Hoofdstuk 10 Milieu Inleiding In dit hoofdstuk worden hoofdlijnen geformuleerd omtrent de milieuambities en -doelstellingen. In het huidige stadium is het nog niet mogelijk verder te gaan. Een meer gedetailleerde invulling en de formulering van concrete maatregelen, ook naar deelgebied, zal pas later tijdens het planproces kunnen plaatsvinden. Het eerder geschreven Milieuwerkprogramma1 zou bij de uitwerking per deelgebied gebruikt kunnen worden om de onderstaande ambities nader vorm te geven. Deze introductie is algemeen van aard, zodat stadsdeel en woningcorporaties gaandeweg een nadere invulling kunnen geven aan de verschillende milieuambities. Het uitgangspunt bij de verdere uitwerking is dat alle milieueisen die uitgaan boven het Bouwbesluit, voor rekening zijn van de initiatiefnemer.
Milieuambities op hoofdlijnen wettelijke bepalingen en eigen ambities Stadsdeel en corporaties zijn gebonden aan een reeks van wettelijke bepalingen en aan afspraken die eerder zijn gemaakt tussen overheden om bij nieuwbouw en renovatie de zorg voor het milieu in acht te nemen2. Dat geldt niet alleen voor de milieubelasting tijdens de bouwactiviteiten, maar ook en vooral de feitelijke inrichting en bewoning van de wijk. Deze moeten voldoen aan milieueisen die landelijk, provinciaal en gemeentelijk gelden. Daarbij komt nog dat stadsdeel Amsterdam-Noord zelf in het (nabije) verleden een eigen milieubeleid heeft ontwikkeld. De eisen die het stadsdeel aan zichzelf stelt zijn uiteraard ook van invloed op het totaal van de milieuambities. Tot slot kunnen stadsdeelbestuur en woningcorporaties boven op de wettelijke (minimum) eisen zelf besluiten tot nadere milieumaatregelen. Dat is zeer aan te bevelen, al zal het niet meevallen om zodanige extra milieuambities te realiseren dat tegen relatief geringe investeringen of structurele kosten opzienbarende milieurendementen te behalen zijn.
De ambities die hier in kaart worden gebracht hebben betrekking op een aantal milieuonderdelen: • energiebesparing en CO2-reductie; • gebruik duurzame materialen; • milieuvriendelijke afvalverwerking (sloopafval); • veiligheid; • bodem; • water (waterberging, maar ook drinkwatervoorziening en waterkwaliteithandhaving); • geluids- en luchtkwaliteitseisen; • groene omgeving/eisen t.a.v. ecologie en landschap. De invulling van ambities op deze milieuonderdelen en de uitwerking daarvan naar feitelijke milieumaatregelen heeft vooral als doel te komen tot een zo duurzaam mogelijke stedenbouw in de Banne. Het gaat dan om bebouwing en inrichting die de tand des tijds kan doorstaan zonder dat zo’n beleid direct tot onbetaalbare topambities leidt. Hieronder volgt een opsomming van de na te streven globale milieuambities per milieuonderdeel: Energiebesparing en CO2-reductie Het realiseren van een EPC ( Energie Prestatie Coëfficiënt) van 1.0 of kleiner voor nieuwbouwprojecten door het nemen van milieumaatregelen van de woningschil staat centraal voor het stadsdeel. De gemeente Amsterdam en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties geven ook de voorkeur aan isolatiemaatregelen in de woningschil. Door de rijksoverheid is via het Bouwbesluit, de wettelijk voorgeschreven maximum EPC van 1,0 vastgelegd. Verlaging van het energieverbruik is noodzakelijk vanwege het Kyotoverdrag dat ook door Nederland is onderschreven. Het verdrag beoogt door vermindering van de uitstoot van broeikasgassen de klimaatveranderingen met zijn nadelige gevolgen het hoofd te bieden. CO2 is een bijproduct bij elke verbranding en daarmee het voornaamste broeikasgas. Voor bestaande woningen wordt aangesloten bij de doelstelling van 15 % energiebesparing ten opzichte van 1995. Dit beleid sluit aan op de
1
DHV, oktober 2001
2
Streekplan, Nationaal Milieubeleidsplan, Milieubeleidsplan Amsterdam, Bouwbesluit, Convenant etc.
73
‘Basiskwaliteit Nieuwbouwwoningen’ dat sinds 1 januari 2003 van kracht is en in de plaats gekomen is van de Richtlijnen Kwaliteit Woningbouw Amsterdam 1995. Bij de keuze voor concrete maatregelen wordt in het algemeen gebruik gemaakt van een drie-stappen-strategie, de zogenaamde Trias Energitica. Stap 1 richt zich op het beperken van het energieverbruik door het voorkomen van verspilling. Stap 2 behelst de inzet van duurzame energiebronnen. Stap 3 ten slotte richt zich op het efficiënt gebruik van eindige energiebronnen.
74
De maatregelen die opgenomen zijn in de ‘Basiskwaliteit Woningbouw Amsterdam 2003’ vallen onder de eerste stap. Andere voorbeelden uit de 1ste stap zijn bouwwijzen met veel daglichttoetreding, collectieve verwarmingssystemen of HR-ketels bij individuele CV’s, warmte collectoren en energiezuinige apparatuur. Ook in de concept Energievisie van stadsdeel Amsterdam-Noord staan maatregelen die tot de eerste stap kunnen behoren, zoals het optimaal gebuik maken van passieve zonne-energie. Voorbeelden van maatregelen uit de tweede stap zijn het toepassen van warmte- en koudeopslag in combinatie met warmtepompen en zonnepanelen. Deze maatregelen dragen ook bij aan het beperken van CO²-uitstoot bij de energieopwekking. In de concept Energievisie van het stadsdeel is opgenomen dat minimaal 5% van de enrgieaanvraag van Amsterdam-Noord door duurzaam opgewekte energie wordt gedekt. Een maatregel die hoort bij de derde stap is hergebruik van restwarmte. Aanpak Voor een nader onderzoek van de realiseerbaarheid en effectiviteit van de maatregelen is het aan te bevelen een studie te laten verrichten, de zogenaamde OEI-studie (Optimale Energie Infrastructuur). In een OEI-studie wordt bekeken welke energie infrastructuur in een gebied als de meest optimale kan worden beschouwd en van welke maatreglen energiebesparingseffecten te verwachten zijn. Met de uitkomsten van een OEI-studie kunnen er vervolgens keuzen gemaakt worden over de energiemaatregelen die genomen moeten 3
EPC = Energie Prestatie Coëfficiënt.
worden (warmte, licht, kracht). Het is mogelijk een OEI-studie te combineren/koppelen aan een OEIstudie voor de tweede fase van de Bongerd. Gebruik duurzame materialen en milieuvriendelijke (sloop)afvalverwerking Bij de herstructurering van de Banne dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame materialen. Dit moet niet alleen gebeuren bij de woningbouw, maar ook bij de bouw van (sociale) voorzieningen. Hiervoor kunnen bijvoorbeeld de “Gids Duurzame utiliteitsbouw Amsterdam 1998” van de Milieudienst Amsterdam worden gebruikt. Te gebruiken bouwmateriaal dient zoveel mogelijk op milieuvriendelijke wijze te zijn geproduceerd, terwijl ter wille van de duurzaamheid van woningen en kantoren sterk de voorkeur bestaat voor het gebruik van duurzame materialen zoals niet-tropisch hardhout, isolatieglas en gerecyclede kunststoffen. Daarbij komt dat de toepassing van duurzaam materiaal een hoge pr-waarde kan hebben: een nieuwe Banne die zoveel mogelijk is geherstructureerd met behulp van het eigen sloopafval en van duurzame materialen is een voorbeeld voor andere herstructureringsprojecten. Vooral in het stadium van sloop en bouw is het uit het oogpunt van milieurendement zinvol om maatregelen te nemen voor een zo milieuvriendelijk mogelijke afvalverwerking. Er zullen immers vele tonnen sloopafval ontstaan als gevolg van de sloop van een deel van de Banne. Een deel daarvan (schoon puin, hout) zou zeer goed zou kunnen worden hergebruikt bij de nieuwbouw. Dit dient niet alleen een milieudoel, maar heeft ook voor de bewoners wellicht een emotionele waarde: een vernieuwde Banne waarin als het ware een deel van de oude Banne is gebruikt. Gedacht kan worden aan meer dan alleen bouwtoepassingen van sloopafval, maar ook gebruik van sloopafval bij wegenaanleg, bouw van kunstwerken, kademuren, bestrating, hondenuitlaatplaatsen of paden in het groen. Nader uitgewerkt betekent dit het volgende: • voor de te gebruiken materialen uitgaan van de ‘Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen Woningbouw en –Utiliteitsbouw’ en de
‘Materiaalvoorkeurslijst Openbare Ruimte’. Vaste en kostenneutrale maatregelen dienen in ieder geval genomen te worden, én daarboven de uitvoering van een aantal relevante keuzemaatregelen. Een voorbeeld van een vaste materiaalmaatregel is het niet gebruiken van hardhout zonder FSC-keurmerk; • de toepassing van bouwmaterialen dient te voldoen aan het Bouwstoffenbesluit (BsB). Gestreefd dient te worden naar het gebruik van BsB-gecertificeerde materialen; • opstellen van een zwarte lijst van bouwmaterialen (bijvoorbeeld tropisch hardhout, sommige legeringen, zink etc.) waar van aannemers bij nieuwbouw en renovatie geen gebruik mogen maken; • bij de nieuwbouw en mogelijk ook renovatie wordt zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van (gerecycled) sloopafval uit de Banne. Veiligheid Op het gebied van externe veiligheid levert de Banne als woonwijk zonder industrieactiviteiten in de directe omgeving bepaald geen risico op. Wel moet aan enkele aspecten nader aandacht worden besteed: • de A10 is een gevaarlijke-stoffenroute. Bij bebouwing in de directe nabijheid van deze weg moet het risico nauwkeurig in beeld worden gebracht, waarbij voldaan moet worden aan de nieuwe grens- en streefwaarden; • aan de rand van het gebied (Metaalbewerkerweg) bevindt zich een LPG-verkooppunt, waaromheen een vrijwaringzone van 80 meter moet worden gehanteerd. Wat betreft veiligheid bij bouw- en sloopactiviteiten moet overigens rekening worden gehouden met regels over het separaat en veilig slopen van asbest. Vrijkomend gevaarlijk afval dient apart te worden afgevoerd naar een vergunninghouder. Bij slopen moeten bij voorkeur schoon puin, hout en metalen ieder apart worden gesloopt en afgevoerd.
Bodem De grondslag voor het handhaven van een goede bodemkwaliteit die zich optimaal verhoudt met de woonbestemming van de wijk gelden een aantal verordeningen, zoals de Verordening Bodemsanering Amsterdam, de richtlijnen rond verkennend onderzoek en het Bouwstoffenbesluit. Naar verwachting zullen zich bij de nieuwbouw en renovatie geen schokkende problemen voordoen wat betreft de bodemkwaliteit. Rond het Marjoleinterrein is een verdachte mate van verontreiniging gesignaleerd. Verkennend bodemonderzoek moet uitwijzen in welke mate sprake is van verontreiniging. Desondanks zal bij elk deelbouwplan een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. Verder is te denken aan de volgende milieuambities: • zoveel mogelijk werken met een gesloten grondbalans (zie Nota Bodemsanering in Amsterdam-Noord en Amsterdams Bodemsaneringsbeleid). • volgens de bodemkwaliteitskaart van Amsterdam-Noord is de Banne niet tot licht verontreinigd. Dat betekent dat vrijkomende grond gemakkelijk kan worden hergebruikt in het gebied zelf of in zones met een vergelijkbare bodemkwaliteit. Water Milieuambities op het gebied van water vallen uiteen in enkele deelgebieden: drinkwatergebruik, waterberging en waterkwaliteit. Wat betreft drinkwatergebruik is het de vraag of het reëel is te streven naar een substantiële lager verbruik daarvan in de Banne. Hoewel nader onderzoek anders kan uitwijzen is het nu reeds de vraag of (dure) grijswatersystemen voor toiletten niet wat te hoog gegrepen zijn. Eerder valt te denken aan eenvoudiger oplossingen voor besparing van drinkwater zoals aanpasbare stortbakken, zuinige douchekoppen en dergelijke. Ook dient bij nieuwbouw rekening gehouden te worden met het beleid van de gemeente Amsterdam om het waterverbruik te gaan bemeten en op grond van het feitelijke verbruik met bewoners af te rekenen. Hierdoor kunnen bewoners zélf invloed hebben op de hoogte van hun drinkwaterrekening en dus de mate van verspilling van drinkwater. ‘Echte’ grijswatersystemen – dus een tweede
75
leidingnet in woningen voor het transport van spoel- en tuinwater – zijn sterk kostenverhogend, terwijl het milieurendement niet overweldigend is. Daarbij komt dat gebruik van zo’n grijswatersysteem staat of valt met de medewerking van de bewoners.
76
Een ander probleem is dat van de waterberging. Zoals bekend is het met het waterbergendvermogen moeilijk gesteld. Net als in andere stedelijke gebieden houdt de waterbergingscapaciteit in Amsterdam-Noord geen gelijke tred met de groei van de hoeveelheid neerslag, waardoor steeds meer (over)last ontstaat. In een eerder stadium van de voorbereidingen van de herstructurering is gesproken over een vergroting van het waterbergend vermogen in de Banne tot twaalf procent (is nu zes procent). Dit kan alleen door te zorgen voor voldoende onbedekte grond (dus groen) of vormen van halfopen verharding. Dit streven komt ook overeen met de milieuambitie om zoveel mogelijk groen in de Banne te realiseren als tegenhanger van de verdichting die eveneens ontstaat. Onder andere kan het idee om ‘het landschap van Waterland in de wijk te halen’ hiervoor worden gebruikt. Tevens dient dit de milieuambitie om verdroging (die paradoxaal genoeg ook optreedt) tegen te gaan. Leidraad hiervoor kan de ‘Handleiding Watertoets’ zijn die door de Dienst Waterbeheer en Riolering (DWR) is ontwikkeld om overheden te helpen bij ruimtelijke plannen en besluiten waarin waterhuishoudkundige aspecten een rol spelen. De Watertoets wordt toegepast om te onderzoeken in hoeverre rekening worden gehouden met aspecten als voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer), voldoende aandacht voor effecten op de waterkwaliteit, op veiligheid (overstroming) en op grondwater. Geluidhinder en luchtkwaliteitseisen • de Banne ligt gedeeltelijk aan de A10 die veel lawaai produceert. Zolang de Wet Geluidhinder geldt (zeker tot 2004) is het noodzakelijk om akoestisch onderzoek te doen naar de feitelijke geluidbelasting op de (bestaande of toekomstige) gevel, die de waarde van 65 dB(A) niet mag overschrijden. Bij een waarde tussen 57 en
65 dB(A) moet ontheffing worden aangevraagd bij het college van B & W. Het binnenniveau in woningen mag in geen geval 35 dB(A) overschrijden. • sinds afgelopen jaar gelden luchtkwaliteitseisen voor onder andere NO2 en fijn stof. Overschrijdingen mogen niet plaatsvinden. Op dit moment zijn er in Amsterdam-Noord vrijwel zeker geen knelpunten. Het stadsdeelbestuur moet echter tijdig laten onderzoeken of de bebouwing met de daarmee gepaard gaande extra verkeersstromen niet leidt tot overschrijdingen in het gebied. Landschap en ecologische ambities Hoewel ze, strikt genomen, niet horen tot een specifiek milieubeleid, is het aan te bevelen de ecologische doelstellingen niet te vergeten. Sterker nog, door de relatief hoge kosten van min of meer reguliere milieumaatregelen kan het lastig zijn topambities te formuleren. ‘Groen’ en landschappelijke aspecten komen hiervoor wel in aanmerking. Er is behoefte om niet te volstaan met datgene wat alleen maar ‘moet’, maar ook nét even verder te kijken naar wat ‘kan’, zonder dat de Banne een onmogelijk dure ecowijk wordt. Wat de Banne bijzonder maakt, is dat de wijk grenst aan Waterland. Die omstandigheid leent zich goed voor de uitwerking van het idee om Waterland als het ware ‘binnen’ de Banne te krijgen. De huidige relatie tussen het omliggende groene landschap en de stad is nogal statisch: de Banne keert nu nog – ook vanwege de scherpe grens van de A10 – zijn rug naar Waterland. Dat kan worden omgedraaid door het versterken van de relatie tussen de woonwijk en het omliggende platteland. Daarmee wordt ook bevestigd dat groen de kracht is van Noord: het enige Amsterdams stadsdeel waarvan een belangrijk deel van het grondgebied nog agrarisch en open is. Er zou dus op het gebied van ecologie en landschap een topambitie kunnen worden gezocht. Op welke manier die vorm moet krijgen is nog niet te zeggen. Gedacht kan worden aan een soort landmark, een bijzondere plek – of meerdere plekken – waar Waterland nadrukkelijk binnen de wijk
aanwezig is als primair kwaliteitselement. Ook zou hierbij een relatie kunnen worden gelegd naar de sociale structuur van de wijk: een sociaal ‘groen’ programma met ambities, versterking van natuuren milieueducatie, of gewoon de aanleg van een kanoroute. Verder zou bij de nadere invulling hiervan ook gedacht kunnen worden aan het zoveel mogelijk aanleggen van ecologische groenvoorzieningen, zoals dit ook elders in Amsterdam-Noord gebeurt: ruige weilandjes, amfibiepoeltjes, veldbloemen in middenbermen en flauw aflopende taluds in plaats van betonnen of houten kademuren. Het Masterplan Buitenruimte dat voor de Banne wordt opgesteld is hiervoor een leidraad die nader als opdracht kan worden uitgewerkt. En kan overwogen worden voor de formulering van een topambitie een prijsvraag uit te schrijven, zodat landschapsarchitecten of ecologen worden gestimuleerd hiervoor ideeën te ontwikkelen.
Hoofdthema’s in de Banne In de vorige paragraaf is een opsomming gegeven van mogelijke milieuambities bij de herstructurering van de Banne. Deze zullen in een werkprogramma nader en in detail uitgewerkt moeten worden zonder dat dit leidt tot een dik pak papier vol vrome wensen. Het is immers belangrijk dat milieubeleid bij de opzet van ruimtelijke plannen goed herkenbaar en toepasbaar is. Beleidsmakers en ontwikkelaars zullen oog moeten hebben voor beperkingen: hoe realiseerbaar zijn milieumaatregelen?
Realiseerbaarheid van milieumaatregelen op grond van de hiervoor genoemde ambities De Basiskwaliteit Woningbouw Amsterdam 2003 is op 16 december 2003 bestuurlijk vastgesteld door B&W van Amsterdam en is voorafgaand bekrachtigd door het Algemeen Bestuur van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties. De afspraken in de Basiskwaliteit Woningbouw Amsterdam 2003 zijn sinds 1 januari 2003 van kracht. De overeenkomst is gesloten tussen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse Federatie Woningcorporaties voor alle nieuw te bouwen woningen waarbij Amsterdamse woningcorporaties betrokken zijn, dat wil zeggen alle huur- en koopwoningen die zij afzonderlijk of in een combinatieproject c.q consortiumverband samen met particuliere opdrachtgevers tot stand brengen in Amsterdam. De Basiskwaliteit Woningbouw Amsterdam 2003 is geïntegreerd in het Amsterdamse grondprijsbeleid. Dat houdt in dat het prijsverhogend effect van de kwaliteitseisen in de Amsterdamse Basiskwaliteit Woningbouw via de residuele grondprijsbepaling leidt tot lagere grondkosten per woning. Voor verder informatie wordt verwezen naar de Basiskwaliteit Woningbouw Amsterdam 2003. De corporaties zitten in een lastig parket: zelfs bij koopwoningen is er sprake van grote zorgen over de hoogte van de investeringen, de kosten van allerlei milieumaatregelen, het niveau van de woonlasten voor de burger en (bij huur) de exploitatie. Daarbij komt dat er een zekere ontwikkeling in Amsterdam waar te nemen is die ertoe leidt dat uitsluitend wettelijke minimumeisen nog als milieuambities zullen worden gehanteerd. Tegelijk moet ervoor gewaakt worden dat de Banne op milieugebied een ‘minimumwijk ’ wordt: een plek die ondanks het typische groene en landschappelijk sterke karakter van Amsterdam-Noord geen enkele milieuambitie uitstraalt. Stadsdeel en corporaties zullen bij de nadere invulling vooral moeten kijken naar maatregelen die voor bewoners financieel aantrekkelijk zijn, zoals energiebesparende maatregelen.
77
vier hoofdthema’s De milieuambities uit de vorige paragraaf leiden, samen het voorgaande t.a.v. realiseerbaarheid, tot vier hoofdthema’s zoals we die op milieugebied in de Banne zouden willen realiseren: • Energiebesparing gerelateerd aan woonlasten: een reeks van energiebesparende maatregelen op het niveau van individuele woningen, (sociale) voorzieningen en winkels. Deze energiebesparende investeringen zouden zich zoveel mogelijk moeten terugverdienen via lagere woonlasten van bewoners en lagere exploitatiekosten van corporaties. • Een optimale verwerking van sloopafval: door zoveel mogelijk hergebruik van bruikbaar afval. Dit bijvoorbeeld in de vorm van hergebruik bij de woningbouw zelf, maar ook bij het herbestraten van paden in het
78
groen, kademuren, in bruggen en viaducten en bij kinderspeelplaatsen. Hierbij hoort ook de inzet van duurzame materialen bij de nieuwbouw en renovatie en het weren van nietduurzaam bouwmateriaal. • Groene omgeving en ecologische eisen: de ligging nabij Waterland leent zich uitstekend voor het introduceren van een topambitie op landschappelijk en ecologisch gebied. Dit thema richt zich vooral op het ‘binnenhalen’ van Waterland in de Banne, dat gebruik maakt van het contrast tussen ‘rood’ en ‘groen’. Hiervoor dient een landschapsplan te worden ontwikkeld. • waterberging Tenslotte dient er een koppeling gemaakt te worden met de ambitie om twaalf procent van het oppervlak te gebruiken voor waterberging. Dit gebeurt mede door toepassing van de ‘Handleiding Watertoets’ van DWR.