RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 11 oktober 2001 (15.10)
12665/01 LIMITE
JAI 112 ECOFIN 262 EF 97 NOTA van: het Coreper aan: de gecombineerde ECOFIN/JBZ-Raad Nr vorig doc.: 12382/1/01 JAI 107 ECOFIN 253 EF 91 REV 1 12383/1/01 JAI 108 ECOFIN 254 EF 92 REV 1 Betreft: Ontwerp-conclusies van de gecombineerde ECOFIN/JBZ-Raad van 16 oktober 2001
Hierbij gaan voor de delegaties de ontwerp-conclusies van de Raad over: -
de vooruitgang die is geboekt en de maatregelen die moeten worden getroffen in de strijd tegen het terrorisme, het witwassen van geld en de financiële misdaad, en
-
de bescherming van de euro tegen valsemunterij,
die door het Coreper van 10 oktober 2001 zijn goedgekeurd.
_______________
12665/01
jel/IL/cs DG H III
1
NL
BIJLAGE Conclusies van de gecombineerde ECOFIN/JBZ-Raad en van de lidstaten, in het kader van de Raad van 16 oktober 2001 bijeen Beleidsdebat over de vooruitgang die is geboekt en de maatregelen die moeten worden getroffen in de strijd tegen het terrorisme, het witwassen van geld en de financiële misdaad
1.
De lidstaten hebben vandaag het ontwerpprotocol bij de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten ondertekend. Dit protocol betekent een beduidende verbetering van de samenwerking in de lidstaten op het gebied van de bestrijding van economische en financiële misdaad. De lidstaten zeggen toe dat zij dit protocol zo spoedig mogelijk, en uiterlijk eind volgend jaar, zullen ratificeren.
2.
[De Raad zal zo spoedig mogelijk, middels de medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement, de richtlijn aannemen tot wijziging van de richtlijn van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. Deze nieuwe richtlijn inzake het witwassen van geld, waarin het begrip witwassen van geld zodanig wordt verruimd dat niet alleen drugshandel maar ook andere zware misdaad eronder valt, en waarin de verplichtingen uit hoofde van de richtlijn worden uitgebreid tot bepaalde niet-financiële activiteiten en beroepen, waaronder advocaten en accountants, is van essentieel belang voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad.] 1
3.
De Raad bevestigt nogmaals vastbesloten te zijn om zo spoedig mogelijk na de ontvangst en de bestudering van het advies van het Europees Parlement, het ontwerp-kaderbesluit aan te nemen inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van vermogensbestanddelen of bewijsstukken, waarvan het toepassingsgebied moet worden uitgebreid tot aan terrorisme gerelateerde misdaden.
1
Moet worden herzien in het licht van de lopende bemiddeling.
12665/01 BIJLAGE
jel/IL/cs DG H III
2
NL
4.
De Raad bevestigt van plan te zijn om bij de bestudering van het recentelijk ingediende Commissievoorstel bijzondere aandacht te besteden aan terrorisme in het kader van de ontwerprichtlijn betreffende handel met voorkennis en marktmanipulatie (marktmisbruik) waarover zo snel mogelijk een politiek akkoord moet worden bereikt.
5.
De lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hebben er nota van genomen dat alle lidstaten eind oktober het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de financiering van terrorisme zullen hebben ondertekend. Daarnaast hebben zij besloten dit verdrag en alle andere ter zake doende overeenkomsten en verdragen ter voorkoming en bestrijding van de financiering van terrorisme zo spoedig mogelijk te ratificeren en de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen te treffen.
6.
De Raad is verheugd dat de Commissie de lijst heeft bijgewerkt in de bijlage bij de Verordening van de Raad (EG 467/2001) van 6 maart 2001 tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan, om de tegoeden van de door de Sanctiecommissie die is ingesteld in het kader van Resolutie 1267 van de VN-Veiligheidsraad aangeduide te bevriezen.
7.
In aansluiting op de conclusies van de gecombineerde ECOFIN/JBZ-Raad van 17 oktober 2000 herhaalt de Raad, zoals aanbevolen door de Financiële Actiegroep Witwassen van Geld (FATF (Financial Action Task Force)), dat de financiële instellingen van de lidstaten bijzondere aandacht moeten schenken aan zaken en transacties met personen, inclusief bedrijven en financiële instellingen, in de niet-coöperatieve landen en gebieden (NCCT). De NCCT-lijst is op 7 september 2001 bijgewerkt en omvat thans: de Cookeilanden, Dominica, Egypte, Guatemala, Grenada, Hongarije, Indonesië, Israël, Libanon, de Marshalleilanden, Myanmar, Nauru, Nigeria, Niue, de Filipijnen, Rusland, Saint Kitts en Nevis en Saint Vincent en de Grenadines en Oekraïne.
12665/01 BIJLAGE
jel/IL/cs DG H III
3
NL
8.
De Raad tekent aan dat de FATF op 22 juni 2001 heeft geoordeeld, en op 7 september 2001 heeft herhaald, dat de Filipijnen er niet in zijn geslaagd anti-witwasmaatregelen van betekenis te treffen en dat de FATF zijn leden heeft opgeroepen maatregelen tegen de Filipijnen uit te vaardigen. Naar verluidt hebben de Filipijnen op 29 september 2001 anti-witwaswetgeving aangenomen. Derhalve heeft de FATF al zijn leden opgeroepen de toepassing van maatregelen tegen de Filipijnen op te schorten, in afwachting van de bevestiging dat er inderdaad een anti-witwaswetgeving is aangenomen. De FATF heeft tevens aangetekend dat Nauru op 28 augustus 2001 een anti-witwaswet heeft aangenomen. Men is echter van oordeel dat deze nieuwe wetgeving verscheidene tekortkomingen vertoont en niet adequaat het grote geldwitwasprobleem in Nauru aanpakt. Derhalve heeft de FATF besloten dat zijn leden maatregelen tegen Nauru moeten nemen tenzij er vóór 30 november 2001 passende wetgevende amendementen worden aangenomen. Tijdens de gecombineerde ECOFIN/JBZ-Raad op 17 oktober 2000 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden onmiddellijk, in onderling overleg en gelijktijdig, de maatregelen uit te voeren die door de FATF zullen worden vastgesteld en indien nodig hun wetgeving aan te passen. Deze door de FATF aanbevolen maatregelen zijn: a)
strenge eisen voor het identificeren van klanten en versterking van de adviesorganen, waaronder specifiek op deze landen en gebieden gerichte financiële adviesorganen, bij financiële instellingen, ter identificatie van de werkelijke eigenaars voordat er zakenrelaties worden aangegaan met personen of bedrijven uit deze landen;
b)
versterkte meldingsmechanismen of systematische melding van financiële transacties, dit vanwege het feit dat er een grotere kans is dat financiële transacties met dergelijke landen verdacht zijn;
c)
bij het behandelen van verzoeken om goedkeuring te verlenen voor het vestigen in FATF-lidstaten van filialen of agentschappen of vertegenwoordigingen van banken, moet rekening worden gehouden met het feit dat de bank in kwestie van een NCCT is;
d)
niet-financiële zakensectoren moeten ervoor worden gewaarschuwd dat in transacties met entiteiten in een NCCT het gevaar schuilt dat er sprake is van het witwassen van geld.
12665/01 BIJLAGE
jel/IL/cs DG H III
4
NL
De lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hebben besloten, in overleg en gelijktijdig, de bovengenoemde maatregelen tegen de Filipijnen en Nauru uit te voeren, zo nodig met onmiddellijke ingang. Indien het voor het de inwerkingtreding van de maatregelen noodzakelijk is dat de wetgeving wordt aangepast, verbinden de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, zich ertoe ervoor te zorgen dat hun wetgeving hun de mogelijkheid biedt om de maatregelen vanaf 1 januari 2002 uit te voeren. 9.
De Raad herhaalt dat het van belang is de 40 aanbevelingen van de FATF te herzien en het FATF-mandaat uit te breiden tot gevallen die te maken hebben met terrorisme. De Raad verzoekt het voorzitterschap systematische coördinatievergaderingen te beleggen zodat de lidstaten een gemeenschappelijk standpunt kunnen innemen, rekening houdend met de rechtsinstrumenten die hij heeft aangenomen.
10.
De Raad benadrukt dat er, in navolging van Resolutie 1373/01 van de Veiligheidsraad, dringend krachtige actie moet worden ondernomen tegen het financieren van terrorisme. De Raad besluit het FATF-mechanisme te gebruiken voor gecoördineerde maatregelen tegen NCCT, ook met betrekking tot landen die onderdak verlenen, steun geven of toevluchtsoorden bieden aan terroristen en hun financieringsmiddelen. De Raad dringt er bij de Commissie op aan snel voorstellen te bestuderen die ervoor moeten zorgen dat de lidstaten in onderling overleg en gelijktijdig op doeltreffende wijze tegen dergelijke landen optreden.
11.
De Raad benadrukt met klem dat het van belang is dat alle lidstaten, de kandidaat-lidstaten en de afhankelijke en geassocieerde gebieden, het acquis van de Unie met betrekking tot de bestrijding van terrorisme, witwassen van geld en financiële misdaad volledig naleven, evenals de 40 aanbevelingen van de FATF inzake het witwassen van geld, en dat zij de maatregelen nemen die hen in staat stellen de door de FATF aanbevolen maatregelen uit te voeren. De Raad is in het bijzonder ingenomen met de toezegging van de Hongaarse regering om de normen inzake de bestrijding van het witwassen van geld te verbeteren, en dringt aan op een spoedige aanneming door het Hongaarse parlement van de maatregelen die nodig zijn om te voldoen aan de FATF-aanbevelingen. Het verheugt de Raad dat de Commissie voornemens is het onderzoek van de anti-witwasmaatregelen van de kandidaat-lidstaten te intensiveren in de evaluaties door deskundigen die momenteel gaande zijn.
12665/01 BIJLAGE
jel/IL/cs DG H III
5
NL
12.
De Raad is erkentelijk voor al het werk dat reeds is verzet voor een modelovereenkomst inzake wederzijdse rechtshulp met NCCT en verzoekt de ermee belaste groep het tempo van de besprekingen op te voeren. Na het uitwerken van de modelovereenkomst is de Raad voornemens het voorzitterschap spoedig te machtigen om, per geval en eventueel bijgestaan door de Commissie, onderhandelingen aan te knopen met de NCCT, mede op basis van en in overeenstemming met de procedure van de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
13.
De verbetering van de systemen voor het toezicht op interne bankzaken en voor onderzoek is van het allergrootste belang voor het verbeteren van de opsporing van geldtransacties voor het financieren van terroristische daden. De aanbevelingen "klantenonderzoek" voor banken (Customer due diligence for banks), opgesteld door het Bazels Comité voor het Bankentoezicht, die in oktober 2001 van kracht zijn geworden, bieden richtsnoeren op het gebied van klantenidentificatie en continu rekeningtoezicht, die ook voor dit doel kunnen worden gebruikt. Derhalve zou deze aanbeveling, tezamen met de aanbevelingen van de FATF, in alle kredietinstellingen in de Europese Unie een norm moeten worden.
14.
De Raad herhaalt het belang van nauwe samenwerking tussen Financiële inlichtingeneenheden (FIE) van de lidstaten inzake het uitwisselen van informatie over verdachte transacties, waaronder aan terrorisme gerelateerde transacties. De aanneming, tijdens de gecombineerde ECOFIN/JBZ-Raad van 17 oktober 2000, van het Besluit inzake gegevensuitwisseling tussen FIE's was een belangrijke stap op weg naar samenwerking tussen de FIE's van de lidstaten. Vervolgens dienen de lidstaten zorg te dragen voor een uniforme uitvoering van het besluit, onder meer door te zorgen voor goede en beschermde communicatiekanalen tussen de FIE's. De Raad bevestigt dat er tussen de FIE's op grotere schaal informatie moet worden uitgewisseld en roept de lidstaten op het bestaande systeem te versterken en te bezien of er een systeem moet worden opgezet voor de automatische uitwisseling van relevante informatie, en verzoekt de Commissie te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een communautaire financiering van een dergelijk automatisch systeem.
12665/01 BIJLAGE
jel/IL/cs DG H III
6
NL
15.
De Raad neemt nota van het verslag van de Commissie, waarin met name wordt bezien of het mogelijk is minimale transparantiecriteria op te stellen voor verscheidene soorten juridische entiteiten (zoals trusts, trustfondsen en stichtingen), teneinde gemakkelijker te kunnen achterhalen wie de werkelijke eigenaars zijn. De Raad verzoekt de Commissie haar werk op dit gebied te bespoedigen zodat zij gezamenlijk prioriteiten en acties kunnen vaststellen die de Commissie voor het eind van het jaar moet uitvoeren, daarbij rekening houdend met de huidige herziening van het vennootschapsrecht van de EU door de Commissie.
16.
De lidstaten van de EU doen een beroep op het IMF om, in nauw overleg met het Forum voor financiële stabiliteit, sneller werk te maken van de beoordeling van de mate waarin het toezicht in financiële offshore centra toereikend is, en de nodige technische bijstand te leveren om hun integriteit te versterken. Tevens verzoeken zij het IMF en de Wereldbank verdere stappen te nemen om in hun beleidsadviezen en -programma's rekening te houden met de antiwitwasnormen.
17.
De Raad neemt nota van het voorlopige verslag van de Commissie over het werk dat wordt verricht over het toezicht op grensoverschrijdende geldstromen en verzoekt de Commissie om vóór 31 december 2001 haar eindverslag in te dienen.
18.
De Raad heeft nota genomen van de verslagen van de Commissie en het voorzitterschap en van de opmerkingen van de lidstaten over de acties ter bestrijding van het terrorisme. De Raad verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem om op dit gebied nauw samen te werken, teneinde op gezette tijden een volledig verslag uit te brengen.
19.
De Raad roept de Commissie op om een analyse te maken van de maatregelen die de lidstaten hebben genomen in het kader van de bestrijding van het witwassen van geld via internet en nieuwe elektronische betaalsystemen, en daarin het reeds door de FATF verrichte werk mee te nemen. De Raad verzoekt de Commissie over deze analyse een verslag in te dienen. De lidstaten worden verzocht de Commissie tijdig te doen beschikken over de van belang zijnde informatie.
12665/01 BIJLAGE
jel/IL/cs DG H III
7
NL
Oriënterend debat over de bescherming van de euro tegen valsemunterij 1.
De Raad roept de lidstaten op om de vóór en tijdens de invoering van de euro vereiste passende maatregelen te treffen. De Raad memoreert de reeds goedgekeurde communautaire wetgeving, namelijk de Verordeningen (EG) nr. 1338/2001 en nr. 1339/2001 van de Raad, waarbij de nodige maatregelen worden bepaald om ervoor te zorgen dat eurobankbiljetten en -munten in behoorlijke omstandigheden in omloop kunnen worden gebracht en om valsemunterij te voorkomen en toezicht daarop te houden. De Raad benadrukt het belang van versterkte bescherming tegen valsemunterij in verband met de invoering van de euro.
2.
De Raad zal, vóór het eind van het jaar, overgaan tot de aanneming van het ontwerp-besluit van de Raad inzake de bescherming van de euro tegen valsemunterij en het ontwerpkaderbesluit tot wijziging van het kaderbesluit van de Raad van 29 mei 2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro, dit na ontvangst en bespreking van het advies van het Europees Parlement. In de nabije toekomst zal aan de Raad een verslag worden voorgelegd over de uitvoering door de lidstaten van het kaderbesluit van de Raad van 29 mei 2000.
3.
De Raad is ingenomen met de door de lidstaten genomen maatregelen en andere initiatieven om de bestrijding van het witwassen van geld ter gelegenheid van het in omloop brengen van de euro doeltreffender te maken. De Raad verzoekt de lidstaten om waakzaam te blijven ten aanzien van de doeltreffendheid van die maatregelen, nauw met andere lidstaten samen te werken en zo nodig bijkomende maatregelen te treffen.
_______________
12665/01 BIJLAGE
jel/IL/cs DG H III
8
NL