Hoe werkt het antwoordblad? Kijk je antwoorden zelf na met dit antwoordblad. Bij sommige vragen kun je 1 punt verdienen, bij andere vragen kun je meer dan 1 punt verdienen. Hieronder zie je een voorbeeld hoe je moet nakijken.
Vraag: Leg uit hoe je over moet steken.
Antwoord op het antwoordblad: Kijk naar links (½), dan naar rechts (½), dan nog eens naar links (½). Als er niets aan komt, mag je oversteken.(½)
Antwoord van Joep: Eerst kijk je naar links, dan kijk je naar rechts. Als er niets aan komt, mag je oversteken. Bij deze vraag heeft Joep in totaal 1½ punt gescoord.
Tel je punten bij elkaar op en zet het aantal in het lege vakje onder ieder werkblad. Doe het wel eerlijk!
Antwoordblad Luchtdruk 1. Met welk instrument meet je luchtdruk? Luchtdruk wordt gemeten met een barometer. (1)
2. Lucht drukt … C) …van alle kanten op een voorwerp (1)
3. Wat gebeurt er als de snelheid van lucht toeneemt? De luchtdruk neemt dan af. (1)
4. Kras het foute antwoord door: Lucht stroomt altijd van een plaats met een hoge luchtdruk naar een plaats met een lage luchtdruk. (1)
5. Waarom is dat zo? Als je ergens meer lucht in doet, wordt de luchtdruk daarin hoger. (1) Lucht probeert overal een gelijke druk te hebben. Als op een andere plaats de luchtdruk laag is, wil de lucht dus naar die plaats toe om een gelijke druk te krijgen! (1) We kunnen het ook zo uitleggen: Op tafel staan twee vazen met balletjes. In de eerste vaas zitten 8 balletjes. In de tweede vaas zitten 2 balletjes. Hoe meer balletjes in de vaas zitten, hoe zwaarder die vaas is. En daardoor drukt de eerste vaas meer op de tafel dan de tweede vaas! Als je de druk gelijk wil hebben, dus als de eerste vaas en de tweede vaas evenveel op de tafel wilt laten drukken, moeten er balletjes van de volle vaas naar de lege vaas. Dus van de hoge druk naar de lage druk. Pas als in allebei de vazen 5 balletjes zitten is de druk gelijk!
!!! Niet vergeten: schrijf het aantal punten op het werkblad!
Antwoordblad Stuwkracht 6. Wat zou het leuk zijn om eens door de lucht te zweven! Maar…elke keer als je springt, kom je gewoon weer terug naar de grond. En ook een bal die je de lucht in gooit, komt net zo hard weer terug. Welke kracht zorgt hiervoor? De zwaartekracht. (1)
7. Wie maakte de eerste beschrijving van deze kracht? Isaac Newton was de eerste die een beschrijving maakte van de zwaartekracht. Zwaartekracht wordt ook uitgedrukt in Newton. (1) 8. Welke kracht heb je nodig om een vliegtuig vooruit te laten bewegen of een raket omhoog te laten schieten? Daarvoor heb je stuwkracht nodig. (1)
9. Bij vraag 6 en 8 heb je een kracht ingevuld. Welke kracht hoort bij welke pijl? A = Zwaartekracht (1) B = Stuwkracht (1)
10. Waarmee wordt de kracht uit vraag 8 bij een raket opgewekt? B) De explosie die uit de motoren komt (1)
11. Hoe groot is de stuwkracht op het moment dat het opstijgen begint? B) Gelijk aan de zwaartekracht (1)
12. En hoe groot is de stuwkracht als de raket aan het opstijgen is? C) Groter dan de zwaartekracht (1)
!!! Niet vergeten: schrijf het aantal punten op het werkblad!
Antwoordblad Proefjes 13. Laat nu het tuutje van de ballon los. Wat zie je? De ballon loopt leeg en vliegt langs het touwtje. (1)
14. Bekijk de werkbladen over luchtdruk en stuwkracht nog eens. Hieronder staat een plaatje. •
Teken een pijl die laat zien welke kant de lucht is opgegaan toen je het tuutje van de ballon losliet. Zet bij die pijl “Lucht”. (1)
•
Teken ook een pijl die laat zien welke kant de ballon opgegaan is. Zet bij die pijl “Ballon”. (1)
15. Waarom ging de lucht die kant op? Gebruik het begrip “luchtdruk”. De luchtdruk in de ballon was hoger dan buiten de ballon. (1) Lucht wil altijd van een hoge luchtdruk naar een lage luchtdruk om een gelijke druk te krijgen. Daarom wilde de lucht uit de ballon. (1) 16. Waarom ging de ballon de andere kant op? Hoe heet de kracht die daar voor zorgt? De lucht wilde uit de ballon. Er was maar één kant waar de lucht uit kon: het tuutje. De ballon werd vooruit geduwd.(½) Dit komt door de stuwkracht. (1)
17. Welke richting wil de ballon nu op? B) Naar links (1)
18. Streep het foute antwoord door: De ballon ging nu langzamer dan zonder dichtgeplakt tuutje. (1)
19. Streep het foute antwoord door: De lucht kan minder snel uit de ballon. Hierdoor wordt de stuwkracht kleiner. (1)
20. Stel: De motor van een raket werkt niet goed. Daardoor kan er veel te weinig lucht uit de onderkant van de raket komen. De stuwkracht wordt daardoor kleiner dan de zwaartekracht. Gaat de raket nu nog de lucht in? Waarom wel / niet? Nee, de zwaartekracht duwt zwaarder omlaag dan de stuwkracht omhoog. (1) 21. Leg nu hieronder uit hoe het lanceren van een raket werkt. Zorg er voor dat je de begrippen luchtdruk”, “stuwkracht” en “zwaartekracht” gebruikt. Je mag ook het plaatje hieronder gebruiken bij je uitleg. Hier kun je bijvoorbeeld pijlen in tekenen. De motoren van de raket veroorzaken een explosie. Door deze explosie ontstaan gassen (lucht). (½) De luchtdruk in de raket is groter dan buiten de raket. De gassen willen naar buiten om een gelijke druk te maken. (½) Ze kunnen er maar aan een kant uit: de onderkant. Doordat de lucht aan de onderkant er uit gaat, wil de raket naar boven. Dit is de stuwkracht. (½) De zwaartekracht duwt de raket naar beneden. (½) Als de stuwkracht groter is dan de zwaartekracht, stijgt de raket op.(½)
!!! Niet vergeten: schrijf het aantal punten op het werkblad!