Het Religieus Socialisme
door
H. J. Nieman.
A. J. RQAT.
ALr1SD RUIN.
's-GRAVENIiAGE. 1917 A... 'ROEBERT Jr.
HET RELIGIEUS SOCIALISME
Het Religieus Socl'oalisme door
H. J. Nieman.
door door
's- GRAVENHAGE. 1917 A. J. ROEBERT Jr.
DRUK A. VAN DRIEL -- WERKENDAM.
INLEIDINGI
Het religieus socialisme is een maatschappelijk verschijnsel van betrekkelijk de laatste decennien. Doch wanneer niet alles bedriegt, belooft het in de toekomst te worden een cultuurbeweging van beteekenis. De maatschappelijke ontwikkeling gaat onmiskenbaar de richting van het socialisme. Millioenen paren kracht en wil in een sociale en politieke beweging om deze ontwikkeling naar het gewenschte doel te bespoedigen. ,,De stroom rijst al meer en meer." En onzes inziens is hij door iiiets to keeren. Elken in der haast opgeworpen dam zal deze stroom doorbreken ; al wat heden ten dage zich roert op staatkundig, kerkelijk en maatschappelijk gebied, achter welke vaan ook optrekkend en door Welke leuzen
ook aaangevuurd om in anti-socialistisch verwweer dezen vloed te keeren, zal worden verzwolgen of worden meegesleurd. Het socialisme komt, komt even onafwendbaar zeker als over zooveel jaren een nieuwe zonsverduistering. l)it staat voor ons vast, even vast als voor den meest overtuigden socialist. Alleen, ons is dit geen verheuging, ons, die het socialisme zien als een nieuwe dwaling, als den noodlottigen misgreep van een geslacht dat alles verloor, behalve zij n ketenen en deze nu vol ijdele hoop verbreken wil om in vrijheid te winnen een mooie wereld van sterke mannen en vrouwen, waar ieder zich zelf vindt in zelfverlies, toegewijd de nieuwe gemeenschap. Och, dat het zoo zijn kon ! Maar wij meenen beter te weten. En wijl wij christenen zij n, willen wij inzonderheid handelen over het Religieus Social isme. Wat bezit dit aan religie, aan Christendom, en wat beoogt het als -
8 levensrichting ? Welk verband begeert het te leggen tusschen christendom en cultuur? Wat voor geest dient zich bier aan en welke krachten maakt het openbaar? Nog heeft het onder de christenen geen beduidenden aanhang. Maar kan het zijn, dat de christenheid in onredelijke koppigheid zich verzet tegen dit nieuwe, alleen orndat het nieuw is, of is het een muf conservatisme, dat weigert dienst te nennen voor het religieus socialisme, waarvoor toch met kracht van overtuiging en in Gods .naani door de socialistische christenen den.. al'gerneenen dier1' tpl icht bepleit wordt? Kunnen wij als christenen, ook als we eerlijk en volkornen doordrongen zijn van de rechtmatigheid en hood aakelijk'heid der nieuwe behoeften en van harte Nereid met God de bakens te verzetten zoo het getij verloopt, nit eex, er nt tig en zoo objectief mogelijk onderzock wet komen tot de slotsom dat Kier e'n geen christendom e'n geen oplossing geboden wordt? Ziehier de vragen waarom het, naast andere, allereerst gaan zal in deze bladzijden. Wij gelooven dat het religieus socialisme een teeken des tijds is, en de teekenen der tijden zijn als een sprake Gods, waarnaar de christen, die naar God hunkert als een hongerige naar brood, te luisteren begeert met geheel zijn verbeidende ziel. Want is dit niet de gedurige marteling der dagen, dat God niet te zien is in de cultuur van onzen dag en dat daar het wereldleven maar voortwentelt alsof God dood is? Zie, vat daar nu omhoog r jst in het religieus socialisme, is dat niet de levensvernieuwing, de wederbareride kracht Gods, waarop wordt gewacht door alle degenen die het leven de eenzaamheid indreef, omdat het niet was bier en omdat het niet was -daar, wachtende, al maar wachtende op Gods tijd? Wij hebben het gehoopt en een langen tijd geloofd ook, maar beiden : hoop en geloof zijn ledig weder gekeerd. Wij hebben eerlijk getracht deze vragen te doorschouwen -
tot op den bodem, doch kwamen tot de vreugdelooze slotsom dat instee van een vernieuwing, het religieus socialisme principieel een volkomen verwijdering is van het christendom. Een slotsom, te vreugdeloozer, omdat de religieuse socialisten voor hun idealen een wakkeren strijd voeren met groote toewij ding en met een gewetensrakenden ernst, die vaak aangriipt, al is, als overal, ook hier niet alles goud wat er blinkt. Wij sluiten daarvoor de oogen niet, maar ook niet voor den glans, welke hier afstraalt gran een ideaal, met gloed van overtuiging. en met opoffering van veel liefs, nagejaagd. De religieuse socialisten derven te zeer begrijpende belangstelling. Er is vaak in christelijke kriiigen een gierigheid in waardeeren, die in hardigheid des harten verstijft. De zelfhewrustheid, waarmede het religieus socialisme optreedt met de pretentie „de" waarheid te bezitten, „de" oplossing voor de sociale kwestie, ontstemt en ergert velen en maakt tallooze harten liefdeloos koud, ofschoon het bier toch medechristenen geldt, voor ons besef dwalende christenen, maar ondanks alles menschen, die toch begeeren christenen te zijn en die worden gedreven door nienschelijk mnededoogen en een sterk sociaal rechtsbesef. En och, dat het religieus socialisme ietwat geestdrijverig onder de christenen rondgaat als boetgezant en onbedrieglijk met zekere zelfingenomenheid wat al te zwierig zwaait met den geleenden profetenmantel, wie, die zelf heeft gekend de popelende vervoering des geestes en tijdelijk daardoor boven zijn stand leefde, zal hier anders dan zachten gevoelens plaats geven? Wij kennen slechts ten deele en dit woord van den Apostel is niet zonder weemoed en van een levenswijsheid, waardoor been nog jets als een klacht klinkt, al verstomt deze dadelijk in het stralend sonore geluid der geloofszekerheid, dat het geheel der kennis in God is en eens, nã dezen, gekend zal worden in yolmaakte gemeenschap des geestes Gods.
10 Zoo dragen wij het religieus socialisme allerminst een vijandig hart toe, al zien wij het als een dwaling en met alle gevaarlijke eigenschappen om vat te kr;jgen op de geslachten der toekomst. Iharom ook zullen wij het bestrijden en is het van zooveel belang te weten wat het religieus socialisme aan religie, aan Christendom bezit en wat het als levensrichting wil. Het is zoo weemoedig dat het honderden trekt, dat honderden veer gaan hopen en dat duizenden veer zullen teleur-gesteld worden. 0, die hunkerende behoefte naar een nieuwen morgen alorn ! Dat eeuwige heimwee naar een verloren paradijs ! Wie zal in ooze dagen, nu alles om ons been warikelt, kraakt en ineen stort, op kerkelijk, op staatkundig, op maatschappelijk gebied, het profetenwoord spreken naar Gods heilig hart? Overal speurt het oog ontbinding, ondergang. Wat zal er van het Christendom word . n in de toekomende tijden ? Zal het door het religieus socialisme vernieuwd worden, zich zelf vernieuwen of interen, wegteren in een eenzaam hoekje als een afgeleefd oudje, omringd door de aanhankelijkheid en liefde van nog slechts weinige getrouwen ? Allerlei vragen duiken hier op. En het is zeker de verdienste van de religieuse socialisten, dat deze zeer nadrukkelijk de vraag naar de verhouding van Christendom en cultuur aan de orde stelden. Waarom het te ontveinzen ? Wij hebben onze jaren van volslagerc duiste'rnis gehad. Nergens ontdekten we een weg ter ontkoming. Het religieus socialisri-ie bleek cans religieus .en sociologisch een dwaling. Het Christendom ? 't Was ons de blijde boodschap voor de enkele zielen nog ; als cultuurbeweging voor de menschheid --- niets. Dit is gansch anders geworden. Dank zij Dr. J. H'. Gerretsen en zijn werk, vooral zijn diepzinnig geschrift „God en de Materieele Wereld", is het weer beginnen te lichten rondom ; voorwaar, Christendom en cultuur kunnen. elkander nog gaan verstaan. Hoe ? Wij zullen een antwoord geven, negatief in dit, positief, hopen wij, in een volgend `
11 werk. Een antwoord voor ons zelven. En voor misschien nog enkelen ? Wij weten het niet. Wij maken ons geen illusies. Wij zijn ons bewust in te gaan tegen den algemeenen geest van dezen tij d , en zullen ons keeren tegen de meest populaire en geliefde leuzen, waarmee het socialisme in het algemeen en het religieus socialisme in het bijzonder, de geesten bedwelmt. Wij hebben derhalve niets te hopen. En hopen niets. We geven dit werk als de vrucht van ernstige studie, van veel strijd en met geen anderen wensch, dan dat het jets moge hijdragen tot verheldering van de vragen, die ons in de voIgende bladzijden bezig hielden. Wij beoogden in christelijken geest te schrijven en in den geest van het christendom te antwoorden. In hoeverre ons dit gelukt is staat niet ons ter beoordeeling. DE SCHRIJVER.
Aug. 1916.
Het Religieus Socialisme als religie.
Daar is algemeen in onze dagen weer roep om religie. , Alom dringt het beseffen door, dat boven of achter of binnen de zichtbare dingen het eigenlijke wezen woont, waarop het aankomt". ) Het moderne Leven is 't vergaan als den jongsten zoon uit de bekende gelij kenis : het trok naar de onvruchtbare woestijn van 't materialisme, waar het zijn levensbloei zag verdorren zonder vreugdigen wasdom en vrucht. En zooals de zoon ten laatste terugkeerde tot den vader, naakt en berooid, zoo keerde en keert Al meer het moderne bewustzijn terug tot het christendom. Doch met dit geweldige vet schil. Terwij 1 de zoon versl agen van geest, zonder jets te durven hopen, zich in de armen des vaders werpt met den zielekreet van namelooze ellende: „Nader, ik ben niet waardig uw kind gen as m.d te worden." daar keert 't moderne bewustzijn terug tot bet christendom, niet orn zich verslagen aan God over tegeven, maar met de simpele erkenning, dat het, nu ja, dan wel toegeven wil dat het christendom nog enkele levenswaarden heeft, die het in zijn strijd , tegen het blind geloof of blinde overlevering" 2 ) over het hoofd had gezien en welke het dan alsnog wel in zich opne men Wilde, natuurlijk zonder dank en met verguizing van de rest. Dit verschil molten we al dadelijk niet uit het oog verliezen. Want het g2at, gelijk men met zelf bewusten nadruk verzekert, ,om een nieuwe vroomheid, om een nieuw religieus bestaan".) ,intellectueel eerlijk", gelijk Shauw verlangt, 4 onafhan)
,
1) Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine,: Religie en Socialisme. Stemmen des Tijds, Februari 1916. — 2) Alfred Fouille: Levensrichting van onzen tijd, bladz. 70. — 3) J. Keulen: De satnenwerking 2e jg., bldz. 70. — 4) Majoor Barbara (voorrede), uitgave W. B.
13 kelijk van een verouderde ideologie en het modern materialisme", 5) zooals G. Kapteyn—Muysken verwacht en ,,stroomend uit de eigen innerlijke bronwel en rijkdomrnen uit zichzelf voortbrengend" 6) naar het woord van Dr. Bierens de Haan. Zie, ,,dit is passend bij een geslacht, dat een nicuwe phas& van zijn geschiedenis ingetreden is, in stagen strijd de wereld zich veroveren tot een tehuis voor alien". 7) En waarbij men niet ,,nieer spreken wil van het Koninkrijk Gods of het duizendjarig rijk, of van het nieuwe Jeruzalem met ziin gouden straten en paar!en poorten, of van den Messias, onder wiens scepter de vrede zou wonen en de gerechtiglieid regeeren, of van het Evangelie,nietmeerwenschelijken niogelijk". ) Dit is het klimaat van gevoelens en gedachten, waarin het religieus socialisme verkeert als in zijn eigenlijke levenssfeer. Het moderne leven, het materialisme moede, zoekt te kornen tut ,,een nieuwe opvatting van geloof en van leven" ) ,,de behoefte aan religie is den mensch ingeboren", bevcstigt zelfs een Gerhard. 10) En men gebruikt weer christelijk klinkende termen waaronder men echter iets gansch anders verstaat dan de christelijke genieente; men spreekt weer van ,,God en van Geest en van Verlossing" 11) en ge1oot te kunnen vestigen op aarde een gemeenschap van vrije mannen en vrouwen, ,,innerlijk bevrijd en verlost door de edeiste menschelijkc vermogens en door zelfgekozen idealen". ')
5) Levensrichting van dczen iijd (in Teropheldering).— 6) Goethe's Faust, bladz. 49. - 7) C. Meijer, Het Nienwe Leven, bladz. 152. - 8) J. Keulen, Dc samenwerking, 2e jg, bladz 321. Ontstellend van wanbegrip en door en door valsch democratisch gevoel is van dienzelfden schrijvcr de tirade, bladz. 323, waarin hij de religieus socialistische beweging zoo ,,door en door democratisch" noemt, dat deze ,,niet verdragen kan het diepe standsverschil tusschen ecu boogste wezen (God), begunstigd met eeuwige volmaaktheid, en de masa der wezens, gedoemd tot den lageren strijd der onvolmaaktheid". Deze mon sterachtige opvatting is natuurlijk voor rekening van den schrijver, doch het is toch pijnlijk, dat mannen als de redacteuren de Ligt en Daan van der Zee, dit lieten drukken zonder een enkcl woord van protest. - 9) G. Kapteyn. Muyskcn, Affirmatie. - 10) Vroomheid, bladz. 13. - 11) Dr Bierens de Haan, Goethe's Faust - 12) Levensrichting enz. Zie ook Meyer, Het nieuwe leven, bladz. 170-171. -
14 Opdat alien een zijn en stralend werkelijkheid worde de nude droom der menschheid : ,een gemeenschap van onderling uitwisselend leven des Geestes ; een vreugdevol onderling dienstbetoon in Liefde's dienst; CCn gemeenschappelijk zich offeren aan de eene liefde, die zich offert aan heel de gemeenschap : de eeuwige Liefde des Vaders". 13 Zoo zoekt en getuigt het moderne leven dat ook religieus wit zijn en ge hoort het kloppen van ceu sterk verlangend hart. Maar met het Christendom heeft dit weiriig gemeen. Daar is religie en religie, zoogoe'd als er mystiek en mystiek is. En zoomie. men nu de inystick van Maeterlinck met die van Jacob Roh me op den lijn kati stelleri, at zijn beiden mystieken, zoor'Ilin kan men het religieus socialismc religicus op een lij,n stellen met het christendom der ,,Algemeen Christelijke Kerk." al is er, en dit zij grif en onvoorwaardelijk toegegeven, overeenkomst, verwantschap. Het moeilijke hier is echter, dat deze geestelijke wereld at evenveel valsche munt in omloop heeft als de -materiecle wereld en dat het echte en het onechte dooreen Iigt overal. Met andere woorden : de moeilijkheid is, dat het gebruik van tat van Christelijke termen geschiedt zouder dat men daaraan de gaizgbare beteekenis hecht, waardoor hinderlijk veel verwarring en misverstand ontstaat. 11 Om dan ook met preciese woorderi te kunnen aantoonen van welken aard het religieus socialisme is en waarom wij deze nieuwe ievensrichting zien als een verwijdering van het Christendom, is het noodig, dat wij doordringen tot de godsdienstige kern van het religieus socialisme en een omschrijving •
)
)
13) Ontwerp Begi►nselverklaring, bladz. 29, samengesteld door Ds. B. de Ligt voor den Bond van Christen Socialisten. Vg. ook de Ligt, Wereldwijding, Nieuwe Banen 1912, bladz. 46-57. En — God uzelf, uw naaste, uitg. drukkerij ,,De Toekomst", Schiedam. — 14) Wij zijn Prof. Heymans dankbaar, dat ook hij dit gebruik gispt. Hij acht het ongewenscht om het Wereldbewustzijn den naam van God te geven. En hij noemt het minder kiesch, dit woord te gebruiken tegenover heri, voor wie het de gangbare beteekenis heeft. Zie R. Casimir, Uit de ontwikkelingsgeschiedenis van het menschelijk denken, dl. II, biz. 317.
15 vinden van religie zooals deze in die kringen wordt verstaan. Maar dan begeven we ons op moeilijk begaanbaar terrein. Het geestelijk leven der religieuse sotialisten --- binnen en buiten den Bond van Christen-socialisten --- is niet te bereiken over taalkundige defenities. Elke omschrijving is een goede en een niet-goede tegelijk, omdat men bier te duets heeft met ecu
veelheld van r•ellgleuse aandoeningen en overtuiging eel, v a ag, vager, al vager, naarmate van de nicer of mindere positieve overtui ;ing
der aanliangers. Zoo vindt iedere omschrijving aanhangers en verwerpers in 66nen. Nu kan dit ni(.oeilijk ook anders. Binnen den Bond van Christen-socialisten is let at een wonderlijk sarneratreffen van geesten, die in hoofdzaken uitecn Haan ; hoeveel te meer dan daar buiten in de onbepaalde ruimle van het Religieus Socialistiscli Verbo»d bijvoorbeeld, waar ge modernen, gereformeerden, anarchisten, spiritisten, theosophen, Hegelianen en nog tal van anderen, nergens thuis te brengen , kunt aanteffen. (`a) Religie is bier bestaanbaar met en zonder geloof in een zelf bewusten God, met en zonder zondebesef, hetwelk om verzoening roept. Het gnat bier derhalve om religie zoo algemeen mogelijk. En, omschreven, om een term, die uiterst elastisch snag zij n. Wanneer wij dus nu tot een voorloopige defenitie komen en zeggen, dat religie hier die levensrichting is, waarin de mensch beleeft den samenhang van al het bestaande, geven we een omschrijving die heel weinig zegt, maar welke het voordeel heeft dat alle religieuse uitingen er onder kunnen worden samengevat: .oude en nieuwe, christelijke en niet-christelijke; een omschrijving, stellig naar 't hart der religieuse socialisten ( 1 ) omdat men 15) Zie Prof. Dr. Slotemaker de Bruine Religie en. Socialisme, Stemmen des Tijds, Februari 1916. 16) En zelfs buiten Bien kring. Ook Dr. de Hartog heet religieus wie zich levens-een weet met den grooten samenhang, Bien wij het Al noemen. ,,Waar de mensch leert begrijpen : ik ben niet alleen, ik heb niet alles te zeggen, maar ik ben slechts een lid van het Universum, cen armzalige sterveling onder den wijden sterrenkoepel, daar is religie". Wetenschap, Godsdienst, Geloof, bladz. 19.
1-6 hier elkander altijd weer terug vindt en de hand reikt als kinderen des geestes ten broederschap. Maar even stellig zijn we met deze omschrijving aangekomen bij een religieus eenheidsbesef, dat buiten het christendom komt te staan, ook al treedt dat bier en daar nog op in een Christelijk gewaad, ook zelfs al komt het tot uiting in positief Christelijke persoonlijkheden. Ook het christendom heeft zijn religieusen uitlooper, welken geen enkele vrome missen kan. I)och dan is hier de religie in het geloof der Genieente geworteld en zoo anders door afkotnst, Maar wiji voorshands alleen sprake is van religie zoo algemeen mogelijk, waarin at het bijzondere van godsdietnst, philosophic, of wat ook, dat zou kunnen verdeelen, wegvalt, daar laat ook de Christelijke religie zich vinden in Onze omschrijving, zoodat heidensche, niet-christelijke en zelfs on-christelijke religie bier sc.hijnbaar samen stenmt om dat groote, alien en alles omvattende Al te dienen, dat niemand vertolken kan, behalve eenen ! Jezus Christus, de wereld met God verzoenende door het Kruis. Nu leggen wij ons een noodzakelij ke beperking op door ons te bepalen tot de religieuse stroomingen der laatste decennien. Bet. einde zou weg zijn, indien we anders deden en verband gingen leggen tusschen deze en het religious leven van personen en stroomingen uit vroegere tijden. Gemakkelijk zouden immers binnen zoo vage omschrijving van religie zijn samen te brengen alle philosophen voar en na Christus en bijna alle dichters van beteekenis. (`i) a
Ongeacht den inlioud der religie, omvat de getrokken kring 17) Dit blijkt ook inderdaad de meening van de Ligt, die in de Toelichting Ontwerp Beginselverklaring van den Bond van Christen Socialisten schreef : ,,Alle philosophen zijn het er over eens dat de weg voert van het onbewuste tot het bewuste, van natuurdrift tot geestdrift, van lot tot daad, van exemplaar, individu tot persoonlijkheid, van chaos tot kosmos. Evenzoo Dr. H. van den Bergh van Eysinga in De Religieuse Socialisten, bladz. 14-19, die spreekt van,, de orde en der dingen harmonic door de denkers en zieners begrepen". En evenzoo Dr. A. H. de Hartog, die schreef : De redelijkheid der religie, bladz. 18. „De waarachtig wetenschappelijke mensch is religious".
17 alien en alles : den christen Augustinus, zoowel als den heiden stoicyn Marcus Aurelius ; Luther zoowel als Nietzsche, Calvijn
zoowel als Hegel, prof. Heijmans zoowel als Dr. A. Kuyper, Vondel zoowel als Hebbel, Oscar Wilde zoowel als Kloos en Bilderdijk, om eenige namen te noemen van mannen, die in levens- en wereldbeschouwing elkanders anti•poden zijn. Dit alles maant wel zeer tot groote omzichtigheid ; zoo ergens, dan is hier het woord van Paulus van kracht, om te beproeven of de geesten uit God zijn. Want wat zich hier religieus aandient, wil volgens eigen nadrukkelijke en eenstemmige getuigenis, een nivuwe religie zijn. 11) Dat deze thans nog van -een onzekere kleur is en een veeltalige sprake heeft, welke niet gemakkelijk wordt aangeleerd, wij l hier als elders geldt: zooveel hoofden, zooveel zinnen, talen spreekt natuurlijk vanzelf. Doch in de gegeven omschrijving van religie is het religieus socialisme in al zijn openbaringsvormen een. Vatten wij dit goad in 't oog dan geldt de Ligt voor den religieusen uitlooper van den Bond van Christen Socialisten. Ook hij getuigt: ,religie is satnenhang beleven". En dan vervolgt hij: „Vandaar dat de religieuse kunstenaars, de groote wijzen, de dichters en profeten altijd weer hebben getuigd van Bien geheimen band tusschen natuur en geest en mensch en menschheid, eeuwigheid en 'tijd".( t9 En dan roept hij er eenigen op, een profeet en voorts wijsgeeren en dichters: Micha wordt genoemd en zijn profetie van ('
)
(18) 'Lie B. de Ligt : De Zin der-'Religieus Soc. Bijeenk. De Samenwerking 2 jg. bladz. 354. Evenzoo Dr. van den Bergh van Eijsinga : De Rel. Soc. bid. 19. Evenzoo Dr Bierens de Haan : Goete's Faust, bid. 67. Evenzoo J. Keulen : De Samenwerking 2 jg. bid. 322. Evenzoo G. Kapteijn - Muijsken : Levensrichting, bid. 71. Evenzoo C. Meijer : Het Nieuwe Leven. Evenzoo Dr. Schoenmaekers : Het geloof van den nieuwen mensch. Evenzoo Dr. A. Kalthoff : Die Religion der Modernen. Evenzoo Ernst Haeckel : Het Monisme bid. 40 -- 41. En voorts tal van tijdschrifartikelen 1 allerwege verspreid. (19) De zin der religieusche Bijeenkomsten, De Samenwerking 2 jg. bid. 343. Ook als brochure verschenen bij „De Toekomst" Drukkerij te Schiedam. Ii
18 Sions hell, dat alien volkeren wezen zal ;(^°) en Fichte wordt genoemd, die sprak: De Iiefde wordt den religieusen mensch een altijd voortwellende bron van geloof en hoop; (`' 1 ) en Marx wordt genoemd, ,wederom een samenhangbekenner, die wetenschappelijk den grooten , wereldsamenhang bewees";( 22) en mevrouw Roland Hoist wordt genoemd, ,I)e vrouw in het woud", die zoo ontroerend schoon broederschap en offer to verbeelden weet;( 21) en Herman Gorter wordt genoemd, de zanger van ,,Mei" die in zijn ,Verzen" de duizendtallen opvordert en de
(20) Eenmaal zal Jahwe's tempelberg aan de spits der bergen staan, en boven de heuvelen verheven zijn; derwaarts zullen volkeren stroomen; talrijkc nation zullen optrekken en zeggen: Komt, laat ons opgaan naar den berg van Jahwe's near het huffs van Jacobs God; opdat Hij ons Zijne wegen wijze ; en wij op zijne paden wandelen ! — Want van Sion zal de wet uitgaan, Jahwe's woord van Jeruzalem. Dan zal hij scheidsrechter zijn tusschen talrijke volkeren, en sterke nation', zelfs ver wonende, terechtwijzen. Zij zullen hunne zwaarden tot ploegscharen omsmeden, hunne speren tot sikke-len ; Beene natie zal meer tegen een andere het zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leeren ; maar ieder zal zitten onder zijn wijnstok en vijgeboom,
zonder dat iemand hem opschrikt. (21) De zin der Religieus-socialistische Bijeenkomsten. De samenwerking 2 j.-g. bladz. 346. (22)
(23)
„
Idem
2 j.g. bladz. 350.
Onder meer dit:
Kunt g' alleen worden doordat wij vergaan: het komt op geen verbruikte harten aan. Kunt g' alleen bloeien zoo ons hart verdort, en groeien wanneer het verbrijzeld wordt, zoo weet ge immers dat ik mijn hart gaf, en niets bedong, want dat wear klein en laf, — zoo bid ik nimmer, dat ge mijn hart spaart: op d' andere schaal zweeft het geluk der aard. Hoeveel duizend harten ook noodig zijn, ge moogt ze nemen, en de prijs blijft klein. De prijs blijft klein voor het mensche-geluk, al gaan duizendmaal duizend harten stuk.
19 tienduizendtallen, opdat „de wereld wordt vrij".( 24) En dan komt de verrukking en de vervoering en juicht de Ligt om dit al: „Door en ondanks 't historisch materialisme werd een nieuwe religie geboren: die der menschheid, edel, schoon, wereIdomvattend, in de allerbesten diep-geestelijk". „En de materialistische wetenschap, en het historisch materialistisch geschiedonderzoek, zij bevestigen met 't allerzuiverst denken den samen• hang als nooit te voren".( 5) Wet uiterst vaag is bier de religie en wet zeer staande buiten het Christendom. Marx en Gorter--religieusen!( 26) 'I'och--de indeeling is een juiste, nu wij onder religie niets anders hebben te verstaan dan „samenhang beleven", volgens onze omschrijving, door de Ligt gedeeld en met hem door ver24) Stort, o arbeiders, u diep in zee der wereld, heb de menschheid lief, meer dan u zelf, uw vrouw, uw kinderen. Hebt de menschheid lief, en het socialisme, dat er in komt. Geeft a daaraan met heel uw ziel, uw hart: Wilt daarom leven en wilt daarom sterven. Bedenkt : van it hangt 't of of de wereld wordt Vrij. Stort u daarom midden diep in 'zee der wereld. 25) De Zin der Religieus Socialistische bijeenkomsten. De samenwerking 2 j.g. bladz. 354-356. 26) Marx, die God, den Vader, en den Zoon hoont, „Het kapitaal" dl I, biadz. 157: "Lie ook ,Christelijk Sociale studie-n", bladz. 277 door Dr. Slotenmaker de Bruine. En Gorter, de dichter, die in zijn „Pan" van God een gruwelijke carica-. tuur maakt. ,,En daar kwam langzaam -en half opgericht Nog een God aan : de God der Christenen. Pan kende hem nauwlijks hoe hij glisterde Hij had een dubbel wezen. Alles dubbel — Zinnig, zoo het water ook wel stubbel' Door den wind zoo en vlak daarbij weer zoo. De eene helft van zijn gezicht was bloo Als een knecht ; de andere hardvochtig Als van een meester. De eene wang was vochtig Van tranen uit deemoed en medelij, Maar de andere hard in trots en hoovaardij. Hij had in de eene hand een geesel, maar De andre voerde het liefdesgebaar, Ecn helft van zijn rug was diep rood bevlekt Met bloed, de andere met goud bedekt. Blijkbaar was hij half van de gouden edelen, Half van de sroez'ligen die werke, of beedlen. -
20 reweg de meeste religieus-socialistische woordvoerders. (27) Is hiermede nu duidelijk gemaakt wat we in het algemeen onder religieus•socialistische religie te verstaan hebben, evenzoo b.leek, dat in den Bond van Christen socialisten deze nieuwe religie het zuiverst wordt vertegenwoordigd door B. de Ligt, die ongetwijfeld de meest profetische vertolker is van de ,periode spirituelle," gelijk Maeterlinck deze alreede meende te zien naderen in de geschiedenis der menschheid, voor omstreeks een vijftiental jaren. (QS) Door bijna alien vaart daarom eenzelfde aesthetisch pantheistische geest ; hieraan kunt gij ze herkennen, dat zij belijden, in wijs-geerig dichterlijke aanbiddding : dat God is het Wereldbewustzijn als der dingen Grond, in elkeen, in al wat leeft, in aller Kracht, wonderbaar; en dat daar de Wet is en de Orde als goddelijke sprake, eeuwig diep van zin als de wonderen-volle zee, die haar ontstuimige, wemelende wateren maar opstuwt en voortstuwt van kust tot kust, onvermoeid, eeuwig dezelfde, dezelfde, ongemeten, onbegrepen. Wanneer de Ligt spreekt van God als ,,de Schepper van eindelooze, matelooze zonnenzeeën, als de wereldenbouwer, die heel dat woest geweld van brandende zonnen door zijn wijsheid temt, het alles ordent en regelt in wonderlijke wetmatigheid, opdat steeds rijker schat zijner eeuwige gedachte zich openbaren zoude;" ( 211 ) dan is daar Dr. van den Bergh van Eisinga, de bekende Zutphensche predikant-philosoof, in de buurt, die hem bijvalt met de vraag : ,Openbaart het Goddelijke zich .niet overal ? Staan 27) Een uitzondering maakt Daan van der Zee, de vroegere voorzitter van den Bond van Christen Socialisten, zijn werk : Het christen socialisme heeft religious een positiever karakter. Doch van der Zee rekent zich tot de ,oude garde", een vroegere richting in den Bond en verklaarde zich tegen de ,nieuwe garde (Opwaarts 19 Mei 1916). Aangezien hij echter naar Indio vertrok, heeft hij Been invloed, noch op het religieusch socialisme in het algemeen, noch op het karakter van den Bond van Christen socialisten. En evenzeer Enka, waarover verderop meer. 28) Schat der Nederigen. 29) God Uzelf uw Naaste, hlz. 10-11.
,
21 we niet in dit werkelijke en zijn we niet omringd door een kosmische orde, is er niet het Al en hebben we niet gehoord, dat daar de sterre-eilanden drijven in de ruimte en dat die sterreeilanden omringd zijn door planeten en dat die sterren en planeten hun Paden gaan en wie zal ze berekenen en wie zal hun maten zeggen ?" 30 En wanneer dan de Ligt in aanbiddende verrukking het uitkrij t : „O Deze, van tijd noch eeuwigheid gemeten, wij kennen Hem als den Mededeelzame, den Mededeelzame. Alles deelt Hij ons mee, Hij, die rich aan alles meedeelt. Al den rijkdom zij ns harten stort FI ij in 't Schepsel uit; 0 Deze eeuwige, volstrekte dichter van het ontzaggelijk werelddrama ; wiens woorden wouden en zeeen en sterren en bergen zij n, lichtafgronden, hemelbranden, menschheidsgeboorte, kometen ondergang. En 't zingen van een vogel in den vroegen zomermorgen, en het schreien van een kindje, om zijne moeder, 's nachts," dan, dan, dan is daar C. Meijer _naast hem in gebed, die' fluistert: „4 liefelijk en eeuwig Wezen, dat. mij en het al bezielt en d raagt, ik heb U lief ....... In de eindeloosheid van 't verleden hebt gij mij gegenereerd ; Uw liefde was het, die mij leidde. In elk stil oogenblik wachtte mij Uw tegenwoordigheid, in smart en duisternis waart Gij, elk licht, dat ik ooit zag, was van uw licht de glans, zoo, door de eeuwen, die voor mij liggen, als een stil kind zal ik gaan en aldoor lichter zal het mij worden, want aldoor inniger zult Gij U aan rpij openbaren, in heel de diepe weelde van to leven U aan mij openbaren. Maar ook het diepst geluk, dat 'k ooit zal smaken, is slechts 't gevoelen van Uw liefde, die eeuwig mien is, wijl ik eeuwig Uw ben. (
)
,
30) De Religieuse Socialisten, blz. 14. 31) Het Nieuwe Leven, b1z.. 182.
22 En zoo zweeft naam na naam voorbij, Er zijn nog zoovelen to noemen. Daar is Dr. Schoenmakers, die in zijn ,Evangelie der • Aarde" en in „Het geloof van den nieuwen mensch", een heel bijzondere en eigen plaats inneemt ; en daar is Dr. Bierens de Haan en daar mevr. Kapteijn Muysken en ginds komen nog anderen ..... En alien getuigen zij d ichterl ij k wijsgeerig ` of wijsgeerig ondichterlijk op velerlei wijze : Orde, Wet, Wereldbewustzijn, . Samenhang, hetwelk is „het grenzeloos Veeleene, eeuwig alles in allen. Verblitidende werkelijkheid, lichtend visioen, mysterie, waarvoor wij niet begrijpende ons buigen !" 32 Het is klaar, dat hier ge'en sprake kan zijn van de ChrlstelJke levens- en wereldbeschouwing. Het Christendom beweegt zich tusschen de twee polen zonde en genade en heeft tot uitgangspunt God in Jezus Christus de wereld met zich verzoenende. ,,Alzoo lief heeft God de Wereld, dat Hij Zij n eeniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." 33) Daar is immer in de Christelijke gemeente de eeuwen door beset van zonde geweest als schuld tegenover God. Zoo diep en het hart verscheurend, dat de zo'nde der menschheid als eigen persoonlijke zonde-schuld ging wegen. Wie denkt hier niet aan de innige en ontroerende zelf-beschuldiging van J. Revius ? (1586---1658). -
(
)
(
-
't En syn de Joden niet, Heer Jesu ! die u cruysten, Noch die verradelijk u togen voor 't gericht, Noch die u knevelden en stieten u vol puysten; ,t En sijn de crychluy niet die, met felle vuysten, Den rietstok hebben of den Kamer opgelicht, Of het verfloekte hout op Colgotha gesticht, Of over uwen rock tsoem dubbelden en tuyschten. Ick ben 't, o Heer, ick ben 't, die u dit heb gedaen, 32) J. A. Blok, De Grond der dingen.- bladz. 32. 33) Joh. 3:16.
23 Ick ben de sware boom, die u had overlaen, Ick ben de taeye strengh daermee ghij waert gebonden, De nagel en de speer, de geesel die u sloegh, De bloedbedropen croon, die uwe schedel droegh ; --Want dit is al geschiet, helaes, om mijne sonden. Maar van zonde en schuld tegenover God, als hier, en van genade en verlossing in de Apostolische beteekenis, is bij de nieuwe religie geen spoor, ook niet, in engercen zin, in den Bond van Christen socialisten, waar wel van zonde en offer nog gesproken wordt, maar in cen gansch andere beteekenis, zooals later blijken zal. Alles hangt hier natuurlijk of van de religieuse persoonlijklieden, die de nieuwe religie vertegenwoordigen, zoodat wij er gedurig bedacht op moeten zijn, dat we altijd met bepaalde beschouwingen te doen hebben, die onderling zelfs botsen. Eerlijkheidshalve gaat het dus niet aan een = groep° van beschouwingen te kiezen als repressentant van het geheel. Maar toch, als bewijs hoe bier in stroom en tegenstroom allerlei wordt meegevoerd waaraan een christen zijn naam niet leenen kan, zoo hij trouw blijven wil aan zijn Heer, mag toch Belden, dat bier het religious socialisme wordt aangehangen door geesten, die met het christendom radikaal hebben gebroken; 34 of door anderen, die het christendom opgaven als den absoluten godsdienst; 3 5) om niet te spreken van hen, die van een gelouterd christendom alles verwachten. 36 Maar er is meer. (
)
(
(
)
34) Zooals o.a. C. Meijer. Het Nieuwe Leven, blad. 2, waarin de voorstelling ,dat een nieuwe beschaving de uitgeleefde christelijke gaat voortzetten en vervangen." 35) Zooals o.a. Dr. van den Bergh van Ensinga, De Religieuse Socialisten, bladz. 19. 36) Zooals o a. B. de Ligt, Over de beteekenis der profetie voor religie en gemeenschap; en Christen-Revolutionair. De Bond van chr. soc. zal ons hier tegenwerpen dat dit alley den Bond niet treft; sterk in zijn isolement gaat deze den eigen koninklijken weg;* niet verder gaat hij met het moderne geestosleven mee, dan voor zoover dat teleologisch samenvalt met het .doel van den Bond. Wij achten dit een illusie waarop we in hoofdstuk IV dieper in zullen gaan.
24 De ge'vonden algemeene omschrijving van religie wordt vooral geschraagd door ondeugdelijk stutsel. Daar is gedurig een vermoeiend beroep op profeet en apostel, op dichter en philosoof; vooral de leider van den Bond van Christen Socialisten nestelt zich hier vast. Terecht? Ja, zoo tusschcn de geroepenen be taat, ondanks groot verschil, verwantschap in levens- en wereldfeschouwing, neen, zoo daarvan geen sprake nnocht zrjn. En daar is geen sprake van. Begtijpt men dan niet, dat her is schending en misbruik naar den geest, indien men terwille van het socialisme profeet en apostel laat optrekken niet Marx en Gorte r, alsof hier ook maar eenigermate van verwantschap gere"pt worden kan ; begrijpt men dan niet, dat dit is een neertrekken en profanie, wanneer men zoo gemakkelijk tot geestverwanten en medestrijders doopt, geesten, die toonden metterdaad van Len doodcl ijk vija ndige gezindheid to zijn Daar wordt gespeeld met woorden en gesold met de groote dooden. Maar dit is dan ook de wrake, dat de geestelijke neerslag daarvan een religie is, die zich verliest in het algemeene als rook in de ruimte. Het is alles hetzelfde, eenzelfde waarheid in ,,het licht van dit zuiverste denken". De verschillen lossen zich op ; al wat voor zwart doorging bier, voor wit daar, smolt ineen tot strak vreugdeloos grijs. In de omschrijving alleen, in de voorstellingsbeelden was er verschil, of hoogstens, in de volheid der kennis.In. dezen geest toog men ten arbeid en is de verbinding van ongelijk gestemde ideeengroepen voorbereid met onmiskenbare vaardigheid en meesterschap. Maar we blijven in den nevel. En alleen daardoor laat zich alles verbloe-men en verzoenen. in den nevel zijn de omtrekken doezelig en 1auw. Een school en een kerk worden gebouwen en de bestemming laat zich sleclits gissen. Zoo bier. Als in Bien nevel, waarin elk willekeurig gebouw op cen kerk kan gelijken, terwijl het misschien een theater is, zoo
25 is de vroeger gegeven algemeene omschrijving van religie, een bloedeloos skelet, dat op iedereen gelijkt en waaraan alleen de deskundige zien kan of het geraamte is van een mensch of een aap, van een man of een vrouw. Met andere woorden : de nieuwe religie der religieuse socialisten, is slecllts gedachtentwerk en zoo wij daarin naar het kennmerkende karakter nioesten zoekeii, zou dit alleen kunnen worden gezoclit in het karakterlooze. Daarom is het zoo vanzelf sprekend, dat cen samenwerking bier, zclfs met stroomingen, aan .lift christendonm volkomen vreeiud, one niet van vijandig te spreken, alleen nmogelij k is tenkoste vail het voile hesef der blijvende tegenstellingen. Wij betreuren dit als onwaarachtig. Docli zoo onder religie niet meer behoeft te worden verstaan dan besef van samenhang, nmoet bet noodwendig lien weg wel op. Dan meet men tenkoste van het karaktervolle vele en bijzondere, al het onge\Iijke wet glad slijpen en tenkoste van wat de profeet profeet deed zijn, de apostel apostel, ook dezen inlijven bij zijn dooden legioen. Zoo men dan maar niet vergeet, dat men zich van lichamen zonder ziel heeft meester gemaakt en dat men, als men dan at jets bewees, het dit is : dat Micha en Marx en Gorter en Amos, enz. physisch behooren tot het menschelijk geslacht! Wat toch wel erg onnoozel is. En bepaald onnoodig ook. Omdat we dit wel wisten. Misschien dat er nog eens een tijd zal komen, dat het Pantheon der menschheid gereed komt en dat men daarin de beeltenissen zal hangen van wie groot waren onder de menschen, de eeuwen door, en dat we dan zullen aantreffen in een zaal Marx en Amos en de anderen, maar wat wil men beginnen met de profeten en dichters en philosophen, bloedwarm van leven, bier, nu? Och, men kan tenslotte alles bewijzen, als men wil. Verklaarde Hegel, de geweldige, zoo niet, ,dat de sterren
26 geen hemellichamen, maar abstracte lichtpunten waren ; dat de lintworm door een zwakte van het organisme ontstond, waarin zich een gedeelte tot eigen leven afzonderde; dat de bloedlichaampjes slechts een verdichtsel van de physiologen waren ?" 38 „'t Is, zooals een oude gravure het voorstelt. Kant is gestorvee en stijgt in een ballon hemelwaarts; Hegel en zijn leerlingen zien den opstijgenden ballon na en heffen smeekend hun handen omhoog. Kant werpt hun echter niets toe, dan zijn pruik, zijn stok, enz.: meer hebben zij inderdaad niet van Kant opgevangen". 38 De poging, aangewend vooral door de Ligt en Van den Bergh van Eisinga, om cenheid te zoeken achter en uit het vele, met verdoezeling van het karakteristieke en principieel anders geaarde, is verwerpelijk, omdat de geestesgrooten, welke men te zamen bracht, niet worden gedragen door verwantschap in levenswereldbeschouwing, waardoor men hun krenkend onrecht doet. Daarom gaat het nu. Alleen bij geestverwanten sluit men zich aan. Dan is beroep oorbaar. Terdege. Anders lagen wij zelf omver. En zou ons betoog in denzelfden put omkomen.. Maar wij behoeven geen oude boeken op te slaan en een zin hier . en een bladzijde daar uit het geheel to nemen om een geestverwantschap te suggereeren, die kunstmatig is. Wij zien het religieus socialisme in zijn verschillende stroomingen en wij hooren zijn wateren klateren met een schijnbaar eigen geluid ; maar ook zien wij de richting naar het eene doel, en hooren wij het bruisen van het eene, groote leven. En herkennen hierin de noodwendigheid van eene dieper liggende oorzaak. Zooals de zee, ja, de zee ! — als een reusachtig licheam met haar geweldige rivierarmen de aarde omhelst en de wateren als (
(
)
)
38) Prof. Dr. Th. Ziehen, Hersenen en Zieleleven, bladz. 36. „ 37. idem. $8)
27 opvangt van de meest eenzame en hoogste bergtoppen, en dare meevoert en voortdraagt al lager en lager ; en zooais zij, de geweldige, zij alleen, langs verschillende wegen voor het eene water de richting bepaalt naar het eene doel: zich zelf ; zoo, als de zee, is het religieuse socialisme; de verschillende stroomingen,'zij zijn als beekjes en als kleine riviertjes, zij kabbelen en babbelen bier, klateren en sehateren daar, bruiser en donderen, gelijk een toornige rivier, ginds, en alien schijnen cen verschillend doll te hebben, en te zrngen een eigen wi.j e, niaar het gaat Al de richting van het cent; doel: de zee van socialisnie. Dit is het versclhil. Het religicuus socialisme beroept zich op de groote dooden uit verledene tljd.en, waartusschen geen verit'arztsc/iap in levenseu wereldbeschouwing bestaat, en daarom ging het mis, en was miskenning en schending het gevoig. Maar tusschen de verschillende religieuse socialistische stroonaingen is die innige verwantschap er we'l, als reeds bleek, in religie, als zal blijken, ook in levensrichtirig. Wij zeggen verwantschap -- geen eenheid. Nog ' worstelen de stroomingen, . als het water op de bergen, ieder voor zich, als in een strijd om het bestaan. woelend en joelend door en over elkaar been om de eigen bedding uit te hollen; nog is het een zoeken en tasten, een gecompliceerde veelheid, een chaos van geestelijk leven : de rechte weg is er nog niet, maar de aspiraties zijn er en de wenschen en idealen zijn er en worden geuit met steeds krachtiger , geluid. En 't is daarin, dat wij machtig en overmachtig herkennen den grondtoon van een levens- en wereldbeschouwing, welke zich verliest in het algemeene, als een kreet in de ruimte. Dit hebben we nu gevonden : het religieus socialisme in zijn verschillende stroomingen, komt tot eenzelfde pantheistische omschrijving van religie en tot de eenstemmige betuiging, dat men een izieuwe religie begeert, wat toch niet anders beteekenen -
28 kan, dat ,nieuw" hier gedacht wordt tegenover ,oud", waardoor het religieus socialisme maar terecht in verdenking komt te staan jets anders te willen, dan het christendom beoogt. Onze conclusie is daarom deze : religieus is het reliAieus socialisme karakterloos en voert henen tot een godsdienst zonder God.
Maar laat ons neerdalen uit den nevel en zien, hoe het religious socialisme als levensrichting he-4 concrete aan vat.
Het religieus socialisme als levensrichting.
Het religieus socialisme als levensrichting , trekt allerwege de aandacht. Wij verstaan dat. Onze eeuw is de eeuw van ijzer en staal. Het leven is een ratelend raderwerk geworden en de mensch, als een jachtig spoeltje in een modern weefgetouw, rept zich voort, verbijsterend, dennonisch. Wij vliegen daverend door de krachten van stroom en electriciteit over en onder de aarde, over en onder de zee ; wij °°jagen de vogels en de visschen en de snelvoetige hinde voorbij, als een trein trekschuit en postkoets en diligence. Ja, de kruipganig voor ieder, die reist, is voorbij. Hebben wij lust, we doorklieven het luchtruim, is 't onze wensch, we duiken diep, diep in de zee of dalen of in donkere mijnschacht; over den aardbol weefden we een dicht net van draden, telegraaf en telefoon doen kondschap over zeeen en landen, van wat rustig in -zijn kamer gezeten een menschenkind wit ; geweldige stroomen breidelen we : de trotsche Niagarawaterval is dienstbaar gemaakt aan des menschen gemak en voordeel; de geweldige Nij 1, eeuwen lang een verschrikking voor den Egyptenaar, ligt bedwongen en zijn zwellende watermassa's kunnen Been kwaad meer doen, maar goed alleen. 0, de menschel ij ke geest heeft wonderen gewrocht! Het nieuwste is nu weer een auto, die in verbinding staat met kantoor en de verre landen van over de zee en de bergen, en wa,arin een schrijfmachine wordt medegevoerd, welke, zoo -
30 noodig of gewenscht, orders typen kan, onverdroten en onvermoeid in een vaart van 100 kilometer per uur en meer 3 We doen alles geweldig, titanisch Wij brengen een machine van 400 paardekracht onder een wit (en een paardekracht beurt in een seconde een gewicht van 75 kilogram ter hoogte van een meter) en we gaan daarmee heffen en drukken, persen en trekken, smeden en boren, schaven en zagen, vij len en beitelen. Eens was dat anders. Zie. Daar staat een schrijnwerker aan zijn werkbank. Hij vijit. En daarbij zingt hij, of ook wel fluit hij. Hij heeft plezier in zijn werk en zijn leven, dat is duidelijk. Nu -grij pt hij zijn boor en gaat boren en onderwijl ziet hij door het raam naar buiten' waar zijn twee rakkers van jongens juist bezig zijn met steenen gooien naar de kippen.'t Zijn kleine kereltjes en de steenen kunnen Been kwaad, de man lacht daarom in zijn hart, maar verbiedt toch dreigend de bengels, die afdruipen, uit het gezicht van Vader weg om elders op ander kattekwaad to 7innen. Maar onze schrijnwerker fluit al weer en boort en werkt voort. Waar is zijn steekbeitel nu ? 0 ja, daar, . Jan, de knecht, heeft hem van morgen gebruikt. En tot den avond valt, werkt hij voort aan zij n eigen werkbank, in zijn eigen werkplaats, met zijn eigen gereedschappen. En hij is vergenoegd en heeft plezier in het leven. Kom nu eens mee naar de fabriek. 1)aar staat een schrijnwerker aan een werkbank. Hij staat naast andere schrijnwerkers. Wat doet hij ? Schijnbaar niets. Hij staat bij een vijlmachine, zooals zijn maat staat bij een boormachine en een derde bij een steekbeitelmachine. En deze machines vijlen en boren en steken en er is een oorverdoovend gestamp en gesteun, geknars en geraas, gesis en gesnor ; voor (
39) Scientific Ar erica van 10 June 1916.
)
31 een bezoeker om gek van te worden. Maar deze mannen worden niet gek, zij staan bij bun machine of 't hen niet deert, stom. Want praten mogen en kunnen zij niet. Werk en machine ver• eischen stipt toezicht en groote nauwkeurigheid, anders wordt het werk bedorven, of de machine springt stuk. En zoo staat de schrijnwerker, klein bij zijn machine, als een kind bij een olifant, en regelt de ijzers, draait de kruk, wisselt de drijfriemen, vandaag, morgen, de gansche week, maanden, jaren. Gruwelijk! Altijd hetzelfde werk, altijd hetzelfde werk, het is niet te zeggen, hoe dit walgen doet. Dat heeft de machine gedaan. Als een zondvloed van elleade is het cnachine-leven over ons alien gekomen en heeft het oude, vreugdevolle 'handwerk als weggevaagd. Hier en daar staat nog een brok overeind. Maar hoelang nog? De industrie van ijzer en staal gaat met zwaren vasten tred voort de wereld te veroveren en de menschheid aan zich te onderwerpen, en zal nog heerschen in verre toekonmst, geslacht na geslacht. Daar is voor enkele jaren een boek geschreven, waarin staat wat dit beteekent voor millioenen medemenschen. Wij bedoelen het werk van Dr. A. Levenstein. ( 40) Deze heeft verschillende vragen gericht aan duizenden arbeiders, werkzaam in mijnen•, textiel-, en metaalindustrie, En hij ontving van 5040 arbeiders antwoord,. Het geheel is ontstellend. Een der gestelde vragen. luidde : ,,Hebt gij. plezier in uw arbeid of boezemt deze U geen betang in ?" En o, die vermoeiende, droeve getuigenissen ! Ze komen tot ons uit nachtzwarte smart-levens, ze scheuren door den dag, als de kreten van een gewond dier. 40) „Die Arbeiterfrage. Mit besonderer Beruckeichitigung sozial psychol• ogischen , Seite des modernen Groszbetriebes and der psychophipysischea Einwirkungen auf der Arbeiter.
„Bil al mijn werk, --- zoo schreef een textielarbeider -- is het alles tot stervenstoe vervelend, eentonig, verdoezelend en vermoeiend” --- „Ik moet mij dwingen belangstelling te hebben voor mijn arbeid" -- aldus een metaalarbeider — ,maar ik kan het niet. 'Een visch kan niet in de lucht leven, omdat hij door kieuwen ademt. En mijn ziel kan niet leven bij een arbeidswijze, waarbij niets te denken vait." Diezelfde arbeider loopt soms van zijn werk en zijn gezin weg, ,ik moet, begrijpt u mij wet, ik moet ze soms verlaten, omdat anders de eentcxiige arbeid mij vernielt." Een metaalarbeider, die enkel blikken koffiebladen uitslaat, bericht: , Altij d hetzelfde werk. Altijd bonst de machine. In den eersten tijd heb ik dikwijls probeeren te zingen of to fluiten, maar dat heb ik opgegeven. Men kan immers niet hooren. Het gedruisch is zoo sterk, dat men zou moeten schreeuwen. Daarom maar liever zwijgen en beroerd zijn". ,, Waarl ij k," -- zoo een m ij nwerker --- ,,een elle ndig e viock rust op dit werk. Als een graflied klinkt het iemand iederen dag in de ooren ; wij moeten ons quantum hebben — och ! wat olen ..... hen ik moe en ellendig -- nog cen paar schoppen kolen....... p wat is de hitte drukkend •. . . . . altijd kolen . . . een . . paar scheppen nog ...........de opzichter wil kolen hebben ....... wat een b^khandelin als een hoed kolen . kolen . Eeri andere mijnwerker, v.^n 26 ja4*r schrijft : „de arbeid geeft mij geen genoegen. 1k ga naar mijn werk als naar den dood". „In mijn arbeid heb ik geen plezier", — aldus een metaalwerker — „en iedere dag is voor mu verloren, en wordt voor mij tot helsche pijniging". — Terwij l een andere metaalwerker schreef: ,Stel u voor, dat u nu 24 jaar lang iederen morgen een koffiemolen had genomen, en lien dan, betaald ilaar het aantal keeren draaien, 11_ tot 13 uur halt gedraaid, dan kunt U misschien be;rijpen, hoeveel belang ik in mijn werk stel". -- „Een uur arbeidstijd" ---- ,,.schrijft een textielarbeider, .
...
33 wordt tot een eeuwigheid". — En klaagt hij verde'r : „het werk is heelemaal wit, alles wit. Het oog heeft geen vast punt". Natuurlijk zijn er ook antwoorden van gansch anderen aard, maar zij zijn uitzondering, naar het aangegeven percentage bewijst. — „In de meeste antwoorden," — aldus de heer Levenstein zelf „ligt een onmiddellijke spanning. Men ziet menschen, die vol verlangen, met gloeiende oogen wachten op het uur, dat het werk uit is -- „Zoo storm ik, als een bezetene de poort van de fabriek uit," -- schrijft mij o.a. een metaalwerker, die enkel massa-artikelen maakt. " (`") In percenten uitgedrukt, dit : Bij de mijnarbeiders was lust in den arbeid overwegend bij 15.2 °/, tegenzin in den arbeid overwegend bij 60.5 °/ o, onverschillig 17.6 °/0 , deze vraag niet beantwoord door 6.7 O/o , Bij de textielarbeiders : lust in den arbeid overwegend 7.1 °/ 0 , tegenzin in den arbeid overwegend 75.1 °/ o, onverschillig, 13.6 °/ o , niet beantwoord door 4.2 0 /0. Bij de metaalarbeiders : lust overwegerid 17. °/ o , tegenzin overwegend 56.9 O/0 , onverschillig I7.1 °/o, niet beantwoord 9 Ito. (42) • Dat heeft de machine gedaan. En was hiermede nu maar alles gezegd, doch wat, nu het nog erger is, nu het nog duizendrnaal erger is . Neen, wij gaan het alles niet verder voor' oogen brengen, ieder die weten wil, alles wat er te weten is van de machine en de machinale productiewijze en hare gevolgen van jammer en ellende, onmenschelijkheid en wreedheid en onrecht en redeloosheid, op economisch en staatkundig gebied, die behoe*ft slechts twee boeken te lezen en hij zal er alles benauwend van weten. Wij bedoelen het werk van Brailsford , OorloA van staal en 1
41) Uit De Beukelaar van 21 Maart 1912. 42) De Beukelaar van 21 Maart 1912.
3
34 goud" en het werk van prof. Sombart, „Der Bourgeois". De machine, die den materieelen strijd voor de menschheid buitengewoon moest vergemakkelijken, heeft Bien strijd integendeel voor millioenen onduldbaar verzwaard. Of moet het niet verdrieten, het ellendige schouwspel van alien dag, dat de gansche menschheid met gebogen hoofd over de aarde ziet rennen, koortsig gehaast, altijd maar bezig, of om het bloote lichaamsbestaan te rekken en niets anders dan het bloote lichaamsbestaan, of om kapitaal te stapelen op kapitaal en bezit op bezit ? Voor God -- geen plaats, Voor God -- geen tijd. Voor geestelijke waarden -- geen lust. Is voor millioenen het leven iets anders dan een armelijk voedings- en verteringsproces, zooals bij het dierlijke leven ? Al maar sloven en slaven den ganschen langen dag en daarvoor - beurt de moede hand van honderdduizenden niet eens een voldoende aan noodzakelijke leef-benoodigdheden. Trieste aanblik, die vermoeien en verdrieten moet. En tenslotte meer dan dat. Want wanneer de machine den strijd om . het bestaan zoo uitermate kan vergemakkelijken ; wanneer technisch de voorwaarden aanwezig zijn, waardoor de maatschappij komen kan naar hooger plan van menschelijke samenleving, dan moet ten laatste toch gevraagd worden, hoe ter wereld dan mogelijk is, dat de huidige machinale voortbrenging zoo'n verbijsterend schouwspel van verwarring, disharmonie en onverstand te zien geeft ; dan moet toch an ieders geweten een eerlijk antwoord geeischt worden op de vraag, hoe te verklaren is, dat in stee van zegen, heel die geweldige vlucht van machinale grootindustrie tot een vloek is geworden voor de gansche menschheid in het algemeen en het dusgenaamde proletariaat in het bij zonder ; dan moet toch uit alle macht geworsteld worden om begrip van deze door en door wreede, hartelooze wereld te krijgen, beschuldigd door de wanhoop van nijpend gebrek en geoordeeld door de brassende razernij van een schandelijke weelde; dan willen en moeten wij het
35 weten, klaar, onverwoestbaar: waar 'ligt de schuld, dat onze grootindustrie-eeuw de menscheIijke samenleving niet opgevoerd heeft naar hooger plan, en waaraan moet geweten, dat deze veeleer de mindere is van vroegere perioden van menschelijk leven ? Wij zijn Christenen, — en het gaat in dit alles om God, om den levenden God, om de innigste en wezenlijkste goederen der menschheid. Wij snakken naar een oplossing als een stervende naar lucht. En och, wij sterven ook. En deze wereld rot voor onze oogen weg. Alles wankelt, beweegt, kraakt. Is God dood, en wentelt het wereldleven maar voort als de golven aan onze kusten, doelloos, troosteloos ? Wat zullen wij antwoorden, wij christenen, wij, die God niet los kunnen laten, al zouden we vertwijfelen, wat zullen wij antwoorden? Het religious socialisme heeft geantwoord. En geantwoord van de daken en op de pleinen en in de straten. Begrijpt ge n u, nu er in onzen ti j d weer roep is om religie, waarorn zoovele moede hoofden weer worden opgebeurd en gekromde ruggen zich strekken ? Het religieus socialisme heeft geantwoord. Het is niet. ons antwoord en niet het goede antwoord, onzes inziens, maar dat kan de schare niet beoordeele^n, zij komt en zij luistert, omd,-It zij in donker At zonder hope; wie spreekt van Licht en van helderen dag, die komende is, eindelijk, die. is haar man, die heeft haar oogen en ooren. Voor een nieuwen waan, helaas, gelijk we later zien zullen. Maar het religieus socialisme heeft geantwoord. En daar gaat het voorshands om in dit hoofdstuk. Zie, de ontwikkeling heeft geleid tot de kapitalistische prorn ductiewijze; dank zij stoom en machine-techniek zijn we gekomen tot een maatschappelijk arbeidsproces, waarin de meest talrijke klasse der samenleving tot proletariers is gemaakt, gedwongen to werken op grond en in fabrieken van anderen, waar de meest
36 geraffineerde uitbuiting plaats vindt. Wij klagen dat kapitalisme aan. Wij klagen het aan, dat het, in zijn dolle jacht naar winst, geen rekening hield met het proletariaat, dat in muffe, ongezonde fabrieken en in krotwoningen verkommerde, stoffelijk en geestelijk. Wij klagen het kapitalisme aan 'als den dief der gemeenschap, die de vruchten van de ontwikkeling voor zich alleen opeischte, voor eigen genot, voor eigen lief bezit van veel geld en goederen. De voortbrenging is gemeenschappelijk geworden en de voortgebrachte rijkdom is gemeenschappelijk voortgebracht ! De woning, waarin wij leven, de kleeren, welke wij dragon, het voedsel, dat wij gebruiken, zie, daar leeft nergens een mensch, hoe rijk, hoe machtig, hoe talentvol ook, die zeggen kan, zie, dat heb ik gemaakt, deze spoorbrug, dat paleis; Been enkele fabriekseigenaar, geen enkele transportbeheerscher, geen enkele industrieel kan zeggen, als hij zijn kostelijk gevulde magazij nen toont, zijn machtige , vervoermiddelen laat zien, zijn kostbare artikelen uitstalt, zie, dat heb ik nu voortgebracht, ik in 't leven geroepen, deze mijn ri j kdom aan goederen en veel geld heb ik verdiend, eerlijk, door eigen arbeid, met deze mijne handen of met dit mijn hoold, want alles wat wij eten, dri'nken, waarmee we ons 'kleeden, elk ding dat we gebruiken, 't werd en 't wordt alles door de mnenschheid in haar geheel voortgebracht ; wij allen die werken, de een aan dit, de ander aan dat, de een met de hand, de ander met het hoofd, wij allen gezamelijk brengen de rijkdommen voort en houden deze . maatschappij in stand. Niet een „Ik", een Morgan, een Carnegie, een Stork, een Regout, brengen de rijkdommen voort, maar een ,wij". 't Is alles de vrucht van een gezamenlijke inspanning. En dit volstrekt voor de geheele kapitalistische wergild. Geen enkele nijverheid, geen enkele industrie kan worden gedreve'n, zonder wederzijdsch hulpbetoon ; van elkander heeft men zijn grondstoffen, zijn materialen noodig; geen enkel land met eenige kapitalistische ontwikkeling lean zonder de
hulpmiddelen van andere landen ; wat zou Nederland zonder Indië, Frankrijk zpnder Engelsche steenkolen? Zoo grijpt heel de maatschappelijke voortbrenging in elkaar, zoo is alles, álles resultaat van den gezamenlijken arbeid der voortbrengende rnenschheid. Wij kiageri het kapitalisciie aan. Want deze aldus voortgebrachte rijkdom kornt niet aan alien, geiijk rechtens behoor de, rnaar aan enkelen, aan den bezitter der fabrieken, den bezitter der verktuigen, den bezitter van kapitaal, die, met behuip van duizenden arbeiders, in siavigen, onduldbaren loondienst gehouden, dit al productief rnaakte voor winst, winst; ofom de zaak en de eer. Wij kiagen bet kapitalisine aan voor God als een stelsel, dat de menschheid ontmenscht, bezitter en niet-bezitter gelijkelijk, en dat God stelt under de zaak, Hem gunnend hoogstens een preek-niorgeri en een preek-avond des Zondags in de kerk. Ja, wij klagen het kapitalisme aan voor God. En wij gaan tot het proletariaat en het zal eenmaal zijn, dat we terugkomen en kunnen eischen met de macht van ons getal, een maatschappelijken grondslag, waarop het gebouw der gerechtigheid zal verrijzen; wij gaan tot alle klassen en tot alle rassen en volken en het zal eindelijk Ain, dat we terug komen om te vest igen op aarde de socialistische gemeenschap, alwaar de gemeenschappelijk voortgebrachte rijkdom door alien bezeten zal worden. Ja, wij kiagen het kapitalisnie aan voor God. En wij worden niet moede te herhalen, telkens opnieuw en telkens krachtiger, de oude leus : gemeenschappelijk bezit van grond en pro. ductiemiddelen. Aldus spreekt bet religieus socialisme als levensrichting. En dit is zijn ecoliomisclle zijde, waarop wij later nog terug komen, omdat de bier geboden oplossing noch een oplos. sing, noch principieel christelijk is. Het religieus socialisme als levensrichting openbaart een tweezijdig wezen : bet is aestlietisch van buiten, pan-
38 thetstisch van binnen. En op dit laatste valle nog wat Licht. Wat verstaan wij onder aesthetisch pantheisme? Zonder toelichting, is een omschrijving van dit samengestelde begrip niet doenlijk. Daarom beginnen wij met de toelichting. Taalkundig brengen wij het echter ook hier weer niet ver. Aesthetic, schoonheidsleer ; pantheisme = de wereldbeschouwing die God en wereld vereenzelvigt. Aesthetisch pantheIsme zou van die beiden dan de hoogere ee.nheid moeten zij n, Doch dit bevredigt ons niet. Evenmin als wat Wilhelm Bender onder aesthetisch pantheisme verstaat : de wereldbeschouwing, welke haar voltooiing vindt in de -onderwerping der natuur door de cultuur. 0 Zie, de kunst onthult in schoone vormen de in het cul= tuurleven werke_nde ideeen. Wisselen de id.eeen, dan wisselen de vormen. De . invloed der sociale levensvoorwaa rden en de mee-vormende eigenaardigheden van ras en volksaard, in wisselwerking daarmee, blijve hier rusten. We noemen het volledigheidshalve. Onder „kunst" verstaan wij de groot-kunst die cultuur-kunst werd en niet de" wel zuivere, maar te individualistische kleinkunst, gelijk te onzent de Tachtigers in onze litcratuur vcrtegenwoordigen. Cultuur-kunst is de gothi.ek, de renaissance, de barok= en rokkokostij 1, die in aesthetische vormen de g evoelens en verlangens, (
)
de opvattingen en gedachten van geslachten en tc jdperken, een gestalte gaven. Nu gaat het voor het religieus socialisme om cen nieuwe' cultuur, zoowel religieus als cconomisch, gelijk wij zagen. Welnu, onder aesthetisch pantheisme verstaan wij het geheel 43) Friedrich Schleiermaelier and die Frage nach dem Wesen der Religion.
van religieus socialistische gevoelens, verlangens, opvattingen en gdachten, dat in het socialisme de schoone gestalte verheerljjkt
van een nieuwe cultuur, waarin tiverell, God en menschheid, harmonisch een z/n geworden, opgelost in elkaar, de een in den ander, . de ander in den een, volkoluen, gaaf als glanzend good, stralend als dialnant, kostelijk als wit mariner. Religieus, panthei'stisch, is het religieus socialisme als levens• richting aesthetisch. Het gaat ---- zoo doet men geestdriftig versstaan. om heerlijkheden, nimmer aanschouwd ; om mogelijkheden, die de droom zelfs niet kent : een nieuwe aarde, door sterke menschenhanden gemaakt in eeuwenlange zelfbevrijding, en door eigen innerlijke kraehten. De algemeene aandacht en ,belangstelling van een jenseits, dat niet te vatten was, is verplaatst naar een dies-seits, voor het onderzoek toegankelijk," zoo meent men. Getuigde C. Meijer niet, die eenige jaren voorzitter was van het Religious Socialistisch. Verbond, ,dat over heel de wereld een nieuwe menschheid Lich opmaakt, om de aarde, de mooie aarde te veroveren ? Eeuwen lang klinkt het gemeenlijk -- is nu de menschheid verwezen naar den hemel en met den hemel gesust voor wat ze miste op de aarde, maar langzamerhand is de hemel al hooger en de aarde at troosteloozer geworden. Maar nu is er een nieuwe levensleus gekomen, een nieuwe hoop en lielde in de harten van duizenden, nu is het woord van Heine in vervulling gegaan: Ein schones Lied, ein neues Lied, o Menschen, will ich euch singen, Wir wollen hier auf Erden schon das Himmelreich erringen. 44 ,,Zie dan, hoe daar opkomt, hier, daar, in alle landen, in alle diepere geesten, het nieuwe levensbesef, dat tot een nieuwe "(
44) Het Nieuwe Leven, bladz. 7
)
40
leven^leer gaat worden, die niet vijandig is aan, of buiten deze groote voorwaartsche beweging der menschheid staat, maar haar juist in zich sluit en in een nieuwe maatschappij de plastiek van haar gedachte heeft to zien.( 45 ) Gij ziet in alle landen mannen opstaan, mannen en vrouwen, die spontaan, elk op zijn of haar eigen wijs, het evangelie verkondigein van de aarde en den hemel. Een groote, mystieke drang gaat door de wereld : de ziel is ontwaakt. Een nieuw mystiek tijdperk in het leven der menscheid is aangebroken . ik zie een nlooie toekonnst ; op een mooier wereld een blijder levee ; een gerijpte menschheid, uit een nieuw geloof levend, een nieuw- geloof, d. i. een nieuw ideaal, een nieuwe verbinding met de onzienlijke wereld. Zoo is de nieuwe levensleer : vrijheidsleer, leer van den wil en van het geloof. Wie haar op . eigen innerlijke ervaring opbouwt, weet smart en dood onwezenlijk en slechts reedl voor deze, onze tijdelijke persoonlijkheid. Hij staat en ziet de toekomst : hoe -het levee, naar eeuwige wet, voor mensch en menschheid steeds voller en rijker zich ontplooien zal- een eeuwig voorwaarts gaan . En niet in den hernel is zyn God, maar in het levend leven wordt die, als in 4hn eenige openbaring verstaan : zUn God is in den lath en in het lied, en in den mooien strUd voor de toekomst, in liefde en schoonheid van natuur en kunst. (45) Hij is ook in de smart en in den dood en in de dwaling van hen, die dwalen. ( 46 ) Natuurlijk mogen wij niet generaliseeren. En wij erkennen daarom dat, waar, als bier, het aesthetisch pantheisme tot een zuivere eenheid werd, dit allerminst het geval is altijd, overal in de verschillende religieus socialistische persoonlij kheden.
Gemeenschappel/k geestel/k bezit bestaat niet onder de religieuse socialisten, zelfs niet in economisie; en dit is niet 45) Cursivecring van mij. N. 46) Het Nieuwe Leven, bladz. 10 — 11.
41 te constateeren zonder een vreugdeloozen glimlach om de pijnlijke • . ironic des levens, welke deze bouwers werkzaam bezig ziet aan nieuwe cultuur-fundamenten, waarop eens verrijzen zal het gemeenschappelijk te bezitten rechtsgebouw van het socialisme, terwijl men, armer dan de mieren, en in opzet, en in beweegredenen, en in zooveel ineer nog, in die.ps ten zin letter Lijk niets genieenschappelijk bezit en alleen oppervIakkig elkander vindt in vat arnme, eensklinkende leuzen en op het meeting-) veld en in de vergaderzaal, waar men bijeen'r wotdt geluid ter demonstratie en ter stembus. Ook Kier geen eenheid, als nergens. Het is dan ook voornaine4/k in het ,negatieve, dat men elkander vindt; gemeenschappelijk voelt men zich geroepen tot den strijd tegen Piet kapitalisme ; gemeenschappelijk ziet men het gevaar van het materialisme en gexnenschappelijk begeert men de socialistische gemeenschap, waarin het privaat bezit van grond en productie-middelen zal zijn opgeheven. En dit duet stappen over diepe verschillen. Een religieu-ethische persoonlijkheid als Enka, voor wie „de religie hoogste levenswaard.e is", 47 zit naast een soepel moderne, als den predikant Bakker,. die het religieuse koud-weg achterstelt bij het socialistische; 48 en een persoonlijkheid als de Ligt, die religieus-theistisch en christelijk-ethisch begon, worstelt nu zonder hope naast een koelen aestheticus als Van den Bergh van Eisinga, om een samensnielting te bewerken van pantheisme, aesthetica en christelijke ethiek, bij welke bewerking deze begaafde werker den Bond van Christen-socialisten zal moeten vernielen, zooals elk nieuw leven, dat zijn hulsels verbreekt. Dit is de tragiek van het religieus socialisme. Ook hierop komen wij later terug. Wij hebben thans de waarheid getuigenis gegeven. (
)
(
)
47) Het Volk van I3 Jan. 1916. 48) De Bliide Wereld van 10April 1914. Beiden zitten in het Hoofdbestuur van het Religieus Socialistisch Verbond, Bakker is voorzitter.
42 Viet feit echter dat het religieus socialisme als levensrichting aesthetisch pantheistisch is, sluit echter geenszins in, dat nu ook alle religieus socialistische persoonlijkheden pantheisten zijn. Blijkbaar kan men, ofschoon gedreven door verschillende beweegredenen, gezamenlij k de eene levensrichting gaan, als men economisth het socialisme tnaar wit. Stellig werkt daartoe mede de ethiek, met name vooral door den Bond van Christen-socialisten ingedragen in het geheel van het religieus_ socialisme. Het is daardoor, dat dit van die sterk sprekende ethische trekkers vertoont, Welke aan het christendom herinneren. En daardoor, en door religious ethische persoonlijkheden als Enka, is het religious socialisme als levensrichting zelfs aan4 trekkelijk voor degenen, die met de christelijke ethiek principieel hebben _gebroken. Mar aangezid n deze losg scheurd is van hear levensbodem, het christendom, en in 't geheel van het religieus socialisme wend overgebracht, als het speciaal eigene van den Bond van Christen.socialisten en van enkele religieus socialistische mannen en vrouwen, daar moet dit speciaal eigene bijkomstig en het ondergeschikte zijn, wij 1 het aesthetisch pantheIsme geen christelijke ethiek, als geboden Gods, gebruiken kan. Alleen als slavin, is de christelijke ethiek . in dit mistige klimaat van gevoelens en gedachten duldbaar. En als zoodanig wordt ze ook gebruikt en misbruikt of en toe. Waar onder de religieuse socialisten nog van • positieven godsdienst gesproken kan worden, daar hebben we te doen of met eenzijdig ontwikkeld christelijk Leven, of met inconsequent christendom. Bij de hepaling van zijn karakter, als geheel, behoeft met dit speciaal eigene niet gerekend te worden, zoomin trouwens als het religieus socialisme er mede rekent en rekenen kan. Dit blijve du's rusten, evenals de uitingen van positieve vroomheid, die bier en daar te waardeeren zouden zijn. -
43 .
En met liefde, ofschoon liefde en leedwezen hier een zijn. Met liefde, omdat religieus-ethisch, in enkele vertolkers het religieus socialisme soms de gewetenstaal spreekt van at Gods kinderen, zoodat ge de handen uitstrekt in blij herkennen, orn wat ge, ontroerd, verstaat als de gezegende taal van zielen, in gemeenschap met God; rnaar met leedwezen, wijl dit religious ethisei gevoel, in het geheel van het religieus socialisme, wordt verdoezeld tot pantheIsme, gelijk wij vonden, zoodat het verv liegt in de ruimte van het, stille heelal, waar niemand is dan de Eenzaaniheid en de zwijgende sterren, waar namen klanken, en getuigenissen als wierook zijn, en waar de stilte tot zaligheid geworden in het eigen gemoed, in vreemd-zachte stemming, week en mat toes geeft, dat het op woorden niet aankonmt en dat ge het noemen kunt zooals ge wilt : Harmonic of God, Geest of Beginsel, Idec of Wereldbewustzijii, Krraeht of Alziel. Dit Al zal in onze slotverhandeling voistan diger te waardeeren zijn ; we laten dit nu varen als hc;t bijkonistige. De hoofdzaak : de verwantschap in levens- en wereldbeschouwing tusschen de verschillende stroomingen in het religious socialisme, zoowel religieus als in leveusrichting, was bier doe!. En dit doel is thans ten deele bereikt. De religieuse socialisten van allerlei naam en strooming, houden te zamen krijgsraad ; te zamen begeert men eenstemmig een nieuwe religie,; te zamen ziet men het socialisme als de plastiek van een nieuwe cultuur, te zamen getuigt men in een geestverrukking, dat men het onuitsprekelijke heeft aanschouwd, den dageraad van blijder wereld, met nieuwe, sterke menschen, waarvan men niet moede wordt te spreken in vurige taal, gelijk weleer de verspieders van Jozua van het beloofde land, maar hier oni elkander te verkloeken ten strijde, ter verovering. En •elfs waar men deze verwachtingen niet koestert, als bij enkelen, en het bereikbare beduidend veel lager stelt, omdat men, meer of minder de realiteit van de zonde verstaat, toch -
44 gaat men mee met den grooten stroom, en met de anderen voorwaarts in aesthetisch pantheistische levensrichiing. Al willen wij gaarne erkennen, dat het 'religious socialisme mannen en vrouwen tot zich trok, die religieus-ethisch christenen zijn, zij het ook inconsequente christenen, onzes inziens, maar waarnaar het toch goed is, an dorre tijden tijden te luisteren, omdat men van zijn tegen:standers meer leert, dan van geest verw anten, wat baat dit? Wat baat de fiere getuigenis hier en daar van door God g,egrepen ziele,n, als de beweging als geheel het Christendom net wil en den Christus der Evangelien ver^verpt ? Moot deze getuigenis, als een lokstenl ten val, niet veeleer verdrieten, wijl zoo' de nieuw e levensrichting .wordt geschraagd ten koste van wat het Christendom immer, de- eeuwen door, het eerst - en eene noodige, het nic est en algenoegzame is geweest de verzoeiiing met God ? Wat baat liet, of men zijn isolement niet prijs geeft, wanneer het religieus socialisme is als een trein met vele doorloopende en afzonderlijke wagons? Te zamen stapt men in, nu goed, iedere strooming in een eigen wagon, doch het gaat over dezelfde rails en achter denzelfden locomotief aan, die wordt gevoed op gemeenschappelijke. kosten. En te zamen reist men naar het station der socialistische gemeenschap, met zoo brandend verlangen verbeid, en wanneer men dan onderwiji den tijd kort, door daarvan opgetogen te zingen, het geweer op de knie, als van een grout licht dat is opgegaan, en waardoor deze oude aarde zal worden vermooid tot een begeerlijke woonplaats voor alien, dan stemmen zij alien in de eigen wagons geestdriftig mee in, en het is voor wien deze trein voorbij snelt, eon gezelschap, eon lied, dat alleen niet heelemaal zuiver klinkt en vervaarlijk uit de maat hangt ook, omdat de aanwezigheid der wagonschotten - het speciaal eigene, dat men tusschen elkander stelde en houden wil, als het veilige hoekje van zijn isolement- een volkomen eenstemmigheid onmogelijk maakt. Maar de gemeenschap is er! -
:
45 En daar gaat de trein ! Een pantheistische religie is het station, waarvan men geza. menlijk vertrekt; in het aesthetische Iigt de richting, welke ,het uit gaat ; het socialisme is het doel ; de eerste staat buiten, de tweede is een verwijdering van het christendom, het derde, het doel, geeft geen oplossing. ' Wij zullen dit nailer bevestigen, verderop, in een ander verband. Daar gaat de religieu's socialistische trein. En wij, vij staan op het perron en staren hem na met schrijnend verdriet, or de vrienden, die wij onder de reizigers hebben, om den waan, lien zij najagen en om de teleurstelling, die zij demonisch zeker tegen gaan, en om de vernietiging van zooveel kostelijke energie en geestkracht en goede bedoelingen, 0, het leven is een chaos en een krankzinnigheid, als we het met God niet kunnen doordenken en beleven. 0, het smartelijke vraagstuk van den arbeid en het doel van deze rampzalige wereld ! Goddank, dat het mogelijk is in Christus, om het leven to staan. Coddank, dat daar licht uitgaat van Hem, ook over de rneest s nartelijke vraagstukken.
Om de Blijde Wereldgroep.
In de beide vorige . stukken hebben wij het religieus socialisme aesthetisch-panthelstisch genoemd. Daaronder verstonden wij een bepaald religieus-ethische en maatschappelijke overtuiging, welke in het socialisnie de schoone plastiek ziet van een nieuwe cultuur. Het geheel, vervolgen we nu, moet echter te herkennen zijn in zijn deelen. Meer of minder klaar zichtbaar, dat hangt of van allerlei andere factoren. Mawr zichtbaar moet het geheel zijn ook in de deelen, of we hebben ten onrechte gesproken van een religious-socialistische beweging als geheel. Dan zou er inde:.rcla:id skchts spraak zijn .an atzonderlijke reUgieus-socialistische stroomingen, zelfstandig van elkaar ook naar innerl/k bestaan. Dat joist ontkennen wij. Ons betoog bedoelt inimers rekenschap te geven van het inzicht, dat innerl(jk de deelen in hoofdzaak religious en als leverisrichting hetzelfde karakter vertoonen en hetzelfde willen, en dat de uiterlijke scheiding veroorzaakt wordt door toevallige ondergeschikte factoren. Dal is : door het nminde*re. Dit worde thans nader aangetoond. Werkelijk meenen wij de gevonden aesthetisch pantheIstische eigenschappen van het geheel terug te vinden, hier meer, daar minder zelfbewust, in de drie voornaamste en meest bekende religieus socialistische stroomingen. Achtereenvolgens gaan we dit toonen en zullen we het hiervoren gevondene, laten bevestigen door de verschillende deelen zelf.
47 Allereerst dan door de ,Blijde Wereld".
Wij schrijven echter geen kroniek. Wij geven dus geen opsomming van historische gebeurtenissen naar tij dsord e gera n gsch ikt. Het is ons niet om wann+er en waar de gebeurtenissen voorvielen te doen, nia-.ir het gnat in dit hoofdstuk om de gebeurtenissen zeif, om den geest daarachter, en om het klimaat van gevoelens en gedachten, waarin de Blijde Wereldgroep leeft en werkt. Toch zullen wij, om verwarring te voorkomen, het chronologische niet geheel verwaarloozen, doch doen dan een keuze uit het vele en bijzondere, en kiezen dot, wit ons toeschijnt het geestelijk karakter uit te drukken van de Blijde Wereldgroep. Maar volledigheid is uitgesloten en ook ongewenscht, met het oog op de duidelijkheid en gezien de wenschelijkheid van een heldere voorstelling van het geheel, welke wij betrachten willen. Dit -geldt voor de ' Blijde Wereldgroep, maar evenzeer en nog veel meer voor den Bond van Christen-socialisten en het Religieus Socialistisch Verbond. In vergelijki Yg met deze beide stroomingen in het religieus socialisme, is de Blijde-'Wereld een voorbeeld van goed hurneur, gelijkmoedigheid en eensgezindheid. Om de Blijde-Wereld is 't kl.imaat doorgaans vast en koel en droog, om den Bond van Christen-socialisten en het Religious Socialistisch Verbond daarentegen, onvast en zwoel, zwoel. Kent de eerste, als regel, slechts heldere, of schoon koude luchten, de beide anderen kennen als regel betrokken luchten, druilerig weer, drenzige motregen, of, als afwisseling : dreigende onweersbuien, zwaar van donder en bliksem, welke wel eens inslaat. Zoo arm als de "Blijde-Wereld dan ook is aan schokkende emotie's, zoo scheurend emotioneel - is de ontwikkelingsgang der beide anderen. Dit zal, ook chronologisch, uit het vervoig wel
48 blijken. Maar ons doel is voor alle drie de verhouding aan te geven tot elkaar en tegenover elkaar, en tot de algemeene geestes strooming, die wij aesthetisch-pantheIstisch noemden. -
}let religieus socialisme, dat in het groote gevolg der twintigste eeuw onopgemerkt mee kwam zonder eenig aanzien en heerlij kheid, vertoonde zich schier gelijktijdig, zoowel in het oude Europa, als in de Nieuwe Wereld. Natuurlijk zijn er sporen, en diepe, van voorloopers, die schroomvallig aanvaardden, bier meer, Binds minder, van wat later is genoemd het christen-socialisme, _ dat partij kiest voor de economische eischen van het socialisme. Maar wij laten deze bier rusten. Genoeg zij, dat het zoogenaamde Christen-socialisme( 49 ) tegelijk optrad, in 1906, in Engeland en Amerika ; in Frankrijk in 1908, met vertakkingen in Belgie en het Fransch sprekend Zwitserland. In Duitsch-Zwitserland en in Nederland kwam het religious socialisme tot geen eigenlijke organisatie, maar vormden zich .groepen, in Duitsch-Zwitserland de ,Neue Wege groep", in 1907; in Nederland de „Blijde- Wereld-groep", in 1902. Tot organisatie kwam het religieus socialisme in ons land voor het eerst, Coen de Bond van Christen-socialisten in 1907 werd opgericht. Niettemin, de Blijde.Wereldmenschen zijn de eersten geweest'onder de religieuse socialisten, die zich demonstratief vereenigden om het weekblad „De Blijde Wereld" tot een gemeenschappelijke actie ; bun komt de eer toe, dit pionierswerk hier te lande te hebben aangevat, wat steeds zwaarder aangerekend wordt dan een individueel optreden. Domela Nieuwenhuis, een der voorloopers, kon van burger49) Het lijkt ons beter voortaan te spreken van religieus socialisme, op grond van onze beschouwingen in de twee voorgaande hoofdstukken, en op grond van wat verder volgt; o.i. hestaat er, helaas ! — nbch in one land, noch in het buitenland, een waarlijk CHRISTEN-socialistische beweging.
49 lij ke zij de nog worden toegejuicht als ,,een kolos van passie, koning van wil" en worden aangemoedigd: „Ja breek dees- rotte samenleving breek ze uiteen !" (50) maar een groep van menschen, die een massabeweging wil verwekken, wordt gevreesd en waar vrees is, is het instinct van zelfbehoud het sterkst, en dat is wreed en meedogenloos en erger dan blind. I)at heeft de Blijde Wereldgroep voor haar deel natuurlijk ook ondervonden, zooals de Bond van Christen-socialisten het later ondervinden zou, ( 51 ) en daarom eere, wie eere toekomt. Er behoorde moed toe, in die dagen, waarin de sociaal-democratie haar vlegeljaren nog niet geheel ontgroeid was, om voor „rood" te gelden, vooral in kerkelijke kringen. Maar de Blijde Wereldgroep heeft het manmoedig aangedurfd. Over het ontstaan van „De Blijde Wereld" schreef een der redacteuren, Ds. S. K. Bakker, een zeer op den voorgrond tredende persoonlijkheid, die kort geleden gekozen werd tot voorzitter van het Religieus Socialistisch Verbond: ,,Omstreeks dat jaar (1894) waren er in Leiden eenige moderne theologische studenten, die zeer sterk gevoelden, dat het Christendom ook eischen van sociale gerechtigheid stelt. Zij zagen, dat in onze wereld die eischen niet vervuld worden en meenden, dat het op den weg der Christenen lag, dit Anders te doen worden." (52) Nadat men in Leiden „den jammer der fabrieksbevolking had leeren kennen" tegenover „den kring van geleerden, sedert 50) P. Tideman, Stemmingsalleeen. 51) Wij hebben hierbij natuurlijk niet het oog op ernstige, principieele bestrijding, waaraan wij mee zullen doen, terdege, maar aan die laag bij de grondsche bestrijding, die in verdachtmaking en hoon haar kracht zoekt en waaraan het socialisme, zoowel als het religieus socialisme, maar al te zeer heeft blootgestaan en nog bloot staat, zoowel in kerkelijke-als niet-kerkelijke kringen, maar in kerkelijke kringen toch wel het meest, zooals wij, niet zonder leedwezen, de waarheid moeten toegeven. 52) „Het Christen-socialisme", Hollandia•drukkerij, Baarn, 1909.
4
so eeu.wen uitmuntende door reusachtige kennis en fijne geestelijke beschaving", (52) was men tot de overtuiging gekomen : „de grondslagen zelve der wereld waren verkeerd. Het was een kamp van alien tegen alien, waarin de sterkste, dat is de economisch sterkste moest overwinnen. De wereld bestond bij de gratie der concurrentie en kende economisch geen ander doel dan een zoo vlug mogelijke winstmaking". (52) ,,Waar zij het Christendom lief hadden en de wenschelijkheid en de mogelijkheid van het socialisme erkenden, stootten zij er zich telkens weer aan, dat er onder Christenen zooveel afkeer van het socialisme bestond en onder socialisten zoo bitter weinig sympathie van het Christendom. Zij ervoeren bij zichzelf, dat die twee voortreffelijk konden samengaan, dat daardoor hun socialisme verdiept, hun Christendom verrijkt werd. Zij zouden het daarom een zeer verblijdend verschijnsel achten, wanneer die twee groote stroomingen elkander vonden, niet zoo, dat ze in elkaar zouden opgaan — immers Christendom en socialisme zijn niet hetzelfde — maar zoo, dat de christenen ook het socialistisch ideaal aanvaarden en de socialisten het christendom als de hoogste en zuiverste levensbeschouwing erkenden en aannamen. Waar echter van beide* zijden de antipathie en bet misverstand zoo groot waren, begrepen ze, dat het niet dan uiterst moeilijk zou zijn, zulk een samengaan te bewerken. Toch meen. den zij daartoe een poging te moeten doen" (52) , ...... „ Na veel aarzelen -- gedurende welke aarzeling ze hoopten, dat een der oixderen, de Zwolsche predikant A. W. van Wijk hun leiding zou geven, hetgeen echter niet het geval bleek te kunnen zijn, daar hij ten eenenmale van hen verschilde wat de waardeering van den klassenstrijd betrof — besloten zij eindelijk, zelf jets te beproeven en te beginnen met een blad uit te geven. Den Men October 1902 verscheen het eerste nummer van ,,De Blijde Wereld," christen-socialistisch weekblad." (lip) En daarin wordt nogmaals de hoop uitgesproken lets te
51 mogen bijdragen „dat de twee groote '•machten van dezen tijd, christendom en socialisme, niet meer vijandig tegenover elkander staan, doch samen als broeders opmarcheeren naar den nieuwen tij d." 53 Intusschen kwam men steeds meer met de sociaal democratie in aanraking en dit leidde er toe, dat men de economische en politieke beginselen dezer arbeiderspartij bestudeerde, waardeeren ging en eindelijk aanvaardde. „De meesten, altijd nog iet- ofwat huiverig voor het materialisme, waarvan verreweg de meeste leden dier partij aanhangers waren," 53) kwamen over hun huivering heen en ,na de verkiezing van 1905 sloten de redacteuren zich met nog enkele geestverwanten predikanten bij de S.D.A.P. aan''. 53 ,,Nu lang beraad zijn wij tot de S.D.A.P. toegetreden, daar wij de godsdienstlooze sociaal democraten kenden als zedelijk waarlijk niet minderwaardig, in idealisme zeker niet flauw, en hen in doel en middelen van den socialen strijd met ons een vonden. Bovendien bood de S.D.A.P. ons de neutraliteit niet in beperkten, maar in ruimeren zin, niet zwijgen, maar vrijheid van elke godsdienstige en wijsgeerige overtuiging. Ook achten wij de sociaal•democratie, al zou het verboden zijn, in de S.D.A.P. den naam van God zelfs maar uit te spreken, geen beweging los van God. God laat zich niet uitschakelen. Hij bezigt zelfs atheisten als Zijne dienaren. En de sociaal-demo'cratie is vol van Zijn kracht en Zijn stem, al wordt Zijn naam weinig gehoord. Wij hebben daarom vrijmoedigheid gevonden alle plannen tot afzonderlij ke organisatie, die wij vroeger hadden-, te laten varen en ons aan te sluiten bij de S.D.A.P." 53) En: „O, ik zeg u, niettegenstaande haar begrij'pelijke zwakheden, haar menschelijke zonden, dient de sociaal-democratie God door hare daden. Al willen velen harer aanhangers van God niet weten, al spreken velen hunner felle, soms wel spottende woorden (
)
-
(
(
)
(
.S3) Ds, Bruins,. De Blijde Wereld, najaar 1908.
52 tegen het vertrouwen op Zijn barmhartigheid, -- Zijn gebod van waarheid en gerechtigheid en broederschap, dat Hij in vurige letters schreef op de tafelen van alley hart, hebben zij wel verstaan en trachten zij te volbrengen door sterke, zuivere daden. God heeft, als ik wel zie, groote dingen voor met onze maatschappij. En Zijn bedoelingen voltrekken zich door de sociaaldemocratie. Zij is de hamer, waarmee Hij deze wereld zal vergruiselen, en straks zal Hij haar gebruiken als een der hoeksteenen, waarop de tempel zal verrijzen, onder welks dak heel de menschheid in een vaste ee.nheid wonen zal. En daarom moet hij, Wien het een reden is tot dankbare vreugde en trots, dat hij zich mag scharen onder de banier des kruises, daarnaast hoog heffen de roode vaan — en dat rood is geen teeken van verderf, nlaar het profeteert van den nieuiven dageraad, die aanliehten zal over de ,nensehheid." (.54) „Het christen-socialisme is de hoogere eenheid van christendom en sociaal-democratie "... . „Het laatste woord is in dezen nog niet gesproken. Al zal het moeilijk zijn — zoo niet onmogelij k — een verzoening te treffen tusschen de Marxistische en de Christelijk-religieuse denkwijze, toch heeft het Christen-socialisme een task en cen heilige roeping. Het Christen-socialisme heeft een toekomst, omdat. e'n Christendom e'n socialisme een toekomst hebben". 55 Wie daarQm het pleit mee voeren wil in stagen strijd tegen het kapitalisme, „die zal z'n krachten 't voordeeligst aanwenden in 't Leger van 't socialisme, dat is, voor ons land, in de Nederlandsche S. D. A. P. 56 ontstaan van- en de geschiedenis der Blijde Hiermede is het Wereld in haar uiterlijk verloop met de eigen pen beschreven ,
(
!
(
)
)
54) S. K. Bakker, Naast het kruis de roode Vaan ! bladz. 23-24. 55) D. A. van Krevelen, Het Socialisme, Pro- en contra-serie, Contra, Loopuit, Hollandia•drukkerij, _ Baarn. 56) K. Geertsma, Mens en Maatschappij, Kapietalisme en Godsdienst, bladz. 16.
53 en toegelicht en is er van gezegd, wat er ook bier van gezegd worden moest. Als Christenen bewogen met het lot van de tienduizenden slachtoffers van het kapitalisme, en uitgaande van de meening, dat het socialisme economisch op wetenschappelijke gronden betere, verhoudingen voorspelde, is de Blijde Wereldgroep eerst tot het socialisme, en op utllitei_tsgronden, tot de sociaal democratic gekomen. Tot zoover is alles duidelijk Wij hebben bier Christenen, die hun Christendom en socialisme naast elkaar stellen ; ,als socialisten willen zij Christenen zijn" ; (`' 7 van een apart socialisme in een zelfstandige partijformatic, zooals de Bond van Christen-socialisten voorstaat, wil men niets weten, hierin overeenstemmend met het Christen-socialisme in Amerika, dat evenmin aparte organisatie wil en dat zelfs ver ging, dat het op zijn derde Congres, Mel 1908, te New York gehouden, besloot, den naam „Christen-socialist" te vervangen voor „Socialist-christen", om toch vooral maar nadruk te leggen op het socialist zijn: - 58 Nogmaals : tot zoover is alles duidelijk. Maar dan begrijpea wij niet, wat we hebben te verstaan onder het Christen-socialisme als „aye hoogere eenheid" van Christendom en sociaal democratic". Ds. van Krevelen geeft een toelichting, doch deze kan toch moeilijk bevredigen. „Het christen socialisme ontleent zijn recht van bestaan aan de tekortkomingen van het christendom aan eenen kant, aan die van de sociaal-democratie aan de andere zijde. Het Christendom onderschat de materie, de sociaal-democratie den geest. Het Christendom herinnert aan den broeder uit de gelijkenis, die zeide : Ja, Heer en hij ging niet; de sociaal-democratie aan den anderen broeder, die Neen zei en ging. Het christen socialisme gaat mee met het zeggen van het Christendom en het doen van )
-
zoo
(
)
57) S. K. Bakker, Het Christen-socialisme, Hollandia-drukkerij, Baarn. 58) Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, Christelijk sociale studien, bladz, 113.
54 de sociaal democratie". (.5') Heel veel zou hierop te antwoorden zijn, zooveel bewerin• gen, zooveel bestrijdbare meeningen. Maar wij blijven bij onze eigen taak en vragen : weten we het nu, wat dit christen socialisme is .als hoogere eenheid? Natuurlijk niet. Wij weten, dat deze christenen, laat ons zeggen, de theorie van het Christendom en de praktijk van de sociaal-democratie in overeenstemming met elkaar brengen willen,
goed, maar het lied, dat uit deze overeenstemming oprUzen moet, hooren wij niet en daaronl is het toch te doen. Waar gesproken wordt van een hoogere eenheid, is het meerdere. Wij vragen: waar is dat meerdere, dat als het eigene boven Christendom en sociaal-democratic uitgaat ? .. Wijs het ons aan, want wij zoeken naar het religious karakter van dit christen-socialisme en wij vinden dat niet, omdat wij de hoogere eenheid in dit christen socialisme niet vinden. En ook nooit zullen vinden. Want wat is hier het geval:a De Blijde Wereld mannen, aangesloten bij de S.D.A.P., zijn christelijke sociaal-detnocraten ; zij verwerpen een hoogere eenheid van christendom en socialisme, • anders waren zij geen sociaaldemocraten, anders zouden zij als de christenen in den Bond van Christen-socialisten, een eigen organisatie moeten vormen, waarin dat hoogere, als het eigene, werd neergelegd in een eigen program van beginselen. Maar nog een's nadrukkelijk heeft S. K Bakker het uitgesproken in Berlijn, in een rede op het 5e Wereldcongres voor vrijen godsdienst en religieusen vooruitgang: ,,Er zijn onder ons zeer verschillende politieke schakeeringen. Er zijn onder ons revisionisten, en er zijn onder ons ook zeer heftige revolutionairen. Maar allen, alien willen wij de vereeni(59) D. A. Krevelen, Het Christen-socialisme, Pro- en Contra-Serie, Hollandia-drukkerij.
59 ging en verbinding van Christendom en socialisme, niet zoo, dat het socialisme op Chr-iste4/ken grondslag wordt gesteld of lets dergel4iks, maar wij wenschen uit diepsten grond des harten, dat de enkele socialisten het christendom als de hoogste levensbeschouwing leeren erkennen. Wij willen niet het socialisme christianiseeren, maar de zielen der makkers winnen voor het religieuse leven. En aan den anderen kant willen wij het Chris. tendom niet tot een politieke leer maken, doch wij verlangen er naar, de enkele christenen te overtuigen, dat slechts het socialisme onze maatscliappij politiek en econo.misch redden en rei. nigen kan." 10 Maar wat wil men dan eigenlijk? Hier de betuiging, dat het socialisme niet op een christelijken grondslag moet worden gesteld en dat christianiseering van het socialisme onnoodig is, „de Partij stellen op een godsdienstigen grondslag, zou de hoog noodige eenheid der arbeiders onmogelijk maken en daarom uit den booze zijn," (fi 1 ) heet het elders verbijsterend, omdat het christenen zijn, die zoo spreken. Maar aan den anderen kant schrijft ds. van Krevelen over het Christen socialisme, als de hoogere eenheid van Christendom en sociaal democratie. Wat nu? Valt de Blijde Wereld in twee groepen uiteen? We hebben daar nimmer van gehoord. De Blijde Wereld is sinds 1905 zichzelf volkomen gelijk gebleven en heeft gedaan, wat in haar vermogen lag. om Christenen tot de sociaal-democratie en sociaal democraten tot het christendom te brengen. Van tweeen dus een ; of Bakker heeft gelijk, of Van Krevelen; of het christen-socialisme als de hoogere eenheid van Christendom en sociaal-democratie wil men tot een werkelijkheid (
)
60) Religion and Sozialismus, Sieben Vortrage gehalten beim 5 Wet. kongress fur Freies Christentum, herausg. von Lic. W. Schneemelcher, bladz. 26-27. Medegedeeld in de Toelichting op de Beginselverkl. van den B. v. Chr. Soc. bladz. 104. 61) S. K. Bakker, Het Volk van 12 Mei 1908. Medegedeeld door Dr. Slptemaker de Bruine, Chr. Soc. Studien.
56 maken, of het bestaat niet en men wil ook niet dat het bestaat. In het eerste geval zou dit dan gebleken zijn , door iets eigens, waardoor dit Christen-socialisme zich van de sociaal-democratie onderscheidde, allereerst in het optreden en het werk van Van Krevelen, die het in de S.D.A.P. dan niet zou hebben kunnen harden en die, of tot den Bond van Christen socialisten moet komen of tot een eigen organisatie. Niets van Bien aard is er geschied. Zoo is de tweede mogelijkheid de werkelijkheid. Van een hoogere eenheid is dus geen sprake, De Blijde Wereldgroep bestaat uit christelijke sociaal-democraten en zoo kan zij geen eigen religieus socialistisch karakter hebben. Nergens kwam dit tot een eenheid in voelen en' denken. Het Christendom is iets, veel, maar niet alles in deze levens. Het eischt de wereld niet op, zelfs niet een deel van de wereld. Hier is een Christendom zonder wereldroeping, het wil slechts de enkele socialisten christianiseeren. Dat is al. Het weet met een Christendom, dat de gansche mate rieele wereld aangrijpen wil, geen raad. Hiermede heeft de Blijde Wereld als groep voor ons afgedaan. We staan bier onzes inziens voor een ontzaglijke geestelijke armoede, waarvan we stil worden. Maar waarover we niet oordeelen willen. Ons onderzoek naar haar religieus karakter, moeten we echter als hopeloos opgeven, Dit houdt misschien toch nog een oordeel in, want waar zulks gezegd worden moet van een schare Christenen, daar is een tekort, dat tragisch mag heeten. Maar hierbij blijve het dan, Wat moet er nu echter gezegd worden van het religious karakter dezer godsdienstige sociaal-democraten, individueel? Het aesthetisch pantheisme als religie en levensrichting, vindt dat weerklank en bijval ook bij hen? Dit rest ons nog te onderzoeken. Het is ons daarbij niet te doen om nog andere verschillen, die er ook zijn. Dat 't hier niet-orthodoxe christenen geldt, is
57 voor velen reeds genoeg om hoofdschuddend verder te gaan. Voor ons niet, al staan wij minstens even ver van de moderne levensvisie af, -- zij het op andere gronden -- als de meest ultra-orthodoxen. Met richfingsetiketten zijn wij hoogst voorzichtig en met theologische etiketten driedubbel voorzichtig, nu „de grenzen tusschen de richtingen" 61 ) toch niet zij n aan te geven ; nu zelfs een man als Prof. Bavinck verklaart : „De woorden modern en orthodox zijn zeer ongeschikt om de tegenwoordige bestaande richtirigen met genoegzame duidelijkheid aan te geven." 63 ,,de namen orthodox en modern zijn kleinzielig en enghartig te noemen" 63 Het komt voor ons in deze studio op - de dogmatische uitdrukking bovendien weinig aan, want het gaat hier. om geloof tegen geloof, om levensrichting tegenover levensrichting ; om het aesthetisch panthei'sme als religie en levensrichting, tegenover het Christendom als religie en levensrichting. Daarbij vergeleken verbleeken alle andere verschillen, en wordt het mindere door het meerdere inbegrepen, of te niet gedaan. De godsdienstige sociaal-democraten bezitten in de Biijde Wereld nog steeds een knus eigen kapelletje, waarheen men om de twee jaar opgaat, als weleer Israel naar den tempel te Jeruzalem, om bij een te zijn en om te vertolken, over en weer, wat men bezit aan religieuse overtuigingen. Voegen wij ons daarom, nu wij deze willen leeren kennen, bij de schare, om te luisteren. (
(
(
)
...
.
)
--
Er wordt gesproken over de vraag wat Godsdienst is. Allereerst wie God is. Als volgt: ,,Men kan alles wat bestaat, aan stoffelijke dingen en geestelijke 62) Dr. Gunning, J. Hzn. De Schatkamer, Mei 1912. 63) Modern en Orthodox, bladz. 8 en 16.
ss dingen; uw verstand en mijn verstand; uw ziel en mijn ziel, uw lichaam en mijn lichaam ; de bloemen en de planten, de sterren en de zonnen, alles alles, als een eenheid denken, als een groot
geheel. Zoo. denk ik mij de dingen liet liefst. En dat geheel, waartoe alles behoort, waarvan ieder ding een deel is, denk ik mij als een levend geheel, als een organisme, zooals ons lichaam een organisme is ; als een Levend Wezen en dat Levende Wezen noem
ik God. Alles is God; God is alles ; of alles is in God begrepen. De geheele zichtbare wereld is Gods lichaam, en door alles stroomt Gods leven en Gods Geest, als 't bleed door 't menschel(/k lichaam". 64 (
)
Daar hebt ge weer het bekende panthestische geluid ; het is onbedriegelijk. Lu ter : ,Een Godsdienstig mensch is een mensch, die gevoelt : ik besta niet vrijmachtig in mijzelf, maar ik ben lid, een gedeelte van het groote geheel. Waar dit gevoel is, is godsdienstig gevoel. Godsdienstig zUn -
beteekent, dat de enkeling, dat g en ik ons levens- een weten met then grooten samenhang, Bien de natuurkundigen het Al, w/ God noemen.
zoo
Daar is Godsdienst, waar de mensch. diep leeft, dat hij de eenheid ontdekt in alles, en tot zichzelf zegt : ik wil voor 't geheel leven, ik wil mU daaraan geven. Dat ben ik verplicht". ( 64) Ziehier ook de oude pantheIstische defenitie weer van religie! _ En hij staat niet alleen, deze prediker. Evenzoo Ds. Bruins, (65) die met een instemmend „amen" een preek bekrachtigd van den heer C. Meijer, ,Godsdienstig Socialisme" geheeten en onder den veelzeggenden titel: „De Nieuwe Godsdienst". In deze woorden: (64) Van der Heide, De Blijde Wereld in een hoofdartikel van 13 Maart 1914. (65) De Blijde Wereld van 18 Juli 1913. Alle cursiveeringen zijn van mij. H. J. N.
59 „In natuur en historic is bezig een scheppende kracht zich te vertoonen, die uit een nevel deze wondere aarde worden deed en doet en den mensch als materiaal gebruikt om wetend en berust haar scheppingswerk voort te zetten. Deze kracht des levens, die in den mensch zich openbaart als streven uit het duister naar het licht, naar waarheid, schoonheid, schept zoo niet slechts de natuurlijke, maar uit Naar ook de zedelijke
wereldorde. Dit Wereldwezen, dat het fleelal bezielt en ook het geringste schepsel tot een eenheid maakt, het eeuwige mysterie, dat in de schepping eeuwig zich verklaart en door het at in schoonheid wordt uitgesproken, 't mysterie in ons zelf, dat met zoo diep verlangen ons vervuld en altijd voortdriift, noemt ook Meijer God met den ouden naam van den Onbekende, dat alle Godsbegrippen te begrijpen trachten, als 't onze tevergeefs, maar dat in wetensdrang en geluksverlangen de mensch altijd opnieuw -zal zoeken. Amen!, zoo - zeggen wij na deze preek". (65) En verder, na eerst te hebben gewezen op het eenzijdige in C. Meijer's opvatting van het Christendom, dat hij zachtekens laakt, heet het : ,,Het Christendom staat en valt niet met naieve en verouderde vormen en voorstellingen, waarvan het zich vroeger bediende.
Er is ook eeh nieuw Christendom, dat in vele opzichten zich aan de nieuwe wereld- en levensbeschouwing van Meer zeer verwant voelt". (65) Evenzoo Bakker, die onder geloof verstaat: „ een deemoedig buigen voor het levenswonder, een aanvaarden van de waarheid, dat daar een wonderbaar geheim om ons en in ons is, dat geen wetenschap, geen kennis ons verklaart, maar waarvan wij willen vertrouwen, dat ons leven daarin veilig rust". (65) De Blijde Wereld van 11 Juli 1913. Alle cursiveeringen zijn van m-ij. H. J. N.
60 En: ,,God — wat is dat woord anders dan het stamelend uitzeggen van het vertrouwen, dat de wereld naar haar diepste wezen niet zonder zin is, maar dat daar een verheven wijsheid in alle dingen ligt verborgen ?". ( 66) Strikt genomen mag dit geen pantheisme heeten. Bakker is hier minder scherp dan Meijer en v. d. Heijde. Maar ook bij Bakker is de religie zoo vaag en zoo algemeen mogelijk genomen. Overal hoort ge dan ook het eendere geluid, verstaat ge dezelfde bekende woorden, alleen anders door den klank van een eigen dialect. En daaraan beantwoord het religieus socialisme als aestheistisch levensrichting volkomen. ,,Het Wereldwezen, dat door het at in schoonheid wordt uit. gesproken", (67) heeft daardoor religieus socialistisch ook voor het Christendom nog een taak weggelegd. ,,het moet een taak hebben, een grootsche, geweldige taak, waaraan het zichzelf kan ophef fen en verwarmen, (het Christendom !--) uit den arbeid, waarvoor het nieuwe levenskrachten putten kan. Dat had het in den aanvang van onze jaartelling, dat had het in het begin van de zestiende eeuw. Toen doorleefde het goede, sterke dagen. Welnu, bier is weer zoo'n grootsche arbeid : de rechtvaardigmaking ook van het maatschappelijk leven der menschheid. 0, als het zich daaraan wijden wit met een algeheele overgave, dan zal het weer diep worden als de zee, en klaar als de hemel, het zal gloeien als de zon en zingen als de storm dan zal het zichzelf niet meer als nu tot krachteloosheid doemen in den goddeloozen strijd van kerkje tot kerkje, dan zal het zichzelf niet meer verteren in steriel getheologiseer, dan zal het weer worden een levende levensmacht.
(66) De Blijde Wereld van 30 Mei 1913. (67) De Blijde Wereld van 11 Juli 1913. Cursiveering van mij H. J. N.
61 De oude prediking van het welaangename jaar des Heeren krijgt een nieuwen inhoud, de verwachting van een nieuwen hemel en een nieuwe aarde ontvangt een nieuwen gloed. Als gebeurt, wat wij vurig hopen, dan zal het christendom dezen grooten zegen vooral te danken hebben aan den hemelbestormenden ,goddeloozen" heiden Marx". ( 68 ) 0, wanneer „den nieuwen dageraad zal aanlichten over de menschheid", ( 69 ) . . . . . „ als het socialisme zal zijn gekomen, dan zal daaruit moeten, ja moeten opbloeien een heerl/k geestesleven, dan zal daar moeten gehoren worden een cultuur, in schoonheid, diepte en rUkdom alles overtreffend wat tot nu toe werd gczien. Den dag, waarop de menschheid zichzelf als een eenheid heeft teruggevonden, zal ze haar glorierijke loopbaan door de eeuwen beginnen". 70 ) ,,Dan zullen de gedachten der menschen weer vleugels krijgen en uitgaan boven den vlakken groiid van dagelijksche zorg en strijd, dan zullen zij weer leven kunnen niet voornamelijk voor hun lichaam en de stoffelijke behoeften der hunnen, maar ook voor hun ziel, dan zal komen de sterke, algemeene opbloei der religie. En daarom zien wij de komst van het socialisme vol hoop tegemoet ook als christenen, ja als christenen vooral". 71 ) Wij willen het hierbij laten. We hebben het klimaat van gevoelens en gedachten, waarin deze godsdienstige. sociaal-democraten leven en werken, nu leeren kennen, en gevonden, dat in overeenstemming met de heerschende geestelijke strooming des tijds, de lucht bier vol is van aesthetisch pantheistische klanken. En dit is wat we begeerden te weten. Het vele andere, dat nog te zeggen zou zijn, blijve on(
(
68) S. K. Bakker. „Het Christen Socialisme". 69) S. K. Bakker, Naast het Kruis de Roode Vaan bladz. 24. 70) S. K. Bakker, De zedelrjke beteekenis van het Socialisme, bladz. 14. 71) Bronbreker, „De Arbeid". Medegedeeld door Ds. A. H. van der Hoeve : Zal de Godsdienst verdwijnen ?" bladz. 16.
62 gesproken. Van de overige religieuse sociaal democraten in de S. D. A. P., die niet in engeren zin tot de Blijde Wereld behooren, zooals de predikanten M. C. van Wijhe en Dr. Van den Bergh van Eijsinga; de theosoof Dr. Resink ; de schrijver van „Het nieuwe Leven" den heer C, Meijer, die met het christendom brak en nu tracht een nieuwe wijsgeerige religie te bouwen, en Enka, die in dit gezelschap een heel eenzame wacht betrekt, zullen we hier niet bespreken. De meesten hunner vinden wij terug als we genaderd zijn tot een bespreking van het Religieus Socialistisch Verbond.
Wij meenen hiermede dit hoofdstuk te kunnen besluiten, om over te gaan tot de openbaringen van den aesthetisch pantheistischen geest in den Bond van Christen-socialisten, welke voor ons van heel groot belang is.
De Bond van Christen Socialisten.
Het religieus socialisme, buiten de sociaal-democratische arbeiderspartij, en in 1907 georganiseerd in den Bond van Christen. socialisten, vertoont een gansch andere ontwikkeling. Ging die der Blijde Wereld langs rechte lijnen van geleidelijkheid, zonder groote emotie's, die van den Bond van Christen-socialisten ging met pijnlijke ^schokken gepaard en zwoegde door moeizame maanden van spanning. Daar is in dezen Bond veel gestreden en geleden en het geestelijk leven is er einstig en diep. Ofschoon wij ook hier niet kroniek-matig to werk zullen gaan, met het oog op wat ons steeds de hoofdzaak is : de openbaring van aesthetisch pantheIstisch leven, moeten wij nu toch iets uitvoeriger zijn, omdat de afloopende lijn der ontwikkeling van den ,,Bond" op zich zelf al een concessie is aan den tijdgeest.
Het religieus socialisme in den Bond van Christen-socialisten, ontstond in een orthodox-Christelijk milieu. Het was in 1907 dat de christelijke wereld werd opgeschrikt door een brochure : .,Kan een rechtzinnig Christen socialist zijn? bevestigend beantwoord door Enka". Daarin heet het sterk en moedig: ,,Voor mij is de socialistennaam jaren lang geweest de verboden vrucht, waarnaar n ij n begeerte uitging—nu acht ik
64 het een naam, die een christen dragen kan en dragen met eere, het recht •op dezen naam laat ik mij door niemand ontnemen. Maar het is een naam, een klank. Deze niet — de idee moet in onze huizen, in onze kringen, in onze geschriften gesteld en herhaald worden : Mag de concurrentie-voortbrenging van tegenwoordig in stand wordeii gehouden ? Is onze trouw zoo waardig, dat steeds de orthodoxe christenen vooraan staan in de gelederen van haar verdedigers? Het 'is een leugen, dat het Christendom van onzen Heer en Heiland, die Liefde is, de instandhouding van dit moordend stelsel eischen zou. Reeds beginnen velen het onbewust te voelen, en anderen stooten aarzelend tegen de waarheid aan met bun woorden. Reeds wordt wat het socialisme tot socialisme stempelt het brengen van grond en productiemiddelen aan de gemeenschap, niet langer als utopie in een hoek geschoven. Men draait er omheen, men bespreekt belangstellend de bewegingen, die er naar leiden, men heeft simpathie voor cooperatie, maar het groote woord zelf spreken durft men niet. . . . Ik weet wel -- velen staan klaar, zij hebben de lippen reeds geopend. . . . . Welaan, laten wij ons dan opmaken en de onbewusten tot bewustheid trachten te brengen, de aarzelenden tot een kloek erkennen . . . . In het socialisme is Neil, maatschappelijk heil voor alien". Deze , brochure werd de directie aanleiding tot stichting van den Bond van Christen socialisten. In hetzelfde jaar nog, op den Men Juli 1907, kwamen een 17 personen in Amsterdam bijeen under Voorzitterschap van Enka, en na ampele bespreking kwam de Bond van Christen-socialisten tot stand, een organisatie van en voor rechtzinnige Christenen. Lang en moeilij k werd gediscussieerd over de theologischdogmatische formule, die vooral vrijzinnige christenen moest weeren, met name, werd des tijds de , Blij de Wereld" genoemd. Ten slotte dacht men dit het best te zullen bereiken door
65 als „kenmerk ' van geestverwantschap" instemming te eischen met de ,Apostolische geloofsbelijdenis". En zoo werd door de nieuwe organisatie de volgende beginselverklaring aangenomen : ,,De Bond van Christen-socialisten eischt van zijn .leden als kenmerk van geestverwantschap het aanvaarden van de Apostolische geloofsbelijdenis. Zijn leden erkennen, dat deze belijdenis verplichtingen oplegt, niet alleen voor het religieus, maar oak voor het maatschappelijk leven. Daarom -ziende, hoe de tegenwoordige maatschappelijke toestand een schande is voor de Christenheid en in strijd met Gods geboden ; ziende ook, hoe deze toestand het onafwijsbaar gevolg is van het kapitalistisch stelsel, dat den grond en de productiemiddelen in het privaat bezit van enkelen stelt en de overgroote massa van deze enkelen afhankelijk houdt, terwijl het concurrentiestelsel tot zedelijke en stoffelijke ellende voert ; -verbinden de leden van den Bond zich, het kapitalistisch. stelsel • te bestrijden en de overwinning te bevorderen van het socialisme, dat zich de organisatie van arbeid en productie en een betere verdeeling der arbeidsproducten ten doel stelt, en dit doel bereiken wil door gemeenschappelijk bezit van grond en productiemiddelen." Lang duurde het echter niet, of in het kleine clubje openbaarden zich verschillen e'n over de samenstelling ,,ChristenSocialisme" e'n over de beginselverklaring zelf. Allereerst over de samenstelling Christen-socialisme. Daar waren er, die het Christen-Socialisme zagen als een ondeelbare eenheid, en die daarom het : „wij Christen Socialisten, socialist, omdat wij christenen zijn," aanhieven ; daar waren anderen, die, als de Blijde Wereld-mannen, hun christendom en hun socialisme naast elkander stelden, wel innig verbonden, maar 5
66 toch twee, onderscheiden van elkaar en deelbaar. Reeds op het tweede congres van den Bond, in 1908, in den Haag gehouden, kwam de kwestie ter sprake in een referaat van H. J. Nieman, die als volgt het gesehil formuleerde: „Er is verdedigd, dat onze naarn een eigen - richting in het socialisrne weerspiegelt, welke zich niet alleen principieel onderscheidt, maar 66k offensief zich stelt tegenover elk ander socialisme. Men heeft dat ,onze pretentie" genoemd. Er is echter onder ons een andere groep, die deze pretentie niet deelt en pretentie-loos zijn wil, en die eenvoudig belijdt, dat onze beweging, een beweging is van socialistische Christenen. En anders niet. Er is ook gesproken, erg geheinnzinnig, van een Christen socialistische idee, voortspruitend lilt de Christelijke l.evens- en wereldbeschouwing ; maar alweer : de andere groep onder ons, is van een gansch ander gevoelen. Daar verdedigt men precies het tegenovergestelde : dat van zulk een idee niet gesproken kan worden en daarom ook niet van een eigen richting in het socialisme ; dat niet allereerst het gevoel en de godsdienst, dQch hersenarbeid, economisch inzicht, beslist, of men al dan niet socialist zal zijn". 72 Men kwam niet tot overeenstemming. Naast den referent plant to zich Enka ; tegenover beiden Daan van der Zee en de toenmalige voorzitter Jan Janze. loch is . het niet te ontkennen, dat de opvatting der laatsten ten slotte de algemeen geldende -in den Bond `nerd ; alleen Enka hield voet bij stuk en heeft nooit willen weten van een Christensocialistisch idee. In hoever dit dualisme van invloed geweest is op heel haar verder leven, is interessant om te onderzoeken voor wie nog eens een biografie zal schrijven over deze moedige, maar zeer gecompliceerde vrouwelijke natuur. — Thans de verschillen over de beginsel-verklaring, die bij lange (
)
-
72) Zie Opwaarts 1908 en voor het tegenovergestelde standpunt : Dann van der Zee ,Wasrom Christen Socialist?"
67 na niet 'zoo`n gunstig verloop hadden als die over den naam. Al heel spoedig ging men binnenshuis onder elkander fluis. teren, dat die en die, ofschoon goed orthodox, het met de 12 Artikelen, naar de letter, zoo nauw niet namen, terwijl algemeen min of meer bewust, gevoeld werd, dat het Christen-socialisme toch eigenlijk moeilijk verdedigd kon worden op grond van een specifiek rechtzinnige geloofsbelijdenis. Maar toen bovendien aan de voordeur stemmen werden vernomen van niet -vr zinnige Christenen, die gaarne toe zouden treden, indien maar niet de 12 Artikelen hun dit onmogelijk maakten, toen ging men, zij het aarzelend, in de praktijk steeds meer de rechtzinnige geloofsformule van den Bond loslaten. En dit is het begin van het einde geweest. Nu was het vinden van een oplossing ook uiterst moeilijk. Op theologisch gebied bleek zoowat geen enkel begrip een vaste geestelijke waarde te vertegenwoordigen. Orthodox, modern, vrijzinnig en rechtzinnig, bleken termen van onformuleerbare stroomingen. Wel waren er verschillen en zelfs groote, doch zoo gauw ging men niet definiee'ren, of , de grenzen verflauwden" en „de kleuren liepen dooreen". (73) Zoo was er een doolhof van theologisiche richtingen en daarin scheen voor dery rechtzinnigen Christen-so ,ialist, Been uitweg, om te te komen tot een rechtzinnige beginselverklaring, tevens geschikt -- en daarop kwar het aan om te dienen als basis eener maatschappelijke heweging, gelijk het Christen-socialisme was. Tegelijkertijd werd de aandacht der leiders in beslag genomen door nog andere meeningsverschillen hetreffende de militaire paragraaf, en de positie van den Bond als zelfstandige politieke organisatie. I)aarbij gevoegd, dat men zich tegen links en rechts te verdedigen had en dat men onverdroten en onverbiddelijk den ;
-4O
73) Men vergelijke hier de citaten, bijeengebracht in het Ontw. Begiose1; verkl, van den B. y. Chr. Soc. blz. 9---12.
68 strijd bleef voeren tegen het kapitalisme en voor het socialisme, en dat dit alles geschieden moest in den betrekkelijk weinigen vrijen tijd, den meesten van hen geschonken, dan mag het een wonder heeten, dat alles nog zoo kloek gegaan is als het Bing. Maar daarmee heeft men meteen de verklaring, waarom de Bond nog eenige jaren het halfslachtige beginselleven vol heeft gehouden : door de 12 Artikelen officieel te handhaven, maar in de praktijk meer en meer los te laten. Een iegelijk, die tot den Bond toetrad, mocht van het Apostolicum maken ' wat h ij wilde ; al. werd dit aan iedereen meer overgelaten dan toevertrouwd. Onder hoogst moeilijke omstandigheden ontwikkelde de Bond zich; soms steeg het water tot aan de lippen en leek het bovenmenschelij k, om tusschen de vele dreigende,vooral financieele klippen, vaart te houden, maar het lukte, dank zij de hulp, die, op beslissende oogenblikken steeds geboden werd. Maar aan board zelf wiesen de geschillen onderling, en langzaam, maarzeker, drong de splijtzwam der verdeeldheid door; van de mooie eenstemmigheid, waarin men in 1909 had besloten als een. man op te treden als zelfstandige politieke partij, is na 1912 geen spoor meer. En toch had van den beginne of de Bond de strekking eenmaal te zullen optreden ook als politieke partij. ,Aanstonds na de oprichting van den Bond werd tegelijk met de publiceering der beginselverklaring in de kranten vermeld, dat de Bond zich voorloopig- or thouden zou van optreden in de actueele politiek, Hieruit viel voor ieder, die lezen kan, . gernakkelijk te verstaan, dat het optreden in de toekomst als politieke partij in het bedoelen van den Bond lag. Iets, wat nagelaten wordt, . omdat het optreden van den Bond nu reeds e'n uit hoofde van ' geringe kracht en uit oorzaak van theoretisch- nietgereed zijn een zeer onpolitieke daad zou zijn. Een daad, die uitgesteld worden moet, totdat de Bond en als studie•club e'n als werf-comite de gewenschte werking heeft gedaan. Optreden als politieke partij zal voor onzen Bond eerst rnogelijk zijn, wanneer
69 ons groepje is uitgegroeid tot een theorethisch en praktisch jets beteekenende beweging". Aldus Opwaarts van 26 Juni 1908. 1912 bracht de ontknooping. Ter eenerzijde bevestigde een buitengewone jaarvergadering, te Apeldoorn, de vroegere Bondsuitspraken om te gelegener tijd aan zelfstandige politick to doen, ter andere zijde werd het oude Apostolicum opgegeven en kwam men thans ook officieel terug op zijn besluit van 1907 om moderne of vrijzinnige Christenen van het lidmaatschap te weeren. De nieuwe beginselverklaring luidde nu als volgt: ,,De Bond van Christen-socialisten is de gemeenschap. van hen, die, des zins en willens te Leven uit het beginsel der cewige Goddelijke Liefde, gelijk dit ten voile in Jezus Christus openbaar is, en alzoo tot vervuiling gedreven van het eene groote gebod van dezen heilige Gods : Gij zult liefhebben den Heere uwen God met geheel uw hart en met geheel uwe ziel en met geheel uw verstand, en uwen naaste als uzelven ; (Matth. 22 : 37, -39) zich echter bevinden in een maatschappij, gegrond op het kapi. talistisch stelsel, waarvan het individualistisch, atomistisch levees• beginsel „ieder voor zich" in onverzoenlijken strijd is met bet beginsel buns levens, dat ,allen voor allen" stelt; waarin een ziel- en karakterbedervende oeconomische concurrentie kameraadschappelijke samenwerking van alien ten dienste van alien meer en meer onmogelijk maakt; Leven onder een stelsel van voortbrengirig en verdeeling der arbeidsproducten, dat gebaseerd is op particulier bezit van de voortbrenginsmiddelen der menschheid, en de duidelijk aan den dag tredende strekking heeft, deze in de macht van weinige bevoorrechten te brengen en de groote massa der voortbrertgers hiervan te berooven en hierop rechtloos te maken -- tengevolge waarvan reeds thans een bezittende klasse zich meer en meer verrij kt en te verrij ken tracht ten koste van een aangroeiende schare van niet-bezitters, wier arbeidskracht zij zich voor een zoo -
70
laag mogelijken prijs opkoopt, t rwij1 zij over het voortbrengsel van den maatschappelijken arbeid in beginsel naar goeddunken kan beschikken —; zien, hoe dit alles met zich brengt een wereld van zedelijke en lichamelijke ellende zoowel bij de bezittende klasse als bij de bezitlooze, onteering van mensch en menschheid ; leidt tot ontbinding van gemeenschapsleven, en het lever der vrije persoonlijkheid meer en meer onmogelijk maakt, --en die zich daarom verbonden hebben, tot opheffing van dit kapitalistisch stelsel, ieder naar zijn kracht, aanleg en vermogen mede te werken, en to strijden voor een samenleving, die zich binnen de huidige maatsch app i j al reeds voorbereidt: de ver-
werkelijking van het socialisme, dat bedoelt de voortbrenging en verdeeling der goederen ge tueenschappelij k te m ken ; opdat het beginsel „allen voor alien" in znaatschappelij k opzicht kan worden doorgevoerd, ea de economische voorwaarden geboren worden tot een religieus-bezielde samenleving. Zij nemen zich voor, hun strijd op heilige wijze re 'voeren, Bien beschouwende, niet allereerst als een belangenstrijd in den lageren zin des woords, dock als een strijd voor Gods zedelijke wereldorde, tot welke te vestigen en te handhaven ieder Christen geroepen is". Hiermede held de Bond op I.e zijti cen organisatie van en voor rechtzinnige Christenen en hief hij een nieuwe banier op, een eenheidsbanier, theologisch neutraal. Voortaan zou , ieders theologische richting privaat-z^aak wezen en gelijkelijk worden geeerbiedigd. Zoo ontstond een nieuwe Bond. En het wolkje, zoo groot als eens mans hand, waarop de heer Kramervan Leeuwarden wees, toen hij op het congres te Apeldoorn_de vrees uitsprak dat de Bond van rechtzinnig, vrij zinnig zou worden, (74) 74) Opwaarts van 23 Aug. 1912.
71 werd door bijna niemand andrs opgemerkt.
Intusschen had deze ontknooping belangrijke gevolgen. Viak voor de Bondsvergadering te Apeldoorn verschenen in Opwaarts een tweetal artikelen, waarin Enka o. m. reeds verklaarde: ,,Is het your de wintereaiipagiie broodnoodig, ten aanzien unzer reli.gieuse beginsekn tot klaarheid te komen, niet minder noodzake1ik is het, dat wij in den stembus-'winter van 12-13 goed weten wat de Bond inzake politick wiF3. (15) Zij zelf, verkJ.aarde zich tegen zelfstandige politick. De vastzettin van den Bond als zelfstandige politieke partij "
dunkt i i iij schadelijk your de ontwikkeling van de Nederlandsche socialistische beweging". (76) ,,Makkers - ik voor nij geloof niet aan de mogelijkheid van een echtChristelijken staat of niaatschappij. Meer - ik geloof niet aan de rnogelijkheid van Christelijke politiek, zooals gij wilt gaan voeren. Meer - 1k geloof niet aan de mogelijkheid van een zuivere Christelijke organisatie van cenigen omvang. 1k geloof alleen aan de Christelijke persoonlijkheid. En deze Christelijke persoonlijkheid plaatse zich midden in het voile mensclienleven, en strale daar, zachter of feller, over kleiner of grooter kring, haar licht uit". (77) Zóó sprak, zoo schreef Enka. Toen dan ook de Bond svergadering principiëel vcSór zelfstandige deelname koos en de oude opvatting van een eigen politieke partij daardoor bevestigde, verliet Enka den Bond, voor zoo groot deel het werk van haar eigen ijverige, rustelooze handen, en een maand later was zij toegetreden tot de S. D. A. P. ,,De schoonste van onze bondsvergaderingen werd tegelijk de - -
75) Opwaarts van 2 Aug. 1912. 76) Enka, Voorgaan, bladz. 15. 77) Dezelfdc 12. 99
99
72 pijnlijkste", 78 ) schreef Opwaarts weemoedig. Met Naar verloor de Bond een van zijn beste krachten, maar — ook zijn noodlot. 1)it alles moest noodwendig komen over Enka en over den Bond, omdat de eerste het Christen-socialisme in haar bewustzijn niet to vatten wist als een eenheid, waardoor voor haar deze samenstelling van meet of aan al rafelen ging, en 't niet anders kon of zij moest belanden bij het standpunt van de Blijde Wereldgroep, welk standpunt zij dan ook inderdaad in ,Voortgaan" met de woorden van Ds. Bakker tegenover den Bond verdedigt. 79 ) De Bond daarentegen leefde, meer of minder bewust, uit het eenheidsbesef van Christendom en Socialisme, waarvoor Van der Zee steeds onverdroten op de bres heeft gestaan, daarin, in de latere jaren „steeds steviger geschraagd door Nieman en anderen". (80) Het mag merkwaardig heeten : Enka, in velerlei opzichten grooter dan Van der Zee en zeker de populairste van , beiden, werd door dezen verslagen, mede omdat Van der Zee verreweg een grooter takticus was dan Enka en oneindig veel beheerschter. Ware het niet geweest, dat de Bond in den persoon van den nog bekwamer de Ligt, zijn tweede noodlot had gevonden, de afscheiding van Enka en de haren zou principieel een zuivering zijn geweest. De Ligt behoorde, , als de meest beteekenende, tot de groep dier jongeren, welke zich had gevormd buiten den Bondin het Christelijk sociaal m•aandhlad ,Wereldvrede" en welke grooterideels tot den Bond toetrad . in de dagen van Enka's afscheiding. Deze Wereldvrede-mannen zijn het geweest, die met geestdrift en kracht het geteisterde Bondsscheepje kwamen bemannen en al spoedig mee hielpen besturen. Maar ook, zij waren het, die ontrolden de nieuwe banier, zij, die op de voorplecht plaatsten den nieuwen standaard ; naar het heet, en naar het oppervlakkig schij nt, met medewerking van de (
-
(
78) Van 20 Augustus 1912. 79) Voortgaan, bladz. 13. 80) B. de Ligt, Opwaarts van 26 Mci 1916.
73 ,,ouderen", doch in werkelijkheid alleen. De jongeren hadden het initiatief, het nieuwe inzicht, de wetenschappel ij ke kennis, een nog door geen n4et- te- stuiten- strooin van teleurstellingen aangevreten levenslust en levenskracht; in de nieuwe beginselverkiaring openbaarden zij het kunnen der „jongeren" het karakter der „jongeren" het geestelij k-zij n der „jongeren". De oude Bond werd afgebroken tot op zijn organisatorische fundanienten, die men nog deugdelijk keurde en daarom hield, maar waarop men bouwde een geheel nieuw Bondshuis. Dit is het werk der „jongeren" geweest en van de jongeren alleen. De tacticus Van der Zee heeft den historicus een slechten dienst bewezen, door zijn averechtsche voorstelling van de innerlijke verhouding der beide groepen. Deze is nooit werkelijk goed geweest. Wanneer Van der Zee schrijft na het congres in Den Haag: . . . . „Al lang werd het in den Bond gevoeld, dat er nog eenige wrijving moest komen, voor het zuiveringsproces geheel was doorgemaakt", en daarop volgen laat: ,,En ziet, wat deze bondsdag tot een historischen kon maken, is geschied : de beide groepen hebben zich volledig aan elkaar gegeven, hebben in de beste verstandhouding elkaar begrepen en gegrepen tot den gemeenschappelijken, grooten strijd", (B 1 ) dan is dit een knap staaltje van verbloemende taktiek, maar waarvoorwij Been bewondering hebben, omdat deze voorstelling in strijd is met de feiten. Op ditzelfde congres toch, legde een deropzichters van den Bond, H. J. Nieman, zijn functies als redacteur en Bondsbestuurder neer, omdat hij „de beginselverwisseling in Apeldoorn achteraf betreurde", en erkennen moest : „In den ouden Bond is een nieuwe geest gevaren, en ik, de oude, kan en wil niet mee," 82 ) wat toch niet op zoo groote eenstemmigheid wijst tusschen ,,ouderen en „jongeren". Maar bovendien trok Van der Zee, -
-
81) Opwaarts van S Juni 1914. 82) Opwaarts van 5 Juni 1916.
(
74 zelf zich vootloopig geheel terug en als hij zich nog eens hooren liet, of en toe, hoe stekelig was dan de toon, hoe totaal afwezig „dat zich volledig aan elkaar geven" ! Meer overeenkomstig de werkelijkheid is in den volgenden afscheidsbrief de verhouding geteekend: . ,Voor mijn vertrek naar Indio wilde ik nog graag een kort woord richten tot hen, met wie ik zoovele jaren heb molten samenwerken in den arbeid voor het Christen-socialisme. Ik bedoel daarmede de ouderen order de bondsieden, zij, die het zwoegen en worstelen der eerste jaren hebben meegemaakt, ook zij, die gemeend hebben, het socialisme beter in een andere organisatie to kunnen dienen. Wat hebben we onderling veel gekibbeld ! Maar ook wat hebben we ons spontaan kunnen geven aan een werk, dat onze liefde-had. En met Welk een moeite en zorg — ja, toch ook heerlijke moeite en heerlijke zorg ! -- hebben wij met onze kleine krachten den grondslag gelegd voor het werken der jongeren van nu, zelfs al meenen wij, dat dit werken niet geheel langs goede lij nen zich vdortbeweegt. Het is geleden en geliefd. Wij hebben afgedaan. Want ook al arbeiden sommigen onzer nog met de jongeren voort, het is niet meer het werk van voorheen, het is met at zijn kwaliteiten en gebreken het werk .dier jongeren geworden. Er is wel beweerd, dat die jongeren planmatig de organisatie hebben overgenomen en geleidelijk den invloed der ouderen hebben geweerd — een meening, waarvoor ik zelf meer en meer ga gevoelen — maar als dit zoo wezen mocht, dan kunnen wij. bij het leed hierover, de vreugde toch ervaren, dat wij niet vergeefs gearbeid hebben, dat wij in de rijpheid der tijden hebben aangepakt, ' toen de Geest tot dezen arbeid dwong, en dat wij principieel en organisatorisch hebben gebouwd wat door een nieuw verf je wel een ander aanzien maar geen ander karakter krijgen kan". (83) Zoo spreekt de eene meening de andere wel zeer tegen. 83) Opwaarts van 19 Mel 1916.
75 Met Van der Zee ging de laatste penvoerder der ,,ouderen' been. Hoe bet thans zal zijn tusschen ,,ouderen" en ,,jongeren"? Wij meenen te weten als voorheen, en dat zal welblijven, tot er geen ,,ouderen" meer, of tot de weinige ouderen ,,jongeren" geworden zijn.
Zoo trad dan de Bond van Christen-socialisten zijn tweede faze in als een nieuwe organisatie, die met den ouden Bond alleen den naam en de organisatorische grondsiagen nog gemeen had. Dringen wij flu dieper door in de roerselen der gevoelens en gdachten, waardoor de ,,ouderen" geleid werden orn het Apostolicum te laten vallen voor de nieuwe beginselverklaring, dan blijkt, dat daar algemeen de draagkracht der aaugenomen veranderingen niet werd vermoed. Dadelijk reeds na het buitengewone Congres in Apeldoorn, werd daarop door de ,,jongeren" gewezen. Door de Ligt in Opwaarts, waarin het heet: ,,O.i. kunnen deze zaken binnen een half jaar niet vodoende door den Bond zijn doorgewerkt en doordacht. Sedert de
nieuwe beginselverklaring is een nieuw botzdsbewustzUn groeiende. Die mag niet geforceerd. Wij moeten geduld hebben met cikander, allereersi zoeken ,iaar ouze levenseenheid, en van daaruit tezamen op logische wijs trachten naar praktische waarheid, waarachtige praktijk" (84) En eenige weken later nog eens door een viertal tegelijk: J. Bommeljé, Joh. Gronius, A. J. Ruitenbeek en Ds. • A. R. de Jong. ,,Ter bonds vergadering bleek, dat in ,,beginsel" de nieuwc beginselverklaring werd begrepen, en dan ook is aangenomen. Maur
dit aanne men houdt nog niet in, dat het beginsel otis Christensocialistisch politiek bewust4in reeds had doortrokken.)". (85) Onder de ,,jongeren" stond dit vast en vandaar van deze 84) Opwaarts van 6 Dec. 1912. 85) Opwaarts van 27 Dec. 1912.
76 zijde de steeds sterker aandrang om ,alles opnieuw te onderzoeken, ook datgene, wat de ,ouderen" reeds hadden vastgesteld. Niet uit vitzucht, niet uit behoefte om anderer werk te kleineeren, niet om personen op zij te dringen, of jets dergelijks, maar louter en alleen om der waarheid wil. Men besefte, dat
onze politiek-oecouomische beschouwingen nog slec/its een voor-
loopig, soms zelfs een improvisatorisch karakter hadden, en dat er daarom ook in theorethisch opzicht gewerkt moest worden. En tegelijkertijd drong men op dieper beleving van het bonds_beginsel aan. Waren wij eerst maar een intens levende, welbewuste gemeenschap van Christen-socialisten, dan zou het overige komen ; dan moest het komen." (136) l)it alles leefde bij de „jongeren". . En „de ouderen?" Nog eenmaal vlamde het oude vuur in een hunner op, nog eenmaal, en kort, want de vlam werd slechts gevoed door krullen en spaanders. In een hoofdartikel „Ingekeerd'Leven", beschrijft de toenmalige redacteur, H. J. Nieman in ,Opwaarts" nog eens, hoe het geweest is, hoe het is, en hoe het worden moet en dit artikel is voor den gemoedstoestand der ,ouderen" van die dagen een vertolking. Daarom vinde het bier een plaats. ,,Daar zijn 'in 't leven dagen, waarin de ziel zich als 't ware terugtrekt in eigen kluis en uitziet, alleen maar uitziet . . . peinzend, en in zichzelf gekeerd. Dat zijn de dagen, die God ons geeft om tot onszelf te komen ; dat .zijn de dagen, waarop we herwinnen moeten nieuwe geestdrift, nieuwe werkkracht, nie::we strijdlust. Het zijn de dagen van ontvangen om te geven. En ze zijn heerlijk van goedheid. Maar ze kunnen ook tot zonde worden. De strijd van alien dag vermoeit zoo. En dan kan ingekeerd leven zoo spoedig een -
86) B. de Ligt in Opwaarts van 26 Mci 1916.
n luierend , leven van bespiegelend nietsdoen worden. Met als be. zoldiging de dood. Menigmaal trokken we uit, veerkrachtig en strijdlustig, onvermoeid strijdend voor de zaak der volksbevrijding, door het kapitalisme tegengestaan uit hebzucht, door het socialisme begeerd uit liefde. 0, de mensch in den knecht op te wekken, God in den mensch, -- hoe schoon een tack lag daar voor ons. En hoe sterk leefde in ons het weten : God wil bet; 0, de afschuwelijkheid in onze samenleving te mogen bestrijden, die de lasten der gemeenschap zwaar rusten doet op de schouders der zwaksten, zoodat de rug krom wordt en de rechtheid Gods gewelddadig geschonden; 0, te mogen arbeiden, opdat een eind kome aan onverdiende nood en ellende, aan brooddronkenheid en lediggang, die den geest verschompelt, de harten 'vereelt, de hoofden verstompt. 0, aan een maatschappij-woning te mogen bouwen, waar de persoonlijkheid . vrij in en uit kan gaan, en waar de vrouw en het kind . veilig zullen zijn en geeerbiedigd en geliefd als nooit nog mogelijk was . . . . Maar hoe menigmaal kwamen wij vermoeid weder naar huffs'? We hadden geploegd en gezaaid en onkruid gewied, elken dag opnieuw, elken dag opnieuw. Maar zie, de mensch werd in den knecht niet wakker, en God in den mensch niet herboren, de- knechten wendden zich af, mi strouwende onze bedoelingen. Teleurstellingen voor, teleurstellingen na. En zoo is het toen gegaan .. . . . . Zachtjes sloop moeheid aan, zachtjes hekroop ze je, onafschudbaar. En je zat neer langs den weg, moedeloos, werkeloos. Dan" kan het zijn, dat de ziel zich terugtrekt in eigen kluis en uitziet, alleen maar uitziet . . . . peinzend, in zichzelf gekeerd. Maar dan ook dreigt het gevaar van luierend bespiegelend nietsdoen, dat tot zonde wordt. Want alleen goed zijn -
78 dagen van inkeering, wanneer het worden dagen van God, waarop we herwinnen nieuwe geestdrift, nieuwe werkkracht, nieuwen strijdlust. Makkers, alles wijst er op, dat ons Bondsleven staat in de teruggetrokkenheid van het 'ingekeerde leven. De activiteit naar buiten is half zoo krachtig niet als zijn kon. Het werk van de propaganda staat . schier stil. Daar is een wachten, een uitzien . in werkeloosheid. Makkers, beleven we dagen van Goddelijk ingekeerd leven, waarin we bezig zijn, te winnen nieuwe geestdrift, nieuwe werk. kracht ? Of is onder ons een menschelijk ingekeerd leven, dat bezig is tot zonde te worden in een luierleven van bespiegelend nietsdoen ? Wt heeft ons hart : het werk om Gods wil begonnen, of het resultaat, dat de mensch zoo gaarne ziet ? In het eerste geval gaat alles goed worden. Trouw en geduldig en met liefcle zullen we bij vernieuwing aanvatten het grootsche werk, dat het socialisme z al wrochten. Met taaie volharding zal de propaganda weder worden aangevat met , Opwaarts", met onze bro -hures, net ons woord. En onverzettelijker dan - ooit, zullen we door teleurstelling heen, voortvaren, ziende op God, rekenende alleen met God, weemoedig doordrongen van de waarheid : stel op de menschen Been betrouwen. Ja, dan gaat alles weer goed worden. In het tweede geval dreigt dorheid en dood, triestig gemok, machteloos gezeur en getreur, of luierend nietsdoen. Wat zonde zou 2ij n. En gevolg van ongeloof en kleingeloof. En mis bruik van Goddelijk vertrouwen, dat ons alien het werk van het socialisme op de handen lei. Niemand die daaraan schuldig wil staan, daarvan zijn we overtuigd. Makkers, waar dit dan zoo is hier en daar: in de kracht onzes Gods, vermant u ; de handen in elkaar weer, de hoofden een kant uit; de oogen gericht op een vijand : het kapitalisme. Tot denaanvalugeschaardonderderoodevaanmethetwittekruis! -
19 En God, onze God, zal ons helpen". (87) Zoo hebben beide groepen, „jongeren" en ,,ouderen", hun eigen sfeer, en dat is zoo gebleven tot op den huidigen dag. De nieuwe beginselverklaring, als uitdrukking van gemeenschappelijk geestelijk leven, faalde en zal steeds meer een noodlottige vergissing blijken. De ,ouderen" hebben dat niet ingezien. Zoo algemeen niet, dat Enka schrijven Icon: ,,'t Zou ons niet verwonderen, als 't met de beginselverklaring viot van stapel liep. De voorgestelde formule is zoo ruim, dat Christenen van zeer uiteenloopende richting haar met een eerlijk hart tot de hunne kunnen maken. En tevens is ze zoo veelzeggend, dat iedereen, die aan den Christennaam niet de allerhoogste waarde hecht, zich wel tienmaal zal hedenken, voor hij haar aanvaardt". (as) Buitengesloten werden alleen degenen, die „het Christendom niet beschouwden als den absoluten godsdienst". (e9) Daarom leek ze zoo veilig, ook voor rechtzinnige Christenen. Algemeen werd gevoeld, dat het Apostolicum zich hoogst moeilijk leende als „kenmerk" voor een rnaatschappelijke heweging, golijk het christen-socialisme was, maar allerongelukkigst trof het, dat de 12 Artikelen als uitdrukking van Christelijk geloofsleven niet door alle rechtzinnigen van heeler harte word aanvaard. Bij de bestaande verwarring op theologisch gebied, was dit, vooral voor leeke wel het meest hopelooze. \Tandaar, dat de eerste de beste hand, die werd uitgestoken om den Bond uit zijn onzekere positie te helpen, . gretig werd aangenomen. Maar de Bond heeft niet, bedoeld, met de verandering van zijn beginselverklaring een nieuwe levenstichting te kiezen. Dit gaf de redactie van Opwaarts (Kok, Nieman en v. d. Zee) in 1912 al ' to verstaan in een onderschrift onder een ingezonden stuk der jongeren ; 87) Opwaarts van 20 Dec. 1912. 88) Opwaarts van 2 Augustus 1912. 89) Ontw. Beginselverk B. v. • Chr. Soc. bladz 4.
80 ,,De gegeven voorstelling, dat de nieuwe beginselverklaring politiek een andere gedragslijn zou vorderen dan de oude, is, zacht uitgedrukt, wel wat twij felachtig. De Bond . staat nog op precies 't zelfde Christen-socialistische standpunt als bij zijn optreden. Hij heeft alleen zijn beginselverklaring theologisch zuiverder. gesteld, maar zijn karakter niet, althans politiek niet, gewijzigd". (90) Uit dit en uit de latere geschiedenis blijkt, dat het in Apeldoorn eigenlijk gegaan is, om aan een bepaalde geestesrichting de leiding te geven. Dit is juist voor sommige rechtzinnige ,,ouderen" het pijnlijke geweest, dat zij daarvan geen vermoeden. hebben gehad, voor het .telaat was. Drieerlei had hen kunnen waarschuwen. Ten eerste de wijze, waarop de jongeren, bij monde van de Ligt, met het Apostolicum afrekenden ; ten tweede de tekst der nieuwe beginselverklaring, en ten derde de geest, welke zich daarin, zij het dan aanvankelijk met een mom voor, openbaarde. lets over deze drie punten willen wij bier zeggen. Het ontstaan der 12 Artikelen wordt verklaard en veroordeeld, min of nicer in den trant, waarop Kautsky den oorsprong van het Christendom verklaart. Schier met uitsluitend van huitenaf werkende factoren, wordt gerekend.. „Het komt op (het Apostolicum) in een tijd, waarin de oude Christelij ke kerk zich weinig of niet bewust is, een universeele maatschappelijke roeping te hebben ; in een tijd, waarin regeering en bestuur nog in handen van heidensche machthebbers zijn, die de geloovigen keer op keer vervolgen en bij duizenden doemen ten doode ; in een tijd, waarin men bovendien, een spoedig einde der wereld verwachtende, veeleer geneigd was, zich van die wereld of te zonderen, dan die in Gods naam te bestieren en te heiligen". (9 1 ) 90) Opwaarts van 27 Dec. 1912.. 91) Ontw. Beginselverkl. Bond v. Cur. soc. Bldz.•, 3.
$1 Al drukt de Ligt zich hier hoogst voorzichtig uit en zegt hij niet, dat de inhoud van het Apostolicum, bepaald werd door al die opgesomde tijds-factoren, reeds de eenzijdige optelling spreekt ,boekdeelen". Overigens : wat een barre miskenning van het strikt persoonlijk karakter der gelo3fsb:lijdenis, waarin het gaat om de zoo teere verhouding tusschen God en de ziel, en waarin men zeker geen geloofsmanifest mag zien, waarin men koos tusschen ,,jenseits" of „diesseits", zooals de schrijver ons wil doen gelooven. Hoe verklaart de Ligt het bovendien, dat er tot op den huidigen dag, na meer dan vijftien lange, veel bewogen eeuwen, nog millioenen Christenen worden gevonden, levende onder gansch andere omstanigheden dan de Christenen der 5e eeuw - voor wie niet geldt wat hij opsomt als ontstaansfactoren, dat voor millioenen het Apostolicum nog sprekend genoeg is als uitdrukking van Christelijk geloofsleven ? * _ Wat den tekst en den geest der nieuwe beginselverklaring betreft, deze is ondubbelzinnig ethisch thei'stisch. De respectabele bloemlezing in het Ontwerp Beginselverklaring, waarin de Ligt zich beroept en met instemming, op onverdacht Christelijke voormannen uit binnen- en buitenland, laat geen twijfel toe, of de Bond- wil ethisch den Christelijken weg gaan van Gods ge. boden. (92) Maar het is met deze bloemlezing als met die, welke de hovenier verricht, die bloemen verzamelt om de feesttafels to sieren ; ze geuren en kleuren een dag, een avond, en dan is het sublieme voorbij en overmorgen zijn ze verwelkt en niemand die ze nog aanziet. De Bond deed als die hovenier en plukte uit den hof van het Christendom de keurbloemen der Christelijke ethiek, maar zij
92) Aldaar, Bladz. 14-20.
6
2 zullen in de bonds-atmosfeer even zeker verdorren als die bloemen op de feesttafels, omdat ze wortelloos zijn genomen uit den 'levensgrond van het Christendom, Christelijk-religious nam de Apeldoornsche vergadering, maar zij gaf er niets voor terug. Eery dogmatische formuleering van wat onder eery Christelijke levens- en wereldbeschouwing moest worden verstaan, heeft men in Apeldoorn met bewustheid vermeden en elke poging van de afdeelingen, om daartoe te komen, werd met het overwicht van den vak-theoloog tegenover den leek, verijdeld. „Het gaat hier niet allereerst" -- zoo gaf de voorzitter der theologische commissie, Ds. A. R. de Jong, te verstaan — ,,om wat in de dogmatiek juist is, maar in de ethiek. Wij moeten weten wat Cirisfus voor ens is als menschel(/k voorbeeld en oak als ,naaEschappel fk voorbeeld, zooals hij ethiesch voor ons is ; dat is voor oars van veel meer waarde en daarom gnat bet eigenlij.k". 93 Daarom wist men alle amendementen der afdeelingen als gevaarlijk voor of als niet behoorende in het verband van het geheel der nieuwe beginselverklaring, te doen verwerpen .; daarom moest het zijn ,heilige Gods" inplaats van „Zone Gods" en ,,openbaar" inplaats van ,geopenbaard", en daarom spreekt men in de nieuwe beginselverklaring van een „religieus bezielde samenleving" inplaats van een ,,Christelijke', samenleving. Ook bier alles rekkelijk, zoo elastisch mogelijk. Zoo heeft men in Apeldoorn niet alleen aangenomen een nieuwe beginselverklaring, die ook vrijzinnige Christenen toeliet, maar men heeft aangenomen een Christelijk-ethische beginselverklaring die los staat van het Christendom. Christelijke dogmatiek is „privaat-zaak" in den Bond van Christen-socialisten en wordt als contrabande geweerd. Het verband tusschen Christelijke ethiek en Christelijke dogmatiek, kon een ieder leggen waar hij wilde en hoe hij wilde en natuurlijk anders dan de ander. Dat moest ieder maar voor zich zelf weten. Zoo werd officieel (
93) .Opwaarts van 30 Augustus 1912. Cursiveering van
mij.
)
83 in het religieuse het anarchisme ingehaald en werd de Bond als klei in de hand van een geniaal man als ds. de Ligt, die den Bond dan ook at heel spoedig leidde en een bepaalde geestesrichting uitdreef. Van dit alles hebben de ,ouderen" weinig of niets vermoed en dit is voor hen het pijnlijke en heel bittere geweest. Maar dat baatte weinig, men was er ,ingeloopen", de nieuwe geest had zijn intrede gedaan en rustte niet, voor hij, alle neutraliteit ten spijt, de opperheerschappij voerde. Sommigen van de ,ouderen" voelden zich dan ook niet ,thuis" in de nieuwe woning en vroegen zich al spoedig in een onbehagelijke stemming of : waardoor toch ? De onderlinge verstandhoudiug, voorheen zoo goed, zoo los en vol vertrouwen, verdween meer en meer, om plaats te maken voor dat gereserveerde en koel-beleefde, dat het hotelleven zoo ongezellig maakt. In de oude omgeving stond wel eens persoon tegenover persoon, zooals in een huisgezin broeder tegenover broeder, maar thans vormden zich groepen en werden „de richtingen" zichtbaar. De eenheid was een fictie. De Bond bestond uit verschillende kringen, die onderling ten opzichte van de innigste en diepste godsdienstige behoeften, geen gemeenschap van geestelijke goederen bezat. De een voelde zich onzeker tegenover den ander. Zoo stortte voor den ingewijde de aangenomen uiterlijke eenheid innerlijk in veelheid uiteen,. en ontstond de vervreemding. Met weemoed dachten de ,ouderen" , terug aan de vroegere woning, waarin men zijn beste jaren had doorgebracht, om dan, uit geniis, steeds heimwee te houden naar de verloren geestelijke intimiteit, in de nieuwe woning onbestaanbaar, dank zij de veelheid van godsdienstige inzichten, het, eene al wankeler, onbestemder en duisterder, dan het andere. Doch gedane zaken nemen geen keer. Algemeen wilde men een beginselverklaring, ruim genoeg
84 ,,Om alle socialisten samen te brengen, die socialist zijn op grond van hun christendom", (4) gelijk Ds. de Jong het in Apeldoorn uitdrukte. Welnu, men had zijn zin gekregen ; dat de ruimte grooter uitviel dan men gedacht had, en dat het geestelijk gezelschap bonter werd, dan men voor mogel ij k had gehouden, was te wijten aan eigen kortzichtigheid en te veel goed vertrouwen. En dat de rechtzirinige strooming daarbij verloor, sprak ook vanzelf. Het theologisch neutrale standpunt van den nieuwen Bond mocht de rechtzinnige strooming als numnier-c"én absorbeeren ; irnmers, gelijke monnikken, gelijke kappen voortaan. De eenige, grief, (lie de .,ouderen", voor zoover in den Bond gebleven, konden koesteren, was, dat de „jorngeren" net de neutraliteit een loos spel hbben gespeeld. Door den Bondswagon aan te haken in den grooten religieus socialistischen trein, die, zooals wij zagen, in esthetisch pa.ntheIstische richting spoort naar de blijde oorden van het socialisrne, verving b giiz eifoosheid de neutraliteit. De belangstellende derde, die in den Bond van Christensocialisten ethisch een zuiver Christelijk geluid hoort, zal nu verstaan, waarom dit op zich zelf zoo weinig zegt en waarom op grond hiervan alleen er nog geen sprake kan zijn van het Christendom als levens- en wereldbeschouwing, terwijl het meteen duidelijk wordt, waarom in dit klimaat de christelijke ethiek moest gepaard gaan met verwerping van alien positieven godsdienst en een geringschatting der christelijke dogmatiek. Dit zou gemakkelijk zijn aan te toonen met de stukken uit ,,Opwaarts" van de laatste jaren, al ware het alleen maar uit de Yr' ikelen, geschreven naar aanleiding der Christelijke feestdagen, maar neen, hoe weinig vrede wij ook hebben kunnen met de behandeling der Heilsl'eiten, gelijk dit in ,Opwaorts" geschiedt; en hoezeer wij God in Christus ook anders, naar onze overtuiging, 94) Opwaarts van 23 Aug. 1912-.
85 Evangelischer, meer in den geest van Christus, ervoeren ; en hoeveel dit kon bijdragen om het eenzijdig theologisch karakter van den Bond te leeren kennen, -- dit niet, het gaat bier, als in het vorengaande, om wat we herkennen in tal van uitingen als den aesthetisch pantheistischen geest, allerwege openbaar, en welken wij in het religieus socialisnle van elke richting aanwezig achten. Reeds vestigden wij de aandacht op uitingen van de Ligt, waarin deze met van der Heide-de Blijden Wereldman, en met C. Meijer, die het „Christendom verouderd" acht en met Van den Bergh van Eijsinga, die het Christendom verphilosopheert, en met vele, vele anderen, overeensternt in religie en in aesthetisch-pantheIstische toekomst-verwachtingen. Opdat echter objectief moge vaststaan, dat we bier niets beweren zonder bewijzen, voegen we aan de vroegere nieuwe citaten toe, ook van andere vooraanstaande Bondsmannen. Allen schouwen zij hetzelfde ideaal en getuigen er van, elk naar zijn eigen aard, de een aanvullend den ander. En niet alles is dan verwerpelijk. We hebben met menschen te doen, wien het leven zware ernst is, en met zielen, waaraan het Christendom niet ledig voorbijging. De nieuwe symfonie van dit gecstelijk leven ontleent dan ook tal van motieven aan de oude symfonie van het Christendom en telkens wordt het oor getrofcn door melod.ie-klanken, welke aan het Evangelie herinneren. Dat maakt een work als dit zoo moeizaam ; er is iets van het Christendom in den Bond, en er is iets in van dengeest des Heeren. Maar wij moeten dit moeizame werk doen. Want wat ons scheidt en tegenover elkaar plaatst is meeren moethetzwaarste wegen. De Bond van Christen-socialisten heeft eigenlijk maar een publicist van beteekenis en dat is de Ligt. En de Ligt is ook de eenige, die rechtstreeks over godsdienstig-ethische vragen schrijft en daarin kleur bekend. De overigen houden zich in de ruimte en bl/ven zooveel
86 mogel^k neutraal, ofschoon het een publiek geheim is, dat zij in 't godsdienstige de Ligt's engere geestverwanten zijn. Zoo Ds. A. R. de Jong, redacteur van ,Opwaarts" en Ds. J. W. Kruijt, de Bondsvoorzitter. Met dit feit voor oogen moet men de citaten van de Jong lezen. De Jong schijnt minder sterk te drijven in pantheIstische richting dan de Ligt. Doch dat is maar schijn. De Jong komt uit orthodoxen kring en bij voorkeur bedient hij zich nog, deels uit gewoonte, deels uit paedagogische overwegingen, zooals dit tegenwoordig heet, van de oude namen en formules, waardoor het lijkt of hij het ideaal der gemeente van Christus, ontmoeten wil op andere wegen dan de pantheIstische, maar de waarheid is, dat zijn geest doordrenkt is van den geest de Li gt en dat hij wit en bedoelt, wat deze wil en bedoelt. Het dunkt ons goed, dat dit eens publiek gezegd wordt. De Ligt staat in den Bond van Christen-socialisten niet alleen of naast weer Anders denkende en willende mede-bestuurders, die hun inzichten naar buiten uitdragen, wat heel goed mogelijk zou kunnen zijn in een Bond, waarin plaats is voor de meest afwijkende inzichten en wat ook het geval is geweest in de eerste jaren na Apeldoorn. Maar sindsdien is de Ligt onbetwist de leider geworden en volkomen, nu voor kort Daan van der Zee den Bond verliet en met hem heen ging de laatste voorman van den ,,ouden" Bond.. ( 96) Zoo is de Bond geestelijk geworden wat de Ligt is ; zij beiden staan tot elkander in de verhouding, waarin het rnaaksel tot zijn maker staat. De Ligt is de geniale pottenbakker en de 96) In het Hoofdbestuur heeft nog een der oprichters zitting, de beer G. J. Tieker, maar deze treedt minder op den voorgrond, ofschoon zijn adviezen op bestuursvergaderingen, als hoogst waardevol, meermalen zijn opgevolgd. Tieker behoort tot de zakelijke en nuchtere elemepten, maar met zijn groot en trouw hart is • deze stille werker een zegen b i n n e n den Bond. We hebben ecbter redenen te vermoeden, dat ook deze ,oud-strijder" het niet lang meer zal ,bolwerken" onder het nieuwe legerbestuur.
87 nieuwe Bond is het werk zij ner handen. Daarom staat hij niet alleen en hebben wij met meer dan persoonlijke meeningen te doen en daarom molten we den Bond er mede aansprakelijk voor stellen. Waar en de leiding van den Bond en de redactie van het eenige officieele orgaan ,Opwaarts" in handen is van de •Ligt en zijn naaste geestverwanten, daar spreekt het toch van zelf, dat het een bepaalde richting moet uitg.aan, al doet men nog zoo zijn uiterste best om neutraal te bl ij ven, wat, uitgezonderd de Ligt, den anderen ook vrijwel gelukt, of doordat men de kardinale punten blauw-blauw laat, er niet over spreekt, maar in de richting er van werkt, of door met de oude formules te werken, waaronder men zelf, zonder dat ruiterlijk uit te spreken, lets gansch anders verstaat. Hiermede, meenen wij, is ons goed recht verzekerd om aan de hieronder volgende citaten van de Ligt, groote principieele waarde te hechten, ook met hetrekking tot denBond. Trouwens, de Ligt hecht aan dit ons recht zelf zijn zegel. Het is niet onmogelijk, dat men de kracht van ons betoog zal willen vverzwakken met de tegenwerping, dat we ons beroepen op officleuse uitingen van voormannen, terwijl, om het karakter van den Bond vast te stellen, toch slechts of f lcieele hesluiten mogen worden aangevoerd. I^)aarom is het goud waard, dat we deze tegenwerping kunnen afwijzen met een beroep op de Ligt. We behoeven ons niet tot de officieele besluiten to beperken, aldus de Ligt. Er is weer. Een f)ez inselverklaring kan niet breedvoerig uiteen zetten; zij bevat -- en meer mag men billijkheidshalve en ter wille van de duidelijkheid niet eischen -- zoo kort en bondig mogelijkde beginselen, waarvan men uitgaat, het doel dat men nastreeft, de redenen, waarom en de middelen waarmede men zijn doel denkt te bereiken. In zijn bestrijding van de sociaal-democratie, ( 97 ) waarin de 97) Christen-socialisme en S. D. A. P. bladz. 25.
88 Ligt doorloopend officieuse beschouwingen van sociaal demoratische voormannen aanhaalt, beroept hij zich met instemming -- en wij met hem — op dit woord van Liebknecht:
,,Een begrnsel-prograrn kan niet tegely. kert fd een commentaar zijn" ; en „de voormannen, de journalisten en de g eleerden van de part4 moeten de commentaren leveren". Natuurlijk, wie anders ?" vragen wij met de Ligt. En zoo zij n we er. Want zooals de Ligt deed ten opzichte van de S. D. As P., zoo mogen wij doers ten opzichte van den Bond van Christensocialisten : ons beroepen op com mentaren, door de Ligt en zij n vrienden geleverd ; 1q7, noch een der z/nen,, 'kan ons recht op dit
gebruik betwisten. ,,De Bond van Christen-socialisten is de gemeenschap van hen, die, des zins en willens te leven uit het beginsel der eeuwige Goddelijke Liefde, gelijk dit tenvolle in Jezus Christus openbaar is, tot vervulling worden gedreven van het eene groote gebod van dezen heilige Gods : Gij zult liefhebben den Heere uwen God met geheel uw hart en met geheel uwe ziel en met geheel uw verstand, en uwen naaste als uzelven," --lezen we in de nieuwe beginselverklaring. Hoe moeten we dit verstaan ? Reeds hebben wij genoeg citaten aangevoerd om elke illusie te verderven, die schuchter zou willen gewagen van eenigen positieven godsdienst hier. Wij denken aan het Apostolicum. En nu herinneren we daaraan niet als een letterknecht, we herhalen, op de formule komt het -ook ons inziens niet aan en een andere formuleering, die hetzelfde belijdt met andere woorden, zullen wij gaarne overwegen. Wij noemen de 12 Artikelen als een verzam,elp.unt en omdat wij Been beter kennen. Hoe staat het nu met „het beginsel der eeuwige Goddelijke liefde", in Jezus Christus, dezen heilige Gods, ten voile open-
89 baar ? Hebben we hier een anderen vorm voor hetzelfde oude Christelijke beginsel, of hebben we bier een anderen vorm, waarin zoowel het oude, als het nieuwe levensbeginsel kan worden gevat ? Kennelijk dit laatste. Wij hebben bier het voorbeeld van een formuleering, welke geen rechtzinnig Christen behoeft af te stooten, maar evenmin een pantheist als de Ligt, die er zich geheel in kan vinden. De vraag is maar : hoe. In een preek over Mattheus XXII : 37-40, uitgesproken voor de Ned. Herv. Gemeente te Nunen, Eindhoven en Geldrop en later uitgegeven „op aandrang van eenige belangstellende geestverwanten, die meenden, dat ook vele bondsleden bekendheid met den inhoud dezer rede wenschen zouden", omdat „de Bond van Christen-socialisten weldra heeft te oordeelen over een ontwerp-theologische beginselverklaring, waarvan de kerngedachte is tezamen - gevat in den bier overdachten tekst," gelijk het in een kort voorwoord luidt -- spreekt de Ligt zijn religieus inzicht uit, waarop we dan nu de aandacht kunnen vestigen in verband met wat we hierboven behandelden. Zoo ergens, dan hebben we hier een commentaar, dat we niet mogen vergeten, wijl het ons getuigenis geven kan van den geest, welke tot ons spreekt in de nieuwe beginselverklaring. Enkele gedeelten drukten we reeds af in de twee eerstehoofdstukken, en een mensch in zuiver pantheIstische vervoering troffen we toen aan. Die ook dit sprak: ,,De dingen dezer wereld — zoo heeft een wijze gesproken — zij n vele, maar het licht zelf is een. En ivie God bent, ziet in
alles het Eene, en begr /pt, dat alles hetzelfde zegt ; dat er maar een stem, dat er maar een 'Word, dat er nzaar een uit God geboren Zo'n is ; een Zin, die wordt verzinnel kt door alle werke lUkheid, om straks vergeestelijkt en verstaan te worden in het
-
geloovend hart. . . Zie, gemeente, dat verstaat thans het Christendom, ..
90 die openbaring hebben wij ontvangen boven de volkeren: dat de kosmos, het schoon en wonderlijk geordend algeheel, gedragen wordt door den Vader als Zoon in den Geest ; dat gansch 't heelal door Bien Zoon naar den geest in den Vader rust; dat die Zoon, uit den Vader eeuwiglijk en geduriglijk geboren, grond en doel van allen dood en Leven is, rustloos werkzaam in alle werkelijkheid uit kracht des Heiligen Geestes, opdat Hijzelf uit de menschheid, Gods heerlijkst schepsel, als de ware menschheid voortbreken zoude met macht, verwerkelijkend het volstrekte wereldideaal: het volmaakte en volkomen Zoonschap des Vaders . . . . . De wereld wordt toebereid tot het Zoonschap Gods .. De menschheid is tot Godlr.eld geroepen, De zoon der aarde, Adam, van de aarde aardsch, werd slechts geboren, opdat de Zoon des hemels, in en door en ondank s hem, gestaltenis ,you verkri/gen ; o f'dat alle inensclrheid, alle schepping in de menschheid, een zoude z/it in chrrstors, eCn meiisch; ens deze mensch lnwezenlUk God..... De menschheid is Zoon van God naar wezen, aanleg en bester^ming . . . . . Zouden wij dan den -leer onzen God niet lief hehben, met geheel ons hart, nun Hij zoozeer ons liefheeft , dat Hij ons zijn Hart wil schenktn ? . . . . . Zouden wij dan den Heer onzen God niet liefhebben met gehee! orize ziel ? Hem, die ons zoo liefheeft, dat Hij ons zijn Leven offert, zouden wij Hem het onze niet willen wedergeven ? Zouden wij den Heer onzen God niet lief hebben met geheel ons verstand; Hem, die ons al zijn wijsheid openstelt ? . . Ja, Hij geeft ons deel aan 't eeuwig Zoonschap; Hij gaat met ons oin als met z'n kind een vader .. . . . 1)e eeuwige Christus, de Zoon, het afschijnsel van 's Vaders heerlijkheid, het uitgedrukte beeld van zijn zelfstandigheid, door ,velken Hij ook de wereld gemaakt heeft, is de ware
91 menschheid.. Grond en Joel derhalve onzer persoonlijkheid, waardoor het Woord, Gods Liefdestem, personeeren, doorklinken moet in den tijd. De eeuwige Christus, 't beeld des Vaders, 's Vaders Zoon, is ens waarachtig zelf. En nu verstaan wij, beter dan ooit 't Jodendom dit kon verstaan, of zelfs de discipel-tijdgenoot van Jezus--nu verstaan wij eerst recht, dat het tweede gebod, aan het eerste gelijk, is dit: Gij zult uwen naaste liefhebben als u zelven. Want u zelf beduidt niet uw natuurlijk, zondig ik, het lager zelf, dat zich als 't hoogste stelt, en tegenover God, den naaste en eigen diepste zelf zich handhaven wil tot op het uiterste, maar het beduidt : het u door God geschonken ideaal der persoonlijkheid, uw eeuwige roeping, uw heilig levensdoel, waaraan alle tijdelijk en natuurlijk zelf ten offer moet worden gebracht; uw diepste wezen, God—in—u, gij—in—God ; den eeuwigen christus, uit den Vader geboortig, die in uw tijdelijk leven werkelijkheid moet worden. Anders gezegd, het beeld Gods op aarde door en ondanks uw natuurlijk zelf, dat daartoe slechts is gesteld. Gij moet de menschheid, uw eigen menschheid, aller menschheid, liefhebben in God ; gij moet God liefhebben in de menschheid, allemenschheid, ook uw eigene -- Gij moet de God — menschheid liefhebben, want deze twee zijn een. Uit het rijk der menschheid, .. reeds uit God naar de natulir geboren, moet 't rijk der Godheid voortbreken naar den geest. Het beeld Gods, dat gij vrijwillig in u draagt, heeft God, gelijk in u, in ieder mensch, al wil hij 't niet, daartoe naar mogelij kheid gelegd". (99) Aldus, in hoofdzaak, het commentaar, dat de Ligt bij de nieuwe beginselverklaring leverde. Wat zullen wij zeggen? 't Is duidelijk, dat in het geciteerde paintheisme en theisme moeizaam worstelen om den voorrang en wij cursiveerden enkele -
99) God, uzelf, uw naaste, bladz. 1-14.
gedeelten, waarop wij bijzonder de aandacht wilden vestigen. Het geheel is echter zoo vermoeiend en slingert telkens zoo moeizaam over de grensgevallen been, dat een commentaar op dit commentaar weer hoogst wenschelijk moet worden geacht. Gelukkig, dat de Ligt zich nader uitspreekt in zijn later en laatst verschenen werk en dit dan ook de zeer gewenschte opheldering geeft. Zoo zouden wij gaarne willen weten wat de Ligt verstaat onder het „ Woord", dat hij tot vijfmalen toe in zijn preek noemt. Dat aan wordt gehaald het bekende : „In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God, enz., uit Johannes 1, maakt het ons nog niet duidelijker. Wat is bier het ,Woord ?" De Ligt's interpretatie herinnert sterk aan die van Dr. A. H. de Hartog, die ongeveer terzelfder tijd 100 ) in ,Nieuwe Banen" schreef : ,,En juist het Johannes Evangelie vangt aan bij den afgrond der eeuwigheid, om uit dezen te zien oprijzen het Woord, het Leven, het Licht, den Christus gelijk. H i j wortelt in den Schoot des Vaders, om, uit Dezen uitgaande, alle werkelijkheid to zetten. Johannes 1 : 1.18 ziet den. Zoon, het Woord als Scheppingsen Herscheppingsgrond opwaken uit het duister der eeuwigheid, dat is het ontoegankelijke licht van den Eeuwig-onsterfelijke. Van daar uit worstelt de gedachte van Gods hart ; de Zoon Zijner liefde, Zijn Woord en Geest als universeel beginsel op, om allereerst de wereld, den kosmos, het heelal te realiseeren ; --voorts bij den mensch ten leven en licht te wezen ; dan den oorlog met het duister aan te gaan gelijk het lzosinisch en ethisch tegen staat, niet grijpt, niet omhelst ; — eindelijk degenen, die Hem aannemen, Brij pen, omhelzen, het 1vaarachtig kindschap Gods te schenken ; — ten laatste eerst individueel te verschij nen, (
100) Nieuwe Banen 1912, bladz. 33,
93 to worden als waarheid naar den tijd en des menschen bewust. z?/n te verlichten". Dit is schier hetzelfde. Maar ondanks ontwijfelbare overeenstemming op sommige punten, wijkt de leerling van den meester af. Zooals een kind van den vader afdwaalt om in de nabije wei kleurige bloemen te plukken, terwijl de vader volgen blijft den rechten straatweg, zoo verliet de Ligt de Hartog -- die in het bovenstaande den rechten theistischen weg gaat om te gaan dolen in den mystischen hof van het pantheIsme, waar alles symbool is of sproke of mythe, en waar de mysterien zich vereenigen van alle tijden en volkeren, onder allerlei naam, doch eeuwig en immer hetzelfde in bedoelen : ,,dat namelijk een God sterft, na geleden te hebben, maar dan uit de dooden wederkeert, en de machten van het duister overwint. Het is steeds de geschiedenis van den zonnegod --- of men Bien dan noemt Osiris, Mithra, Horus, Adonis, Attis of welken naarn ook — de zonnegod sterft en wordt herboren en met hem de gansche natuur". ( 101 ) Daarom heet het ook bij de Ligt: ,,Het idieeele leven, dat uitgaat van en weerkeert tot der zonnen Zon, den geest, het Leven, het eeuwig Mi, delpunt, beleeft den samenhang, vereenigt en verbindt. Het beginsel ervan is universeele liefde". (102 ) 1)an wordt duidelijk: ,,Hoe 't al uit eeuwige rede — het Woord, de Wijsheid en de scheppingsliefde Gods -- werd en wordt geboren ; ' hoe alle
wezen in Diens wezen rust, die is der zonnen Zon, de Geest, het Leven". (103) Ziehier het pantheisme, gestoken in een dun en gerafeld kleedje Christelijke (?) philosophie. En zoo verhaalt de Ligt de 101) Dr. v. d. Bergh van Eijsinga. „Het Ontstaan van bet Christendom" 102) Chr. revolutionair, bladz 32 en 34. 103) Chr. revolutlonair bladz. 1.
94 geboorte des Heeren en gewaagt hij van Paschen en Hemelvaart: „Te midden van 24 en 25 December, uit stilte in duisternis, wordt de Zonnegod geboren, wanneer het sterreteeken van de Maagd zich boven den horizont heft. Hij is nog zwak -- als een zaadje, dat pas viel in de aarde, en slechts enkele fijne wortels schoot ; hij is nog teer ; omringd van donkere, onderdrukkende machten. Voorloopig leeft hij in het verborgene ; duizend gevaren bedreigen hem . . . . . Maar hij groeit. Hij rijst. Hij stijgt. De dagen lengen. Zij n leven wordt zegen. Wonderdoend tivavdelt
de Zonnegod over de Wereld".
(104)
En nu volgen de geboortedagen van de andere zonnegoden der menschheid: „In het oude Indie werd onze Kersttijd genoemd „de ochtendschemering der Goden". Er is daar sprake van Krishna. Goddelijk van afkomst, wordt hij nochthans in een duisteren kerker. geboren. lean straalt plotseling de hemel van vreugde ; gansch de aarde lijkt door tooverachtig maanlicht overgoten. De oceanen ruischen ; de heilige vuren gloeien teer. „Te middernacht, toen de Instandhouder aller dingen werd geboren, deden de wolken zachte, heerlijke tonen hooren, en zij regenden bloemen". Daar waren de Egyptenaren. Zij aanbaden Horus, die een kind der Godheid was. Op den tijd, dat wij Kerstfeest vieren, werd zijn beeltenis plechtstatig uit het heiligdom gehaald, en voor de menigte ten toon gesteld, zooals dit nu. nog hier en daar met 't Jezuskind geschiedt. Ook van Osiris verhaalt men, dat die uit een onbevlekte Maagd, een ,hemelkoningin", een ,Ster der Zee", werd geboren. -- Wat al eerenamen van Maria verneemt men reeds hier! -- Hemelsche scharen kondigden de komst van Osiris aldus aan : De Heere der wereld is geboren". Daar waren de oude feesten der Perzen, over den zonnegod Mithras, den Zaligmaker. Die kwam des middernachts van -
104) Aldaar blade. 88.
95 den 24en December ter aarde in een duister hol, een donkere grQt. — Herkent gij die ? — Zij vierden — lezen wij -- hun grootste plechtigheden ter eere van Mithras, den Middelaar. Als de zon na lange afwezigheid weer merkbaar naar het Noorden kwam, herdachten zij Mithras' geboorte onder groote vreugde. O, 't leefde alotn ! l)aar wareri de Kelteri van 't oude lerland. Een priester zou hebbera verklaard, ,dat in komende tijden een reine maagd zwanger zou worden, en dat, zoodra het kind geboren was, een ster zou verschijnen, die zelfs op den middag met onverminderd.en luister zou schitteren". Zoo kan men stemmen der volken \rernemen. tot uit Mexico en Skandinavie toe". (lob) En dan krijgt men een verklaring : '
„lie Macigd is de natuur in zuivere ontvankel Uklieid, in geeslesarmoe, innerl/ke onvoldaanheid . .. Maar de Geest komt erover ; Levenskracht dringt in ; het Woord gaat spreken, het goddelijk Denken arbeidt verborgen scheppend voort, — en het Licht breekt nit ; het levee komt ; ....(10 6 ) het bewustzijn schemert ; het zelfbewustzijn gaat dagen ! .....
0, die verleden wizen, hoeveel beleefden en verstonden z/! Reeds ,voor Cliristus was het geheim openbaar van het kruis .... . Daar was Athene, een stad van schoonheid en vreugde, van weelde en duizenderlei ongerechtigheid en zonde, zooals er altijd steden zij n. Vierhonderd jaar voor Christus was er de wijsgeer Plato, in wien de wijsheid der volken uit. 't Oosten en Westen tezamen kwam. Hij noemde God een bron van goedheid, waarheid en schoonheid," en voorspelde dat men den rechtvaardige zou martelen en plagen, en tenslotte zou slaan aan het hout .... . Dit woord is rondgegaan door de oude wereld. En in KleinAzie, Egypte, Italie heeft men gefluisterd : De rechtvaardige komt aan het - kruis. — Zoo kunt gy uit Plato lezen, watPaulus later spreekt: Het Evangelie is den (natuurlijken) Grieken dwaasheid, 105) Aldaar, bladz. 89-90. „ „ 90-91. 91. 106)
96 Met is atom ter aarde verstaan. Dat kan ook niet angers. Want het kruis is het offer van het lagere aan en in het hoogere : van de natuur aan en in den Geesl. En het kruis is het offer van het hoogere aan en in het lagere ; van den geest aan en in de natuur. 't Geschiedt altoos, overal . Het kruis is het hart van de zelfineedeeling des Geestes.
Al wie Waarheid en Leven hebben gevonden — waar dan ook en hoe 2;i hebben het kruis gevonden, en zijnen koninklij ken weg, waarvan Thomas " Ke mpis spreekt. In Indie, China, Egypte, Griekenland Want in Hem leven wij, en bewegen wij ons en zijn wij." ( 107 )
Hiermede is Christus beroofd van zij n. gansch eenige beteekenis en verwezen naar een plants onder de andere zonnegoden, een eereplaats misschien, maar -- als hunner' een. Dood en opstandir,g worden symbolen. ,Er is tusschen
de heidensche lente feesten over het hemellicht-offer, dat indaall in de duistere aarde en leven wekt, en het laden en sterven, nederdalen ter hel en het opstaan van Jezus Christus ti-vederom heilig verband. — Wij duiden nog slechts aan, dat Pinksteren een oogstfeest is." (108) En zoo gaat het voort. Alles symbool, symbool ; en 't is alles ook onder de heidenen. ,,De Zoon wordt in den nacht uit een Maagd geboren. Hij zal zegenend rijzen. Hij zal zich offerend sterven. Maar uit de duisterr is der aarde triumfeerend opstaan en ten hemel stijgen ;
en leven in de zy* nen voort als 't licht in 'tgouden graan."
( 108 )
Hoe ? Niet in den zin, welke het Christendom leert, realistisch, maar ook bier weer symbolisch : 107) Aldaar, bladz. 92. 108) Aldaar, bladz. 93.
97 Dr. van den Bergh van Eijsinga heeft een duidelijk antwoord gegeven. ,,Voelt ge de zin des doods, dat de dood het leven dient, dat dit meer is, dat dit waarachtig is, dat niets het tegenspreekt, dat het is het eeuwig leven ? Uw vader is er nog en uw moeder is er nog, maar eens gaan zij voorbij, en tech z/n z nooit voorb/,
want uw hart is hun hart, uw hand hun hand, hun denken en hun tivillen leeft verder in Piet utive — in de generaties, die op elkander volgen, worstelend naar de hoogste tnenschheid, en wat de overigen bereikten, dat deelen zij aan hen die volgen mede, en zoo is niets vergankel/k, want God houdt het in zijn eeuwige orde vast. En als ook die menschheid eens wegsterft — want zij is geboren, dus moet zij sterven -- dan is God er nog, en daar bedoel ik dit mre : de wetenschap vertelt ons dat niets wezenlijk verloren gaat, dat de energie constant is ; zij voert ons tot het allerwerkelijkste, en als wij dieper peilen dan die wetenschap vermag, als wij philosophen, dichters worden, dan beseffen we, dat wat zij energie noemt, Wil is, ordel/ke Wil, dat er is een God'l!/k Denken en een God'lijk Willen, en dit legt op in z'n herinnering de uitkomst van wat voorvalt op planeten en in sterrendiepten, en dus gaat niets verloren : God duurt, en God is ook in ons". (109) Inderdaad, zoo kan men ciok gewagen van een eeuwig leven een opstaan uit den dood, maar in deze voorstelling is het christelijke besef verre. Wij komen op dit alles terug in de beoordeeling van onze slotbeschouwing, waarin wij tegenover dezen geestelijken bouw, den, onzes inziens, Christelijken, zullen plaatsen. We hebben lang in den hof der philosophic verwijld, maar leerden er het pantheIsme kennen, zij het ook in het dunne kleedje 109) De Ziel der Menschheid I, bladz. 87.
7
98 der Christelijke ethiek, vooral in den Bond van Christen-socialisten tot een gestalte geworden. En daarom was het te doen. Dat we daardoor tevens in aanraking kwamen met het pantheisme in de kleurige gewaden van verleden tijden en volken en met profetieen van de heidenwereld, schoon en wonderbaar, zal Been onzer betreuren. Het was een nobel gezelschap in Bien hof en het was er goed onder deze edele zonnegoden, die, om er te z n, alleen nog leeren moeten de knie te buigen voor Hem, Dien zij in verblindheid beschouwen als hunner een. Maar o, eens zal hun de blinddoek van de oogen vallen, eens zullen zij komen en vallen voor Hem neer, voor Hem, Die rneer is dan hunner-een ; voor Hem, Die alles gedragen heeft en uitgedelgd door het bloed des Kruises : de ontzaglijke last der menschheids-zonde als schuld voor God, die als een metalen waan den hemel verwijderd hield van de aarde ; eens zullen zij komen, als de herders of als de wijzen, maar zij zullen komen om te aanbidden Jezus Christus, hun Verlosser - en Heer, Die het volbracht heeft, alleen, geheel, voor alle geslachten, die gingen en die zij n, en die nog komen zullen ; o, eens zullen zij komen, alien te zaam om te roemen in den Eenigen, in Wien en door Wien alle zaligheid is en groote vrede, — want die daar in den hof zijn niet verre van het Koninkrijk der Hemelen.
Wij zijn aan een grens, niet aan het einde van ons onderzoek gekomen. Er zou nog veel te noemen en te citeeren zijn, maar het wordt te veel. Wij geloov'en bovendien, dat, wat we gaven, als bewijs materiaal voldoende mag heeten voor onze stelling, dat de Bond van Christen-socialisten met de verandering van zijn beginselverklaring, voor een nieuwe levensrichting koos, pantheistisch van binnen, aesthetisch van buiten, waardoor de horizont glanzen gaat van louter mooie toekomstbeloften. Waarom ook niet ? Wanneer de mensch in aanleg een
Christus is, een Amos, een Jeremia, een Plato, en dezen slechts als reuzen'voorbeelden zijn gegeven, welke de schare, zoo ze maar wil, gelijkvormig worden kan, dan staat deze godenontwikkeling inderdaad voor niets. Ondanks dikke duisternis van oorlog en misverstand, van vervreemding en verwildering, van verdierlijking en wreede zelfzucht, ziet hij gaan een opgaande lij n door de geschiedenis der eeuwen, een zon, die straalt al hooger en hooger, van glorie tot glorie. En deze juicht met de Ligt een van zin : ,Nooit is er met weer, idealisme, met meer verlangen naar liefde, recht en vrede in 't hart een strijd gestreden, als deze strijd, (voor een geestesrijk der liefde) de meest realistische, Bien wij kennen. Er zijn millioenen realisten, die niet meer aan hun realisme gelooven kunnen. Ze zijn reeds to zeer met Gods dichters en Gods droomers vertrouwd geweest. De Kainskinderen lijden angstig onder hun eigen geweld. Er waakt een wonderlijk heimwee in de volken op. De oude geschiedenis gaat zich, heerlijker vernieuwd, herhalen : 't geloof wint het op den duur, ondanks al. De menschheid ontzet zich ; zij zal zich nog meer ontzetten. Schaamte is reeds opgewaakt over eigen dierlijkheid ; besef van tegenstelling tusschen beest en Geest. Het geweten der volken gaat spreken als nog nooit . . . . . Heilig erkennen wordt in de zielen wonderbaar geboren ; de droomers blijken meer en meer de weters ; de dichters zieners ; de peinzers leidslieden naar den Geest; de vredestichters zullen 't aardrijk erven. -
Menschenkind, er brandtin u een Goddelijk vuur ; er spreekt in rl een een heilig weten . . . . steeds schooner en opener en klaarder en dieper en ionkelender stralend werd die droom, de droom van Amos en Hosea ; Jesaja en Jeremia ; de droom van Daniel ; de droom ook van Bien wonderlUken droomer, Wiens
droom ontdekte de werkelUkheid, Bien Dichter van het evangelic, Bien heiligen Peinzer Gods, dat kind, Bien held, lezus Christus die sprak tot een. KaInswereld uit een heiliger dan Abels hart
t 00 het Koninkrijk Gods, de gemeenschap, de bond der liefde des Geestes, is onder ulieden, is in ulieden". (110) Zooals reeds werd uitgesproken : de Jong en de overige publicisten in den Bond, gaan schijnbaar zoo ver niet. De Ligt is de eenige, die zich religieus volkomen laat gaan, ook .. . . . voor de overigen. De volgende citaten doen meer de aesthetische zUde van het religieus socialisme kennen, omdat er uit spreekt dat blije, vertrouwende optimisme, dat in het socialisme begroet de schoone plastiek eener nieuwe wereld. Toch — gewaasrchuwd nu, zal, voor wien goed luistert, ook in de volgende citaten hoorbaar zijn de fluistering van een ander religieus geluid, dan het Christendom geeft. Zoo in dit van Ds. A. R. de Jong ,,Om een koninkrijk van geesteskinderen gaat het, een rijk van liefde. Wij schouwen het met Daniel vanuit het venster van zijn opperzaal ; met den ziener van Patmos, vanaf zijn rots in zee. Wij richten ons er naar, als een zeeman in duisteren nacht zich richt naat de poolster. Al meer heeft het zich in ons weerspiegeld. Al meer voelen wij er ons in thuis. En wie daarin thuis is, voelt zich in deze maatschappij een vreemdeling. Is/let in den
zin der nude Christenen, die het leven hier al te zeer minachtten en uitzagen naar wat komen moest in de verre toekomst, maar als menschen, die met hun innerlijke persoonlijkheid reeds leven in die nieuwe wereld en daarom de omringende, uiterlijke wereld hebben te oordeelen en om te zetten.
Hun oordeel tech is de redding der menschheid. Zooals zij -- in bun overgave aan hun ideaal, zichzelf naar eigen willen hebben moeten opgeven, opdat zij het ideaal waarlijk zouden dienen, zoo drijven zij de menschheid aan om te breken met Naar zelfzuchtig streven, opdat zij eindelijk ga dienen het rijk 110) Christen Revolutionair bladz. 39, 4Q en 38.
101 der ware menschelijkheid. Dit ri jk laat zich het zuiverst verbeelden in de ,socialistische samenleving." Want socialisme is broederschap, doorgevoerd in de maatschappelijke levenspraktijk." 'En elders: „O, mijn hart, menschenhart, houd moed ... . . . Hebt gij nooit gezien Bien wonderen kop van Thomas Morus, den schrijver van Utopia, door Holbein geteekend ? Wat een blik als van oogen, die staren ver in 't verschiet, neen, die naar binnen zien en innerlijk een nieuwe menschheid ontdekken ; wat een aandacht als luistert hij naar een nieuwe symphonie, schoon als de harmonie des Heeren, maar nu voortgebracht door een zui. vere kameraadschap, een geestelzjke broederschap, waarvan hij de belofte in zichzelf vond ; en als gevolg van al deze ervaring, die glans van goedheid en rust op het gelaat, veroverd en gelouterd door moeilijken strijd .. . . En zooals hij, zoo wij. IHeeft ons niet aangegrepen de be-
koring van het nieuwe lied der menschheid, der ware menscIi. held, die weer met God gaat rekenen ? Ach, er is veel ijdel marktgeschreeuw, en wat zich hoopvol aan ons voordeed, bleek maar al to vaak een leugen. Maar dit staat meer dan ooit ons vast, het koninkrk Gods wordtgesticht
en het socialisme, de menschel lee broederschap is een heerl fke werkelUkheid ! Wij • hooren het geluid. Steeds meerderen worden er door bewogen. 'Laat u bezielen door de glorie van ons ideaal : Len
menschheid in arbeid, een in bezit ; een in het streven naar steeds schooner uitdrukking van samenleving. Maar vooral, laat u niet ontnemen het vaste weten, dat deze uitdrukking eerst waarlijk eenigszins het doel benadert, wanneer die menschheid der toekomst wordt gezien als een geestel^ke menschheid, een menschheid van idealisten, een menschheid van
102 Gods vrienden.
(111)
En van het proletariaat beet het in verband met het nieuwe leven dat het socialisme zal baren, ,een heiligsocialisme" : ( h 12) ,,Zij hebben een begrip naar voren gebracht, dat zij belijden met den mond en dat zij, zoowaar, beleven met het hart en doen spreken uit hunne daden : solidariteit. En in wereldomspannende bezieling hebben zij vermocht to vormen in deze zelfzuchtige samenleving : een inlernationale broederschap' ! ( 113) ,, Want wg dragen in ons om een kostel fk bezit, dat wondere, door God verlichte hart, van waaruit de uitgangen des levens zijn, ook van het menschheidsleven, en waarin als bij wisselwerking, het leven van de gemeenschap terugvloeit. Dit is de waarachtige solidariteit waarbij mensch en menschheid tot hun recht komen. Een mensch -- want het is of van hem alleen de oplossing van de gansche sociale quaestie afhangt. De menschheid — want in haar worden de krachten der enkelingen gebouwd tot een schoon geheel" . ( 114) ,,Als we aan het socialisme denken, in de weinige uren van rust, ons gegund, dan denken we niet allereerst aan het gemeenschappelijk bezit van stoffelijke en geestelijke goederen, hoe goed en rechtvaardig en gewenscht ook, maar we zien met gelukkige oogen naar lichtende landen, een blijder wereld, dan waarin wij leven, wereld van onderlinge verbijting en vernietiging, wereld van leed, verkommering en strijd, van alien tegen alien.
Als we aan het socialisme denken, dan he/ fen we de hoofden en r- ichten de ruggen en voorvoelen lets onzegbaar heerlUks 111) 112) 113) 114)
Opwaarts van 28 Jan. 1916. Cursiveering van mij. Opwaarts van 10 Maart 1916. A. R. de Jong. ,Maar een uitweg", bladz. 34-35. A. R. de Jong. Opwaarts 7 November 1913.
103 . broederschap, die wezen zal van dag tot dag" (115 Want: ,,Het gaat in de wereld om het stiehten van een nieuwe, religieus zedelUke wereldorde". 116 ) Er is te danken voor zegeningen. De eeuwige Geest heeft in zijn koninklijk bestier heidenen geroepen om z4in wil te doen ; gelijk Hij Kores riep, zoo riep hij volksbevrijders. Buiten de kerk ontstaat een wonderbaar nieuw geestesleven. 0, er komen weer Grieken, om (
Jezus te zien, en heidensche hoofdlieden spreken : , Heer, ik ben niet waardig . En een Rus uit die verre, trage, doode orthodoxe Kerk, waarboven wij ons zelf zoozeer verheven achten, Tolstoi, heeft Hij in 't hart gegrepen, opdat die over gansch Europa profe. teeren zou en het geweten wakker schudden van de volkeren. De groote Koning, de eeuwige Wereldrechter, gaat door en ondanks alles zijnen heiligen gang". 11 ') Ja, zoo moet de Ligt en zoo moet de Bond van Christensocialisten komen tot den bouw van het socialisme en daarvan verwachten een nieuwe cultuur, als de schoone plastiek van nieuw geestelijk leven en nieuwe verhoudingen. En zoo ook gaan we verstaan, waarom het socialisme bier het criterium is, meer dan lets anders, en een stralend geloof wordt, dat wijding geeft en waaraan alles ondergeschikt wordt gemaakt, dat men zelfs niet meer terug schrikt voor felle atheIsten en met dezen goedsmoeds scheep gaat in gemeenschappelijke acties; zoo, dat men in politicis een uitgesproken tegenstander van het Christendom en van Al wat naar ideologieen zweemt, candidaat stelt en steunt, alles om de overeenstemming in kwesties van praktischen, politieken en economischen card. verstaan wij, (
zoo,
Zoo
115) Aldus Opwaarts van 13 Juni 1913. 116) B. de Ligt, Opruiers ? bladz 14. 117) B. de Ligt, Profeet en Volksfeest, bladz 78.
-
104 waarom men zich als socialisten gevoelt als een groote familie, waarin men vreedzaam plaats neemt naast Marx en Gorter. (11$) De Bond van Christen-socialisten heeft in zijn beginselverklaring alle Christelijke dogmatiek uitgebannen en de deur geopend voor een godsdienstig anarchisme, waarin het pantheIsme den toon aangeeft. Nu drijft hij mee, de Bond, op den grooten stroom van het religieus socialisme, dat als levensrichting in het socialisme ziet de schoone plastiek eener nieuwe cultuur. Onze weg voerde wel zeer naar beneden, helaas!
118) In 1915 en '17 steunde men offfcieel de candidatuur van den Tribunist D. Wijnkoop.
Het Religieus Socialistisch Verbond.
Het is een weemoedige gedachte, dat het leven een gedurig sloopen is, een onophoudelijk afbreken en omver halen van wat met zooveel liefdevolle inspanning vaak werd opgebouwd. En wat blijven groote menschen hun leven langkleine kinderen! Het kind ook sloopt, zijn blokken huis, zijn toren van steentjes ; een uur is het rustig aandachtvol bezig, maar opeens, als het staat, het huis, en rees, de toren, is het of een uitgelaten vernielzucht over het kind komt ; alles gaat omver en geen Steen wordt op den anderen gelaten. Groote menschen doen evenzoo ; daar komen zij, ze zullen dit beginnen, ze moeten dat aanvatten, wijl God . hen riep, een ideaal hen wenkte ; het oog straalt, de spieren spanners zich en blijmoedig tilgt men ten arbeid . . ..om 't morgen of overmorgen weer of te breken en iets anders te beginnen. Wij gelooven, dat het leven tragi-comisch is, doch in de besten van ons geslacht is enkel de tragiek, die als een stille treurigheid meezwerft van oord tot oord, overal waar, als zigeu. ners, deze zoekers en strevers troosteloos opbreken hier, haastig afbreken daar, omdat het nergens gevonden wordt. In de Enka-groep is de tragiek van bouwen en afbreken als zoodanig ook gevoeld ; 1912--1913 is in de geschiedenis van het religieus socialisme, maar inzonderheid voor den Bond van Christen-socialisten, een bitter jaar geweest. ,,Enka ging tenminste heen". — zoo lezen wij in een ge-
106 schrift uit die dagen — „in het besef, dat ze zich terwille van het beginsel, van de waarheid, zooals zij die zag, vr.ijgevochten had van knellende banden. De zware strijd werd daardoor toch weer licht. En na de pijnlijke verscheuring kon zij zich verlicht gevoelen, zooals lijders na een operatie. Maar ons — ons werd Been troost gelaten. Niet alleen, dat we in Enka verloren een onzer beste woord- en penvoerders, niet alleen, dat onze Bond, met zooveel moeite en liefde opgebouwd, een schok kreeg,•die velen zal heugen, maar wij, die achterbleven, moeten dit heel bittere doormaken : r
Enka, een der besten onder ons, is aan het dtivalen geraakt en heeftt zich thans principieel tegen ons gekeerd. Dat is het heel bittere, dat ens tot alsem werd". (119). En ook een toon van bitter verw/t klonk 'op in een artikel van den toenmaligen voorzitter Daan van der Zee, die zijn blijdschap uitspreekt ,dat het een dwarsdr/vende minderheid niet
gelukken mocht onzen Bond te vernietigen. " , Wij hebben behoefte, dit nu eens te zeggen. Maandenlang hebben we het moeten aanzien, dat die minderheid onze actie lam sloeg, onze propaganda vermoordde, ons blad onleesbaar maakte, onzen moeilijken strijd verzwaarde. En het woord ,,schandelij k", ter bondsvergadering door een onzer leden gebruikt, om een motie van wantrouwen dier minderheid, tegen de bondsleiding gericht, te karakteriseeren, past op het gansche optreden dezer rebelleerende schare, die wij zonder omwegen nu eens vlak in het gezicht zeggen willen, dat zij onverantwoordelijk dreef in een richting, die niet anders kon leiden dan naar de vernietiging van den Bond". (120) Zoo was de stemming gemeenlijk : e'n bitter e'n overgevoelig. De minderheid had grieven tegen de meerderheid, de meerder119) H. J. Nieman, Onze zelfstandigheid tegenover de S. D. A. P. ver. dedigd tegen Enka, bladz. 1. 120) Opwaarts van 28 Maart 1912.
101 heid tegen de minderheid. Zou het hard tegen hard gaan ? Even heeft het daar den sch ij n van gehad, doch de tijd heelt alle wonden en heelt snel. In hetzelfde jaar reeds werden pogingen aangewend om toenadering te brengen tusschen de verschillende religieuse -socialisten. En op initi itief der Vereeniging van Theosophische Sociaal-democraten werd in Januari 1912 door Dr. van den Bergh van Eijsinga, Dr. Resink, Mevr. de Vos, Ds. Meyer en Daan van der Zee ,,Het Socialistisch Verbond" opgericht, met het doe! : „de geestel ke eenheid tot stand te brengen tusschen alien, die de socialiseering van productie en distributie wenschen en naar wier overtuiging het socialisme behalve deze materieele, ook een ideele roeping heeft" ( 121 ) ,,Het Socialistisch Verbond is geboren uit den drang, de onderlinge aaneensluiting te organiseeren, in het besef, dat er te veel energie verloren ging voor den ge.meenschappelij ken strijd door de onderlinge verkettering, die de handhaving van het eigen filosof ietje deed stellen boven het belang der organisatie" ..... ,,Het Socialistisch Verbond staat voor de zware maar heerlijke taak, meening en tegenmeening te wegen, wat alleen mogelijk is, door alle eenzijdigheid, binnen het raam der beginselverklaring, te vermijden ; dan wordt het uiteengaande persoonlUke
inzicht een formaat van geestel/k leven inplaats van geesteif/ke ontaarding." (122) Maar deze taak bleek te zwaar, de persoonlijke inzichten waren sterker dan de begeerte tot toenadering. Het Verbond toonde geen levensvatbaarheid te bezitten, maar niettemin heeft het goede kruierswerkzaa mnheden verricht om het latere , Religieus Socialistisch Verbond" mogelijk te maken en om tot stand te brengen de uitgave van een maandelijksch tijdschrift, dat tot stand kwam onder redactie van Dr. van den Bergh van Eysinga, 121) Daan van der Zee, Eenheid, 22 Jan. 1916. 122) Dt. Resink, De Samenwerking 1912-1913, bladz. 301, 302.
108 Dr. Resink, C. Meyer, ds. de Ligt en Daan van der Zee. En daarin leefde de geest van het Verbond nog twee jaren voort, op welk tijdstip, October 1914, het maandblad ophield te bestaan. Aan het inleidend artikel ,Onze bedoeling", waarin de redactie het bestaansrecht van het nieuwe tijdschrift motiveert, ontleenen wij, omdat we hier het eene geluid weer hooren, het oude geluid, dit: „I)oelbewust streeft de algemeen-socialistische beweging naar de oplossing der sociale kwestie. voor zoover deze op te lossen valt in de socialiseering der productiemiddelen en de maatschappelijke verdeeling van het voortgebrachte. Maar chaotisch nog
openbaart zich de geeste4/ke conceptie der nieuwe samenleving, al worden reeds verschillende geestel/ke stroomingen uit onze hedendaagsche cultuar naar de nieuwe culluur heengeleid. Ons tijdschrift nu wil een bescheiden poging wagen, om de deelhebbers dezer geeste4/ke bewegingen te vereenigen en organisatie te brengen in een lezerspubliek, dat uit dezelfde verwachtingen leeft. Deze taak kan Been enkel der bestaande periodieken volbrengen en daarom is -het noodig, dat een nieuw tijdschrift in bescheiden vorm de in Nederland opkomende behoefte aan geestelijke heenleiding naar den nieuwen tad zooveel
doenl/k gaat bevredigen.
(113)
Van al deze mooie voornemens kwam bitter weinig terecht; voor nog het eerste nummer was verschenen, trok C. Meijer zich terug, terwij l later ook Dr. Resink of viel door vertrek naar het buitenland ; van de drie overgebleven redacteuren behoorden er twee tot den Bond van Christen-socialisten, waardoor het tijdschrift sterk eenzijdig een groep het woord gaf en zoo gelden kon voor een uitgave van den Bond. ,Aanvulling der redactie met woordvoerders van andere richtingen bleek niet mogelijk, en zoo kon het tijdschrift, dat bec oeld was als vrije tribune voor alle 123) De Samenwerking 1912-1913, bladz. 1.
105 richtingen in het religieuse socialisme, niet meer aan zijn doe! beantwoorden", schreef dan ook van der Zee. (124) En zoo scheen al dit pogen om tot duurzamer en vaster toenadering te komen, roemloos verzwonden in den stroom des tijds. Doch ook nu weer niet geheel. Want toen uit Amsterdam ongedacht de blijde mare kwam, dat men daar op initiatief van mevr. de Vos, een der bestuurders der \'ereeniging van theosoph ische sociaal-democraten, religieus socialistische samenkornsten organiseerde, welke prachtig slaagden en dit voorbeeld aanstekelijk werkte en navolging vond in Amersfoort, Utrecht, Den Haag, Leeuwarden en Rotterdam, begreep het Bestuur van het ,,Socialistisch Verbond", dat de ,,bestaande organisatie uitgediend had", maar dat zich terechter tijd een gelegenheid voordeed, onder een nieuw dak woning te maker, Het nam dan ook het initiatief voor de bijeenroeping een er vergadering van alien, die met de religieus-socialistische bijeenkomsten organisatorisch te maken hadden. Als laatste voorzitter van het Socialistisch Verbond leidde van der Zee op 29 Juli 1914 te Zeist deze vergadering, welke beslissend was voor het leven van het Socialistisch Verbond, want er werd een comite ter voorbereiding van een Religieus-socialistisch Verbond benoemd, bestaande uit C. Meijer, mevr. de Vos,Enka, ds. van Leeuwen en Daan van der Zee", (125) Onder leiding van dit comite, werd op 2 Januari 1915 te Amsterdam f)pgericht „Het Religieus Socialistisch Verbond", ten doel zich stellende: a. een band te vormen tusschen religieuse socialisten in Nederland en leiding te geven aan het werk ter bevordering van het religieus socialisme ; b. propaganda voor het socialisme te voeren, voornamelijk 124) Eenheid van 22 Jan. 1916. 125) Eenheid van 22 Jan. 1916.
Ito daar, waar deze propaganda religieuse bezwaren ontmoet; C. den materialistischen geest to bestrijden, voornamelijk in socialistische kringen. Als leden van het ,Verbond" kunnen toetreden zij, die in de verwerkelijking van het socialisme zien een voorwaarde tot bloei van een religieus gemeenschapsleven en mee daarom naar de opheffing van den klassen- en natienstri.jd door socialisatie van productie en distributiestreven". ( 12 b) Het ging hiermee weer den breeden weg op. Het socialisme kreeg een duidelijke omschrijving, het religieuse, van de bekende vaagheid, bleef in het grijs van den nevel. Vooraf poogde van der Zee nog een Christen-socialistische fusie tot stand te brengen, waarbij hij het oog had op „De Blijde Wereldgroep", de , Propagandaclub van christen-socialisten" en den ,,Bond". , Misschien" - aldus opperde hij --- ,valt op deze wijze een vereeniging in de toekomst voor te bereiden, een vereeniging, die voor de doorwerking der Christen-socialistische propaganda door slechts weinigen niet wenschelijk zal worden geacht.. Staat vast, dat een socialistische eenheid bereikbaar is, ook zonder toetreding tot de S. D. A. P., dan kunnen noch de Blijde-Wereld-groep, noch de Propagandaclub, eenig principieel bezwaar hebben, de thans verbrokkelde Christen-socialistische propaganda gezamelijk te voeren". (121) Maar men wilde meerdere geeste'sstroo,mingen omvatten. De Bond van Christen-socialisten sprak nog uit, dat hij gaarne socialisten tot zich zag komen, die socialist zijn op grond van hun Christendom ; bier wilde men welkom heeten al wat zich socialist achtte, en zich religieus noemen wilde. ,.Het plan Van der Zee", -- zoo schreef dan ook de anarchist Lod. van Mierop -- ,moet verruimd worden". Personen ..
-
126) Art. 2. 127) Opwaarts van 30 Jan. 1914.
.
111 als. ds. Schermerhorn, Jacoba Mossel, ikzelf, Dr. Resink, Prof. van Rees en Felix Ortt moeten opgenomen kunnen worden in een eventueele federatie. „Moeten zij naast hun overeenkomstig socialist zijn op grond-van-een religieuse-, idealistische levensbeschouwing nog met een eigen accent worden aangeduid, spreek dan van een theosophische en humanitair-anarchistische richting. En dit brengt dadelijk tot uitbreiding van namen en persoonlijkheden. Want het gaat hier om bepaalde geestesstroomingen des tijds. De een moge dan nog zeer arm aan aanhangers zijn, de ander te beschouwen vallen als een ,gemeente" in de verstrooiing, toch mag dit nooit een aanleiding zijn om de gezamenlijke vertegenwoordigers van deze en mogelijke andere richtingen onder de religieuse socialisten, — en dan valt hun aantal licht mee ! — van een federatief verbond, waarin zij krachtens hun geestelijk en socialistisch standpunt thuis behooren, buiten te sluiten". (128) Dit is dan ook niet geschied. Lod. van Mierop mocht het genoegen smaken, niet alleen dat er van eenige uitsluiting geen sprake is geweest, maar ook, dat de beginselverklaring geheel opgesteld werd in den geest, Bien hij in „De Samenwerking" als gewenscht had aangegeven. Wiji daarin de geestelijke stand van het Religieus Socialistisch Verbond zuiver is getroffen, nemen we dat gedeelte bier over: ,,Al dadelijk voeg ik hieraan toe, dat de gezamenlijke werkzaamheid van zulk een oprechte gemeenschapsdrang, van zulk een verlangen naar federatieve eenheid onder socialisten-uit-gelijk princiep, onder menschen van de nieuwp cultuur, een kracht moet ontwikkelen, die ook overal elders bevorderlijk zal wezen aan de organische verbandsvorming van naar-den-geest-bij-elkanderbehoorenden. Dit kan zoodoende ook van invloed zijn op de 128) De Samenwerking 2e jaarg. bladz. 327,
112 mogelijke organische verzakelijking van een naar den geest getdend groepsverband, van een speciale strooming onder de idealistische socialisten, die als een wel te onderscheiden geestelijke beweging onder al de overige valt op te merken. Een ander punt, dat ik evenzeer in aanmerking vind komen voor de hier bedoelde onderlinge overweging is dit, dat wil er sprake zijn van een federatieve eenheid der idealistische socialisten, men zoowel by de geestelijke als by de stof fe4/ke z de te blyven heef t bij het algemeene, om daardoor juist gewaarborgd te zij n, aan iedere verb^zondering een plants te kunnen aanbieden. Daarom, zooals ik reeds aangaf, ten opzichte van de gees .
telUke zUde niet sprekend over het Christen-standpunt, maar aLs hl't religieuse standpunt, wat Christenen en niet-Christenen be/den omvat." (129) Het Religieus Socialistisch Verbond kwam tot stand, en in de beginselverklaring werd al het bijzondere voorzichtig en angstig vermeden. Maar reeds werd ter constitueerende vergadering blijk gegeven van ,sterke persoonlijke verschillen, die eer tot vervreemding, dan tot samenwerking leidden." Het kon niet vlotten tusschen C. Meyer en Daan van der Zee en dit voorspelde al dadelijk weinig goeds. Het is sindsdien druilerig weer en sombere luchten gebleven. De tezaamgekomen elementen voelden en dachten te heterogeen. Van de onderlinge verhouding der !eiders getuigt dan ook de Ligt: ,,Wanneer er van het Religieus Socialistisch Verbond sprake is, beleeft schrijver dezes gemengde gevoelens. Allereerst een groote vreugde : want de Zondagsbijeenkomsten zijn hem lief, en hij heeft sterk het besef, dat hieruit op den langen duur iets nieuws en schoons kan worden geboren, wanneer er flunk en 129) De Samenwerking 2e jg., bladz. 328.
113 alzijdig wordt gearbeid overeenkomstig artikel 1-3 van de voorloopige statuten. Maar tevens is er een groote droefenis, omdat er in het Verbond door sommige leidende personen op to zeer
persoonlijke was welha ast kinderachtig wordt gekibbeld. Er wordt baasje gespeeld ; de een is gauw op zi, jn teenen getrapt ; de ander wan trouwend ; een derde ik zou b Ana zeggen : haatdragend -- indien dat onder religieuse socialisten, waarvan velen tegen den oorlog z n gekant, mogel/k ware", 131 (
)
De zware persoonlijke - oneenigheden, vertroebeld door meeningsverschilen over dienstweigering, over conscientie-vrijheid, over anti-militarisme, hebben geduurd tot de Jaarvergadering in Amsterdam, 15 Dec. 1915. Daar borrelde op veel verzwegen, onderling wantrouwen, en op den stroom der hartstochten dreef vuil en veel het schuim van bitterheid en boosheid; dáar heeft het weer eens op springen gestaan, het Religieus Socialistisch Verbond. Dit ergste werd echter voorkomen door dat en C. Meijer uitviel — " deze was niet ter vergadering verschenen, de voorzitter en omdat het Verbond nog eens nadrukkelijk uitsprak, dat het metterdaad geen positie zou kiezen, vdor noch tegen allerlei principieele strijdvragen. Men zou doorgaan met het organiseeren der religieus socialis-. tische samenkomsten en inmiddels zich orienteeren en voorzichtig stapje voor stapje verder gaan. En zoo is het Religieus Socialistisch Verbond dan nu ,,theoretisch een volkomen vrije tribune voor alle religieuse socialisten,." ,,De ervaring had geleerd, dat zelfs een beweging als die der 44 (actie voor concientie-vrijheid) door het Verbond niet zou kunnen gesteund worden, dan ten_ koste van onderlinge oneenigheid in de afdeelingen. Derhalve scheen het mij gewenscht, dat !
131) Opwaarts van 10 Dec. 1915.
8
114 het Verbond in praktisch opzicht als lichaam Been uitspraken doet. Wanneer reeds een zoo door en door algemeen humanitaire actie als die der 44 aanleiding geeft tot gekibbel (sommige S. D. A. P.ers meenden in conflict te komen met hun partij, anderen dachten, dat het ons er om te 'doers was, het R. S. V. op listige wijze het Bondsbelang te doen dienen, etc.) Welke stormen zouden er dan niet opsteken, als 't Verbond als zoodanig zich moest uitspreken inzake nationalisms en internationalisme, sociaal-democratie en anarchisme enz. ! Het gevolg zou zijn, dat de sterkste groep de anderen — echt hollandsch — eruit drong, en dezen weer nieuwe clubjes en groepjes gingen vormnen.' Het mooie, ruime karakter van het Verbond ging verloren. in een aantal orthodoxe kerkjes ieder met een soort dominee, zoo niet een pausje. Het Verbond zal nog jaren en jaren moeten bestaan, voor het een eigen leven en wel te onderscheiden aard heeft, maar het mag nimmer een bolwerk van malcontente S. D. A. P.elementen worden ; evenmin een bijwagen van den B. v. C. S., of waarvan ook. Zijn doel zij en blijve : algemeen religi -ussocialistisch in theoretisch en stichtelij k opzicht . . . Wij eischen slechts volkomen vrijheid voor andere'n en voor ons zelf, gepaard met wederzijdsch respect, betrouwbaa rheid en vertrouwen. En laat ons beginnen, de zaken in dezen grooten tijd groot en onpersoonlijk te zien ; indien wij meenen te worden verongelijkt, voorzichtig te zijn in ons oordeel over theoretische en practische tegenstanders ; en streven naar verzoening". (132) Dit laatste wordt nu betracht en wij willen er het beste van hopen, al zijn we verre van gerust.
Over de religieus socialistische samenkomsten is veel geschreven. Door voor en tegenstanders. Door belangstellenden 132) B. de Ligt. Opwaarts van 10 Dec. 1915.
115 en neutralen. En als vanzelf liepen de meeningen sterk uiteen, naar gelang het standpunt, ingenomen door de verschillende schrijvers. Betuigde de een zijn groote ingenomenheid, een ander had slechts krenkende geringschatting en een derde kwam tot de voorzichtige slotsom, dat het het beste was de kat eens rustig uit den boom te kijken. Deze laatsten zitten daar vermoedelijk nog. Voor ons is alleen van belang, om uit het vele der voorstanders datgene te puren, waardoor wij verstaan wat bier als religie en als levensrichting wordt voorgestaan. Op de Zeisterbijeenkomst was reeds gewezen op „vier tamelijk vaste kernen in het Odeon-gehoor, te vertegenwoordigen door een lid van den Bond van Christen-socialisten, van de Blijde Wereldgroep, door Dr. van den Bergh van Eijsinga en C. Meijer. Van en voor de kerk hoopte en verwachtte deze laatste niets.
Z?/ die door het nzaterialisme van de Dageraad heen z/n, zullen bun aandeel leveren aan de nieuwe beweging. Tot de kerk komen dezen nooit terug !" (133) En Enka meende, dat het recht van bestaan der samenkomsten is te vinden in het felt, dat -vele menschen niet los zijn van religie, maar een diepen afkeer hebben van de kerkals instituut". (134) ,,Wij weigeren te-erkennen" — aldus ook een anti-kerkelijke intender, bondslid en gereformeerd -- ,dat de kerk aan haar plicht tegenover ons voldaan heeft, wanneer ze ons geestelijk voedsel verschaft, ons gemeenschap met God leert, opvoedt tot inwoners van het nieuwe Jeruzalem, maar weigert.de nieuwe stad te bouwen". (135) Maar daardoor klemde voor de meer kerkelijk gezinden de vraag weer : ,Openbaart zich door deze samenkomsten nu Al meer een Christelijk socialistische groeilijn, die eens een eigen kerk zal behoeven? 133) C. Meijer, De Blijde Wereld van 7 Aug. 1914. 134) Opwaarts van 12 Juni 1914. J35) Opwaarts van 15 Mei 1914, .
116 Zijn de oudere kerken principieel voor den Christen-socialist veroordeeld en heeft deze radicaal met haar te breken ?" Daar zijn er die dit verdedigen. En dezen zien in de religieus soc.ia-istische sa.menkomsten :een nieuw'e lente, hooren een nieuw geluid, sterk van toekomstbeloften . Maar anderen deelen deze verwachtingen niet en hopen veel van een strijd in de kerk tegen de kerk, als de Blijde Wereld-groep en B, de Ligt. (136) Een nieuw kerkverband is dus nog weI verre. Een diepere vraag dan die over den nieuwen kerkvorm, is, of men spreken mag van het begin van een nieuwen godsdienst. Maar ook hierin gaat het religieus socialisme in veelheid van meeningen uite gin. C. Meijer spreekt van een godsdienstig socialisme, en konit er openlijk voor uit, dat het Christendom verouderd is, en dat het tenslotte om een nieuwen godsdienst gaan zal. ,,Nu zijn wij naar een nieuwe maatschappij op weg. Maar een waar maatschappelijk leven bloeit uit het individueele op en een waarachtige gemeenschap is gemeenschap van een geestelijk, niet slechts van een stoffelijk bezit. D. i., zij moet godsdienstig zijn. Godsdienst.ig. Dat wij . gebroken hebben met de Kerk, dat
deze opkomende menschheid zich on verschillig of v Jandig voelt tegenover een godsdienst, die vastzit aan het verleden, dat z bestrjjdt een godsdienst, Wiens karakter . bij de kornende levensorde niet meer past, is een verblijdend teeken op zichzelf : het is het. oude, dat voorbijgaat om voor het nieuwe plants te maken. De nieuwe verbinding echter met die onzienlijke wereld, die zich in elk onzer opent, zal gevonden moeten worden, het religieus instinct opnieuw gesproken moeten hebben, voor 't nieuwe leven zich in schoonheid zal ontplooien. De nieuwe kunst, die wij verwachten -- en dit zij bier een teeken -- zal eerst geboren worden, als deze voorwaarde is vervuld. De machtige
136) Vergelijk Opwaarts van 27 Mei 1914, Vrijdag 3 Juli 1914 en de Blijde Wereld 6 Febrr 1914 e. v.
Ill levensboom eener cultuur bloeit slechts daar op en heft haar hoogen kruin en spreidt haar machtige takken, in wier schaduw de volkeren rusten -- waar haar wortels diepte hebben. In onszelf is de bron der kracht, van uit onszelf slechts kunnen wij ons leven maken. Maar niet slechts om het uiterlijke leven, ook om de eigen schoonheid van het ingekeerde leven zelve zij 't ons to doen." (137) Daarentegen laat Dr. Van den Bergh van Eijsinga de per. soonlijkheid geheel opgaan in de gemeenschap, als tout in water. Modern en Orthodox verwijt hij minachtend een niet-los-kunnen komen van de ,vraag of men in den hemel komt, zijn zieltje wordt gered", en hij „is van oordeel, dat in den godsdienst der socialisten het persoonlijke element vervloeit en verdwijnt in het genleenschapsleveln. 't Is niet langer om den enkeling en zijn bijzonder zieleheil, maar orm het geheel to doen". (t 38 ) Niet zoover, maar Loch in dezelfde ricliting gaat de Blijde Wereld-redacteur S. K. - Bakker, die de verscheidenheid van theologrsche ric/itingen ineenvloeien zie tonder Christen socialisten. „M ij n n iet-socialistische collega's mogen zich daarover nog zoo zeer verbazen, of ergeren, een socialist, wanneer hij godsdienstig is hoort het evangelie 't liefst uit den mond van een geestverwant. Hij mag bij anderen ter kerke gaan,zelfs geregeld, en er veel vinden wat hem sticht, hij blijft iets missen, wat hem heel veel waard is. En daarom zal een modern-godsdienstig so. -
cialist liever ter kerk gaan b/ een orthodox-socialisitsche.'z domine dan b y een modern-niet-socialistisch predikant en omgeke-erd gaat de orthodoxe socialist liever naar den modernen socialist dan naar den orthodoxen-niet-socialist." (139) Maar daar kwamen anderen weer tegen in verzet, zoowel van de zijde van Bakkers naaste geestverwanten als van orthodoxe zijde. 137) Godsdienstig Socialisme, bladz. 16. 138) De Blijde Wereld van 14 Oct. 1913 en 14 Nev. 1913. 139) De Blijde Wereld van 10 April 1914,
118 Os. Bruins verklaarde althans : ,,Wij hebben een onder ons weinig bekend werk van Kutter over de eerste acht hoofdstukken van den Romeinen brief: ,Gerechtigheit" nagelezen, omdat men daaruit vooral den theoloog Kutter goed leert kennen en wij kunnen verzekeren, dat S. K. Bakker het bij die prediking over Christus, zonde, verzoening, genade, en rechtvaardigmaking, al is ze dan niet dogmatisch van aard, niet lang zou uithouden en al gauw naar het woord van Heering zou gaan verlangen, al mist Bakker bij dozen ook to zeer den socialen toon". 1 4 0 En in Opwaarts lezen we : ,,Ds. Bakker wekt hier de meening, dat de orthodoxe Christen-socialisten liever zullen kerken bij een modern-socialis. tischen predikant dan bij een orthodoxen niet-socialistischen pre dikant. Eendejrgelijke uitspraak mag hier niet onbesproken blijven. Wij weten niet, of er veel rechtzinnige makkers zijn, die Odeon bezoeken en door modernen gesticht warden, maar op grond van eigen ervaring -- . wij woonden met een gereformeerden vriend uit het Bondsbestuur onlangs een Odeon-samenkomst bij, waarin Dr. Van den Bergh van Eijsinga voorging — willen wij wel verklaren, dat w(j allerminst gesticht werden, ja, dat wij beiden, hoe vol bewondering ook voor de dichterlijke pracht van de rede, hierin overeenstemden, dat het Odeon-publiek op Bien morgen wel vreeselijk steenen voor brood had gekregen. Dat bovendien de godsdienstige kleur voor een'niet-modern Christen maar bijzaak zou zijn, dat een rechtzinnig socialist over het dogmatische heen is, - wat dan breed denken genoemd wordt -is eenvoudig verbijsterend. Want de kern van iedere prediking, zal deze het geestelijk leven heiligen en opbouwen, is toch voor een orthodox Christen het evingelie van den opgestanen Heiland, van den levenden Christus. Het gaat in geestelijke Bingen om (
)
-
140) De Blijde Wergild van 8 Mel 1914.
110 jets anders dan om gelijkheid van inzicht betreffende maatschappelijke zaken. Neem nu een stad als den Haag. Laat ds Bruins b.v. er predikant worden. Ik noein maar iemand. Doch dan wil ik ds. Bakker wel verzekeren dat, zoolang er gepreekt wordt door niet-socialisten als Gerretsen, Cramer, en ook vaak Talma, een modern wel-socialist mij niet onder zijn gehoor krijgt". ( 141 ) Hiermede zal we]. duidelijk zijn, hoezeer de meeningen uiteen loopen en hoe heterogeen er hier gevoeld en gedacht wordt. En hoe klein zel.is, als Bruins schrijven kan : „In Odeon bindt het socialisme het publiek nog, maar het godsdienstige verschil is het groote gevaar voor de eenheid dezer sanienkomsten. Men zingt er niet, mede omdat de enkele Gereformeerden, die er komen, zich daarbij tot de Psalmen
Davids willen bepalen en het grootendeels vrijzinnige deel der bezoekers vindt de waarl,Uk viet dogmatische prediking der orthodoxen, die er spreken, wel wat erg zwaar. Het bestuur moet dan ook bij de .keuze der sprekers wel terdege rekening houden met de godsdienstige richtingen" . (142) Af en toe klinken er dan ook klachten. De samenkomsten voldoen niet. Men komt er, maar men komt er niet in gemeenschap met anderen als aller een, zooals de bezoekers ten tijde der Hervorming, de plaatsen bezochten, waar de hagepreeken gehouden werden. of nog vroeger, zooals de Christenen onder de aarde, in de katakomben van Rome. Het socialisme heeft men gemeen, ,uit de donkere diepten van God voortgekomen". God gedacht naar verkiezing, als Zelfbewustheid of Onbewustheid, als Idee of als Wereldziel en Wil, als Grond of als Gee^t, dat doet er niet toe, het zijn de vele namen van den Eenen, Dien niemand kent en welke namen men niet preciseeren moet, want ,
141) H. J. Nieman, Opwaarts van 1 Mei 1914. 142) De Blijde Wereld van 8 Mei 1914.
I dan komen de verschillen. Maar zoo in het algemeen, God en religie zoo ruim mogelijk opgevat, wil men als geestverwanten elkander ontmoeten op de religieus socialistische samenkomsten ter stichting en opbouwing in het gemeenschappelijk religieussocialistisch geloof, dat als werkeliijkheid ,straks als een lichte dag in gouden pracht over de aarde zal staan". (14) Terecht mocht Dr. Slotemaker de Bruine dan ook schrijven ,,Er is vooraisnog veel vermenging van de mogelijkheden, veel verwarring dus ook. Bovetidien cenig verschil in de opvatting van het ,socialisme ; breed en diep verschil in de opvatting van ,godsdienst en Christendom". Daardoor een samenvallen, maar een samenvallen, dat niet bevredigt, omdat het ongelijksoortige bijeenligt of omdat het diepe en eigenlijk splitsende ter zij gelaten is", (144) Maar diet alles moge nu verder blijven rusten. Wij hebben in het voorgaande den lezer binnen geleid in lwt zwoele en onvaste klimaat van het religious socialisme en wij hebben gewezen op den vulkanischen bodem, waarop het gebouw is neergezet. Maar nu dan de vraag weer van ons onderzoek naar religie en levensrichting. Eigenlijk ligt het antwoord alreede in het bestaan zelf van het Religieus Socialistisch Verbond. FIet merkwaardige verschijnsel dat C. Meijer, S. K. Bakker en Enka gelden als de vertegenwoordigers van een niet- christelijk, van een vrijzinnig en een rechtzinnig religieus socialisme, en dat men dit zelf uitspreekt, ( 145 ) is toch wel teekenend als bewijs hoever men gevorderd is in het afslijpen der verschillen en hoe vaag ,
143) De Blijde Wereld van 8 Mei 1914. 144) Stemmen des Tijds, Febr. 1916. 145) Zie de Verklaring in Het Nieuwe Leven, Febr. 19 15, onder redactie der drie bovengenoemden. Enka trad eenige maanden later weer uit de redactie, doch niet, gelijk Dr. Slotemaker de Bruine meende, ,om redenen van principieelen aard," (Stemmen des Tijds, Febr. 1916 maar om redenen van redactioneel en persoonlijk ongenoegen.
11 en buiten het christendom gekomen de omschrijving van religie moet zijn, om den drie stroorningen te kunnen dienen als verzamelpunt. En het ligt voor de hand, dat dit in het aesthetisch pantheisme culmineert, bewust en onbewust en hier opener, omdat men niets te ontzien heeft. De leiders van de Blijde Wereldgroep en van den Bond van Christen-socialisten, welke wij ook in deze omgevi ng weer ontmoeten, kunnen wij gevoeglijk met, een beleefden groet voorbijgaan. We hebben met de heeren in hun eigen woning voldoende kennis gemaakt. De publicisten, die dan nog overblijven als personen van invloed in woord en geschrift, zijn naast kleineren, waaronder wij J. Keulen, J. Terweij, H J. Rijsewijk en H. C. Cannegieter Dzn. noemen : C. Meijer, Enka en Dr. van den Bergh van Eysinga. (" s) Bij deze schrijvers vinden wij, behalve den onmiskenbaren aesthetisch-pantheistischen trek, daarenboven ook nog een denken gevoelsleven, dat bewust met het Christendom afgerekend heeft voor goed. Alleen Enka moeten we hier uitzonderen. Zij neemt in dezen kring een eigen en aparte plaats in, waarover straks meer, Hoever hier het religieus socialisme verwijderd is van het christendom, blijkt al dadelijk uit een overigens schoon geschreven brochure van C. Meijer, ,Godsdienstig socialisme" getiteld. Daarin beet het in een Voorwoord, dat er heden ten dage „twee groote levensbeschouwingen zijn, die om de volksziel strijden, beide, hoe ook genuanceerd, een eigen karakter vertoonend : de christelijke en de materialistische — hiertegenover stel ik de derde, uit den strijd tusschen kerk en materialisme opkomende, en die ik geloof, dat die der toekomst zijn zal." (147) 146) Wig noemen C. Meijer nog, ofschoon hij het Verbond verliet, om den invloed van zijn Tijdschrift „Het Nieuwe leven." 147) Uitgever Joh's Voogd, Haarlem. Het boekje werd geschreven ,om vooral in socialistische kringen de nieuwe levensbeschouwing te brengen".
122 Deze nieuwe levensbeschouwing heeft, zooals - men reeds begrepen heeft, met kerk of belijdenis niet to maken. Men kan materialist zy' n en beter in God gelooven dan de meeste christenen. Maar hier zit juist de kwestie. 't Is niet de vraag, of we at of niet aan God gelooven, maar hoeveel we in Hem gelooven. Het is een persoonlUke kwestie. Want daar dit Eene in het vele, een en ondoelbaar, is zoowel in bet Heelal als in elk schepsel en dus ook in ieder onzer, is geloof in God en dat is de beteekenis er van -- geloof in ons zelf. In ieder onzer is de grootheid en de kracht — het komt er maar op aan, of we cans daarvan bewust zijn. Slechts op bewustwording komt het aan". 148 Een groei van binnen-uit. „Een groei ---- wat dan wil zeggen, dat een leven, 't Ieven dat don oernevel reeds bezielde, het leven aller schepselen is, die deze aarde heeft voortgebracht en voedt, zooals het leven van den zaadkorrel, waaruit de boom opgroeit, ook 't leven van haar takken, twijgen, bladeren is, Dit eene leven is het dan, dat wij in alle schepselen herkennen. en aan ons verwant en eigen voelen". ,,Ziehier de „levenskracht", waarin we gelooven : de kracht dus van het eene leven, dat door millioenen jaren at fijner zijn organen slijpend, straks in het dier, den mensch, zich afzonderlijk bewust geworden, tot at machtiger en schooner werke4/kheid zijn mogelijkheid ontplooit het eene leven, dat het leven dezer aarde en van at haar schepselen is. Maar zoo van de aarde, hetzelfde leven is het dan, dat alle werelden bezielt, die in de eindelooze ruimte om Naar zonnen wentelen, die werden in 't verleden of in de oneindige toekomst worded zullen, elk weer een andere levensharmonie uit(
)
148) Aldaar, bladz. 12. De cursiveering is van den schrijver zelf ; de spatieering van mij. (N.)
123 levered, en alle toch, ontelbaar 't veld des hemels overdekkend,
als de bloemen die wij straks beschouwden, een zelfde wezen openbarend. Als wij dit Wereldwezen, dit Eene, dat het heelal bezielt en ook 't geringste schepsel tot een geheel, een eenheid maakt; het eeuwige mysterie, dat in de schepping eeuwig zich verklaart en door het al in schoonheid uitgesproken wordt ; 't mysterie in ons zelf, dat met zoo diep verlangen ons vervult en altijd voortdrijft --- als -wij dit Wereldwezen noemen „God", dan hebben we den ouden naam genoemd van dat Onbekende, dat alle godsbegrippen to begrij pen trachten, als 't onze tevergeefs, maar dat in wetensdrang en geluksverlangen de mensch altijd opnieuw zal zoeken". (t49) ,,Onbewust godsdienstig zou men deze geestelijke houding, dit zich naar de toekomst keeren kunnen noemen, omdat religie is 't gevoel van eenheid met het groot geheel der dingen. Be^-vust godsdienstig wordt ze, waar - dit duistere en algemeene levensgeloof in het individu tot geloof in zijn zelf geworden is, waar hij zich van deze scheppende' macht in zich bewust geworden is. Mooi is een lid, waarin als in den onzen, een
nieuw leven opkomt en weer een greet geloof in de toekomst on in de nieuwe menscliheid, de klasse, die dat nieuwe leven vertegenwoordigt, 't geloof in haar eigen kracht en groei en roeping. Machtig verheven zou hij worden, deze tijd, als hij 't geheim vond dier nog diepere geestdrift, die in het individu 't geloof aan de algemeene toekomst met dat aan zijn eigen toekomst zou vereenen, zijn maatschappelijk streven godsdienstig maken zou, zijn godsdienst leggen in zijn maatschappelijk streven. Verre• verschieten openen zich. Millioenen jaren van een ontwikkeling, die uit den nevel der aarde worden, die uit het dierlijk halfbewustzijn tot al lichter hoogten den mensch stijgen 149) Aldaar bladz. 11.
124 deed, liggen achter ons. Hoever strekt voor ons de weg zich uit ? De natuurkrachten beheerschend, aan den. demonischen greep der economische ontworsteld, treedt straks de menschheid een nieuwe phase van haar geschiedenis in. Al 't, oude voorbijgegaan en naar een nieuwe wereld gaan w uit." (150) Ziehier het aesthetisch pantheisme vervlochten in een religieus socialistische levensbeschouwing, en uitgesproken onchristelijk. En zooals Meyer, van den Bergh van Eijsinga. In zijn standaardwerk „De ziel der menschheid", doet hij als de Ligt ; hij roept ze alien op, de groote stichters der godsdiensten, de dichters en denkers der menschheid, en ze gaan aan ons oog voorbij in hun verschillende kleurige gewaden, als in een bioscoop, en de schr.ijver vertelt er schoon en boeiend bij, wat hij van zijn beelden weet en gelooft. En wanneer we hem gelooven mochten, dan _is het alles mythe, verdichting, symbool als sprake van de ziel der menschheid, en als Meyer verzekert, dat men materialist kan zijn en beter in God gelooven dan de meeste Christenen, dan betuigt Van den Bergh van Eijsinga op een andere wijze jets dergelijks : dat ,er meer religie is in agnostische vroomheid dan in een dogmatisch wiegelied". (1'1) ,,De mensch is door de historische ontwikkeling to goed geworden voor de cultuur, die hij. nu heeft, en hij bereft het goddelijke dan als het wezenl/k-humane, en hij brengt dat in een mythische gestalte, en dan zegt hij : zoo moet ik ook 4n, ik moet mijn lager leven sterven cm met Christus to toeven, want dus wordt genoemd de God, wiens beeld men hier verheerlijkt, en deze Christus moet op aarde heerschen, het mensch'lijkgod'lijke : ziedaar het Christendom, welks taak nog niet volbracht is in den modernen tijd ". (152)
150) aldaar blz 23. 151) Studies, bladz. 192. 152) De Ziel der Menschheid, 2e deel, bladz. 240.
125 ,,Want zoo is het immers : de Zoon des Menschen d.i. de Mensch, de Hemelsche mensch, of de Mensch-Idee, het Goddelijke in ons, moet veel Teed ervaren, eer het overwint. Maar die overwinning -- reeds beseft dit Hellas, wordt nu en dit is de verrijking die Rome aan de menschheid schonk, — het begin der schepping van een, nieuwen staat, een Godsstaat op aarde, een die echter van het oud-christelijk denken nog zoo ver is, wegens de ontbinding van het economisch-politieke leven, dat het hem verschuift in een transcendente werkel Ukfieid" (153) En dan, eens-geestes met de Ligt weer, geeft Van den Bergh van E^singa de volgende bekende esoterisch pantheistische voorstelling van Christus ,,Ik zie in den Christus de mythische grond van het christendom. Jezus heeft met Boedha en Zarathustra eene mythische geschiedenis gemeen, waardoor het christendom . op dezel.fde gronden berust als het Boedhisme en het MazdeIsme. De Boeddhalegende gelijkt op de Christus-geschiedenis, de geboorte, de wonderen en teekenen die daarbij gebeuren, Moen aan de Evangelien denken. Boedha wordt geboren in een grot, Christus in een stal. In de Mithra-religie wordt Zarathustra ook geboren in een grot. Het verhaal van de voorstelling in den tempel, de aanbidding van de wijzen, het feit, dat het kind den leermeester in verrukking brengt en dat Boedha de zijnen verlaat," (Boedha neemt afscheid van vrouw en kind om, ook een verzoeking in de woestijn te doorstaan) toont alweer verwantschap. Dit alles is Oostersch, de verzoeking van Zarathustra doet denken aan ' de verzoeking van den Christus. Men behoeft nu echter niet te zeggen, dat het Christendom het heeft van het Boeddhisme of omgekeerd. Beiden zijn veeleer
-
153) Aldaar, bladz. 258.'
126 uit eeu gemeenschappelijke• bron. En dat is alles zoo to begrijpen ; wat we hier hebben, is de astrale Mijthe. De zon is het, die geboren wordt in den winternacht uit de Maagd. De maagd komt boven de kim en het kindje wordt geboren in den stal en dan staat aan den hemel de Kribbe, de Os of de Stier, en de Ezel. Het Lam dat gaat beneden de kim dat is, wat de astrologen noemen : Egypte. Dan staan er drie sterren in Orion, dat zijn de drie magiers. En dan staat aan den hemel het schip van Argo, het heeft als voornaamste ster Janus of Petrus, die de deur opent. En deze mythische uitbeelding kan men vervolgen : Johannes de Dooper is de Waterman, het gaan van de Zon door de waterteekens is de doop in de Jordaan. In het begin der eerste eeuw zijn er tallooze mysterien, die zich tan het Oosten naar het Westen verspreiden. Terwijl de oudheid het zwaartepunt van het leven zoekt in de gemeenschap, is deze verzwolgen door den Romeinschen Staat. Het individu voelt in de economische en geestelijke instorting, in de volkeren-chaos, zich diep ongelukkig en smacht naar verlossing. En deze nu zal het mysterie brengen. Het mysterie, dat vertelt, hoe de zon is geboren en ondergegaan, maar dan ook weer verhaalt de zegepraal van de zon. De zon gaat door de winterteekenen been, komt aan het astrale kruis, sterft, maar komt weer op. Indi-en nu de mensch met den Zonnegod een wordt, neemt hij deel aan zijn zege . Die eenwording gebeurt ten eerste door de afwassching of den doop ; ten tweede door het maal, waarin men den God eet — brood en wijn, waarin de zonnekracht geborgen is. Dit is het esoterische. Esoterisch is de dramatische voorstelling, van wat met de zon gebeurt. Het mysteriespel of het passiespel zoo als het nu nog gevonden wordt, speelt ook een rol. Zoo zijn er: Attis,- Dionysus- en Adonismysterien, die allemaal hetzelfde verbeelden, n. 1. de g.eschi.edenis van de -
,
127 zon. Ook . het Christusmysterie hoort hiertoe, mar het onderscheidt zich van de andere' door de inwerking van de antieke wijsbegeerte, zoodat alles vergeestelijkt wordt. De zon wordt hier geestelijk licht en het drama van de seizoenen wordt het kosmische drama. Dit alles kan slechts het werk zijn van zeer ontwikkelde, b. v. van Egyptische klocsterlingen, aan wie men de verschillende Evangelien zou te danken hebben. (154) En als de moderne mensch dat nu beseft, waar is dan dat primitieve, kinderlijke geloof van den God, die is mensch geworden om deze aarde te redden ? Hebt ge er dan wel eens over gedacht, dat de God dan moest verschijnen ook op Jupiter, op Mars, op Venus en op die eindelooze planeten van die universeele ruimte, dat die verschijning van Bien God niet iets bijzonders kan zijn voor onze aarde alleen". ( 15-1 ) Doch wij dwalen of naar aangrenzende oorden, die braak moeten blijven liggen, tot onze arbeid in dit hoofdstuk gereed is. Want strikt genomen gaat het nog steeds alleen hierom, om deze eene gedachte, of onze meening een juiste i-s, dat het geheel van het religieus socialisme aesthetisch-pantheistisch is
in de beteekenis, die w aan dit samengestelde begrip heeliten. En wij zijn in de voorgaande bladzijden alleen met dit doel voor oogen den religieus socialistischen hof binnen gegaan, en gaan wandelen langs de verschillende paden, links en rechts bloemen garend en toonend om ons inzicht te bevestigen. En met dit doel bukken we ons dan. opnieuw. En we verwijlen even bij de wondere phantastische schoonheid van het Doodenboek der Egyptenaren, en we luisteren stil, want ook de bewondering luistert mee. Van den Bergh van Eijsinga vertelt schoon. Deze Egyptenaren ,deze menschen, als zij zwoegden onder
154) 155)
Eenheid van 19 Aug. 1916. De Religieuse Socialisten, bladz. 15.
128 zonnebrand, als zij bouwden hun pyramiden en hun obelisken, zij hebben dan gemijmerd, en uit de vlucht der uren en uit den vloek van het vergaan giiigen hun de hemelen open, en op hun aangezichten viel het licht der Eeuwigheid. En als nu verbleekt is hun bont gedroom voor ons, en als wij niet meer zien in de Osirisbark den doode --- dit hebben wij geleerd van hen : dat de dood wordt overwonnen door het leven, dat er is een ceuwig Ja, trots alle levensverloochening. En indien er een mensch is, van veel kunde misschien, in onzen tijd, en die mensch zegt : de dood is het end, alles houdt op in den dood, en wat zijn onze idealen dan en onze liefde, onze smart en onze vreugde ? dan antwoord ik : dit oude yolk van Egypte was dieper dan gij, want dit yolk heeft begrepen, het betrekkelijke ook van den dood. Niet dat van ons rest een schim, die als een vogel ronziwaart, die men spijzigt en to drinken geeft, maar wel dat van ons duurt ons wezen, zooals de zee blyft als de golf in schu m nit elkander vliegt. Wij tasten iets op, iets dat sterker is dan pyramiden en ingewikkelder dan labyrinten, wij bouwen, als de slaven van Egypte, van de Pharaonen, in het` stuifzand der woestijn des tijds een stichting van cultuur en wij worden gebronsd door den gloed, en het stof is in onze neusgaten en in onze haren kleven zweet en stof, en telkens valt er weer een mensch, en die wordt neergelaten in het graf --- gelukkig zeggen we, als we bedenken hoevelen zwoegen, zwoegen, getuchtigd door den zweepslag van meedoogenlooze - heeren. Maar infusschen r st de burg, rust de tempel, r st het menschel/ke, het merschel fke dat is h,'t Goddel fk leven zelf, want in- den mensch, meer dan in de lucht, meer dan in de zon, de maan, de sterren wordt het God'lijke aanschouwd, en dit menschelij ke, wij scheppen het, wij fundeeren bet, wij leggen op elkander steen na steen, en dan weten we zoo, dat we niet voorbi}gaan, dat die blokken van ons spreken .
129 zullen, ooh als we zi/n gevallen. (156) ,,A1 ons inzi :ht, al onze wetenschap, techniek en statistiek, zij brengen ons verder op den weg der vrijheid, uit de sfeer der natuur in die van de genade, zooals de Duitsche denker zeggen kon. Maar wat wij overwonnen, achterlieten, is niettemin voorondersteld, gaat immers met ons mee. Daar.om is, in populairen zin, dit ideaal bedoeld, volkomenheid een valsche warm ; het Volkomene is er, maar in de onvolkomen waereld. Het is er in ons besef van resignatie, niet in omstandigheden, die hecht zullen kunnen stichten ons geluk. Het onberekenbare is er en het zal er zijn en het zal opnieuw een Oedipus doen zwerven, (die z'n moeder huwde en z'n vader doodde) met uitgestoken oogen. Maar zie dan, wat Griekenland gevonden heeft, wat wij op onze b ;urt volbrengen kunnen : uit dit verdorven leven, uit zulk een val en•schenning, maakt de ziel, die leerde lijden en toch stil is, de wondere schoonheid van het tragische poem. In de kunst is verlossing, zooals verlossing is in de religie : waar de ikheid onderging in stille resignatie, ontvangt zij het visioen der eeuwigheden en zij breidt het in den goudglans
van het artistieke uit. Het eenige waarvoor het leven deugt, zegt Goethe ongestof te vormen veer dramatische verbeelding", en dit is zoo waarachtig als er zelden iets door menschen is gezegd. Beteek.enis houdt de daad, de reformeerende, de revolutie, veer, is het tot
maar boven. Naar uit rest de verheerlijking der waereld in een visioen van schoonheid, en als wij iets verwachten van het socialisme, is het, dat het meerdere geesten rijp doet , worden om zulk eeiz werk to scheppen, om althans zulk een werk te voelen, het aardsch gebeuren onder zulk een licht te zien", ( 157) En elders nog dit : 156) De Ziel der Menschheid, Al. 1, bladz. 86. 157) Aldaar, dl. I. bladz. 177,
9
1
,,.. ... het beset dit er mysterie is om ons en in ons en dat het mysterie onvergankelijk is, doet ons nederbukken met vrome ziel voor de macht, die in de dingen heerscht en die wij liefst noemen in onze menschentaal als een eeuwig aanbiddelijk Denken". (15) Want: ,,Alles, wat de waereld uitmaakt, is gefundeerd in het Onsterfelijk Eene, het Denken en het Willen. Alles is gegrond in Goddelijke Persoonlijkheid, en daar dus niets ontgaat aan dit volstrekte Centruni, kan men syinbolisch spreken van Oodde4/ke fde. Want Liefde, dat is wezenseenheid, verbonden zij n, die Liefde. zich in wezen even gevoelen en zoo is dan Been liefde' zoo echt en zoo waarachtig •als die van God, het Zelf, en aller dingen Hart". (1)) `Tenslotte nog een aesthetisch pantheistische verheerlijking van het proletariaat en de socialistische beweging. Eerst words, in het voetspoor. van Kautsky, het Christendom der eerste Christenen „de religie van het Joodsch-Romeinsche proletariaat" genoemd, „de sociaal-religieuse beweging van slaven en armen !" En heet bet: ,,Gedragen gevoelden zij zich door de nieuwe, machtige openbaring van het Goddelijk Al-levee. Zij getuigden van de Goddelijke levensmacht als van den Zooii Gods, die in hun gemeenschap is belichaamd, van den Christus, die in hun kerk is vleesch geworden. Zij zien voor hun geestesoog uitgaan het stralend ideaal van het Koninkrijk Gods, het rijk van broederschap en gerechtigheid." ( 160) Maar: ,,Niet sneer in de kerken leeft heden ten dage het meest ,
158) Studies, bladz. 192. 159) De Ziel der Menschheid, dl. II, bladz. 77. 160) J. Keulen, De Samenwerking dl. II, bladz. 316.
131 waarachtige leven. Maar in de socialistische beweging onzes tijds leeft de onweerstaanbare drang om het leven der menschheid omhoog te stuwen tot hooger plan . . . . Heden ten dage is Hij in de sociale beweging, in het streven der massa en wie hun medestanders zijn, naar vrijheid en -
recht, Haar hooger en blrjder levensstaat. De sociale beweging onzes tijds is wel daarom religieus, omdat zij zich voelt gedragen door de ontwikkeling van de maatscliapp , omdat zij rich weet in harmonie niet de groote Levensina'ch t. In ons voelen we de opwaartsche beweging......... Wij trekken uit, als oud Israel weleer, om to ontkomen aan het huis der dienstbaarheid, om te worden vrije mannen en vrouwen. Wij willen naderkomen het Beloofde Land, het land van rnelk en honing, maar ook van vrijheid en gerechtigheid. Wij zien dit ideaal voor oogen, gelijk Israel in de vuurkolom eens aanww'ezig zag zijn God. Maar verstaat mij wel, wij kleeden niet en moeten niet meer kleeden onze idealen in de oude vormen. Wij moeten voor ons ideaal niet meer spreken van het Koninkrijk Gods of het duizendjarig rijk. Wij willen daarvoor niet meer denken aan het n.ieuwe Jeruzalem of Sion, met zijn gouden straten en zijn paarlen poorten. Wij spreken niet meer van den Messias, onder wiens scepter de vrede zou wonen en de gerechtigheid regeeren. Wij achten ook de regelen van het Evangelie niet meer wenschelijk en mogelijk, voor onze toekomst noch voor het heden. .
.
.
.
Al deze nude vormen z/n voorbU en hebben hun levenskracht verloren. Maar gebleven is de inhoud van die oude verwachtingen, de drij vende kracht, welke ze eenmaal in het aanzijn riep. Het is het geloof aan de menschheid en aan hare macht, om in deze wereld een steeds beter maatschapp te bouwen; het vertrouwen op der menschheid macht, om onze samenleving beter en bl der ' to maken voor al haar leden. Dit geloof eq
132 dit vertrouwen zijn levende in de harten en hoofden van alien, die medewerken aan de socialistische beweging. Z waken ons tot ivaarl k reliaieuzen, tot menschen, die eerbiedig staan voor de eeuwi ,e levenswetten in natuur en menschheid. Wij, die meegevoelen met elken mensch in onze samenleving, wij, die eerbiedigen het leven van elke vrouw en van elk kind, wij zijn de waarachtige aanbidders van het Leven des Heelals. Dit leven in zijn oneindigheid en macht, in zijn ondoorgrondelijke diepten, waaruit steeds nieuw leven welt, wij mogen het noemen God of met een anderen naarn, wij staan waarlijk in Zijn dienst. Want waarlijk sociale religle is dit, al draagt het niet, en meestal niet, de namen der kerken om ons heen, niet van de godsdiensten, die daar heleden worden". En verderop : ,,Wij leven in een natuur, mooier door ons schoonheids sentiment en onze kunst, dan ooit voorheen door de afstraling van heinelsche glorie"n. Wij bewegen ons in een maatschappij, wier samenstelling wij doorzien en die wij willen oplheffen tot de glorieeuse harmonie van •kaprtaal en arbeid. Zoo gaat het oude aan ons voorbij, en het wordt alles nieuw in ons. Wij voelen ons worden de nieuwe gemeenschap. Wij voelen in ons oprijzen onze nieuwe vroomheid, ons nieuiv religieus bestaan. Samen gaat daarmee een nieuwe zedelijlsheid, een moraal, die wezenlijk anders is dan de oude. Wij noemen niet meer de ascese als hoogste levenswet ; wij achten haar Been veredeling nn a ar een verkrachting der m enschelij ke natuur. Wij prijzen niet meer, gelijk de protestanten, als hoogste deugden nederigheid, en ootmoed, die door dit leven, neen, die onder het leven doorkruipt om in de hemelen daarvoor den prijs to erlangen. Wij jammeren niet : hebt de wereld niet lief, want zij is ijdelheid. Wij juicherl : hebt de wereld lief en at uwat er in is, zooals de kunstenaar zn stof liefheeft. Bouwt haar op, in dapperen strijd en vreugdevollen arbeid
133
tot een ruimer Sc /ioorler teltuis voor ons en ons geslacht. Ver. dwijnen gaat uit ons bewustzijn het beset van den Drieeenigen God der oude kerk, verdwijnen gaat ook het Eengodendorn van vele vrijzinnigen. Wij vormen ons het godsbegrip, evolutionistisch en democratisch: den God der ontwikkeling en der democratie. Deze godsgestalte is niet nicer het volmaakte wezen van Katholielc en Protestant. Want onze beweging, door en door democratisch, kan niet verdragen het diepe standsverschil tusschen een hoogste wezen, begunstigd met eeuwige volmaaktheid, en de massa der wezens, gedoemd tot den lageren strijd der onvolmaaktheid. Wij stemmen in met den dichter, als hij zingt : Kon daar een God bestaan, Die zoo deed schreien die stil-duldend' oogen, Dit teere lij f sloeg met zoo scherpe pij n, Zelf tronend in Almachtig Zalig-zijn, Ik vloekte Hem, als een verfoeibre logen, Schennend in boon Zijn gruw'lijk Almacht aan! De Levensgod is de grootste gestalte van. Bien God, die heel het geestelijk leven omvat, die wijzelve mede zijn, in wien en van wien wij zijn, den God, Bien wij in elke daad en in elkdenkbeeld verwezenlijken, tezamen met al onze ontelbare medeschepselen. De levensgod, die de geestelijke eenheid is van heel het leven der menschheid en der wereld. Hij is de geestesmacht, die voor ons eestesoog toovert de vuurkolom van vrijheid en recht, van de vrijheid des geestes en van de sociale gerechtigheid". 1 6 x) ( -
161) J. Keulen. De Samenwerking din. II, bl. 320-324. Wij moeten bij dit citaat een aanteekening maken en ons bij den lezer verontschuldigen. Wij nemen dit stuk van den heer Keulen niet op, om den stiji, noch om den logischen gedachtengang of diepzinnigen inhoud mar omdnt de heer Keulen iemand is uit „de groote hoop", die de klok, door de leiders heeft hooren luiden, en nu, op zijn wijze ook aan den klepel trekt. Zijn stuk is belangrijk als voorbeeld, op welke wijze de ,groote hoop" het aesthetisch pantheIsme verwerkt en omdat aan clue ,vrucht" de boom wordt gekend.
134 Slechts weinige vo1-open gebloeide bloemen gaarden wij uit den aesthetisch-pantheistischen hof van het religieus socialisme, er is meer knop dan bloem ; doch men vergete ook niet, hoe kort nog verleden de tijd is, dat deze tuin werd aangelegd, hoe verschillend van vruchtbaarheid hier is de bodem en hoe weinig de arbeiders, en daarom : meer knoppen en beloften van knoppen, dan vol-uit' gekomen bloemen en kwistig strooisel van bloesem. We zijn nog in het vroege voorjaar. Maar wat we zochten, hebben we gevonden. Het religieus socialisme als geheel is inderdaad aesthetisch panthelstisch ; wat we samenlazen wijst het uit, brengt diet uit in alle bedden en perken, tusschen allerlei ander gewas en bloei uit de eigen richtingskassen, troffen wij haar aan, dezelfde bloem, denzelfden geur, dezelfde kleur : de Witte lelie als symbool van deze nieuwe religie. Alleen in de hand van Enka is zij niet. Enka is de eenzame, de individualists, die overal is met Naar hart, niaar overal ten deele, een zwerfster van edel ras, die het absolute zoekt en overal het relatieve vindt, en nu is om haar de stille treurnis van die nergens een tehuis hebben, maar ook de grootheid van den sterke, die alleen durft staan. De grootheid, die Ibsen zag. En dit is haar tragiek : zij, die als zwerveling slechts leven kan, bouwt zich nochthans een huffs en als dat haar later als een kooi benauwen gaat, ontvlucht ze het wet, verlucht en met een juichend geluid, maar verderop gaat ze weer bouwen een grooter woning, alsof elk ,grooter" niet telkens „te klein" blijken zal. Enka en de Bond van Christen-socialisten, Enka en de S. D. A. P., Enka en het Religieus Socialistisch Verbond, in alle drie is iets van haar en in haar is iets van alle drie, maar nergens zal zij blijvend aarden, omdat ze alleen buiten elke orga. nisatie zich zelf volkomen worden kan. Enka heeft iets van de dweepzucht en het fanatisme van den partijganger en dat houdt
Naar nog vast, maar ook, en meer, heeft zij dat, wat boen alle partijen uitgaat, en wat haar eens losmaken zal. We leven in een overgangstijd. En we hebben gezien hoe het religieus is de tijd van het algemeene, overal kruisen de richtingen elkander, de grenzen verflauwen, een uitgave als de , Synthese" is een teeken des tijds evenals allerlei , Eenheidsu-pogingen ; maar de tijd zal komen, waarin de oude geschiedenis zich herhaalt, dat er, ja, nieuwe partijverhoudingen zullen komen_ en andere geestelijke gemeenschappen, maar ook, dat het algemeene weer naar het bijzondere uitgaat, een niet of to wenden reactie, waarin de religie weer inhoud erlangen zal, en dan zullen er weer grenzen zichtbaar worden en zullen weer komen de principieele verschillen en velen, die nu meedrijven op den grooten stroom naar de nieuwe getneensciap, zullen den oevcr weer zoeken. En onder die velen zal -Enka zijn. Een vrouw, die schrijft : ( I'll) ,,Ik geloof niet aan de komst van het Godsrijk in deze be deeling ; ik geloof niet aan onze ontwikkeling tot een refine, schoone menschheid", omdat ,,de menschheid wel verandert van zondevormen, niet van zondige gezindheid", — zulk een vrouw moet op den duur in conflict komen met een aesthetisch pantheisme, dat in het socialisme de schoone plastiek ziet van een nieuwe menschheid „uit het dierlijke tot de hoogte van de en. gelen Gods" opgeklommen. „Integendeel geloof ik, dat ook deze menschen met hun ,ge. wijzigde gevoelens en gedachten" van natuur egocentrisch zul. len wezen, zelfzoekers, met hun aangezicht naar de wereld gekeerd. Dat ook voor hen Belden zal het droeve woord uit
162) In een debat met Dr. Van den Bergh van Eysinga over Pessiomnisme en Optimisme, De Samenwerking dl. I, bladz. 54--55---131---132.
136 Johannes ,,Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de menschen hebben de duisternis liever gehad dan het Licht; want hun werken waren boos". Enka ziet haar roeping zoo: „Becht doen, en in deemoedigen, volhardenden arbeid onzen naaste de verleidingen en de ergernissen, waar wij kunnen, uit den weg nemen -- dat acht ik onze tank. Dat is onze ni-mmer afstompende prikkel tot de sociaiistischc propaganda. Totdat aan het Bind der eeuwen door Gods krachtdadige, genadige inwerking de zonde te niet gedaari zal worden en God zijn zal ,Ales in Allen. Dan is ook ons pessirisme verslonden. tot overwinning. Hallelujah". Hier spreekt een gansch andere- geest, die allerminst het ideaal van het aethetisch pantheisme deelt. Maar Enka is de uitzondering, welke zoo te nadrukkel.ijker den regel bevestigd. Indien ze consequent was, Enka, en niet het zwaarste liet wegen wat het ligtste is: het socialisme, dan zou ze reeds lang dezen kring hebben verlaten om uit haar isolement kracht te putten tot veel gayer groei en bloei van geestelijk leven. De m.ogelijkheid bestaat echter, dat het gansche proces nog in Enka gist en worstelt naar preciseering, en mogelij k ook, dat ze echt vrouwelijk, omdat ze het socialisme lief heeft, over alle bezwaren heenstapt -- liefde overmag alles --- en dan komt daar-
* Wij schreven dit in Aug. 1916. Inmiddels berichtte de pers Enka's uittreden uit de S. D. A. P., waarmee is bevestigd, dat wij goed hebben gezien. Wij verheugen ons over dezen terugtred. En voorwaar niet uit ijdelheid, omdat wij dezen teruggang reeds in 1912 te Apeldoorn voorspel. den. Maar omdat wij --- zoo Enka eenige jaren even dapper in haar isolement volhardt als zij moedig publiek voor haar veranderde zienswijze weet uit te komen, en dat is voorwaar niet gemakkelijk en eischt karakter — wij veel goeds van dezen terugtred verwachten, voor haar zelf en voor de sociale beweging, die ze dan anders en naar wij innig hopen doelmatiger zal kunnen dienen.
I 31 van de orirust en de on even wichtigheid te midderi waarvan ze 1ee1t. Trouwens, dat heeft ze met de Ligt gemeen. Leg beider werk naast dat van Meyer en Van den Bergh van Eijsinga, geef toe, dat het van de beide eersten onstuimiger is en vuriger, profeti scher, maar erken ook, dat hen ontbreekt de evenwichtigheid, die tot zoo wondere rust kwam in de beide anderen. Zoo ver klaart Enka, dat haar geestelijke overtuigingen buiten haar socialisme omgaan", toch straks weder, dat zij ais Christen socialist het socialisme aaniiangt als Gods wil. Dc eene maal een neiging tot het standpunt dergenen, die socialisme en religie losmaken van elkaar, hoogstens aanvullend stellen naast elkaar. Dan weder de neiging om bet eerste tilt de laatste te verkiaren en het er door te laten bepalen". (163) War dit alles behoeven we hier niet verder te hehandelen. Wij . hebben Enka willen noemen als de uitzondering, doch het religieus socialisme is er als religie en als levensrichting niet minder aesthctisch pantheIsthisch om.. En dit is wat we weten wilden en wat we objectief, met de stukken, vast wilden stellen. Met welk doe!, gaat flu blijken.
163) Dr. Slotemaker de Bruine, ,,Stemmen des Tijds" F'ebr. 1916.
Beoordeeling.
Wij hebben thans het religieus socialisme in zijn verschillende stroomingen leeren kennen, en stonden bij tal van plaatsen, welke ons voor het geheel kenmerkend schenen, luisterend stil. Het oogenblik is dan nu gekomen om_ in een terugschouw het gevondene samen te vatten en nader te toetsen in verband met het Christendom als levens- en wereldbeschouwing. Wat dienen wij echter onder Christendom te verstaan ? Zoo ergens, dan moeten we bier weten, orn welke criteriums het gaat. Ik besef, dat ik dan tracht naar het heel moeilijke, omdat het teneerste niet om dooddoeners mag gaan of om spitsvondigheden, die hier zoo gemakkelijk zijn te plaatsen ; maar vervolgens, omdat wij in dit verband moeten volstaan bij enkele schetslijnen van de richting, die wij uitwi!len, terwiji deze schetslijnen Loch ook weer voor het Christendom als levens- en wereldbeschouwing, teekenend moeten zijn tegenover het religieus socialisme als levens- en wereldbeschouwing. Maar het moet. De vraag dient gesteld en beantwoord te worden. Wat is het Christendom? Voor ons is het Christendom het historisch Christendom, gelijk wij dit kennen uit zijn oudste bronnen : de Evangelie^n en de brieven der Apostelen. Een ander Christendom kennen wij niet. Uitgangspunt van het bijbelsche Christendom is de Opstanding van Christus. Dat is onaanvechtbaar. De eerste Christelijke gemeente stelde in het midden van haar belijdenis de lichamelijke opstanding van Christus.
189 Het ledige graf van Jozef van Arimathea is de aanvan4 van het Christendom. Als een machthebbende over leven en dood, keert wat een lijk was tot de levenden terug. Christus heeft de wereld overwonnen. Het begin is een ontzaglijk wonder. Wat wil dat nu zeggen ? Dat Wil zeggen dat in Christus deze wereld ophoudt to bestaan. Immers, wat aan haar bestaan ten grondslag ligt, de zonde, is weggedragen en verzoend aan het kruishout. Daardoor is de bestaans. grond dezer wereld opgeheven. Voor den Christen, die gelooft in Jezus Christus, gisteren en heden dezelfde, zittende as n de rechterhand der kracht Gods, ook nu, ook hier, en Die met de Zijnen is tot de voleindiging dezer wereld, bestaatde e wereld, in beginsel, als werkelijkheid niet meer. Dat is de beteekenis der upstanding, Maar dan rijst de vraag, hoe een Christen met deze wereld handelen moet. Immers de wereld staat buiten Christus, anders bestond zij niet. Hoe zal de gemeente van Christus, die Hem kent en die weet, onomstoothaar zeker, dat in Jezus Christus is de oplossing van het wereldraadsel en de vervulling van alien wereldnood, dit verstaanbaar maken ? Het kerkelijk Christendom, zooals het in de historic is opgetreden met Paschen, Hemelvaart en Pinksteren in het midden van zijn belijdenis, wankelt achter twee zienswijzen aan. Wij mogen dit niet verbloemen. Bijeen leverde dat echter Been gevaar. Doch zoodra het Grieksche denken zijn dualisme opdrong aan de jonge Gemeente, trad de eene zienswijze teveel naar voren en ontstond de schade der eenzijdigheid, waardoor het Christendom niet geweest is voor de wereld, wat het had kunnen en behooren to zijn. Het dualisme heeft ontzaglijk vee 1 kwaad gedaan. De christelijke gemeente meende in de eene -
140 zienswijze, dat het Christelijk leven in afzondering van de wereld en in onderlinge broederschap bestond en in een biddend wachten op de wederkomst des Heeren. Ovk, ongetwijfeld, ook dit ; nimmer mocht de gemeente van Christus weer worden van. de wereld ; maar zij vergat en zij vergeet het tot op den huidigen dag toe, dat Gods verlossingsplan een verloren wereld omheist ter redding, en dat, zooal niet van de wereld, de christelijke gemeente een grootsche taak heeft in de wereld voor de wereld. Maar de schade der eenzijdigheid ontstond ; men ging de wereld als het- aparte zien, deg zonde onderworpen; als het speciale rijk van den booze, als het ,beneden" waar het niet is. En het natuurlijke, het lichamelijke tegenover den geest, decide in een gelijk lot en werd uit de aarde aardsch, als een verwerpelijk kleed geacht. Zoo vergat men, gelijk Paulus het zoo treffend uitdrukt in Romeinen 8, dat de „Schepping reiklzalzend uit ziet naar de openbaring der kinderen Gods." De Selieppin. Niet alleen zielen bier en zielen daar, maar de gansche schepping. En hierop lei de andere zienswijze nadruk. Het ging om hemel e'n aarde, om ziel e'n lichaam beiden. Ik zeg u een verborgenheid" --- waarschuwt Paulus, en werkelijk hij getuigt van het onbeschrijfelijke, namelijk ,dat dit verderfl./ke de onverderflijkheid, dit sterfleke de onsterflijkheid zal aandoen en dat, let wel, eerst dan in vervulling gaat: ,,De dood is verslonden tot overwinning". ,,Wij weten aldus in Romeinen 8 — ,dat de gansche sche.pping te zamen zucht en te samen als in barensnood is tot nu toe. En niet alleen zij ; maar ook wij zelve, die de eerstelingen des geestes zij n, wij zuchten in ons zelve verwachtende het kindschap Gods, de verlossing onzes 1 1elzaatns". Een nieuwe wereld wordt uit de oude wereld geboren. Let wel, een nieuwe schepping uit de oude schepping, niet alleen een nieuwe menschheid uit de oude menschheid. Volgens Paulus
141 omvat het verlossingsplan Gods meer dan den mensch, de ziel des menschen ; vers 23 spreekt van de verlossing ,onzes lichaams", wat blijkens het verband niet zeggen wil de verlossing uit ons lichaam, maar de verlossing van ons lichaam". ,,Physisch en ethisch worden bier niet gescheiden. Zij behooren bijeen." (164) ,,Beneden" is het niet, neen, maar ,boven" ook niet. ,,Boyen" absorbeert, heiligt, verheeriijkt ,beneden" in Jezus Christus, die de zonde der wereld wegdraagt, de zonde, welke aan deze onze wereld ten grondslag ligt, maar die, opgeheven in Christus, de wereld heiligen zaI en verheerlijken als alle creatuur, verlost van zonde. De opstanding van Christus heeft alzoo een negatief en een positief karakter, gelijk men het zou kunnen noemen. Negatief, wijl zij iets, alles webneend uit deze wereld, de zonde ; positief, omdat zij daardoor die wereld aangrijpt en verheerlijkt. Zoo loopt elke triomf op de zonde uit op heiliging, verheerlijking van het materieele. Dat is de prediking van de upstanding, bevestigd, volkomen, door den Hemelvaart, waar de verheerlijking van geest yen lichaam absoluut was. Zonder Christus is de blik van het bijbels christendom op nienschheid en wereldgang van self pessimistisch. Kent een Christen voor eigen leven en wereldieven iets rampzaligers ? Maar hij wordt stralend van optimisme, die blik, zoo deze wereld Christus aangrijpt en in Hem de onverderflijkheid aandoet. Want dan gaat het volmaakte . komen, wat geen oor heeft gehoord en geen oog heeft gezien. Hiermede naderen wij het eschatologisch karakter van het Christendom. Ook dit heeft zijn toekomstverwachtingen, Maar andere dan het religieus socialisme. De eschatologie 164) Dr. J. H. Gerretsen, God en de Materieele Wereld, bladz. 25-26.
142 Evan het Christendom ,hangt onverbrekelijk samen met het
geso
loof der Christelijke Gemeente aan de Opstanding van Christus, zij is daarvan eenvoudig een onvermijdelijk uitvloeisel. Immers is het leven van Jezus voor de Christelijke Kerk normatief. Jezus is de ware mensch. Hij realiseert het ideaal des menschen. Daarom moet het in de geschiedenis der menschheid gaan als in het leven van Jezus. Het leven van Jezus is in het kort de geschiedenis der menschheid. Eindigt het leven van Jezus in de verheerlijking van Zijn lichaam, dan moet die verheerlijking ook plaats vinden in de menschheid. Deze gevolgtrekking is onafwijsbaar voor degenen, die in Jezus den normalen en den normatieven -mensch zien en in Zijn opstanding gelooven. Daarom wordt geheel consequent de verheerlijking van de materieele wereld, door de apostelen aan het einde der geschiedenis der menschheid verwacht. Het sterflijke zal, zooals Pau. lus zegt in zijn imposant slot van I Cor. XV, waarin hij de finale der wereldgeschiedenis beschrijft, onsterflijkheid a.andoen en het verderflijke onverde_rflijkheid". Dit is vat wij belijden in grondlijnen als het Christendom en wat wij als de Christelijke levens- en wereldbeschouwing stellen willen tegenover het religieus socialisme, als levens- en wereldbescfiouwing aesthetisch pantheIstisch, zooals wij meenen to hebben bewezen, objectief met de stukken in de voorgaande hoofdstukken. Want daArtegen verheft zich ons hoofdbezwaar. Allereerst en allermeest is het religieus socialisme als religie verwerpelijk en in strijd met het Christendom. Maar daarna ook als levensriclitina. Achtereenvolgens gaan wij dit nu betoogen op een drietal gronden, welke wij a. Christelijk religeus, Ii, religieus ethisch, C. Christelijk economisch zouden willen noemen, ter onderscheiding van elkander.
I4 Christell/k religieus. Wij kunnen onrnogelij k een Christelijk karakter toekennen aan deze nieuwe opkomende beweging, welke, als geheel genomen, in leer en leven geen zonde kent als schuld voor God, Dat is het eerste. God is immers de groote Onbekende, bet Al, de Geest, de Alziel, het Eeuwige? Geenzins een zelfbewust God, van wien de Heere Jezus sprak als van onzen Vader die in de hemelen is. Het contact tusschen God en menschheid is voor den pantheist het Eeuwige in den tijd, het Oneindige in het eindige. Zoo kan hier van zonde als schuld voor God, in den ethischen zin van het Christendom, geen sprake zijn en dientengevolge evenmin van Verzoening. Een Vader in de Hemelen, zelfbewust, Heilig, transcendent boven de schepping verheven, het pantheIsme kent Hem niet, het acht deze voorstelling verouderd. En dat daar zonde-schuld van menschen zou staan tusschen hemel en aarde, en dat uit Bien hemel zou neergedaald zijn een Middelaar Gods en der menschen, Gods eigen Zoon - in lij felij ke gest-alto, om de zonde der wereld weg te dragen en uit te delgen aan het vl'oekhout des Kruises, en dat dit een feit is, een als die andere, dat Gods eigen Zoon neerdaalde ten grave, maar weer opstond, herrees uit de dooden na drie dagen en opvoer ten hemel na dertig dagen, om plaats te bereiden voor de Zijnen bij den Vader .... hebben we niet kunnen lezen bij van Eijsinga en Meyer en de Ligt, dat dit alles wel diep is van zin als verdichting, als symbool, maar dat het wel erg onnoozel is en onwijsgeerig, hier aan feiten te willen vast houden ? En als zij spreken, deze pantheisten, van den Eeuwigen Geest, immanent in de menschheid zich doorzettend, dan wordt hier niet gedacht aan den Eeuwige, boven de geschapen wereld verheven, immanent in de Schepping wonende door Zen Iieiligen Geest, maar dan bedoelt men met den Eeuwigen, im-
144 manenten God, of Geest, of Alziel, of Wereldziel het alles omvattende op .en neer gaan van den onmetelijken Levensoceaan, gevormd door de miljarden en miljarden menschenzielen, die als levensdroppen rijzen en zwellen met de golven der geslachten ; in die geslachten zich opbeurend naar omhoog, even, om de zon te zien en zich bewust 'te worden van den machtigen samenhar_..g in het geheel van 't menschheidsleven, den Levensoceaan, openbaar. Orn daarna weer te dalen of uiteen te spatten, naar het uitvalt en onder te gaan in de eeuwige levensdeining der geslachten. Bij roil van het Christendom voor dit pantheisme verloren
tiv God als wizen Vader in de Hernelen. Het is waar, in de religieus-socialistische literatuur wordt van Zonde en Verlossing en Verzoening nog gesproken, en evenzeer worden soms plotseling, uit een eenzaam instrumcnt andere tonen vernomen, die verrassend Eerinneren aan het Christendom. En daar verheugen wij ons over. Maar in deze religieuse wereld zijn het ietwat vreemdsoortige .klanken, verd`vaalde geluiden, dra overstemd door de anderen, zoodat de door ons gegeven tegenstelling volkomen kan blijven Belden als kenmerk van het niet Christel jk karakter dezer religie. Trouwens, men hoede zich `tegen misleading, zelfs nog meer wanneer er overeenstemming is in klank. We wezen daar reeds op. Behalve dat de begrippen Zonde en Verlossing in den ethischen zin van het Christendom, bier vaak niets zijn dan aestethische klanken en frazen zonder zin — we denken hierbij aan Maeterlinck, Dr. Schoenmaekers en C. Meijer -- wordt ook onder religieuse sosialisten, die vast willen houden aan het Christendom als den absoluten godsdienst, onder Zonde en VerlossIng jets anders verstaan. Zeer speciaal denken we bier aan de leiders van den Bond van Christen-socialisten, Het geestelijk karakter, dat zij den Bond
145 gaven zouden wij religielts ethisch willen noemen. En daaronder verstaan wij - dan cen meer of minder openlijk uitgesproken pantheIstische religie, welke men getracht heeft uit to huwen --- in het desbetreffende hoofdstuk hebben we gezien hoe en met welke middelen --- aan de CliristelUke ethiek. Dit beduidt, dat ' men de religieus ethische basis van het Christendom : de geloofswaarheden van Zonde, Genade, Kruis, Opstanding, Hemelvaart, verving door de nieuive religie, maar de Christelijke ethiek bleef aanvaarden. In het godsdienstige daardoor een religie zonder God, --- in Christelijken zin en beteekenis, — in het het ethische Christelijk zonder Christendom. Inderdaad, Christelijk zou men deze religieus socialistische strooming kunnen noemen, maar door het verminken van de basis, eenzijdig Christelijk, topzwaar Christelijk, en zoo toch weer niet-Christelijk. Wij komen hierop terug onder b. Thans we toeven nog op Christelijk religieus gebied -- zal men verstaan, waarom in deze vertroebelde geestelijke atmosfeer, de begrippen Zonde, Verlossing, Verzoening lets geheel anders moeten Jbeteekenen. Zonde kan hier nooit wezen schuld voor God, want een heilig zelfbewust God, boven de Schepping verheven, kent de nieuwe religie niet en verwerpt zij. Hulp van boven, straf van boven, onb'estaanbaar. Het kruis van Christus verliest zij n verzoenend karakter hier volkgnnt n. Waar in de religieus socialistische literatuur van zonde en verlossing nog gesproken wordt, en anders dan als aesthetische klink-klank, daar is zonde eigenlijk ontrouw. Zie, in ieder mensch -- zoo klinkt het u tegen -- huist een held, een profeet; in ieder mensch brandt een ,Goddelijk vuur, een heilig weten", zonder dat daarby gedacht worden mug aan
God . transcendent, door den Heiligen Geest met Bien mensch 5emoetenis hebbende. De mensch is zijn eigen God of zijn eigen 10
146 duivel. Hij klimt op naar de hoogste hemelen, zoo hij beleeft den samenhang met al het bestaande want daarin is God, het Eeuwige, dat is de Eeuwige, of hij zinkt weg in poelen van duisternis, wanneer hij Bien samenhang niet zoekt of verbreekt, want daarin is . de verlatenheid, het Eindige, dat geen hoop heeft. Trouw nu is de ziel, die den goeden strijd tegen beest en vleesch strijdt, die zich verlost van de heerschappij der zinnen en zich zoo verzoent met het goddel ke in el en diepste zelf. En zoo een wordt een held, een profeet, een God. Door eigen kracht, door ontplooiing van innerlijk aanwezige goddelijke vermogens. Wij zullen laten rusten de vraag of dit mogelijk is ; een vraag, die weer ten nauwste samenhangt met die andere, algemeenere, of het mogelijk is, een Zelfbewust transscendent God te loochenen en nochthans te handhaven een zedel ke ivereldorde waarin plaats zou zijn voor de persoonl^kheid van den mensch. Wij zijn overtuigd van niet, overtuigd, dat de nieuwe religie daartoe niet in staat is. Want gelijk alreede Hegel uitsprak, is in dezen gedachtengang de persoonlijkheid een willoos werktuig in de hand van den Wereldgeest en hoe onmeedoogend en vreeselijk kan men lezen in de drama's van Fridrich Hebbel. Fichte is hier de leidsman, als hij later de zedelijkheid omschrij ven zal als „het streven van het eindige Ik om zich van zich zelf, het eindige Ik-zijn, los te maken, het geloof aan eigen zelfstandigheid op te geven, zichzeif te vernietigen, en zoo reeel een te worden met het absolute". Maar wij beoogen geen critiek op de nieuwe religie als Dingan-sich". Wij hadden ons als doel gesteld het niet-Christelijk, het onchristelijk karakter der nieuwe levensleer in het licht te stellen. En we meenen daarin te zijn geslaagd ; het is duidelijk geworden, dat net Christelijk geloof in deze religieuse wereld al evenmin een steen vindt om het hoofd op neer te leggen als zijn stichter er een vond op aarde.
147 Wij zijn hier droef-ver van het Evangelie. De concIusie ligt dus voor de hand. Het religieus socialisme als religie, dat geen schuld kent voor God en in Christus geen Vader in de Hemelen, dat wegsmelt in samenhang met het Al en dat dweept met een blijde wereld der toekomst en dan neerknielt voor een schimmig gods-begrip ; het religieus socialisme, dat een nieuwe menschheid verwekken wil en een nieuwen tempel wil bouwen voor een nieuwen God --- dichtte Dr. Schoenmaackers niet reeds de nieuwe mis om „in realistisch subliemen bezield- stoffelijken zin, te eten het lichaam van Christus, terwij 1 de Ligt luidt de nieuwe domklokken ? -- is in strijd met het Christendom. Wij, die uit genade in Christus God kennen als onzen Vader, die indalen komt in onze nooden en zonden om deze teniet te doen en om ons te leiden, uit te leiden en op te voeden voor de gemeenschap des geestes Gods, die aanbidding is en lofzang; wij, die belijden onmachtig te zijn uit ons zelf tot eenig goed en daarom den medicijnmeester van noode hebben en bidden willen - en bidden moeten, omdat we anders vergaan in verlatenheid en ellende wij, die in het Christendom, naar het Evangelic der Schriften. hebben gevonden het brood des levens en behooren, door de Opstanding en Hemelvaart, tot de Pinkstergemeente van Christus, en daardoor belijden en belijden moeten, dat niets waarachtig is dan God alleen, de Vader, Dien niemand ons rooven zal; wij, wij oordeelen de nieuwe religie als vijandig, als de afgod van een verblind geslacht, en neen, we worden niet vertroost, en neen, deze vroomheid verstaan we niet zonder den machtigen ernst van een levende'n Heiligen God, en neen, dat half om half, het stuit ons of in weerzin ; omdat het steenen geeft voor brood; omdat het den hongerigen honger voorzet als spijze; omdat het, als geheel, is de geestelijke neerslag van een
148 onevenwichtige cultuur, Christelijk religieus ondervoed, intellectueel overvoed, staatkundig verleugend, maatsehappelijk verrot, economisch versplinterd. De nieuwe religie is het bloed-arme kind van een reactie, die den weg nog niet vond naar de bloeioorden des nieuwen Christelijken levens, waar voedsel is in overvlo d en licht en Iucht om in to baden, iederen dag opnieuw, maar het bloedarme wicht weet het niet en wil het eigenzinnig niet weten en de draagkrachtige armen van Christus wijst ze af. Zoo kwijnt het, verkwij nt net. Tot de nacht zal dalen, door geen dag meer verjaagd.
Naar dan is het religieus-socialisme als- levensriclzting er Loch nog, zullen zij tegenwerpen, die hier religie en levensrichting van elkander scheiden. Laat het waar zijn, dat het religieus-socialisme als religie in strijd is met het Christendom, als levensrichting is het niet alleen niet in strijd met het Christendom, maar juist omgekeerd, van het Christendom de maatschappelijke levenspraktijk. Zoo meent men. En ook dit achten wij een illusie, die wij verstoren moeten. Het is anders en geheel anders. Reeds bleek -- het is goed, dat we dit nog eens nadrukkelijk vast stellen — dat het religieus-socialism: als levensrichting het socialisme verheerlijkt als de schoone gestalte, als de glanzende plastiek eener nieuwe cultuur, waarin God, wereld en menschheid, harmonisch een zijn geworden, kostelijk opgebouwd uit de eigen innerlijke vermogens der nieuwe menschheid. Daaruit bleek, dat deze levensrichting behalve pantheistisch, ook aestetisch mocht heeten en als levensbeschouwing optimistisch is. „Fens zal de dag opgaand vindend Arbeid en Schoonheid
149 vereend", wordt ons veelzeggend in edel symbolisch schilderwerk voor oogen getooverd. ( 16 ) Eenmaal zal een nieuwe menschheid op aarde in harmonic en gratie haar paradijsfeesten vieren ; als de nieuwe religie de harten vervullen en het socialisme gekomen zal zijn. Zoo droomt men, zoo dweept men. En in het religieus-socialisme komt dit het zuiverst tot uitdrukking. Hoe zijn hier religie en levensrichting een. Het pantheisme met zijn vergoddelij kte natuurbeschouwing, ziet in deze richting gouden. horizonten rijzen als mogelijke werkelijkheid, en het kan niet anders, dan in het religieus-socialisme toejuichen de. Levensmacht, die met ontplooide banieren en wapperende vanen de Toekotnst veroveren zal om den weg to plaveien voor een nieuwe menschheid, levend uit een ,hoog heerlijk ideaal" en alsdan openbarend ,een veeleenigheid van zich in velerlei geestesleven uitwisselend leven des geestes ; een vreugdevol onderling dienstbetoon in Liefdedienst". 1 66) Het een is hier het ander, met dit sobere onderscheid alleen dat het ecne als religie abstract, in het andere als levensrichting conZcreet werd. En we hebben citaat na citaat, als bewijs na bewijs, gegeven, waaruit objectief mocht worden afgeleid, dat in het religieussocialisme als geheel, dit eene zoowel in het abstracte als in het concrete, gemeen goed werd van de verschillende stroomingen. En daarom is bier religie en levensrichting een als theorie en praktijk ; niet altijd bewust gevoeld en uitgesproken door alle religieuse socialisten, — in enkelen, als Enka en de Karen, is zelfs de meest besliste ontkenning van deze eenheid en bij hen is de, verblindheid zoo volkomen, dat de illusie er koestering vindt, dat het aesthetisch, pantheistisch geheel van het religieus socialisme Chrislel4ik religieus beinvloed kan worden — maar op grond van onze citaten is deze eenheid een objectief feit geworden, waartegenover men met iets anders zal moeten komen (
165) Roland Hoist in een muurschildering in het gebouw van den A. N. D. B, 166) B. de Ligt. Ontw. BeginseIverklaring.
150 dan met betuigingeii van het tegendeel. Evenals voor jaren Kautsky tegenover Bernstein, die de sociaal-democratische beweging van hair theorie losmaken wilde, de eenheid verdedigde van die beiden, zoo moeten wij tegenover de enkele religieuse socialisten, die zich vrij hielden en van het pantheisme in hun religie`en van het aesthetische in hunlevensrichting voor zoover daar sprake is van hoog opgeze'tte gulden toekomstverwachtingen, --- vasthouden aan ooze citaten en volhouden, dat bier religie en levensrichting een zijn. Dit staat onwrikbaar voor ons vast. Maar voor ons betoog is dit overigens iets bijkomstigs. Stel de mogelijkheid om religie en levensrichting. bier to scheiden, stel, dat de religie als „Ding-can-sich" verworpen kan worden zonder dat daardoor de leveiisrichting in het minst wordt bedreigd, dan nog won een Christen daarmee niets, wijl zelfs dan het on-Christelijk karakter onmiskenbaar is. Voor den Christen is het religious socialisme ook als levensrichting een volstrekt verboden zaak, en dat dit door sommige Christenen, die de socialisatie voorstaan, niet wordt ingezien, bewijst hoezeer deze Christenen besmet zijn met het on-Christelijk karakter van het religieus socialisme ; zonder dat zij dit zelf weten, zonder dat het vermoeden aan de mogelijkheid daarvan in hen opkomt. Wij gaan dit oordeel nu staven, waarmee wij komen tot ons tweede bezwaar, religieus ethisch van aard. Al dadelijk komt het religieus socialisme in strijd met het Christendom door zijn optimisme. Het streeft naar het socialisme als naar het beloofde land. Het vertrouwt op de menschheid en Naar edelste vermogens. Vandaar, dat we objectief bewijzen konden, dat het religieus socialisme het socialisme verheerlijkt als de schoone gestalte, als de heerlijke plastiek eener nieuwe cultuur, van een nieuwe religieuse menschheid. In den meest volstrekten zin staan bier al bij het iutgangs.
151 punt de twee leavens- en wereldbeschouwingen scherp tegenover elkander. Immers de blik van het Christendom op menschheid en wereldgang, zonder Christus in de bijbelsche beteekenis, is pessimistisch. Het ziet deze wereld als abnormaal, en abnormaal in den zin van ontbindend, verwordend, ondergaand. Luistert maar naar de sprake der Evangelien. Deze wereld zal eenmaal vergaan. Deze wereldmoet worden vernietigd. Waarom ? Omdat zonde jegens God, den Heilige, aan deze onze wereld ten grondslag ligt. Daarom moet deze wereld ondergaan. Daarom moet deze wereld- worden vernietigd. Zoo is de blik van het Christendom op deze wereld diep• donker van pessimisms. Ik weet, dat dit de eene zijde is en dat het Christendom zijn optimistische keerzijde heeft. Wij wezen daar reeds op. Maar wij doelen op menschheid en wereldgang, zooals het religieus socialsme die ziet, zonder Christus den Herrezene. De blik van het religieus-socialisme op menschheid en wereldgang nu is optimistisch. Het ziet deze wereld in beginsel als goed, maar onvolkomen nog. Deze onvolkomenheid heeft echter in zich het Volkomene. Luistert slechts naar onze citaten, hiervoren gegeven. Deze wereld zal eenmaal in vollen bloei staan. Deze wereld zal eenmaal geven aan ieder de gulden vruchten in overvloed, de vroolijke bloemen in kwistige veelheid. Waaroin ? Omdat het Volkomene van deze onze wereld de grondsiag is. Daarom moet deze wereld mooier en beter worden. Daarom wocdt deze wereld een lustoord voor de nieuwe menschheid. Zoo is de blik van het religieus-socialisme op deze wereld XA
152 over.blijmoedrg en goed-lachsch van optimisme. Dit zijn de twee principieel verschillende criteriums als pun. ten van uitgang ; en daaruit komen nu vonrt at de overige verschillen en tegenstellingen, zoowel de religieuse en de ethische als de economische. Want we gaan verder. Wat is, religieus ethisch, het Christendom? En wat is daar tegenover, het religieus socialisme? Met deze vragen komen wij van het principieel algenieene tot het meer bijzondere op het gebied van de toepassing. En wijl ook hierin de anti-these van Christendom en religieus socialisme zichtbaar blijft, krijgen wij zooveel als de proef op de som. Immers, het religieus-socialisme stelt het cultuurprobleem, hier beperkt tot de sociale verrichting der voortbrenging, at dadelijk anders dan het christendom, anders en eenzijdiger. En daarin, in deze twee woorden, ligt zijn oordeel. Ten eerste anders. Het Christendom wijst als de bron van onze maatschappelijke wanorde en ellende, de zonde aan. Maar dat woord is in onze dagen niet meer dan een dooddoener. Het wordt verdrietig lichtvaardig, niet zelden tergend onjuist gebruikt. Wij hopen hier noch het een, noch het ander te doen. Wij begeeren dit woord weer zijn inhoud te geven. In het algemeen, Christelijk religieus, poogden wij dit reeds, toen wij de vraag behandelden, wat onder het Christendom moet worden ve'rstaan. We verwijzen daarheen, omdat het nu volgende zich daarbij aansluit. Het ging in dat verband om de verhouding tusschen God en wereld, God en menschheid. Hier gaat het om de verhouding der menschen onderling. Om rechts- en zedelijke verhoudingen. Maar als vanzelf werkt onze Christelijke belijdenis in op onze rechts- en zedelijkheidsbegrippen. Wie gelooft : de zonde ligt aan het bestaan deter wereld ten grondslag ; zonder de zonde zou deze onze wereld
158 niet bestaan, die gelooft meteen, dat de zonde daardoor tevens ten grondslag ligt aan de wereld der onderlinge menschelijke verhoudingen. Het een vloeit voort uit het ander. Weer heel in het algemeen dus, kan een Christen niet anders dan, met het Christendom, als de bron van onze maatschappelijke wanorde en ellende, de zonde aanwijzen. Daarmee is een Christen er dan niet. Daarmee meenen heel vat Christenen er wel to zijn. Maar zij vergissen zich ; zeer tot schade van Gods Koninkrijk en het Christelij.k leven. - Maar daarover zullen we nog jets zeggen onder c, ons derde en economische bezwaar tegeii het religious soeialisme. Hier behandelen we alleen de vraag : waaarin stelt het Christendom het cultuurprobleem anders dan het religieus socialisme ? Waarop we aanvankelijk hebben geantwoord, dat het Christendom als de bron van onie maatschappelijke wanorde en ellende de zonde aanwijst. Wat wil dit nu zeggen in dit verband ? Dat voor het Christendom het cultuurprobleem religieus ethisch van karakter is. De menschheid kreunt van God-verlatenheid. De menschheid heeft God noodig, omdat zij li,;'fde noodig heeft. Die liefde is in Jezus Christus openbaar als Gods liefde. En Jezus Christus is de schenker Gods, die de liefde des Vadcrs uitstorten wil in onze harten. Hij is onze upstanding en ons Leven. Hij is voor ons gestorven. Hij heeft den dood en de zonde overwonnen. Hij is de Heer, die zit aan de rechterhand der kracht Gods ; Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij alleen kan deze rampzalige wereld redden. De menschheid* heeft Christus noodig. Hem alleen. ,,De wereld is als een gezonken onderzeeer. Daar ligt het vaartuig op den bodem der zee. Men kan het nog een tijd lang uithouden. Maar voedsel en zuurstof worden minder. De lichten gaan uit. Het een na het ander. Het wordt al donkerder. Een grenzelooze benauwdheid maakt zich van de men-
l4 schen meester. Zij moeten er uit. Maar zij kunnen niet. Een langzarne dood wacht hen. Er is maar een uitkomst : dat de onderzeeer weer naar boven gebracht wordt. Als dat' kon ! Het kan. Jezus Christus leeft. Hij is met ons. Zijn kracht kan in ons overstroomen. Wie bidt, ontvangt Zijn kracht. En wij bidden en rijzen, en wij zien het morgenlicht. Het daagt ... Christus komt, en onze ellende neemt een einde om plaats te maken voor jubelende blijdschap". 167 Aldus scherp en juist, de teekening van dr. Gerretsen. Het cultuurprobleem is religieus etliisch. Nimmer kari het Christendom tot 'een andere conclusie komen. Maar het is een algemeene conclusie ; zij drukt een grondwaarheid uit, • waarmee wij voorzichtig moeten omgaan. Niettemin, als ,,al6emeenheid" stelt het Christendom daardoor het cultuurprobleem toch anders dan het religious socialisme ; anders omdat dit, gelijk wij zagen, onder religie en ethiek 'lets anders, verstaat dan het Christendom. Wij gaan daar hier dus niet verder op in. Uit het algemeene volgt echter het bijzondere. Ook hier. En daaruit, uit het bijzondere als het afgeleide, moet nu eveneens blijken, dat het 'Christendom het cultuurprobleem anders stelt dan het religieus socialisme. En het doet dit ook. Wie het eigenlijke probleem als religieus ethisch ziet, en als uitvloeisel daarvan, moet getuigen, dat alleen de religie, dat is de Christelijke religie, ons redden kan, die zal, wanneer- zijn Christendom hem tot sociale bemoeienis dringt, beginnen met zich ernstig of te vragen, om welke innerlijke drijfveeren het gaat bij het maatschappelijk arbeidsproces, of wil men liever, het kapitalistisch arbeidsproces. Het religieus-socialisme leert, dat deze innerlijke drijfveer ,,winstbejag is, winstbejag en nog eens winstbejag. Wij Mogen (
)
167) Dr. J. H. Gerretsen, Kerkelijk Weekblad, 1 Nov. 1915.
dit aannemen. I)eze strekking vertoont het kapitalistisch arbeidsproces onloochenbaar. Goed. Winstbejag dus. Het is de kapitalisten om winst, dat is om verrijking, om rijk worden te doen. Daarvoor openen zij hun fabrieken en doen zij de machines draaien. Voor hen gaat het dus in het arbeidsproces oni veel bezit aan geld en goederen bijeen te garen. Om niets anders. Maar dit is de eene klasse en de kleinste, die in het arbeidsproces betrokken is. Daar is de andere klasse van millioenen proletarie^rs, wat drijft haar in bet arbeidsproces? Het religieus-socialisme leert : de harde noodzakelijkheid. Imniers, die millioenen moeten leven. En deze lieden hebben niets om vaii te leven dan hun arbeidskracht, welke zij daarom. verhuren tegen een bepaald „loon", tegen een zoo hoog mogelijk loon. Ook dit is niet tegen te spreken. Inderdaad in het kapitalistisch arbeidsproces werken die millioenen om loon. En om niets anders. Zoo is de ellendige werkelijkheid ; zonder eenige overdrijving. Want deze werkelijkheid is ellendig. Maar voor het Christendom anders dan voor het religieus socialisme. En nu komt het groote verschil. Het Christendom veroordeelt beide drijfveeren, omdat zij de eenige dr jfveeren zijn in het maatschappelijk arbeidsproces. Daarom en daarom alleen veroordeelt het beide drijfveeren. Want het maken van winst en het werken om loon, mits niet als doel, doch als middel beschouwd, hebben op zich zelf niets verkeerds, integendeel, zullen immer schakels wezen in de sociale verrichting der voortbrenging. De onderneming, in privaat- of gemeenschappelijk bezit, zal altijd winst moeten maken en de arbeider zal altijd zijn loon behoeven. Maar als het winstmotief en het loonmotief de eenige
i56 doel- drijfveeren zijn in het maatschappelijk arbeidsproces, dan, zijn wij maatschappelijk verloren. Dan is er geen redden aan. Immers, dan leven bezitter en niet-bezitter beiden uit de begeerte. En niet alleen, dat dit tot de geweldigste botsingen leidt tusschen de beide klassen, waarvan wij in onze dagen getuigen zijn en waardoor de horizont al leen reeds zwart is van sombere dreiging, maar veel erger : het doet er, religieus ethisch geoordeeld, dan weinig toe, wie wint bij deze conflicten, de klasse die onderligt en onrecht lijdt, of de klasse, die boven ligt en onderdrukt, want de 'begeerte van de eene klasse is -in beginsel de begeerte van de andere klasse, zoodat de overwinning van de een op de ander altijd weer moet uitloopen op verplaatsing van onrecht. De begeerte doodt. En het winst-motief en het loon-niotief a'ls doel volgen beiden A den aard der begeerte den weg der begeerte: die van den dorst, den koortsachtigen, onleschbaren dorst. En de begeerte wet van geen uitscheiden. Zij is nimmer te voldeen ; erger, zij schreeuwt steeds harder om bevrediging. Wie begeert en ontvangt, begeert ontvangende weer meer. Meer, steeds meer. Die is als een dronkaard. Hij gaat aan zijn begeerte te gronde. Zoo in het kapitalistisch arbeidsproces de kapitalisten, die gedreven worden door steeds heeter begeerten naar winst om de winst ; zoo het proletariaat, dat gedreven wordt tot den arbeid om loon. . Een ellendevol moeten zal den een aandrijven van begeerte naar begeerte om steeds grooter winsten, zonder bevrediging te vinden, en den ander van de eene actie om loonsverhooging naar de andere actie om loonsverhooging, evenmin zonder ooit bevrediging te vinden. Dit :s het daemonische van het kapitalistische arbeidsproces, het voert tot ellendige slavernij. Het kan niet anders. Ales gaat hier ,natuurlijk" in zijn werk. Natuurlj/k ja. Immers de Christen belijdt, Bat de zonde ten grondslag ligt ook aan de on.
157 derlinge menschetijke verhoudingen. De sociale verrichting dei' voortbrenging staat daar niet buiten. En waar noch kapitalist noch proletarier, globaal, in Christus tot een vernieuwing en verheerlijking des levens kwamen en daardoor in God-verlatenheid op eigen wegen gaan, daar moet het winst-motief bij den een en -het loon-anotief bij den ander, in wezen een als begeerte, als een noodwendigheid voortkomen uit den naturtrli *ken levensdrang der menschen, Hier is alles ijzig logisch en onverbiddelijk rechtvaardig. Alleen God kan ons redden. En alleen God hebben wij noodig. Eerst dan kan er weer komen 'ziel in den arbeid; eerst dan kan in de sociale verrichting der voortbrenging een saambindend, een saanndringend, cen saamdienend beginsel indalen en haar beheerschen. Maar eerder niet. Tot zoolang gaat het de helling af' Niets anders kan ons redden. Aldus ziet het Christendom het cultuurprobleem bier beperkt tot de sociale verrichting der voortbrenging. De vraag rijst dan nu, hoe het religieus-socialisme de kwestie stelt in verband met de sociale verrichting der voortbrenging. En dan kunnen we dit zeggen. Het religieus socialisme wijst als de bron van onze maatschappelijke wanorde en ellende de kapitalistische productiewijze aan. Het kapitalisme is het stelsel van de uitbuiting ; het prest millioenen niet-bezitters tot arbeid op grond en in fabrieken ,v`an anderen. Dat is de oorzaak van alle maatschappelijke wanorde en ellende. Want het kapitalisme produceert alleen om de - winst, kent als norm voor zrj n doen en laten slechts : hoe zet ik alles, mensch en machine, natuur en wetenschap om in geld, om in bezit en daardoor om in macht en heerschappij. Een 1ontzettende vloed van lichamelijke, zedelijke en geestelijke ellende is daarvan het gevolg. Die vloed moet worden gestuit. Zoo spoedig mogelij k.
158 Zoo radicaal mogelijk. In naam van het Christendom. Op grond van het groove gebod van Christus : , Gij zult liefhebben den Heere uwen God met geheel uw hart en met geheel uwe ziel en met geheel uw verstand, en uwen naasten als uzelven" Het kapitalisme is als een boom, die moet worden geveld met wortel en tak. Hoe ? Door het privaatbezit, zijn wortel, uit te graven. Door den klassenstrijd te voeren z000lang, tot wij door de macht van ons getal het privaat bezit kunnen vervangen door het gemeenschappelijk bezit van grond en productiemiddelen. Dan wordt de vloed gestuit ; dan ligt het mammonnismne in stukken ; dan kan het recht zijn loop hebben ; dan zal een ieder loon naar werken ontvangen ; dan zal economisch de uitbuiting onmogelijk zijn ; dan zal kapitaal en arbeid elkaar de hand reiken ten teeken van broederschap ; dan zal de sociale kwestie opgelost zijn ; dan zal het Christendom ook maatschappelijk een kans krijgen. Ziehier de religieus socialistische zienswijze. Van de gulden tockomstverwachtingen der meesten zwijgen wij nu maar. En evenzoo blijve rusten de wonderlijke veelheid van ethische en religieuse gronden, waarop dit alles merle begeert wordt. Wij kennen die voldoende. Wij droegen niet voor niets een vracht citaten aan. Maar bier houden wij ons aan de kern ; aan dat, wat zij alien gemeen hebben : de haat tegen het kapitalisme als de bron van onze maatschappelijke wanorde en ellende en de liefde voor het socialisme, waarvan men maatschappelijk de oplossing verwacht. De twee levens- en wereldbeschouwingen zijn hiermede gegeven. Het verschil moet ieder thans treffen, ook wie oppervlakkig ziet. Inderdaad, het is gelijk wij meenden : op zijn scherpst staat bier diagnose tegenover diagnose en middel tegenover middel. Of het Christendom heeft gelijk of het religi-
159 eus socialisme heeft gelijk, doch een van beiden moet het veld ruimen. Het religieus socialisme wijst als de bron van onze maatschappelijke wanorde en ellende een andere oorzaak aan en toont een anderen weg ter ontkoming dan het Christendom ; het is principieel anders ; anders, religious ethisch, als punt van uitgang : anders in het aanwi j zen van de oorzaak : anders in het aangeven van de oplossing. Anders, dat was het eerste woord, waarin zijn oordeel lag. En dat oordeel is volstrekt. Het andere woord daaraan gelijk, was, dat het religieus socialisme ook eenz diger is. dan het Christendom, en dat was het tweede woord, waarin zijn oordeel lag. Wij gaan dit nu uitwerken in C, ons laatste en christelijk economisch bezwaar tegen het religieus socialisme en dat alle religieuse socialisten treft zonder onderscheid. Wij gaan thans de laatste stelling aantasten, Wij hebben gehoord van de stroomningen in het religieus socialisme ; van allerlei afwijkende inzichten ; van de velen, die het religieus socialisme als religie en als levensrichting tot eon aesthetisch-pantheistische eenheid verwerkten en we hebben gehoord van de enkelen, die positief Christelijk willen heeten en die ten onrechte religie en levensrichting willen scheiden ; van de enkelen, die zelfs nog verder moesten gaan door ook van die levensrichting te verloochenen de gulden toekomstverwachtingen ; het zijn de enkelen, die telkens weer tegen ons betoog aanvoerden : al is de religie voor de meesten pantheistisch, wij nochtans verwerpen het pantheisme ; en al is de levensrichting voor de meesten aesthetisch, wij nochtans verwerpen die goedlachsche verwachtingen als ijdel gedweep ; het zijn de enkelen, die zich nu moeten gevoelen als opgejaagden in een doodloopend slop, wat hebben zij al niet achter moeten laten, niet moeten verloochenen aan religieus socialistische geesteswaarden om pan ons oordeel te ontkomen.
T bo Nu is verder vluchten onmogelijk geworden, het slop. loopt dood, die muur ginds wijkt niet. En daar heffen zij nu op het eene, het eenige nog, dat hun rest en dat zij onaantastbaar wanen, de kern, waarom het voor hen gaat, de spil waarom alles draait : de arme verdroogde meening dat het kapital sme de bron is van onze maatschappelijke wanorde en ellende en dat alleen het socialisme ons redden kan. Dit is voor die eenigen de laatste kring van gevoelens en gedachten, waaruit het religieus socialisme als levensrichting leeft. Wie daarop de hand legt, legt de hand op hen. Daarom, wanneer het ons gelukt van deze rest eveneens aan te toonen het onchristelijk karakter, dan van tweeen een: of deze positieve Christenen zullen met ons moeten erkennen, gedwaald te hebben en dit land der vreemdelingschap, waar vijandige stammen offeren aan een nieuwen afgod, waarvoor zij de wereld willen veroveren, verlaten ; of deze Christenen zullen den positieven Christennaam prijs moeten geven of aan Bien naam een andere beteekenis moeten hechten. Fen derde weg is er niet. Van tweeen een! In alle opzichten is het religieus socialisme in strijd met het Christendom. Wij kunnen het niet anders zien. De elementen van onverderflijke waarheid, Welke het bevat en waarop we in een volgend werk nog terugkomen, zijn in het geheel van deze levens- en wereld beschouwing verworden tot onwaarheid, tot bedrog, wijl in dat geheel de door het Christendom gestelde hoofdzaak bijzaak en de bijzaak er hoofdzaak is. Dit toonen wij tenslotte nog aan.
Nadat wij met behulp van het religieus socialisme hebben kunnen vaststellen om Welke innerl /ke dr,ifveeren het gaat, in het maatschappelijk arbeidsproces, Bingen wij verder om het
161 Christendom te leeren kennen in zijn diagnose en oplossing. Hot is hier terzake om daarop terug te komen. Het Christendom verklaarde zich en tegen het winst-motief van het kapitalisme en tegen het loon-motief van het proletariaat, omdat het deze doel-drijfveeren als de eenige drijfveeren
wezelis-een wist als begeerte. Voor de rechtbank van het Christendom gedaagd, beyond dit beide klassen, religieus ethisch geoordeeld, geteekend door ,lezelfde zonde. Dat daarom de schuld voor God nog niet even groot behoeft te zijn voor beide klassen, wij houden dit terdege in het oog. Alle gevallen zijn niet gelijk. Wanneer twee menschen in eenzelfde zonde vallen, dan kan de schuld van den een daarom wel grooter zijn dan van den ander. De gelijkenis der talenten leert dienaangaande wel jets. Wil men dan ook voor verzachtende omstandigheden pleiten en verklarende oorzaken noemen, waardoor de schuld voor de eene klasse grooter of kleiner wordt, ons wel, al zullen wij, menschen, goed. doen, als we ook hier de voorzichtigheid betrachten, de ,gevallen" liever overlatend aan God, die de harten en nieren proeft. Maar -- dit al verandert niets aan het feit, dat de gansche produceerende en distribueerende menschheid religieus ethisch geoordeeld, geteekend is en wezens-een in dezelfde zonde. En dat de gansche menschheid daarvan verlost worden moet en a! !een verlost worden kan door Christus. Een andere conclusie is voor den Christen niet mogelijk. Ongetwijfeld heeft dit alles zijn economische zijde. Het behoort tot de taak, welke wij ons stelden, die zijde te toonen, Het vormt de stof voor een volgend werk. flier gaat het evenwel om den principieelen grondslag van het Christendom en om de richting, die het noodwendig uit moet, en welke verschilt en tegenovergesteld is aan die van het 11
1^ 2 religieus socialisme. Want al n'oemt dit als de eenige drijfveeren in het maatschappelijk arbeidsproces eveneens het winst- en loon-motief, daarom volgt het nog allerminst de principieele wegen van het Christendom. Het religieus socialisme richt zich alleen scherp en onverzoenbaar tegen het iviuust-molle f. Drtt is in de ban, en elk nieuw bock en elke nieuwe brochure is als een nieuwe banvloek. Waarom ? Omdat het winst-motief tot inderdaad verschrikkelijke toestanden leidde. Het religieus socialisme beoordeelt de zonde der begeerte naar hare gevolgen. Het verlegt de oorzaken naar den buitenkant van het leven. Het handelt daarmee principled l in strijd met het Christendom. Het privaat bezit is het ! De ondernemerswinst doet bet! Dat echter in het loon-motief en in elke actie om loonsverhooging, hoe gerechtvaardigd misschien ook, dezelfde begeerte schrokkig op den loer ligt, het religieus socialisme is er zoo goed als blind voor. Vandaar zijn eenzijdigheid ; vandaar dat grimmig gebulder tegen het kapitalismmne ails den een;gen boosdoener ; vandaar dat holle geroffel vaaktegen stiekeme diplornaten en hebzuchtige bankmagnaten als de eenige klasse, die de maatschappelijke wanorde en ellende veroorzaakt. Den gedrevenen en verdrukten wordt de vrijbrief toegestoken, zij zijn alleen de slachtof fers. Alsof de schuld, de voile zware schuld van onze maatschappelijke wanorde en ellende alleen komt ten laste van een , bezittend" deel der menschheid ; alsof de geest, die de hedendaagsche ontreddering onstuitbaar maakte, niet was de geest van alien gezamenlijk, van bezitters en niet-bezitters ; alsof de klasse, welke vandaag onderligt, niet met plezier zou worden de drijver van morgen. En alsof — tegenover het winst-motief, in zijn gevolgen reeds voldoende geoordeeld — in het loon-motief de begeerte niet nog gevaarlijker is en bedrieglijker, omdat de zelfzucht zich 9,nn dem^kkeliik hier verherilen kan achter de schoone mom van
163 gerechtigheid en liefde. Gebeurt dit niet.? Wie als christen beli_jdt, dat aan geheel deze materieele wereld de zonde ten grog dslag ligt, weet en kan niet anders weten, dan dat de zeifzueht inhaerent is aan den natuurlken levensdrang der menschheid. Hoe zou het loonmotief, als de eenige drijfveer voor liet proletariaat, bij mogelijkheid daarvan dan uitgesloten kunnen zijn? Ziehier immers een klasse, waarvoor, globaal, de levensgang vol zorg en strijd is tegen de verschrikking van gebrek door werkeloosheid, ouderdom of loon-tekort ; een klasse, die met haar gebrek leeft temidden van den overvloed era weelde van anderen, waarop het, van verre het toekijken heeft, als een hond voor een slagerswinkel, of, anders, dagelijks verkeert in een omgeving waar voor geld -alles te koop is wat de genotzucht maar verlangen kan. Hoe - kan men toch meenen, dat deze klasse niet begeeren zou dat, wat het anderen in brooddronkenheid genieten ziet? Dat, watt het voor fraai geetaleerde winkelramen, . prikkelend de begeerte, anderen ziet koopen? Welke bovenmenschelijke vermogens dicht men deze klasse toch toe ! • De omstandigheden,- zijn tegen haar : daar is de v erschrikkelij ke fabriek ; daar is het stom vervelende machinale arbeidsproces ; daar is. de, . eentonige straat en daar ligt zijn te kleine • woning.; en daar is de zorg en de zorgeloosheid in eenen. Vanzelf sprekend is het immers, dat bier de natuurlUke levensdri ft zich uitraast in ontelbare holen van genotzucht ? En gebeurt dit niet ? Natuurlijk gebeurt dit. Het proletariaat is niet meer, maar ook niet minder genotzuchtig dan de andere klassen in de mastschappij. Waarom het dan voorgesteld, niet alleen alsof loon- en winstmotief twee verschillende drijfveeren zijn, de eene geoorloofd, de andere ongeoorloofd, maar .00k : waarom. het voorgesteld, dat
164 de arbeidersklasse gedreven wordt door hooger beginselen, door menschelijker beweegredenen dan de andere klassen ? Waaruit blijkt dat ? Uit klinkende leuzen en partijprogramma's ? Maar is er dan nog iemand, die zich daardoor bedriegen laat ? Ja, als een door zelfzucht verkankerde maatschappij door een economische theorie gered worden kon ! Of door een ..glanzende idee ! Ja, dan! Doch wie daaraan geloof hecht, verstaat het Christendom niet in zijn consequenties Of hij heeft, als het religieus socialisme, het Christendom als levens- en wereldbeschouwing losgelaten. Bewust of onbewust. Het maatschappelijk * arbeidsproces is wat het is door. de .zonde. Het winst-motief als onverzadigbare begeerte heeft, omdat het de macht had, daaraan on ni iskenbaar den kapitalistischen vorm gegeven. Maar de zonde der hegeerte als de natuurlijke levensdrang der menschheid, zal in een gesocialiseerd arbeidsproces toch weer tot een anderen vorrn van verderf moeteji leiden, misschien minder afzichtelijk dan den kapitalistischen, wij willen daarover niet twisten, al gelooven wij 'er- minder clan niets van. Het Christendom vonnist echter de drijfveere'n, los van de meer of minder schrikkehike gevolgen ; het veroordeelt allereerst en allermeest . de tntentte tot de daad. Z oo wie begee'rt, doet alreede zonde, onderwijst Jezus. Tot gees andere conclusie kern komen wie onder Christendom verstaat de levens- en wereldbeschouwing, welke uitgaa.t van de algeheele abnormaliteit van deze onze rampzalige wereld, alleen te redden en te heiligen in en door Jezus Christus. Inderdaad, het religious socialisme is eenzijdiger clan het Christendom en daarin ligt wet zeer zijn oordeel. Maar ook in engeren zin, ook economisch, geeft het de oplossing niet. Want a1s consequentie volgt uit deze moderne levens- en -
-
-
165 wereldbeschouwing, haast de miskenning der dieper liggende drijfveeren als de oorzaken en een gut vergoelijken bij den een wat het in. den ander als zelfzucht bitter laakt en onverzoenlijk bestrijdt -- gevolg van een principieel verkeerd uitgangspunt en een gansche reeks vergissingen, — dat het religieus socialisme precies op de verkeerde plaats de ziekte aanwijst. Immers, hetziet It kapitalistisch abces in bet feit, dat de arbeider verstoken is van de voortbrengingsmiddelen en moet werken . in fabriekeri van anderen. Volkomen logisch is -dun, dat het door gemeenschappelijk hezit aan den arbeider weer geven wit. eigen gereedschappen en eigen N erkplaatsen. Maar alsof daarin het conflict schuilt 'f oegegeve n at de nnogelij klheid tot zoo radicale . omzetting in het m aatscha,ppel ij,k arbeidsproces, waarvan wij de wenschelijkheid als cen betrekkelijk good gaarne toegeven, dan kan dat eigen bezit torch nooit worden wat het was ten tijde der gilden., ten tijde van het handwerk. -flet gemeenschappelijk bezit van grond en produutiemiddelen, wa.arbij alles van „ieder" en alles van , niemand" is, beteekent zoo -bitter weinig,_ omdat het in wezen niets verandert aan dat, wat het fabrieksleven tot een hel maakt : let arbeidsproces. Daartegen zal men aanvoeren, dat de uitbuiting dan . toch verdwenen zal zijn ; dat het loon d-aardoor zal stijgen ; dat de arbeidstijd beduidend ingekrompen zal kunnen worden. Het kan zij n. Het kan ook niet zijn. Wie zal het zeggen ? We tasten her in het duister der gissingen. En de een rekent daarbij met factoren, welke door een ander verworpen worden. Zooals het altijd gaat. En overal. . Wij voor ons hebben niet veel geloof in dat beduidend hooge loon en Bien vele uren korteren arbeidsdag, waarop de religieuse socialist vast vertrouwt, te sterker, naarmate het meer in de lucht hangt. We geven echter toe, dat wij te donker kunnen zien, en dat
166 het ican meevallen. Wij gunnen een ieder zijn optith stischet gissingen zonder strijdlust. Want optimistisch zal wel niemand meer zijn, om te verwachten, dat de menschheid uit kortswiji eenmaal in haarbehoeften zal voorzien. De gunstigst denkbare regeling, die op den beganen grond blijft, zal immer een zoodanige zijn, dat een groot gedeelte van den dag in beslag wordt genomen, om in de behoeften der menschheid te kunnen voorzien. Welnu, daarin ligt het eigenlijke probleem. De machinale groot-industrie heeft niet alleen den handwerker uit zijn werkplaats gedreven en, beroofd van zijn werktuigen, zij heeft onherstelbaar veel meer gedaan, zij heeft aan den arbeid ontnomen het genot van den arbeid. Dat is de eigenlijke tragiek van het kapitalisme, waartegenover de socialisatie staat zonder oplossing. Want ook in de socialistische gemeenschap staat de fabriek 'en wordt de machinale groot-industrie intact gelaten,zoo mogelijk zelfs nog intensiever doorgedreven. Ali; gezegd, met het oogmerk van een zoo kort mogelijken arbeidsdag en een zoo hoog mogelijk loon, voor zoover mogelijk met het cog- op de behoeften der gemeenschap. Onzes inziens is dit het wolkje zoo groot als eens mans hand, op grond waarvan men nu reeds de toekomstige socialistische donderbuien voorspellen kan. Het algemeen belang is een kwetsbaar ding en veelal in botsing met het bijzondere belang der groepen. Het is leerzaam om bier. over de vakvereenigingsgeschiedenis te bestudeeren, waarin verschillende branches zijn vereenigd ! Maar dit terloops. Het religieus socialisme aanvaardt de machinale groot-industrie, de eigenlijke bron van onze ellende, maatschappelijk gesproken, en het toont daardoor metterdaad, dat het de oorzaken zoekt aan den buitenkant van het leven. Het kan niet eens beseffen. dat het de sociale kwestie in haar diepste wortelen onopgelost laat. Wij herinneren slechts aan het reeds genoemde
zoo
1 7 6
werk - van Dr. Levenstein, waaruit wij tal van aangrijpende antwoorden tezaam brachten van mijn- metaal- en texiel-werkers, roerend een in de klacht over het werk, het saaie, verstompende, stom-vervelende, hoofd en hart vernielende werk in de fabrieken der machinale groot-industrie. Wij verwijzen dearheen, omdat dan zoo duidelijk wordt, hoe het economisch socialisme bier geen oplossing biedt, hoe het hoogstens in dat massale lijden wat verlichting aanbrengen kiln door den arbeid in de fabriekshel beter te betalen en korter te doers duren, aai geno±nen al veer, dat het zijn beloften kan houden. Maar de ellende, gelegcsii in den arbeid zeif,. het weet er geen r-aad nice. Dc oplossing geeft daarom Nvie mogelijk maakt,,dat het proletari.aot j enot vindt in z(/it well. Dat is bet eigenlijke, het eerstnoodige, het meeste ; Wit is hct probleem waarom het in diepste wezen in de sociale kwestie gaat. Hoe krijgen we weer genot in ons werk! Waar halen wij weer arbeidslust van daan ! . Om werklust gaat het ; drievierde van de menschheid heeft geen werklust meer om het werk, en wat erger is : kan ook geen werklust meer hebben. Dat is wat een bock als van Dr. Levenstein zoo heel duidelijk maakt. En dat is de groote ellende, de foltering, die bit/ft, of de voortbrenging kapitalistisch of socialistisch georganiseerd wordt, want de machinale grootlndustr e blijft. En met Naar is voor millioenen de arbeid onpersoonlijk, tergend zakelijk en verlaagt tot niets dan een reeks van suffe handelingen aan hefboom en kruk, zonder ziel, zonder karakter, zonder verheffing,en daardoor zonder voldoen iza, Een mensch heeft echter voldoening noodig. Hij heeft behoefte om voldaan te zijn. Zonder voldoening is het leven niet veel. Ligt het nu niet voor de hand, dat een mensch allereerst
168 voldoening moet kunnen vinden in den arbeid, welke het grootste gedeelte zijns levens opvordert ? Vindt hij het daarin niet, dan zal hij het in iets anders zoeken. I)e meest intelligenten en sterkst toegerusten van geest zoeken het dan ook in de arbeidersbeweging, in den strijd voor het socialisme, in allerlei ander werk buiten het dagwerk om ; de iwakst toegerusten zoeken het in allerlei zingenot. Maar hoe ook, een mensch zoekt voldoening, hij kan er niet buiten. Drievierde der menschheid leeft echter zonder voldoening, wijl zij geen echt, blij genot kan vinden in Naar arbeid, waaraan de machinale groot-industrie alle elementen van voldoening onttrokken heeft. Daar is het scheppende element : „ echo van de . hoogste zaligheid des Scheppers". Het handwerk schenkt immer voldoening, heeft altijd een glans van vreugde. Ook het simpelste handwerk. ,,Het vak van klompenmaker staat nu niet bepaald hoog. Wat is een paar klompen ? Toch zit er iets in cen paar klompen te maken, ze af te maken, ze zelf te maken. Het blok bout neemt vormen aan. Het gaat zich ronden. Er komen lijnen in. Daar komt de figuur van den voet aan. Nog wat bijwerken, wat passen, meten, schaven, schuren, daar is de klorrip. De man heeft zijn werk volbracht. Op zijn rnariier is hij artiest geweest. Het ongevorrn-de heeft hij gevornnd. Ook de klompenmaker kan mensch zijn. Maar alle lleerlijkheid is van het vak af, wanneer de machine den menscli verdringt, en zij klompen gaat maken. Een machinale klomp is een dood ding. Het heeft geen menschelijke waarde, het is tenslotte een niets." 168 Zoo ligt er over alle handwerk een stille, blijde glans van voldoening. Voor de industriearbeiders is dat een verloren goed. De machine heeft het scheppingselement uit den arbeid weggenomen. De machine produceert en de mensch staat er (
168) Dr. J. H. Gerretsen, Kerkelijk Weekblad Dec. I915.
)
169 als een verlengstukje bij. Hij mag een kruk verzetten, een hefboom opheffen, aansjouwen en wegsjouwen. Hij is het lastdier der machine of hij wordt een met haar. Hij behoeft niet te denken en hij mag ook niet denken. 1)aar is al voor hem gedacht. Door den ingenieur, die de machine uitvond. De machine is concreet denken over assen en raderen. Er blijft niets over om bij te denken. Neen, voorwaar, de industriearbeider, van nature een schepper omdat hij mensch is, kan * zijn scheppersbehoefte niet bevredigen ; hij moet onvoldaan -zijn * arbeid tenslotte gaan haten. Natuurlijk kan men weigeren, consequent te zijn. • En dit doen nu de enkele religieuse socialisten, die aan het economisch socialisme blijven vasthouden als lets van principieel belang. Dat is het niet voor de christelijke levensbeschouwing. Van principieel belang is de socialisatie alleen voor het religieus socialisme. Dat moet ontkennen, dat het loon-motief wezens-ee'n is met • het winst-motief als begeerte, omdat het in zijn systeem het proletariaat heeft opgesierd voor de mooie rot, welke, good gespeeld, aan de begeerte in het arbeidsproces een einde zal maken door bet privaatbezit op te heffen. Immers, het Volkoniene ligt aan deze wereld ten grondslag en het proletariaat is de historische klasse, waardoor het Volkomene zich zal verwerkelijken. Zoo het religious socialisme moest aanvaarden, dat de intentie tot den arbeid voor bezitter en njet-bezitter wezens-een is in zelfzucht, wat bleef er dan over om te verwachten van het socialisme? Daarom moet het proletariaat door hooger beginselen worden gedreven, en uit onzelfzuchtiger motieven leven. En ' als vanzelf is daarom het loon-motief niet te vergelijken met bet winstmotief ! Bovendien : is daar niet een gezond egoisme, een zeer verdedigbare zelfzucht ? — beet het dan. Wij antwoorden met bet Christendom, dat bet principieel allereerst om de drijfveeren gaat en dat die drijfveeren nooit
170 antlers dan door zelfzucht bedorven kunnen zijn, omdat vojgens de Christelijke levens- en wereldbeschouwing, aan onze wereld van menschelijke verhoudingen de zelfzucht ten grondslag ligt. De socialisatie beslist daarom principieel niets. Zij is een praktisch, geen principieel vraagstuk. En dan is er over te praten, terdege, waarbij met veeI voor zou zijn te overwegen, of in een wereld van zelfzuchtigen de socialisatie geen waarborgen biedt, betere dan het kapitalisme, om althans de ergste economische uitwassen van het egoisme tegen te gaan. Dat kan van buitengewoon veel belang zijn ; maar Christelijk economisch komt deze overweging dan pas in de Iweede plaats en gaat, als economisch, buiten de dieper liggende drijfveeren om. Daartegen vermag het principled niets. Hoogstens kan men hopen, of met vreezen en beven vertrouwen, dat de socialisatie als een machtig sluiswerk den stroon van zelfzucht en begeerte zal weten te breidelen binnen zekere grenzen., Dan is dat praktisch iets, ontegenzeggelijk, maar principieel toch weer niets, omdat we steeds in vrees zullen leven, althans altijd in gevaar verkeeren, van een doorbraak, bier of ginds. Wij voor ons gelooven niet, dat, als de natuurlijke levensdrang der menschheid boos is en zelfzuchtig, door kunstmatige middelen daartegen iets blijvends te doen is' Daarom kan het economisch socialisme geen oplossing bieden, noch voor het cultuurprobleem als geheel, waarvoor het toont heel weinig besef te hebben, noch voor de sociale kwestie in het bijzonder. Door een vervanging van het privaatbezit door een gemeenschappelijk bezit, wordt er voor de dieper liggende drijfveeren niets beslist en niets opgelost. Zelfs komt het religieus socialisme niet eens tot het besef — vrucht van zijn levens- en wereldvisie — dat de eigenlijke ellende van onze cultuur naar haar uiterlijke ver• schijning bovenal vastzit aan de machinale grootindustrie. Hoe zou het dan kunnen oplossen, wat het niet kent :a
Als Reaetie.
Wij zijn aan het einde gekomen van ons onderzoek. En het heeft ons geleid tot de slotsom, dat het religieus socialisme en als religie en als levensrichting, ook in engeren economischen zin, in strijd is met of staat buiten het Christendom. Gewcgc n, maar te licht bevonden, moet dan ook ons eindoordeel luiden. Wij - weten thans, wat deze beweging bezit aan religie en wat het als levensrichting begeert en waarom het door zij n aesthetisch panthelsme ten onrechte en tevergeefs den algemeenen dienstplicht bepleit voor al wat den Christennaam draagt. Inderdaad, wij hebben bier noch met Christendom noch met een oplossing te doen. Wij zullen verder moeten. Wij hebben getracht, na te denken en na te voelen wat tal van mannen en vrouwen hebben vertolkt als de religieus socialistische levens- en wereldbeschouwing en we hebben daardoor verkeerd in een wereld van dwaling en Christendom-verloochening, maar toch ook in een wereld van ernstig en moedig leven. Dit begeeren wij tot afscheid te getuigen. Het religieus socialisme is de moeite en de inspanning van een onderzoek waard en jets van weemoed en spijt kan ons besluipen, nu we zonder omzien verder moeten met de droeve zekerheid : alles tevergeefs, alles waan, waan ; waan, dat bier een religieuse levensvernieuwing ontstaan gaat ; waan, dat deze nieuwe levensrichting de noodzakelijke transformatie der maatschappij tot stand zal brengen ;
I72 alles waan . .. omdat men het Christendom voorbij gnat, omdat men Jezus Christus niet kent en de oorzaken der maatschappelijke wanorde en ellende zoekt in de gevolgett en de oplossing in bUzaken. Toch — alles waan ? Alles tevergeefs ? Neen, als historisch verschijnsel zal het religieus socialisme niet tevergeefs zijn verschenen aan den Binder des. tijds. Het moge eenmaal verdwijnen als een droeve afdwaling, zijn versch/nen is niet een toevallig sectarisch lets, maar Ben historische noodzakelijkheid; voortgekomen uit de omstandigheden onzer hedendaagsche cultuur. Het religieus socialisme is de geestelijke en economische neerslag van en de reactie tegen een cultuurwereld, welke, inderdaad zienderoogen bezig is onder te gaan in het duister der ontaarding. Het ziet de wanorde en ellende dier ontaarding te eenzijdig - economisch, te veel gelegen in de sociale verrichting der voortbrenging -- vandaar het naieve geloof in de socialisatie, waaruit weer zou ' zijn te concludeeren de invloed van het historisch materialisme — maar, hoe noodlottig eenzijdig ook, het heeft gevoeld de wreede tegenstelling tusschen wat wezen moest en wat is. Met bitteren er.nst tornt het op, moedig en onverdroten, tegen wat het ziet als sociale en staatkundige ontaarding. Als reactie is het een geese! Gods. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Wij willen ons hoeden tegen de dwaling der religieuse socialisten, maar vergeten daarbij niet, om de hand te steken in eigen boezem en zie, zij is zwart. Wij hebben niets onbeproefd gelaten om te overtuigen, dat het religieus socialisme een ernstige en gevaarlijke dwaling is. Maar dit heeft het voor op de officieele Christenheid, dat het tegen de hedendaagsche cultuurwereld den strijd aanbond, terwiji de Christenen het stinkende cultuurwater der moderne groot-industrie maar over den wereldakker lieten strooinen, alsof God dood is en Zijne ge-
I73 meente op aarde geen taak had. De gemeente . van Christus o broeders, wat is onder ons het zout smakeloos geworden ! De sociaal-democratie ging ons voor en het religieus socialisme ging ons voor , in protest. 0, dat ze nu kome voor het telaat is, de gemeente, dat zij zich dan nu bewust worde, waarom het gaat in onze dagen : om een oplossing in en door het historische Christendom, om het koningschap van Jezus Christus. De heiligste goederen der menschheid : godsdienst, moraal en recht, staan op het spel. De inzet gaat om alles. Zullen wij, Christenen, eindelijk gaan vragen naar onze roeping, om biddend daarin voort te gaan? Onze taak. zal een moeilijke zijn, veelzijdiger en dieper, dan die, welke het religieus socialisme zich stelde. Maar oak heerlijker. voor het Christendom is de sociale kwestie een onderdeel van het cultuurprobleem, dat niet als iets aparts behandeld en opgelost kan worden ; voor het Christendom gaat het om alle elementen, die te samen onze cultuur vormen. Hoe leggen wij weer - verband tusschen Christendom en cultuur ; hoe wordt Jezus Christus alles in alien. Da-arom gaat het. Om minder k,an het niet gaan. Dat verband is er niet. Schier nergens. Daardoor beantwoordt het Christendom niet aan zijn doel en mist de cultuur haar grondslag. „Immers moet de religie als een heiligend beginsel geheel het Leven doortrekken. Religie is als een zuurdeesem, dat het meel doortrekt. Waar geen meel is, kan het zuurdeesem geen werking doen. Dit is van alle religie waar, zeer in het bijzonder geldt dit van het Christendom, omdat het historisch Christendom in het midden van zijne belijdenis de lichamelijke verrij zenis van Christus uit de dooden stelt. Wat toch wil deze lichamelijke verrijzenis anders zeggen, dan dat geheel het aardsche leven moet worden geheiligd en tot hooger niveau worden opgeheve,n ? Het Christendom bcooelt niet alleen de redding
174 der afzonderlijke zielen der menschen, maar ook de verlossing des lichaams (Rom.: 23), en tot die lichamelijke levenssfeer behoort ook de cultuur. Immers representeert cultuur een bepaalde hoogtestand van menschelijke ontwikkeling. Een wilde heeft noch kunst noch wetenschap. Daarom mist een wilde cultuur. Cultuur is een bepaalde wijze van leven en denken der menschheid. Dit leven en denken moet worden geheiligd. Dit wil het Christendom. Waar er scheiding komt tusschen religie en cultuur, verzaakt het Christendom zijn roeping. „Nu kan men evangeliseerender wijze trachten, de menschen individueel te winnen voor het evangelie. Doch zoolang er geen verbinding van evangelie en cultuur bestaat, zullen al deze pogingen schipbreuk lijden". (16) Dat is het groote probleem. Daar gaapt een diepe Move tusschen onze hedendaagsche cultuur en het christendom, niet alleen tusschen de sociale verrichting der voortbrenging en distributie en Evangelic. Wij hebben christelijke ingenieurs noodig om deze klove te overbruggen en Christelijk leven om haar te doortrekken, te heiligen en zoo in-wezenlijk van aard te veranderen. Of dit noodig is ? Als licht en lucht, Het gemeenschapsleven der twintigste eeuw, in denken en doen, verkeert in een staat van - ontbinding en ver. stikt al meer het religieus ethische leven. De twintigste eeuw is vastgeloopen in problemen van allerlei aard. We leven in een chaos. Massaal is het geheel een benauwd gedrang van menschen, paarden, trams en auto's ; een jachtige wriemeling van wezens, trillend van onrust en verhitte hartstochten. En daardoor been trekken de partijen als de karavanen van zoekende zwervers naar nieuwe geestelijke levenswaarden, dolend van de walmende kaarsjes van het spiritualisme 169) Dr. J. H. Gerretsen. Kerkelijk - Weekblad van 6 Nov. 1915,
175 naar de electrische booglampen eener theosophische of andere philosophische wijsheid ; of wel, men meent to hebben gevonden en aan den weg vent men met opgewonden partij programma's. U%it de fabriekssteden, waar de industrie-smook de ademhaling bemoeilijkt en een reusachtige winsthamer donderend neervalt, om gouden tientjes te munten uit den arbeid van millioenen mannen en vrouwen, nadert de dreunende stap van opstandige arbeiderslegioenen onheilspellend at nader en nader. Waar gaan wij heen ? De twintigste eeuw is pessimistisch. En zij heeft er alle reden toe. Het gouden sleuteltje van Oberon, dat ontsluiten zou glanzende oorden van touter geluk, als maar naarstig ,gezocht" werd in het wondere rijk der natuur, bleek een ijdel bezit. Want men had gezocht, -- met welk een ijver en met welk een • ongee^venaarde toewijding en volharding ! --- de natuurbodem werd om en om gewoeld, niet onbeloond, het is waar, beduidend veel werd gevonden. 0, de rustelooze kabouter Wist-Ik, geassocieerd met Dr. Pluizer en Dr. Cijfer, kan prat gaan op schoone vondsten, maar het eene vond men niet, dat, waarom het al begonnen was en waarin groot geluk zou liggen : klare, stralende wetenschap, waarom alles is zooals het is. Doch al het machtig kennen en kunnen van de negentiende eeuw heeft de menschheid geen wezenlijk geluk gebracht ; hoeveel gehoopte zegen verkeerde in vloek. Het hel-ketsende electrische Licht verlicht heden ten dage, koud en voornaam, een veel vermogende menschheid ja, maar tevens een totaal verscheurde en ontaarde menschheid. Waar gaan wij heen ? Waarom is de blijde stemming en de sterke verwachting van mannen als Channing en Emerson beschaamd geworden, die beiden in de vondsten der wetenschap en der techniek den vinger Gods meenden te zien, waardoor vrede en voorspoed als
1?6 een ongekende lento alom over de wereld vreugde verspreiden zou, zoo, dat in het genot daarvan de menschheid „van een schoonere en meer christelijke beschaving zou terug zien op de zwachtels, waarmede in duistere tijden het menschelijk lichaam werd saamgeperst.. " ( 170) Zoo dacht men voor meer dan een halve eeuw geleden. Maar de negentiende eeuw heeft allerminst aan deze verwachtingen beantwoord. De strijd om recht, om waarheid en liefde, ideologieen van vroeger geslachten, werden als nuttelooze symbolen door de modder gesleurd van een helschen strijd om het bestaan. De Fransche revolutie brandde alle staketsels tot op den grond a f en de liberale school bouwde op de puinhoopen een maatschappij van wedijverende enkelingen, met geen anderen gemeenschappelijken band dan den Staat, die op sociaal gebied of de nog bestaande groepsbanden, uitingen van gemeenschapsbesef, slaakte, of deze gansch en al verwaarloosde, zoodat tenslotte ,niets dan het eenzelvig, zelfzuchtig en voor zijn zelfstandigheid opkomend individu" overbleef. ( 171 ) ,,De Staat mocht bier niet gebieden ; slechts het verbieden was hem overgelaten. Hij mocht slechts beletselen uit den weg ruimen, zorgen dat niemand . gehinderd `nerd door anderen. Want de Staat had slechts te doen met individuen. Alle verbindingen en verhoudingen, die er nog onder het yolk bestonden, en - die naar uitingen van volksgemeenschap heenvoerden, werden juist losgeweekt. Het „help u zelf", aan het individu toegeroepen, werd de eenige leus. Ieder maakte dan ook als hij kon, voor zich zelven ruim baan, zonder zich te bekommeren over het lot van zijn buurman. Kon die buurman het niet harden in den strijd des 170) The Entire Works of w. E. Channing, Volksuitgave, bldz. 496. 171) Dr. A. Kuyper, Het sociale vraagstuk en de Christelijke religie, bladz. 12.
177 levens, dan viel hij onder de armenbedeeling." (172) Het individualisme vatte de samenleving der menschen op als een massa van op zich zelf staande of liever rollende atomen. In die atomen voer beweging. Een aanhoudende worsteling en woeling werd het dagelijksch leven. Bont liep alles door elkander, maar nu ook tegen elkander. Het een verstikte het ander. Op veel punten werd wat sterk was nog sterker, en wat zwak was nog zwakker. Een strijd van belangen woedde. Hier werd 't antagonism(; : daar een karnp voor het bestaan. Verwonderlijk veel leven open'baaa; do zich, maar wanordelijk". „Ge verstaat het, hue de struggle for life werd ingeluid door een struggle for money, waarbij de wet der dierenwereld, dat de snoek het vorentje opslokt, grondwet wierd van alle sociale verhoudingen". ( 173 ) ,, Een wereld van sluwheid, list en bedrog werd in let Leven geroepen . die het zedelijk leven op zeer bedenkelijke wijze verlaagt, en schier geen kerneerlijk koopman^ schap meer mogelijk laat. En ook de schade, die de lagere volksklasse Teed, ligt nog veel minder in zijn stoffelijke benepenheid dan in de aantasting van het menschelqke karakter in den werkman, die van mensch tot machine-verlengstuk werd verlaagd" (174) Zoo, dat Carlyle van de fabrieksarbeiders schreef : „de wereld is voor hen geen vriendelijk tehuis, maar een donkere gevangenis, vol van moeite en nuttelooze kwelling, vol van wrevel en heimelijke verbittering tegen zich zelf en tegen alle menschen. Is dat een groene, bloeiende wereld, to voorschij n geroepen door een God ? Of is het een donker tophet, een rookende en dampende doodsvallei, vervuld met vitriool, stank, stof van katoen, 172) Pof. H. P. G. Quack, Beelden en Groepen, bladz. 13. Dr. A. Kuyper, Het sociale vraagstuk en de Christelijke religie, bladz. 13. 174) Standaard no. 7209, aangehaald door Mr. P. J. Troelstra, Sociaal Christendom, blz. 10. 173)
12
178 dronkemansrur ioer, ra2ern%j en eliende, gesehapen en geregeerd door een duivel ?" (175) „Want metterdaad, het is stuiterid en ergerlijk, zooals in onze Christelijke maatschappij de bestaande toestanden en onderlinge verhoudingen vloeken met den persoon en het woord van onzen gezegenden Verlosser". (176) Zoo spraken in 1891 en '92 mannen als Dr. Kuijper en prof Quack, en nog vroeger : Bilderdijk, Da Costa, Groen van Prinsterer en Martinus des Amorie van der Hoeven. Aan waarschuwingen heeft het niet ontbroken. Maar de negentiende eeuw, verblind door haar intellectueel en rnaterieel succes, achtte dit niet en schreed als een vostin naar verdere gouden doeleinden en Al schitterender wetenschappelijke uitkomsten. Wat is vanzelfsprekender, dan dat de twintigste eeuw de voetstappen drukte van een voorgangster, die háar tijdvak zoo glorieus had uitgedragen hoog boven alle vorige eeuwen uit, den nakomeling prikkelend tot nog hooger vlucht? Slaan we in alles, in spel en in ernst, niet herhaaldelijk een verbeterd record-? ,,Dat de sneltrein tusschen Berlijn en Hamburg de reis met tiers minuten bekort, dat de nieuwste reuzenstoomer drie uur eerder in New-York aankomt, dat de post om half acht inplaats van acht uur wordt bezorgd en een dagblad om vijf uur het nieuws in uw bus klept, terwij 1 het concurreerende blad eerst om zes uur verschijnt, dat alles interesseert de menschen van onzen tijd machtig, aan dat alles hechten zij groote waarde" (177) Want tijd is geld. De gevolgen bleven ook hier echter niet uit ; de heiligste goddelijke en menschelijke rechten worden niet ongestraft geschonden en met plompen voet vertreden. Ontaarding, verval, -
175) Aangehaald door Prof. J3 Th. Jonker, Het Sociale Vraagstuk, b1z. 26. 176) Dr. A. Kuyper, De Christus en de Sociale Nooden, bladz. 54. 177) Werner Sorhbart, „Der Bourgeois", blz. 224.
ire ondergang en dood besluipen - van alle kanten onze mo4erne cultuurwereld en langzaam maar zeker gaat het naar den afgrond -donker en diep, waar weening is en knersing der tanden. Onze moderne cultuur! Waarin bestaat onze cultuur? In de Kunst ? Maar de ,zware meening" van L. van Deyssel, die „een groote kunst in wording" . zag na de tachtiger jaren, bleek heel weinig or het lijf te hebben, even weinig als de trots aangekondigde onderneming van zijn literaire bentgenooten om een vergoddelijkte Poezie in de plaats van d°n Christelijken eeredienst te stellen. (178 ) De ,groote kunst" bleef uit en de vergoddelijkte Poezie bleek allermenschel.ijkst zelfgenoegzaam. Heden ten dage slingert de kunst jammerlijk tusschen weeke, ziekelijke en ingebeelde gevoelens en onbestemd sentimenteel mystieke aandoeningen heen en weer. (179) „Het nageslacht zal lachen om hun Ik-verheffing en opgeschroefde smarten, om hun maatgehakkel en rijmgeknoei, om hun prozastuipen en verzen van klank zonder concrete beteekenis". 180) En van de Schilderkunst en de Muziek in het algemeen, geldt hetzelfde. En min of meer ook van de bouwkunst. De moderne kunst houdt van den schemer, van onduidelijkheid en onbegrijpelijkheid, terwijl het excentrieke en soms het dolzinnige in coloriet en teekening voor velen een groote aantrekkelijkheid schijnt te bezitten". ( 181) De groote kunst is dood. En een ruisching van treurmnuziek, wonderlijk bewogen, ver(
178) Albert Verweij, In!. tot de nieuwe Nederl. Dichtkunst, bldz. 8. 179) Prof. H. M. van Nes „De Nieuwe Mystiek, zie ook Max Nordau, ,,Ontaarding". 180) Carel Scharten „De Krachten der Toekomst." dl. I bladz. 65. 181) Max Nordau, ,Ontaarding," bladz. 117. Voor Bouwkunst leze men Berlage „Over Bouwkunst" bladz. 341 e. v.
I8tl Wanks de weemnoed, de twijfel, de onvoldaanheid van een Ad'slacht, dat Been hoop. meer heeft.. „Nu mocht ik liever hier van daan En slapen gaan en slapen gaan Bij mijnen lievcii Heere — Het leven wordt toch . waar ik toef, Naar mijn behoef wel veel to droef Dan dat ik 't meer begeere" ... klaa-gt Fred. v. Eeden in Ellen aangrijpend schoon. En Helene Lapidoth Swart snikt haar doodsverlangen uit in haar bundels ,,Verzen" en Bleeke Luchten" en bidt van God, opstandig woest, „de weldaad der narcosen, de eeuwige slaap voor haar verworpen en vertreden hart". En terwij1 Willem Klocs zich met het „lieve dood-zijn" vertrouwt maakt en Pot de Mont bitter vraagt, wie zijn „doode hart zal begraven", klaagt Johan de Meester over zijn gtm. is aan levensgeloof, 182) en vlockt Mareelles Emants bet uur z finer geboorte. 183 En aldus is de stemming internationaal. Nergens heeft de Kunst een groote, algemeene, alles absorbeerende idee ; voor zoover aanwezig, is de kunst individualistisch en gebroken. Kultuur, hooge geestescultuur ? nergens ! — Met benauwing en smart volgt de christen heL geknoei en gehuichel der buitenlandsche staatkunde. Sinds 1815 is in Europa het stelsel ingevoerd van het Staten.evenwicht. In werkelijkheid is dat stelsel een overwichts. stelsel. Dit bleek al op het Weener Congres. De groote Corsicaan was eindelijk gevallen en nu zou then dan het verbroken Staten-evenwicht weer herstellen, maar . . .. andermaal ten koste der kleine volken. (
(
)
182) D' Oliveira, „De Jongere Generatie," bladz. 27. 183) D' Oliveira, „De Mannen van '80," bladz. 109 e. v.
181 Het afschuwelijke is ook hier weer het ijdel gebruik en onheilig gesol in staatsstukken met Gods heiligen naam. Want terwij`I de , Heilige Alliantie" „in naam van de heilige Ondeelbare Drieeenheid" met priesterlijk gebaar een acte opstelde, waarin het beet • dat de Mogendheden bij Naar wederkeerige verhouding zich zullen vestigen op de goddelijke waarheden, die de eeuwige godsdienst van God den Verlosser ons leert", verklaar• de de kanselier von Metternich als politick raadsheer van keizer Frans van deze acte, (184) dat „het zinledige phrazen waren, zij konden geen kwaad, misschien goed doen ; als de acte maar een beetje veranderd werd, was er geen gevaar bij. Het was weer zoo'n phantastisch idee van den Russischen keizer, maar onschadelijk". Of nog anders : Terwijl het in vrome bewoordingen gestelde Verclrag zegt, dat de ,contracteerende vorsten, vereenigd door de banden van een waarachtige en onontbindbare broederschap, vrede en gerechtigheid zullen beschermen", is het Weener Congres het misvormde beeld van onderling wantrouwen en listig geintrigeer der „gecontracteerde" Staten om het Staten.-overwicht, zoowel door Pruisen als door Rusland begeerd, maar door Tayllerand en von Metternich tegengewerkt. (185) Dat is al dadelijk het heel slechte begin geweest. De leuze van het Staten•evenwicht is de verfoeilijkste leugen, ooit door diplomaten uitgedacht. Vooral Brailsford heeft dit onbetwistbaar aangetoond. ,,Het machtsevenwicht in Europa te handhaven was het motief, dat ons (Engeland) er toe leidde, de Triple Entente op te -
184) En nog wel aan zijn Vorst — een der onderteekenaars -- omd tt deze zijn dienaar om advies gevraagd had, hoe te handelen,;,met wit hij meende, dat een politick. stuk was! 185) Beckers Weltgeschichte, dl. 10, bladz. 135 — 142. Vergelijk ools prof. Dr. H. Brugmans, ,Wereldgeschiedenis" 4 dl.
182 richten als een slagboom tegen het Drievoudig Verbond, dat ons leidde tot een bewusten en voortdurenden wedijver met Duitschland, dat ons tot Frankrijks bondgenoot maakte bij een twist, die niet onze zaak was (Marokko) en ons er toe bracht, om na den veldtocht in Mandsjoerije, Rusland door financieele hulp en diplomatieke ondersteuning weer te herstellen op zijn plaats onder de groote mogendheden. -- Men mag betwijfelen, of eenig staatsman ooit in zijn binnenste een ,evenwicht " verlangde, indien het woord tenminste beteekent wat het inhoudt — . een nauwkeurige gelijkstelling van kracht en invloed van de Europeesche mogendheden. Wat ieder staatsman wenscht, is, dat de schaal van de macht zwaarder beladen zal z n naar z Jn z de. Hij begint te spreken van een evenwicht, wanneer de schaal naar de andere,zijde begint te dalen. Hij stapelt een gewicht op zijn schaal of grijpt een gewicht van de. andere af, maar hij scheidt nooit uit op het kritieke moment, wanneer de schalen gel^k staan. Het evenwicht is een metafoor van eerwaardige huichelarij, alleen maar dienend, om de voortdurende worsteling om macht en voorrang te vermommen. Wanneer een staatsman praat van evenwicht, bedoelt h
een voor hem zel f ganstig evenwicht" .
(
186)
Evenzoo Jhr. A. F. de Savornin Lohman, minister van Staat: ,, Aanvankelij k waren er vijf groote mogendheden, die het recht hadden, de kaart van Europa te teekenen, zooals zij zelf wilden. Een regeling, die berust op machtsverhoudingen. Die vijf mogendhcden waren de vijf voogden over Europa. Zij moesten echter zorgen, dat ieder zijn eigen baas bleef. Maar ieder trachtte de sterkste te zijn. Als Frankrijk sterker werd, moest Duitschland ook sterker worden. Tal van oorlogen hebben gediend (o. a. die van '66 en '70) om het evenwicht te herstellen. 186) Brailsford, „De Oorlog van Staal en Goud," bladz. 18.
I8 Na '70 kreeg Duitschland evenwel weer te veel overwicht. Het wezen nu van dezen oorlog is ; wie is de sterkste : Engeland of Duitschland ? Voor de oplossing van die vraag worden dagelijks duizenden jonge mannen opgeofferd, terwij 1 „de leiders" zorgen, dat 't den schijn heeft, alsof men voor hoogere doeleinden, voor zelfverdediging vecht. Inderdaad is 't anders. Er is nog iets bijgekomen : de geldmaker( . Spreker wijst op het groot-kapitalisme, dat op de lagere cultuurstaten als roofvogels neerstrijkt. De kapitalisten-exploitanten van die zwakke cultuurstaten worden gesteund door de diplomaten, die de kleine Staten dwingen, -zich te laten exploiteeren. Zoo heeft Egypte zich moeten laten exploiteeren, gedwongen door Engelands geweldige vlootmacht". • ( 187) Evenzoo Dr. Kuyper in „Om de oude Wereldzee". ,,Daar de geldmacht, eenmaal tot zoo reusachtige afinetingen uitgedijd, zich schier eindeloos vanzelf uitzet, ligt het in de natuur der zaak, dat elke groote mogendheid voor zij n internationale plannen schier geheel van het goeddunkcn van machtige ban. triers afhangt. En de hoogere politiek heeft zich in de laatste dertig jaar steeds meer in het vraagstuk van de afzetgebieden voor de Europeesche en Amerikaansche nijvcrrheid samengetrokken". Hij wijst er op, hoe nationalisme , en imperialisme hun invloed doen gelden in het wereldleven en erkent, dat het eenzijdig materialistisch karakter van de internationale worsteling kwalijk betwist kan worden (1138) Evenzoo de beer van Heutz: .
,,Zoo zullen moderne oorlogen steeds meer en meer om economische motieven worden gevoerd. De oorlogen, die Engeland 187) Aangehaald uit „De Telegraaf ' door B de Ligt: Tegen de Revolutie het Evangelic, bladz. 3 -- 4. Zie ook bij Brailsford de schitterende hoofd. stukken, ,Zakenpolitiek" en „Het Egyptische Voorbeeld," benevens J B vau Heutz Jr. „Over de Staatkundige Oorzaken van den huidigen Oorloe." 188) Aangehaald door B. de Ligt in ,Wereldstrijd" bldz. 8.
184 gevoerd heeft, z/n nooit anders dan handelsoorlogen geweest; vele zelfs niet uit noodzaak, maar uit zuiver winstbejag". En uit een bekroond geschrift van een Engelsch zeeofficier, haalt de schrijver de hier volgende bekentenis aan : ,,Wij voeren geen oorlog . uit sentimeizteele overwegingen. .Ik bctwijfel, of wij zulks ooit deden. Oorlog is het gevolg van handelstwisten ; doel is den tegenstander, die handelsvoor-
waarden, die tvj noodzakelUk achten ten voordeele va z onzen eigen Mandel, door lid t zivaarrdl op te drzngen. Allerlei aanlei,
dingen laten wij dan gelden, maar aan alles ligt de handel ten grondslag. ,,Of de oorzaak van den oorlog de verdediging of de verwerving van een strategische positie schijnt, of verdragsbreuk of vat ook, alle oorzaken laten zich terugbrengen tot ha ndelsbelangen als werkel ke oorzaak, eenvoudig omdat de handel voor ons levensnoodzaak is. 139 Aldus luidt het oordeel van mannen van naam en met een zeer vearantwoordelijke positie, over de Europeesche binnen- en buitenlandsche staatkunde. Trouweloosheid en misleiding over en weer terwille van grondbezit in vreemde gewesten, vroeger voornamelijk om het monopoi ie van den handel, thans om export van kapitaal en voortbrengingsmiddelen om vreemde landen te exploiteeren ten koste van - de bewoners en ten bate der machtige bankierssyndikaten in onze wereldsteden. 190 .D iartoe -- en mede uit vrees voor Rusland, bezette En. gelan r Egypte, veroverde Amerika Cuba en de Philippijnen, (
)
(
)
Japan Korea, Italie Tripolis ; daa.rtoe brak uit de eerste Balkan. oorlog, waarin bet rampzalige Ottonnaansche rijk deerlijk geha189) J. B. van Heutz : Over de staatkundige oorzaken van den huidigen oorlog, blz. 7-8. 190) Brailsford „De oorlog van steal en goud" en F. M. Wibaut , Economische Kronieken.
195 vend het veld moest ruimen voor Servie, Bulgarije en Griekenland ; daartoe ook Bingen de overwinnaars bij de verdeeling van den buit elkander te lijf als bloedhonden. En intusschen zagen de Groote Mogenheden met brandende oogen toe. Bevend van spanning. De verdeeling van Turkije kittelde de hebzucht van alien. Ieder voor zich was intrigeerend op zoek naar terreinen voor export van kapitaal en waren ; Duitschland zocht zich een weg te banen door bevriend Turkije naar KleinAzie en naar alle werelddeelen ; Oostenrijk reikhalsde kuipend al jaren naar een haven aan de Oostkust der Adriatische zee; Rusland begeert schrokkig Konstantinopel, een deel van den Balkan, Klein-Aze, Perzie, en niet onmogelijk een vlootstandpunt aan den Atlantischen Oceaan ; Engeland wil houden wat het heeft en zijn Wereldrijk afronden en bevestigen, sterker dan ooit ; Frankrijk beoogt ditzelfde angstvallig in Afrika en vecht voor een Fransch Elzas-Lotharingen ; Italie doet mee, om niet over te schieten als de buit wordt verdeeld, terwij 1 Servie en Rumenie verlokt werden met. Macedonia en Zevenbergen. En zoo ontbrandde de Wereldoorlog. Noemt ge dat cultuur ? Wancultuur is deze razende jacht naar goud, naar sfeeren van invloed, een krankzinnigheid, een delirium-tremens, die alien en alles meesleurt in woesten. vaart : kapitalisten en bankiers, bezitters en bezitloozen, alien : en overmand en ,bezeten" door duivelsche machten, bedrijft de menschheid haar verschrikkelijksten massa-moord en wordt Europa gemaakt tot een gruwelijk en reusachtig abattoir. En dit on lei•gaan w ij' alien als can bloedige vcrschrikking in schuwen angst. En we fluisteren elkaar toe, dat het toch niet fang duren kan, zoolets monsterachtigs, hoogstens drie maanden, een jaar. Maar tot onze verbijstering duurt deze verschrikking nu reeds twee on een half jaar. Geed c;inde nog te zien. Is de
186 menschheid gek - geworden en de wereld .een gekkenhuis ? Zoo vragen we, kiagen we. Alsof deze vreeselijke wereldoorlog het ergste is ! Alsof de ellende onzer moderne cultuur alleen in den oorlog ten hemel schreit! Reeds bespraken wij den jammer van het millioenen talrijke loonproletariaat, gekneusd, mishandeld, misvormd door de fabriek. • En uit de eigen monden dezer rampzaligen der moderne cultuur hebben we kunnen hooren, hoe diep, hoe troosteloos diep er geleden wordt in de fabriek. En overal verrijzen zij, de fabrieken en overal dringt ze door, de machine. „In de middeleeuwen bouwden we kerken, prachtkathedralen. De torens wezen omhoog. Nu bouwen we fabrieken. Morsige, toonlooze gebouwen. Graven. Op de fabriek zetten wij schoorsteenen, zij braken rook. De schoorsteenen wijzen niet, zooals men meenen zou, naar boven, maar naar beneden. Want de rook, die zij uitbraken komt uit de aarde. De fabriek zuigt ze op uit den oven, uit de mijn, Rook stijgt op en slaat neer, en bezwalkt en verduistert de aarde. Neen, een schoorsteen is geen toren. Onze tijd is een jammerlijke tijd, een schrikkelijke tijd, een ellendige tijd. Het is alles fabriek, fabriek. Het is alles graf, graf. Wij hebben de mechanische kracht ontketend. Maar zijn op onze beurt door haar onderworpen. Wij zijn gemechaniseerd". 191 ,,Daardoor is het levens-tempo des menschen buitengewoon versneld. Van de heele en de halve noten zijn we gekomen tot de. trillers. Het bliksemt tegenwoordig overal in de wereld. De telegraaf bliksemt, de telefoo bliksemt, de treinen bliksemen. Niemand heeft in deze dagen meer tijd. ,
(
)
191) Aldus Dr. J. H. Gerritsen in een serie schitterende artikelen over Cultuur en Rrligie in Het Kerkelijk Weekblad Nov. Dec. 1915,
187 Voort, voort moeten wij. Geer oogenblik mogen wij stilstaan. Altijd klinkt de zweep van den geheimzinnigen drijver. die overal en nergens is, door de lucht. Alles gaat tegenwoordig altijd eventjes. Wij komen ,eventjes" een visi-tie, ,eventjes" een praatje maken. Wij moeten ,eventjes" hierheen, ,eventies" daarheen. Wij gaan ,,eventjes" naar Utrecht, ,eventjes" naar Groningen, "eventjes", zoo noodig, naar Berlijn. Wij reizen des daags en wij reizen des nachts, wij reizen wakende en slapende. Wij reizen niet meer, wij vliegen. Wij springen op de tram. Wij breken de beenen. Het doet er niet toe. Voort met de heele of met de gebroken beenen. Wij hebben geen minuut te verliezen. Voor een minuut wagen wij ons leven. Wij hangen met onze oogen aan de wijzers van de klok. „Al zoo laat" mompelen wij en we grijpen naar ons horloge, om den tijd van de klok te controleeren met onzen eigen tijd. Het icon Bens zijn, dat wij nog twee minuten te goed hadden. Dan was • het mogelijk, dat wij den trein nog haalden. En wij gaan weer- aan den haal, om den trein te halen, die misschien niet meer te halen is. 0, wat hebben wij een haast ! Niemand weet eigenlijk, waarom, maar wij hebben tegenwoordig allemaal altijd haast. Wie wandelt er tegenwoordig nog ? Wie kuiert er in onzen tijd nog ? Kuieren, wat was dat ook weer? Men kuiert niet meer. Men hangt aan een tram, men ligt op een fiets, men snort elkander voorbij. Men ziet niets, men hoort niets. En at sneller wordt het tempo. Het wordt een duivelsdans.. Eindelijk kunnen wij niet meer en wij zakken in elkaar. Geknakt, gedood door de machinate kracht, die ons de zoo noodzakelijke rust had ontnomen". 191 Waar gran we heen ? Al sneller en sneller rolt de Jaggernautswagen onzer tegen. (
)
188 woordige cultuur, millioenen en millioenen onder zijn onmeedogende wielen verpletterend. Zal het gedrocht on's alien meesleuren en vermorzelen, of staan er kloeke mannen gereed op den wee, om met krachtige hand een spaak te steken tusschen de wielen ? Daar staan er inderdaad. En daaronder de religieuse socialisten. Het religieus socialisme is, wat wij noemden, de geestelijke en economische veerslag van- en een reactie tegen de maatschappelijke en staatkundige . ontaarding onzer moderne cultuurwereld. Dat is zijn eere. Daarvoor buig ik bewogen. Daar ritselt leven tusschen de. doodsbeenderen, ontroerde menschen gaan rond en in hun oog is de tinteling der geestdrift. Al is dit niet alles, misschien zelfs niet veel, het is iets in een wereld van dorheid, ontaarding verval. De eer, dat hetals reactie niet tevergeefs verscheen aan den .einder des tijds, is het hiermede gegeven. Maar ons redden van de ellende onzer cultuur, kan het niet Den Jaggernautswagen brengt het niet tot staan. Dit hebben wij getracht in de voorgaa.nde bladzijde.n in bijzonderheden to bewijzen voor wie met ons eensgeestes zijn in Christus. Wij ko-. men thans daarop niet meer terug. Maar wij hebben een nieuwe conclusie te voegen bij de vorige. De schets van ons hedendaagsche cultuurleven, noodig om het religieus . socialisme te kunnen verklaren als een noodzakelijke reactie, overtuigde tevens van de klove, welke bestaat ook tusschen Christendom en cultuur. Zoo oordeelt het Mene, Mene Tekel Upharsin en het religieus socialisme en de twintigeeuwsche cultuurwereld in eenen. Het christendom staat. voor een ontzaglijke task. Het mag de cultuur van onzcn dag niet in bescherming nemen tegenover het religious socialisme. Het ging in onze grondbeginselen hiervoren, zelfs nog principieeler, tegen de beginselen di-er cultuur in. Maar zoo ook heeft het een zware taak: het most eenerzijds -
-
-
,
19v een verbinding zoeken tusschen Christendom en cu!tuur en anderzijds zich principieel verklaren tegen het religieus socialisme, dat als maatschappelijk ideaal de duizenden trekt. Dit laatste is nu geschied, Onze taak is hiermede afgeloopen. Een kant van het cultuurprobleem echter nog. Wij hebben niet alles gezegd waarom het hier gaat. En daardoor bleef het religieus socialisme als geeste4ike reactie nog wat in hc- t . duister. Het betreft zijn noodwendig pantheIstisch karakter. Voor ons ligt aan het gansche cultuurprobleem de Londe ten grondslag. Godsvervreemding en daardoor Christus-verloochening is het begin van alles. De ontaarding van het arbeidsproces in winst- en loon-motief, het jammerlijk uiteenvallen der menschelijke gemeenschap in millioenen elkander verdringende en verbijtende individuen, het ontstellend egoistne, kortom het schreeuwend tekort aan waarachtig blij leven, het zijn alien de gevolgen van dezelfde zonde : afval yan God. Daarmee is het laatste en het diepste gezegd, wat gezegd worden kan. Maar niet alles is daarmee gezegd. Want de afval van God . heeft een gestalte aangenomen. En meer dan een. Doch wat we nog niet noemden is het wetenschappe4/k karakter van onzen tijd. Onze eeuw is de eeuw der wetenschap. Van de doctoren Pluizer en Cijfer. En het is geloopen dat wetenschap en Christendom botsten. Zooals twee schepen, die op elkander stietten, zoo botsten wetenschap en Christendom op elkander. Waardoor dit ongeluk plaats had en door wiens schuld doet er nu niet toe. Om de botsing alleen gaat het bier. En om de gevolgen. De wetenschap trof het Christendom onder de waterlinie. En geducht. Het schip begon to zinken. Al dieper. Een deal der manschap snelde naar de pompen. Die manschap had haar
zoo
196 9chip lief. En zij ponipte uit alle nmacht. Een atider dee! ijiings verliet het getroffen vaartuig, om zich te bergen aan boord van de wetenschap. Het Christendom was toch niet meer te redden. Zoo scheen het velen. Maar die allerergste tijd is aiweer voorbij. En nog altoos is het Christendom er. En doet het van zich spreken. Maar het scherpziende oog der liefde moet toch erkennen: het is niet meer dat ; het Christendom is het oude niet meer als van voor de hotsing. Het vaartuig heeft geladen. En dat is merkbaar. Het yolk stroomt ook niet meer zoo toe, om dienst te nemen, Tal van knappe koppen en kloeke borsten monsteren bij de wetenschap, Voor ontelbaren is het Christendom als een oude, wrakke kast, die nog zoowat met den stroom meedrijft. Een tijdje nog. Tot de eerstvolgende storm het den genadeslag geeft.1 Wetenschap en Christendom botsen. Door de wetenschap is alles kwestieus geworden. Alles. Het Christendom, Christus, God, moraal, recht, alles. Wetenschap staat tegenover Christendom. „Men kan het nog nuchterder zeggen ; nu staat het : de feiten tegenover het geloof „et rien n'est brutal qu'un fait !" De natuur wordt vermeesterd. Zij wordt geatomiseerd. Alles wordt voor ons bloot gelegd. Wij zien haar zenuwen en het is alles natuurlijk. Een plaats voor een God is er niet. Dat is het ernstige. En het irriteerende daarbij is, dat het aldoor, onmerkbaar, onstuitbaar voortschrijdt van het eene naar het andere, altoos verder. Krankheden hebben wij al lang begrepen en toen wij ze konden verklaren, konden wij meteen ze bestrijden. Men heeft de pokziekte een geesel Gods genoemd, maar wij zijn gekomen en wij hebben den geesel genomen uit de handen van God en nu wordt ons menschengeslacht veel minder daardoor gegeeseld. Wij hebben ons verzekerd tegen rampen van brand
f91 en ramped vary attendi ongevallei eii wij hebheii m t een gevoel van grooter gerustheid dan vroeger ; maar niet, omdat er zooveel dieper vertrouwen is in God. Schrikken wij van zons- en maansverduistering, zooals naieve volkeren er van schrikken en zich neerwerpen in angst? Wij voorspellen de maans- en zonsverduisteringen ; nauwkeurig, lang vooruit. Dat is alles heel gewoon ; maar het terrein, dat nu voor God overblijft, is toch veel kleiner dan het terrein, dat God indertijd had bij de naieve volkeren." 192 Dat heeft de wetenschap bewerkt. ,,En dan zijn er twee woorden, die de tooverwoorden zijn van onzen tijd : Wetenschap en Evolutie. Zij beteekenen formeel dit, dat wij weten, of anders weldra zullen weten ; en materieel dit, dat de verklaring gevonden moet langs' den weg van de Evolutie. En nu wij die twee begrippen hebben, staan wij uitdagend tegenover de natuur en tegenover al haar raadselen. Zij toont ons al haar geheimen, haar stoffelijke en haar gees. telijke geheimen, - en wij ontraadselen haar. Maar nadat wij haar ontraadseld hebben, beheerschen wij haar. En daarnaast : Er zal Evolutie zijn, langzame ontplooiing; en dus Been behoefte meer aan een voorzienige hand van God, die het wonderlijk verloop der dingen zou geleid hebben naar haar eigen bestel. Want wij wijzen u met den vinger aan al, wat gebeurt. En wij wijzen u de oorzaak van al dat gebeurende. En niet alleen dit. De Evolutie beduidt ons ook den overgang van vorm in vorm en dus wegwissching van grenzen, die getrokken waren, en dus oplossing van het absolute. Er blijft alleen iets relatiefs. En eigenlijk begrijpen wij in onze twintigste eeuw een mensch niet meer, die zich verbeeldt, iets abso(
)
192) Prof. J. R. Slotemaker de Bruine : „Het Ge!o $f aan God in de twintigste eeuw", bladz. 7-8. Idem, bladz. 10-11
192 luuts to bezitten. En God dan, die absoluut moet zijn of .... niet moet zijn ? En het geloof aan God dan, dat toch een kern van het absolute moet hebben ?"( 192 Er is Been plaats meer voor God. En dat heeft de wetenschap bewerkt. Maar het gaat nog dieper. De meest scherpe karakteristiek van de wetenschap is, dat zij causaal is. ,,De wetenschap zoekt altijd naar een oorzaak, waardoor iets bestaat. Op zichzelf genoren is dit niets bizonders. Maar de wetenschap doet meer. Zij veronderstelt, dat alles met noodzakelijkheid wordt veroorzaakt. M. a. w. de wetenschap loochent de wereld der vrij heid. De wetenschap zoekt niet naar oorzaken zonder meer, maar naar determineerende oorzaken.' Alles wat geschiedt, geschiedt, omdat het geschieden . moet. Een verschij nse:l verklaren wil in . de taal der wetenschap zeggen, de bepalende factoren van het verschijnsel vinden. Eigenlijk doet de wetenschap niet antlers dan ontbinden in factoren. Daar zijn dingen, wier oorzaak men nog niet kent. De wetenschap - zal niet rusten, voordat zij ze gevonden heeft, en zij meent, dat ze altijd to vinden zijn. Zoo zoekt de wetenschap, gelijk ik het noemde, naar een ocrzakelijke, d.i, een causale verklaring der dingen. Het niet-causale sluit zij van het gebied van Naar onderzoek uit. Dit bestaat voor haar niet. Dat behoort niet tot de ,wetenschap" . Dit is het karakteristieke van het wetenschappelijk streven onzer dagen. Nu komt ieder, die het leven van den tegenwoordiger tijd medemaakt, min of meer onder den indruk van dit wetenschappelijk streven. Hij wordt door de causale denkmethode beheerscht. Hij gaat ,causaal" denken, voelen. En juist met deze causale denkmethode botst het religieuse )
193 ven. De religie leeft in een geheel andere levensfeer dan de causale. Het causale is het noodzakelijk-veroorzaakte. Aan het causale ontbreekt de geheimzinnige factor der vrijheid. Hier is geen wil, geen keuze. Hier is geen anders kunnen, geen anders zijn, geen anders doen mogelijk. Hier heerscht de ijzeren wet der noodzakelijkheid. In de causale wereld is nimmer sprake van schuld in den zedelijken zin des woords. Hier is geen verantwoordelijkheid. In de causale wereld ontbreekt het persoonlijke, het spontane. De causale wereld draagt cen mechanisch karakter. Zij is als een fabriek, waar ieder rad met noodwendigheid beweegt en bewogen wordt. In deze levenssfeer gaat aldus het persoonlijke teloor. En juist om het persoonlijke beweegt zich het religieuse Leven. God is persoon, zoo zegt de religie. En God, die persoon is wil door personen, niet door .machines gediend worden, dat is, Hij wil met vrijheid worden gediend. In het religieuse leven hebben wij met wilsverhoudingen to doen. Religie bestaat in het liefhebben van God en als onmiddellijk uitvloeisel daarvan, in het liefhebben van den naaste. Daarom botsen causale en religieuse wereldbeschouwing met elkander. Wetenschap en religie staan als onverzoenlijke vijanden tegenover elkander." (193) Maar feller nog wetenschap en Christendom. Want gelijk wij hierboven, in dankbare navolging van Dr. J. H. Gerretsen schreven, stelt het Christendom in het midden van zijn belij denis de lichamelijke Opstanding van Jezus uit de dooden. Aan het kruis werd het offer der liefde volbracht. Maar het ledige graf is het begin van het Christendom. Zonder de Opstanding is het kruis ijdel, wijl dan de duisternis het zou hebben gewonnen van het licht. En juist de lichamelijke Opstanding van Jezus Christus 6
193) N. 1. H. Gerretsetl, Kerkelljk Weekblad ven 6 Nov. 1915.
13
194 botst: het hevigst tegen het wetenschappelijk besef . onzer dagen, ,,Immers wordt in de Opstanding van Christus de causale wereld verbroken. De . causale wereld is de wereld van oorzaak en gevolg. Het is de wereld der noodzakelijkheid. Het is de stoffelijke wereld. Welnu, in de opstanding van Christus is . deze stoffelijke wereld opgeheven. Het graf. was ledig, Jezus verheerlijkt. Dit is de prediking : van het Paasch-evangelie. Een hoogere : wereld is door de lagere wereld heen gebroken. Hier sch ij n t een on * aplosbare tegenspraak te bestaan met de wetenschap onzer dagen. Hier staat wereldbeschouwing tegenover wereldbeschou• wing. Er is in de . causale wereldopvatting geen pla ats voc r. de Opstanding. Christendom en hedendaagsche cultuur kunnen , nit met. elkander worden verbonden. Zij ,sluiten elkander uit." ( 1 94) Zoo schijnt het. Inderdaad is er verzoening niogelijk. M.aar: wij mogen volstaan met het , cultuurprobleem to ste'llen alleen, onldat wij , in deze studie het religieus socialisme als , reactie moesten verklaren. W.ij hebben nu de wetenschappelijke en geestelijke zij,de van het cultuwprobleem gegeven. En nu gelooven wij, te mogen zeggen, dat het aesthetisch ; pan• theIstisch karakter van het religieus , socialisme, van bet gekenschetste wetensch h a.ppelijk karakter van onzen tijd, de geestel/ke iuerslag is. Flet; heeft met de, mechanisch wetenschappelijke wereldbeschouwing gebroken. Het materialisme: is. losgelatn. Met : nadruk beroept het zich, vooral bij monde van de Ligt, op de in erl/ke e.ryar ng. Maar het heeEt oqk met - groat geid tol betaald aan de wetenschap. Het heeft concessie . op concessie, gedaan ; het heeft tensl9tte gem end de.. religie aiieen : nog te kunnen handhaven tegenover de wetenschap, in den vagen vorm, Bien wij vonden. Het heeft :
,
194) Dr. J. H. Gerretsen Kerkclijk Weekblad, 6 Nov. 1915.
195 de christelljke heilsfeite'n losgelaten, omdat het deze niet verantwoorden 'kon voor de wetenschap van onze dagen. „Ik noem hier weer de ' opstanding van Christus als het groote feit. Er zijn er meerdere te noemen. Doch deze laat ik gernakshalve rusten. Om het eene feit van de opstanding kunnen wij de kwestie, die ons hier bezig houdt, gemakkelijk groepeeren. Als iede're gebeurtenis uit het verleden is de wetenschap ook dit 'feit gaan onderzoeken. Dit is het recht, dit is de plicht der wetenschap. Zij heeft de berichten omtrent de opstanding voor zich genomen, naar hun herkomst gevraagd. Zij heeft gezift, gewikt, gewogen en toen haar slotsom opgemaakt. Is die conclusie onvoorwaar• delijk gunstig geweest voor de historiciteit van het feit ? Neen. Daar zijn verschillende, op sommige punten met elkander stri deride bronnen. Be'richten van ooggetuigen zijn er niet. Ike Ev9 tiAclien staan in het gunstigste geval 30 jar`en of 'van het feit, dat tij 'vermelden. De brieven van de apostelen veronderstellen Pa'gc'hen. Maar zijn deze brieven echt ? Van wie hebben de apostelen hunne mededeelingen ? Zoo zijn er vele argumenten tegen de historiciteit van de' opstanding van Christus. Daartegenover staat, dat er ge'en bronnen zijn, die zeggen, dat Jezus n'iet is opgestaan, dat bet geloof aan de opstanding ii die eerie Christelijke gemeente algemeen was, dat de tegenstrijdi • heden betrek'king hebben op bij zonderheden, dat iedere poging c iri het Christendom zond*er de opstanding te verklaren misl'ukt is •enz. Zoo bleef de evenaar zweven tusschen voor en tegen. weenschappelijke zekerheid was er niet. Zal men den bijbel in het algemeen van het wetenschappelijk onderzoek uitsluiten ? Zal men zeggen, dat alleen dit boek niet mag worden gedaagd voor den rechterstoel der wetenschap ? Daar is Been enkel wetenschappelijk man, die dezen eisch zal inwilligen. Hij is ook niet rechtmatig. Indien de opstanding van Christus alleen op deze wijze kan wOrden geha dha M, is het vd6r den -
-
196 cultuurmensch van onze dagen eenvoudig onmogelijk aan de opstanding vast te houden. Cultuur en Christendom blijven dam onverzoend tegenover elkander staan. Zal een inspiratie-theorie redding kunnen brengen ? Wat weet de wetenschap van een inspiratie-theorie of ! De wetenschap weet maar een ding, van haar methode. Deze past zij toe ! Overal. Ook bier. Zij vraagt naar bronnen, bewijzen bewijzen. Waar deze niet of in niet voldoende mate aanwezig zijn, aanvaardt zij een gebeurtenis niet" 195 Zoo heeft het religieus socialisme gemeend het historisch Christendom niet te kunnen handhaven. Wat het overhield hebben we ernstig onderzocht en objectief weergegeven. Het was droef weinig. Waar het wat scheen, als in den Bond van christen-socialisten, vonden wij ten deele wat anders, ten deele de Christelijke ethiek, losgemaakt van het historisch Christendom. 0 zeker, Christus aanvaardt men er als de hoogste Godsopenbaring en het Christendom eert men als den hoogst geklommen Godsdienst. Dit wil men vasthouden. Dit denkt men nog voor de wetenschap te kunnen rechtvaardigen. Maar aldus houdt Christus op Christus te zijn ; aldus houdt het Christendom op Christendom te zijn. Want niet dit is de h erlijkheid van Christus en niet dit de beteekenis van het Christendom, dat men in beiden prijst de hoogste Godsopenbaring, maar dit is de glorie van Christus en dit Christendom, dat men belijden nag en kan en zal als het eigene en aparte : de opstanding van Jezus Christus met at wat daaruit volgt, waardoor de zonde, Welke aan deze onze wereld ten grondslag ligt, opgeheven w.erd en waardoor de mogelijkheid gegeven is om deze wereld te redden, te heiligen en te verhierlijken. Wie a1leen spreekt van het Christendom als de hoogste godsopenbaring, plaatst het Christendom naast alle overige gods-
(
)
195) Dr. J. H. Gerretsen Kerkelijk Weekbled 6 Nov. 1915.
17 diensten. „Het komt aldus in nuance te staan met alle overige religies en- wordt aldus principieel teruggebracht tot religie in den algemeenen zin des woords" (195) Metterdaad is dat ook gebleken. Zoo is dan het religieus socialisme de geestelijke en economische neerslag van- en de reactie tegen een cultuurwereld, Welke zienderoogen ondergaat in het duister der ontaarding. Maar het is tegelijkertijd aan die cultuur geketend door zijn eenzijdigheid, door zijn concessies aan den geest dezer eeuw ten koste van het Christendom. In geen enkel opzicht kunnen wij aan deze nieuwe religie en levensrichting een Christel jk karakter toekennen. Wij herhalen dan. ook : voor de rechtbank van het Christendom geoordeeld is het religieus socialisme in zijn tegenwoordige verschijning, een verwerpelijke dwaling, en voor den Chrisen een volstrekt verboden zaak..
Onze taak is ten einde. Wij hebben getracht door te dringen tot het wezen van het religieus socialisme ; wij zijn verder gegaan en hebben het gevondene getoetst aan onze Christelijke levens- en wereldbeschouwing en moesten het gevondene verwerpen als in strijd met het Christendom. Vervolgens toonden wij het geestelijk maatschappelijk millieu waaruit het religieus socialisme als reactie voortkwam, waarbij wij de gelegenheid kregen om het cultuurprobleem onzer dagen o.i. zuiverder te stellen dan het religieus socialisme deed. Nu, aan het einde peinzend, overzie ik nog Bens den afgelegden weg. En ik gevoel geen vreugde. Het is om -de Touter negatieve uitkomsten, die ik verkreeg. Al was dat ook het doel met dit werk. Heel zeker weet ik nu plotseling, dat, zoo dit 195) Dr. J. H. Gerretsen Kerkelijk Weekblad 6 Npv. 1915,
.198 alley was wat ik 'te zeggen heb, de ntoed mij ail schrijvende ontvallen zou zijn. Want helderder dan ooit zie ik - onze moderne wereld zuchten en hijgen onder het gewicht van arbeid en leed.;
,
inniger dan ooit ben ik overtuigd, dat de ontaarding omter industrie-eeuw in vollen gang is. En daar gaan zij, met gekromden rug en ingezonken 'borst, de ouderen van dagen ; en daar gaan zij, de jongeren, in de sc haduw van wat huxn voorland is ; char gaan zij, en -allen, Jong en oud, man en vrouw, zij hebben op het socialisme genet hun laatste restje geloof in het leven en vertrouwen op de toekdmst. Zoo wij niets beters in de plaats te geven hadden, zoo wij niet kenden een oplossing, de lust tot dezen arbeid van afbreke'n zou ons vergaan zijn, zou ons, als te harteloos, te zwaar zijn ge%v-orden. Maar al moeten wij dan bekennen, dat het religieus sOcialisme een noodlottige dwaling is en de oplossing voor het c ltuürprobleem niet geeft, en al moeten wij bekennen, dat ook tusschen Christendom en cultuur de verbinding zoo goed als verbroken is, toch -- een verbinding tusschen die beiden is inogelijk, toch, een -oplossing voor het smartelijk schrij`nende sdciale vraagstuk is te geven. En door het Christendom. En door het Christendom, dat in het midde'n va'n zijn be= lijdenis stelt de opstanding van Jezus Christus, het centrale 'feit, dat let meest onverzoenbaar tegenover het wetenschhappelijk be. sef 'onzer dagen schijnt te staan. Juist door dit felt, juist door de opstanding is de verbindhig mogelijk en de oplossing gegeven. 0, dat men het wist, het zag, zooals ik het nu zie. Naar mijn innigste overtuiging is dr. J. H. Gerretsen hl r de baanbreker geweest, de eerste, die 'een poging deed on 'va h uitr het centrale felt van de opstanding, *Christendom 'en 'cultnur te verzoenen op een wijze, die bevredigen kan. Hij heeft den weg geweze'.n. And eren moeten dien verder gaan en zelfstandig, -
.
-
-
,
199 waar noodig -en mogelijk, zijwegen aanleggen. Het is mij een eer, een lust, de eerste, of een der eersten te zij n, die de vruchtbare hypothese van Gerritsen verder begeert uit te werken, in het bijzonder --- een zijweg -- voor de sociale kwestie onzer dagen.
INHOUD.
$ladz. Inleiding.
.
.
Religie •
7. 12.
•
29.
De Blijde Wereld. . . . . . . . . . . .
46.
De Bond vary christen-Socialisten . • • • • •
63.
Levensrich ti ng.
..
Het Religieus Socialistisch Verbond . • • • . 105. Beoordeeling
138.
Als Reactie. .
171.