dat je bezoekt ❑ bekijken en info over het eigen systeem opsturen ✔ ❑ opsturen van je doelstellingen, verwachtingen,… ✔ eventueel: documentatie over je school en streek ❑ opsturen ✔ eventueel: subsidie aanvragen voor het bezoek ❑ Tijdens het bezoek
✔ kennismaken met de school (directie, projectlei❑ ✔ ❑ ✔ ❑ ✔ ❑ ✔ ❑ ✔ ❑ ✔ ❑ ✔ ❑ ✔ ❑
ding, leerkrachten, leerlingen) en misschien de stad en streek je doelstellingen naast elkaar leggen en vanuit de gemeenschappelijke doelstellingen de werkvorm voor het project bepalen indien mogelijk al een werkprogramma en een tijdschema voor het project opmaken bespreking van de financiering van het project, omgaan met het vreemde taalaspect voor de leerlingen en een werktaal voor de leerkrachten, praktische afspraken,… schoolkalenders vergelijken (vakantie- en examenperiodes, bepaalde evenementen,…) en de periodes waarin aan het project zal worden gewerkt vastleggen voor uitwisselingsprojecten: hoe zit het met de keuze gastgezinnen, jeugdherberg?, hoe worden de leerlingen gekoppeld? neem foto’s zodat je achteraf aan de collega’s en de ouders kan tonen waar de kinderen terechtkomen hou eventueel een blog bij om de collega’s al tijdens het bezoek op de hoogte te houden meenemen (indien het nog niet is opgestuurd): documentatie over de school en over de Vlaamse stad en/of streek, info over het onderwijssysteem en de leergebieden van de betrokken leerlingen, geschenkjes voor de directie, leerkrachten,… Nadien
✔ verslag maken en aan de partnersch(o)ol(en) stu❑ ren, met de vraag om commentaar ✔ verslag uitbrengen in de eigen school ❑ ✔ onbeantwoorde vragen oplossen ❑ ✔ eventueel: uitnodigen voor een tegenbezoek ❑ ✔ knoop doorhakken of je al dan niet met elkaar in ❑ zee gaat
16
D
> Alles te weten komen tijdens het voorbereidend bezoek Voor de uitbouw van een degelijk project zijn voorbereidende bezoeken een absolute aanrader. Tijdens zo’n bezoek ontmoeten potentiële partners elkaar. Alle scholen die willen meewerken komen samen bij één van de partners. Ze bezoeken de gastschool en de stad en bespreken het project. Tijdens het voorbereidend bezoek kan je niet alleen kennismaken met de directie, de leerkrachten en eventueel de leerlingen en de ouders van de potentiële partnerschool, maar ook de schoolsfeer opsnuiven en het onderwijssysteem van naderbij bekijken. Uiteraard wordt ook het project besproken. De verwachtingen en het engagement van de verschillende scholen worden afgetast. In het geval van een uitwisseling zal ook het aspect “veiligheid” bekeken worden. Je maakt best van de gelegenheid gebruik om na te gaan waar je leerlingen eventueel zullen verblijven. We geven je enkele tips:
> Voor leerkrachten of zelfs voor de directie van een basisschool is het niet eenvoudig om er eventjes enkele dagen tussenuit te knijpen. Om dat op te lossen, kan het bezoek gebeuren tijdens een periode waarin de Vlaamse scholen vakantie hebben, maar de school die je bezoekt volop aan het werk is. > Als het financieel haalbaar is, raden we aan om met twee personen op voorbereidend bezoek te trekken. Omwille van de beperkte duur is zo’n bezoek vaak heel intens en hangt er veel vanaf. > Het aftasten van de verwachtingen van de mogelijke partner(s) is heel belangrijk tijdens een voorbereidend bezoek. Als je polst naar een mogelijke samenwerking moet je daarbij je eigen doelstellingen en verwachtingen goed voor ogen houden en nagaan of de doelen van de potentiële partner daarop kunnen aangesloten worden. Hechten jullie bijvoorbeeld veel belang aan het gebruik van ICT tijdens het project dan ga je na of dat ook voor de
andere(n) zo is. Wil de partnerschool absoluut rond het thema “sport” werken, bekijk dan of dat binnen de doelstellingen van jouw school past. Engageer je vóór het bezoek niet té ver, zodat je nog terug kunt, mocht het helemaal niet klikken. Ook tijdens het bezoek moet je je voortdurend de vraag stellen: ‘Kan ik wat hier voorgesteld en besproken wordt, verdedigen in mijn eigen school?’. > Durf eerder gevoelige onderwerpen als de talenkennis van de begeleidende leerkrachten, de sociale verschillen en de financiële kant van de zaak aan te kaarten. Poog om meteen praktische afspraken te maken omtrent de verdere communicatie (hoe, wie is wanneer en waar te bereiken). Heel belangrijk hierbij is dat je de schoolkalenders naast elkaar legt: wanneer vallen de vakantieperiodes, de speciale gebeurtenissen op school,… > Als je geen totaal goed gevoel overhoudt aan de contacten met de mogelijke partner(s), is het misschien verstandig om de stap niet te zetten. Het is beter naar een ander contact uit te kijken en desnoods een schooljaar te wachten, dan een ernstige optie op een mislukking te nemen. Een internationaal project dat slecht verloopt, veroorzaakt heel wat wrevel en frustratie en plaatst nadien het onderwerp ‘internationalisering’ soms voor jaren in de koelkast. > Communiceer bij je thuiskomst voldoende naar de hele school over het voorbereidend bezoek. Zo krijgt niemand de indruk dat het eerder om een verdoken vakantietrip ging en is iedereen op de hoogte van het geplande project. Maak een verslag van wat afgesproken werd en stuur dit aan je toekomstige partner met de vraag om commentaar. Zet punten die niet verduidelijkt werden tijdens het bezoek en waar jij of je collega’s nog vragen rond hebben op papier en stuur ze eventueel door aan de potentiële partner(s).
17
spelen
sport De Middeleeuwen
Harry Potter
het leven zoals het is
Het eigenlijke project
wonen natuur & milieu
de zee
voeding water
kunst
kleuren Europa
muziek feesten Voorstelling
Voor het project echt van start kan gaan, kan je de leerlingen vragen zich voor te stellen aan de partners. De voorstelling mag je best als een project in het project beschouwen. Je kan er geweldig veel mee doen en leren. Neem er dus je tijd voor. Vermijd het sturen van fiches met foto en gegevens maar pak dit heel creatief aan.
18
ENKELE IDEETJES:
> Laat de leerlingen een kwartetspel over zichzelf (met hun hobby’s, karaktertrekken, favoriete muziek,…) maken. In de partnerschool spelen de kinderen kwartet met hun partnerleerlingen. In het geval van een uitwisseling kennen ze elkaar al goed bij de eerste ontmoeting. > Een leuk idee is om bladen te maken met vier foto’s per leerling: hun huis, hun kamer, de stek waar ze het liefste zijn en de plek waar ze helemaal niet graag zijn (niet: de school!). Ongelooflijk hoeveel dit voor de partners zegt over de kinderen en hun omgeving. > Je kan ook een (grappig) filmpje opsturen over de school, de omgeving of de klas(sen). Dat verloopt nogal eens aan de hand van ‘een dag uit het leven van…’. Met de camera wordt één leerling gevolgd, van ontbijt tot slapengaan. Leuk om te maken en leuk om te krijgen. > Verrassingsdozen doen het ook altijd goed. Vul een pakketje met allerlei specialiteiten van je land of streek, een quiz waarop de partners moeten reageren, tekeningen, foto’s, …. Alweer tof om te maken en nog toffer om te ontvangen.
A
> Dé vier ingrediënten
CENTRAAL THEMA Stel een centraal thema voorop waarrond gewerkt zal worden. Dat thema is een soort kapstok waar alle activiteiten aan opgehangen worden. Voor de kinderen en de buitenwereld vormt het een rode draad, wat de projectwerking heel herkenbaar maakt. Scholen schrikken er soms voor terug om ook tijdens een uitwisseling rond een bepaald thema te werken. Toch geeft dit extra stuwkracht aan de ontmoeting van leerlingen. Het zal je ertoe aanzetten om meer ongewone zaken te doen die in het thema passen. Vergelijk het met jeugdbewegingen die tijdens hun jaarlijkse kamp rond een bepaald thema (bv. indianen) werken. Dat doen ze toch ook omdat het alles voor de kinderen herkenbaar en bijzonder leuk maakt en de creativiteit alleen maar aanscherpt. De keuze van het thema moet zeker in samenspraak met de projectpartners gebeuren. Betrek ook de leerlingen bij de brainstorming over mogelijke thema’s. Zo voorkom je dat het onderwerp te ver van hun leefwereld en interessesfeer afligt. Hoe enthousiaster de kinderen aan de slag gaan, hoe meer slaagkansen het project heeft. Zorg ervoor dat het thema voldoende ruim gekozen is, zodat je er een schooljaar of langer kunt rond werken en er alle activiteiten aan ophangen. Zorg voor een originele invalshoek. Hiernaast geven we enkele thema’s van bestaande projecten. Die geven je wellicht inspiratie om zelf een verrassend thema te bedenken. Kies daarbij ook een sexy titel of roepnaam voor je project. Bij de keuze van het thema hou je best rekening met het curriculum en de eindtermen. Het thema moet in de klassen (van de deelnemende landen) kunnen behandeld worden. Meer nog, het moet mogelijk zijn om er zoveel mogelijk leerstof in onder te brengen. Kies een thema waarmee je vakoverschrijdend kan werken. Zo kan je jezelf werk besparen door de projectactiviteiten te integreren in activiteiten die sowieso tot het curriculum behoren.
deel twee
lezen
19
ACTIE-REACTIE Een leuke techniek is iets opsturen wat de anderen moeten afmaken. Draait jullie project volledig rond muziek dan kan je een cd met een Nederlandstalig lied zenden en vragen dat de buitenlandse scholen het nazingen en terugsturen. Of je schrijft zelf de eerste strofe van een lied en vraagt aan de partners om het vervolg te verzinnen. Nog leuker is dat een school de melodie maakt, een tweede school de tekst schrijft en nog een andere school de tekst inzingt. Zo krijg je een heus Europees lied.
>
Eén van de belangrijkste aanbevelingen die we kunnen meegeven, is het principe van ‘actie-reactie’. Zowel bij Comeniusprojecten als bij uitwisselingen zien we vaak dat scholen hun ding doen, dat aan de partners verzenden, om vervolgens een blik te werpen op wat zij toegestuurd krijgen. Van enige respons op wat men krijgt is geen sprake. Om een grensoverschrijdend project echt te laten swingen, moet alles wat je aan de partnerscholen bezorgt een uitdaging om te antwoorden inhouden. De kinderen in het (de) partnerland(en) moeten ertoe worden aangezet om met het toegestuurde materiaal te werken. Stuur dus bijvoorbeeld recepten met de nadrukkelijke vraag om ze uit te testen en een filmpje met het resultaat terug te bezorgen. Of vraag hen jullie verhaal te illustreren met enkele mooie tekeningen. Nog beter is ze te laten zoeken. Een multiple choice quiz over ons land, een puzzel, een cd-rom met een vragenlijst, een verhaal waaruit een stuk is weggelaten… zijn allemaal uitdagende werkvormen. Ze zorgen ervoor dat er een kettingreactie van vraag en antwoord op gang komt, dat de partnerscholen met andere woorden effectief met elkaar samenwerken.
ACTIEVE EN CREATIEVE WERKVORMEN Hanteer een zo groot mogelijke waaier aan verschillende werkvormen. Dit maakt een internationaal project anders dan de gewone klaspraktijk. Bestook elkaar met verrassingsdozen, tekeningen, collages, stevig uitgewerkte resultaten van enquêtes, leuke filmpjes, e-mails, foto’s, creatieve werkjes, recepten… Blijf dus niet steken bij één of twee werkvormen, maar verplicht jezelf ertoe om elke activiteit anders aan te pakken. Gebruik zoveel mogelijk de creativiteit van de kinderen. Kies actieve en creatieve methodes. Niet alleen de inhoud van wat jullie elkaar bezorgen moet goed zijn. De verpakking mag ook uitnodigen tot meer…
EINDPRODUCT Je eindproduct hoeft niet altijd een boekje of een cd te zijn. Vier Europese scholen die rond het thema “wonen” werkten, realiseerden samen vier ‘soaps’, gebaseerd op het dagelijks leven in de verschillende landen. Eerst knutselden de kinderen per land een woonkamer ineen met elementen uit alle partnerlanden: bv. behang uit Finland, meubels uit Duitsland en schilderijen uit Italië. Elke school maakte daarna een poppenfamilie voor één van de andere partners. Tot slot werd een mini-soap met de poppen gespeeld en gefilmd op basis van een verhaal uit één van de andere landen.
>
Een tentoonstelling, een kalender, een toneelstukje, een quiz die voor de andere leerlingen of de ouders wordt georganiseerd, een knutselwerkje, een kunstwerk, een filmpje, een presentatie, een ludieke avond… zijn andere voorbeelden van eindproducten.
>
Werk met alle leerlingen (van alle landen) aan een gezamenlijk eindproduct. Dat kan bv. een gezamenlijke website zijn, waar alle projectactiviteiten op verschijnen, een verhalenbundel of een cd. Over de grenzen heen samen aan iets werken, geeft het project stuwkracht. Als er een product in de steigers gezet wordt, moet er wel worden samengewerkt en moeten de deadlines gerespecteerd worden. Tijdens een uitwisseling vormt het werken aan een eindproduct een rode draad. Zo bekom je echt projectwerk in plaats van een aaneenschakeling van losse activiteiten. Anderzijds blijft er na het project nog iets tastbaars over. De kinderen krijgen daardoor het gevoel dat hun werkzaamheden wel degelijk vruchten hebben afgeworpen. Het schept bovendien een band tussen de deelnemers. Het is ook leuk om die website, het boekje, de cd… aan derden te tonen of zelfs als prinstrument voor de school te gebruiken. Pas wel op: het is niet de bedoeling dat je zodanig veel energie stopt in het eindproduct dat de projectwerking er gaat onder lijden. Neen, het eindproduct (of een hele reeks van kleinere, tussentijdse, eindproducten) vloeit gewoon voort uit de activiteiten.
20
21
toneel
> Met toneel kan je alle kanten uit. Onder leiding van een of meerdere regisseurs of mensen die vertrouwd zijn met initiatie in expressie, worden enkele eenvoudige technieken en oefeningen aangeleerd. Door het creatieve kader en het fysiek contact leren de leerlingen elkaar vrij vlug kennen. Eventueel kan de groep er na een paar dagen of sessies toe komen een kort toneelstukje op te voeren. De sessies kunnen eveneens de hoofdmoot van de uitwisseling vormen en uitmonden in een heuse opvoering voor een publiek.
spelen
> Spelen - in alle mogelijke vormen - zijn bijzonder leuke projectonderdelen. Kijk eens welke typische spelen wij kennen en leer ze aan de partners. Zelf ken je wellicht enkele boeiende bosspelen die met een grote groep kunnen gespeeld worden of je kent wel iemand uit de jeugdbeweging die ze je kan leren. Met de hele groep (van de beide partners) een spel spelen, smaakt altijd naar meer. Dan zijn er nog de educatieve spelen rond alle mogelijke thema’s. Ook televisieprogramma’s blijken een inspiratiebron te zijn voor activiteiten. Fata Morgana, de Pappenheimers, Idool,… kunnen de basis vormen voor gesmaakte activiteiten.
> Als de partnerschool niet te veraf ligt, kan je eventueel een ontmoetingsdag organiseren vóór de eigenlijke uitwisseling. Tijdens zo’n dag kunnen de kinderen al kennismaken met elkaar. Zo neem je de schrik weg voor een langer verblijf in het partnerland.
22
lessen
> Als de taal het toelaat, kunnen er enkele lessen op het programma staan. Wat uitleg en daarna hoekenwerk in internationale groepjes kan best gezellig en leerrijk zijn. Laat de kinderen hun school eens voorstellen aan de bezoekers. Als je dat in de voorbereiding nog niet deed, kan je nu uitleggen hoe een modale schooldag eruit ziet. Zorg er zeker voor dat de kinderen samen iets doen tijdens die lessen en niet gewoon moeten luisteren.
workshops
ontmoetingsdag
bezoeken
> Uiteraard zal het eigenlijke projectwerk afgewisseld worden met (toeristische) bezoeken aan bepaalde steden of andere locaties. Bij het bezoeken van een stad moet je niet meteen bij de toeristische dienst gaan aankloppen voor een rondleiding. Het is veel leuker als er een spannend stadsspel of een zoektocht geprogrammeerd staat. Of de kinderen gidsen zelf (ze vertellen voor de hele groep elk iets bij een bepaalde plaats of ze nemen de bezoekers in groepjes op sleeptouw). Je kan ook vragen dat een andere klas (die niet rechtstreeks bij de uitwisseling betrokken is) de partners rondleidt. Zo trek je het project open naar de andere collega’s en leerlingen binnen je school. Ook bezoeken aan instellingen, bedrijven, natuurreservaten, e.d. kunnen deel uitmaken van het projectwerk. Je kan de kinderen daar best zoveel mogelijk zelf laten exploreren. Zo trekken ze bv. de natuur in om op diverse plaatsen stalen te nemen van water. De stalen worden vervolgens geanalyseerd, wat dan weer de aanleiding kan zijn om na te denken en te discussiëren over het leefmilieu.
> Je hoeft niet alles zelf te doen. Een grote waaier aan organisaties en instellingen bieden (tegen een betaalbare prijs) workshops aan voor kinderen. Of het nu voor Afrikaans dansen of een exploratietocht aan de zee is, er is wel ergens in de buurt iemand die het begeleidt. En heb je al eens aan de musea gedacht, die vaak hele leuke kinderworkshops aanbieden tegen lage prijzen… Als je externe partners inschakelt, heb je trouwens zelf eens een moment van (relatieve) rust.
B
> Tips per projecttype
VOOR LEERLINGEN De kinderen ontmoeten elkaar effectief over de grens Algemeen Bij een uitwisseling gaat het over een ‘fysieke’ ontmoeting tussen leerlingen uit verschillende landen of regio’s. Dat gaat van een ééndaagse uitstap samen met een Nederlandse klas naar het Zwin, tot een wederzijdse uitwisseling van telkens vijf dagen met een klas uit Frankrijk. Tips Bij uitwisselingen start het project niet op het ogenblik dat de leerlingen gaan of komen en eindigt het niet als de zakdoeken worden bovengehaald. De voorbereiding op de eigenlijke uitwisseling(en) en de nawerking ervan, maken integraal deel uit van het project. Het is de bedoeling dat er bv. een schooljaar lang samengewerkt wordt met de partnerschool en dat de uitwisseling(en) daarvan het hoogtepunt zijn. Tijdens de wederzijdse bezoeken mag het programma geen opeenstapeling zijn van toeristische bezienswaardigheden, maar moet de projectwerking die voordien al begon voortzetten. In musea en in steden staan de leerlingen trouwens meestal naast elkaar naar de gids te luisteren, terwijl de uitwisseling hét moment bij uitstek is om zo veel mogelijk zaken met elkaar te realiseren. Het komt er dus op aan om de kinderen zo veel mogelijk dingen zelf te laten doen en ervaren. Doe een beroep op hun creativiteit bij de uitwerking van het programma. Laat ze samen knutselen, boetseren, tekenen, schilderen, spelen,… Verdeel de kinderen daarbij in gemengde (internationale) groepjes. Als ze op een creatieve manier samen aan het werk gezet worden, vallen de grenzen tussen kinderen automatisch weg. Vaak ontstaat de neiging om het programma te overladen met zo veel mogelijk activiteiten. Las voldoende vrije tijd in (bv. na de maaltijden) zodat de kinderen vrij samen kunnen spelen of zich eventjes in de eigen groep terugtrekken om wat stoom af te laten en de ervaringen te verwerken. Betrek de leerlingen bij het opstellen van het programma en zorg voor afwisseling. Zoals je weet hebben kinderen geregeld nieuwe prikkels nodig om ze te blijven boeien. In een uitwisseling is dat niet anders. Hou er rekening mee dat naar het einde van de uitwisselingsperiode de vermoeidheid meestal toeslaat en het ritme van de activiteiten dus best wat getemperd wordt. Als de partnerklas in gastgezinnen verblijft, hou dan enkele periodes (bv. ’s avonds, in de weekends) vrij die gastgezinnen zelf kunnen invullen.
23
Aankomst partnergroep
Vreemde talen
Een leuke opener van de uitwisseling is het proeven van streekspecialiteiten. Ook het aanleren van een (Nederlandstalig) lied aan de bezoekende groep kan bijzonder sprankelende effecten hebben die de hele sessie doorwerken. En natuurlijk zijn er een hele reeks toffe (kennismakings)spelen die meteen het vuur aan de lont steken. Van vuur gesproken: nogal wat scholen opteren voor een barbecue bij de start of het einde van de uitwisseling.
Een vaak gestelde vraag is: hoe ga je bij een internationaal project in het basisonderwijs om met vreemde talen? Enkele oplossingen: > Focus bij de activiteiten niet op de taal. Dat kan best door actieve en creatieve werkvormen in te schakelen. Als er bij een uitwisseling samen geboetseerd wordt, kunnen de leerkrachten elk voor hun groep de uitleg in hun moedertaal geven. Het boetseren zelf is weinig taalgebonden. Laat de verschillende talen van de projectpartners wel aan bod komen tijdens het project. Dat kan bv. door elkaar een lied aan te leren, enkele woordjes in te oefenen, te leren tellen in de taal van de partnerscho(o)l(en),… > De leerkrachten en eventueel enkele bereidwillige ouders kunnen als vertalers optreden. De kinderen maken bv. een filmpje en schrijven er een tekstje bij als uitleg voor de buitenlandse partners. Dat tekstje wordt naar het Engels (of een andere taal) vertaald door de ouders of de leerkracht. > Er kan samengewerkt worden met een secundaire school. De leerlingen van die school vertalen voor het project. Voor de basisschool is dat mooi meegenomen en de leerlingen van de middelbare school hebben het gevoel dat ze met iets concreet, praktisch bezig zijn. Een win-win operatie voor beiden.
Bij aankomst van de partnergroep vermijd je best lange speeches. Zorg daarentegen voor een leuke kennismakingsactiviteit die meteen het ijs breekt tussen beide groepen. Een drankje en eventueel een maaltijd hoort er uiteraard ook bij. Herhaal tenslotte de afspraken omtrent het verblijf in de jeugdherberg of in de gastgezinnen. Communiceer voldoende naar de leerkrachten van je school en naar de ouders. Hou tijdens het bezoek in het buitenland bijvoorbeeld een website bij die dagelijks wordt aangevuld met jullie avonturen of stuur regelmatig een mailtje. Voor de ouders die geen internet hebben, kan je de e-mails afprinten en uithangen aan de school. Maak bij het bezoek in eigen land een schema met daarop per dag van de ontmoeting: de activiteit, hoe laat, waar, de voorbereiding en wie wat doet, wie de activiteit begeleidt, welke materialen nodig zijn. Leg een lijstje aan met alle nuttige telefoonnummers. Zorg er ook voor dat leerkrachten van je school die niet rechtstreeks bij het project betrokken zijn op de hoogte gebracht werden. Geef ze de mogelijkheid om (bv. in de leraarskamer of op een afzonderlijk ogenblik) contact te nemen met de bezoekende collega’s.
24
25
Gastgezinnen
+–
VOORDELEN > de kinderen worden als het ware opgeslorpt in het milieu van het gastland of de regio > de kostprijs wordt aanzienlijk gedrukt > er worden meer persoonlijke contacten gelegd tussen de kinderen > er is sprake van een echte “uitwisseling” > de leerkrachten krijgen voldoende nachtrust > …
+–
NADELEN > er zijn niet altijd voldoende gastgezinnen beschikbaar > het is moeilijker om een overzicht te behouden dan bij een gemeenschappelijk verblijf > er moet rekening gehouden worden met de (agenda van de ouders): wijzigingen in het programma kunnen niet zomaar > het verblijf in gastgezinnen kan beangstigend zijn voor de kinderen > eventuele probleempjes kunnen minder snel opgelost worden > …
Mogelijk scenario voor de briefing van de ouders EERSTE OUDERAVOND Op een eerste ouderavond kan het project globaal voorgesteld worden. Heel belangrijk is dat het waarom van de onderneming aan bod komt (je doelstellingen). Vervolgens moet de vorm van het project aan de ouders gepresenteerd worden. Naast de doelstellingen en de vorm van het project, passeren op het eerste contact met de ouders bijvoorbeeld de volgende elementen de revue: > Voor welke leerlingen is het project bestemd? > Wat is de inhoud van het project (grote lijnen)? > Wat zijn de deelnemingsvereisten? > Wat zullen de kosten zijn? > Wat is de impact op het schoolgebeuren (lesuitval)? > Wat is de rol van de ouders? > Tonen van een filmpje of powerpointpresentatie over de (streek van de) partnerschool. > Tonen van foto’s van het voorbereidend bezoek. > Ruim gelegenheid bieden voor het stellen van vragen omtrent de gekozen projectformule (voorzie hierbij dat het project door de kritische inbreng van de ouders nog een andere wending kan krijgen). > Rondvraag: wat zijn hun verwachtingen i.v.m. het grensoverschrijdend project? > Vragen naar mogelijkheden die ze zien voor inbreng in de praktische organisatie van het project (zeker bij uitwisselingen kunnen ouders via hun professionele of andere contacten voor interessante bezoeken zorgen aan instellingen, evenementen of gebouwen die normaal niet voor het publiek toegankelijk zijn, ze kunnen als gids optreden,…). > Eventueel getuigenissen van ouders die al een uitwisseling meemaakten. NA DE EERSTE OUDERAVOND > Vragen wie als gastgezin wil fungeren. > De gasten verdelen over de gezinnen. > Eventueel: stimuleren van briefwisseling of e-mailverkeer tussen de kinderen en hun gastgezinnen.
26
TWEEDE OUDERAVOND Na de voorstelling van het programma van de uitwisseling (met nadruk op het verblijf in eigen land), zo veel mogelijk uniforme afspraken maken voor de hele groep omtrent: > Brengen en halen van de leerlingen – eventueel gebruik van het openbaar vervoer. > Welke maaltijden worden in de gastgezinnen genomen – uren van maaltijden (moet eventueel het programma wat aangepast worden, zodat dit beter is voor de gastgezinnen qua uren en transport?) > Lunchpakketten meegeven. > Omgaan met zakgeld (wie betaalt wat?). > Speciale regelingen (diëten, vegetarische maaltijden, medicatie,…). > Wat bij ziekte, ongeval, heimwee (waar kunnen de buitenlandse leerkrachten bereikt worden als er iets gebeurt met hun leerlingen?) DAARNA GAAT ER EEN BRIEF NAAR DE GASTGEZINNEN, MET: > Uur en plaats van aankomst en vertrek van de partnergroep. > Het programma en de taken van de gastgezinnen (welke maaltijden thuis, wanneer lunchpakket meegeven, wanneer ophalen,…). > De vraag om niet te soepel om te springen met de gemaakte afspraken. > Een adressenlijst van alle gastgezinnen (om onderling te kunnen afspreken, bv. voor halen en brengen leerlingen) en de telefoonnummers van de verantwoordelijke leerkrachten die de permanentie verzekeren en de contacten met de gastleerkrachten verzorgen.
Werken met gastgezinnen Indien je beslist om met gastgezinnen te werken, moet je zorgen voor een goede briefing naar de ouders toe. Er zullen heel wat afspraken moeten gemaakt worden met de (kandidaat) gastouders. Een mogelijk scenario daarvoor vind je hiernaast. Voorzie in het activiteitenschema tijd voor “ventilatiemomenten” in de eigen groep. De kinderen kunnen eventjes stoom afblazen, over hun ervaringen vertellen, hun frustraties delen, hun probleempjes op tafel gooien… zonder de buitenlandse groep erbij. Mengvormen zijn ook mogelijk. De leerlingen kunnen bv. overdag eten in gastgezinnen en ’s avonds in een gezamenlijke overnachtingsplaats verblijven. Of je kan ervoor kiezen om twee leerlingen in één gastgezin te plaatsen. Leerlingen hebben dan steun bij elkaar indien ze heimwee hebben. Ook voor de ouders is het vaak een geruststelling te weten dat hun kind niet alleen bij een onbekende familie logeert. Hou steeds een gastgezin als reserve voor het geval iemand echt niet kan aarden bij een bepaalde familie. Zorg ervoor dat alle leerlingen weten bij wie ze terecht kunnen als er zich een probleem (ziekte, heimwee,…) voordoet. Ga echter niet te snel in op de vraag om van gastgezin te veranderen. Aanpassen aan elkaar doe je immers niet op een paar uur. Wisselen kan enkel als het onhoudbaar is. Onderschat in bepaalde gevallen de cultuurschok niet, zowel voor gasten als voor gastgezinnen. Verschil in welvaart tussen de deelnemende regio’s kan een hinderpaal vormen. Om dit elegant op te lossen gaan de groepen met een hoger welvaartspeil eerst op bezoek bij hun partners. Zo vermijd je dat de ‘armere’ gastgezinnen zich tot op de draad willen uitsloven om een (op materieel vlak) evenwaardig verblijf te organiseren voor hun gasten en daarvoor kosten moeten doen die ze eigenlijk niet aankunnen. Hou er rekening mee dat er ook tussen gastgezinnen uit eenzelfde regio welvaartsverschillen zijn. Sommige kinderen zullen met hun gastgezin misschien gaan bowlen of een pretpark bezoeken terwijl anderen de avond (dag) thuis bij het gastgezin doorbrengen. Bespreek dit op voorhand met de leerlingen zodat er geen onderlinge jaloezie ontstaat.
NA HET VERBLIJF: > Bedanking aan de gastgezinnen (geschenkje, tekst, foto’s,…) > Een evaluatiemoment eventueel gekoppeld aan een afsluitende avond (vertonen van video’s, uitwisselen van foto’s,…) 27
Verleden, heden en toekomst is een techniek die je vaak kan gebruiken. Kies een onderwerp en ga na hoe het vroeger was, hoe het vandaag verloopt en laat de kinderen fantaseren over hoe het morgen zal zijn. Een voorbeeld: feesten (huwelijken, verjaardagen, feestdagen). Wat gebeurde er allemaal bij een huwelijk in de tijd van de grootouders, wat komt daar nu bij kijken en hoe zal er getrouwd worden als de kinderen er de leeftijd voor hebben? Op zich al een leuk project, dat door het internationale tintje nog leuker wordt.
Zelfs de allerkleinsten kunnen deelnemen aan een Comeniusproject. Zes Europese kleuterscholen kozen “slapen en dromen” als thema voor hun project. Vanuit elk land vertrok een teddybeer op reis door Europa. Na elke reis bracht de beer verslag uit aan de kleutertjes in eigen land. Zo leerden ze alles over de rituelen voor het slapengaan in Italië, Polen, Spanje, Bulgarije en Litouwen. In elk land voerden de kinderen ook een enquête uit over slaapgewoonten. Als je dit doet, spreekt het voor zich dat die enquête net dezelfde moet zijn voor iedereen en dat er goede afspraken moeten gemaakt worden (bv. over het aantal te ondervragen personen, leeftijdsgroep,…). De enquête wordt verwerkt (bv. in grafieken of diagrammen) en met wat commentaar aan de partners bezorgd.
Meer voorbeelden van leerling-georiënteerde activiteiten in een Comenius schoolpartnerschap vind je op www.comeniusvlaanderen.be
28
Kinderen aanzetten om meer te lezen is de nobele gedachte achter enkele projecten. Een schrijver uitnodigen naar de school, verhalen uit de andere landen illustreren, bladwijzers ontwerpen, samen een verhaal schrijven, een vertelnacht organiseren, zijn maar enkele voorbeelden van activiteiten. Je kan ook uitstappen maken in het eigen land met de leerlingen. Uiteraard moeten die met het projectthema te maken hebben en ingebed zijn in het project. Wie rond ‘lezen’ werkt, kan bv. een drukkerij of een uitgeverij bezoeken. Geef de kinderen er opdrachten, die ze voor het project gebruiken. Laat ze foto’s nemen of bereid met hen interviews voor. Uitstappen maken het project heel levendig. En waarom niet de jaarlijkse schoolreis in het teken van het project plaatsen? Twee vliegen in één klap…
De kinderen werken internationaal samen zonder de klas te verlaten > LEERLING-GEORIËNTEERDE ACTIVITEITEN IN EEN COMENIUS SCHOOLPARTNERSCHAP
Algemeen Bij leerling-georiënteerde activiteiten in een Comenius schoolparterschap is de kerngedachte dat leerlingen in verschillende landen gelijktijdig aan eenzelfde project werken, elkaar voortdurend gegevens doorsturen en zo evolueren naar een gezamenlijk eindproduct. Een multilateraal project nodigt zeker uit tot een vakoverschrijdende aanpak, tot het gebruik van ICT en kan goed geïntegreerd worden in het normale lessenpatroon. Omdat de leerlingen de grens niet oversteken, kan het project uitwaaieren over een vrij grote groep leerlingen van verschillende leeftijdscategorieën. Tips Zorg er steeds voor dat je de essentie van elk internationaal project niet uit het oog verliest: vergelijken. Om te kunnen vergelijken, moet je met hetzelfde bezig zijn. Het is absoluut noodzakelijk dat iedereen in elk land rond hetzelfde aan het werk is. De invalshoek kan verschillen, de inhoud niet. Omdat er geen ontmoeting tussen de leerlingen plaatsvindt, moet de verbondenheid tussen de partnerscholen op een andere manier tot stand komen. Teamspirit opbouwen over de grenzen heen kan door het project zeer visueel te maken. Bijvoorbeeld door de creatie van een gemeenschappelijk logo. Bij het begin van het project maken de kinderen logo’s. Een internationale jury kiest het beste en dat logo wordt het hele project gebruikt. Het komt voor op alle pakketten, brieven, e-mails die je verstuurt. Eventueel kunnen er vlaggen, t-shirts, postkaarten… van gemaakt worden. Een ander middel is om de partnerscholen als het ware aanwezig te laten zijn in de school. Dat kan eenvoudig door vlaggen van de partners uit te hangen. Het kan nog beter door het opzetten van een Comeniushoek, met alle materialen van het project, samen met foto’s e.d. van de partnerscholen. Of door bv. een totempaal te plaatsen op de speelplaats met elementen uit de verschillende partnerlanden. Zorg er zeker voor dat het doorsturen van materialen aan elkaar op een regelmatige manier verloopt. Het is zeer frustrerend voor de leerlingen om iets op te sturen en dan verschillende maanden te moeten wachten vooraleer ze iets terugkrijgen. Het is altijd goed om bij de ontvangst van een pakketje dat meteen aan de partner te laten weten, ook al heb je zelf nog niet direct iets klaar om terug te sturen. Het is van groot belang dat je van bij het begin van het project samen met de partners een vrij strikte timing opstelt waarbinnen gewerkt zal worden. Als je alle vakantie- en examenperiodes (die elkaar niet altijd overlappen) in de verschillende scholen ervan aftrekt, heb je niet echt een zee aan ‘projectdagen’ meer over. Respecteer ook de deadlines die jullie vastgelegd hebben. Goede afspraken maken goede vrienden. Overlaad het activiteitenschema niet. Eén grote activiteit (eventueel aangevuld met enkele kleinere) per trimester is al heel goed. Kies voor een kwaliteitsvolle uitwerking van de activiteiten en zorg voor voldoende actie-reactie.
29
Mogelijke activiteiten voor een eTwinning-project zijn:
Ook jongere kinderen kunnen via een internationaal ICT-project aan de slag. Bij één eTwinning-project werd aan de kinderen gevraagd met pijpenragers allerlei diertjes maken. Van deze ontwerpen worden virtuele stempels gemaakt die door alle deelnemers gebruikt kunnen worden in het tekenprogramma Tux Paint. Zo creëren de kinderen samen een virtuele zoo.
> ETWINNING Stel een online quiz op waarbij Nederlandse en Vlaamse leerlingen in gemengde groepjes vragen moeten oplossen. Hiervoor moeten ze uiteraard veel e-mailen. Of bezorg de verschillende groepjes elke week een nieuwe opdracht in hun mailbox. Vraag hen bv. (virtuele) wenskaartjes te maken en naar elkaar op te sturen.
Je kan ook een soort ‘schattenjacht’ voor elkaar organiseren. Je maakt een webquest over je streek of gemeente en laat de anderen op het internet naar de antwoorden zoeken. Als ze alle antwoorden juist beantwoorden, vinden ze de plaats waar de schat verborgen zit. Ondertussen ga je zelf op zoek naar de schatten in de andere landen. Zonder het goed en wel te beseffen, leren de kinderen opzoeken op internet.
Algemeen Een eTwinning-project is een samenwerking tussen minstens twee Europese scholen door middel van ICT. De scholen werken rond een gemeenschappelijk thema en wisselen daarover informatie en ervaringen uit via websites, weblogs, Skype, e-mail, internetforums, Powerpoint- presentaties… Tips Om een eTwinning project op te starten, hoef je geen ICT-expert te zijn. Het is net de bedoeling om de ICT-vaardigheden (ook van de leerkracht) te verhogen en ICT te integreren in de dagelijkse klaspraktijk. Begin daarom met eenvoudige zaken en laat het project groeien. Als de ICT-drempel te hoog ligt, zullen de leerlingen afhaken. Zorg voor afwisseling tussen het werken met ICT en klasactiviteiten. Om het project voor de kinderen interessant te houden, moet je hen af en toe ook iets tastbaar geven/laten maken. Als jullie bijvoorbeeld via een computertekenprogramma tekeningen doorsturen aan de partnerschool, print die tekeningen dan ook af en hang ze in de klas. Zo wordt het project zichtbaar. Stel samen met de partner(s) een zorgvuldige planning op. Hou ook de communicatie met je partner in stand. Probeer om e-mails onmiddellijk te beantwoorden en/ of te bellen met elkaar. Ook de leerlingen zullen waarschijnlijk e-mailen met de buitenlandse kinderen. Zorg voor een regelmatige update van de e-mail-adressen om te vermijden dat bepaalde adressen niet meer bereikbaar zijn.
eTwinning Alhoewel eTwinning geen subsidies uitdeelt, heeft het programma heel wat te bieden voor scholen. Zo worden er workshops georganiseerd, biedt de website enkele handige ICT-tools aan, kan u een beroep doen op een helpdesk en kan u via de website partners vinden voor uw internationaal project. Voor meer informatie over eTwinning kan je terecht op: > www.etwinning.be Sara Gilissen
[email protected] 02/553 96 34 Departement Onderwijs en Vorming Dienst Internationale Projecten 7C13 Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel
30
31
VOOR LEERKRACHTEN EN/OF DIRECTIE
Voorbeelden
Enkele Europese scholen werkten samen rond de inrichting van de speelplaats. Ze gingen op zoek naar milieuvriendelijke educatieve spelmogelijkheden. Na een vergelijkende fase zochten de partners samen naar creatieve oplossingen om de speelruimte leuker te maken. Uiteindelijk werd de buitenspeelruimte van alle deelnemende scholen heringericht: in de ene school werd een groentetuin aangelegd, in een andere kwamen er houten speelhuisjes,…
In een ander project ging men op zoek naar denkvaardigheden die verder gaan dan het rekenkundig of taalvaardig denken. Er werd een inventaris gemaakt van bestaande denktechnieken en methodes. In elke school werden mensen opgeleid om deze denktechnieken toe te passen en aan de andere collega’s aan te leren. Zo veranderden alle partnerscholen in heuse “denkende organisaties”. Tot slot ontwikkelde men ook materialen en infosessies om de resultaten van het project bekend te maken bij een breder publiek.
Of wat dacht je van een project rond gezonde voeding op school? Rond “early language learning”? Inclusie? Conflictbeheersing? De mogelijkheden zijn enorm!
Leerkrachten en/of directie werken Europees samen (Schoolgeoriënteerde activiteiten in een Comenius schoolpartnerschap) Algemeen Bij school-georiënteerde activiteiten in een Comenius schoolpartnerschap gaan leerkrachten en directieleden uit minstens drie Europese scholen samen aan de slag rond een pedagogisch of organisatorisch thema. Ze wisselen informatie en ervaringen uit. Ze proberen daarbij samen nieuwe materialen of inzichten te ontwikkelen. De uiteindelijke bedoeling is dat de resultaten van het project iets toevoegen of verbeteren aan de school. Tips Een Comenius schoolpartnerschap met school-georiënteerde activiteiten speelt zich vooral af op het niveau van de directie en de leerkrachten. Leerlingen zijn niet actief betrokken bij het project. Ze kunnen eventueel wel enquêtes over het thema beantwoorden of deel uitmaken van een onderzoek. Als er nieuwe materialen of methodieken ontwikkeld worden, kunnen zij die uittesten. Toch zal het project veel abstracter zijn (zeker voor de leerlingen, maar ook voor de leerkrachten) dan bij een project waar leerlingen hoofdrolspelers zijn. Weeg goed af of het dit is wat je wil. De keuze van het thema vloeit vaak voort uit een behoefte of een uitdaging die je ervaart op school. Als je merkt dat leerlingen zich vervelen op de speelplaats of als zwaarlijvigheid een probleem wordt, dan kunnen Comenius school-georiënteerde projecten een goed instrument zijn om hierop een antwoord te vinden samen met buitenlandse collega’s. Werk rond een thema dat een uitdaging vormt voor je school en dat voor de school en voor jezelf een meerwaarde biedt. De partnerkeuze is cruciaal. Meer nog dan bij een ander internationaal project moet je op dezelfde golflengte zitten qua thema en doelstellingen. Elke school moet heel sterk gemotiveerd zijn om dat specifieke onderwerp uit te spitten. De invalshoek kan van land tot land verschillen, maar de doelstellingen moeten echt wel dezelfde zijn. Kies bovendien voor partners die jouw “gelijken” zijn. Als je al sterk rond een bepaald thema werkt, kies je best niet voor partners die nog leek zijn op dat vlak. Je moet van elkaar kunnen leren. Ten slotte is het van belang dat iedere partner de gemeenschappelijke werktaal voldoende beheerst. Denk goed na over wat je precies wil bereiken met het project voor je het project uitschrijft. Wat willen we concreet onderzoeken, bespreken, vergelijken, uittesten… is de hamvraag. Het zal er op neerkomen dat je je algemene thema beter gaat afbakenen en onderverdelen. Maak daarna een stappenplan voor de volledige duur van het project. Bepaal daarin wat je wil doen, hoe je het zal klaarspelen (methodiek) en hoe je erover zal communiceren en uitwisselen. Leg ook de timing vast.
32
33
Een school-georiënteerd project bestaat altijd uit vijf fases. > DIAGNOSEFASE: In een eerste fase wordt de probleemstelling uitgewerkt. Elke school maakt een schets van de uitdaging waarrond gewerkt wordt en van de manieren waarop men probeert ermee om te gaan. Op die manier krijgt het partnerschap een duidelijk overzicht van de uitdaging binnen elke school. Bovendien kan je zo het projectthema duidelijk definiëren en afbakenen. > ONDERZOEKSFASE: Eens je weet wát je precies gaat aanpakken, kan de onderzoeksfase beginnen. Alle scholen verzamelen informatie over hoe ze de uitdaging proberen aan te pakken. Die wordt dan vergeleken met de partners. Het uitwisselen van gegevens en ervaringen is immers de essentie van een Comeniusproject. Om te kunnen vergelijken moeten de partnerscholen tegelijkertijd rond hetzelfde projectonderdeel bezig zijn en daarover zo veel mogelijk communiceren. De partnerscholen werken m.a.w. MET elkaar en niet NAAST elkaar. Geregelde communicatie tussen de partnerscholen is dan ook van cruciaal belang. Vooraleer je met de onderzoeksfase start, kijk je best eens wat er rond jullie thema al bestaat. Je hoeft immers het warme water niet opnieuw uit te vinden. Je kan ook een beroep doen op externe expertise. Schakel organisaties in die rond jullie onderwerp werken en nodig hen uit op projectvergaderingen. Wie bv. rond personeelsbeleid werkt, kan contacten leggen met de human resources afdelingen van bedrijven. Draait je project bv. rond milieubeleid op school, dan kunnen milieuorganisaties zeker een interessante insteek bieden. > ONTWIKKELINGSFASE: Die informatie en expertise verzamel je niet zomaar. De bedoeling is dat je er methodieken, materialen of instrumenten mee ontwikkelt of opspoort om de uitdaging het hoofd te bieden. Dit is de ontwikkelingsfase. > IMPLEMENTATIEFASE: De materialen, methodieken of instrumenten die je ontwikkelde of opspoorde worden vervolgens uitgetest en geëvalueerd. Er wordt vergeleken tussen de partnerscholen, geanalyseerd, bijgestuurd en naar een eindproduct toegewerkt. Dat kan bv. een handboek, een brochure, een website, didactisch materiaal… rond jullie thema zijn. Maar het hoeft niet altijd iets materieels op te leveren. Afhankelijk van het gekozen onderwerp kan het project bv. resulteren in een meer democratische besluitvorming op school, een beter communicatiebeleid… > DISSEMINATIEFASE: Zorg achteraf voor een verspreiding van de resultaten van jullie project bij andere scholen en het departement Onderwijs. Dat kan bv. door de website die je maakte te promoten of een folder of rapport door te spelen aan wie erom vraagt. Je kan ook een studiedag organiseren voor collega’s waarop je uitleg geeft over de methode die jullie ontwikkelden of het nieuwe didactische materiaal demonstreert. Goede communicatie is bij school-georiënteerde activiteiten enorm belangrijk. Zorg er daarom voor dat jullie elkaar regelmatig live ontmoeten. Die projectvergaderingen zijn het belangrijkste middel voor een goede communicatie binnen het project. Tijdens deze werksessies leggen de partners hun huiswerk aan elkaar voor, wordt alles besproken en vergeleken, wordt de planning bijgestuurd en wordt er geëvalueerd. 34
35
Een greep uit het cursusaanbod van Comenius: > “Cursus mondelinge taalvaardigheid in het Engels” – Verenigd Koninkrijk > “Europees burgerschap in de schoolcultuur”- Italië > “Toneelactiviteiten in de les vreemde talen” – Verenigd Koninkrijk > “Efficiënte communicatie in een Europese context” – Ierland
Leerkrachten en/of directie scholen zich bij in het buitenland Algemeen Je bijscholen in het buitenland kan betekenen dat je een cursus gaat volgen, op studiebezoek gaat naar een school in het buitenland of eventueel zelfs een tijdje zelf meedraait in een buitenlandse school.
> “De schoolbibliotheek als leercentrum” – Roemenië > “Team management” – Polen > “Cultureel erfgoed en ICT” – Cyprus > “Groepsdynamiek en sociale vaardigheden in de klas” – Portugal > “Maak uw eigen pedagogisch materiaal voor op internet” – Zweden > “Milieu-educatie”- Hongarije
Tips Tijdens een nascholingscursus of studiebezoek in het buitenland zal je niet enkel je kennis over het onderwerp van de cursus verruimen. Door de contacten met buitenlandse collega’s word je geconfronteerd met je eigen manier van werken en neem je een pak nieuwe ideeën mee naar huis. Zorg er daarom voor dat je cursus of studiebezoek gelinkt wordt met het beleid op jouw school. Ga in de eerste plaats na of je directie je nascholing steunt.
> …
Bereid je ook goed voor op de cursus of het studiebezoek. Bekijk op voorhand of je (eventueel) de ruimte zal krijgen om wat je geleerd hebt te implementeren op school. Vergeet je collega’s niet in te lichten over de reden van je afwezigheid. Vertel hen duidelijk waarom je naar het buitenland trekt en wat je hoopt er bij te leren. Het gaat immers niet om een snoepreisje. Ook bij terugkeer overlaad je hen best niet met verhalen over toeristische uitstapjes maar vertel je hen wat de cursus je bijgebracht heeft. Sta open voor de interessante contacten die je kan leggen. Het is hét moment bij uitstek om met buitenlandse collega’s ervaringen uit te wisselen. Die contacten kunnen eventueel zelfs leiden tot een nieuw grensoverschrijdend project. Denk niet te snel dat je talenkennis niet goed genoeg is. Ook als je niet vloeiend Engels (of een andere taal) spreekt, kan je met een gerust hart op nascholingscursus in het buitenland. Je zal merken dat de vele buitenlandse collega’s die je daar ontmoet de taal van de cursus ook niet perfect beheersen.
https://webgate.ec.europa.eu/llp/istcoursedatabase/login/
36
37
De denkhoeden van Edward de Bono
ANDERE EVALUATIE-INSTRUMENTEN
Psycholoog Edward de Bono ontwikkelde verschillende denktechnieken. Eén ervan zijn de zes denkhoeden. Bij deze techniek zetten de deelnemers telkens een hoed op van de kleur waarin zij op dat moment wensen te communiceren. Zo wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende manieren om naar problemen en situaties te kijken. Mensen zijn immers vaak geneigd problemen steeds op dezelfde manier te benaderen. Ook bij de evaluatie van je grensoverschrijdend project kan je van deze techniek gebruik maken.
Voor specifieke informatie over de evaluatie van Comeniusprojecten, kan je terecht op volgende websites:
> Witte hoed: Feiten, cijfers en informatie: wanneer je deze hoed draagt, ga je uit van objectieve informatie. > Rode hoed: Gevoel en intuïtie: je reageert emotioneel. > Zwarte hoed: Alles wat verkeerd ging, onjuist was of risico’s inhield: je speelt advocaat van de duivel. > Gele hoed: Alles wat positief was, wat kansen inhield: je bekijkt het van de zonnige kant en zoekt naar de voordelen. > Groene hoed: Creativiteit en nieuwe ideeën: je mag vrij denken. > Blauwe hoed: Samenvattend, beschouwend: met de blauwe hoed op hou je het denkproces in de gaten.
38
www.mice-t.net www.i-probenet.net
C
> Evaluatie Een evaluatie van je project houdt in dat je nagaat in hoeverre de doelstellingen die je in het begin opstelde, bereikt zijn. Als je doelen niet, of slechts gedeeltelijk, bereikt zijn, zal je tijdens de evaluatie de oorzaken daarvan opsporen. Dat levert heel belangrijke informatie op voor een volgende project. In de eerste plaats zal er op de eigen school door de Europese cel geëvalueerd worden. Die evaluatie gebeurt op verschillende vlakken: budgettair, organisatorisch en inhoudelijk. Maar ook de andere actoren (leerlingen, directie, ouders…) worden er best bij betrokken. Verspreid bv. een vragenlijst bij alle betrokkenen. Je kan hen quoteringen laten geven aan de programmaonderdelen en andere aspecten van het project. Uiteraard voorzie je ook een evaluatiemoment samen met de buitenlandse partner(s). Evalueren doe je niet enkel op het einde: het maakt echt deel uit van het project. In je projectplanning moeten er op geregelde tijdstippen (zeker de sleutelmomenten) evaluatiemomenten voorzien worden. De neerslag van alle evaluatiemomenten breng je samen in een eindrapport (meestal sowieso gevraagd door de subsidiërende instanties en dat stuur je zeker aan de partnerscho(o)l(en). Als je dan nog eens met hen samenkomt of dat langs schriftelijke weg doet, heb je een globale evaluatie en een prima instrument voor het volgende project.
39
De pers Als je een beroep doet op de pers voor de disseminatie van je project, bedenk dan dat wat je aan hen doorgeeft nieuwswaarde moet hebben. De pers kan je bv. uitnodigen als de buitenlandse leerkrachten op bezoek zijn in de school, als er een in het oog springende activiteit wordt georganiseerd (samen met de buitenlandse leerlingen), bij de slothappening of de presentatie van het eindproduct. Tip: de informatiedienst van je gemeente beschikt meestal over een actueel journalistenbestand.
Middeleeuws feest Een mooi voorbeeld van disseminatie is de afsluiter van een uitwisseling tussen een Vlaamse en een Nederlandse basisschool. Beide scholen hadden een schooljaar lang rond het thema “de middeleeuwen” gewerkt. Op het einde van de uitwisseling werd een heus middeleeuws feest georganiseerd. Op het banket werden ouders, leerkrachten, directie, het gemeentebestuur en andere organisaties uit de buurt uitgenodigd.
40
D
> Disseminatie en valorisatie De subsidiegevers vragen meestal een verspreiding van de resultaten en eindproducten. Die zijn bovendien een prima public relations instrument. Met verspreiding of disseminatie worden meestal twee zaken bedoeld: intern en extern. Intern (in de school zelf) kan een tentoonstelling opgezet worden, kan er een (feestelijke) presentatie plaatsvinden, kan de schoolkrant ingeschakeld worden, enz. Naar buiten toe kan het eindproduct verdeeld worden aan ouders, sponsors en subsidieverstrekkers, andere scholen… of kunnen de resultaten bekendgemaakt worden via de pers, tijdens de opendeurdag, in publiciteitsfolders van de school… Een ander begrip dat we vaak horen vallen bij Europese projecten is valorisatie. Hiermee bedoelt men dat de resultaten, de ontwikkelde kennis, van een project ter beschikking gesteld worden van andere scholen. Zeker bij Comenius schoolgeoriënteerde partnerschappen is dit belangrijk. Het vormen van netwerken met andere scholen of organisaties is de ideale manier om dit te doen. Zo bestaan er rond allerlei onderwerpen thematische netwerken van Comeniusscholen die hun resultaten met elkaar delen. Ook door het bijwonen of het zelf spreken op studiedagen over internationale projecten kan je je project bij een breder publiek bekendmaken.
41
Voorbeeldbegroting UITGAVEN Administratie > port, telefoon, fax, e-mail, algemene kopiekosten > kopie- en drukkosten (bv. voor het drukken van het eindproduct) Vertaalkosten > vertaalkosten en kosten van taalcursussen Software > aankoop van specifieke software voor het project Reis- en verblijfskosten > eventueel: kosten van voorbereidende bezoeken > reiskosten van leerlingen en leerkrachten + reiskosten ter plaatse > verblijfskosten (overnachtingen, maaltijden,…) voor de leerlingen als zij in een jeugdherberg of hotel verblijven of voor de leerkrachten als zij niet in een gastgezin zijn opgenomen (hou ook soms rekening met de overnachting van de chauffeur) > verzekering: eventueel een reis- en aansprakelijkheidsverzekering Projectkosten > honoraria en verplaatsingsvergoedingen van derden (gidsen, externe animatoren,…) > vervoerskosten tijdens de ontvangst van de partnergroepen (huur bus + fooi chauffeur, huur bestelwagen voor transport van materiaal,…) > materialen nodig voor het maken van het eindproduct of tijdens de uitwisseling: tentoonstellingspanelen, hout, cd-roms, materialen voor spelen, badges, zakken voor lunchpakketten, fotomateriaal, huur klankinstallaties, brochures en plannetjes van te bezoeken steden,… > toegangsgelden voor musea, natuurreservaten e.d. > kosten van vergaderingen, huur van lokalen of terreinen > maaltijden en drankjes bij aankomst partnergroep > … Varia > geschenken (bv. voor leerlingen die gidsen, voor de ouders die als gastgezin optraden,…), bloemen > aandenken voor de deelnemers
42
INKOMSTEN > bijdrage van de leerlingen > subsidies > bijdragen van het oudercomité of de school > sponsoring > opbrengst acties en activiteiten > ….
E
> Financiën Wat zal ons dat kosten en waar kunnen we eventueel subsidiëring krijgen? Die twee vragen duiken nagenoeg meteen op na ‘joepie, wij gaan internationaal’. Om dat beter te kunnen inschatten, maak je best zo vlug mogelijk een begroting op. Hiermee voorspel je hoeveel jullie project zal kosten en hoeveel de inkomsten bedragen. De raming van het kostenplaatje kan handig zijn om directie en collega’s te overtuigen van de haalbaarheid van het project. Bovendien zal de begroting duidelijk maken welke activiteiten binnen het project mogelijk zijn en wat eventueel te duur is. Zo leg je van bij het begin grenzen vast. Ook de ouders kan je nog voor het project echt van start gaat inlichten over het kostenplaatje. Voor je de begroting opstelt, spreek je best af met de partner wie wat betaalt bij een uitwisseling. Veel scholen die een wederzijdse uitwisseling opzetten, werken met het wederkerigheidsprincipe: de groep die ontvangt, zorgt er telkens voor dat de gasten niets (behalve hun reiskosten en persoonlijke uitgaven) hoeven te betalen. De afspraken worden best op papier gezet. Indien je van de ouders een bijdrage verwacht voor de deelname van hun zoon of dochter, hou dan rekening met de wettelijke bepalingen hierover. Vanaf schooljaar 2008-2009 geldt in het basisonderwijs immers de maximumfactuur. Voor de hele duur van het lager onderwijs mag er van de ouders dan nog maximum 360 euro gevraagd worden voor meerdaagse uitstappen. Je kan ook activiteiten of acties op touw zetten om geld in het laatje te brengen. Sponsoring hoeft echter niet altijd een som geld te zijn. Zo vraag je bv. de gemeente om een aandenken te schenken of een zaal ter beschikking te stellen, kan een bedrijf een receptie aanbieden of een gratis bezoek,… Een andere mogelijkheid is schoolactiviteiten die sowieso georganiseerd worden in te kaderen in het project. De jaarlijkse schoolreis of sportdag kunnen voor een keer in het teken van het grensoverschrijdend project staan. Wie de internationale weg opgaat, wandelt niet (noodzakelijk) zonder een duit op zak. Verschillende subsidieprogramma’s kunnen een flink financieel duwtje in de rug geven. Maar, een subsidieaanvraag indienen, betekent niet automatisch dat je ook centen krijgt. Is het project haalbaar zonder subsidies? Kunnen we de leerlingen wat extra bijdrage vragen en wat teruggeven als er effectief subsidiëring is? Enkele vragen die je toch zal moeten stellen. En wellicht komt de toezegging voor subsidie pas een hele tijd nadat je met de voorbereidingen bent begonnen. Bestudeer de voorwaarden van een subsidieprogramma goed of informeer je daaromtrent. Hou de data in het oog. Wanneer moet de aanvraag ingediend zijn en wanneer mag je dan beginnen? Wanneer moet het eindrapport er liggen? Breng diegene die op school met de boekhouding belast is op de hoogte van het project, de subsidieaanvraag en zeker van welke kosten via het subsidieprogramma zullen gerecupereerd worden.
43
Voor de vervanging van leerkrachten die op nascholing of studiebezoek vertrekken, zijn er geen subsidies voorzien. Wel kan je een beroep doen op het systeem van de korte vervangingen. Basisscholen kunnen voortaan betaalde vervanging krijgen voor personeelsleden die voor minder dan tien dagen afwezig zijn, bv. omwille van nascholing in het buitenland. Elke basisschool kan hiervoor een beroep doen op een beperkt aantal vervangingseenheden, dat gedeeld wordt binnen de scholengemeenschap. Voor de precieze voorwaarden en meer informatie over de specifieke situatie van jouw school en scholengemeenschap kan je terecht op: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13718
Begeleiding bij het opzetten van een internationaal project Met al je vragen over grensoverschrijdende projecten of het vinden van partners, kan je terecht bij Centrum Ryckevelde of de Landcommanderij Alden Biesen. > Centrum Ryckevelde Ryckevelde 6 8340 Damme T 050/ 35 27 20 F 050/ 37 11 01
Subsidiemogelijkheden Op de volgende pagina’s vind je een overzicht van de verschillende subsidieprogramma’s. Per subsidieprogramma is er een fiche met daarop alle informatie.
VOOR LEERLINGEN projecten met leerlingen - uitwisselingen (= kinderen ontmoeten elkaar effectief over de grens) > Buurlandenbeleid > Prins Filipfonds > Vlaamse Gemeenschapscommissie Brussel > Provincie West-Vlaanderen projecten met leerlingen - leerlingensamenwerking (= kinderen werken internationaal samen zonder de klas te verlaten) > Leerling-georiënteerde activiteiten in een Comenius schoolpartnerschap > Prins Filipfonds projecten met leerlingen - varia > ontvangst van een comenius-assistent
www.ryckevelde.be
[email protected]
VOOR LEERKRACHTEN EN DIRECTIE > Landcommanderij Alden Biesen Kasteelstraat 6 3740 Bilzen www.alden-biesen.be Guy Tilkin T 089/ 51 93 55
[email protected]
44
projecten met leerkrachten en/of directie > School-georiënteerde activiteiten in een Comenius schoolpartnerschap > Prins Filipfonds: uitwisselingen voor leerkrachten > Prins Filipfonds: uitwisselingen voor directeurs en beleidsondersteuners nascholing in het buitenland voor leerkrachten en/of directie > Comenius nascholingsbeurzen > Studiebezoeken voor onderwijsspecialisten en beleidsmakers > Raad van Europa > Buurlandenbeleid – Studiebezoeken > Provincie West-Vlaanderen
deel drie
Vervanging van leerkrachten
45
Projecten met leerlingen – uitwisseling
Projecten met leerlingen – uitwisseling
BUURLANDENBELEID
PRINS FILIPFONDS
Wa t ? Scholen uit twee landen werken een schooljaar samen. Als hoogtepunt is er een (wederzijdse) uitwisseling van de leerlingen voorzien.
Wa t ? Scholen uit verschillende Belgische gemeenschappen organiseren een klasuitwisseling voor de leerlingen.
Vo o r w i e ? Alle basisscholen. De focus ligt op de leerlingen.
Vo o r w i e ? Alle basis- en secundaire scholen.
Met wie? Het programma richt zich op samenwerking met de buurlanden Nederland, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en Groot-Brittannië.
Met wie? De partnerschool is afkomstig uit één van de andere gemeenschappen in België.
Hoe lang? Het project loopt over één schooljaar, uitzonderlijk twee. De uitwisseling duurt minstens twee dagen. Beurs De school ontvangt forfaitair 1000 euro als de uitwisseling twee dagen duurt. Vanaf drie dagen (twee overnachtingen) is dat 1500 euro. Wanneer de buitenlandse partner op bezoek komt (minstens één overnachting), krijgt de Vlaamse school 375 euro. Indienen? De aanvraag gebeurt minstens één maand voor de uitwisseling, bij het departement Onderwijs. Meer info? www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13571 Contactgegevens? Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenchap Afdeling Internationale Relaties Administratie Basisonderwijs Lokaal 4A9 Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel Jef Van Thielen, 02/ 553 92 28,
[email protected]
46
Hoe lang? De leerlingen ontmoeten elkaar gedurende minstens één volledige dag in elke betrokken gemeenschap. Beurs? Minimum 1000 euro, maximum 2000 euro. Indienen? Jaarlijks zijn er twee indieningsdata: in april en in oktober. Meer info? www.prins-filipfonds.org Contactgegevens? Prins Filipfonds c/o Koning Boudewijnstichting Brederostraat 21 1000 Brussel Frie Dierickx Visschers, 02/ 549 61 98,
[email protected]
47
Projecten met leerlingen – uitwisseling
Projecten met leerlingen – uitwisseling
DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE BRUSSEL
PROVINCIE WEST–VLAANDEREN
Wa t ? Een wederzijdse uitwisseling tussen twee scholen.
Wa t ? Grensoverschrijdende onderwijssamenwerking.
Vo o r w i e ? De Nederlandstalige scholen in Brussel.
Vo o r w i e ? Alle scholen uit West-Vlaanderen.
Met wie? Zowel Europese als andere buitenlandse partnerscholen komen in aanmerking. Hoe lang? Het moet gaan om een wederkerige uitwisseling van meerdere dagen. De uitwisselingen vinden plaats tijdens hetzelfde schooljaar of tijdens twee opeenvolgende schooljaren. Beurs? Voor elke deelnemende leerling van de Brusselse school wordt max. 124 euro subsidie (max. de helft van de reële kosten) toegekend. Het maximumbedrag per activiteit is 3720 euro. Indienen? Aanvragen moeten vóór 15 november worden ingediend. Meer info? http://bop.vgc.be/onderwijs/subsidieboek/inttoelichting.html Contactgegevens? Vlaamse Gemeenschapscommissie Directie Onderwijs Technologiestraat 1 – 3de verdieping 1082 Brussel
[email protected]
Met wie? Met scholen uit alle EU-regio’s maar bij voorkeur met de prioritaire regio’s van de Provincie West-Vlaanderen: Henegouwen (B), Zeeland (NL), Nord-Pas de Calais (F), Suffolk (GB), Kent (GB), West-Falen-Lippe (D), Békés (HG), Bikor (Roe), Arad (Roe). Hoe lang? De activiteit duur minstens 1 dag. Er kan voor maximum 5 dagen een subsidie ontvangen worden. Beurs? De beurs bestaat uit een vast en een variabel bedrag. > Vast: 750 euro. > Variabel: max. 10 euro per ll. per dag in de partnerregio En max. 10 euro per gast per dag in West-Vlaanderen De totale subsidie bedraagt max. 50% van de effectieve kosten, met een maximum van 2000 euro bij uitwisseling met een prioritaire regio, en 1500 euro bij uitwisseling met een andere regio uit de EU. Voor kansengroepen zijn de toelagen hoger.
Indienen? 15 januari, 15 april, 15 juli of 15 oktober en in elk geval ten minste twee maanden voor de aanvang van het project. Meer info? www.west-vlaanderen.be http://westenwind.ryckevelde.be/ Contactgegevens? Provincie West-Vlaanderen - Dienst Externe Relaties Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan 41, 8200 Brugge Ilse Van Roosbroeck, 050 40 34 72,
[email protected]
48
49
Projecten met leerlingenleerlingensamenwerking LEERLING-GEORIËNTEERDE ACTIVITEITEN IN EEN COMENIUS SCHOOLPARTNERSCHAP Wa t ? Scholen uit ten minste drie landen werken samen rond een zelf gekozen thema (bv. milieu, erfgoed,…). De leerlingen wisselen hun materialen of ervaringen uit en evolueren zo naar een gemeenschappelijk eindproduct. Ze hebben internationale contacten zonder de klas te verlaten. De leerkrachten en de directie ontmoeten elkaar geregeld. Soorten verplaatsingen binnen een Comeniusproject Binnen een Comenius schoolpartnerschap (zowel leerling- als school-georiënteerd) bestaan er verschillende soorten verplaatsingen: > Het spreekt voor zich dat je geregeld met de buitenlandse collega’s over het project moet plannen, het evalueren en bijsturen. Dat noemen we een projectvergadering. > Trekt het onderwijssysteem in één van de partnerlanden je bijzonder aan? Wil je graag eens een tijdje meedraaien in een partnerschool? Dat kan via de ‘lerarenuitwisselingen’. > Leerde je via het project in een partnerland een organisatie kennen die rond jullie projectthema werkt en zie je het wel zitten om daar een tijdje in de leer te gaan? Daarvoor heeft Comenius de ‘lerarenstages’. > Directeurs die vooral het management van hun buitenlandse collega’s van naderbij willen bekijken of gewoon eens grondig kennismaken met één van de partnerscholen, krijgen daar ook de kans toe binnen een Comeniusproject. > Voor de volledigheid voegen we eraan toe dat je ook een aantal kinderen kan meenemen naar een buitenlandse projectvergadering. Weinig basisscholen maken daar echter gebruik van.
Vo o r w i e ? Alle scholen uit het basis- (kleuter en lager) en secundair onderwijs. De leerlingen staan centraal. Met wie? Het partnerschap wordt afgesloten tussen minimum drie scholen uit de landen van de EU, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Turkije. Hoe lang? Een Comenius schoolpartnerschap duurt twee jaar. Beurs? Het bedrag van de subsidie hangt af van het aantal verplaatsingen (aantal leerkrachten of leerlingen dat naar het buitenland reist voor een projectmeeting) tijdens het project. Vooraleer de aanvraag effectief wordt ingediend, kan je een voorbereidend bezoek brengen aan je partners. Hiervoor ontvang je de nodige subsidies. Indienen? De partners dienen een (gezamenlijk opgemaakte) aanvraag in bij het Nationaal Agentschap om in het volgend schooljaar van start te gaan. Deadline valt normaal in januari of februari. Meer info? www.epos-vlaanderen.be Contactgegevens? EPOS vzw (Vlaams agentschap voor de uitvoering van het ‘Een leven lang leren’ programma in Vlaanderen) Hendrik Consciencegebouw 7 C 13, Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel www.epos-vlaanderen.be
50
51
Projecten met leerlingen - varia ONTVANGST VAN EEN COMENIUS-ASSISTENT Wa t ? Vlaamse scholen kunnen een buitenlandse assistent ontvangen die diverse taken op zich kan nemen (taalonderricht, helpen bij projectwerking, begeleiden uitstappen…). Een ervaren leerkracht wordt aangeduid om de Comenius-assistent te begeleiden. Omgekeerd krijgen Vlaamse leraren in spe de kans om in een school van één van de EU-lidstaten, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Turkije mee te draaien en ervaring op te doen. Bedoeling is vreemde talen te leren, het onderwijs in andere Europese landen te leren kennen en de didactische vaardigheden uit te breiden. Vo o r w i e ? Alle Vlaamse basisscholen kunnen een buitenlandse assistent ontvangen. Een Comenius-assistent moet minstens twee studiejaren succesvol hebben afgelegd, in een studierichting die toegang geeft tot het lerarenambt. Afgestudeerden kunnen assistent worden op voorwaarde dat ze eerder nog niet officieel als leerkracht aan de slag gingen. Hoe lang? Van drie maanden tot een volledig schooljaar. Beurs? De assistent krijgt een beurs voor het verblijf en de reiskosten. De gastschool ontvangt geen subsidie. Indienen? Kandidaat-assistenten en kandidaat-gastscholen dienen hun aanvraag doorgaans in tegen eind januari bij het Nationaal Agentschap, om het volgende schooljaar als assistent te vertrekken, of om een assistent te ontvangen. Consulteer de Epos-website voor de exacte indiendatum. Meer info? http://comeniusassistent.ryckevelde.be http://www.epos-vlaanderen.be http://ec.europa.eu/education/programmes/llp/comenius/actions_en.html
Projecten met leerkrachten en/of directie leerkrachtensamenwerking SCHOOL-GEORIËNTEERDE ACTIVITEITEN IN EEN COMENIUS SCHOOLPARTNERSCHAP
Voorbereidend bezoek
Wa t ? Scholen uit ten minste drie Europese landen werken gezamenlijk aan een project rond een organisatorisch of pedagogisch thema (bv. herinrichting van de speelruimte, introductie van nieuwe denktechnieken…). De leerkrachten en directie ontmoeten elkaar geregeld.
WAT? Heb je al één of meerdere potentiële partners en wil je die bezoeken of met elkaar rond de tafel zitten om het project voor te bereiden? Daarvoor kan je een beurs voor een voorbereidend bezoek aanvragen.
Vo o r w i e ? Alle scholen uit het basis- (kleuter en lager) en secundair onderwijs. Het project speelt zich voornamelijk af op het niveau van de directie en de leerkrachten.
BEURS? Reiskosten worden volledig terugbetaald. De verblijfskosten worden vergoed volgens een dagvergoeding, afhankelijk van het land waar je naartoe gaat.
Met wie? Het partnerschap wordt afgesloten tussen minimum drie scholen uit de landen van de EU, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Turkije.
INDIENEN? Ten laatste acht weken op voorhand bij Epos vzw.
Hoe lang? Een Comeniusproject duurt twee jaar. Beurs? Het bedrag van de subsidie hangt af van het aantal verplaatsingen (aantal leerkrachten of leerlingen dat naar het buitenland reist voor een projectmeeting) tijdens het project. Vooraleer de aanvraag effectief wordt ingediend, kan je een voorbereidend bezoek brengen aan je partners. Hiervoor ontvang je de nodige subsidies. Indienen? De partners dienen een (gezamenlijk opgemaakte) aanvraag in bij het Nationaal Agentschap om in het volgend schooljaar van start te gaan. Deadline valt normaal in januari of februari. Meer info? www.epos-vlaanderen.be Contactgegevens? EPOS vzw Hendrik Consciencegebouw 7 C 13 Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel
52
Contactseminarie WAT? Tijdens een contactseminarie ontmoeten scholen uit heel Europa met Comeniusinteresse elkaar. Het is de ideale plaats om projectpartners te vinden, vooral voor beginners. BEURS? Reis- en verblijfskosten worden vergoed. INDIENEN? De deadline verschilt per seminarie. Daarover en om te zien of er nog plaatsen vrij zijn, neem je best contact op met het Nationaal Agentschap. Zij helpen je dan verder.
Contactgegevens? EPOS vzw Hendrik Consciencegebouw 7 C 13 Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel Lucienne De Jonghe, 02/ 553 98 82,
[email protected]
53
Projecten met leerkrachten en/of directie - leerkrachtensamenwerking
Projecten met leerkrachten en/of directie - leerkrachtensamenwerking
PRINS FILIPFONDS: UITWISSELINGEN VOOR LEERKRACHTEN
PRINS FILIPFONDS: UITWISSELINGEN VOOR DIRECTEURS EN BELEIDSONDERSTEUNERS
Wa t ? Leerkrachten gaan les geven (in hun moedertaal) in een school uit één van de andere Belgische gemeenschappen. Met de andere leerkrachten van de school spreken zij de taal van de ontvangende school. Tegelijkertijd neemt de leerkracht uit de partnerschool zijn/haar taak over.
Wa t ? Directeurs observeren gedurende enkele dagen het reilen en zeilen van een school uit één van de andere Belgische gemeenschappen. Deze samenwerking is wederkerig, wat betekent dat binnen eenzelfde schooljaar beide directies elkaar opzoeken. Vo o r w i e ? Directeurs en onderwijsondersteuners
Vo o r w i e ? Leerkrachten. Hoe lang? Min. 5 en max. 10 dagen per jaar. Deze dagen kunnen aaneensluitend zijn, of opgedeeld in dagdelen. Beurs? De verplaatsingskosten van school tot school worden terugbetaald. De tussenkomst bedraagt 0,30 euro/km met een maximum van 250 euro per persoon. Indienen? Begin december voor projecten die uitgevoerd worden tussen januari en juni van het volgende kalenderjaar. Eind april voor projecten die uitgevoerd worden tussen september van hetzelfde jaar en juni van het volgende kalenderjaar.
Hoe lang? Maximum 5 dagen per jaar. Deze dagen kunnen aaneensluitend zijn, of opgedeeld in dagdelen. Beurs? De verplaatsingskosten van school tot school worden terugbetaald. De tussenkomst bedraagt 0,30 euro/km met een maximum van 250 euro per persoon. Indienen? Begin december voor projecten die uitgevoerd worden tussen januari en juni van het volgende kalenderjaar. Eind april voor projecten die uitgevoerd worden tussen september van hetzelfde jaar en juni van het volgende kalenderjaar.
Meer info? www.prins-filipfonds.org
Meer info? www.prins-filipfonds.org
Contactgegevens? Prins Filipfonds c/o Koning Boudewijnstichting Brederodestraat 21, 1000 Brussel
Contactgegevens? Prins Filipfonds c/o Koning Boudewijnstichting Brederodestraat 21, 1000 Brussel
Benoît Fontaine, 02/549 03 04,
[email protected]
Benoît Fontaine, 02/549 03 04,
[email protected]
54
Projecten met leerkrachten en/of directie nascholing COMENIUS NASCHOLINGSBEURZEN Wa t ? Het volgen van een cursus uit de Comenius/Grundtvig databank in één van de EUlidstaten, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Turkije. Het kan ook gaan om een zelf opgespoorde cursus in één van die landen die voldoet aan de criteria: internationaal samengesteld, meerwaarde voor de deelnemer en minimum één week. Zelfs het meedraaien in een buitenlandse school of een stage horen tot de mogelijkheden. Vo o r w i e ? Leerkrachten, directie,… Beurs? De cursist ontvangt een subsidie die bijdraagt in de reis- en verblijfskosten en eventuele cursuskosten. Indienen? Jaarlijks zijn er drie indieningsdata. De aanvraag moet worden ingediend bij het ‘EPOS vzw’. Meer info? www.epos-vlaanderen.be Contactgegevens? EPOS vzw Hendrik Consciencegebouw 7 C 13 Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel
55
Projecten met leerkrachten en/of directie nascholing
Projecten met leerkrachten en/of directie nascholing
STUDIEBEZOEKEN VOOR ONDERWIJSSPECIALISTEN EN BELEIDSMAKERS
RAAD VAN EUROPA
Wa t ? Studiebezoeken die georganiseerd worden rond diverse onderwijskundige thema’s. Vo o r w i e ? Onderwijsspecialisten en beleidsmakers. Hoe lang? Afhankelijk van het thema (meestal ongeveer één week). Beurs? Er wordt een beurs voorzien die bijdraagt in de reis-, verblijfs- en voorbereidingskosten.
Vo o r w i e ? Leerkrachten, directieleden, … uit één van de 49 lidstaten van de Raad van Europa. Hoe lang? De cursussen duren meestal drie tot vijf dagen. Beurs? De Raad van Europa betaalt de reiskosten terug. Het gastland betaalt de verblijfs- en cursuskosten.
Indienen? Tegen 30 april aan te vragen.
Indienen? Aanvragen worden ingediend bij het departement Onderwijs. De deadline is afhankelijk van de gekozen cursus.
Meer info? www.epos-vlaanderen.be en www.studyvisits.net
Meer info? www.coe.int/training
Contactgegevens? Departement Onderwijs en Vorming Afdeling Internationale Relaties Hendrik Consciencegebouw 5 C 15 Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel
Contactgegevens? Departement Onderwijs en Vorming Afdeling Internationale Relaties Hendrik Consciencegebouw 5 C 16 Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel
EPOS vzw Hendrik Consciencegebouw 7 C 13 Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel
56
Wa t ? Nascholing in het buitenland rond diverse thema’s.
Nina Mares, 02/ 553 95 80,
[email protected]
57
Projecten met leerkrachten en/of directie nascholing
Projecten met leerkrachten en/of directie nascholing PROVINCIE WEST–VLAANDEREN
BUURLANDENBELEID – STUDIEBEZOEKEN Wa t ? Studiebezoeken voor leerkrachten en directie. Wa t ? Een bezoek aan een school uit de buurlanden om er kennis te maken met het onderwijssysteem, bepaalde werkmethodes, de schoolorganisatie,… Vo o r w i e ? Directie, leerkrachten, beleids-, ondersteunend en paramedisch personeel van basisscholen. Hoe lang? Minstens één dag. Beurs? De school ontvangt maximum 1000 euro als tussenkomst in de reis- en verblijfkosten. Indienen? Minstens één maand op voorhand bij het departement Onderwijs. Meer info? www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13571 Contactgegevens? Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Onderwijs Administratie Basisonderwijs Lokaal 4A9 Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel Jef Van Thielen, 02/ 553 92 28,
[email protected]
Vo o r w i e ? Alle scholen uit West-Vlaanderen. Met wie? Met scholen uit alle EU-regio’s maar bij voorkeur met de prioritaire regio’s van de Provincie West-Vlaanderen: Henegouwen (B), Zeeland (NL), Nord-Pas de Calais (F), Suffolk (GB), Kent (GB), West-Falen-Lippe (D), Békés (HG), Bikor (Roe), Arad (Roe). Hoe lang? Het studiebezoek duur minstens 1 dag. Er kan voor maximum 5 dagen een subsidie ontvangen worden. Beurs? De beurs bestaat uit een vast en een variabel bedrag. > Vast: 750 euro. > Variabel: max. 10 euro per leerkracht per dag in de partnerregio En max. 10 euro per gast per dag in West-Vlaanderen De totale subsidie bedraagt max. 50% van de kosten, met een totaal maximum van 2000 euro bij uitwisseling met een Europese prioritaire regio, en 1500 euro bij uitwisseling met een andere regio uit de EU.
Indienen? 15 januari, 15 april, 15 juli of 15 oktober en in elk geval ten minste twee maanden voor de aanvang van het project. Meer info? www.west-vlaanderen.be http://westenwind.ryckevelde.be/ Contactgegevens? Provincie West-Vlaanderen - Dienst Externe Relaties Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan 41, 8200 Brugge Ilse Van Roosbroeck, 050 40 34 72,
[email protected]
58
59
Wil u graag op de hoogte blijven van de laatste nieuwtjes op vlak van grensoverschrijdende onderwijssamenwerking? Schrijf u dan via www.ryckevelde.be (rubriek internationaliseringsnieuws) in op de ‘nieuwsbrief internationalisering’ van Ryckevelde. Inschrijven is gratis.
Colofon Herdruk november 2008 Tekst: Centrum Ryckevelde vzw Lay-out: CitroenCitroen Druk: Drukkerij Van Damme-Beke
60