Hoofdstuk 7 Aanvullende regels bij bedrijfsvestiging Paragraaf 7.1 1.
Inleiding a. Als men een eigen bedrijf wil starten, heeft men te maken met vergunningen en ook met diverse voorschriften. Noem enkele.
2.
Handelsregisterwet a. Wat is de reden dat men ingeschreven moet staan in het Handelsregister? b. Met welk doel is het handelsregister ingesteld en op welke wijze wordt dit doel bereikt? c. Welk belang dient het handelsregister en hoe uit dit zich in de praktijk? d. Noem ten minste vier rechtspersonen die zich altijd moeten laten inschrijven in het handelsregister. e. Noem de criteria waaronder een vereniging of stichting zich moet laten inschrijven in het handelsregister. f. Noem ten minste drie ondernemingen die zich niet hoeven laten inschrijven in het handelsregister. g. Welke gegevens worden in het handelsregister geregistreerd? Achtereenvolgens voor: • eenmanszaak; • vennootschap onder firma (VOF); • besloten vennootschap (BV) en naamloze vennootschap (NV). h. Wie moet van de mutaties op de hoogte gebracht worden? i. Hoe publiek is het Handelsregister?
Paragraaf 7.2 3.
Handelsnaamwet a. Waarvoor is de Handelsnaamwet bedoeld? b. Wanneer en waarom zijn er verboden aan het voeren van een handelsnaam? c. Mag men bij koop van een bedrijf zonder meer de handelsnaam overnemen? d. Wat gebeurt er met de handelsnaam bij overlijden van de ondernemer? e. Wanneer is het voeren van uw eigen (geslachts)naam niet mogelijk? f. Wat gebeurt er bij het voeren van een fantasiehandelsnaam? g. Omschrijf hoe het recht op een handelsnaam ontstaat, tot welk gebied deze zich uitstrekt en wanneer deze vervalt. h. Beschrijf de relatie die er bestaat tussen het handelsnaamrecht en oneerlijke concurrentie.
Paragraaf 7.3 4.
Wet milieubeheer (Wmb) a. Wat is het doel van de Wet milieubeheer (Wmb)? b. De Wmb is een zogenaamde raamwet. Wat houdt ‘raamwet’ in? c. Noem de belangrijkste uitvoeringsregeling van de Wmb. d. Met de invoering van de Wmb is de hinderwetvergunning komen te vervallen. Hoe heet de vergunning die hiervoor in de plaats gekomen is? e. Welke wetten vervangt de Wmb?
Uitgeverij Streutker
7 Aanvullende regels bij bedrijfsvestiging
1
f. g.
Noem nog twee andere milieuvergunningen dan de milieubeheervergunning, die nodig zijn voor de uitoefening van bepaalde soorten bedrijven. In de toekomst gaat de omgevingsvergunning een rol spelen. Omschrijf de reden van ontstaan.
5.
Milieukwaliteitseisen a. Voor welke zes bronnen zijn milieukwaliteitseisen opgesteld? b. De milieunormen bestaan uit effectgerichte en brongerichte normen. • Wat wordt onder effectgerichte en brongerichte normen verstaan? • Geef van elk een praktijkvoorbeeld. • Wanneer worden deze normen milieukwaliteitseisen? • Wat is de reden van deze omzetting? c. Bij de milieukwaliteitseisen behoren grens- en richtwaarden gegeven te zijn. • Wat is de betekenis hiervan? • Kunt u een voorbeeld van milieuvervuiling geven, waarbij grens- en richtwaarden gelden? d. Waarom gaat men in de Wmb uit van het stand-still-beginsel? e. Wanneer zal een milieukwaliteitseis in een ministeriële regelgeving vastgelegd worden en niet in een AMvB? f. Hoe komt bij GS de uitvoering van de milieukwaliteitseisen tot stand?
6.
Inrichting a. Hoe is in de Wmb de inrichting gedefinieerd? b. Waarom is deze definitie zo ruim gesteld? c. Mobiele installaties kunnen op zich een installatie zijn, maar kunnen ook samen met een andere inrichting als een geheel gezien worden. Wanneer is dit het geval? d. Noteer de vijf stappen die doorlopen moeten worden bij het oprichten of veranderen van een inrichting. Geef in deze vijf stappen aan wanneer een milieubeheervergunning vereist is en wanneer met een melding volstaan kan worden.
7.
8.40-AMvB’s a. Omschrijf de betekenis van de uitdrukking 8.40-AMvB’s zoals deze in een artikel in de Wet Milieubeheer is opgenomen. b. Als men een autobedrijf wil starten, hoe moet er dan gehandeld worden ten aanzien van de milieuverplichting? c. Noem ten minste vijf soorten bedrijven waarop het besluit inrichtingen voor motorvoertuigen van toepassing is. d. Er zijn uitzonderingen waarop het besluit niet van toepassing is en er dus wel een vergunning vereist is. Noem ten minste vijf situaties. e. Omschrijf hoe er volgens het besluit met afvalstoffen gehandeld dient te worden. f. Omschrijf hoe er volgens het besluit met gevaarlijke afvalstoffen gehandeld dient te worden. g. Omschrijf hoe volgens het besluit de opslag van (gevaarlijke) afvalstoffen geregeld dient te zijn. h. Onder welke voorwaarden mag bedrijfsafvalwater in het riool gebracht worden? i. Welke regels gelden er volgens het besluit ten aanzien van de lucht? j. Welke regels gelden er volgens het besluit ten aanzien van de licht? k. Noem ten minste drie overige voorschriften waaraan volgens het besluit voldaan moet worden.
Uitgeverij Streutker
7 Aanvullende regels bij bedrijfsvestiging
2
8.
Bijzondere voorschriften met betrekking tot activiteiten die in de inrichting verricht worden a. Omschrijf ten minste drie omstandigheden hoe men dient te handelen bij opslag, overslag, bewerking of verwerking van gevaarlijke stoffen en brandbare vloeistoffen. b. Omschrijf ten minste drie omstandigheden hoe men dient te handelen bij werkzaamheden aan motorvoertuigen, caravans, landbouwwerktuigen, aanhangwagens en opleggers. c. Omschrijf ten minste twee regels ten aanzien van autowrakken. d. Omschrijf ten minste drie regels ten aanzien van verfspuitwerkzaamheden en antiroest behandelingen. e. Noem ten minste twee voorschriften met betrekking tot de bedrijfsvoering van de inrichting. f. In welke situaties zijn inrichtingen vergunningplichtig en vallen ze onder de uitbreidings- of wijzigingsvergunningen? g. Wat is de reden dat de milieubeheervergunning meestal aan de inrichting verbonden is? h. Op welke manier is dan de risico-aansprakelijkheid geregeld? i. Wanneer is de milieubeheervergunning persoonsgebonden en wat is daarvan de reden? j. Welke instanties treden op als bevoegd gezag?
9.
Procedure beschikking milieuvergunning: het opstellen van de aanvraag a. Wat is de reden dat de aanvraag om een milieubeheervergunning in het Nederlands gesteld moet zijn? b. In welke categorieën is de gegevensverstrekking verdeeld? c. Noem ten minste acht absoluut noodzakelijk, verplicht te verstrekken, gegevens.
10. Procedure beschikking milieuvergunning: het indienen van de aanvraag a. Bij wie moet de aanvraag ingediend worden? b. Waarom is het bevoegd gezag wettelijk verplicht de ontvangstdatum op de aanvraag te noteren? c. Wat betekent: de aanvraag is ontvankelijk verklaard? d. De Wmb kent de zogenaamde coördinatieregeling. • Wat is dit voor een soort regeling? • Waarop is deze regeling van toepassing? • Wat is het doel van deze regeling? • In welke gevallen is deze regeling niet van toepassing? e. Op welke gronden mag/moet een bouwvergunning door het bevoegd gezag geweigerd worden? f. Op welke onderdelen wordt een bouwvergunning beoordeeld? g. Wat houdt een bestemmingsplan in volgens de Woningwet? 11. Procedure beschikking milieuvergunning: de verwerking van de aanvraag a. Geef de verwerkingsprocedure van de aanvraag om milieubeheervergunning. Geef voor de verschillende stadia het tijdpad aan. b. Wat betekent: beschikking op een aanvraag? c. Waarom zal in bepaalde gevallen de verlengde procedure gevolgd worden? d. Hoe moet melding van de beschikking plaatsvinden? e. Hoe is de bezwaarmaking geregeld na de terinzagelegging van de ontwerpbeschikking? f. Is na het verlenen van de definitieve beschikking nog bezwaar maken mogelijk? Motiveer het antwoord.
Uitgeverij Streutker
7 Aanvullende regels bij bedrijfsvestiging
3
12. Wijzigen milieuvergunning a. Onder welke voorwaarden mag een eenmaal verleende milieubeheervergunning door het bevoegd gezag gewijzigd worden en waarop zijn de wijzigingen dan van toepassing? b. Welke twee verplichtingen heeft het bevoegd gezag volgens de Wmb als controlerend orgaan op de naleving van en mogelijke verbetering in de beperkingen en voorschriften, die aan de milieubeheervergunning verbonden zijn? c. Als in de beperkingen en voorschriften wijzigingen aangebracht worden, hoe noemt men dit dan? 13. Intrekken milieuvergunning a. Behalve op grond van moedwillige overtreding van de milieubeheervergunning, kan het bevoegd gezag ook op andere gronden een milieubeheervergunning geheel dan wel gedeeltelijk intrekken. Welke gronden zijn dit? b. Wat is de reden dat een vergunninghouder zelf afstand doet van zijn milieubeheervergunning? 14. Milieu-effectrapportage (MER) a. Wanneer zal de milieu-effectrapportage geëist worden bij de aanvraag om milieubeheervergunning? b. Welke gegevens zal een MER doorgaans bevatten? c. Waarom zal hier de verlengde aanvraagprocedure toegepast worden? d. Degene die de vergunningplichtige inrichting drijft, moet jaarlijks ten behoeve van het bevoegd gezag een milieuverslag opstellen. Welke gegevens moet dit verslag bevatten? e. IPPC-richtlijn. Wat is het doel van een IPPC-richtlijn? Welke verplichting houdt deze richtlijn in voor de Europese lidstaten? Noem ten minste twee soorten bedrijven waarom het hierbij gaat. Welke verplichting brengt deze regeling met zich mee voor de betreffende bedrijven? 15. Handhaving regelgeving a. Om de regelgeving te kunnen handhaven, is er de bestuurlijke handhaving en de strafrechtelijke handhaving. • Waaruit bestaat de bestuurlijke handhaving? • Waaruit bestaat de strafrechtelijke handhaving? • Waarom is naast de bestuurlijke handhaving ook de strafrechtelijke handhaving ingesteld? • Welke bevoegdheden hebben toezichthoudende ambtenaren op dit gebied? 16. Regeling afvalstoffen a. Wat is het doel van de regeling afvalstoffen? b. Noem de verboden van de regeling afvalstoffen. c. Op welke doelgroep is de regeling huishoudelijke afvalstoffen van toepassing? d. Hoe is de verwerking hiervan geregeld? e. Op welke doelgroep is de regeling bedrijfsafvalstoffen van toepassing? f. Hoe is de verwerking hiervan geregeld? g. Noem twee besluiten ten behoeve van bedrijfsafvalstoffen op grond van de Wet Milieubeheer.
Uitgeverij Streutker
7 Aanvullende regels bij bedrijfsvestiging
4
17. Besluit inzamelen afvalstoffen a. Wat is ten aanzien van de inzamelaar in het besluit ‘inzamelen afvalstoffen’ geregeld? b. Noem de drie onderdelen voor het inzamelen van afvalstoffen waarvoor een vergunning vereist is. c. Motiveer waarom afgewerkte olie in twee categorieën is ingedeeld. d. Omschrijf wat de wet verstaat onder klein gevaarlijk afval. e. Omschrijf wat de wet verstaat onder scheepsafvalstoffen. f. Omschrijf hoe een vergunningsaanvraag geregeld is. g. Omschrijf wat er in het besluit ‘melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen’ is geregeld. 18. Besluit beheer autowrakken a. In het besluit ‘beheer autowrakken’ worden de producent en importeur nader gedefinieerd. Omschrijf wat er binnen dit kader hieronder verstaan wordt. b. Omschrijf de preventiemaatregelen die de producent ten aanzien van autowrakken moet nemen. Wat betekent dit voor de producent? c. Omschrijf wat de wet verstaat onder hergebruik en nuttige toepassing en waarnaar de producent/importeur ten aanzien van autowrakken moet streven. d. In het besluit beheer autowrakken is onder andere het hebben van een vloeistofdichte vloer verplicht. Onder welke situaties is het gebruik hiervan verplicht? e. Aan het demontagebedrijf van autowrakken stelt de wet eisen ten aanzien van tijd en te demonteren producten. Omschrijf hoe dit geregeld is. 19. Wet geluidhinder (Wgh) a. Wat is het doel van de Wet geluidhinder (Wgh)? b. In welke opzichten is overmatige geluidshinder schadelijk voor het milieu? c. Om geluidhinder te voorkomen/beperken, kunnen drie soorten maatregelen genomen worden. Welke maatregelen zijn dit? d. Hoe luidt de Europese richtlijn wat betreft omgevingslawaai? e. Wat betekenen binnen het kader van de Wet geluidhinder de uitdrukkingen ‘ondergrens’, ‘bovengrens’ en ‘hogere waarde procedure’? Leg tevens het verband ertussen. f. Noem enkele eisen ten aanzien van geluidshinder die gelden voor bepaalde bedrijven in de motorvoertuigenbranche. g. Aan welke partijen kunt u denken als het gaat om geluidsoverlast? h. Op welke manieren is lawaai te beperken? i. Welke relaties heeft geluidshinder met de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro)? j. Met welke richtwaarden kunnen de detailhandel en ambachtsbedrijven te maken krijgen volgens het besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer? 20. Luchtkwaliteit a. Wat verstaat men onder luchtkwaliteitsnormen? b. Wat is het doel van het besluit luchtkwaliteit? c. Omschrijf inhoudelijk de zaken die in het besluit luchtkwaliteit genoemd zijn. d. Noem de drie soorten luchtkwaliteitsnormen en geef er een omschrijving van. e. Noem nog enkele voorschriften en verplichtingen die in het besluit luchtkwaliteit zijn vastgelegd. f. Motiveer waarom de luchtkwaliteit binnen bedrijven neergelegd is in het arbeidsomstandighedenbesluit.
Uitgeverij Streutker
7 Aanvullende regels bij bedrijfsvestiging
5
21. Wet Bodembescherming (Wbb) a. Wat is het doel van de Wet Bodembescherming (Wbb)? b. Wat is het principebeginsel van de Wbb? c. Wat houdt de zorgplicht volgens de Wbb in? d. Wat zijn voor een ondernemer de mogelijke consequenties ten gevolge van de zorgplicht? e. Welke voorwaarden zijn er aan een bodemsanering gesteld? f. Welke zaken moet het verslag van de bodemsanering bevatten dat bij de Gedeputeerde Staten ingediend moet worden? 22. Schoongrondverklaring en bodempreventie a. Als u van plan bent een bedrijfsterrein te kopen, doet u er verstandig aan een zogenaamde schoongrondverklaring te eisen. Motiveer dit. b. Het is een zeer kostbare zaak om vervuilde grond te laten saneren. Iedere ondernemer de risico-aansprakelijkheid proberen te verminderen of zelfs proberen te verleggen. Omschrijf welke mogelijkheden hij daarvoor tot zijn beschikking heeft. c. Noem preventieve maatregelen om risico’s op bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen of te verkleinen. 23. Ondergrondse en bovengrondse tanks a. Noem eisen die gelden voor ondergrondse brandstoftanks. b. Welke extra eisen gelden er voor ondergrondse tanks voor afgewerkte olie? c. Voor eigenaren van ondergrondse olietanks geldt de wettelijke zorgplicht uit de Wbb. Deze zorgplicht is in het Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks (BOOT) nader geregeld. Wat houdt deze zorgplicht in? d. Het BOOT heeft geen betrekking op benzinestations en garagebedrijven. Op welke wijze is hiervoor de zorgplicht geregeld? e. Noem eisen die gelden voor bovengrondse tanks. f. Wat houden de verordeningen grondwaterbeschermingsgebieden voor ondernemers in? 24. Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) a. Wat is het doel van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)? b. Hoe luidt de algemene bepaling voor het lozen in oppervlaktewateren? c. Noem de verschillende vergunningverlenende instanties waarmee een ondernemer te maken heeft bij het direct lozen op oppervlaktewateren. d. Noem ten minste drie stoffen waarvoor een absoluut lozingsverbod geldt. e. Welk doel dienen de lozingsbepalingen in de Wmb op de riolering? f. Als een bedrijf op het riool moet lozen, is daar een vergunning voor nodig. Hoe is dit te regelen? g. Verontreinigd water kan gerust via de olie-/water-/slibafscheider geloosd worden. Of bent u een andere mening toegedaan? Paragraaf 7.4 25. Belastingen a. Noem ten minste vijf soorten belastingen waarmee een ondernemer in de motorvoertuigenbranche te maken heeft en geef er een korte inhoudelijke omschrijving van.
Uitgeverij Streutker
7 Aanvullende regels bij bedrijfsvestiging
6
26. Loonbelasting a. Welke relatie heeft de loonbelasting met de inkomstenbelasting? b. Tot welke inhoudingen is een werkgever verplicht als hij personeel in dienst heeft en hoe is de afdracht hiervan geregeld? c. Welke verplichtingen heeft een werkgever bij het aannemen van personeel? 27. Inkomstenbelasting a. Als ondernemer bent u verplicht alle werknemers een jaaropgaaf te verstrekken van het verdiende loon. Met welke reden wordt dit gedaan? b. Omschrijf globaal de belastingheffing van het inkomen volgens het boxenstelsel. c. Welk deel van het inkomen valt onder box 1 en welke verminderingen zijn hierop van toepassing? 28. Een aantal begrippen nader toegelicht a. Wat verstaat de wet ofwel belastingdienst onder loon? Omschrijf daarbij de loonvormen. b. Omschrijf hoe de vrije vergoedingen en verstrekkingen geregeld zijn. c. Wat verstaat de wet bij vrije vergoedingen en verstrekkingen onder zakelijkheidscriterium en beloningscriterium? d. Definieer het begrip ‘onderneming’ zoals de belastingdienst deze hanteert. e. Noem ten minste vier aftrekposten voor ondernemers en licht toe wat deze inhouden. f. Omschrijf op welke wijze persoongebonden aftrek tot belastingvermindering leidt. g. Noem ten minste vier persoonsgebonden aftrekposten en licht toe wat deze inhouden. h. In box 2 spreekt men van inkomsten uit aanmerkelijk belang. Omschrijf wat dit inhoudt en de manier waarop dit inkomen wordt belast. i. In box 3 spreekt men van inkomsten uit sparen en beleggen. Omschrijf wat dit inhoudt en de manier waarop dit inkomen wordt belast. j. Noem ten minste vier heffingskortingen die op box 3 van toepassing zijn en licht toe wat ze inhouden. k. Noem ten minste twee mogelijkheden waarop de heffingskorting verrekend kan worden. 29. Vennootschapsbelasting a. Welke ondernemingsvormen vallen onder de vennootschapsbelasting? b. Omschrijf hoe de vennootschapsbelasting geregeld is. c. De vennootschapsbelasting wordt geheven op basis van het klassieke stelsel. Omschrijf wat dit inhoudt. d. Omschrijf op welke wijze de belastingplicht is geregeld voor binnenlandse ondernemingen en buitenlandse ondernemingen. e. Hoe komt het dat het op een gegeven moment fiscaal aantrekkelijk wordt om als ondernemer van natuurlijke persoon over te gaan naar rechtspersoon? f. Omschrijf de procedure waarin de aanlag van de vennootschapsbelasting wordt vastgesteld en de verrekening plaatsvindt. 30. Omzetbelasting a. Geef een andere naam voor omzetbelasting. b. Leg uit waarom de consument degene is die uiteindelijk de BTW betaalt. c. Hoe verloopt de verrekening van de verschuldigde of terug te ontvangen omzetbelasting? d. Omschrijf hoe de aanmelding van ondernemers bij de Belastingdienst geregeld is en op welke wijze de af te dragen of terug te ontvangen BTW verrekend wordt.
Uitgeverij Streutker
7 Aanvullende regels bij bedrijfsvestiging
7
31. Factuur a. Wanneer een ondernemer goederen en/of diensten levert, welke verplichtingen heeft hij dan ten aanzien van de facturering? Geef er ook een omschrijving van. b. Als er sprake van BTW-vrijstelling is, op welke wijze moet dit op de factuur tot uiting gebracht worden? Omschrijf ook wat binnen dit kader de verleggingsregeling inhoudt. c. Wat verstaat men onder ABC-leveringen en wat onder intracommunautaire transacties? d. Welke aanvullende voorwaarden boven papieren facturering zijn er bij elektronische facturering vereist? e. Wat houdt self-billing in? f. In bepaalde gevallen mag een ondernemer het kasstelsel toepassen. Wat houdt het kasstelsel in? Wanneer mag het kasstelsel toegepast worden? g. Als een ondernemer met de omzetbelasting te maken heeft, tot welke verplichtingen leidt dat voor hem? 32. BTW-tarieven a. Noem de drie BTW-tarieven en omschrijf waarvoor ze bedoeld zijn. b. Noem ten minste vier van BTW vrijgestelde prestaties en geef er een korte omschrijving van. c. Omschrijf wat het margesysteem voor de mobiliteitsbranche inhoudt.
Uitgeverij Streutker
7 Aanvullende regels bij bedrijfsvestiging
8