1 2 Copyright 2007 Adobe Systems Incorporated. Alle rechten voorbehouden. Adobe Device Central Gebruikersgids voor Windows en Macintosh Als bij dit ha...
Hoofdstuk 4: Inhoud maken, vooraf bekijken en testen in Adobe Device Central Mobiele inhoud maken en vooraf bekijken met Adobe Device Central . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Tips voor het maken van inhoud voor mobiele apparaten Testen met de Emulator-tab De testdeelvensters gebruiken Informatie voor Flash testen Index
Hoofdstuk 1: Beginnen Bekijk voordat u uw software in gebruik neemt eerst het overzicht van de Help van Adobe® en van de vele informatiebronnen die beschikbaar zijn voor gebruikers van de software. U hebt toegang tot instructievideo's, insteekmodules, sjablonen, gebruikersgemeenschappen, cursussen, zelfstudiegidsen, RSS-feeds en nog veel meer.
Adobe Help Adobe Help-hulpmiddelen Documentatie voor uw Adobe-software is in verschillende indelingen verkrijgbaar. In-product en LiveDocs Help
In-product Help biedt toegang tot alle documentatie en instructie-inhoud die op het moment van levering beschikbaar is. Het is beschikbaar via het Help-menu in uw Adobe-software. LiveDocs-Help bevat alle inhoud uit in-product Help, en daarbij nog updates en links naar extra instructie-inhoud op het web. Voor sommige producten kunt u ook opmerkingen toevoegen aan de onderwerpen in LiveDocs Help. U kunt Live Docs Help voor uw product vinden in het Adobe Help Resource Center (Adobe Help Hulpmiddelen Centrum), op www.adobe.com/go/documentation_nl. Met de meeste versies van in-product en LiveDocs Help kunt u de Help-systemen van meerdere producten doorzoeken. De onderwerpen kunnen ook links bevatten naar relevante inhoud op het web of naar onderwerpen in de Help van een ander product. U kunt Help, zowel in het product als op het web, beschouwen als een centrum om toegang te krijgen tot extra inhoud en gebruikersgroepen. De meest complete en actuele versie van Help is altijd op het web te vinden. PDF-documentatie
De in-product Help is ook als PDF beschikbaar, die optimale instellingen heeft voor afdrukken. Andere documenten, zoals installatiegidsen en white papers, kunnen ook als PDF aangeboden worden. Alle PDF-documentatie is beschikbaar bij het Adobe Help Resource Center, op www.adobe.com/go/documentation_nl. Voor de PDF-documentatie die meegeleverd wordt met uw software kunt u in de map Documenten kijken op de installatieof inhouds-DVD. Gedrukte documentatie
Gedrukte edities van de in-product Help zijn te koop in de Adobe Store, op www.adobe.com/go/store_nl. U kunt in de Adobe Store ook boeken vinden die uitgegeven worden door de Adobe uitgeverspartners. Een gedrukte workflowgids wordt bij alle Adobe Creative Suite® 3 producten geleverd, en zelfstandige Adobe producten kunnen een gedrukte opstartgids bevatten.
Help gebruiken bij het product In-product Help is toegankelijk via het Help-menu. Nadat u de Adobe Help Viewer hebt gestart, klikt u op Bladeren om de Help te bekijken voor andere Adobe-producten die op uw computer geïnstalleerd zijn. Deze Help-functies vergemakkelijken het leerproces bij alle producten:
• De onderwerpen kunnen links bevatten naar de Help-systemen van andere Adobe-producten of naar extra inhoud op het web.
DEVICE CENTRAL 2 Handboek
• Sommige onderwerpen worden gedeeld door twee of meer producten. Als u bijvoorbeeld een Help-onderwerp ziet met een Photoshop®-pictogram en een After Effects®-pictogram, weet u dat het onderwerp een functie beschrijft die ofwel hetzelfde is bij beide producten of die hoort bij workflows van beide producten.
• U kunt de Help-systemen van meerdere producten doorzoeken. Als u naar een woordgroep zoekt, zoals “gereedschap vorm,” zet dan aanhalingstekens om de woorden heen om alleen die onderwerpen te bekijken die alle woorden uit de woordgroep bevatten. Toegankelijkheidsfuncties
Adobe Help-inhoud is toegankelijk voor mensen met een handicap - zoals bewegingsbeperkingen, blindheid en slechtziendheid. In-product Help ondersteunt de volgende standaard toegankelijkheidsfuncties:
• De gebruiker kan de tekstgrootte aanpassen met standaard contextmenu-opdrachten. • Links zijn onderstreept voor eenvoudige herkenbaarheid. • Als de linktekst niet overeenkomt met de titel van de doeltekst, wordt naar de titel verwezen in het Titelkenmerk van de Ankercode. De Vorige en Volgende-links bevatten bijvoorbeeld de titels van vorige en volgende onderwerpen.
• Inhoud ondersteunt hoog-contrastmodus. • Afbeeldingen zonder bijschriften bevatten vervangende tekst. • Elk frame heeft een titel om het doel ervan aan te geven. • Standaard HTML-codes definiëren de inhoudsstructuur voor schermlezen of text-to-speechgereedschappen. • De indeling wordt bepaald door style sheets, daarom zijn er geen ingesloten fonts. Sneltoetsen voor Help-werkbalkbedieningspaneel (Windows) Knop Vorige Alt+Pijl-links Knop Volgende Alt+Pijl-rechts Afdrukken Ctrl+P Knop Over Ctrl+I Bladeren in menu Alt+Pijl-omlaag of Alt+Pijl-omhoog om Help om een andere toepassing weer te geven Zoekvenster Ctrl+S om de cursor in het Zoekvenster te plaatsen
Sneltoetsen voor Help-navigatie (Windows)
• Om van het ene naar het andere venster te gaan, drukt u op Ctrl+Tab (vooruit) en Shift+Ctrl+Tab (achteruit). • Om te navigeren door links en ze te omlijnen, drukt u op Tab (vooruit) of Shift+Tab (achteruit). • Om een omlijnde link te activeren, drukt u op Enter. • Om tekst groter te maken, drukt u op Ctrl+gelijkteken. • Om tekst kleiner te maken, drukt u op Ctrl+verbindingsstreepje.
Hulpmiddelen Adobe Video Workshop De Adobe Creative Suite® 3 Video Workshop biedt meer dan 200 trainingsvideo's voor afdruk-, web- en videoprofessionals met een grote verscheidenheid aan onderwerpen. U kunt de Video Workshop gebruiken om meer te weten te komen over alle Creative Suite 3-producten. U kunt in vele video's zien hoe u de Adobe-toepassingen samen kunt gebruiken. Als u de Video Workshop start, kunt u de producten kiezen waarover u informatie wenst en de onderwerpen die u wilt bekijken. U kunt van elke video de bijzonderheden zien om gericht te leren.
DEVICE CENTRAL 3 Handboek
Presentatorengroep
Met deze uitgave heeft Adobe Systems de gebruikersgroep van haar producten gevraagd hun expertise en inzichten te delen. Adobe en lynda.com presenteren handleidingen, tips en trucs van de belangrijkste ontwerpers en ontwikkelaars zoals Joe Loweri, Katrin Eismann en Chris Georgenes. U kunt kijken en luisteren naar Adobe-experts als Lynn Grillo, Greg Rewis en Russell Brown. In totaal zijn er meer dan 30 productexperts die hun kennis delen. Handleidingen en bronbestanden
De Video Workshop biedt training voor beginners en gevorderde gebruikers. Er zijn ook video's over nieuwe functies en de belangrijkste technieken. Elke video behandelt één onderwerp en duurt meestal 3 tot 5 minuten. Bij de meeste video's horen een geïllustreerde handleiding en bronbestanden, dus kunt u de gedetailleerde beschrijving van de te nemen stappen afdrukken en zo de handleiding zelf uitproberen. Adobe Video Workshop gebruiken
U kunt met de DVD bij uw Creative Suite 3-product in de Adobe Video Workshop komen. De Workshop is ook beschikbaar online op www.adobe.com/go/learn_videotutorials_nl. Adobe zal regelmatig nieuwe video's toevoegen aan de online Video Workshop. Neemt u eens een kijkje op de site!
Adobe Device Central 1.1 video‘s Adobe Video Workshop behandelt vele onderwerpen over Adobe Device Central 1.1, waaronder:
• Device Central met Photoshop gebruiken • Device Central met Flash® gebruiken • Device Central met Bridge gebruiken • Het maken van mobiele inhoud Voor de Adobe Creative Suite 3 videohandleidingen kunt u de Adobe Video Workshop bekijken op www.adobe.com/go/learn_videotutorials_nl.
Extra's U heeft toegang tot een grote verscheidenheid aan hulpmiddelen, waarmee u optimaal gebruik kunt maken van uw Adobesoftware. Een aantal van deze hulpmiddelen is tijdens het installatieproces op uw computer geïnstalleerd; aanvullende nuttige voorbeelden en documenten staan op de installatie- of inhouds-DVD. Ook online worden er unieke extra's aangeboden door de Adobe Exchange-groep, op www.adobe.com/go/exchange_nl. Geïnstalleerde hulpmiddelen
Tijdens de installatie van de software wordt er een aantal hulpmiddelen in de toepassingmap geplaatst. Om die bestanden te bekijken gaat u naar de toepassingmap op uw computer.
• Windows: [startup drive]/Program files/Adobe/Adobe [application] • Mac OS: [startup drive]/Applications/Adobe [application] De toepassingmap kan de volgende hulpmiddelen bevatten: Insteekmodules Plug-inmodules zijn kleine softwareprogramma's die de mogelijkheden van uw software uitbreiden of er
aan toevoegen. Als insteekmodules geïnstalleerd zijn staan ze als optie in het Import- of Exportmenu; als bestandsindelingen in de vensters Open, Opslaan Als, en Origineel Exporteren; of als filters in de Filter-submenu's. Er wordt bijvoorbeeld een aantal insteekmodules met special effects automatisch geïnstalleerd in de submap Insteekmodules van de map Photoshop CS3. Voorinstellingen De voorinstellingen bevatten een grote verscheidenheid aan nuttige gereedschappen, voorkeuren, effecten en afbeeldingen. Productvoorinstellingen zijn onder andere penselen, stalen, kleurgroepen, symbolen, aangepaste vormen, afbeeldings- en laagstijlen, patronen, structuren, handelingen, werkruimten enzovoorts. In de gehele gebruikersinterface is voorinstellingsinhoud te vinden. Sommige voorinstellingen (bijvoorbeeld Photoshoppenseelbibliotheken) zijn pas beschikbaar als u het bijbehorende gereedschap selecteert. Als u een effect of afbeelding niet vanaf het begin wilt opbouwen kunt u in de voorinstellingsbibliotheken terecht voor inspiratie.
DEVICE CENTRAL 4 Handboek
Sjablonen Sjabloonbestanden kunt u vanuit Adobe Bridge openen en bekijken, of openen vanuit het Welkomstscherm of
direct vanuit het menu Bestanden. Afhankelijk van het product variëren sjabloonbestanden van briefhoofden, nieuwsbrieven en websites tot DVD-menu's en videoknoppen. Elk sjabloonbestand is deskundig opgebouwd en een goed voorbeeld van een optimaal gebruik van productfuncties. Sjablonen zijn een waardevol hulpmiddel als u snel van start wilt met een project. Voorbeelden Voorbeeldbestanden bevatten de meer complexe ontwerpen en geven een uitstekend beeld van de werking
van nieuwe functies. Deze bestanden tonen de creatieve mogelijkheden die u heeft. Fonts Verschillende OpenType® fonts en fontfamilies worden meegeleverd met uw Creative Suite-product. Fonts worden tijdens de installatie naar uw computer gekopieerd:
• Windows: [startup drive]/Program Files/Common Files/Adobe/Fonts • Mac OS X: [startup drive]/Library/Application Support/Adobe/Fonts Voor meer informatie over het installeren van fonts kunt u het Lees mij-bestand raadplegen op de installatie-DVD. DVD-inhoud
De installatie- of inhouds-DVD bij uw product bevat extra hulpmiddelen die u bij uw software kunt gebruiken. De map Goodies bevat productspecifieke bestanden zoals sjablonen, afbeeldingen, voorinstellingen, handelingen, insteekmodules en effecten, naast submappen voor Fonts en Foto-archief. De map Documentatie bevat een PDF-versie van de Help, technische informatie en andere documenten zoals voorbeeldsheets, referentiegidsen en specifieke functie-informatie. Adobe Exchange
Voor meer gratis inhoud kunt u kijken op www.adobe.com/go/exchange_nl, een online gebruikersgroep waar gebruikers duizenden gratis handelingen, extensies, insteekmodules en andere inhoud voor bij de Adobe-producten kunnen downloaden en delen.
Bridge Home Bridge Home, een nieuwe mogelijkheid van Adobe Bridge CS3 biedt gemakkelijk toegang tot actuele informatie over alle Adobe Creative Suite 3-software. Om toegang te krijgen tot de laatste tips, nieuws, en hulpmiddelen voor uw Creative Suitegereedschappen start u Adobe Bridge en klikt dan op het Bridge Home-pictogram bovenaan het deelvenster Favorieten. Opmerking: Bridge Home is mogelijk niet in alle talen beschikbaar.
Adobe Design Center Adobe Design Center biedt u artikelen, inspiratie en instructies van deskundigen, topontwerpers en Adobeuitgeverspartners. Elke maand wordt nieuwe inhoud toegevoegd. U kunt er honderden handleidingen vinden voor designproducten en tips en technieken leren door video's, HTMLhandleidingen en voorbeeldhoofdstukken te bekijken. Nieuwe ideëen vormen de basis van de Think Tank, Dialog Box en Gallery:
• De artikelen uit Think Tank bespreken de visie die de ontwerpers van vandaag hebben op technologie en wat hun ervaringen betekenen voor het ontwerpen, de ontwerpgereedschappen en de maatschappij.
• In Dialog Box delen experts hun ideëen over bewegende afbeeldingen en digitale ontwerpen. • De Gallery laat zien hoe kunstenaars bewegende ontwerpen overbrengen. Neem een kijkje bij het Adobe Design Center op www.adobe.com/go/designcenter_nl.
Adobe Developer Center Adobe Developer Center biedt voorbeelden, handleidingen, artikelen en groepshulpmiddelen voor ontwikkelaars die rijke internettoepassingen, websites, mobiele inhoud en andere projecten maken met gebruik van de Adobe-producten. Het Developer Center bevat ook hulpmiddelen voor ontwikkelaars die insteekmodules ontwikkelen voor Adobe-producten.
DEVICE CENTRAL 5 Handboek
Naast voorbeeldcodes en handleidingen vindt u er RSS-feeds, online seminars, SDK's, scriptgidsen en andere technische hulpmiddelen. Bezoek het Adobe Developer Center op www.adobe.com/go/developer_nl.
Klantenondersteuning Bezoek de Adobe Support website, op www.adobe.com/go/support_nl, voor oplossingen bij problemen met uw product en voor informatie over gratis en betaalde technische ondersteuningsopties. Klik op de link Training om toegang te krijgen tot Adobe Press-boeken, een verscheidenheid aan leerhulpmiddelen, Adobe-softwarecertificeringsprogramma's en andere zaken.
Downloads Bezoek www.adobe.com/go/downloads_nl voor gratis updates, evaluatieversies en andere nuttige software. Verder biedt de Adobe Store (op www.adobe.com/go/store_nl) toegang tot duizenden plug-ins van andere ontwerpers, voor het automatiseren van taken, op maat maken van workflows, het creëeren van gespecialiseerde, professionele effecten, enz.
Adobe Labs Adobe Labs geeft u de mogelijkheid nieuwe en opkomende technologieën en producten van Adobe te ervaren en evalueren. Bij Adobe Labs heeft u toegang tot diverse hulpmiddelen, waaronder:
• Prerelease software en technologieën • Codevoorbeelden en de beste methodes om sneller te leren • Vroege versies van producten en technische documentatie • Forums, wiki-gebaseerde inhoud, en andere gezamenlijke hulpmiddelen voor interactie met gelijkgestemde ontwikkelaars Adobe Labs cultiveert een gezamenlijk softwareontwikkelingsproces. In deze omgeving worden klanten snel productief met nieuwe producten en technologieën. Adobe Labs is ook een forum voor vroege feedback, dat gebruikt wordt door de ontwikkelingsteams van Adobe voor het creëren van software die past bij de behoeften en verwachtingen van de groep. Bezoek Adobe Labs op www.adobe.com/go/labs_nl.
Gebruikersgroepen Gebruikersgroepen bieden forums, blogs en andere middelen voor gebruikers om technologieën, gereedschappen en informatie te kunnen delen. Gebruikers kunnen vragen stellen en ontdekken hoe anderen hun software optimaal benutten. Gebruikersforums zijn beschikbaar in het Engels, Frans, Duits en Japans; blogs zijn er in vele talen. Voor deelname aan forums of blogs, bezoekt u www.adobe.com/go/communities_nl.
6
Hoofdstuk 2: Adobe Device Central voorstellen Met Adobe Device Central kunnen ontwikkelaars van mobiele inhoud hun werk testen op een groot aantal mobiele apparaten. Device Central werkt ook met inhoud die in veel verschillende Adobe-producten is ontwikkeld.
Adobe Device Central gebruiken Over Adobe Device Central Adobe® Device Central biedt ontwikkelaars en testers van inhoud voor mobiele apparaten een gemakkelijke manier om op uiteenlopende apparaten mobiele inhoud te creëren en vooraf te bekijken. Adobe Device Central geeft realistische skins van een uitgebreide reeks van mobiele apparaten weer, die u tonen hoe de apparaten eruit zien en hoe uw inhoud op deze apparaten verschijnt. Hierdoor kunt u met de geëmuleerde apparaten communiceren op een manier die de werkelijke interacties simuleert, tot en met het testen van verschillende prestatieniveaus, geheugen, batterijniveaus en belichtingstypen. Adobe Device Central levert een bibliotheek van apparaten waaruit u kunt kiezen. Elk apparaat heeft een profiel dat informatie bevat over het apparaat, de media en de inhoudstypen die het ondersteunt (d.w.z. de inhoud die op een bepaald apparaat kan worden gebruikt, zoals schermbeveiligingen, achtergrond, en de zelfstandige Adobe Flash®-speler). U kunt de beschikbare apparaten doorzoeken, meerdere apparaten vergelijken en aangepaste sets maken van de apparaten die u het meest gebruikt. Adobe Device Central ondersteunt verschillende media-indelingen inclusief Flash®-, bitmap-, video-, en webindelingen. U kunt verschillende media-indelingen gebruiken om verschillende inhoudstypen, bv. schermbeveiligingen of achtergronden, te maken.
Zie ook “Over inhoudstypen” op pagina 31 “Werken met apparaten” op pagina 10 “Testen met de Emulator-tab” op pagina 29
Werkgebiedcomponenten Wat volgt zijn de hoofdcomponenten van het Adobe Device Central werkgebied: Deelvenster apparaatsets Hierin ziet u eerst een standaardset van algemeen gebruikte apparaten, de 'Voorbeeld FL-
telefoons'. Welke apparaten voor het testen beschikbaar zijn, hangt meestal af van het inhoudstype dat u specificeert bij maken of vooraf bekijken van mobiele inhoud, of bij het gebruik van de emulator. Als het door Flash wordt gegenereerd, wordt een extra apparaatset getoond met de apparaten die u hebt gespecificeerd voor het maken van het FLA-bestand. (De nieuwe, Flashspecifieke apparaatset wordt naar het FLA-bestand genoemd.) Om aangepaste apparaatsets te maken, sleept (of kopieert en plakt) u pictogrammen uit de lijst Beschikbare apparaten in het deelvenster Apparaatsets. U maakt na een tijdje waarschijnlijk zelf aangepaste sets om inhoud en projecten te testen. U kunt deze met uw teamleden delen door de apparaatsets te exporteren of te importeren. Als u een nieuw mobiel document voor Flash maakt met Adobe Device Central en een of meer apparaten uit de lijst Beschikbare apparaten selecteert, wordt een nieuwe apparaatset gemaakt die de volgende keer dat u dit bestand in de emulator test, in het deelvenster Apparaatsets verschijnt. Als u met een apparaatset werkt en inhoud aan het testen bent, wordt er voor het apparaat dat in het Emulator-tabblad verschijnt in het deelvenster Apparaatsets altijd een eigen pictogram opgenomen.
DEVICE CENTRAL 7 Handboek
Deelvenster Beschikbare apparaten Toont alle mobiele apparaten die met Adobe Device Central zijn geïnstalleerd. U kunt
zich het deelvenster Beschikbare apparaten voorstellen als een bewaarplaats van apparaten die u kunt gebruiken om inhoud te testen. Standaard zijn de apparaten in het deelvenster Beschikbare apparaten gegroepeerd per fabrikant en gesorteerd op naam. Om de apparaten volgens andere criteria te groeperen, klikt u in het pop-upmenu Groeperen volgens en maakt u een keuze uit de lijst. Als u Geen selecteert, worden alle beschikbare apparaten getoond als één lijst, alfabetisch op naam gesorteerd. In elke groep worden de apparaten standaard op naam gerangschikt, en bijkomende kolommen leveren specifieke informatie voor elk apparaat. Om alle informatie te bekijken, verschuift u de schuifknop naar rechts tot de kolommen Naam, Displaygrootte, Flash Lite en Kleurdiepte verschijnen. Klik op een kolomkop om apparaten in een groep te sorteren. U kunt bijvoorbeeld groeperen per fabrikant, en vervolgens in één van de fabrikantgroepen een andere kop aanklikken, zoals kleurdiepte, om in alle fabrikantgroepen sorteren volgens kleurdiepte te laten toepassen. Tabblad Apparaatprofielen Hier vindt u gedetailleerde informatie over de apparaten. Verschillende schermen tonen algemene en specifieke informatie over Flash, bitmap, video en web. Het tabblad Apparaatprofielen laat u één of meer apparaten bekijken. (Voor elk apparaat wordt dezelfde informatie weergegeven, ongeacht of u het apparaat nu afzonderlijk bekijkt of als een deel van de meervoudige weergave.)
Als u één apparaat selecteert om het op het tabblad te bekijken, verschijnt op de eerste regel bovenaan informatie over de mediatypen die door het apparaat worden ondersteund, zoals Algemeen, Flash, Bitmap, Video en Web. Klik op een mediatype om een tweede regel informatie te zien waarin de ondersteunde inhoudstypen zijn opgenomen (door bv. op het mediatype Bitmap te klikken, kunnen de inhoudstypen Volledig scherm, Schermbeveiliging en Achtergrond verschijnen). Voor de Algemene mobiele telefoons in het deelvenster Beschikbare apparaten worden in het deelvenster Apparaatprofielen altijd alle mediatypen getoond, hoewel zij alleen het Flash Player-inhoudstype voor zelfstandige spelers ondersteunen. Als u verschillende apparaten selecteert om ze te bekijken op het tabblad Apparaatprofielen, kunt u de volgorde waarin de apparaten worden weergegeven veranderen door ze naar een nieuwe locatie op het tabblad te slepen. (U kunt ook elk apparaat van het tabblad Apparaatprofielen naar een set in het deelvenster Apparaatsets slepen.) Tabblad Nieuw Document Geeft de interface weer om een mobiel document te maken in Flash, Adobe Photoshop® of
Adobe Illustrator®. Dit tabblad verschijnt wanneer u de opdracht geeft om een mobiel document te maken in een van de drie toepassingen uit de lijst. Bijvoorbeeld, in Flash is de opdracht Nieuw maken > Flash mobiel document. (U kunt ook een Flash-bestand maken en het tabblad Nieuw Document weergeven vanuit Adobe Device Central door Bestand > Nieuw Document in > Flash te kiezen.) De opties die verschijnen op het tabblad Nieuw document hangen af van het type document dat u maakt. Als u bijvoorbeeld een Flash-document maakt, selecteert u een Flash Player-versie, een ActionScript™-versie en een inhoudstype. Emulator-tabblad Hier vindt u de testinterface. Het Emulator-tabblad is ontworpen om te simuleren hoe inhoud (bv. een Flash-bestand, een Photoshop-afbeelding, een videoclip, enz.) er op een specifiek mobiel apparaat uitziet. Als u aan het werken bent in een component zoals Flash of Photoshop, opent u het Emulator-tabblad door de opdracht te geven om het bestand te exporteren of te testen. Bijvoorbeeld, in Flash is de opdracht Beheer > Film testen. Er kan slechts één apparaat per keer worden geëmuleerd. Om een ander apparaat te selecteren, dubbelklikt u op een apparaatnaam in het deelvenster Apparaatsets of in het deelvenster Beschikbare apparaten. Testdeelvensters Een aantal samenvouwbare deelvensters voor testen en prestatie-instelling verschijnt rechts van het
emulatorvenster. Welke deelvensters verschijnen is afhankelijk van het bestandstype dat u test:
• Inhoudstype (Flash, Adobe Dreamweaver®, Photoshop, Illustrator, Adobe After Effects®, en Adobe® Premiere® Pro) • Bestandsinfo (Flash, Dreamweaver, Photoshop, Illustrator, After Effects, en Adobe Premiere Pro) • Weergave (Flash, Photoshop, Illustrator, After Effects, en Adobe Premiere Pro) • Geheugen (Flash) • Prestaties (Flash) • Apparaatstatus (Flash) • Netwerk (Flash)
DEVICE CENTRAL 8 Handboek
• Blijvende opslag (Flash) • Renderen (Dreamweaver) • Schalen (Photoshop, Illustrator, After Effects, Adobe Premiere Pro) • Uitlijning (Photoshop, Illustrator, After Effects, Adobe Premiere Pro) • Geluid (After Effects, Adobe Premiere Pro) Opmerking: In het deelvenster Berichten verschijnen foutmeldingen en andere berichten. Een handleiding over de Device Central werkruimte is beschikbaar op http://www.adobe.com/go/vid0184_nl
Zie ook “Werken met apparaten” op pagina 10 “Testen met de Emulator-tab” op pagina 29
Voorkeuren wijzigen De standaardtelefoon-id wijzigen De standaardtelefoon-id is het International Mobile Equipment Identity (IMEI)-nummer van het apparaat dat Device Central emuleert. Elke GSM (Global System for Mobile Communications), en mobiel UMTS-apparaat (Universal Mobiel TeleCommunications System) heeft een uniek IMEI-nummer. Het nummer van 15 cijfers identificeert de oorsprong, het model en het serienummer van het mobiele apparaat. Door een standaardtelefoon-id te specificeren, instrueert u Adobe Device Central dat nummer als de standaard-IMEI te gebruiken voor elk apparaat dat wordt getest. 1 Selecteer Bewerken > Voorkeuren. 2 Geef een nieuw nummer op in het tekstveld Standaardtelefoon-id.
Niveaus ongedaan maken wijzigen Gebruik de optie Niveaus ongedaan maken om het aantal keren dat u kunt teruggaan in de vorige status te wijzigen. Met de standaardinstelling van 20, bijvoorbeeld, kunt u teruggaan naar uw laatste 20 handelingen. 1 Selecteer Bewerken > Voorkeuren. 2 Geef een nieuw nummer op in het tekstveld Niveaus ongedaan maken.
De toepassingstaal wijzigen U kunt Engels, Frans, Duits, Japans, Spaans, Italiaans, Nederlands, Zweeds, Koreaans, Traditioneel Chinees, of Vereenvoudigd Chinees als standaardtaal voor Adobe Device Central instellen. Nadat u de computer opnieuw hebt gestart, bevat de Device Central-gebruikersinterface tekst in de geselecteerde taal. 1 Selecteer Bewerken > Voorkeuren. 2 Selecteer een nieuwe taal in het pop-upmenu Taal.
Zie ook “Over de taalinstellingen in Device Central” op pagina 37
DEVICE CENTRAL 9 Handboek
De fonttoewijzing wijzigen Gebruik de optie Fonttoewijzing om de apparaatfonts te definiëren die u in de emulatie wilt gebruiken. In een Flash-bestand kunt u algemene apparaatfonts, zoals sans, serif of typewriter, opgeven. Tijdens runtime zoekt Adobe Flash® Lite™ op het apparaat automatisch het beschikbare font dat het meeste overeenstemt met het algemene font dat u hebt geselecteerd. Als u weet welke apparaatfonts op een bepaald apparaat aanwezig zijn, kunt u deze of soortgelijke fonts selecteren in de vervolgkeuzelijst Toegewezen fonts. Opmerking: Op een werkelijk mobiel apparaat wordt het eigen font van het apparaatbesturingssysteem gebruikt om de SWFtekst te renderen. 1 Selecteer Bewerken > Voorkeuren. 2 Selecteer een nieuwe taal in het pop-upmenu Taal. 3 Selecteer nieuwe sans-, serif- en typewriter-fonts in de pop-upmenu's.
Zie ook “Over de taalinstellingen in Device Central” op pagina 37
10
Hoofdstuk 3: Apparaatprofielen beheren Adobe Device Central bevat een bibliotheek van mobiele apparaten, inclusief afzonderlijke profielen voor elk apparaat. De profielen bevatten gedetailleerde informatie over het apparaat die u kunt gebruiken wanneer u mobiele inhoud maakt.
Werken met apparaten Over apparaatprofielen Adobe® Device Central® biedt een ingebouwde bibliotheek van mobiele apparaten. Elk apparaat heeft een profiel dat technische gegevens bevat over het apparaat en informatie over de inhoudstypen die het ondersteunt. Bekijk één profiel afzonderlijk of verschillende profielen tegelijk. Het is vaak nuttig om verschillende profielen tegelijk weer te geven om uiteenlopende apparaten te vergelijken. Zo kunt u bijvoorbeeld vier doelapparaten kiezen voor de Adobe Flash-inhoud die u ontwikkelt. Bekijk de profielen van de vier apparaten tegelijk om te bepalen welke de beste adresseerbare schermgrootte is en welke fscommands door alle apparaten worden ondersteund.
Zie ook “Werkgebiedcomponenten” op pagina 6
Apparaatprofielen bekijken 1 Een map uitvouwen in het deelvenster Beschikbare apparaten. 2 U kunt dit op verschillende manieren doen:
• Selecteer de apparaatnaam om het profiel van één enkel apparaat te zien. • Om meerdere apparaten tegelijkertijd te bekijken, selecteert u met Shift+klik de apparaatnamen voor een doorlopende selectie, of Ctrl+klik (Windows®) of Command+klik (Mac OS) voor een onderbroken selectie. A B
C
Een apparaatprofiel bekijken A. Info-tabbladen en testtabbladen B. Mediatypen C. Gegevens over geselecteerd apparaat
Apparaten groeperen op verschillende criteria ❖ Klik in het deelvenster Beschikbare apparaten op de Groeperen volgens-knop
en selecteer een optie.
Om de sorteervolgorde van de apparaten in het deelvenster Beschikbare apparaten te wijzigen klikt u op de kolomkoppen. (De apparaten worden standaard door de fabrikant gesorteerd.)
DEVICE CENTRAL 11 Handboek
Apparaten groeperen op inhoudstype Om een bepaald inhoudstype te maken, kan het nuttig zijn de apparaten te groeperen op inhoudstype. Adobe Device Central toont de apparaten die het geselecteerde inhoudstype ondersteunen; apparaten die dat niet doen, worden in een lichtere kleur weergegeven. ❖ In de lijst Beschikbare apparaten klikt u op de knop Groeperen volgens upmenu.
en selecteert u Inhoudstype in het pop-
De inhoudstypen worden weergegeven als mappen. Om te zien welke apparaten het inhoudstype ondersteunen, breidt u de map uit. Om bijvoorbeeld te zien voor welke apparaten schermbeveiligingen kunnen worden gemaakt, breidt u de map Schermbeveiliging uit.
Zie ook “Over inhoudstypen” op pagina 31
De lijst van beschikbare apparaten doorzoeken Naar een specifiek apparaat zoeken Met de Adobe Device Central Zoekfunctie zoekt u snel naar een specifiek apparaat in het deelvenster Beschikbare apparaten. U kunt zoeken op apparaatnaam of verschillende andere criteria. U kunt apparaten ook groeperen op fabrikantnaam of schermgrootte, of Adobe Device Central enkel die apparaten laten weergeven die een specifiek inhoudstype ondersteunen. De zoekfunctie is dynamisch, dus terwijl u uw zoekcriteria invoert, wordt de lijst van overeenstemmende apparaten automatisch bijgewerkt. Telkens als u criteria toevoegt, wordt de zoekopdracht verfijnd. 1 Klik op de knop Apparaten zoeken
in het deelvenster Beschikbare apparaten.
2 Voer in het tekstveld Zoeken Naar een fabrikant of een modelnummer in. Als u niet wilt zoeken op fabrikant of model, laat dit veld dan leeg.
Voer zoekcriteria in om een apparaat of apparaatset te zoeken
3 Om uw zoekopdracht te verfijnen, klikt u op het plusteken (+) om zoekcriteria toe te voegen. Klik opnieuw op het plusteken om extra criteria toe te voegen. Elk criterium dat u toevoegt, krijgt een EN-operator, zodat uw zoekopdracht steeds specifieker wordt. (Klik op het minteken (-) om criteria te verwijderen.) Opmerking: De zoekcriteria, die u definieert, blijven geselecteerd tot u een nieuwe zoekopdracht uitvoert. Klik gewoon op de knop Apparaten zoeken om te zien welke criteria zijn opgenomen in de huidige lijst van apparaten. 4 Klik ergens buiten het Zoekvenster om het te sluiten, of klik op de knop Sluiten Zoekvenster.
in de rechterbovenhoek van het
De zoekresultaten opslaan als een nieuwe apparaatset Na de zoekopdracht, kunt u de zoekresultaten opslaan als een nieuwe apparaatset. Dit is een efficiënte manier van werken die het eenvoudig maakt om specifieke apparaten voor een specifiek project te groeperen. 1 Na het zoeken, klikt u met de rechtermuisknop op de zoekresultaten en kiest u Alles Selecteren.
DEVICE CENTRAL 12 Handboek
2 U kunt dit op verschillende manieren doen:
• Selecteer alle zoekresultaten, klik met de rechtermuisknop op de resultaten en selecteer Nieuwe Apparaatsetselectie. • Selecteer Apparaten > Bewaar zoekresultaat als set.
Zoekresultaten wissen Wanneer u zoekcriteria invoert, geeft het deelvenster Beschikbare apparaten enkel die apparaten weer die overeenkomen met uw criteria. U kunt echter de zoekresultaten wissen en terugkeren naar de volledige lijst van apparaten. 1 De knop Zoekresultaten wissen wordt niet weergegeven terwijl het Zoekvenster geopend is. Om de knop Zoekresultaten wissen te zien, sluit u het venster door ergens buiten het venster te klikken, of in de rechterbovenhoek op de knop Sluiten te klikken. 2 Klik op de knop Zoekresultaten wissen
bovenaan het deelvenster Beschikbare apparaten.
Werken met apparaten en apparaatsets Een afzonderlijk apparaat selecteren Als u een apparaat selecteert in het deelvenster Beschikbare apparaten of Apparaatsets, geeft Adobe Device Central in het deelvenster Apparaatprofielen gedetailleerde informatie weer over dat apparaat. Adobe Device Central bepaalt ook welke groottes voor een nieuw document worden voorgesteld in het tabblad Nieuw document. Nadat u een te testen bestand hebt verzonden vanuit toepassingen zoals Flash of Adobe Photoshop (of een bestand in een mobiele indeling hebt geopend vanuit Device Central), kunt u in de deelvensters Beschikbare apparaten of Apparaatsets dubbelklikken op het apparaat om Adobe Device Central de apparaatinformatie in het Emulator-tabblad te doen laden en de inhoud af te spelen. Opmerking: De volgende mobiele indelingen worden ondersteund: SWF, JPG, JPEG, PNG, GIF, WBM, MOV, 3GP, 3G2, M4V, MP4, MPG, MPEG, AVI, HTM, HTML, XHTML, CHTML, URL en WEBLOC. U kunt navigeren tussen verschillende toepassingen en Adobe Device Central zonder uw apparaatselectie te verliezen. Als u een bestand exporteert om het te testen, selecteert Adobe Device Central automatisch het apparaat dat werd gebruikt voor het meest recent gemaakte bestand. Als u in Flash het maken van een document in Adobe Device Central overslaat en het document verzendt om het te testen, gebruikt Adobe Device Central zelfstandige Flash Player als het standaard inhoudstype en wordt het apparaat gebruikt dat bij de laatste emulatiesessie werd geselecteerd.
Zie ook “Over inhoudstypen” op pagina 31
Een apparaatset maken Met Adobe Device Central kunt u apparaten in aangepaste mappen groeperen. U kunt bijvoorbeeld een apparaatset maken die de apparaten bevat die u voor een specifiek project gebruikt of u kunt een apparaatset maken die alle apparaten bevat die een specifiek inhoudstype ondersteunen. Apparaatsets verschijnen in het deelvenster Apparaatsets. Het inhoudstype dat u kiest voor de emulatie of het maken van een document, werkt als filter voor de apparaten in de deelvensters Apparaatsets en Beschikbare apparaten. Apparaten die het geselecteerde inhoudstype niet ondersteunen, worden in een lichtere kleur weergegeven. (Als het tabblad Apparaatprofielen zichtbaar is, zijn alle apparaten in de deelvensters Apparaatsets en Beschikbare apparaten ingeschakeld zodat u profielinformatie kunt bekijken.) ❖ U kunt op één van de volgende manieren een apparaatset maken:
• Klik met de rechtermuisknop op de map Mijn Favorieten in het deelvenster Apparaatsets en selecteer Nieuwe apparaatset.
• Klik op de knop Nieuwe apparaatset
in de rechterbovenhoek van het deelvenster Apparaatsets.
• Selecteer Apparaten > Nieuwe apparaatset.
DEVICE CENTRAL 13 Handboek
Een Naamloze Set verschijnt. Voer een naam in voor de nieuwe apparaatset. Als er reeds een "Naamloze Set" bestaat, voegt Adobe Device Central een nummer toe aan de naam (Naamloze Set (1), Naamloze Set (2), enzovoorts). Opmerking: Na het maken van een nieuwe Apparaatsetmap, kunt u de map naar een nieuwe locatie slepen in de Mijn Favorieten-map.
Een apparaatsubgroep maken 1 Selecteer de apparaatset die tot subgroep moet worden gemaakt. 2 Sleep de apparaatset naar een locatie onder een andere apparaatset (de indicatorpijl moet onder het mappictogram staan).
Een apparaat toevoegen aan een apparaatset Als u een apparaat kopieert naar een locatie waar hetzelfde apparaat reeds bestaat, maakt Adobe Device Central een duplicaat, en geeft het een naam door een nummer aan de apparaatnaam toe te voegen. ❖ U kunt dit op verschillende manieren doen:
• Sleep het apparaat (of een groep apparaten) van het deelvenster Beschikbare Apparaten of het tabblad Profielinfo naar het deelvenster Apparaatsets.
• Klik met de rechtermuisknop op een apparaat en kies Kopiëren. Klik met de rechtermuisknop op een apparaat en kies Plakken. Opmerking: Om apparaten naar andere sets te kopiëren, drukt u terwijl u sleept op Ctrl (Windows) of Option (Macintosh). Tijdens het kopiëren verschijnt een plusteken (+) naast de aanwijzer.
Een apparaat of apparaatset verwijderen ❖ U kunt dit op verschillende manieren doen:
• Klik, terwijl het apparaat, de apparaatset of individuele apparaten geselecteerd zijn, op de knop Selectie verwijderen in de rechterbovenhoek van het deelvenster Apparaatsets.
• Klik met de rechtermuisknop op uw selectie en kies Verwijderen. • Druk, terwijl een apparaat of apparaatset geselecteerd is, op Delete op uw toetsenbord.
Een apparaat verplaatsen naar het deelvenster Apparaatsets Als u een apparaat verplaatst dat op de doellocatie al bestaat, voegt Adobe Device Central tussen haakjes een nummer toe aan de apparaatnaam. ❖ Selecteer een apparaat en sleep het naar een andere locatie uit de lijst.
Opmerking: Om een apparaat van een set naar een andere te kopiëren, drukt u terwijl u sleept op Ctrl (Windows) of Option (Macintosh).
Apparaatprofielupdates verkrijgen Voor updates van de apparaatinformatie doet u het volgende. Opmerking: Updates voor de apparaten zijn ook verkrijgbaar via de Adobe Update Manager. Voor meer informatie bekijkt u “Downloads” op pagina 5. 1 Selecteer Apparaten > Controleren op updates. 2 U kunt de update downloaden van Adobe.com op de pagina Device Central. 3 Dubbelklik op het .adpp-bestand dat u hebt gedownload. 4 In het dialoogvenster Apparaatprofielpakket installeren, kiest u de apparaten die u wilt importeren. 5 Klik op Installeren & Opnieuw starten.
DEVICE CENTRAL 14 Handboek
Een apparaatset exporteren Als u een apparaatset hebt gemaakt, kunt u de set exporteren naar anderen in uw team. Dit kan tijd besparen en garanderen dat iedereen inhoud maakt en test met dezelfde apparaatset. 1 In het deelvenster Apparaatsets selecteert u de Apparaatset om te exporteren. 2 Selecteer Apparaten > Apparaatset exporteren. 3 Bewerk de standaardnaam in het dialoogvenster Apparaatset exporteren (Adobe Device Central gebruikt de extensie .advs) en blader naar een doellocatie. 4 Klik op Opslaan.
Een apparaatset importeren Een apparaatset importeren is nuttig als u informatie deelt met anderen. Als iemand reeds een apparaatset heeft gemaakt, kunt u de set importeren in plaats van op uw computer dezelfde set opnieuw te maken. Als u een apparaat deelt door het te importeren, importeert Adobe Device Central niet de eigenlijke apparaatprofielen (XML-bestanden met alle respectievelijke apparaatgegevens). Adobe Device Central importeert alleen informatie over apparaten die zijn opgenomen in de projectset. Als u niet beschikt over alle apparaatprofielen in uw versie van Adobe Device Central, wordt u erop gewezen dat u een update moet uitvoeren om de ontbrekende profielen te verkrijgen. 1 Selecteer Apparaten > Apparaatset importeren. 2 Localiseer het .advs-bestand en selecteer het. 3 Klik op Openen.
15
Hoofdstuk 4: Inhoud maken, vooraf bekijken en testen in Adobe Device Central U kunt Adobe Device Central gebruiken om mobiele inhoud die ontwikkeld is met Adobe-producten te creëren en vooraf te bekijken. Tevens zijn er vele opties om mobiele inhoud te testen in Device Central, waardoor u een uitgebreide reeks mobiele apparaten en scenario's kunt emuleren.
Mobiele inhoud maken en vooraf bekijken met Adobe Device Central Adobe-onderdelen openen vanuit Adobe Device Central 1 Start Device Central. 2 Selecteer File > New Document In > Flash, Illustrator of Photoshop. In Device Central verschijnt het paneel Nieuw document met de juiste opties om een nieuw document voor mobiele apparaten in de geselecteerde toepassing te maken. 3 Breng de benodigde wijzigingen aan en selecteer bijvoorbeeld een nieuwe Player-versie, een nieuwe versie van ActionScript of een ander type inhoud. 4 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer Custom Size bij de optie All Selected Devices en voeg een breedte en hoogte toe (in pixels). • Selecteer een of meerdere apparaten vanuit de lijst met apparaatsets of de lijst met beschikbare apparaten. 5 Als u meerdere apparaten selecteert, wordt er in Device Central automatisch een formaat geselecteerd. Als u een ander formaat wilt selecteren, klikt u op een ander apparaat of een andere set apparaten. 6 Klik op Maken. De geselecteerde toepassing wordt geopend met daarin een nieuw document voor mobiele apparaten dat u kunt bewerken.
Mobiele inhoud maken met Adobe Device Central en Flash CS3 1 Start Flash. 2 Selecteer in het hoofdvenster van Flash de optie Create New > Flash File (Mobile). Flash opent Device Central waarin het tabblad Nieuw document wordt weergegeven. 3 Selecteer in Device Central een Player-versie en een ActionScript-versie. De lijst met beschikbare apparaten aan de linkerkant wordt bijgewerkt. Apparaten die de geselecteerde Player-versie en ActionScript-versie niet ondersteunen, worden lichter gekleurd weergegeven. 4 Selecteer een inhoudstype. De lijst met beschikbare apparaten aan de linkerkant wordt bijgewerkt en toont de apparaten die het geselecteerde inhoudstype (en de geselecteerde Player-versie en ActionScript-versie) ondersteunen. 5 Selecteer in de lijst met beschikbare apparaten één doelapparaat of meerdere apparaten (of selecteer een set apparaten of één afzonderlijk apparaat in de lijst met apparaatsets).
DEVICE CENTRAL 16 Handboek
In Device Central worden de voorgestelde documentgrootten weergegeven gebaseerd op het door u geselecteerde apparaat of de door u geselecteerde apparaten (als de apparaten verschillende schermgrootten hebben). Afhankelijk van het ontwerp dat u gebruikt of de inhoud die u ontwikkelt, kunt u een afzonderlijk mobiel document voor elke schermgrootte maken of proberen één grootte te vinden die geschikt is voor alle apparaten. Als u kiest voor de tweede aanpak, kunt u de kleinste of grootste gesuggereerde documentgrootte gebruiken als gemeenschappelijk kenmerk. U kunt zelfs een aangepaste grootte opgeven onder aan het tabblad. 6 Klik op Maken. Flash wordt gestart en er wordt automatisch een document gemaakt met de vooraf ingestelde publicatie-instellingen uit Device Central, waaronder de juiste grootte voor het opgegeven apparaat (of de opgegeven groep apparaten). 7 Voeg inhoud toe aan het nieuwe Flash-document. 8 Als u het document wilt testen, selecteert u Control > Test Movie. Het nieuwe document wordt weergegeven op het tabblad Emulator van Device Central. Als er bij stap 5 een of meer apparaten zijn geselecteerd in de lijst met beschikbare apparaten, wordt er een nieuwe apparaatset gemaakt (met een naam die correspondeert met die van het FLA-bestand) en wordt deze apparaatset in het paneel Apparaatsets weergegeven. Het apparaat dat op het tabblad Emulator wordt weergegeven, wordt met een speciaal pictogram vermeld in het paneel Apparaatsets. Als u het nieuwe Flash-document op een ander apparaat wilt testen, dubbelklikt u op de naam van een ander apparaat in de lijst met apparaatsets of de lijst met beschikbare apparaten. Zie http://www.adobe.com/go/vid0186_nl en http://www.adobe.com/go/vid0206_nl voor zelfstudiemateriaal over het maken van inhoud met Flash en Device Central.
Mobiele inhoud maken met Adobe Device Central en Photoshop 1 Start Photoshop. 2 Selecteer Bestand > Nieuw. 3 Klik op Device Central om het dialoogvenster in Photoshop te sluiten en Device Central te openen. 4 Selecteer een inhoudstype. De lijst met beschikbare apparaten aan de linkerkant wordt bijgewerkt en hierin worden nu de apparaten weergegeven die het geselecteerde inhoudstype ondersteunen. 5 Selecteer in de lijst met beschikbare apparaten één doelapparaat of meerdere apparaten (of selecteer een set apparaten of één afzonderlijk apparaat in de lijst met apparaatsets). In Device Central worden de voorgestelde documentgrootten weergegeven gebaseerd op het door u geselecteerde apparaat of de door u geselecteerde apparaten (als de apparaten verschillende schermgrootten hebben). Afhankelijk van het ontwerp dat u gebruikt of de inhoud die u ontwikkelt, kunt u een afzonderlijk mobiel document voor elke schermgrootte maken of proberen één grootte te vinden die geschikt is voor alle apparaten. Als u kiest voor de tweede aanpak, kunt u de kleinste of grootste gesuggereerde documentgrootte gebruiken als gemeenschappelijk kenmerk. U kunt zelfs een aangepaste grootte opgeven onder aan het tabblad. 6 Klik op Maken. Er wordt een leeg PSD-bestand met de opgegeven grootte in Photoshop geopend. Voor het nieuwe bestand zijn standaard de volgende parameters ingesteld:
• Kleurenmodus: RGB/8bit • Resolutie: 72 ppi • Kleurprofiel: SRGB IEC61966-2.1 7 Vul het lege PSD-bestand met inhoud in Photoshop. 8 Als u klaar bent, selecteert u Bestand > Opslaan voor web en apparaten. 9 Selecteer in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten de gewenste indeling en wijzig desgewenst nog andere exportinstellingen. 10 Klik op Device Central.
DEVICE CENTRAL 17 Handboek
Er wordt een tijdelijk bestand met de opgegeven exportinstellingen op het tabblad Emulator van Device Central weergegeven. Als u wilt doorgaan met testen, dubbelklikt u op de naam van een ander apparaat in de lijst met apparaatsets of in de lijst met beschikbare apparaten. 11 Als u na het bekijken van de voorvertoning van het bestand in Device Central wijzigingen in het bestand wilt aanbrengen, gaat u terug naar Photoshop. 12 Breng de gewenste wijzigingen aan in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten van Photoshop. Selecteer bijvoorbeeld een andere indeling of kwaliteit voor het exporteren. 13 Als u het bestand opnieuw wilt testen met de nieuwe exportinstellingen, klikt u op de knop Device Central. 14 Als u tevreden bent over het resultaat, klikt u in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten van Photoshop op Opslaan. Opmerking: Als u alleen maar Device Central wilt openen vanuit Photoshop (in plaats van een bestand te maken en te testen), selecteert u Bestand > Device Central. Zie http://www.adobe.com/go/vid0185_nl voor zelfstudiemateriaal over het maken van inhoud met Photoshop en Device Central.
Mobiele inhoud maken met Adobe Device Central en Illustrator 1 Start Illustrator. 2 Selecteer Bestand > Nieuw. 3 Selecteer in New Document Profile de optie Mobile and Devices. 4 Klik op Device Central om het dialoogvenster in Illustrator te sluiten en Device Central te openen. 5 Selecteer een inhoudstype. De lijst met beschikbare apparaten aan de linkerkant wordt bijgewerkt en hierin worden nu de apparaten weergegeven die het geselecteerde inhoudstype ondersteunen. 6 Selecteer in Device Central een apparaat, meerdere apparaten of een apparaatset. In Device Central worden op grond van het geselecteerde apparaat of de geselecteerde apparaten en op grond van het geselecteerde inhoudstype suggesties gedaan voor het maken van één of meerdere tekengebiedgrootten. Als u één document wilt maken, selecteert u een aanbevolen documentgrootte (of selecteert u de optie Custom Size for all selected Devices en voert u de gewenste waarden in voor breedte en hoogte). 7 Klik op Maken. Er wordt een leeg AI-bestand met de opgegeven grootte in Illustrator geopend. Voor het nieuwe bestand zijn standaard de volgende parameters ingesteld:
• Kleurenmodus: RGB • Rasterresolutie: 72 ppi 8 Vul het lege AI-bestand met inhoud in Illustrator. 9 Als u klaar bent, selecteert u Bestand > Opslaan voor web en apparaten. 10 Selecteer in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten de gewenste indeling en wijzig desgewenst nog andere exportinstellingen. 11 Klik op Device Central. Er wordt een tijdelijk bestand met de opgegeven exportinstellingen op het tabblad Emulator van Device Central weergegeven. Als u wilt doorgaan met testen, dubbelklikt u op de naam van een ander apparaat in de lijst met apparaatsets of in de lijst met beschikbare apparaten. 12 Als u na het bekijken van de voorvertoning van het bestand in Device Central wijzigingen in het bestand wilt aanbrengen, gaat u terug naar Illustrator. 13 Breng de gewenste wijzigingen aan in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten van Illustrator. Selecteer bijvoorbeeld een andere indeling of kwaliteit voor het exporteren.
DEVICE CENTRAL 18 Handboek
14 Als u het bestand opnieuw wilt testen met de nieuwe exportinstellingen, klikt u op de knop Device Central. 15 Als u tevreden bent over het resultaat, klikt u in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten van Illustrator op Opslaan. Opmerking: Als u alleen maar Device Central wilt openen vanuit Illustrator (in plaats van een bestand te maken en te testen), selecteert u Bestand > Device Central. Zie http://www.adobe.com/go/vid0207_nl voor zelfstudiemateriaal over het maken van inhoud met Illustrator en Device Central.
Een film voorvertonen op een virtueel mobiel apparaat met Adobe Premiere Pro Met Adobe Device Central kunt u films die zijn opgemaakt voor bepaalde mobiele apparaten, voorvertonen op emulaties van deze apparaten. Deze optie is beschikbaar voor de meeste H.264-formaten die in de Adobe Media Encoder worden vermeld. 1 Zorg ervoor dat op Windows-computers QuickTime is geïnstalleerd. 2 Start Adobe Premiere Pro. 3 Open het bestand dat u wilt voorvertonen. 4 Selecteer het bestand in het projectgebied of op de tijdlijn. 5 Kies File > Export > Adobe Media Encoder. 6 Selecteer in het gebied met exportinstellingen van het venster Export Settings de optie H.264 in de vervolgkeuzelijst Format. 7 Selecteer een voorinstelling voor mobiele apparaten (bijvoorbeeld 3GPP). Openen in Device Central moet standaard zijn ingeschakeld. 8 Klik op OK. 9 Geef het bestand een naam en sla het op. Het bestand wordt gerenderd. 10 Er wordt een tijdelijk bestand weergegeven op het tabblad Emulator van Device Central. Als u wilt doorgaan met testen, dubbelklikt u op de naam van een ander apparaat in de lijst met apparaatsets of in de lijst met beschikbare apparaten.
Een film op een virtueel mobiel apparaat voorvertonen met After Effects Met Adobe Device Central kunt u films die zijn opgemaakt voor bepaalde mobiele apparaten, voorvertonen op emulaties van deze apparaten. Deze optie is beschikbaar voor de meeste H.264-formaten die in de Adobe Media Encoder worden vermeld. 1 Start After Effects. 2 Selecteer in het paneel Project de compositie die u wilt voorvertonen. 3 Kies Composition > Add to Render Queue. 4 Klik in het paneel Render Queue op de onderstreepte tekst rechts van Output Module of selecteer Custom in het menu Output Module. 5 Kies in het dialoogvenster Output Modules Settings de optie H.264 in het menu Format. 6 Selecteer in de sectie Export Settings van het dialoogvenster H.264 de optie Open in Device Central. 7 Pas de andere instellingen naar wens aan en klik op OK. 8 Klik op OK om het dialoogvenster Output Module Settings te sluiten. 9 Klik in het paneel Render Queue op Render. Het renderen kan enige minuten duren, afhankelijk van de grootte van het bestand. Als het renderen is voltooid, wordt er een tijdelijk bestand weergegeven op het tabblad Emulator van Device Central. Als u wilt doorgaan met testen, dubbelklikt u op de naam van een ander apparaat in de lijst met apparaatsets of in de lijst met beschikbare apparaten.
DEVICE CENTRAL 19 Handboek
Mobiele inhoud voorvertonen met Adobe Device Central en Dreamweaver Als u pagina's die zijn gemaakt in Dreamweaver, wilt voorvertonen op verschillende mobiele apparaten, kunt u Device Central gebruiken met de ingebouwde renderfunctie voor kleine schermen van Opera. Op verschillende apparaten zijn verschillende browsers geïnstalleerd, maar de voorvertoning laat toch goed zien hoe de inhoud zal worden weergegeven op een geselecteerd apparaat. 1 Start Dreamweaver. 2 Open een bestand. 3 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer Bestand > Voorvertoning in browser > Device Central. • Klik op de werkbalk van het documentvenster en houd de knop Voorvertonen/Fouten opsporen in browser ingedrukt en selecteer Voorvertoning in Device Central. Het bestand wordt weergegeven op het tabblad Emulator van Device Central. Als u wilt doorgaan met testen, dubbelklikt u op de naam van een ander apparaat in de lijst met apparaatsets of in de lijst met beschikbare apparaten.
Adobe Device Central openen vanuit Adobe Bridge Als u Device Central wilt openen vanuit Adobe Bridge, selecteert u een afzonderlijk bestand. De ondersteunde indelingen zijn: SWF, JPG, JPEG, PNG, GIF, WBM, MOV, 3GP, M4V, MP4, MPG, MPEG, AVI, HTM, HTML, XHTML, CHTML, URL en WEBLOC. 1 Start Adobe Bridge. 2 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer een bestand en klik op File > Test in Device Central. • Klik met de rechtermuisknop op een bestand en selecteer Test in Device Central. Het bestand wordt weergegeven op het tabblad Emulator van Device Central. Als u wilt doorgaan met testen, dubbelklikt u op de naam van een ander apparaat in de lijst met apparaatsets of in de lijst met beschikbare apparaten. Opmerking: Als u wilt bladeren in apparaatprofielen of mobiele documenten wilt maken, selecteert u Tools > Device Central. Device Central wordt geopend en het tabblad Devices Profiles wordt weergegeven. Zie http://www.adobe.com/go/vid0208_nl voor zelfstudiemateriaal over het gebruik van Adobe Bridge en Device Central..
Tips voor het maken van inhoud voor mobiele apparaten Flash-inhoud maken voor gebruik op mobiele apparaten Als u Flash-inhoud voor mobiele apparaten wilt maken, dient u zich aan een aantal basisprincipes te houden. Flashontwikkelaars vermijden bijvoorbeeld vaak het gebruik van al te complexe illustraties en te veel tweening of transparantie. Flash Lite-ontwikkelaars hebben met extra uitdagingen te maken, omdat de prestaties op verschillende mobiele apparaten sterk kunnen variëren. Als er inhoud naar veel verschillende apparaten moet worden gepubliceerd, moeten ontwikkelaars soms kiezen voor de kleinste gemene deler. Voor het optimaliseren van mobiele inhoud moet u soms zaken tegen elkaar afwegen. Zo ziet inhoud er bijvoorbeeld beter uit als u de ene techniek gebruikt, terwijl de prestaties weer beter zijn als u een andere techniek gebruikt. Tijdens het maken van deze afwegingen zult u herhaaldelijk schakelen tussen de emulator en het doelapparaat om de inhoud te testen. U moet de inhoud op het daadwerkelijke apparaat bekijken om de ware kleuren, de leesbaarheid van de tekst, de fysieke interactie, de reactiesnelheid van de gebruikersinterface en de gebruikersvriendelijkheid goed te kunnen beoordelen. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
DEVICE CENTRAL 20 Handboek
Flash Lite-richtlijnen voor animaties op mobiele apparaten Wanneer u inhoud met animaties maakt voor mobiele apparaten, moet u rekening houden met de beperkingen van de CPU. Als u deze richtlijnen volgt, voorkomt u dat Flash Lite-inhoud traag wordt weergegeven:
• Wanneer u een nieuw Flash Lite-bestand maakt, moet u controleren of het document goed is ingesteld. Hoewel Flashbestanden zonder problemen kunnen worden geschaald, kunnen de prestaties teruglopen als het bestand niet wordt uitgevoerd in zijn eigen formaat, maar in de speler moet worden geschaald. Probeer het formaat van het document in overeenstemming te brengen met de resolutie van het doelapparaat. Stel Flash Player ook in op de juiste versie van Flash Lite en selecteer een geschikt apparaatprofiel in Device Central.
• Flash Lite kan vectorillustraties renderen op lage, gemiddelde en hoge kwaliteit. Hoe hoger de kwaliteit van de rendering, hoe gemakkelijker en nauwkeuriger vectorillustraties in Flash Lite kunnen worden gerenderd en hoe meer er van de CPU van het apparaat wordt gevergd. Als u een complexe animatie wilt weergeven, moet u experimenteren met kwaliteitsinstelling van de speler en het SWF-bestand vervolgens grondig testen. U kunt de renderkwaliteit van een SWFbestand bepalen met de eigenschap _quality of de opdracht SetQuality. Geldige waarden voor de eigenschap _kwaliteit zijn LOW, MEDIUM, en HIGH.
• Beperk het aantal gelijktijdige tweens. Verminder het aantal tweens of plaats animaties achterelkaar, zodat de ene animatie begint zodra de voorgaande is beëindigd.
• Maak spaarzaam gebruik van transparantie-effecten (alfa) voor symbolen omdat deze effecten veel van de CPU vergen. Vermijd met name tweening-symbolen met alfaniveaus die niet volledig ondoorzichtig zijn (minder dan 100%).
• Gebruik geen visuele effecten die de CPU zwaar belasten, zoals grote maskers, uitgebreide bewegingen, alfaovervloeiing, uitgebreide kleurverlopen en complexe vectoren.
• Experimenteer met combinaties van tweens, keyframe-animaties en ActionScript-bewegingen voor de meest efficiënte resultaten.
• Het renderen van vector-ovalen en - cirkels vergt veel meer van het geheugen dan het renderen van vierhoeken. Ook het toepassen van ronde en ovale penseelstreken vergt veel van de CPU.
• Test animaties geregeld op de doelapparaten waarvoor ze bestemd zijn. • Wanneer u in Flash een gebied met animaties tekent, wordt er een rechthoekig selectiekader rond het gebied gedefinieerd. Optimaliseer de tekening door die rechthoek zo klein mogelijk te maken. Gebruik geen tweens die elkaar overlappen, want het samengevoegde gebied wordt door Flash geïnterpreteerd als één rechthoek, hetgeen resulteert in een groter totaalgebied. Gebruik de functie Show Redraw Region van Flash om de animatie te optimaliseren.
• Maak geen gebruik van _alpha
= 0 en _visible = false om filmclips op het scherm te verbergen. Als u de zichtbaarheid van een filmclip eenvoudig uitschakelt of de alfa van de clip wijzigt in nul, wordt de clip nog steeds opgenomen in berekeningen voor het renderen van lijnen, wat van nadelige invloed kan zijn op de prestaties.
• Probeer een filmclip ook niet te verbergen door er een illustratie of iets dergelijks boven op te plaatsen. De clip wordt ook in dat geval in de berekeningen van de speler opgenomen. Verwijder filmclips in plaats daarvan volledig van de Stage of verwijder ze door removeMovieClip aan te roepen. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
Bitmap- en vectorafbeeldingen van Flash Lite in mobiele apparaten In Flash Lite kunnen zowel vector- als bitmapafbeeldingen worden gerenderd. Elk type afbeelding heeft zijn voor- en nadelen. Of u vector- of bitmapafbeeldingen moet gebruiken is niet altijd duidelijk en hangt vaak af van meerdere factoren. Vectorafbeeldingen worden in een compacte vorm in SWF-bestanden opgenomen als wiskundige vergelijkingen en worden tijdens runtime gerenderd door de Flash Lite-speler. In tegenstelling tot vectorafbeeldingen worden bitmapafbeeldingen opgenomen als reeksen afbeeldingselementen (pixels). Dit vereist meer bytes aan gegevens. Als u dus vectorafbeeldingen in een bestand gebruikt, kunt u de grootte van het bestand en het geheugengebruik beperken. Vectorafbeeldingen behouden ook hun vloeiende vormen wanneer ze groter of kleiner worden gemaakt. Als bitmapafbeeldingen groter of kleiner worden gemaakt, worden vloeiende lijnen mogelijk hoekig weergegeven of worden de afzonderlijke pixels zichtbaar.
DEVICE CENTRAL 21 Handboek
Vergeleken met bitmapafbeeldingen vergen vectorafbeeldingen meer verwerkingscapaciteit voor het renderen. Dit geldt met name voor vectorafbeeldingen met veel complexe vormen en vullingen. Het gebruik van veel vectorvormen kan er daarom toe leiden dat het hele bestand langzamer wordt weergegeven. Omdat voor het renderen van bitmapafbeeldingen minder verwerkingstijd nodig is dan voor het renderen van vectorafbeeldingen, zijn bitmapafbeeldingen voor bepaalde bestanden een betere keus, bijvoorbeeld voor een complexe plattegrond waarop animaties te zien zijn en waarmee moet worden geschoven op een mobiele telefoon. Houd het volgende in uw achterhoofd:
• Gebruik geen omtrekken voor vectorvormen. Omtrekken hebben een binnen- en een buitenrand (vullingen hebben slechts één rand) en er is twee keer zoveel verwerkingstijd nodig om deze omtrekken te renderen.
• Hoeken zijn eenvoudiger te renderen dan curven. Gebruik, indien mogelijk, platte randen, met name bij zeer kleine vectorvormen.
• Optimalisatie is vooral nuttig voor kleine vectorvormen, zoals pictogrammen. Bij het renderen van complexe pictogrammen gaan mogelijk details verloren, en is al het werk dat het kost om de details te renderen, voor niets geweest.
• Gebruik daar waar mogelijk bitmapafbeeldingen voor kleine, complexe afbeeldingen, zoals pictogrammen, en gebruik vectorafbeeldingen voor grotere, eenvoudige afbeeldingen.
• Importeer bitmapafbeeldingen met de juiste grootte. Importeer geen grote afbeeldingen om deze vervolgens kleiner te maken in Flash, omdat hierdoor de bestanden groter worden en er een groter beroep wordt gedaan op het runtimegeheugen.
• In de Flash Lite-speler kunt u bitmapafbeeldingen niet vloeiender maken. Als een bitmapafbeelding wordt geschaald of geroteerd, wordt de afbeelding hoekig of lijkt deze ineens uit blokjes te zijn opgebouwd. Als een afbeelding moet worden geschaald of geroteerd, kunt u in plaats van een bitmapafbeelding beter een vectorafbeelding gebruiken.
• Tekst is in wezen een zeer complexe vectorvorm. Natuurlijk is tekst vaak van essentieel belang en kan tekst slechts zelden volledig worden weggelaten. Wanneer er tekst nodig is, moet u die tekst niet van animaties voorzien of boven op een animatie plaatsen. Overweeg om tekst in de vorm van een bitmapafbeelding te gebruiken. Voor dynamische tekst en invoertekst van meerdere regels wordt het regeleinde van de tekstreeks niet in de cache opgeslagen. In Flash worden regels tijdens runtime afgebroken en worden de regeleinden telkens opnieuw berekend wanneer het tekstveld opnieuw moet worden getekend. Statische tekst levert geen problemen op omdat het afbreken van de regels vooraf tijdens het compileren wordt berekend. Voor dynamische inhoud is het gebruik van dynamische tekstvelden onontkoombaar, maar gebruik, als dat maar enigszins mogelijk is, liever statische tekstvelden dan dynamische tekstvelden.
• Maak zo min mogelijk gebruik van transparantie in PNG-bestanden. Bij het opnieuw tekenen moet Flash zelfs de transparante delen van de bitmapafbeelding berekenen. Met een transparant PNG-bestand dat een voorgrondelement voorstelt, moet u bijvoorbeeld niet het transparante PNG-bestand exporteren met de volledige schermgrootte. Exporteer het PNG-bestand in plaats daarvan met de daadwerkelijke grootte van het voorgrondelement.
• Probeer de bitmaplagen en de vectorlagen afzonderlijk te groeperen. Flash moet verschillende renderers voor bitmapen vectorinhoud implementeren en het overschakelen van de ene renderer naar de andere kost tijd. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
Flash Lite-video in mobiele apparaten Wanneer u een ingesloten video gebruikt, moet u de lengte van het videofragment zo kort mogelijk houden zodat het geheugen van het apparaat niet wordt overbelast. Gebruik ook geen videofragmenten met een geluidsspoor, want er zijn synchronisatieproblemen met de video doordat het afspelen is toegewezen aan de framesnelheid van het SWF-bestand.
De compressie van Flash Lite-bitmaps voor mobiele apparaten instellen Wanneer u bitmaps gebruikt, kunt u opties voor het comprimeren van de afbeelding instellen (voor één bitmapafbeelding of voor alle bitmapafbeeldingen) om de grootte van het SWF-bestand te beperken. Voor meer tips en trucs voor het gebruik van Adobe Device Central met andere Adobe-producten, gaat u naar www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl.
DEVICE CENTRAL 22 Handboek
Compressie-opties voor een afzonderlijk bitmapbestand instellen
1 Start Flash en maak een document. 2 Selecteer een bitmap in het venster Library. 3 Klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op het bitmappictogram in het venster Library en selecteer Properties in het snelmenu om het dialoogvenster Bitmap Properties te openen. 4 Selecteer in het pop-upmenu Compression een van de volgende opties:
• Selecteer de optie Photo (JPEG) voor afbeeldingen met complexe variaties in kleur of toon, zoals foto's of afbeeldingen met verloopvullingen. Deze optie resulteert in een JPEG-bestand. Schakel het selectievakje Use Imported JPEG Data in om de standaardinstelling voor compressiekwaliteit te gebruiken die voor de geïmporteerde afbeelding is opgegeven. Als u een nieuwe instelling voor de compressiekwaliteit wilt instellen, schakelt u het selectievakje Use Imported JPEG Data uit en voert u ik het tekstvak Quality een waarde in tussen 1 en 100. Als u een hogere waarde instelt, resulteert dat in een afbeelding van een hogere kwaliteit, maar ook in een groter bestand. Houd hier rekening mee als u de waarde aanpast.
• Selecteer de optie voor compressie zonder kwaliteitsverlies (PNG/GIF) voor afbeeldingen met eenvoudige vormen en slechts enkele kleuren. Met deze optie comprimeert u de afbeelding zonder dat er gegevens verloren gaan. 5 Klik op Test om na te gaan wat de resultaten van de bestandscompressie zijn. Vergelijk de oorspronkelijke bestandsgrootte met de grootte van het gecomprimeerde bestand om te bepalen of de geselecteerde compressie-instelling aanvaardbaar is. Compressie voor alle bitmapafbeeldingen instellen
1 Selecteer File > Publish Settings en klik vervolgens op het tabblad Flash om de compressie-opties weer te geven. 2 Verschuif de schuifregelaar voor JPEG-kwaliteit of voer een waarde in. Een hogere waarde voor JPEG-kwaliteit leidt tot een afbeelding van hogere kwaliteit, maar ook tot een groter SWF-bestand. Een lagere waarde voor de kwaliteit van de afbeelding, leidt tot een kleiner SWF-bestand. Probeer verschillende instellingen om het gunstigste evenwicht tussen kwaliteit en grootte te bepalen.
Flash Lite-frames optimaliseren voor mobiele apparaten • Op de meeste apparaten die Flash Lite ondersteunen, wordt inhoud afgespeeld met een snelheid van ongeveer 15 tot 20 frames per seconde (fps). De framesnelheid kan in bepaalde gevallen slechts 6 fps bedragen. Tijdens de ontwikkeling van Flash Lite-inhoud kunt u de framesnelheid van het document instellen op ongeveer de afspeelsnelheid van het doelapparaat. Zo kunt u zien hoe de inhoud zal worden afgespeeld op een minder snel apparaat. Voordat u een definitief SWF-bestand publiceert, stelt u de framesnelheid van het document in op ten minste 20 fps of meer om te voorkomen dat het document te langzaam wordt afgespeeld op een apparaat dat een hogere framesnelheid ondersteunt.
• Wanneer u gotoAndPlay gebruikt, moet u niet vergeten dat elk frame tussen het huidige frame en het frame dat u opvraagt, moet worden geïnitialiseerd voordat het gevraagde frame door Flash kan worden afgespeeld. Als veel van deze frames ook nog eens inhoud bevatten die erg verschilt van de inhoud van de andere frames, kan het efficiënter zijn om in plaats van de tijdlijn, verschillende filmclips te gebruiken.
• Voor bestanden die op een desktopcomputer worden afgespeeld is het verstandig om alle inhoud aan het begin van het bestand te plaatsen, zodat deze vooraf wordt geladen. Maar als u op een mobiel apparaat de inhoud vooraf laadt, kan dat tot gevolg hebben dat er een vertraging optreedt bij het starten van het bestand. Het is beter om de inhoud over het hele bestand te verspreiden, zodat de filmclips pas worden geïnitialiseerd op het moment dat deze worden gebruikt. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
ActionScript optimaliseren voor Flash Lite-inhoud op mobiele apparaten De meeste mobiele apparaten hebben slechts een beperkte verwerkingssnelheid en een beperkte hoeveelheid beschikbaar geheugen. Volg daarom deze richtlijnen bij het ontwikkelen van ActionScript voor Flash Lite-inhoud die bestemd is voor mobiele apparaten:
• Houd het bestand en de code ervan zo eenvoudig mogelijk. Verwijder filmclips die u niet gebruikt, verwijder overbodige frame- en codelussen en gebruik vooral niet te veel frames of externe frames.
DEVICE CENTRAL 23 Handboek
• Het gebruik van FOR-lussen kan ook sterk vertragend werken, omdat het controleren van de voorwaarde bij elke iteratie veel tijd kost. Als het gebruik van iteraties en lussen te veel tijd gaat kosten, kunt u beter meerdere bewerkingen afzonderlijk uitvoeren in plaats van lus te gebruiken. De code is in dat geval misschien langer, maar de inhoud wordt wel sneller en beter afgespeeld.
• Stop een lusbewerking voor frames zodra deze niet meer nodig is. • Probeer verwerking van tekenreeksen en matrices zoveel mogelijk te voorkomen, want daarmee wordt de CPU zwaar belast.
• Probeer altijd rechtstreeks toegang te krijgen tot eigenschappen; gebruik liever geen ActionScript-methoden voor het ophalen en instellen van eigenschappen, omdat deze meer tijd kosten dan andere methodeaanroepen.
• Beheer gebeurtenissen op een verstandige manier. Zorg dat gebeurtenislistener-matrices compact blijven door voorwaarden te gebruiken om te controleren of een bepaalde listener bestaat (niet null is) voordat u deze aanroept. Wis alle actieve intervallen door clearInterval aan te roepen en verwijder alle actieve listeners door removeListener aan te roepen voordat u inhoud verwijdert met unloadapplication of removeapplicationClip. Flash haalt SWF-gegevens (bijvoorbeeld van intervallen en listeners) niet opnieuw uit het geheugen op als er nog steeds ActionScript-functies zijn die verwijzen naar de SWF-gegevens wanneer een filmclip uit het geheugen is verwijderd.
• Verwijder variabelen of maak ze null wanneer u ze niet meer nodig heeft. Hierdoor worden de variabelen gemarkeerd voor garbage collection. Door variabelen te verwijderen helpt u het geheugengebruik te optimaliseren tijdens runtime omdat elementen die u niet nodig hebt, uit het SWF-bestand zijn verwijderd. Het is beter variabelen te verwijderen dan ze op null in te stellen.
• Verwijder listeners expliciet van objecten door voorafgaande aan de 'garbage collection' removeListener aan te roepen. • Wordt een functie dynamisch aangeroepen en geeft deze een vaste set parameters door, gebruik dan call in plaats van apply • Maak naamruimten (zoals paden) compacter om de opstarttijd te verminderen. Elk niveau in het pakket wordt gecompileerd tot een IF-instructie en leidt tot een nieuwe Object-aanroep, dus als er minder niveaus in het pad aanwezig zijn, kost de verwerking van het pad minder tijd. Een pad met bijvoorbeeld de niveaus com.xxx.yyy.aaa.bbb.ccc.funtionName leidt ertoe dat er een object wordt gemaakt voor com.xxx.yyy.aaa.bbb.ccc. Sommige ontwikkelaars die werken met Flash, gebruiken voorverwerkingssoftware om het pad om te zetten in een unieke id, zoals 58923409876.functionName, voordat de SWF-code wordt gecompileerd.
• Bestaat een bestand uit meerdere SWF-bestanden die dezelfde ActionScript-klassen gebruiken, sluit deze klassen dan uit bij het selecteren van SWF-bestanden tijdens het compileren. Hiermee kunt u de tijd die het kost om een bestand te downloaden verkorten en de geheugenbehoefte tijdens runtime verminderen.
• Vermijd het gebruik van Object.watch en Object.unwatch, want bij elke verandering aan een objecteigenschap moet de player controleren of er een veranderingsbericht moet worden verzonden.
• Als het voltooien van de ActionScript-code die wordt uitgevoerd in een keyframe in de tijdlijn, langer dan 1 seconde duurt, kunt u de code het beste opsplitsen en verdelen over meerdere keyframes.
• Verwijder trace-instructies uit de code wanneer u het SWF-bestand publiceert. Schakel daartoe het selectievakje Omit Trace Actions in op het tabblad Flash in het dialoogvenster Publish Settings.
• Door overname wordt het aantal methodeaanroepen vergroot en wordt er meer geheugen gebruikt: een klasse die alle functionaliteit bevat die nodig is, is efficiënter tijdens runtime dan een klasse die een deel van haar functionaliteit overneemt van een bovenliggende klasse. Daarom moet u bij het maken van uw ontwerp de uitbreidbaarheid van klassen en de efficiëntie van de code tegen elkaar afwegen.
• Als een SWF-bestand een ander SWF-bestand laadt dat een aangepaste ActionScript-klasse bevat (bijvoorbeeld foo.bar.CustomClass) en als vervolgens het SWF-bestand uit het geheugen wordt verwijderd, blijft de klassedefinitie in het geheugen aanwezig. Om geheugen te sparen, kunt u alle aangepaste klassen van SWF-bestanden die uit het geheugen zijn verwijderd, expliciet verwijderen. Gebruik de instructie delete en geef de volledige klassenaam op, zoals: delete foo.bar.CustomClass.
• Beperk het gebruik van globale variabelen, omdat deze niet worden gemarkeerd voor 'garbage collection' als de filmclip die deze variabelen heeft gedefinieerd, wordt verwijderd.
• Gebruik geen onderdelen van de standaardgebruikersinterface (beschikbaar in het componentenpaneel in Flash). Deze onderdelen zijn ontworpen voor gebruik op desktopcomputers en zijn niet geoptimaliseerd om te worden uitgevoerd op mobiele apparaten.
DEVICE CENTRAL 24 Handboek
• Gebruik, wanneer dat maar enigszins mogelijk is, geen diep geneste functies. • Verwijs niet naar variabelen, objecten of functies die niet bestaan. In vergelijking met de desktopversie van Flash Player, werkt Flash Lite 2 vrij langzaam bij het opzoeken van variabelen die niet bestaan, waardoor het prestatievermogen aanzienlijk afneemt.
• Definieer geen functies met een anonieme syntaxis. Bijvoorbeeld myObj.eventName gedefinieerde functies zijn efficiënter, zoals function
= function{ ...}. Expliciet
myFunc { ...}; my Obj.eventName = myFunc;.
• Gebruik zo weinig mogelijk wiskundige functies en drijvende-kommagetallen. Door het berekenen van deze waarden wordt de inhoud langzamer weergegeven. Als u gedwongen bent wiskundige routines te gebruiken, is het de moeite waard om de waarde vooraf te berekenen en in een matrix van variabelen op te slaan. De waarden kunnen veel sneller uit een gegevenstabel worden opgehaald dan dat Flash de waarden kan berekenen tijdens runtime. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
Het Flash Lite-bestandsgeheugen voor mobiele apparaten beheren In Flash Lite worden objecten en variabelen waarnaar niet meer wordt verwezen vanuit een bestand, geregeld uit het geheugen verwijderd. Dit wordt 'garbage collection' genoemd. Flash Lite voert het 'garbagecollection-proces' elke 60 seconden eenmaal uit. Dit proces wordt ook uitgevoerd zodra het gebruik van het bestandsgeheugen plotseling met 20% of meer toeneemt. Hoewel u niet kunt bepalen hoe en wanneer Flash Lite het 'garbagecollection-proces' uitvoert, hebt u toch de mogelijkheid om op het door u gewenste moment geheugen dat niet langer nodig is, vrij te maken. Gebruik voor tijdlijnvariabelen en globale variabelen de instructie delete om geheugen dat ActionScript-objecten gebruiken, vrij te maken. Voor lokale variabelen, bijvoorbeeld een variabele die is gedefinieerd binnen een functiedefinitie, kunt u de instructie delete niet gebruiken om geheugen van een object vrij te maken. U kunt echter wel de variabele die verwijst naar het object, op null instellen. Hiermee maakt u geheugen vrij dat door het object wordt gebruikt, mits er geen andere verwijzingen naar dat object aanwezig zijn. De volgende twee codevoorbeelden laten zien hoe u geheugen dat door objecten wordt gebruikt, kunt vrijmaken door de variabele die naar deze objecten verwijst, te verwijderen. De voorbeelden zijn identiek, met dit verschil dat met het eerste voorbeeld een tijdlijnvariabele wordt gemaakt en met het tweede een globale variabele. // First case: variable attached to a movie or // movie clip timeline // // Create the Date object. var mcDateObject = new Date(); // Returns the current date as a string. trace(mcDateObject); // Delete the object. delete mcDateObject; // Returns undefined. trace(mcDateObject); // // Second case: global variable attached to a movie or // movie clip timeline // // Create the Date object. _global.gDateObject = new Date(); // Returns the current date as a string. trace(_global.gDateObject); // Delete the object. delete _global.gDateObject; // Returns undefined. trace(_global.gDateObject);
U kunt, zoals al eerder is aangegeven, de instructie delete niet gebruiken om geheugen vrij te maken dat door een lokale functievariabele wordt gebruikt. In plaats daarvan kunt u de variabeleverwijzing op null instellen, waarmee u hetzelfde bereikt als met de instructie delete.
DEVICE CENTRAL 25 Handboek
function func() { // Create the Date object. var funcDateObject = new Date(); // Returns the current date as a string. trace(funcDateObject); // Delete has no effect. delete funcDateObject; // Still returns the current date. trace(funcDateObject); // Set the object reference to null. funcDateObject = null; // Returns null. trace(funcDateObject); } // Call func() function. func();
Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
Gegevens laden voor mobiele apparaten in Flash Lite Wanneer u bestanden voor mobiele apparaten ontwikkelt, moet u de hoeveelheid gegevens die u in één keer probeert te laden, minimaliseren. Als u externe gegevens in een Flash Lite-bestand laadt (bijvoorbeeld met XML.load), zal het besturingssysteem van het apparaat mogelijk een geheugenfout genereren als er onvoldoende geheugenruimte is toegewezen aan binnenkomende gegevens. Deze situatie kan zich zelfs voordoen als de totale hoeveelheid resterend geheugen toereikend is. Stel dat een bestand een XML-bestand probeert te laden van 100 kB, maar dat in het besturingssysteem van het apparaat slechts 30 kB is toegewezen aan het verwerken van de binnenkomende gegevensstroom. In dat geval wordt er in Flash Lite een foutbericht weergegeven voor de gebruiker met de melding dat er onvoldoende geheugen beschikbaar is. Als er grote hoeveelheden gegevens moeten worden geladen, moeten deze gegevens worden gegroepeerd in meerdere kleine pakketjes, bijvoorbeeld in meerdere XML-bestanden, en moeten er meerdere aanroepen voor het laden van gegevens voor deze pakketjes worden gemaakt. De grootte van elk gegevenspakketje, en daarmee het aantal aanroepen voor het laden van gegevens die u moet maken, kan per apparaat en bestand verschillen. Om de juiste balans te vinden tussen het aantal gegevensaanvragen en de kans dat er een geheugenfout optreedt, kunt u de bestanden het beste testen op allerlei verschillende doelapparaten. Probeer voor optimale prestaties, het laden en parseren van XML-bestanden zoveel mogelijk te voorkomen. Sla in plaats daarvan gegevens op in eenvoudige naam/waarde-paren en laad de gegevens vanuit een tekstbestand met loadVars of vanuit vooraf gecompileerde SWF-bestanden. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten
Klassen uitsluiten van compilatie voor Flash Lite U kunt om de grootte van een SWF-bestand te beperken, klassen uitsluiten van compilatie, maar daarbij de mogelijkheid behouden om deze klassen te gebruiken voor typecontrole. Probeer dit bijvoorbeeld als u een bestand ontwikkelt dat gebruik maakt van meerdere SWF-bestanden of gedeelde bibliotheken, en vooral als deze bestanden en bibliotheken veelal dezelfde klassen gebruiken. Door klassen uit te sluiten kunt u gemakkelijker voorkomen dat er dubbele klassen in deze bestanden worden gebruikt. 1 Maak een nieuw XML-bestand. 2 Geef het XML-bestand de naam FLA_bestandsnaam_exclude.xml, waarbij 'FLA_bestandsnaam' de naam van het FLAbestand is zonder de extensie .fla. Als de naam van het FLA-bestand 'aandelenverkoop.fla' is, moet de XML-bestandsnaam 'aandelenverkoop_exclude.xml' zijn. 3 Sla het bestand op in dezelfde map als het FLA-bestand.
DEVICE CENTRAL 26 Handboek
4 Plaats de volgende tags in het XML-bestand: <excludeAssets>
De waarden die voor de naamkenmerken in de -tags zijn opgegeven, zijn namen van klassen die niet in het SWFbestand moeten worden opgenomen. Voeg zo veel tags toe als nodig is voor het bestand. Met het volgende XML-bestand kunt u er bijvoorbeeld voor zorgen dat de klassen mx.core.UIObject en mx.screens.Slide niet in het SWF-bestand worden opgenomen: <excludeAssets>
Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
Tips voor het maken van Photoshop-afbeeldingen voor mobiele apparaten Als u er zeker van wilt zijn dat afbeeldingen die in Photoshop zijn gemaakt, goed worden weergegeven op mobiele apparaten, gaat u als volgt te werk:
• Open Device Central, selecteer een specifiek apparaat en klik vervolgens op de knop Maken om in Photoshop een nieuw bestand te openen, waarbij alle instellingen die automatisch worden geselecteerd in Photoshop, behouden blijven. Nadat u een apparaat hebt geselecteerd, worden in Photoshop automatisch opties ingesteld die geschikt zijn voor het geselecteerde apparaat, zoals de grootte en kleurruimte.
• De WBMP-indeling is de standaardindeling voor het optimaliseren van afbeeldingen voor mobiele apparaten. WBMP ondersteunt 1-bits kleur. Dit betekent dat WBMP-afbeeldingen alleen zwarte en witte pixels bevatten.
• Probeer het aantal kleuren in afbeeldingen zoveel mogelijk te beperken. U kunt ook overwegen om grijswaarden te gebruiken. Het merendeel van de apparaten dat momenteel op de markt is, ondersteunt slechts 16-bits kleur (duizenden kleuren) en geen 24- of 32-bits kleur (miljoenen kleuren). Speciale kleureffecten worden daarom mogelijk niet goed weergegeven. Kleurovergangen worden bijvoorbeeld vaak weergegeven als onderbroken kleurstrepen of als een effen kleurvlak, en niet als een geleidelijke en vloeiende overgang.
• Probeer op foto's het contrast tussen de kleuren te vergroten door hierop het filter Verscherpen één of meerdere keren toe te passen.
• Maak afbeeldingen zo klein dat ze passen binnen de adresseerbare schermgrootte van het doelapparaat. (In de bibliotheek van Device Central wordt de adresseerbare schermgrootte van elk apparaat weergegeven.) Het is vaak niet mogelijk om afbeeldingen te verschuiven op het scherm van een mobiel apparaat, dus als een afbeelding niet op het scherm past, kunnen bepaalde delen van de afbeelding simpelweg niet worden weergegeven. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
Tips voor het maken van Illustrator-afbeeldingen voor mobiele apparaten Als u grafische inhoud voor mobiele apparaten wilt optimaliseren, moet u illustraties die in Illustrator zijn gemaakt, opslaan in een SVG-indeling, zoals de indeling SVG-t, die speciaal is ontworpen voor mobiele apparaten. Gebruik de volgende tips om ervoor te zorgen dat afbeeldingen die in Illustrator zijn gemaakt, goed worden weergegeven op mobiele apparaten:
• Gebruik de SVG-standaard om inhoud te maken. Als u SVG gebruikt om vectorafbeeldingen te publiceren op mobiele apparaten, resulteert dat in kleine bestanden, weergave-onafhankelijkheid, uitstekend kleurbeheer, de mogelijkheid om in en uit te zoomen en bewerkbare tekst (binnen de broncode). Omdat SVG op XML is gebaseerd, kunt u bovendien interactieve functies in uw afbeeldingen opnemen, zoals markering, knopinfo, speciale effecten, geluid en animatie.
DEVICE CENTRAL 27 Handboek
• Werk van het begin af aan met de uiteindelijke afmetingen van het mobiele apparaat of de mobiele apparaten waarvoor u de inhoud maakt. Hoewel SVG schaalbaar is, is het verstandig om direct te werken op de juiste grootte om ervoor te zorgen dat de uiteindelijke afbeeldingen wat betreft kwaliteit en formaat zijn geoptimaliseerd voor het doelapparaat of de doelapparaten.
• Stel de kleurmodus van Illustrator in op RGB. SVG wordt weergegeven op apparaten met een RGB-rasterbeeldscherm, zoals een monitor.
• U kunt proberen een bestand minder groot te maken door het aantal objecten (inclusief groepen) te verminderen of door de afbeelding minder complex te maken (minder punten). Als u minder punten gebruikt, wordt de hoeveelheid tekstuele informatie die nodig is om de afbeelding te beschrijven in het SVG-bestand, aanzienlijk kleiner. Als u het aantal punten wilt verminderen, selecteert u Object > Pad > Vereenvoudigen en probeert u verschillende combinaties uit om de juiste balans te vinden tussen kwaliteit en aantal punten.
• Gebruik waar mogelijk symbolen. Als u een symbool gebruikt om een bepaald object meerdere malen weer te geven, hoeven de vectoren van dat object slechts eenmaal te worden gedefinieerd. Dit is handig als een illustratie objecten bevat die meerdere keren worden gebruikt, zoals achtergronden voor knoppen.
• Als u afbeeldingen met animatie maakt, moet u proberen het aantal objecten te beperken en om objecten waar mogelijk opnieuw te gebruiken om de bestandsgrootte te verminderen. Pas animatie toe op groepen objecten in plaats van op afzonderlijke objecten om te voorkomen dat dezelfde code meerdere malen voorkomt.
• U kunt overwegen om SVGZ, de gecomprimeerde gzipped-versie van SVG, te gebruiken. U kunt u de bestandsgrootte aanzienlijk terugbrengen door middel van compressie, maar in hoeverre een bestand kan worden gecomprimeerd, is afhankelijk van de inhoud. Tekst kan gewoonlijk in sterke mate worden gecomprimeerd. Binair gecodeerde inhoud, zoals ingesloten rasters (JPEG-, PNG- of GIF-bestanden), kan daarentegen nauwelijks worden gecomprimeerd. SVGZbestanden kunnen worden gedecomprimeerd met elke toepassing waarmee bestanden die zijn gecomprimeerd met gzip, kunnen worden 'uitgepakt'. Als u SGVZ wilt gebruiken, moet u eerst controleren of op het mobiele apparaat waarvoor u de inhoud maakt, gzip-bestanden kunnen worden gedecomprimeerd. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
Tips voor het maken van video voor mobiele apparaten Gebruik deze tips voor het opnemen van inhoud voor mobiele apparaten:
• Opnamen van dichtbij (close-ups) worden vaak beter weergegeven op mobiele apparaten. Probeer het onderwerp duidelijk te laten afsteken tegen de achtergrond. De kleuren en waarden van achtergrond en onderwerp moeten niet te veel op elkaar lijken.
• Let op de belichting. Een slechte belichting levert grotere problemen op voor mobiele apparaten dan voor andere weergave-apparaten en kan ertoe leiden dat een video minder goed is te zien op kleine schermen. Houd rekening met deze beperking wanneer u opnamen maakt en aanpast.
• Laat de videocamera niet te veel pannen of anderszins bewegen. Gebruik de volgende tips wanneer u video-opnamen bewerkt met Adobe Premiere Pro en After Effects:
• Stel de framesnelheid in voor de uitvoerfilm die in overeenstemming is met het uitvoerapparaat of het type uitvoer. Een commercial in After Effects kan bijvoorbeeld worden gerenderd met een snelheid van 15 fps (frames per seconde) voor distributie op mobiele apparaten, maar op een snelheid van 29,97 fps voor uitzending op de televisie. Over het algemeen wordt u aangeraden een lage framesnelheid te gebruiken. Een framesnelheid van 22 fps is een goed compromis als u de bestandsgrootte wilt beperken zonder kwaliteitsverlies.
• Maak de film zo klein mogelijk en verwijder al het overbodige materiaal, en met name lege frames. Er kunnen allerlei bewerkingen voorafgaande aan de codering worden uitgevoerd om de bestandsgrootte te beperken. Enkele van deze bewerkingen hebben betrekking op opnametechnieken, terwijl andere (bijvoorbeeld het gebruik van hulpmiddelen voor stabilisering van bewegingen in After Effects of het toepassen van ruisonderdrukking of een vervagingseffect) taken zijn die kunnen worden uitgevoerd na de productie en die het compressiegedeelte van de encoder vergemakkelijken. Opmerking: Tips voor het kleiner maken van films vindt u in de online Help van After Effects en Adobe Premiere Pro.
DEVICE CENTRAL 28 Handboek
• Gebruik een kleurenpalet dat is afgestemd op de mobiele apparaten waarvoor de film bestemd is. Mobiele apparaten hebben over het algemeen slechts een beperkt kleurbereik. U kunt de film voorvertonen in Device Central om beter na te kunnen gaan of de kleuren optimaal zijn voor een afzonderlijk apparaat of een reeks apparaten.
• Pas de clips aan. Weergave in grijswaarden is handig om waarden te vergelijken. • Gebruik de voorinstellingen die beschikbaar zijn in Adobe Media Encoder. Er zijn in Adobe Media Encoder verscheidene voorinstellingen aanwezig voor export naar mobiele 3GPP-apparaten. 3PGG-voorinstellingen hebben standaardgrootten: 176 x 144 (QCIF), 320 x 240 en 352 x 288.
• Denk goed na over het bijsnijden van het beeld. Doorgaans wordt gewerkt met de standaard DV-projectinstellingen en bestaat de uitvoer uit een combinatie van DV, DVD, Flash, WMV en mobiele 3GPP. Gebruik de gangbare voorinstellingen, maar houd u bij de codering bezig met het verschil tussen video met een hoogte-breedteverhouding van 4:3 of 16:9 en de hoogte-breedteverhouding 11:9 van mobiele 3GPP-apparaten. Het AME-gereedschap voor het bijsnijden van beelden biedt u de mogelijkheid om een beperking in te stellen voor willekeurige proporties, zoals u dat ook kunt doen met het gereedschap Uitsnijden van Photoshop. Hiermee wordt ook de beperkende voorinstelling 11:9 toegevoegd aan de bestaande voorinstellingen 4:3 en 16:9.
• Werk met een hoogte-breedteverhouding die consistent is met de mobiele uitvoer. Met de nieuwe projectvoorinstellingen (die alleen in Windows beschikbaar zijn) is dit heel gemakkelijk. De frameafmetingen zijn groter dan de uiteindelijke uitvoergrootte (het kan bijvoorbeeld lastig zijn om te werken met 176 x 144 bij het aanbrengen van titels), maar de hoogte-breedteverhouding van de frames komt wel overeen met die van de uiteindelijke frames. Elke Windows-projectvoorinstelling resulteert in niet-gecomprimeerde video, maar de meeste computers kunnen de gegevenssnelheid hiervan wel aan bij deze beperkte framegrootten en gehalveerde framesnelheden. (Dit proces is bedoeld voor projecten waarvan de uitvoer alleen voor mobiele apparaten is bedoeld.) De volgende twee hoogtebreedteverhoudingen worden door het merendeel van de mobiele apparaten ondersteund: 4:3 (QVGA, VGA enzovoort) en 11:9 (CIF, QCIF, Sub-QCIF). Deze twee veelvoorkomende projectinstellingen worden meegeleverd in de map Mobile & Presets van Adobe Media Encoder. Opmerking: U kunt de apparaatgegevens in Device Central niet gebruiken om te bepalen hoe u een aangepaste voorinstelling moet configureren. In Device Central is geen informatie aanwezig over video- of audio-ondersteuning (framegrootten, codecs, bitsnelheden enzovoort). De informatie over framegrootte in Device Central heeft betrekking op de schermgrootte, de grootte van de achtergrond en de grootte van de schermbeveiliging, en die verschillen van de videogrootten. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
Tips voor het maken van Dreamweaver-webinhoud voor mobiele apparaten In Device Central kunt u webpagina's die zijn gemaakt in Dreamweaver, voorvertonen met behulp van de renderfunctie voor kleine schermen van Opera. Via deze voorvertoning krijgt u een goede indruk van de webpagina zoals deze eruit komt te zien op een mobiel apparaat. Opmerking: De renderfunctie voor kleine schermen van Opera kan al dan niet vooraf zijn geïnstalleerd op een geëmuleerd apparaat. Device Central laat eenvoudigweg zien hoe de inhoud eruit zou zien als de renderfunctie voor kleine schermen van Opera zou zijn geïnstalleerd. Gebruik onderstaande tips om ervoor te zorgen dat webpagina's die in Dreamweaver zijn gemaakt, goed worden weergegeven op mobiele apparaten.
• Als u het Adobe® Spry-framework gebruikt om inhoud te ontwikkelen, moet u de volgende regel HTML aan uw pagina's toevoegen, zodat de pagina's CSS kunnen renderen en JavaScript™ goed kunnen uitvoeren in Device Central:
• De renderfunctie voor kleine schermen van Opera ondersteunt geen frames, pop-ups, onderstreping, doorhalingen, strepen boven de tekst, knipperende tekst of tekst die over het scherm schuift. Deze ontwerpelementen kunt u daarom beter niet gebruiken.
• Houd webpagina's voor mobiele apparaten eenvoudig. Gebruik ook vooral zo weinig mogelijk lettertypen, tekengrootten en kleuren.
DEVICE CENTRAL 29 Handboek
• Als u de afbeeldingen kleiner maakt en het aantal vereiste kleuren beperkt, is de kans groter dat de afbeeldingen goed worden weergegeven op het beeldscherm. Gebruik CSS of HTML om de exacte hoogte en breedte op te geven voor elke gebruikte afbeelding. Zorg voor alternatieve tekst voor alle afbeeldingen. Opmerking: De Opera-softwarewebsite is een uitstekende informatiebron die u kunt raadplegen wanneer u webpagina's optimaliseert voor mobiele apparaten. Zie www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl voor meer tips en technieken voor het maken van inhoud voor mobiele telefoons en apparaten.
Testen met de Emulator-tab Het Emulator-tabblad openen Het Emulator-tabblad in Adobe® Device Central® is ontworpen om op een realistische manier inhoud op mobiele apparaten te simuleren. U kunt er uiteenlopende mediatypen mee uittesten zoals Flash, bitmap en video, en ze toepassen als verschillende inhoudstypen zoals zelfstandige speler, achtergrond, of schermbeveiligingen. Opmerking: Testen met het Emulator-tabblad bespaart de kosten en de tijd die nodig zijn voor het testen op mobiele apparaten maar dient nooit als vervanging voor testen op de apparaten zelf. Gebruik Device Central voor de begintests van de inhoud die u ontwikkelt, en gebruik later echte apparaten voor de eindtests. Als u Flash-inhoud test en wilt dat voor een bepaald apparaat het inhoudsbestand op het Emulator-tabblad verschijnt, moet dat apparaat de Flash Lite-versie en het inhoudstype ondersteunen dat het bestand gebruikt. Als u bijvoorbeeld werkt met een SWF-bestand, gemaakt in Flash, dat Flash Lite 2 vereist en u probeert het bestand te testen met het Emulator-tabblad voor een apparaat dat alleen Flash Lite 1.1 ondersteunt, dan zal het bestand niet verschijnen. (Het probleem uit het voorbeeld kunt u proberen op te lossen door naar de lijst Beschikbare apparaten te gaan, de apparaten te groeperen volgens de Flash Lite-versie, en op een van de apparaten die Flash Lite 2 ondersteunen te dubbelklikken.) ❖ U kunt dit op verschillende manieren doen:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Selecteer in een ondersteunde Adobe-toepassing inhoud om voor een test te exporteren, bekijk de inhoud vooraf, of bewaar de inhoud voor apparaten. In Flash bijvoorbeeld is de opdracht Beheer > Film Testen, en in Photoshop Bestand > Opslaan voor web & apparaten.
Zie ook “Over inhoudstypen” op pagina 31 “Werkgebiedcomponenten” op pagina 6
Gebruik de Emulator-tabbladtoetsen van uw toetsenbord. U kunt uw muis gebruiken om rechtstreeks op het Emulator-tabbladtoetsenblok te klikken of u kunt één van de volgende gelijkwaardige sneltoetsen gebruiken:
• de pijltjestoetsen op het toetsenbord (links, rechts, omhoog, omlaag) stellen de overeenkomstige navigatietoetsen voor op het Emulator-tabbladnavigatietoetsenblok.
• De Enter- of Returntoets komt overeen met de Emulator-tabbladselectietoets. • De Page Up- en Page Down-toetsen komen overeen met respectievelijk de linker en de rechter Emulatortabbladschermtoetsen.
• De nummertoetsen op uw toetsenbord stellen de overeenkomstige nummertoetsen op het Emulator-tabbladtoetsenblok voor.
DEVICE CENTRAL 30 Handboek
Veranderen naar een ander testapparaat ❖ Dubbelklik in de lijst Apparaatsets of Beschikbare apparaten op een nieuw apparaat. Let op het volgende:
• U kunt slechts één apparaat per keer emuleren. • Als u op een apparaat dubbelklikt in de huidige selectie, verschijnt er een pictogram naast het apparaat waarop werd dubbelgeklikt. Het Emulator-tabblad speelt de inhoud af vanaf het begin.
• Als u op een ander apparaat klikt dan het geselecteerde apparaat, verwijdert Adobe Device Central de selectie en wordt dat andere apparaat in de plaats geselecteerd. Het pictogram Actief apparaat verschijnt naast het geselecteerde apparaat, dat in het Emulator-tabblad wordt geladen. Het Emulator-tabblad speelt de inhoud af vanaf het begin.
Zie ook “Werken met apparaten” op pagina 10
De weergave roteren ❖ Klik op de knop Met de klok mee roteren telkens 90 graden verder te draaien.
of de knop Tegen de klok in roteren
. Klik herhaaldelijk op de knop om
In- of uitzoomen ❖ Klik op de knop Inzoomen
of de knop Uitzoomen
.
Opmerking: Door herhaaldelijk op de knop te klikken wordt op de volgende wijze in- of uitgezoomd: 25%; 33.33%; 50%, 66.67%, 100%; 200%; 300%; 400%.
De ontkoppelde weergave op het Emulator-tabblad gebruiken Op het Emulator-tabblad kunt u gebruikmaken van een ontkoppelde weergave die nuttig is voor het testen van apparaten waarvan u de inhoud niet op 100% kunt bekijken, bijvoorbeeld clamshell-telefoons. (Van dit type telefoons is in de normale emulatorweergave mogelijk niet alle inhoud zichtbaar, of kunnen de toetsen op de skin niet zonder scrollen worden weergegeven.) ❖ U kunt dit op verschillende manieren doen:
• Klik op de knop Ontkoppelde weergave
.
• Selecteer Weergave > Ontkoppeld.
De testdeelvensters gebruiken Over de testdeelvensters Een aantal samenvouwbare deelvensters voor het testen en het fijnstellen van de prestaties verschijnt rechts op het Emulator-tabblad. Elk deelvenster bevat opties voor verschillende mediatypen. Welke deelvensters verschijnen is afhankelijk van het mediatype dat u test:
• Inhoudstype (Flash, bitmap, video en web) • Bestandsinfo (Flash, bitmap, video en web) • Weergave (Flash, bitmap en video) • Geheugen (Flash) • Prestaties (Flash) • Apparaatstatus (Flash) • Netwerk (Flash) • Blijvende opslag (Flash)
DEVICE CENTRAL 31 Handboek
• Renderen (web) • Schalen (bitmap en video) • Uitlijning (bitmap en video)
Gebruik de deelvensters om de instellingen te wijzigen tijdens het testen van geëmuleerde inhoud.
Over inhoudstypen Elk apparaat ondersteunt een of meer inhoudstypen die door de fabrikant ervan worden bepaald. In Adobe Device Central ziet u op het tabblad Apparaatprofielen welke inhoudstypen door elk afzonderlijk apparaat worden ondersteund. Voorbeelden van inhoudstypen zijn zelfstandige speler, achtergrond en schermbeveiliging. In het apparaatprofiel worden de relevante instellingen getoond voor elk inhoudstype dat een apparaat ondersteunt. Houd bij het plannen van de inhoud die u wilt gaan maken, rekening met de soorten inhoud die door een apparaat worden ondersteund. Als u Flash-inhoud vooraf bekijkt en test in Adobe Device Central, gebruikt het Emulator-tabblad de informatie in het geëxporteerde bestand om het inhoudstype te bepalen. Door het inhoudstype op het Emulator-tabblad te wijzigen, schrijft Adobe Device Central de wijziging over naar Flash. Opmerking: Bestanden die door een andere toepassing dan Flash worden verzonden, en bestanden die rechtstreeks vanuit Device Central worden geopend (zelfs SWF-bestanden), bevatten geen informatie over de inhoudstypen of apparaten waarvoor zij oorspronkelijk werden gemaakt. De opties Flash en bitmap bieden uiteenlopende inhoudstypen; web en video beschikken elk over slechts één inhoudstype. Voor Flash en bitmap doet inhoudstype het volgende:
• Het definieert de functies die een apparaat ondersteunt. • Het definieert de adresseerbare grootte (die kan verschillen van de displaygrootte). Opmerking: Het inhoudstype en de displaygrootte van een apparaat bepalen samen het adresseerbare schermgebied. Het adresseerbare gebied is de maximale schermbreedte en -hoogte uitgedrukt in pixels die de inhoud kan innemen. In Adobe Device Central selecteert u een inhoudstype op het tabblad Nieuw Document of op het Emulator-tabblad. Zodra u een inhoudstype hebt geselecteerd, worden alle apparaten die dat inhoudstype (of de Player-versie) niet ondersteunen in een lichtere kleur weergegeven in de lijsten Apparaatsets en Beschikbare apparaten. Over inhoudstypen in Flash Lite Elke Flash Lite-installatie ondersteunt een of meer inhoudstypen. Sommige apparaten gebruiken bijvoorbeeld Flash Lite om schermbeveiligingen of ringtones met animatie in te schakelen. Andere apparaten gebruiken Flash Lite om inhoud te renderen die ingebed is in mobiele webpagina's. Niet alle inhoudstypen ondersteunen alle Flash Lite-functies.
Elk Flash Lite-inhoudstype definieert samen met een bepaald apparaat een specifieke set van Flash-functies die beschikbaar zijn voor uw toepassing. Een Flash Lite-toepassing, bijvoorbeeld, die als schermbeveiliging wordt gebruikt, is gewoonlijk niet gemachtigd om netwerkverbindingen te maken of gegevens te downloaden. Met het Emulator-tabblad kunt u verschillende apparaten en inhoudstypen testen. Zo kunt u bepalen of uw toepassing gebruik maakt van functies die niet beschikbaar zijn voor het type inhoud dat u wilt maken. Als u tijdens de emulatie het inhoudstype wijzigt, laadt het Emulator-tabblad de speler opnieuw en wordt de toepassing vanaf het begin afgespeeld.
DEVICE CENTRAL 32 Handboek
Als over het inhoudstype geen informatie beschikbaar is, maakt het Emulator-tabblad gebruik van de standaardinstellingen van de Standalone Player. Opmerking: Voor de laatste, bijgewerkte info over de beschikbaarheid van inhoudstypen in Flash Lite, zie www.adobe.com/go/mobile_supported_devices_nl. Over inhoudstypen in Photoshop, Illustrator, After Effects en Adobe Premiere Pro Adobe Device Central ondersteunt de volgende inhoudstypen voor bitmap: volledig scherm (de volledige pixelgrootte van het scherm), achtergrond en schermbeveiliging. Het standaard inhoudstype voor bitmapmedia is volledig scherm.
Opmerking: De inhoudstypen achtergrond en schermbeveiliging bieden mogelijk een beperktere schermgrootte dan het inhoudstype volledig scherm. Als u gebruik maakt van Photoshop of Illustrator voor het maken van mock-ups, prototypes of elementen die aan een andere toepassing, bv. Flash, worden toegevoegd, begint u het beste vanuit een volledige scherminhoud.
Bestandsinformatie weergeven Terwijl u een inhoudstype test, kunt u in het deelvenster Bestandsinformatie belangrijke gegevens vinden over uw bestand (bv. naam, grootte, indeling, en afmetingen). 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Geef in een ondersteunde Adobe-toepassing op of inhoud voor testdoeleinden moet worden geëxporteerd, bekijk de inhoud vooraf, of sla de inhoud op voor apparaten. In Flash bijvoorbeeld is de opdracht Beheer > Film Testen, en in Photoshop Bestand > Opslaan voor web & apparaten. 2 Breid op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Bestandsinfo uit.
Over weergave-opties Met de opties op het Emulator-tabblad kunt u omstandigheden simuleren die op het display van een mobiel apparaat van invloed kunnen zijn. Deze omvatten omstandigheden die worden bepaald door de parameterinstellingen van een telefoon, zoals achtergrondbelichting en time-out, en omgevingsfactoren zoals het zonlicht dat op het scherm invalt. Alle weergaveopties gelden totdat u ze wijzigt. Het Emulator-tabblad bewaart de afzonderlijke apparaatinstellingen voor achtergrondbelichting, time-out en reflecties niet. (Met uitzondering van de instellingen voor gamma en contrast, die wel worden bewaard.)
Weergave-opties wijzigen 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Open in een ondersteunde Adobe-toepassing een bestand en selecteer Beheer > Film Testen. 2 Breid op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Weergave uit. 3 Pas indien nodig de volgende opties aan: Achtergrondbelichting Met de schuifknop voor de achtergrondbelichting kunt u de helderheid van de achtergrondbelichting verminderen zoals dat gebeurt wanneer naar de slaapmodus wordt overgegaan. Sommige gebruikers van mobiele apparaten regelen de helderheid van de achtergrondbelichting doelbewust lager af om de batterij te sparen. Voor uw mobiele inhoud kijkt u het beste na of deze ook zichtbaar is met weinig achtergrondbelichting. (Als u de instellingen voor de achtergrondbelichting wijzigt, blijven deze instellingen gelden voor de verschillende apparaten die u voor het testen opent op het Emulator-tabblad.)
Opmerking: Als de functie Time-out wordt ingeschakeld, wordt de slider Achtergrondbelichting uitgeschakeld. Om de schuifknop weer in te schakelen, moet u Time-out uitschakelen. Time-out Hiermee test u automatisch de time-out. De standaardinstelling is niet geselecteerd. Door deze optie wel te
selecteren, schakelt u de functie voor de time-out van de achtergrondbelichting in. In de tekstvelden kunt u instellen na
DEVICE CENTRAL 33 Handboek
hoeveel seconden de achtergrondbelichting in time-out gaat. De standaardinstelling hiervoor is vier seconden. Zoals op het feitelijke apparaat gaat de achtergrondbelichting uit door inactiviteit van het apparaat en weer aan zodra het weer gebruikt wordt. Als u tijdens het testen wilt dat de time-out instellingen worden genegeerd, maakt u de selectie opnieuw ongedaan. Contrast Hiermee kunt u de contrastweergave wijzigen om te testen hoe inhoud eruit ziet in uiteenlopende contrastomstandigheden. Standaard ingesteld op 0 met een bereik van 100 tot -100. Gamma Hiermee kunt u het weergavegamma wijzigen om te testen hoe inhoud eruit ziet onder uiteenlopende gammavoorwaarden. Standaard ingesteld op 0 met een bereik van 100 tot -100. Reflecties Hiermee kunt u verschillende omgevingsfactoren simuleren om te testen hoe deze visuele weergave van de inhoud beïnvloeden.
Gebruik Opera Small Screen Rendering Als u inhoud voor Dreamweaver test, kunt u het deelvenster Renderen gebruiken om te zien hoe een HTML-bestand wordt weergegeven op een apparaat dat Opera Small Screen Rendering ondersteunt. 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• U opent een bestand in Dreamweaver en selecteert Bestand > Voorbeeld in browser > Device Central. 2 Breid op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Renderen uit. 3 Selecteer Small Screen Rendering. Zet Small Screen Rendering aan en uit om te zien hoe uw bestand eruit ziet met, en hoe zonder Opera Small Screen Rendering. Opmerking: U kunt het adres van om het even welke website in de adresregel invoeren en een bestaande website vooraf bekijken.
Zie ook “Mobiele inhoud voorvertonen met Adobe Device Central en Dreamweaver” op pagina 19
Afbeelding of videobestand wijzigen of schalen Om een bepaalde inhoud in een apparaat te passen, schaalt het Emulator-tabblad de inhoud, of snijdt deze uit, volgens de informatie uit het apparaatprofiel. 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een afbeeldingsbestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Open een bestand in Photoshop of Illustrator. Selecteer Opslaan voor web & apparaten en klik op Device Central. • Open een bestand in Adobe Premiere Pro of After Effects. Selecteer Bestand > Exporteren > Adobe Media Encoder. Selecteer H.264 in de vervolgkeuzelijst Indeling, vink Openen in Device Central aan en klik op OK. 2 Door op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Schalen uit te breiden. 3 Om de invloed van het schalen uit te testen, kunt u de volgende opties gebruiken: Oorspronkelijke grootte gebruiken Emuleert de afbeelding op oorspronkelijke grootte. Uitrekken tot venster Vergroot of verkleint de inhoud (maar niet proportioneel) om in de adresseerbare schermgrootte te
passen. Proportioneel passend maken Vergroot of verkleint de inhoud proportioneel om in het adresseerbare scherm te passen. Selecteer een van deze knoppen: Breedte en hoogte passend maken, Breedte passend maken, of Hoogte passend maken. Schalen tot Verschuif de schuifknop Schalen naar links (verkleinen) of rechts (vergroten).
DEVICE CENTRAL 34 Handboek
Modus Volledig scherm (Alleen voor video-inhoud) Emuleert het overschakelen van het apparaat naar de modus Volledig
scherm. Voor het afspelen van videobestanden bieden vele mobiele apparaten de instelling Volledig scherm aan om apparaten met een verticale oriëntatie beter in staat te stellen videobestanden met een horizontale oriëntatie weer te geven. Als u de modus Volledig scherm selecteert, roteert het videobeeld 90 graden, met de klok mee of ertegenin. (Informatie over de rotatierichting wordt uit het apparaatprofiel gehaald en is afhankelijk van de apparaten.) Om het apparaat te draaien, klikt u op de knoppen voor het roteren onderaan op het Emulator-tabblad. Opmerking: In Adobe Device Central is de optie Volledig scherm alleen beschikbaar voor apparaten die de modus Volledig scherm ondersteunen.
Uitlijning van afbeelding of video wijzigen De uitlijning bepaalt de positie van een afbeeldings- of videobestand wanneer deze door een mobiel apparaat worden weergegeven. Uitlijning kan erg belangrijk zijn voor afbeeldings- of videobestanden die de adresseerbare schermgrootte niet helemaal vullen. 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een afbeeldingsbestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Open een bestand in Photoshop of Illustrator. Selecteer Opslaan voor web & apparaten en klik op Device Central. • Open een bestand in Adobe Premiere Pro of After Effects. Selecteer Bestand > Exporteren > Adobe Media Encoder. Selecteer H.264 in de vervolgkeuzelijst Indeling, vink Openen in Device Central aan en klik op OK. 2 Breid op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Uitlijning uit. 3 Klik op een knop voor horizontale en verticale uitlijning. Opmerking: Schaal- en uitlijningswijzigingen worden opgeslagen tot een apparaat opnieuw wordt geladen. Wanneer een apparaat opnieuw wordt geladen (u doet dit door erop te dubbelklikken), gelden opnieuw de standaardinstellingen voor schalen en uitlijning zoals opgegeven in het profiel.
Informatie voor Flash testen Over het deelvenster Geheugen Gebruik het deelvenster Geheugen om het geheugengebruik van de toepassing te monitoren en om verschillende prestatieparameters in uw Flash-bestand te optimaliseren. De statische en dynamische heapwaarden zijn standaard die van de respectievelijke groottes opgegeven in de apparaatprofielen. Sommige apparaten hebben bijvoorbeeld helemaal geen dynamische heap. Het deelvenster Geheugen wordt op het Emulator-tabblad weergegeven telkens als u een Flash-toepassing test. In een grafiek wordt door middel van gekleurde curven een afspiegeling gegeven van de statische en dynamische heapgroottes. Het punt uiterst rechts op de curve geeft het actuele geheugengebruik aan (onder de curve ook in kB uitgedrukt). Voorts wordt het actueel gebruikte geheugen ook nog in een procesbalk weergegeven als percentage van het beschikbare geheugen. U kunt het deelvenster Geheugen gebruiken om het testen van Flash-inhoud efficiënter te maken. Als u bijvoorbeeld een Flash-bestand hebt dat te groot is om op een bepaald apparaat uit te testen, kunt u het statische of dynamische geheugen een hogere waarde geven zodat het bestand toch kan worden weergegeven. Ga terug naar Flash en optimaliseer het bestand om de grootte ervan te verminderen. Test het bestand opnieuw in Adobe Device Central, en verminder het statische of dynamische geheugen om te zien of het bestand accuraat wordt weergegeven. Terwijl u het bestand test, kunt u de grafiek in het deelvenster Geheugen in het oog houden om te zien waar zich de grote stukken van het bestand precies bevinden. Nog een manier om het deelvenster Geheugen te gebruiken, bestaat erin de dynamische heapwaarde te verlagen om te simuleren wat er gebeurt bij verhoogde activiteit, bv. als er op een mobiel apparaat een telefoongesprek wordt ontvangen.
Zie ook “Mobiele inhoud maken met Adobe Device Central en Flash CS3” op pagina 15
DEVICE CENTRAL 35 Handboek
De statische of dynamische heapgrootte wijzigen Als u heapwaarden wijzigt, gelden de wijzigingen voor de hele toepassing en niet enkel voor de afzonderlijke apparaten. Door een reset naar de standaardgroottes worden alle heapgroottes opnieuw op hun respectievelijke standaardwaarden ingesteld zoals die zijn opgegeven in de profielen. 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een Flash SWF-bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Open een bestand in Flash en selecteer Beheer > Film Testen. 2 Breid op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Geheugen uit. 3 Als voor het testen van het bestand een wijziging vereist is van de actuele heapgrootte die op het apparaat beschikbaar is, klikt u op Bewerken. 4 Wijzig de grootte in de vensters Statische of Dynamische heap en klik op OK. De nieuwe groottes worden in het deelvenster in het rood weergegeven om aan te geven dat zij werden aangepast en niet langer overeenstemmen met de correcte standaardgroottes voor het geselecteerde apparaat. Om de nauwkeurige, standaard heapgroottes voor het geselecteerde apparaat opnieuw in te stellen, klikt u op Reset. (Hierdoor worden voor beide heapgroottes de standaardwaarden opnieuw ingesteld. Om een heapgrootte apart te resetten, klikt u op Bewerken en daarna op het pictogram Resetten naast het gewenste veld Heapgrootte.)
Over apparaatkalibratie Tijdens de initiële apparaatemulatie (dat wil zeggen met Prestaties emuleren niet aangevinkt), werkt het Emulator-tabblad tegen de hoogste snelheid van de computer. Om de prestaties van een apparaat accuraat te emuleren, moet u elk apparaat op het Emulator-tabblad kalibreren. Om dat te doen, opent het Emulator-tabblad een testtoepassing en vergelijkt het testresultaat met het resultaat in de database dat werd verkregen door dezelfde testtoepassing te openen op het feitelijke apparaat. Device Central leidt uit die vergelijking een indexwaarde af. Aan de hand van die waarde weet Device Central in welke mate de computer moet worden vertraagd om het apparaat te emuleren. Voorts biedt het Device Central een manier om apparaten te categoriseren volgens deze prestatie-index. Aan de hand van die categorieën kunt u apparaatprestaties vergelijken (een hoge indexwaarde wijst op een goed presterend apparaat). Player-versie, displaygrootte, heapgrootte, schermgrootte, en het geheugengebruik van de computer beïnvloeden evenzeer het kalibratieresultaat. De meeste opties voor Prestaties, behalve Renderen en Kalibreren, zijn uitgeschakeld voor een apparaat dat nog niet is gekalibreerd. Nadat u voor een apparaat de eerste kalibratie hebt uitgevoerd, worden voor dat apparaat alle opties voor Prestaties beschikbaar gemaakt. Om nauwkeurige emulatieresultaten te behalen, moet u het apparaat regelmatig kalibreren, omdat ook de andere processen op uw computer de prestaties beïnvloeden.
Een apparaat kalibreren 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een Flash SWF-bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Open een bestand in Flash en selecteer Beheer > Film Testen. 2 Door op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Prestaties uit te breiden. 3 Klik op Kalibreren. Van een voortgangsbalk kunt u de vooruitgang van de kalibratie aflezen. 4 Om alle opties in te schakelen, selecteert u Prestatie simuleren.
DEVICE CENTRAL 36 Handboek
Een apparaat kalibreren vanuit het deelvenster Prestaties.
Test inhoudsprestaties Om een inhoudsbestand te optimaliseren voor maximale prestaties, past u de combinatie van snelheid, renderkwaliteit, en geheugengebruik aan voor u de emulatie begint. 1 Selecteer een apparaat dat u hebt gekalibreerd. 2 Als geheugen een factor is, open het deelvenster Geheugen, klik op Bewerken, en verander de waarde voor statische heap, dynamische heap, of beide. U kunt waarden invoeren die hoger of lager zijn dan de standaardwaarde. U kunt de statische heapwaarde, die gegarandeerd is, een hogere waarde geven dan de standaardinstelling. Op deze manier kunt u, stap voor stap, de toepassing afslanken, totdat deze beantwoordt aan de beperkingen van het apparaat. U kunt de dynamische heapgrootte verminderen om gevallen te emuleren waarin andere processen op het apparaat dynamisch geheugen in beslag nemen.
Vanuit het deelvenster Geheugen de statische en dynamische heapgrootte wijzigen
3 Selecteer Prestaties simuleren. 4 Als de bewerkingssnelheid een factor is, past u de snelheid aan. In het deelvenster Prestaties schuift u de snelheidsschuifknop naar rechts of naar links om de bewerkingssnelheid te verhogen of te verlagen. De standaard bewerkingssnelheid voor de toepassing is 100% in verhouding tot de prestatiecategorie gedefinieerd in de database. Opmerking: De schuifknoppositie wordt per apparaat afzonderlijk opgeslagen. 5 Als de renderkwaliteit een factor is, past u die aan. De standaardinstelling is Normaal. Door de kwaliteit te verhogen, verbetert de visuele weergave, maar gewoonlijk gaat het vernieuwen ervan dan trager (prestaties). Als de toepassing zo veel geheugen gebruikt dat beide heapgroottes, zoals bepaald in het deelvenster Geheugen, worden overschreden, dan stopt de speler; het frame waarop de speler werd gestopt, blijft evenwel zichtbaar, zodat u kunt zien waar het hoge geheugengebruik zich heeft afgespeeld. Het uitvoervenster verschijnt met de foutmelding Onvoldoende geheugen. 6 Om de prestaties van het geselecteerde mobiele apparaat (niet uw computer) te bekijken, klikt u op Prestaties emuleren. Opmerking: De categorie in het deelvenster Prestaties is afgeleid uit het kalibratieproces; aan de hand van deze groepeert Adobe de apparaten volgens prestaties. Uit de vergelijking van de categorieën waartoe verschillende mobiele apparaten behoren, valt af te lezen welke apparaten beter presteren.
DEVICE CENTRAL 37 Handboek
Over de taalinstellingen in Device Central Door de taalinstelling te wijzigen, wordt de geëmuleerde inhoud weergegeven in de fonts die u aan het apparaat hebt toegewezen in het menu Bestand > Voorkeuren. Het Emulator-tabblad gebruikt fonts die de fonts van het feitelijke apparaat zo dicht mogelijk benaderen. Als u over het feitelijke apparaatfont beschikt, gebruik dan via de fonttoewijzing dat font om de inhoud zo nauwkeurig mogelijk te emuleren. Als u de taalinstelling wijzigt in het deelvenster Apparaatstatus, dient u te controleren of er op uw computer een corresponderend font is geïnstalleerd en of dit font in Voorkeuren is toegewezen aan de taal. Als u bijvoorbeeld de taalinstelling van Adobe Device Central wijzigt in Japans maar geen Japanse fonts hebt geïnstalleerd of toegewezen in Voorkeuren, kan de Emulator geen tekst in het Japans weergeven. Opmerking: De taalinstelling in Device Central is vergelijkbaar met die in Flash Locale. De instelling geldt voor waarden geretourneerd door een hostomgeving zoals Flash Player of het besturingssysteem van het apparaat. De taalinstelling bepaalt ook de indeling die wordt toegepast op tijd en datum. Als bijvoorbeeld het Duits de ingestelde taal is, worden datum en tijd weergegeven als 20. Maerz 2006; voor het Engels is dat March 20, 2006. Opmerking: Gevorderde gebruikers die vertrouwd zijn met XML kunnen de talenlijst in het menu Taal nog uitbreiden. Hiervoor brengt u de nodige aanpassingen aan in het DeviceLanguages.lng-bestand in de map Devices waarin Adobe Device Central is geïnstalleerd. Onder Windows® XP is de standaardlocatie C:\Documents and Settings\gebruikersnaam\Local Settings\Application Data\Adobe\Adobe Device Central CS3. Onder Windows® Vista is de standaardlocatie C:\Users\gebruikersnaam\AppData\Local\Adobe\Adobe Device Central CS3. Voor Mac OS is de standaardlocatie: user folder/Library/Application Support/Adobe/Adobe Device Central CS3/Devices/devicelanguages.lng.
Zie ook “De toepassingstaal wijzigen” op pagina 8
De taal, tijdzone, datum of tijd wijzigen In Flash-toepassingen verschijnt op het Emulator-tabblad een deelvenster Apparaatstatus. De gegevens op het deelvenster Apparaatstatus zijn toegankelijk via fscommands in Flash Lite-inhoud. Het Emulator-tabblad slaat de instellingen voor Apparaatstatus in de toepassing op; ze worden niet opgeslagen met het apparaat. Voor het instellen van de tijdzone wordt het fscommand GetTimezoneOffset() uitgevoerd. Mogelijk wilt u een script testen waarin een bepaalde handeling is opgenomen die voorkomt tijdens de overgang naar een andere tijdzone. De aanwezige opties voor de tijdzone volgen hetzelfde patroon als de tijdzone-instellingen in het configuratiescherm van Windows. Voor het instellen van datum of tijd wordt het fscommand getDate() of getTime() uitgevoerd. De fscommands bezorgen de informatie over datum en tijd uit het besturingssysteem van het apparaat aan de Flash-toepassing. ❖ Kies in het deelvenster Apparaatstatus een andere taal, tijdzone, datum of tijd.
Het volume- of batterijniveau wijzigen U kunt het volume- of batterijniveau wijzigen om feitelijke apparaatsomstandigheden te simuleren. U kunt bijvoorbeeld het batterijniveau verlagen tot 10% zonder erop te hoeven wachten dat dat ook in werkelijkheid zo gebeurt. Dit is nuttig om bijvoorbeeld te testen of er een indicatie Batterijniveau Laag verschijnt zodra die tot een bepaald niveau gezakt is. 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een Flash-bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Open een bestand in Flash en selecteer Beheer > Film Testen. 2 Breid op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Apparaatstatus uit. 3 Verschuif de volume- of batterijniveauslider om het niveau te verhogen of te verlagen.
DEVICE CENTRAL 38 Handboek
Een externe energiebron simuleren 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een Flash-bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Open een bestand in Flash en selecteer Beheer > Film Testen. 2 Breid op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Apparaatstatus uit. 3 Selecteer Lader.
Netwerkopties en Flash Lite fscommands In Flash Lite kunt u opdrachten en eigenschappen toewijzen aan het verkrijgen van verbindings- en netwerkstatusinformatie. De opties in het Adobe Device Central deelvenster Netwerk versturen de volgende fscommand2() opdrachten:
•
+GetNetworkName
•
+GetNetworkGeneration
•
+GetNetworkStatus
•
+GetNetworkConnectStatus
Opmerking: Meer informatie over deze opdrachten vindt u in de Flash Lite-documentatie. De opties in het Adobe Device Central deelvenster Netwerk hebben betrekking op de volgende fmcommand2() opdrachten:
•
+Name=>GetNetworkName (geef hier een aangepaste netwerknaam op die de emulator als test moet retourneren)
•
+Generation=>GetNetworkGeneration
•
+Connection=>GetNetworkConnectStatusfscommand2
•
+Status=>GetNetworkStatus
Netwerkinformatie wijzigen Het deelvenster Netwerk simuleert geen feitelijke netwerkomstandigheden (omdat er zoveel variabelen in voorkomen), maar kan wel bepaalde gevallen uittesten zoals ActionScript-code in het inhoudsbestand die een waarschuwing moet genereren als er voor het mobiele apparaat geen netwerk beschikbaar is. 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een Flash-bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Open een bestand in Flash en selecteer Beheer > Film Testen. 2 Breid op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Netwerk uit. 3 Pas de instellingen waar nodig aan.
Over blijvende opslag De Flash Lite-versie van de SharedObject-klasse biedt mogelijkheid tot blijvende gegevensopslag op het apparaat. SWFbestanden kunnen gegevens opslaan in het apparaat wanneer dat wordt afgesloten en die gegevens opnieuw laden uit het apparaat wanneer dat opnieuw wordt geopend. Meer informatie vindt u in de Flash Lite 2.0-documentatie. In het Adobe Device Central deelvenster Blijvende opslag kunt u zien hoe vol de gegevensopslag voor een bepaald apparaat al is. De indicatie Gebruikt/Vrij is een waarde die geldt voor de afzonderlijke apparaten; als verschillende SWF-bestanden naar de blijvende opslag schrijven, is deze waarde de som van alle gegevens.
DEVICE CENTRAL 39 Handboek
De hoeveelheid blijvende opslag wijzigen 1 U opent het Emulator-tabblad op één van de volgende manieren:
• Vanuit Adobe Device Central selecteert u Bestand > Openen, navigeert u naar een Flash-bestand en dubbelklikt u op het bestand.
• Open een bestand in Flash en selecteer Beheer > Film Testen. 2 Breid op het Adobe Device Central Emulator-tabblad het deelvenster Blijvende opslag uit. 3 Om de opgeslagen gegevens over het apparaat dat u emuleert, te wissen, klikt u op Leeg. Het Emulator-tabblad verwijdert alle blijvende objecten voor alle inhouden die op dat apparaat zijn getest en voert uw inhoud opnieuw uit. Opmerking: De Flash Lite-versie van de SharedObject-klasse ondersteunt het uitwisselen van data tussen verschillende SWFbestanden niet en beschouwt een gewijzigde versie van hetzelfde bestand zelfs als een ander bestand. Dit heeft tot gevolg dat als hetzelfde bestand steeds opnieuw wordt getest, de blijvende opslag al snel kan aangroeien.
Informatie verkrijgen uit het Flash Output-venster Het Flash Output-venster in Adobe Device Central en het Output-venster in Flash sporen dezelfde berichten in parallel op. In Flash wordt het Output-venster in de testmodus gebruikt. Het toont informatie die nuttig is bij het oplossen van problemen met een SWF-bestand. In Adobe Device Central is het Flash Output-venster een zwevend venster dat automatisch opent als zich een fout voordoet in het Flash-bestand dat u aan het testen bent. Het Flash Output-venster in Adobe Device Central kan vier soorten berichten tonen: Overtrekken, Info, Waarschuwing en Fouten. Opmerking: U kunt gedetailleerde informatie vinden over overtrekken-, info-, waarschuwings- en foutberichten in het Flash helpsysteem. 1 Open een Flash-bestand in Adobe Device Central. 2 Selecteer Weergave > Flash Output > Tonen. 3 Verricht één van de volgende handelingen, zoals die gevraagd wordt:
• Om een bepaald soort bericht te tonen of verbergen: selecteer opnieuw Weergave > Flash Output > Tonen en selecteer of deselecteer Opsporen, Informatie of Waarschuwingen.
• Om de lengte van de weergegeven tekstregels te wijzigen: selecteer Weergave > Flash Output > Tonen en selecteer of deselecteer Automatische Terugloop. (Als automatische terugloop is geselecteerd lopen lange tekstregels in het Outputvenster automatisch terug zodat u de horizontale schuifbalk niet hoeft te gebruiken om al de tekst te zien.)
• Om de inhoud te wissen, klikt u op de pop-upmenuknop boven de verticale schuifbalk en kiest u Wissen. • Om tekst te kopiëren selecteert u de tekst in het Outputvenster, klikt u op de pop-upmenuknop boven de verticale schuifbalk en kiest u Kopiëren.
40
Index A achtergrond 31
animaties
achtergrondbelichting instellen 32
apparaatkalibratie 35
Deelvenster Uitlijning 7
ActionScript
apparaatprofielen 10, 13
Deelvenster Weergave 7
apparaatsets
Design Center 4
op mobiele apparaten 22 Adobe After Effects
op mobiele apparaten 20
apparaten toevoegen 13
After Effects-inhoud optimaliseren voor mobiele apparaten 27
apparaten verplaatsen naar 13
inhoudstypen 32
importeren 14
mobiele inhoud testen die gemaakt is in 18
maken 11, 12
testdeelvensters 7 Adobe Design Center 4 Adobe Dreamweaver Dreamweaver-inhoud optimaliseren voor mobiele apparaten 28 mobiele inhoud testen die gemaakt is in 19 testdeelvensters 7 Adobe Flash Flash-inhoud optimaliseren voor mobiele apparaten 19 mobiele inhoud maken in 15 testdeelvensters 7 Adobe Help 1 Adobe Illustrator Illustrator-inhoud optimaliseren voor mobiele apparaten 26 inhoudstypen 32 mobiele inhoud testen die gemaakt is in 17 testdeelvensters 7 Adobe Photoshop inhoudstypen 32 mobiele inhoud testen die gemaakt is in 16 Photoshop-inhoud optimaliseren voor mobiele apparaten 26