"Hij reed zich te pletter met zijn Fiat 500" ‘Mijn ene broer is in 1985 in een achtergasse in Haarlem des nachts om half vier na cafébezoek aan een homo tent vermoord door een konnektie uit de drugssien, mijn andere broer reed zichzelf te pletter met zijn fiat 500 tegen de nachtbus van Zandvoort, nadat ik hem Walging in de luukse editie van Sartre te le zen gaf en een zakbijbel met duimgrepen in luuk se uitvoering op zijn verjaardag kado deed waar hij helemaal niet blij mee was als agnost. Goud op snee, dat wel, dus hij heeft het boek toen maar naar de lommerd gebracht. Hij had net zijn Goggomobiel ingeruild voor een derde hands Fiat met heel veel gebreken. Regelmatig hield hij het stuurwiel in de handen dat zich los vocht van de stuurkolom in haarspeld bochten in de bergen en lieten bij honderdtien k.m. per uur de ruitenwisser, koplampen en alle vier wielen los van de as sen en rolden de autobanden als in een tekenfilm gewoon zelfstandig naast de wagen over het asfalt verder. Als je schakel de met je pientere pookje vlogen de tandwielen rond je oren. Een puike deal, maar levensgevaarlijk. Die auto was gekocht bij de garage Loop&Sloop in het Belgiese Etterbeek, een garage van de vennoten Beun&de Haas. Belde je Beun dan kreeg je te horen dat hij niet aanwezig was en vroeg je waar de Haas dan was, dan bleek hij net even missen. De lijfspreuk van het sinister ogen de duo Beun&de Haas was dezelfde als van de te vroeg overleden copywriter Mike Bibikow : ‘Als ze me roepen, dan ben ik poepen en als ze me missen dan ben ik pissen !’ Een one liner als fundament onder hun floreren de zaak totdat er klachten kwamen in een telelevisierubriek, toen was het snel einde verhaal en regende het honderden aan klachten van oplichting, valsheid in geschrifte en bedreigingen tegen het leven met geweld, een situtatie die leidde tot een reeks civiele zaken waar zelfs Bram Mosco witz niets meer in zag. De begrafenis van mijn broer, dat postume feestje, werd gehouden op Driehuis Westerveld. Als ik ergens niet wil liggen …Het is er mij gewoon veel te druk. Al die autos en dat gehuilebalk. Ik heb al genoeg aan mijn hoofd. Ik wil alleen nog maar rust aan mijn kop. Daarna heb ik de konsekwentie van het evenement getrokken. Ben het eerst de beste cafee in Santpoort in gestapt , ik geloof dat het de Halve Maan heette en heb me uren lang vol gegoten met dubbele wiskies on the rocks. Ik had nog wat spaar centen over gehouden van wat reclame activiteiten, een slordige anderhalve ton en ben ver vol gens minstens drie jaar lang aan één stuk lazerus geweest, resultaat : een lever als een voetbal, een pens als een kathedraal, een paar olifantspoten als vol gelopen emmers vuil water, een knalroodpaarse kop als een hogedrukpan, die op springen staat, mussels als een bootwerker en bouwde mijzelve tussen twee deliria in met mijn eigen klamme kalvinistiese jatten een clandestien huis zonder afgegeven bouwvergunning op het dak van een leeg staand flatgebouw waar ik een duiventil transformeerde met gejatte bouwmaterialen tot een comfor tabel penthouse, waar ik nog de schoonheidsprijs van de Ave nue voor heb gehad. De ramen bestonden uit lege drankflessen Bols, Hartevelt en Wodka bij elkaar gehouden door mor tel. Heel prakties allemaal en optimaal isolerend. En allemaal gratis. Glas is glas. Een slechte geleider. Als daar de zon door heen viel, net een caleidoscoop of als daar de vroege lenteregen op tikte…. Tik, tik, tik. En met een regelmaat, daar werd je koud van, daar was die song van Rob de Nijs niks bij! Hoe ik er gekomen ben weet ik nu nog niet, maar ik werd weer helemaal
nuchter te Burgos in Baskenland en riep van de weeromstuit in een vrolijke bui “Viva Anarchia” en ‘Muerte Los Paraquajos’ of iets dergelijks, stak olijk mijn middel vinger op en mijn tong uit tegen een peloton Guardia Civil, wijdbeens gezeten op machtige motoren. Je wilt toch een statement maken. Dat had ik achteraf gesproken beter niet kunnen doen. Humor kennen ze niet in dictaturen. Ze sloegen mij hardhandig in de boeien, trokken een zak over mijn kop en apporteerden mij per brancard onder een spanlaken met gillende sirenes naar Portugal dat toen nog zuiver fascistisch was, dus daar voelde ik mij als beeldend kunstenaar ook gelijk thuis, dank zij die frisse zeewind en de aangena me temperaturen, totdat ik op het strand een kennis trof die een huis in de Jacob Obrechtstraat heeft en als schoolmeester stukjes schreef in catalogi van Galerie Mokum, maar nu al lang in een rolstoel zit vanwege beroerte na be roerte. Ik noemde hem altijd de Habsburgse kin. Hij bekende mij hoe hij binnen Galerie Mo kum altijd tegen mijn werk had geageerd achter mijn rug om. Ik sloeg hem hard op de schouder waardoor hij ineen kromp. Wist ik veel dat je dat nooit moet doen bij patienten met longkanker, omdat dan elke joviale benadering te pijnlijk is voor woorden? Ik maakte glimlachend mijn excuses en zei :’Geeft niks, boy, dat je tegenover anderen achter mijn rug om tegen mijn werk en persoon was, maar dat je dan toch met een uitgestreken kop met je twee meter hoge vriendin vijf, zes keer in de week van ons armoedje in de Nieuwe Spiegelstraat kwam koffie drinken komt toch wat vreemd over bij mij achteraf ge sproken!’ Hij vond van niet, waarmee de ware parasiet zich weer eens goed liet kennen. Ik gaf het op. Voor wie geen sprankje ge weten over blijft als bodem van het bestaan is voor geen enkel argument vatbaar, die valt door alle bodems van alle biezen manden. Ik heb hem na dat gesprek nooit meer gezien. Daar kwam ik een paar jaar in Portugal toen de Underground Press versterken in een hol onder de grond aan de voet van een olijven plantage tot ik na zes maanden cel werd uit gewezen als ongewenste vreemde ling. In die gevangenissen werd iedere nieuwkomer door alle inmates gepakt, maar daardoor gaat de tijd ook veel sneller omdat je wat omhanden hebt. Ik had er geen problemen mee. Je moet in zulke omstan digheden ruim denkend zijn. Het hoort bij die zuidelijke cultuur, die is veel vrolijker dan in Nederland en dat voel je aan den lijve op alle fronten. De eigen sekse kan soms zo interessant zijn ! Het valt te begrijpen als een nooduitgang uit een uitzichtsloos bestaan. Ik wil iedereen graag tegemoet komen, maar voel de mij na te zijn uitgewezen als The Fugitive. Serial killer on the run, maar dan per eerste klas, want voor minder ga ik niet en ik wil met de uiterst gevoelige bibs na dat stuk entertainment in de bajes graag op fluweel zit ten als de rit langer duurt dan een enkeltje Amsterdam Haarlem. In Ierland trof de geheime politie mijn donkergroene bestelwagen met het in gouden krulletters duidelijk leesbare op schrift “Poison Ivy” aan, overdwars midden op een weg geparkeerd, terwijl ik als bestuurder die, zoals U al lang weet, geen rijbewijs meer had vanwege wat ordeverstoringen op de openbare weg onder invloed van alcohol, een uiterst ver warde indruk maakte dankzij een straffe mix van Jameson, Guin ness, Valium-, Meprobamaat-, Noctyl- en Donormyl tabletten en dat alles in hoeveelheden die een olifant zouden vellen, maar ik ben als oorlogskind natuurlijk heel wat ge wend met mijn pantservuisten omdat ik toen al uit de vullisbakken van de buren vrat en met smaak, mag ik wel zeggen. Ik heb daarna nooit meer zo heerlijk gegeten. Het moet maar weer gauw oorlog worden, dan leven de
mensen op. Een motorbrigade van de Ierse politie begeleidden mij naar het plaatselijke ziekenhuis waar ik aan mijn bed werd geboeid uit voorzorg en ter bescherming van mijzelf in mijn delirium want ik trapte van mij af dat het een lieve lust was om aan te zien voor de zusters met een ooievaartje, die wel wat gewend waren in de kliniek voor de vroedvrouwen. Ik voelde mij daar onmiddellijk op mijn plaats. Het oorverdovende ge rochel van de medepatiënten, dat sacrament der stervenden, be nam mij zo nu en dan de slaap en bij het gloren van de dageraad- het beloofde een prachtige zomerdag te worden- ontwaar de ik een welgeschapen net geopereerde transseksueel tegen over mij na de ombouwfase, die een boeiende gesprekspart ner bleek inzake drankgebruik, tegennatuurlijk omgang met de eigen sekse en de tol van geslachtsveranderende ope raties. Volgens hem was daar een zekere samenhang tussen. Nog nooit was hij zo blij geweest in zijn leven. Hij bleef aan een stuk door maar lachen tot zijn hart het begaf. De ombouwfase had psiegies en fysiek te veel van hem geeist. Ineens gaf hij/ zij de geest en op mijn luide geroep van Olee-Olee, ik dacht dat ik nog steeds in Spanje aan de Costa Blanca was, kwa men verpleegsters aangesneld in smetteloos witte uniformen met een blinkend chroomstalen apparaat op spaakwielen met een loop als van een kanon ter grootte van een houwitser waarmede om onbekende redenen de anus alsmede de net gemo delleer de kunstmatige transseksuele fopkut van de overledene tot onwaarschijnlijke proporties werd opgerekt zodat er et telijke dozijnen pakken anti-lekkage watten in kon worden gedouwd om de uit alle gaten en hoeken vrij uit stromende lichaam vloeistoffen te absorberen. Er was een buisje gesprongen in zijn systeem. Er was geen redden meer aan. In de hal ontmoette ik de door de overledene uit een sexkontakt advertentie opgescharrelde toekomstige goed geparfumeerde levens partner, die ik uiteraard vertelde dat zijn naam op de lippen van de zijn liefdesvriend bestorven lag… En weer moest ik denken aan de machtige, gewelfde pens van de oerdomme, berensterke broodpooier Haring Arie, die liggend in zijn Cadil lac, twee liter cognac en een lading Skol bier naar bin nen goot waar de honden geen brood van lustten, maar wie Miepje in verband met Haring Arie nou ook weer was kan ik Isis Rode ook niet vertellen. Ik ken alleen Miepje Kurk van Remco Campert en Miep Brons, de echtgenote van drs. Loek van de Apollolaan te Amsterdam. Een bekende bak voor aan de tap van Haring Arie ging over een klant uit Den Haag, die niet tevreden was met de verleende diensten van de ruim betaalde dame die hij net had bezocht. Hij stak zijn vinger in haar…(Plat voor vrouwelijk geslachtsdeel) en zei met klem : ‘En nou mijn geld terug of ik trek de voering er uit !’ Leraren van een niet nader te noemen kunstakademie en stijl gereformeerde dominees kwamen bij de temeiers van Haring Arie als vaste klant, vertelde hij mij eens in de P-96, een beruchte Amsterdamse kroeg waar o.a. avonturiers als Willem Waterman en Mike Podulke kwamen. Niet lang na onze laatste ontmoeting viel hij tussen de wal en het schip van zijn woon boot aan de Prins Hendrikkade tegenover het Scheepvaartkantoor waar de in the silver sixties zo verrukkelijke, licht bi sexuele Mila, werkte als kantoorklerk en elke dag ellenlange lijsten van vertrek- en aankomsttijden van vrachtschepen moest uit typen . Ja, zij lag ook wel eens met een mooie meid in bed, vertelde zij mij eens en dat zie ik zo graag als ex-lid van Christian Artists, want de tegennnatuurlijke dames- en herenliefde is er niet om alleen in theorie van te genieten. Ik las in veel oude interviews dat u vroeger met uw vroege werken zingend
langs de deur bent gegaan. Zo begint iedereen toch tegenwoordig in het Amsterdamse kunstenaarsplantsoen. Gelul! Hoe komt U d’r bij? Dat is namelijk helemaal niet waar. Ik heb nog nooit meegemaakt, dat... Ik heb nog maar van één iemand anders gehoord. . .iemand die ook al heel vroeg, net als ik…en moet je zien hoe die d’r nou aan toe is! Via het plaatselijk buro voor drugs en alcohol verslaafden gevangenis in, ge vangenis uit! Mijn Godt, waar praten we over? Zingend langs de deuren? Ja, later is dat heel populair ge worden, maar als je weet wat voor tijd het was, welk een arre moe wij leden! Winter 1967 had ik zelfs geen olie meer voor de kachel. Nog geen vijfentwintig jaar oud en niets te beste den! Dertig kilo afgeval len in een paar maanden door gebrek aan eten. Ik was in 1972 de eerste Amsterdamse kunste naarskraker van een leeg staand atelier! Het atelier in de tweede Nassaustr. 8 waar een moord is gepleegd door een aan herowiene verslaafde ex-balletdanser met een afgebroken aardappelschilmesje. Waar een wil is is een weg! Je moest ze horen die maatschappij hervormende linkse kollegaatjes in het ateliergebouw; ze wilden onder aanvoering van de misse lijk makende H. met zijn verneukte neus een petitie tegen mij organiseren toen ik het atelier waar die moord was gebeurd had gekraakt omdat niemand van die dappere linkse lang harige kommunistiese kunstenaars met hun op Cuba gedrukte Che Guevara affiches daar in durfde behal ve Fred van der Wal, die zoals bekend in het kunstenaarsplantsoen voor de dui vel nog niet bang is. Pas toen ik al lang en breed in het atelier zat trokken ze weer die grote linkse bek open. Ze wilden mij er uit hebben omdat ik niet onderaan de lijst van gegadigden had afgewacht op mijn beurt. Net als in de DDR. Ik ga un verfroren door ruiten en door roeien om mijn doel te bereiken. Nou, als het van dat zoot je Amster damse burokratiese salonkommunistiese geslachtszieke tuig had afgehangen had ik na 25 jaar nog geen atelierruimte! Collegaatjes ! Gotsalmeliefhebbe! Niet mijn grootste vrienden…ik heb na 1975 altijd GPV of SGP gestemd. Om over die wanhopige beginjaren 1965, 1966 en 1967 maar te zwijgen toen niemand mij steunde en ik bijna van de honger om kwam… die jaren hebben een man van mij gemaakt die zich van niemand iets aantrekt. Een soort amorele Rambo in het kwadraat maar dan op artistiek gebied! Jenseits Gut und Böse, dat spreekt vanzelf! Het leven is een eenmalige aanbieding. Elke beeldend kunstenaar hoort tenminste één maal in de bajes voor moord, doodslag of noodweerexces te hebben gezeten! Die ene keer dat ik half op zettelijk een kollega de ballen uit zijn broek schoot met mijn parabellum tel ik niet eens mee, dat was een on gelukje. Achteraf was hij daar zelfs erg blij mee, want hij hoefde zich niet meer ten op zichte van de vrouwen te bewijzen. Waar niet is verliest zelfs de keizer zijn recht, dus hij had rust en kon fijn hele dagen zitten mediteren. Overigens lukte het mij onlangs nog om een begrafenisondernemer te flessen opdat mijn geliefde nicht Betty Paërl, de Amsterdamse Hoge priesteres van het SadoMasochisme, eindelijk een eigen computer kan kopen en niket meer bij haar zoon hoeft te mailen. Zeg, heel iets anders, wat mij is overkomen… ik zat gisteren met een Engels sprekende prachtige Venezo laanse meid in een kroeg in Cosne in het café vlak bij de Mairie, waar ik ook wel eens zit met de Bourgondische Anneke en Wim Koster. Schitterende benen, die Zuid-Amerikaanse meid, prachtige kop, gaaf gebit, volle, sensuele lippen, sprankelende ogen die van een broek vol liefde voor de medemens getuigden, borsten om met palmpasen een panna montata met slagroom op te serveren, ravenzwart lang haar dat blauw glansde in de
ongemeen fel schijnende win terzon, alles d’r op en d’r aan. Fel tegen de buitenlandse Amerikaanse politiek. We komen binnen tien mi nuten tot een gentlemans agreement. Handjeklap dus. Heel even flashte ik back in mijn herinneringen naar Leeuwarden. De veemarkt. Ik verman mij echter, slobber mijn dertigste glas Pelforth bier op. Loop onvast naar de counter en smijt een rolletje bankbiljetten op de tap kast. Zeg met dub bele tong tegen de serveerster : ‘Voulez vous coucher avec moi , Moppie?’ Het enige Frans dat ik kende via de hitparade. Kreeg een lel voor mijn kop en wankelde moiezaam naar de uitgang, ondersteund door die Sophia Loren van Venezuela. Ik ga met die Venezolaanse mee naar haar huis, stap in haar dure auto en ik laat zoals het behoort onder young lovers mijn hand als lakmoesproef om de zuurgraad te bepalen al gelijk dwalen over haar gladde, strakke meisjesbuik naar om laag, richting de rubriek Kruispunt van de KRO en ik ben net op het kardinale punt aangeland, zegt ze beschroomd tegen me; ik ben eigenlijk een man. ‘Een man’, zegt ze met nadruk, ‘maar wel een ex-man’. ‘Okee,’ zeg ik, ‘geeft niks, ik ben wel wat gewend als kunstenaar, we hebben allemaal zo onze makkes op zijn tijd, maar is alles weg afdoend genomen of rust er nog wat restmateriaal tussen de dijtjes?’ Nee, nog niet alles verwijderd. Je wilt toch weten waar je aan toe bent alvorens een close encounter of the first kind aan te gaan met een tweede of derde. Voor je het weet stuit je op verrassingen in het leven. Ik zeg in het Engels met een glimlach tegen haar :’Life is full of strange suprises !’ Het enige Engels dat ik uit mijn schoolperiode heb over gehouden. Je wilt het doorgaans een beetje gezellig houden als je een engagement bent aangegaan. En toch ben ik toen niet uitgestapt want de chemie tussen ons was optimaal, het borrelde en blubberde als in een moerasdelta. We hadden stante pede een perfecte match! Soul mates. Ja, wat moet je dan? Terug krabbelen met dat legioen vlinders in je buik? Een excuus stamelen ? Daar was mijn Frans niet goed genoeg voor. Ik zei iets van :’Masculin ? Feminin? Ce n’ est pas obligatoire dans notre siecle et niquer est niquer! N’oubliez pas la Marseillaise sur le pont d’ Avignon!’ Toen was het meteen goed en het ijs gebroken, dankzij mijn vlotte babbel die altijd weer zijn utiwerking heeft op de waakzame lezer en lezeres, die ook niet van gisteren is. Na afloop werd het natuurlijk payday, want heel even stond ze op mijn payroll. Ik heb in elk geval een flinke financiële bijdrage geleverd voor de definitieve ombouwvergunning, want je moet toch wat met je poen. Veertig jaar terug ging het er trouwens wel anders aan toe in het Vaderland. Was dat in de zestiger jaren? Ja, toen is er een grote woede in mij opgestaan, dat was in de tijd dat we het moesten maken, en om in kroegen je magis trale meesterwerken te verkopen, daar was echt heel wat moed voor nodig, want je kunt nog beter een heilssoldaat met een rammelende kollektebus zijn, dan heb je meer succes bij dat dronken geteisem in duistere knijpjes rond de Reguliers breestraat waar ik al op mijn zevende van uit de Utrechtse straat zelfstandig naar de Cineac ging en als ik toevallig geen kwartje had gejat glipte ik met mijn vriend jes wel via de toiletten bij de achterdeur naar binnen waar altijd wel een heer was te vinden die wat over had voor een leuke blonde jongen in een korte ribfluwelen broek! Je weet al vroeg dat je kunstgeschiedenis aan het maken bent. Daar hebben jullie als simpele adspirant schoolmeesters allemaal geen idee meer van. Daarom is de generatie van 1942 zo sterk, gewoonweg niet kapot te krijgen! Ik heb de bit terheid van het bestaan leren kennen. De hitte des daags; de koude des nachts en alle schakeringen daar tussen. De hero
ïsche jaren! Alles wat daarna komt zijn kuipjes halvarine! Botergeil misschien, maar vooral boterzacht! Er was voor mij maar één mogelijkheid, erop of er onder, hetzij er dwars door heen of alle drie tegelijk, hetzij in successie als U begrijpt wat ik bedoel. Voor die laatste mogelijkheid heb ik altijd gekozen. Ik ben gotzij dank geen lid van een sekte als de Pink ster gemeente waar moreel failliete sukkels, manipulerende misfits, volgevreten losers, laag geschoolde en weke, slappe, laffe sufferds alwaar de super softe voorganger P. c.s. de dienst uit maken. Ach wat; die evangelische en charismatiese beweging is goed voor vrouwen en mannen met een latente identiteitscrisis. Als je iemand bent met guts (spreek uit; kuts) zoals de spijkerharde Fred van der Wal dan heb je daar niets te zoeken, dan stap je daar over heen. De vorige generatie in mijn geval; mijn ouders dus, geboren aan het begin van de roaring twenties, waren slapjanussen, huilebalken, onverantwoordelijke sukkels zonder sokkels en potentiële suicidalen. Mijn moe der? Ik heb haar sinds mijn tweede levensjaar niet meer gezien. Een maupegrientje met knalrood haar als je de foto ziet! Geen voorbeeld voor mij. Om me daarmee te encanailleren, nou seg, wat sulle we nou bele ve… dan kies ik nog liever voor een geslachtsveranderen de operatie en een paar tieten als torpedos met tepelhoven ter grootte van een verkeersrotonde, dan heb je ook waar voor je geld. De mensen uit het vak die er aan onderdoor zijn gegaan zoals de uitgerangeerde illustrator T. die hoor je vanzelf sprekend niet meer, die heeft zijn autistiese wijf op een gegeven moment de deur uitgetrapt en woont als dorpskunstenaar in K. met z’n jonge neukie samen in vrij gevochten buitenhuwelijks sexueel los vrijgemaakt gererormeerd verband en werd got betert voorzitter van de Zeeuwse provinciale kunstenaars vereniging en al die andere, soortgelijke provinciale talentlozen …, die zal je niet willen weten, daar moet je voor bij die auteur Henk Romijn Meijer aan kloppen, want soort zoekt soort! Gotsammekrake! Die knakker van een N. is uitgerangeerd en zit des avonds monkelend een pijpje hasj op een houten bank voor zijn huis te roken. Mag die beker aan mij voor bij gaan? Getverdemme! Als je zo moet leven…! Wat dan? Stopte ik mijn kop gelijk in de gasoven zoals mijn vader in 1950 probeerde waar ik zelf bij stond als 7-jarige en dat is goed voor de jonge mensch zo’n piek ervaring, dan ga je over het leven nadenken en hoe je je dient op te stellen tegen de oudere generatie met zijn goden en geboden, maar zelfs die zelfmoordpoging mislukte hem zoals alles in de onbeduidende leventjes mijner ouders mis ging. Gotzijdank gaven mijn biologiese ouders mij al op 2jarige leeftijd weg aan de groot ouders. Elke dag een goede daad, moeten ze gedacht hebben als ex-padvinders en jeugdstormers! En van de stellige over tuiging van mijn oma dat padvinders gatvinders zijn in de trekkerstent is mij tot op heden niets bekend, maar wil ik toch even vermelden als hopman, die van wanten weet met die groene kwastjes aan zijn zelf gebrejen kousen. (wordt vervolgd)
© mei 2014, fredvanderwal, BasicPublishing.nl