Hoera een puppy!
Informatie over veelgestelde vragen en onderwerpen uit de dierenartspraktijk voor eigenaren van een nieuwe puppy
Inhoud: Uw pup
pag. 4
Vaccinaties
pag. 6
Ontworming
pag. 9
Vlooien en teken
pag. 12
Voeding
pag. 15
Identificatie en registratie
pag. 17
Algemene verzorging
pag.18
Castratie en sterilisatie
pag. 20
Gewicht
pag. 22
Het gewicht van uw puppy
pag. 25
Beweging
pag. 26
2
Opvoeding en gedrag Hoe socialiseer je een puppy?
pag. 29
Wat doe je als je puppy niet wil wandelen?
pag. 32
Wat doe je als je puppy ’s nachts huilt en blaft?
pag. 36
Wat doe je als je puppy in je handen bijt?
pag. 38
Puppy en kind(eren)
pag. 42
Zindelijkheid
pag. 43
Vuurwerk
pag. 44
Autorijden
pag. 45
pag. 46
Nog een aantal tips
3
Uw pup Hieronder kunt u de gegevens van uw eigen puppy invullen, verderop in het boekje staat ook de mogelijkheid om de gewichtstoename bij te houden van uw pup. Zo wordt dit boekje een handig naslagwerk voor veelgestelde vragen, met een leuke herinnering voor later. Naam:
Geboortedatum:
Geslacht:
Ras:
Kleur:
Chipnummer:
4
Foto: Plak hier een foto van uw puppy
5
Vaccinaties Waarom zou een hond gevaccineerd moeten worden? Iedere pup krijgt bij de geboorte antilichamen van de moeder mee tegen allerlei ziektes. Ook tijdens het zogen krijgen pups deze binnen. Als de pup bij de moeder weggaat zullen de antistoffen afnemen. Door te vaccineren blijven deze antistoffen op peil, of wordt de weerstand zelfs verhoogd. Om een goede basis op te bouwen hanteert Dierenkliniek Leezer het volgende vaccinatieschema: 6 weken leeftijd:
parvo en hondenziekte
9 weken leeftijd:
parvo en ziekte van weil (kleine cocktail)
12 weken leeftijd: hondenziekte, besmettelijke leverziekte, para-‐influenza, parvo en ziekte van weil. (grote cocktail) Na een jaar:
grote cocktail
Dit vaccinatieschema is een richtlijn. Sommige honden zijn anders of niet gevaccineerd als pup zijnde. In overleg met de dierenarts kan er dan een ander schema worden gehanteerd wat beter bij de pup past. 6
Om een goede bescherming (immuniteit) tegen bovenstaande ziektes te krijgen en te behouden is het nodig om ieder jaar te vaccineren. Voor een aantal ziektes geven vaccinaties een langduriger bescherming. Hierdoor kan er om het jaar afwisselend met de ‘grote’ en de ‘kleine’ cocktail gevaccineerd worden. Voor sommige ziektes (b.v. parvo) kunnen vaccinaties geen volledige bescherming bieden, maar wel wordt de kans vele malen kleiner dat de hond besmet zal raken en zullen bij besmetting de verschijnselen minder heftig zijn. Bordetella (kennelhoest) Als uw hond naar het pension gaat zal het pension een vaccinatie tegen kennelhoest eisen. Sommige pensions eisen dat de vaccinatie niet ouder is dan bijvoorbeeld 6 maanden of soms moet deze zelfs binnen een bepaalde tijd herhaald worden. Ieder pension heeft hier zijn eigen specifieke eisen voor. Informeer bij het pension waar uw hond naar toe gaat wat de specifieke eisen zijn. Heeft u een hond met platte snuit (bijvoorbeeld een bulldog)? Dan kan het zijn dat als deze kennelhoest oploopt de klachten een stuk erger zijn dan bij honden met een ‘normale’ snuit. Soms is het verstandig om deze honden ook standaard te vaccineren tegen kennelhoest. Als de pup nog niet het hele vaccinatieschema heeft doorlopen is het eigenlijk nog niet voldoende beschermd tegen allerlei ziektes. Soms wachten eigenaren daarom met het volgen van puppyklasjes of zelfs met het naar buiten gaan. Dit is een gemiste kans in de socialisatie (zie volgende alinea). De antistoffen van de moeder zijn niet plots verdwenen, maar lopen af. Daarbij wordt met het vaccinatie schema de immuniteit weer opgebouwd. 7
De socialisatie van een pup begint al vroeg, dus het is wel belangrijk dat deze (juist) vanaf jonge leeftijd kennis maakt met andere honden en alles wat de omgeving te bieden heeft. Doe het wel met gezond verstand. Ga niet naar veldjes waar alle honden uit de buurt hun behoefte doen, maar laat uw pup over de stoep wandelen en kennis maken met andere honden/kinderen/verkeer etc. Als de pup een nieuwe hond ontmoet, vraag dan altijd aan de eigenaar van de andere hond of deze gevaccineerd is. Op deze manier houdt u het risico van besmetting zo laag mogelijk en kan uw pup toch goed gesocialiseerd raken. Rabies (hondsdolheid) Als u met uw hond naar het buitenland gaat, bijvoorbeeld voor vakantie, is altijd een rabiës vaccinatie nodig. Binnen de EU mag er gevaccineerd worden met een vaccin dat 3 jaar werkzaam is. De vaccinatie moet minimaal 3 weken van te voren gegeven worden. Ook is een officiëel hondenpaspoort nodig en moet de hond gechipt zijn. Voor een aantal landen gelden andere invoereisen, net als voor de landen buiten de EU. Wilt u zeker zijn van de juiste voorbereidingen, informeer tijdig bij uw dierenarts of kijk op www.LICG.nl.
8
Ontwormen Ontworming is belangrijk. Niet alleen voor pups maar ook voor volwassen honden. Een hond kan ten alle tijden met wormen geïnfecteerd raken en spoelwormen zijn bovendien besmettelijk voor kinderen. Behalve spoelwormen zijn er nog meer wormsoorten waar uw huisdier mee besmet kan raken ( bv. haakworm en lintworm). Pups krijgen al in de baarmoeder en naderhand tijdens het zogen via de moeder standaard spoelwormen mee. De larf van een spoelworm maakt een trektocht door het lichaam, waardoor schade aan het lichaam kan ontstaan. Een ontwormingsmiddel zorgt ervoor dat de volwassen worm in het spijsverteringskanaal gedood wordt. Een dier is dus nooit compleet ontwormd. Om schade aan het lichaam te voorkomen is het dus belangrijk de pup regelmatig te ontwormen. Er zijn veel ontwormingsmiddelen in de vrije handel te krijgen. Dit zijn vaak ouderwetse medicijnen waar vaak al resistentie tegen bestaat. Vraag uw dierenarts naar de beste middelen.
Gaat u met uw pup/hond naar het buitenland? Bescherm uw hond dan ook tegen hartworm. 9
NB: als er geen wormen in de ontlasting gezien worden wil dit niet altijd betekenen dat de pup geen wormen heeft. De worm verblijft het liefst in de darm. Pas als er sprake is van overmatig veel wormen kunnen deze met de ontlasting mee naar buiten komen. De praktijk hanteert het volgende ontwormingsschema voor pups: 1x per maand tot een leeftijd van 6 maanden. Hierna adviseren wij iedere 3 maanden te ontwormen. Wanneer is uw pup ontwormd?
Datum
maand leeftijd (bij fokker) ____________
Ontwormingsmiddel
_______________________________________________
2 maanden leeftijd
____________
______________________________________________
3 maanden leeftijd
____________
______________________________________________
4 maanden leeftijd
____________
_______________________________________________
5 maanden leeftijd
____________
_______________________________________________
6 maanden leeftijd
____________
________________________________________________
9 maanden leeftijd
_____________
________________________________________________
12 maanden leeftijd
______________
_________________________________________________
10
Vlooien en teken In de warme zomermaanden worden de vlooien en teken weer actief. De afgelopen jaren ziet men (waarschijnlijk door de warme winters) steeds vaker vlooien en teken, ook in de koudere maanden. Vlooien veroorzaken vooral jeuk, maar bij sommige honden ook een vlooienallergie. Ook kunnen vlooien lintwormen overbrengen op uw huisdier. Teken kunnen ziektes overbrengen op uw hond,bijvoorbeeld ziekte van Lyme, en denk in het buitenland bijvoorbeeld aan babesiosis, (een parasiet die het bloed afbreekt).
Teken kunnen ook gevaarlijk zijn voor mensen
11
Het is dus belangrijk uw huisdier goed te beschermen tegen vlooien en teken. Het ene dier heeft meer last van vlooien en/of teken als het andere dier. Soms ligt dat aan de plaats waar het dier buiten komt, maar soms is het ene dier ook aantrekkelijker voor vlooien en/of teken dan het andere. Heeft u een hond die gevoelig is voor vlooien of een vlooienallergie heeft? Dan is het aan te raden het hele jaar door een anti-‐ vlooienmiddel te gebruiken. Bij honden die minder gevoelig zijn is het voldoende alleen in de warme zomermaanden het dier te behandelen. Dit geldt ook voor teken. Heeft uw hond regelmatig last van teken? Gebruik dan een tekenband of druppels tegen vlooien en teken.
12
Er zijn verschillende manieren om vlooien/teken te bestrijden. Zo zijn er pipetten voor in de nek, banden, shampoos, tabletten etc.
Er zijn een heleboel verschillende middelen tegen vlooien, teken en wormen. Na verloop van een aantal jaren raken deze middelen (m.n. de werkzame stof) verouderd en worden de parasieten hiertegen resistent. Het is daarom belangrijk om goed op de hoogte te blijven welke middelen een effectieve werking hebben en welke middelen niet. Vraag uw dierenarts om advies.
Gaat u naar het buitenland, laat u dan goed informeren over de parasieten die voorkomen in de landen waar u naartoe gaat of doorheen reist met uw huisdier.
13
Voeding: In principe heeft de praktijk geen voorkeur voor brokken of blikvoer. Wel zijn brokken als voedsel voor de pup beter voor het gebit, mits er goed op gekauwd wordt. Het is vooral belangrijk dat de hond het voer lekker vindt en dat hij/zij er goede ontlasting van heeft. De meeste commerciële voeders en zeker de grotere/bekendere merken zijn van prima kwaliteit. In dit voer zit alles wat uw pup nodig heeft. Het is aan te raden om bij de grote en reuzenrassen voeding op maat te geven. De z.g.n. ‘large breed’-‐ voeding. Door pups van grote rassen niet de juiste voeding te geven kunnen afwijkingen aan het beendergestel ontstaan. Laat u zich hierover goed informeren. Ook voor andere rassen bestaan er tegenwoordig allerlei soorten op maat samengesteld voer. Pups mogen zo’n 5 à 6x per dag gevoerd worden. Op de meeste verpakkingen staan richtlijnen voor de juiste hoeveelheid. Bij pups klopt dit vaak, maar uit ervaring blijkt dat dit bij de volwassen hond vaak teveel is. Houdt de aangegeven hoeveelheid aan als richtlijn, voer op het oog, d.w.z.: als uw hond te dik wordt van de hoeveelheden die aangegeven zijn, geef dan kleinere porties. Blijft uw hond slank, maar erg hongerig, geef dan iets grotere porties. De ene hond is tenslotte de andere niet. Naarmate de pup ouder wordt kunnen de maaltijden worden afgebouwd naar 2-‐3x per dag.
14
Gaat u wisselen van voeding: maak dan een geleidelijke overgang. Door plots over te stappen naar een andere voeding kunnen de darmen van uw hond van slag raken, met diarree als gevolg. U kunt de overgang bijvoorbeeld een week laten duren. Misschien ten overvloede, maar tafelresten, kruidig en vet (mensen) eten is niet goed voor de hond en in een aantal gevallen zelfs giftig (chocola).
15
Identificatie en registratie De tatoeage wordt al sinds 1998 niet meer in oren gezet. Sinds 1-‐1-‐2012 horen alle pups een chip te hebben. Het is belangrijk dat u als eigenaar uw huisdier op eigen naam laat registreren. Zo kan uw hond, mocht deze onverhoopt een keer weglopen, snel gevonden en thuisgebracht worden. Als de hond mee op vakantie gaat naar het buitenland is een chip verplicht. (Een tatoeage is voor het buitenland niet meer geldig.) NB. Gaat u verhuizen, vergeet dan niet uw gechipte huisdieren ‘mee te verhuizen’. Via de website van de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren (www.ndg.nl) kunt snel en makkelijk uw gegevens aanpassen.
16
Algemene verzorging Voor de verzorging van een hond geldt ook over het algemeen: jong geleerd is oud gedaan. Oefen met uw pup regelmatig een aantal handelingen die u belangrijk vindt voor uw hond. Bijvoorbeeld: -‐ Oren kijken -‐ Ogen kijken -‐ Tanden kijken -‐ Even de bek openen en bekijken (zoals bij een pil ingeven) -‐ Natte pootjes afdrogen en hierbij gelijk de nagels en tenen bekijken Langharige honden moeten op jonge leeftijd al leren geborsteld te worden. 17
Al deze handelingen zijn ook belangrijk voor als u een keer zelf uw hond moet behandelen. Als u wacht op het eerste moment dat uw hond bijvoorbeeld een keer een oogzalf nodig heeft, kan het een lastig gevecht worden. De hond zal dit als onprettig ervaren en de keer erop nog slechter willen meewerken. Op deze manier bent u verder van huis. Oefen op een geschikt moment. Dus niet als de pup nog uit moet en vol zit met energie. Ga eerst lekker wandelen, zodat de pup z’n energie een beetje kwijt is en dus meer ontspannen is. Gebruik een vaste volgorde met oefenen, zodat uw pup als gauw doorkrijgt wat de bedoeling is. Als u met uw pup een paar keer per week bovenstaande handelingen oefent op een leuke en positieve manier (met bijvoorbeeld iets lekkers als beloning achteraf) heeft u daar later veel profijt van. Bijkomend voordeel is dat u hierdoor goed weet wat de gezonde toestand van uw hond is. Mocht er inderdaad een keer iets afwijkends zijn, zal dit u ook eerder opvallen.
18
Castratie/sterilisatie NB: officiëel is de term sterilisatie de term voor het steriel (onvruchtbaar) maken van een dier en bij de term castratie spreken we van het verwijderen van de testikels en de baarmoeder. De meeste mensen zijn gewend om bij vrouwtje te spreken van sterilisatie en bij mannetjes van castratie. Hierom hanteert de praktijk voor het gemak de term sterilisatie bij een vrouwtje en de term castratie bij een mannetje. Sterilisatie Teefje Als u geen nestje wilt van uw hond, raden wij altijd aan om de hond te laten steriliseren. Laat u de teef niet steriliseren dan loopt zij op latere leeftijd een veel grotere kans op o.a. baarmoederontsteking, borsttumoren en/of suikerziekte. Er is nogal wat discussie over de leeftijd waarop het beste gesteriliseerd kan worden. Hier zijn wij als praktijk eenduidig over. Wij steriliseren pas na een bepaalde hormonale volwassenheid. D.w.z.: NA de eerste loopsheid. Het dier is dan voldoende hormonaal ontwikkeld en de groeischijven zijn gesloten. Om het risico van bloedingen tijdens de operatie tot een minimum te beperken wordt de operatie tussen 2 loopsheden in gepland. Over het algemeen wordt een hond 2x per jaar loops, dus wordt de operatie bij voorkeur zo’n 2-‐3 maanden na de eerste loopsheid uitgevoerd. Dierenkliniek Leezer kiest ervoor om de gehele baarmoeder te verwijderen, zodat ook in toekomst geen problemen aan de baarmoeder kunnen optreden. De dierenarts heeft tijdens de operatie gelijk een goed overzicht over wat zich in de buik afspeelt. Zijn alle andere organen normaal en netjes intact of zijn er bijvoorbeeld afwijkingen aan de baarmoeder te zien? 19
Castratie reu Bij een reutje gaat het anders. Reuen worden niet standaard gecastreerd. Castratie kan wel worden overwogen als de reu erg dominant is (al speelt hier ook vaak gedrag de grootste rol bij) of als de reu erg oversekst is. Dus als hij bijvoorbeeld buiten alleen maar bezig is met aan plasjes ruiken, als hij wegloopt van huis, in huis plast of niet meer wil eten zodra er een loopse teef in de buurt is. Bij bepaalde aandoeningen op latere leeftijd kan castratie soms een optie zijn. Soms zijn bepaalde gedragingen van de reu het gevolg van de pubertijd en de hormonale ontwikkeling. Om deze reden kunt u bij reuen het beste wachten tot zij eerst volwassen en volledig ontwikkeld zijn voordat u castratie overweegt.
20
Gewicht Wanneer is uw hond op een goed gewicht? Zoals bij het onderdeel voeding al besproken is, is iedere hond verschillend qua stofwisseling en bouw. Ook binnen de rassen, zelfs tussen broertjes en zusjes, zijn er verschillen in grootte, bouw en voedingsbehoefte. De adviezen die gegeven worden op de achterkant van een zak voer over de juiste hoeveelheid voeding zijn altijd richtlijnen! Puppy’s die volop in de groei zijn hebben behoefte aan veel energie. Op het moment dat de puppyfase overgaat in de juniorfase is vaak al veel minder voeding nodig. Is de hond uitgegroeid dan is er alleen nog voeding voor onderhoud nodig. Kijk dus goed naar uw eigen hond. Kunt u de ribben zien? Dan is hij te mager. Kunt u de ribben niet zien, maar wel makkelijk voelen, dan is hij/zij op een goed gewicht. Kunt u de ribben pas onder een laag vet voelen? Dan is uw hond te dik.
21
Kijk ook naar de bouw van uw hond. Bij bijvoorbeeld windhonden als de greyhound of de whippet zijn ribben vaak makkelijker zichtbaar dan bij bijvoorbeeld de labrador. Toch kunnen zij prima op gewicht zijn mits zij ook voldoende bespiering hebben. Heeft de hond een mooie opgetrokken buik? Of loopt de lijn vanaf z’n middel rechtdoor naar achter?
In de praktijk zien wij steeds vaker honden met overgewicht en alle gevolgen van dien. Heel veel te zware honden krijgen op latere leeftijd last van artrose. Ook het aantal patiënten met suikerziekte neemt hierdoor steeds meer toe. Verder loopt de te zware hond een verhoogd risico op hart-‐ en vaatziekten, blaasstenen en hebben zij een verhoogd risico tijdens een narcose. Ook hebben honden met overgewicht veel meer moeite met de ademhaling en beweging. In de zomermaanden hebben zij meer last van de warmte omdat ze simpelweg te goed geïsoleerd zijn.
22
Bij iedere hond die gecastreerd of gesteriliseerd is zal de stofwisseling veranderen. Zij hebben minder energie nodig. Het is dus niet zo dat honden na sterilisatie/castratie standaard dikker worden. De meeste eigenaren geven automatisch dezelfde hoeveelheid voer na de operatie als ervoor. Hierdoor zal de hond dikker worden. Bij voldoende beweging en minder eten kan de hond prima zijn ideale gewicht behouden. Mocht het toch gebeuren dat de hond te zwaar wordt, dan is het belangrijk dit overgewicht er weer af te krijgen. Over het algemeen is het een kwestie van minder eten geven en meer bewegen. U kunt van de hoofdmaaltijd makkelijk 1/3 afhalen. Verminder de tussendoortjes en ga vaker of langer wandelen. Gebruik als beloning geen snoepje meer, maar doe bijvoorbeeld een balspelletje. Op deze manier is de hond al snel het overgewicht kwijt. Soms is light-‐voer nodig om de hond op gewicht te houden. En in sommige gevallen is het zelfs nodig om de hond echt op een streng dieet te zetten omdat zij bijvoorbeeld enorm hongerig blijven. Hiervoor heeft de praktijk een geschikt dieetvoer, met een op maat gemaakt advies voor uw hond. Voor meer informatie hierover kunt u contact opnemen met de praktijk.
23
Het gewicht van uw puppy In deze gewichtsgrafiek kunt u de groei bijhouden van uw eigen puppy. Loop gerust de praktijk binnen om uw puppy te wegen.
24
Beweging Bewegen is heel belangrijk voor een hond. Dit geldt zowel voor de geestelijke als de lichamelijke conditie van een hond. Iedere hond moet z’n energie kwijt. Voor alle honden (groot en klein) geldt dat zij meerdere keren per dag naar buiten moeten. Niet alleen om te poepen en plassen, maar ook voor de wandeling zelf. Ze moeten snuffelen, bepaalde plekken markeren, hun geur afzetten en bewegen. Honden die niet voldoende naar buiten gaan, kunnen hierdoor probleemgedrag ontwikkelen. (denk aan overmatig blaffen en slopen). Door regelmatig te bewegen kan een hond zijn energie kwijt. Het verschilt natuurlijk per ras hoeveel beweging minimaal noodzakelijk is. Een jachthond heeft nu eenmaal meer beweging nodig dan een chihuahua. Maar een chihuahua is ook een hond en heeft ook behoefte aan wandelen en snuffelen. Voor de sportievere rassen geldt vaak dat zij wat meer beweging nodig hebben dan alleen het standaardrondje.
25
Voor de pup geldt altijd dat dit met kleine stukjes per dag wordt opgebouwd. Een pup van 8 weken is nog een ‘baby’ en heeft enorm veel indrukken te verwerken. Begin met hele kleine stukjes en bouw dit langzaam op. Zolang de hond nog in de groei is is het verstandig de gewrichten niet teveel te belasten. Rechtlijnig bewegen is daarom beter dan korte abrupte bewegingen en draaiingen. Dat wil niet zeggen dat u nooit balspelletjes o.i.d. met uw hond kunt doen. Maar doe het met mate en met gezond verstand.
26
Er bestaan veel fabels over pups en traplopen. Overmatige belasting aan de gewrichten is niet goed. Maar heeft u een labrador en woont u drie hoog? Dan komt er een moment dat tillen geen optie meer is. Laat de hond dan rustig zelf naar boven en naar beneden lopen. Houdt de hond aangelijnd op de trap en laat hem vooral niet naar beneden ‘denderen’. Op deze manier worden de gewrichten niet overdreven belast
27
Opvoeding en Gedrag Hoe socialiseer je een puppy? Tijdens de eerste maanden van zijn/haar leven moet je puppy leren op een ontspannen en vriendelijke manier om te gaan met mensen en dieren en zich op zijn gemak te voelen in zijn omgeving. Dit kun je bereiken door hem kennis te laten maken met zoveel mogelijk verschillende personen, beesten, geluiden en situaties (de zogenaamde ‘prikkels’). Geef je puppy voldoende mogelijkheden om nieuwe indrukken op te doen en stimuleer hem om de omgeving te onderzoeken. Neem hem regelmatig mee op uitstapjes en nodig mensen uit om bij je thuis je pup te ontmoeten. Door een lijst te maken van prikkels en situaties waar je puppy gedurende zijn leven contact mee krijgt, voorkom je dat je zaken over het hoofd ziet. Stel de puppy bloot aan deze prikkels op een positieve manier. Wat je moet doen: -‐ Vroeg beginnen is het beste. Vanaf 7 weken kan een onbekende prikkel voor een puppy angst veroorzaken en wordt zijn motivatie om onbekende dingen te onderzoeken snel minder. Begin dus zo vroeg mogelijk en zorg dat je de blootstelling aan prikkels regelmatig herhaalt tot de leeftijd van tenminste 6 liefst 12 maanden. -‐ Geef hem de tijd om op zijn eigen tempo de omgeving te verkennen zodat het verband dat hij met de prikkel legt neutraal of positief is. Gooi eventueel wat brokjes in de richting van de prikkel, speel met hem terwijl je in de richting van de prikkel loopt maar forceer hem niet. -‐ Als hij schrikt of terughoudend reageert, loop dan een stukje bij de prikkel vandaan zodat je pup kan herstellen. Wacht totdat hij voldoende moed heeft verzameld om opnieuw kennis te maken. Als hij zich achter je benen verstopt, blijf dan staan. Hij voelt zich veilig op die plek en zal sneller herstellen en opnieuw de situatie gaan onderzoeken. 28
-‐ Je hond andere mensen laten benaderen en dan een brokje of speeltje geven is beter dan dat de mensen hem benaderen en contact maken. Om te voorkomen dat hij overrompeld wordt moeten kennismakingen in het tempo van je pup plaatsvinden. -‐ Deelnemen aan een socialisatieklasje. Puppy’s kunnen vanaf de leeftijd van 7-‐8 weken deelnemen aan puppyklasjes op voorwaarde dat ze minimaal 7 dagen voor aanvang de eerste inenting hebben gehad en zijn ontwormd. Puppyklasjes zijn een ideale omgeving om je pup onder begeleiding te socialiseren en de eerste gehoorzaamheidscommando’s te leren. Bovendien krijg je adviezen over de opvoeding van de pup en kun je er terecht met je vragen.
29
Wat je niet moet doen: -‐ Wacht niet totdat hij volledig ingeënt is om infecties te voorkomen. Hoewel het immuunsysteem van de puppy zich nog ontwikkelt tijdens de eerste maanden, biedt de combinatie van immuniteit die hij van zijn moeder heeft gekregen, de eerste vaccinatie en voorzichtigheid voldoende bescherming. Het risico tot infectie is relatief klein in vergelijking met het risico tot het ontwikkelen van gedragsproblemen zoals angst of agressie. Als je wacht totdat je puppy 12-‐14 weken is, de leeftijd van de laatste inenting, is zijn angst voor onbekende zaken sterk ontwikkeld en de kans dat hij een angstprobleem krijgt en niet meer leert wennen aan onbekende prikkels en personen groot. Ga niet naar hondentoiletten, draag hem als je twijfelt over de hygiëne op een bepaalde plaats. -‐ Overdrijf niet door je pup geen kalm moment meer te gunnen. Een puppy heeft nog veel rust nodig. Laat ontmoetingen zo normaal mogelijk verlopen en doe niet overdreven wild of enthousiast. -‐ Hem zo enthousiast maken dat hij naar iedereen wil en niet meer onder controle is te houden als hij andere mensen of honden ziet. Jij kunt hem een brokje geven als hij langs iemand loopt. Zo blijft zijn aandacht op jou gericht en wordt hij niet de plaag van de buurt die tegen iedereen opspringt om te begroeten. Of die altijd aangelijnd moet zijn tijdens het wandelen omdat hij er steeds vandoor gaat. -‐ Dwing je pup niet om contact te maken met dingen of personen waar hij terughoudend of bang voor is. Je maakt hem banger. Geef hem tijd om zelf te herstellen en te beslissen de prikkel alsnog te benaderen. Geef hem dan iets lekkers. Zo legt hij alsnog een positief verband met de prikkel.
30
Wat doe je als je puppy niet wil wandelen? Puppy’s reageren vaak niet zo enthousiast als je ze het halsbandje om doet en wilt gaan wandelen. Ze lopen mee tot het einde van het tuinpad waarna ze plotseling stilstaan of gaan zitten. Ze kijken om zich heen en weigeren nog een stap te verzetten. Ook tijdens de wandeling besluiten ze geregeld: ‘Tot hier en niet verder’. Het spreekwoord ‘onbekend maakt onbemind’ is hier van toepassing. Je pup is op dit moment geen stijfkop maar onzeker. In zijn bekende omgeving, je huis en tuin, voelt hij zich veilig. Hij is aan de voorwerpen, geluiden en personen gewend geraakt. Als je hem mee wandelen neemt, haal je hem uit zijn veilige omgeving en stel je hem bloot aan nieuwe geuren, geluiden, personen, dieren en voorwerpen zoals verkeer, vuilnisbakken en kinderwagens. Je pup weet niet wat hij moet verwachten waardoor hij onzeker wordt. Voordat hij de grote wijde wereld inloopt, wil hij eerst even de kat uit de boom kijken. Jonge puppy’s benaderen en onderzoeken onbekende voorwerpen en personen onbevangen. Hierdoor leren ze in een razend tempo hoe de wereld in elkaar zit. Vanaf vijf weken neemt de bereidheid om argeloos te onderzoeken af en de angst voor onbekende zaken toe. Wanneer ze weigeren verder te lopen geven ze aan dat ze de situatie nog niet helemaal vertrouwen. Geef je puppy de tijd om even poolshoogte te nemen en overtuig hem dat de situatie in orde is.
31
Wat je moet doen: De situatie minder bedreigend maken. -‐ Door hem op zijn gemak poolshoogte te laten nemen kan hij voldoende rust en zelfvertrouwen krijgen om verder te lopen. Als hij achter je benen gaat staan, stap dan niet weg. Hij voelt zich veiliger als hij zich een beetje kan verstoppen en zal zijn schuilplaats verlaten als hij even heeft kunnen wennen. -‐ Laat kinderen of iemand die hij kent voorop lopen. Vaak volgt de pup spontaan. -‐ Ga wandelen met een andere hond waar je pup een goede relatie mee heeft en die niet bang is, zodat hij ervaart dat er geen reden tot onzekerheid is en het goede voorbeeld kan volgen. -‐ Doe je pup een Adaptil halsband om. Deze halsband scheidt geruststellende feromonen uit waardoor je pup minder bang reageert in nieuwe situaties en sneller went. -‐ Til je puppy op en draag hem een stukje. Zet hem na een paar meter weer op de grond en loop vrolijk pratend verder. De situatie leuk maken. -‐ Praat vrolijk tegen je puppy. Probeer hem te lokken door gekke geluidjes te maken en zijn aandacht op jou te richten. Door hem af te leiden zal hij minder aandacht hebben voor de omgeving. Bovendien laat je hem zien dat er geen reden tot ongerustheid is. -‐ Neem een speeltje mee en probeer hem te verleiden tot een spelletje. Een voorwerp aan een koord dat je over de grond sleept werkt goed. Je kunt hem ook uitdagen met zijn favoriete piepbeest en al spelend een eindje wandelen. Meestal is dit voldoende om hem over de drempel heen te helpen. -‐ Een brokje of snoepje kan helpen om hem te verleiden verder te lopen. 32
Wat je niet moet doen: De situatie vervelender maken. -‐ Door boos te reageren maak je de situatie onaangenamer voor je puppy en overtuig je hem niet dat er geen reden tot ongerustheid is. -‐ Door hem te dwingen verder te lopen door bijvoorbeeld aan de riem te trekken maak je hem angstiger en wordt het in de toekomst moeilijker om hem ervan te overtuigen dat wandelen leuk is.
33
Lange termijn tips: -‐ Om zich zeker te voelen in onze samenleving en in de toekomst van gezamenlijke uitstapjes en wandelingen te kunnen genieten en niet bang te worden, moet je je puppy blootstellen aan zoveel mogelijk verschillende situaties op een prettige manier. Zo leert hij dat de wereld veilig is. Neem hem dus meerdere keren per dag mee naar buiten en probeer wandelingetjes in verschillende omgevingen te maken. Loop niet steeds hetzelfde rondje. Je puppy heeft variatie nodig. -‐ Begin vanaf de leeftijd van 7 weken je puppy overal mee naar toe te nemen. Hoe ouder hij is, hoe minder nieuwsgierig en hoe sterker zijn angstreactie in een onbekende omgeving. Naarmate de pup ouder is wordt het moeilijker om hem over zijn onzekerheid heen te helpen. Voorkom plaatsen waar heel veel honden komen in verband met infectie gevaar of draag je puppy. -‐ Puppy’s die voor het einde van de socialisatie periode (12-‐14 weken) geregeld worden blootgesteld aan verschillende omgevingen waaronder drukkere stedelijke omgevingen, ontwikkelen minder agressie-‐ en angstproblemen naar onbekende personen en gedragen zich op de leeftijd van 1 jaar vriendelijker naar onbekende personen en honden. -‐ In de praktijk proberen wij om een positieve associatie te maken met het bezoek aan de dierenarts zodat dit in de toekomst weinig problemen zal geven.
34
Wat doe je als je puppy ’s nachts huilt of blaft? Honden zijn sociale dieren. Dat betekent dat ze in een groep leven en dat ze zich veilig voelen wanneer ze contact hebben met andere individuen zoals honden of mensen. In het nest heeft de pup gezelschap gehad van zijn nestgenootjes, zijn moeder en misschien de familieleden van de fokker. Als hij van de groep gescheiden wordt, raakt hij van streek en zal luid beginnen te blaffen of huilen. Dit is het signaal voor zijn moeder om hem te gaan zoeken en terug te brengen bij de groep. Nu je pup bij jou woont vervang je de rol die zijn moeder en nestgenootjes hebben vervuld. Zijn nieuwe gezin wordt het gezelschap waar hij bij wil zijn. Heeft hij geen contact met de groep, dan raakt hij van streek en begint te huilen of te blaffen. Dit zal stoppen zodra hij weer gezelschap heeft en zich niet langer alleen voelt. Wanneer hij meer gewend raakt aan zijn nieuwe omgeving, zal hij zich sneller op zijn gemak voelen en ontspannen blijven als hij alleen is. Wat je moet doen: -‐ Blijf bij je puppy: Help hem de eerste nachten door en laat hem niet alleen. Geef hem de tijd om te wennen aan zijn nieuwe omgeving. Leer hem eventueel wennen aan een bench. Maak die heel comfortabel. Leg er een zacht dekentje in, een warme kruik in een zachte handdoek gewikkeld. Geef hem een veilige zachte knuffel om tegenaan te kruipen en zet de bench naast je bed of zet de bench beneden en ga de eerste nachten beneden slapen. Je puppy moet je vanuit zijn slaapplaats kunnen zien en eventueel mag je hem zachtjes strelen totdat hij in slaap valt. Praat rustig en geruststellend tegen hem. -‐ Plaats een Adaptil verdamper zo dicht mogelijk in de buurt van de bench of spray wat Adaptil op zijn dekentje. Adaptil bevat een geruststellend feromoon waardoor het voor je pup makkelijker is om te ontspannen. -‐ Zet je pup overdag ook zo nu en dan in de bench. Blijf de eerste keren bij hem in de buurt. Ga bijvoorbeeld een boek lezen. Als hij rustig is, probeer dan 35
kort de ruimte te verlaten. Kom terug voordat hij begint te piepen of blaffen. Geleidelijk kun je hem langer alleen laten. -‐ Als je pup gewend is aan zijn bench en nieuwe omgeving kun je de bench stapsgewijs verder weg van de slaapkamer plaatsen of als je beneden hebt geslapen weer naar bed gaan. Wat je niet moet doen: -‐ Laat je niet misleiden door te denken dat hij zijn zin aan het doordrijven is en probeert de baas te spelen. Je puppy is bang! -‐ Straf niet. Je pup is al van streek. Als je dan binnen komt gestormd en op hem moppert of op de deur slaat, wordt de situatie nog verontrustender en zal hij harder gaan blaffen. Soms stoppen ze met blaffen als ze zijn gestraft omdat ze niet meer durven. Het probleem is daarmee niet opgelost. Je pup blaft niet meer maar zit nu misschien bibberend van ellende in een hoekje.
36
Wat doe je als je puppy in je handen bijt? Als je je puppy wilt aaien, kan hij hierop reageren door in je handen te bijten of te kauwen. Puppy’s onderzoeken de wereld met hun bek en maken contact met andere individuen met hun bek. Zo gebruiken ze een kort beetje om uit te nodigen tot spel en ‘bijten’ in elkaar tijdens het spelen. De reden waarom puppy’s zoveel bijten is dat ze de hardheid van hun beet moeten leren kennen en beheersen. Zodra ze een andere pup pijn doen en deze gilt, zullen ze loslaten. Hoewel de bedoeling van je puppy niet onvriendelijk is, kan het bijten heel pijnlijk zijn door de vlijmscherpe tandjes en door de slechte zelfbeheersing en hardheid van de beet van sommige puppy’s. Als het gedrag niet wordt gestimuleerd en beloond verdwijnt het puppy-‐bijtgedrag meestal vanzelf.
37
Wat je moet doen: -‐ Biedt een alternatief aan. Wil je je puppy aaien? Geef hem dan iets om op te kauwen. Veel puppy’s hebben een voorkeur voor een gerolde kauwstaaf, dus zonder knopen aan het uiteinde. Je pup zal op de kauwstaaf gaan knagen en met je andere hand kun je hem strelen. Neem altijd een grote kauwstaaf. De bedoeling is dat hij hem niet kan doorslikken. Te kleine kauwstaven of kauwplakjes kunnen als ze week worden een slikreflex veroorzaken en in de keel van je puppy klem komen te zitten. -‐ Laat merken dat het pijn doet. Zodra je puppy in je handen bijt, zeg dan luidt ‘auw’ verstijf beweeg niet meer en kijk kwaad. Stopt hij met bijten, ontspan dan en kijk vriendelijk. Blijft hij bijten sta op en loop weg. Zo leert hij dat bijten het einde van het contact betekent. Puppy’s zijn erg gesteld op gezelschap en zal het weglopen als vervelend ervaren. -‐ Gebruik een huislijn voor de echte doorbijters. Sommige puppy’s komen achter je aan gelopen als je wegloopt nadat je ’auw’ hebt geroepen of bijten plotseling in je benen. Bevestig dan een huislijn aan de halsband of het tuigje van je puppy. Een huislijn is een puppy riempje van ongeveer 50 cm lang waar het handvat af is geknipt zodat het niet klem kan komen te zitten achter voorwerpen. Je puppy draagt de huislijn voortdurend totdat het probleemgedrag is opgelost. Bijt hij, neem dan de huislijn vast en zet hem even zonder iets te zeggen op een plek waar hij alleen is. Het kan handig zijn om bijvoorbeeld in de keukendeur of een deur naar de gang een kinderhekje te plaatsen. Na een paar minuten doe je het hekje weer open. De opzet is dat hij leert van de gevolgen van zijn eigen gedrag, niet dat jij hem dwingt aan je hand te likken en dit vervolgens een vervelende ervaring is. -‐ Zorg dat je altijd voldoende speeltjes hebt waar je pup zijn kauwbehoefte op kan richten. -‐ Wissel de speeltjes eens om. Door ze een tijdje weg te pakken en andere speeltjes te geven blijven ze interessanter. 38
Wat je niet moet doen: -‐ Spelen met je handen. Door je vingers of je hand in zijn bek te steken leert je puppy dat spelen met handen leuk is en zal het ongewenste gedrag toenemen. -‐ Straffen: door bijvoorbeeld op zijn neus te slaan. Hoe meer je gaat bewegen of een interactie aangaat hoe meer je puppy zal reageren. Zo hard slaan dat het pijn doet maakt je puppy bang voor handen. NB: Het is nooit goed om een pup te slaan, de pup zal niet begrijpen en alleen angstig worden. Wel kan je een pup ter bestraffing stevig in de nekvel grijpen. (nooit schudden!)
39
Pup en kind: Laat je pup nooit alleen met kinderen, ook kinderen kunnen onvoorspelbaar zijn en kunnen de signalen die de hond geeft nog niet goed waarnemen. Laat de pup niet op de bank of op bed, dit is om te voorkomen dat ze letterlijk hoger als de rest van het gezin gaan staan. Laat kinderen geen trekspelletjes doen, of op de grond gaan liggen met de pup dit om de zelfde reden van rangorde en dus veiligheid. Belonen kan op verschillende manieren, dit ligt er gewoon aan waar je pup gevoelig voor is. -‐ Aai -‐ Aandacht -‐ Je stem -‐ Klikkers (evt. een koekje, maar wel met mate)
40
Zindelijkheid: Het is belangrijk dat je de pup buiten zindelijk maakt en niet op een krant. (een krant geeft teveel verwarring, je wil uiteindelijk dat hij buiten alles gaat doen). Kies je momenten om naar buiten te gaan: •
als je pup net wakker wordt
•
als je pup net heeft gegeten
•
als er net druk gespeeld is
Na deze activiteiten de pup gelijk buiten zetten en als hij dan wat buiten doet, dit goed belonen. Leer je pup direct aan alles op bijvoorbeeld gras te doen en niet eerst op de stoep. Als er binnen een ongelukje gebeurd wrijf de pup dan niet met z’n neus erdoorheen en wordt niet boos, ga gewoon direct weer naar buiten. Doet de pup buiten geen plas dan is dit geen probleem. De pup zal uiteindelijk de associatie leggen tussen ‘plassen’ en ‘buiten’. De ene pup is sneller dan de ander. Het is vooral een kwestie van volhouden, en het komt altijd goed!
41
Vuurwerk: Veel honden hebben angst voor vuurwerk of angst voor harde geluiden (onweer). Hier is goed iets aan te doen en het is ook goed te voorkomen. Op de praktijk hebben wij een pakket waarmee u zelf aan de slag kunt om angst voor harde geluiden te voorkomen. Start hier ruim van te voren mee (medio september). Op deze manier hoeft oud en nieuw helemaal geen problemen te geven voor uw puppy.
42
Autorijden Auto rijden is niet voor alle pups even leuk, ze kunnen wagenziek worden en hier dus een negatieve associatie mee maken. Maak in het begin de autorit niet te lang, en geef kort van te voren geen eten. Beloon achteraf het gedrag van de pup op een positieve manier. Als ondersteuning kan de Adaptil spray in de auto worden gebruikt
.
43
Nog een aantal tips: Geef je pup een eigen plek, dit kan een mand, kussen of bench zijn. Hier kan hij dan gaan liggen als er bijvoorbeeld gegeten wordt, of als hij zich zelf wil terug trekken als er veel visite komt. Dit moet voor hem een veilige,rustige plek zijn. Laat dan ook niet toe dat er mensen of kinderen naar de pup toegaan als hij zelf geen toenadering zoekt, dit kan anders erg beangstigend zijn en het is voor de pup zijn veilige plek.
Verder geldt voor de hele opvoeding: wees duidelijk en blijf consequent. (ja is ja en nee is nee). Bedenk van te voren welk gedrag u van uw pup op volwassen leeftijd ook wilt zien en beloon dit gedrag. Niet alle pups leren even snel, maar uiteindelijk krijgen ze altijd door wat de bedoeling is. Blijf positief en geduldig. Op deze manier zal uw hond opgroeien tot een stabiel en gezellig gezinslid. 44
Dit boekje wordt u aangeboden door Bianca en Valesca, assistentes van Dierenkliniek Leezer Dierenkliniek Leezer
Generaal Eisenhowerplein 8 2284XV Rijswijk Tel: 070-‐3933851 Fax: 070-‐3960146 www.leezer.nl
Openingstijden: De kliniek is geopend van 9:00 – 19.30 Spreekuren:
9:00-‐9:30 en 13:00-‐14:00 En verder volgens afspraak Bronvermelding opvoeding en gedrag: Davalon 2012
45