Oratie Arie Dijkstra
1
Het nut van de Sociale Psychologie voor preventie van ziekte en omgaan met ziekte 3 maart 2009 Arie Dijkstra
Mijnheer de Rector Magnificus, Zeer gewaardeerde toehoorders, Ik zal oreren in het kader van de aanvaarding van mijn leeropdracht, “Sociale Psychologie van Gezondheid en Ziekte”. Ik wil u mijn visie op wetenschappelijk onderzoek in de sociale psychologie geven, in het bijzonder in dit domein van gezondheid en ziekte en enkele voorbeelden van mijn wetenschappelijk werk. Er was een tijd dat de wereld vol was met verschijnselen die nog niet ontdekt waren. Continenten, sterren, diersoorten, ons verre verleden; ze waren onbekend. De ontdekkingen lagen voor het oprapen. De vooruitgang in de wetenschap was groot. Zo konden er in de Geneeskunde nog buikorganen worden ontdekt en lichaamsvloeistoffen die nooit eerder waren aangetroffen. Ook op het gebied van de psychologie was er veel onbekend en maakte de wetenschap grote stappen. Hoe komen emoties tot stand? Wat is de invloed van het onbewuste? Hoe gaan mensen om met tegenstrijdige gedachten? Hoe kijken mensen naar elkaar? Hoe beïnvloeden groepen menselijk gedrag? Er was veel te ontdekken, de vooruitgang in de wetenschap was groot. Maar die tijd is voorbij. De tijd van de grote ontdekkingen en de geheel nieuwe perspectieven is voorbij. Ook in de sociale psychologie zoals wij die in Nederland bedrijven. De ontdekkingen in de sociale psychologie worden steeds kleiner, de voortgang wordt steeds kleiner. Net als bij veel andere wetenschapsgebieden. Er is in de sociale psychologie sprake van een verminderde meerwaarde van het wetenschappelijk onderzoek. En natuurlijk ontstaan er weer nieuwe onderzoeksparadigma’s, zelf nieuwe wetenschappelijke paradigma’s, maar ook die lijden steeds sneller aan hetzelfde euvel: de verminderde meerwaarde. Ook in de topsport zien we een dergelijke stagnatie. Het duurt langer voordat records gebroken worden en als ze gebroken worden dan is de verbetering meestal miniem. Zo nadert de sociale psychologie een omslagpunt dat vragen oproept naar de waarde en het nut van haar onderzoek.
Oratie Arie Dijkstra
2
Deze curve van de verminderde meerwaarde is inherent aan de realiteit omdat die op een beperkt aantal manieren zinvol is te omschrijven. Het Systeme International in de natuurkunde en chemie is daar een mooi voorbeeld van: Dit systeem definieert de fysische grootheden waarmee we de realiteit kunnen omschrijven, onder andere lengte, tijd en massa. Vanuit de basiseenheden kunnen weer meer, maar nog altijd een beperkt aantal andere eenheden en grootheden worden afgeleid. Het is de vraag of er ooit nog grootheden bij zullen komen; het Systeme International is af. Meer is er niet. De realiteit is niet oneindig complex, wel complex, maar niet oneindig. En dat merken we in de voortgang van de wetenschap. Ook in de bestudering van de psyche zien we een eindige complexiteit. De psyche is ook maar op een beperkt aantal voor ons zinvolle manieren te omschrijven. En de meeste zinvolle manieren zijn al bedacht en daarmee worden de ontdekkingen steeds kleiner. Zo nadert de sociale psychologie een omslagpunt dat vragen oproept naar de waarde en het nut van haar onderzoek. Die vragen worden ook vooral opgeroepen door de schaarste aan middelen in onze maatschappij. Die schaarste dwingt ons om te kiezen waar we geld aan besteden. Gebruiken we belastinggeld voor wegenbouw of voor genetica. Besteden we het aan verpleeghuiszorg of aan sociale psychologie? Naarmate de vooruitgang in de wetenschap kleiner wordt, wordt de neiging om het schaarse geld ergens anders in te steken groter. De invloed van politiek en maatschappij op de richting en inhoud van wetenschappelijk onderzoek neemt dan ook toe. Konden in Nederland 20 jaar geleden de universiteiten zelf het aan hun toegewezen geld verdelen en konden wetenschappers grotendeels zelf bepalen wat ze onderzochten, tegenwoordig is dat geld voornamelijk binnen te halen via externe geldschieters. Hoewel er in Nederland wat betreft de sociale psychologie nog weinig beleidsinvloed wordt uitgeoefend op de inhoud van de wetenschap, kan een groeiende subsidiegever als ZON-NW eenvoudigweg afdwingen welke richtingen van onderzoek wel of niet gefinancierd wordt. Deze tendens is ook internationaal zichtbaar. In de officiële nieuwsbrief van de Society for Personality and Social Psychology, genaamd Dialoque, komt dat heel helder terug. Sociaal psychologen van aanzien klagen er over dat de sociale psychologie niet serieus wordt genomen; er is veel minder geld beschikbaar voor fundamenteel sociaal psychologisch onderzoek. De politiek en de maatschappij willen waar zien voor hun geld. Termen als kenniseconomie, utiliteit en valorisatie representeren een toenemende druk op onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. De
Oratie Arie Dijkstra
3
verminderde meerwaarde samen met de toenemende politieke en maatschappelijke sturing van onderzoeksgelden dragen het gevaar in zich dat ook de wetenschappelijke sociale psychologie een speelbal wordt van maatschappelijke krachten en prioriteiten. De overheid mag dan utiliteit en valorisatie van wetenschap voorstaan, tegelijkertijd is er in de politiek en in vele maatschappelijke sectoren zoals de economie en de gezondheidszorg, een pijnlijk gebrek aan kennis van sociaal psychologische wetmatigheden die het dagelijkse menselijke gedrag bepalen. Zo wordt de discussie rond de vrijheid van meningsuiting volledig beheerst door ideologische en filosofische perspectieven, terwijl het eigenlijk gaat over relaties tussen mensen, over hoe mensen elkaar beïnvloeden. Het gaat over de wetmatigheden op het gebied van communicatie. Het gaat om motieven, zoals angst voor identiteitsverlies, angst voor de dood, zelfpresentatie, het uitoefenen van sociale invloed. Het gaat om reacties zoals zelfbedreiging, weerstand, groepscohesie. Pas als men de wetmatigheden beschreven in dergelijke concepten en theorieën in ogenschouw neemt, kan men het proces goed snappen, beoordelen en beïnvloeden. Het huidige debat in de politiek en de media rond vrijheid van meningsuiting overstijgt dan ook meestal niet het niveau van borrelpraat. En dat geldt ook voor vele andere sociaalmaatschappelijke verschijnselen waar men invloed op zou willen uitoefenen. Als het om de fysische wereld gaat snapt iedereen dat effectieve actie valt of staat met het rekening houden met de wetmatigheden. Bij vliegen houden we rekening met de zwaartekracht, bij het afremmen in de auto houden we rekening met de massa van de auto en bij brand vertrouwen we op de verstikkende werking van water om te blussen. Maar ook als het gaat om de sociale wereld zijn het de sociaal psychologische wetmatigheden die bepalend zijn voor het optreden en de vorm van verschijnselen. Om de sociale realiteit effectief te kunnen beïnvloeden dient men daar dus rekening mee te houden. En daar schort het aan in de huidige maatschappij; sociaal psychologische kennis wordt te weinig gebruikt. Voor de gezondheidszorg heeft dat enorme consequenties. Bijna 50% van de mensen in Nederland sterft aan oorzaken die in principe door middel van gedrag voorkomen hadden kunnen worden. Van de patiënten die medicijnen krijgen voorgeschreven, houdt 30% tot 50% zich niet aan de voorschriften, met als gevolg ineffectieve medische behandelingen. Kennis over gedragsverandering bij individuen en groepen is een harde voorwaarde voor het oplossen van deze problemen.
Oratie Arie Dijkstra
4
Enerzijds is er dus de toenemende maatschappelijke druk om waardevol wetenschappelijk onderzoek te doen. Deze tendens is onomkeerbaar doordat de voortgang van de huidige wetenschap steeds kleiner wordt. Anderzijds is er een pijnlijk en breed gebrek aan sociaal psychologische kennis in vele maatschappelijke sectoren. Om geen speelbal te worden van maatschappelijke krachten en om een plek in de maatschappij te blijven legitimeren, is het belangrijk dat wij een toepassingsgebied claimen. Het toepassingsgebied van klinisch psychologen is de psychopathologie, het toepassingsgebied van ontwikkelingspsychologen is dat van de gezonde en afwijkende ontwikkeling in de jeugd, wat is het toepassingsgebied van sociaal psychologen? Dat is het gebied van de individuele, sociale en maatschappelijke problemen, anders dan die waar psychopathologie en ontwikkeling de belangrijkste verklaring bieden. Het gaat in dit gebied om “normaal” gedrag, van “normale” mensen ingebed in hun sociale omgeving, om “normale” problemen. Het gaat om discriminatie, om ongezond gedrag, auto-ongelukken, achterstandwijken, stemgedrag, dreigementen, angst voor terrorisme, energiebesparing, arbeidsongeschiktheid, beurspaniek, geweld tegen hulpverleners, tunnelvisie, preventie van brand, en nog heel veel meer. Zodra problemen te maken hebben met menselijke emoties, met inschattingen van mensen of met hun gedrag, spelen sociaal psychologische wetmatigheden een rol. Maar die claim op het toepassingsgebied lukt alleen als wij als sociaal psychologische wetenschappers in staat zijn om daadwerkelijk een bijdrage te leveren aan het oplossen van de problemen op dat toepassingsgebied. Dat kunnen we doen door het leveren van kennis. Van bruikbare en toepasbare kennis. Het is daarbij van essentieel belang dat de kracht van de sociale psychologie en haar identiteit worden behouden. Het zijn namelijk de sterk theoretische en experimentele traditie van de sociale psychologie die haar ook binnen de psychologie een unieke en sterk wetenschappelijke status geven. Daarbij wil ik benadrukken dat de term theorieën in de sociale psychologie niet verwijst naar onzekere gedachtenspinsels maar naar formele beschrijvingen van onder andere wetmatigheden van een niet zichtbare maar wel toetsbare werkelijkheid; die van het psychologisch functioneren. Ik onderscheid wetenschappelijk onderzoek in de sociale psychologie in een drietal vormen. Ten eerste zie ik onderzoek gericht op het verfijnen van theorieën over psychologische verschijnselen. Dus geen verwachtingen over grootse ontdekkingen met grote winst, maar verdere verfijning van onze kennis van de psychologische fenomenen. Ten tweede zie ik
Oratie Arie Dijkstra
5
onderzoek gericht op het integreren van de vele vaak geïsoleerde sociaal psychologische theorieën. Ten derde zie ik onderzoek gericht op het toepassen van theorieën, met als doel het onderzoeken van oplossingen voor problemen. In elke van de drie soorten onderzoek zijn theorieën de basis van de beschrijving van de psyche en kunnen experimentele maar ook andere methoden gebruikt worden. Elk van de drie soorten onderzoek kunnen zich richten op uitkomsten direct gerelateerd aan problemen, maar ook op de onderliggende processen. Maar altijd direct of indirect, onmiddellijk of als belofte in het kader van het oplossen van individuele, sociale en maatschappelijke problemen. Ik wil u van elk van deze soorten onderzoek, verfijning, integratie en toepassing, een voorbeeld geven uit mijn eigen werk. Eerst een voorbeeld van verfijning. De zelfbevestigingstheorie is een charmante veel verklarende theorie over een centrale maar in het dagelijks leven zeer onderschatte menselijke behoefte; de behoefte om een positief beeld van onszelf te behouden. Neem een roker. Laten we een nemen die hier niet aanwezig is. Als die roker een plaatje ziet over de gevolgen van roken dan beseft hij dat hij zelf willens en wetens zijn doel om gezond te blijven in gevaar brengt. Dat besef leidt tot negatieve zelfevaluatie want ook rokers willen het liefst gezond en lang leven. Die negatieve zelfevaluatie voelt slecht. Dit gevoel kan een belangrijk motief zijn om te stoppen met roken. Maar de roker kan ook een andere actie ondernemen om zich weer beter te voelen. Deze roker kan zichzelf nu bevestigen; hij kan iets doen waardoor hij aan zichzelf laat zien dat hij helemaal niet zo stom is als hij zich voelt, dat hij eigenlijk best een aardige en verstandige vent is, bijvoorbeeld door hard werken, geld aan een goed doel geven of een bosje bloemen voor zijn vrouw meenemen. Dat voelt goed, het zelfbeeld is weer positief. Daardoor mag hij tevreden zijn over zichzelf; hij hoeft niet bang te zijn voor welke informatie dan ook, want hij is immers een prima vent. De roker is open naar zijn omgeving, gesmoes en vermijding zijn immers niet nodig. In het laboratorium kunnen we deze psychologische toestand van openheid kunstmatig oproepen met een zelfbevestigingsprocedure. De kern van zelfbevestiging is dat een persoon belangrijke positieve gedachten over zichzelf heeft. In het laboratorium laten we mensen bijvoorbeeld een test doen en zeggen dan ongeacht hun werkelijke score, dat ze een zeer positieve uitslag hebben, beter dan de meeste anderen. Dit levert proefpersonen een mooie positieve gedachte op over zichzelf waardoor ze in die psychologische toestand van openheid geraken.
Oratie Arie Dijkstra
6
In die toestand laten we hen dan een tekst lezen over de negatieve gevolgen van hun eigen gedrag. Dat komt dan hard aan. Ze zien die informatie plotseling heel helder, ze zien de gevolgen van hun gedrag in volle omvang, ze beseffen hoe inadequaat het is wat ze doen. Dus als we mensen positieve gedachten over zichzelf toedienen dan verzwakken defensieve mechanismen en kunnen we mensen vaak significant beter overtuigen om zich anders te gedragen. Dit mechanisme, deze wetmatigheid is van kernbelang als het gaat om het instandhouden van ongezond gedrag en het stimuleren van gezond gedrag. Kijkt u maar eens mee. Dit is wat er gebeurt als we mensen een bedreigende tekst laten lezen. Hun zelfbeeld wordt bedreigd, het kleurt hier rood. De psyche sluit zich af voor de informatie de gele balk. De bedreiging van het zelf neemt weer af. Nu activeren we positieve zelfbeelden Die verlagen de defensiviteit, de gele balk verdwijnt Het zelfbeeld wordt weer bedreigd, het kleurt hier rood. Deze toestand is een motief om te stoppen met roken We kunnen dus het in laboratorium mensen positieve gedachten of beelden over zichzelf geven. Maar we ontdekten dat veel mensen al positieve gedachten of beelden over zichzelf in hun geheugen hebben opgeslagen. Mensen met een sterke zelfbevestigingsneiging of een hoge compartimentalisatie, staan van zichzelf al open voor potentieel bedreigende overredende informatie. Het aanreiken van positieve beelden door middel van een zelf-bevestigingsprocedure heeft bij hen dan ook geen effect. Door het toevoegen aan de zelfbevestigingstheorie van individuele verschillen in aanwezigheid en toegankelijkheid van positieve zelfbeelden, verfijnen we onze kijk op overreding. Door de complexiteit van de psyche betekent verfijning van theorieën bijna per definitie verfijning van theorieën over kleine stukjes van de psyche; van relatief geïsoleerde theorieën en constructen. Dat is een belangrijke kracht van de sociale psychologie. Maar ook een zwakte. Want menselijk ervaren en gedrag worden nu eenmaal door meerdere factoren in interactie met elkaar veroorzaakt. Daarom is integratie van theorieën een volgende stap om meer grip te krijgen op de werkelijkheid en uiteindelijk op het oplossen van problemen. Een model dat zich leent voor integratie van theorieën is het veranderingsfasenmodel. Het idee van dit model is dat
Oratie Arie Dijkstra
7
gedragsverandering tijd kost omdat mensen fasen doorlopen. De eerste fase is de precontemplatiefase waarin mensen niet gemotiveerd zijn om hun gedrag te veranderen. Vanuit deze fase kan iemand overgaan naar de tweede fase waarin iemand open staat voor informatie over verandering ,maar de verandering nog uitstelt. De derde fase is de preparatiefase waarin iemand zeer gemotiveerd is o m op korte termijn te starten met gedragsverandering. Vanuit deze fase kan iemand overgaan naar de vierde fase, de actiefase, waarin het nieuwe gedrag wordt uitgevoerd maar de uitvoering nog niet automatisch en stabiel is. De vijfde en laatste fase van gedragsverandering is de volhoudfase, waarin het nieuwe gedrag routine is geworden en de kans op terugval klein is. Een belangrijk uitgangspunt van het veranderingsfasenmodel is dat mensen in de verschillende fasen kwalitatief van elkaar verschillen. Als gevolg daarvan hebben mensen in de verschillende fasen baat bij verschillende soorten informatie om naar de volgende fase over te gaan. We toetsten deze aanname in een veldexperiment met rokers. De uitkomstmaat was voorwaartse faseverandering. Op grond van de sociaal-cognitieve theorie onderscheidden we drie soorten informatie: informatie om rokers meer voordelen van stoppen met roken te laten zien, informatie om rokers minder nadelen van stoppen met roken te laten zien en informatie bedoeld om rokers vertrouwen te geven in hun stoppoging; de eigen-effectiviteitsverhogende informatie. De resultaten waren als volgt en in lijn met onze theorie. Bij rokers in de precontemplatiefase bleek informatie bedoeld om de verwachte voordelen te verhogen het sterkste effect te hebben. Bij rokers in de contemplatiefase bleek informatie bedoeld om de verwachte nadelen te verlagen het sterkste effect te hebben. Bij rokers in de preparatiefase bleken beide soorten informatie gewenste effect te hebben; zolang de balans tussen voor- en nadelen maar doorslaat naar de voordelen. Bij ex-rokers bleek de eigeneffectiviteitverhogende informatie het sterkste effect hebben. Ook de belangrijke overall match-mismatch test was significant. We hebben dus mooi veldexperimenteel bewijs voor de validiteit van het veranderingsfasenmodel. Maar dat neemt niet weg dat veel van de kritiek op het model gewoon klopt; het veranderingsfasenmodel blijft theoretisch slecht uitgewerkt. Het model is gedurende 20 jaar nauwelijks ontwikkeld. Daarom werk ik aan een verbeterde versie, genaamd de Systeem Theorie van Gedragsverandering, gebaseerd op de tweede wet van de thermodynamica en op de principes van dynamische systemen.
Oratie Arie Dijkstra
8
Deze theorie beschrijft hetzelfde verschijnsel van gedragsverandering maar nu met als kern drie informatieverwerkingsprocessen: het motivationeel proces, het planningsproces en het leerproces. Ik zal deze nieuwe theorie hier niet presenteren, maar wel aanwijzen hoe deze theorie mogelijkheden tot integratie biedt. Het motivationele proces kan adequaat worden omschreven door middel van een integratie van theorieën over motivatie, over zelfbedreiging, over informatieverwerking en over persuasive communicatie. Om het planningsproces adequaat te omschrijven is een integratie nodig van theorieën over goal-setting, implementatie-intenties en doelondersteunende informatieverwerking. Het leerproces kan adequaat worden omschreven door middel van een integratie van theorieën over temporale vergelijkingen, sociale invloed, over feedback en over enactive learning en schemacongruente informatieverwerking. Het verschijnsel van gedragsverandering is erg breed en omvat vele sociaal psychologische wetmatigheden. Daarom kunnen we dit verschijnsel alleen goed begrijpen en beïnvloeden met een combinatie en integratie van theorieën. Zo zijn verfijning van theorieën en de integratie van theorieën voorwaarden voor een kansvolle toepassing van wetenschap. Het ultieme doel van toepassen van wetenschap verwijst wat mij betreft vooral naar de wetenschappelijke ontwikkeling en toetsing van psychologische theorieën over gedragsverandering en van methoden om gedrag van mensen te veranderen in het kader van het oplossen van individuele, sociale en maatschappelijke problemen. Bijvoorbeeld door gezondheidsvoorlichting via het internet. Misschien hebt u het wel eens gekregen, een “advies op maat”. We noemen dat geïndividualiseerde informatie. U vult eerst een paar vragen in………., vragen die van belang zijn voor het “op maat” maken van de informatie. Even later krijgt u een tekst, in verschillende hoofdstukken, die geheel op u is toegesneden. Maar werkt dat nou beter dan algemene informatie en vooral wat werkt er dan? Welke ingrediënten van de geïndividualiseerde informatie zijn effectief en op welke psychologische wetmatigheden grijpen ze aan? Om deze vraag te beantwoorden hebben we een inventarisatie gemaakt van de potentieel effectieve ingrediënten in geïndividualiseerde informatie. Als we geïndividualiseerde teksten ontmantelen dan kunnen we naast standaard informatie drie brede clusters onderscheiden: personalisatie, adaptatie en feedback. De
Oratie Arie Dijkstra
9
vraag is nu zijn alle drie deze potentieel ingrediënten effectief, werken ze alle drie mee aan overreding? En hoe doen ze dat dan? Als deze vragen wetenschappelijk beantwoord zijn kunnen we de effectiviteit van geïndividualiseerde informatie verder verhogen. Ik wil u graag een paar resultaten laten zien van ons onderzoek naar personalisatie. Een tekst kan bijvoorbeeld gepersonaliseerd worden door het noemen van de voornaam van de lezer; “Beste mijnheer Adams, of beste Peter”. De theorie zegt dat het noemen van iemands naam werk als het Trojaanse paard: Als iemand zijn of haar voornaam leest of hoort dan wordt het informatieverwerkingssysteem gezet op zelfrefererende codering, oftewel, deze informatie is relevant voor mij. Dit leidt tot een diepe verwerking van de informatie. Maar ook de algemene informatie die volgt op het noemen van de naam wordt op die diepe manier verwerkt. Dit Trojaanse paard werkt ook bij mensen die heel goed snappen hoe het kan dat hun naam in de tekst staat. Het met zelfrefererende codering reageren op het noemen van de naam is een mooie basale psychologische wetmatigheid die automatisch in werking treedt. In ons onderzoek kregen rokers een tekst voorgeschoteld die of standaard was, dus zonder naam, of 4 maal hun voornaam noemde of 12 maal hun voornaam noemde. De resultaten laten zien dat het uitmaakte of rokers hun gezondheid wel of niet het allerbelangrijkste vonden. Kijken we eerst naar de rokers voor wie gezondheid geen prioriteit heeft. U ziet in de grafiek de intentie om te stoppen met roken. Als de naam 4 maal werd genoemd waren zij sterker van plan om te stoppen. Echter, als hun naam 12 maal werd genoemd, dan werden ze defensief, dat werkte averechts. Kijken we nu naar rokers voor wie gezondheid topprioriteit is. Zoals u ziet gold voor hen hoe vaker hoe beter. Het 12 maal noemen van de voornaam was het meest effectief. Ze konden er niet genoeg van krijgen. Hiermee hebben we een stukje kennis gegenereerd dat gebruikt kan worden in de ontwikkeling van effectieve internetsites op het gebied van preventie van ziekte. De sociale psychologie kan de claim van haar toepassingsgebied legitimeren door bruikbare kennis te leveren. Maar wie gaat die kennis inzetten om problemen op te lossen op het gebied van gezondheid en ziekte? Wie moet de vergaarde wetenschappelijke kennis omzetten in toepasbare methoden die effectief zijn? Ten eerste zijn het de afgestudeerde sociaal psychologen die hun kennis in de praktijk brengen. Zij bekleden een breed scala aan maatschappelijke functies. Ten tweede en daaraan gerelateerd dient de sociaal psychologische kennis een belangrijker onderdeel te worden van de opleidingen die professionals in de gezondheidzorg afleveren.
Oratie Arie Dijkstra
10
Gezondheidsprofessionals dienen zich er bewust van te zijn dat ook hun behandeling valt of staat met het gedrag van de cliënt of patiënt. Maar bewustzijn van de individuele zorgprofessional is niet voldoende. De verhoudingen in de gezondheidszorg moeten veranderen. De huidige verantwoordelijkheidsstructuur en het dominante perspectief stammen nog uit het tijdperk dat er grote medische vooruitgang was en de kennis over de invloed van gedrag op gezondheid nog beperkt. Daarom is het bijvoorbeeld de medische discipline die het gehele gebied van de somatische pathologie beheert. Dit maakt dat gedragsfactoren die van invloed zijn op ziekte en gezondheid steeds niet goed worden meegenomen in de behandeling. Het is nu eenmaal niet de expertise van de technisch zeer goed onderrichte medische of paramedische professionals. Deze medische georiënteerde structuur maakt dat het beïnvloeden van gedrag in het kader van preventie of in het kader van omgaan met ziekte “er bij” wordt gedaan. Wat ik observeer is dat er meestal geen gebruik wordt gemaakt van de aanwezige kennis op het gebied van bijvoorbeeld gedragsverandering. In die zin er dan geen sprake van professionele uitvoering van taken op het gebied van de gedragsverandering. Dat veel gezondheidszorgprofessionals geen gebruik maken van bestaande kennis heeft onder andere te maken met het overschatten van de eigen psychologische kennis; iedereen is immers ervaringsdeskundige als het om de psyche gaat. Dat leidt ertoe dat projectie en het gebruik van vooroordelen de belangrijkste basis vormen van deze psychologische lekenkennis van professionals. Het vaak gehuldigde uitgangspunt dat als voorlichting of gedragsbeïnvloeding niet baadt, het ook niet schaadt is onjuist. Weerstand tot verandering is een functie van de relatie; een zorgprofessional kan gemakkelijk weertand oproepen als hij niet geschoold is in communiceren en overreding. We moeten van verticaal domeinbeheer naar horizontaal domein beheer. Medische en paramedische disciplines zullen psychologische expertise serieus moeten nemen en inbedden in hun discipline en daarnaast uitdrukkelijk de mogelijkheid moeten overwegen van het inschakelen van mogelijk nieuwe disciplines wiens kernexpertise ligt op het gebied van de psychologie en gedragsverandering. Gelukkig zien we in verschillende gezondheidszorgopleidingen dit bewustzijn doordringen; het bewustzijn dat serieuze gedragsverandering professionele kennis vergt. De voortrekkers van deze ontwikkeling in onderwijs en onderzoek op het medisch- en paramedisch gebied, zorgprofessionals, lectoren en hoogleraren, meerderen hier aanwezig, werken mee aan het toepassen van de
Oratie Arie Dijkstra
11
sociale psychologie en stimuleren zo de professionalisering van hun eigen vak. Of deze ontwikkeling zich doorzet en de sociaal psychologische kennis breed gebruikt gaat worden zal ook afhangen van specifiek beleid en financiering. Maar de cruciale factor zal liggen in de toegenomen meerwaarde van het toepassen van die kennis: Zal het toepassen van sociaal psychologische kennis in onze maatschappij werkelijk bijdragen aan het oplossen van problemen? De belofte van de wetenschappelijke sociale psychologie is groot. Ik heb gezegd