Het komen tot Christus M.S. Hutton
“Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.” Johannes 6 vers 37
Jaargang 1 – Nummer 12 – Oktober 1999 Bronvermelding Originele titel: Coming to Christ by M.S. Hutton Uit: The New York Pulpit Uitgegeven door: Sheldon, Blakeman & Company – New York – 1858 Deze preek is vertaald onder verantwoordelijkheid van Stichting De Tabernakel
Voorwoord “De Heere ontmoette mij in het gebed. Hij bracht mij tot een volledige overgave. De last was weg. De angst was weggenomen. Ik voelde dat mijn zonden vergeven waren. Ik vond vrede en blijdschap in het geloof. Ik voel het als een voorrecht en als mijn plicht om van Christus te getuigen. Ik heb Hem zeer lief. Veel moest mij vergeven worden. Ik ben rijkelijk gezegend sinds ik voor het eerst de Zaligmaker liefheb.” Met deze woorden mocht een man uit Pennsylvania (Verenigde Staten) halverwege de vorige eeuw roemen in een goddelijk wonder van genade aan zijn ziel. Hij was een van de velen die tot geloof kwamen tijdens de geestelijke opwekking die van 1857 tot 1859 plaatsvond in Amerika. Vele mannen en vrouwen, kinderen en bejaarden, matrozen en zakenlieden vonden vergeving van zonden in het bloed van Immanuël. De Heilige Geest werkte krachtig in steden en op het platteland. Dagelijks stonden de deuren van kerken en andere gebouwen open voor prediking en gebed. “De Heere doet een groot werk. Hele streken bekeren zich tot de Heere. De prediking van het Evangelie overwint de tegenstand van de harten van zondaren en velen komen openlijk voor de Heere uit”, aldus een ooggetuige. Een van de steden waar de Heere stromen van verfrissend heil op het droge uitgooit, was New York. Over de opwekking is in diezelfde tijd nog een uitvoerig verslag gemaakt door ds. Samuel Irenaes Prime. Onlangs bracht uitgeverij De Banier in Utrecht een vertaling van het prachtige boek op de markt. De uitgave kreeg de veelzeggende titel De Kracht van het Gebed. Wie het boek leest, komt onder de indruk van de macht van de Heilige Geest. Niets en niemand kon Hem in Zijn werk weerhouden. Toen de schatten en rijkdommen van de Christus der Schriften, de Man van Smarten, de Onwaardigste onder de Mensen, in de prediking werden voorgesteld, en toen de algenoegzaamheid van Zijn lijden en sterven door de predikanten in al zijn heerlijkheid werd geschilderd – toen opende de Heilige Geest het geloofsoog van de vuilste zondaressen en hardnekkigste zondaren. Zij zagen zich allen zalig. De Heilige Geest betoonde dat het Zijn liefste werk is om een bruid te werven voor de reine, bloedrode Bruidegom. Mensen werden ontwaakt en riepen uit: “Wat moet ik doen om zalig te worden?” Slechts één weg werd hen gewezen. Niet een weg, maar dé Weg. Niet een leer, maar een Persoon: Jezus Christus en Die gekruist. Hij werd in de gebedskringen en samenkomsten voorgesteld zoals Hij Zichzelf in het Evangelie bekendmaakt: als het Lam van God Dat de zonden der wereld wegdraagt, als Een Die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen. Het is ook indrukwekkend om te lezen hoe Gods kinderen handelden met mensen die vrede zochten te verkrijgen, maar die op een of andere manier niet konden vinden. De duivel en het eigen ongeloof lieten immers ook hun krachten gelden. De één vreesde dat hij te zwaar gezondigd had. Of te lang en te veel. Kon hij of zij het leven maar overdoen. Was het niet al te brutaal om nu, nu er nood was, tot de Heere Jezus te vluchten? De ander dacht juist dat hij of zij te weinig schuldbeleving had. Berouw over de zonden was immers op z'n plaats? Hoe kon iemand met zo'n gevoelloos bestaan ooit genade krijgen? Zo klaagde eens een jonge vrouw haar nood bij een predikant. “Er schijnt een onoverbrugbare kloof tussen mij en de zaligheid. Welke kant ik ook opkijk, ik krijg geen licht. Het is alsof ik in een donkere wolk gehuld ben. Ik wou dat ik wist wat ik moest doen. Het schijnt mij toe dat ik alles wil doen of elk offer wil brengen. Als ik alleen maar het anker van de hoop zou kunnen vastgrijpen.” “Ach, mijn jonge vriendin, ik vrees dat je een ding niet wilt, het enige dat in jouw omstandigheden nodig is.” “Vertel mij, wat is dat?” “Dat betekent dat je alles wat van jezelf is moet opgeven en
jezelf eenvoudig en alleen in de handen van Christus moet werpen. Kort gezegd, het is geloven. Je denkt dat je iets moet doen. En in een opzicht moet je dat ook. Maar wat moet je dan doen? Het is niet dit en dat doen om God gunstig te stemmen of om jezelf voor te bereiden om tot Christus te komen. ‘Dit is het werk van God, namelijk dat u gelooft in Hem Die Hij gezonden heeft.’ Doe dat en het licht zal komen.” “U hebt gelijk. Ik zie dat u gelijk hebt. Ik weet dat ik geloof in Christus moet oefenen en dat al mijn eigen gerechtigheid alleen maar vuile lompen zijn. En toch schijn ik deze eenvoudige zaak niet te kunnen. Als ik mijn eigen hart ken, vertrouw ik niet op mijn werken voor mijn zaligheid. God weet dat ik geen goede werken heb waarop ik kan steunen. Maar wanneer ik aan de dorre en dodige toestand van mijn hart denk, is het net alsof ik om boetvaardigheid moet bidden en dat moet beoefenen voordat ik in een toestand ben om mij tot de Zaligmaker om genade te wenden. Is dat een verkeerd gevoel?” “Ik denk van wel. Het is een natuurlijk gevoel. Dat kom ik steeds weer tegen bij mensen die onder de overtuiging van de zonden lopen. Volgens hen is de kortste weg naar Christus door het geloof, door Hem eenvoudig aan Zijn Woord te houden, een te korte weg. Ze denken dat ze eerst een zekere mate van gevoel moeten krijgen en dat de overtuiging zo diep moet worden om ze als een niet tegen te houden stroom tot Christus te brengen. Maar pas op! In deze gemoedstoestand is duidelijk een zuurdesem van eigengerechtigheid. Dat diepe gevoel dat ze niet hebben, maar proberen te krijgen, is bedoeld om hen in zekere zin waardig te maken om door Christus aangenomen te worden. Ze denken dat Hij hen eerder zal ontvangen, in ieder geval dat ze veel eerder naar Hem toegaan. Nu ontvangt de Heere Jezus zondaren, zondaren uit elke rang en stand, de een meer, de ander minder overtuigd. Wanneer u zich een zondaar voelt, wordt u genodigd te komen. Wanneer u voelt dat u Hem nodig hebt, dan is dat de geschiktheid die Hij vraagt. En hoe zit het dan wanneer je een hart als een rots van ijs hebt? Wacht echter niet tot de natuur het week maakt. Probeer uzelf niet week te maken. Maar ga naar Jezus, Die het alleen tot boetvaardigheid kan versmelten. Een blik van Hem aan het kruis is de zekerste manier om dat stenen hart in een vlezen hart te veranderen.” In deze tijd, waarin veel stedelingen tot ruimte kwamen door het geloof alleen, leefde ook ds. M. S. Hutton. Van deze predikant is ons vooralsnog niet veel meer bekend dan dat hij een predikant was van de Washington Square Dutch Reformed Church Hetzelfde geldt voor ds. John M. Krebs, waarvan wij een preek in september hebben uitgegeven. Hij was predikant van de Rutgers street Presbyterian Church in New York. Zowel Hutton als Krebs kwamen wij op het spoor via het voorwoord in het boek van Prime. Daarin wordt melding gemaakt van een ander boek: een uitgave met 25 gedenkwaardige preken. Dat boek hebben we in Washington op de kop kunnen tikken. De preek van ds. Hutton is de tweede die we graag aan u willen toezenden. Het gaat om een korte preek, maar we hopen en bidden dat de inhoud lang in uw hart mag blijven. Het trof ons dat we lazen dat de Heere tijdens de opwekking korte traktaatjes en brochures wilde gebruiken voor de uitbreiding van Zijn Koninkrijk. Geve de Heere ook nog een rijke zegen aan de preek van ds. Hutton voor ons allen. Hij heeft het Zijn dienaren beloofd te zullen doen: “Werpt uw brood uit op het water, en ge zult het vinden na vele dagen.” Urk, oktober 1999
Het komen tot Christus “Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.” Johannes 6 vers 37 Allen die de Bijbel als het Woord van God aannemen, moeten erkennen dat Christus Jezus de enige Zaligmaker van de mens is. Het Woord verklaart uitdrukkelijk dat er geen andere naam onder de hemel gegeven is, waardoor wij zalig moeten worden. Onze verstand zou het ons ook leren dat er geen ander kan zijn, daar God Zelf tegen zo’n hoge prijs gezorgd heeft voor zo’n Zaligmaker. Het verheven karakter van de Heere Jezus Christus vormt in zichzelf ook een onweerlegbaar bewijs van de waarheid dat er geen andere Zaligmaker is. Het zal echter ook door allen worden erkend dat het loutere feit dat er voor een Zaligmaker is gezorgd, nog niet de zaligheid van een enige zondaar verzekert. Er is een soort van eenheid nodig tussen de Zaligmaker en de gezaligde zondaar. De partijen moeten elkaar kennen en aanvaarden. De Zaligmaker moet toestemmen elk afzonderlijk te zaligen, en ieder afzonderlijk moet toestemmen en verlangen door Hem te worden gezaligd. Vandaar de aankondiging in de tekst: “Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen”. Allen die Christus zaligt, moeten tot Hem komen. Wat is dan de betekenis van deze uitdrukking? Wat is het tot Christus te komen? Waarvoor moeten we komen? Ik hoef nauwelijks op te merken dat hier geen lichamelijke nadering bedoeld is. Christus is niet langer op aarde; en toen Hij hier was, werd Hij verdrongen door velen, die nochtans werden uitgeworpen. Zijn bitterste vijanden waren vaak het dichtst bij Hem. Het komen tot Christus bestaat ook niet in een zuiver uitwendige daad. Het betekent daarom niet gedoopt te zijn, of aan des Heeren tafel te komen, of naar de kerk te gaan, of te knielen en te bidden, of ons geld te geven voor Zijn zaak en de bevordering van Zijn Koninkrijk, of enige andere uitwendige plicht. De uitdrukking heeft betrekking op de gestalte van ons gemoed. Mattheüs geeft ons dit verslag (9 vers 20, 21): “En zie, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren, raakte de zoom van Zijn kleed aan; want zij zei in zichzelf: indien ik alleen Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond worden”. En ook (vers 28-30): “En toen Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zei tot hen: gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: ja, Heere! Toen raakte Hij hun ogen aan, zeggende: u geschiede naar uw geloof. En hun ogen zijn geopend geworden”. Nu, laat in de genoemde gevallen de uitwendige daad weg, en vestig uw aandacht op de gesteldheid van het hart waarmee deze personen zich tot Christus wendden. Dan begrijpt u de bedoeling van de uitdrukking “tot Christus komen”. Volg in uw verbeelding die arme vrouw, zoals zij zich een weg baant naar de Zaligmaker, zeggende in zichzelf: indien ik alleen de zoom van Zijn kleed aanraak ... Zij geloofde in Jezus’ bekwaamheid om haar te genezen en in Zijn gewilligheid om de zegen te verlenen. En let op het antwoord van de Zaligmaker: “Wees welgemoed, dochter, uw geloof heeft u behouden”. Niet het feit dat zij nabij Hem kwam, niet het feit dat zij Hem aanraakte, maar haar geloof, haar vertrouwen dat Hij haar kon en zou helen: dat vertrouwen was het komen tot Christus. Zo is het ook in het antwoord van de Heere aan de blinden: gelooft gij, dat Ik dat doen kan? U geschiede naar uw geloof. Veronderstel dat een van deze mannen louter door de ander was geleid, en geen enkel vertrouwen had in de bekwaamheid van onze Heere. Dan zou hij niet tot Christus zijn gekomen, al stond hij voor Hem en al rustte de hand van Jezus op zijn blinde ogen. Ja, zijn ogen
zouden blind zijn gebleven, ondanks de aanraking van de Zaligmaker: “U geschiede naar uw geloof”. Zij waren ten volle overtuigd van de bekwaamheid van Christus om hun begeerten te vervullen en zij hadden vertrouwen in Zijn gewilligheid om die gunst te verlenen op hun verzoek. Deze gestalte van de geest was het komen tot Christus. Nu, lezer, de gaven die door Christus worden verkregen zijn: berouw en vergeving van zonden, reiniging van zonde en toegang tot de hemel. En tot Hem komen is: geloven dat Hij deze gaven kan verlenen en dat Hij ze zal verlenen aan allen die ze van Hem begeren. Indien u begeert dat Christus uw zonden zal wegnemen, en u op Hem vertrouwt om dit te doen, dan komt u werkelijk tot Hem. Komen en daadwerkelijk geloven zijn volstrekt hetzelfde. Het gevoel van de genezen vrouw: ‘indien ik alleen de zoom van Zijn kleed aanraak, zal ik genezen zijn’, was het komen tot Christus. En de zondaar die eenvoudig gelooft en zich verlaat op de waarheid ‘Jezus Christus kan en zal mij zaligen’, is tot Christus gekomen. Maar de bedoeling van de uitdrukking ‘tot Christus komen’ wordt nog duidelijker wanneer we proberen om een tweede vraag te beantwoorden, namelijk: hoe kan ik tot Christus komen, hoe kan ik berouw, geloof en verlangen verkrijgen en alles waardoor dat wat we noemen: ‘tot Christus komen’ tot stand komt? U moet mijn antwoord op deze vraag niet als spotten opvatten; ik herhaal alleen maar de aanwijzing: kom tot Christus! Want Christus is waarlijk de Bewerker van het hele werk en Hij is een volkomen Zaligmaker en Hij voorziet in alle gemis en behoefte van de verloren mens. En ik erken volmondig dat deze tweede vraag gegrond is op een werkelijke behoefte. Niemand kan zijn aard veranderen of een bijzonder gevoel oproepen door slechts te besluiten dat te doen. Dit geldt in het bijzonder van het gevoel van een zondaar naar God toe: er moet een invloed van buitenaf zijn om zo’n verandering te bewerkstelligen. En niemand minder dan God Zelf kan dit werk doen. Wij kunnen onze zedelijke aard bederven, onszelf meer en meer zondig maken, maar God alleen kan ons vernieuwen en heilig maken. Hij alleen kan ons berouw en geloof in Christus geven. Jezus zegt in het vers waarvan onze tekst een deel is: “Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen”. En een paar verzen verder merkt Hij op: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt”. En juist in deze tijd wordt deze waarheid aan heel wat ernstige, nadenkende mensen geleerd. Als we hun gevoelens onder woorden zouden brengen, zou het ongeveer zo zijn: “Het schijnt mij een taak toe boven mijn kracht en mogelijkheden, om te voelen zoals ik behoor te voelen. Hoe meer ik mijn eigen aard bestudeer, des te groter lijkt mij de kracht van de zonde in mij. Zelfs wanneer ik probeer goed te doen, doe ik verkeerd. En wat betreft het vermaak scheppen in het dienen en aanbidden van God: ik kan mijn gezin en mijn vrienden liefhebben, ik kan zaken en allerlei vermaak liefhebben, ik kan rijkdom en eer liefhebben, maar ik kan niet God en Zijn dienst liefhebben, zoals ik behoor te doen. Ik kan mijn Bijbel niet liefhebben en de Sabbath en het gepredikte Woord en het gebed. Ik heb geprobeerd ze lief te hebben. Het verschrikt me wanneer ik denk aan mijn zonden en aan de snelheid waarmee mijn dagen voorbijgaan. Het ontzet me wanneer de dood enige van mijn vrienden en bekenden treft, en nog meer wanneer ik de kracht van een ziekte in mij voel. Maar het gevoel gaat spoedig weer over en ik blijf dezelfde die ik tevoren was. Ik ben moedeloos met betrekking tot het welzijn van mijn ziel en soms ben ik bijna zover om te zeggen: ik denk niet meer aan de dienst van God. Als er onder u zijn van wie de gevoelens door deze taal enigszins zijn beschreven, wil ik proberen hun moeilijkheid te behandelen. En terwijl ik dat doe, herinner ik hen aan de opmerking dat alle werkelijke moeilijkheden door Christus worden opgelost. Toen Hij onze Zaligmaker werd, heeft
Hij op geen enkele manier het werk slechts half gedaan. Het is onze toevlucht om tot Hem te gaan, tot Hem te gaan voor alles! Berouw of een terugkeer tot God, lezer, is een gave van God. Het kwam nooit uit de zondaar voort. God verleent het door Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus. De Schrift zegt: “Hem heeft God verhoogd om te geven bekering en vergeving der zonden”. U hoeft niet eerst berouw van uw zonden te hebben of bekwaam of waardig te zijn om tot Hem te komen, maar u moet tot Hem komen om in staat te zijn berouw te hebben. U hoeft niet eerst te bidden opdat u tot Hem zou komen, maar u moet tot Hem komen opdat u zou bidden. U hoeft niet eerst Hem lief te hebben om tot Hem te komen, maar u moet tot Hem komen opdat u Hem zou liefhebben. U hoeft niet eerst verbroken te zijn van schuldverslagenheid, maar u moet tot Hem komen opdat u door schuld verslagen zou worden. U hoeft niet te wachten op een diepe overtuiging van uw zonden voordat u komt, maar u mag tot Hem gaan opdat u diepe overtuigingen moogt ontvangen. Het komen tot Christus bewerkt altijd een dieper besef van zonde. Niemand haat de zonde werkelijk, totdat hij ze ziet in het licht van het lijden en de dood van zijn Heere. U hoeft niet eerst al uw problemen met betrekking tot de dienst van God opgelost te krijgen, maar u mag tot Hem gaan opdat uw verstand zou worden verlicht en uw problemen weggenomen. Jezus Christus is Profeet, Priester en Koning. U moet tot Hem als tot uw Leraar komen, tot Hem komen als tot uw verzoenende Priester, tot Hem komen als uw Koning en u onderwerpen aan Zijn Woord en aan Zijn regel. Kom tot Hem. Hij eerst, Hij laatst, Hij alleen. Kom tot Hem voor alles. Kom tot Hem om gezondheid als u ziek bent. Om rijkdom, als u arm bent; om hulp, als u zwak bent; om hoop, als u wanhopig bent; om troost in smart. Hij is uw beste Vriend. Hij is een volkomen Zaligmaker. Hij heeft de middelen voor elk werkelijk gemis en leed van het menselijk geslacht. Er is niets in al de menselijke noden wat Christus niet kan geven. En indien u ervoor tot Hem komt en u aan Zijn wil onderwerpt, wil Hij dat schenken. Dit, lezer, is de grote waarheid, die ik u graag op het hart wil drukken. De enige Hoop, de enige Toevlucht van een verloren mens, zijn enige Verlosser is Jezus Christus. En Hij is een volkomen Verlosser. Niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is: Christus Jezus. O, wanneer zal de zuchtende mensheid deze les leren? Wanneer zullen de bezige ontwikkelingswerkers met hun krachtige pogingen om de mensheid vooruit te helpen, deze eenvoudige waarheid leren? Wanneer zullen de arme strijders voor het recht het leren? Wanneer zal de waardige zedenmeester, die door zijn eigen goede daden de hemel zou willen winnen, het leren? Wanneer zullen bezorgde en bekommerde zielen in Christus geloven, geloven in de van God gezonden Zaligmaker, en alleen vertrouwen op Hem voor alles wat zij nodig hebben, en tot Hem komen om het te ontvangen? Nu richt ik mij zelfs tot een zorgeloos, onbedachtzaam en ongevoelig mens, die zich niet bekommerd om de dienst van God. Hoewel hij weet dat hij wel behoort te doen. Ook hem geef ik dezelfde raad. Christus Jezus is zijn enige Hoop. Hij kan hem gevoel geven, Hij kan hem berouw geven. Laat hem daarvoor slechts tot Christus komen. Ga tot Jezus, lezer, vertel Hem al uw moeilijkheden, geloof dat Hij in staat is en gewillig is om u te geven wat u ook maar nodig hebt. Zeg in uzelf: indien ik alleen de zoom van Zijn kleed aanraak, zal ik genezen zijn. Laat niemand vrezen dat hij niet ontvangen zal worden, want het was om in al deze vrees te voorzien dat onze Heere Zelf de bemoediging geeft, die in onze tekst verwoord is. Laat ons dan ten derde een ogenblik stilstaan bij dit punt: de aanmoediging die wij hebben om tot Hem te komen. De uitdrukking in de tekst is erg sterk bedoeld. De Zaligmaker gebruikt namelijk twee ontkenningen. Letterlijk vertaald zou er staan: “Ik zal niet, niet uitwerpen”. Hiermee wordt een krachtige bevestiging aangeduid, alsof Hij had gezegd: Niet alleen werp Ik hem niet uit, maar
Ik omhels hem met alle kracht der liefde. Ik zal hem zeker aannemen. Een krachtiger of duidelijker verzekering en bemoediging dan deze, kan iemand niet vragen en behoort ook niemand te vragen. De eenvoudige en duidelijke verklaring van Christus’ Eigen lippen moest een ieder overtuigen en alle twijfel voor altijd wegnemen. Maar hoewel ik niets kan toevoegen aan dit getuigenis, zijn er toch bepaalde aspecten die de waarheid van deze verklaring benadrukken, waar we dus bijzonder op moeten letten. Het eerste daarvan is het karakter van Jezus, zoals dit openbaar komt in Zijn omgang met de mensenkinderen. Lees het verslag van Zijn verblijf op aarde. Kunt u er een enkel voorbeeld van vinden dat Hij een gepast verzoek, een verzoek om iets goeds verwierp of afwees? Kwam er ooit een zieke of bedroefde tevergeefs tot Hem? Het enige verzoek dat Hij Zijn discipelen weigerde, was hun verlangen dat Hij vuur van de hemel zou doen komen om de Samaritanen te verteren. Hij verkoos het om die mensen zalig te maken, niet om hen te verderven. En Hij is Dezelfde, gisteren, heden en voor eeuwig. Er is niet één voorbeeld bekend dat Hij iemand die tot Hem kwam weigerde te ontvangen. Ik daag de wereld uit één voorbeeld te noemen van iemand die naar waarheid kan zeggen: ‘Ik verlangde tot Jezus te komen, ik wierp mij aan Zijn voeten, ik stelde al mijn hoop op Hem, maar Hij verwierp mij’. Nee, nee integendeel, vaak werd Hij gedwongen ten aanzien van mensen te verklaren: “Gij wilt tot Mij niet komen”. Maar er is nooit iemand in staat geweest om te zeggen: ‘Hij wierp mij uit, toen ik aan Zijn voeten lag’. Anderzijds: hoeveel duizenden in de hemel en hoevelen nog op aarde, zullen kunnen getuigen: ‘Ik ging nooit tevergeefs tot Hem’. En dit stemt overeen met wat in heel de Bijbel over Hem wordt gezegd. Al de types waardoor Hij werd voorafgebeeld, tonen dat Hij degene die tot Hem komt niet verwerpt. Het paaslam was er voor allen. De koperen slang werd opgericht in het gezicht van heel Israël, en wie er maar naar keek, was genezen. De vrijstad was op een heuvel geplaatst, met haar deuren dag en nacht open. De aankondiging van de engel was een blijde boodschap van grote vreugde, die voor heel het volk zou zijn. De taal van de profeten was: “O, al gij dorstigen, komt tot de wateren”. Zij namen zelfs de moeite niet om de dorstigen te beschrijven. De uitnodiging is gericht tot een ieder die voelt dat de wereld een gebrek heeft dat zij niet kan vervullen. “Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt”, zo luidt Christus’ Eigen uitnodiging. En ook hier wil ik u er op wijzen dat de moeite of de last niet omschreven wordt. Laat het zijn, wat het is, Jezus beveelt ons het bij Hem te brengen. Hij belooft rust en geeft ons de verzekering dat Hij het juk zacht en licht zal maken, wanneer Hij het niet wegneemt. En de laatste nodiging van de Bijbel, de nodiging die van Jezus komt, terwijl Hij op de troon van Zijn heerlijkheid zit, is de ruimste van alle: “wie maar wil, laat hem komen en het water des levens nemen om niet”. Overweeg Zijn zending: zo lief had God de wereld, dat Hij Zijn Zoon zond. Hij kwam niet alleen om de verlorenen te zaligen, maar om hen te zóeken; hoe zeker is het dan als een verlorene Hem zoekt, dat Hij hem zal zaligen! Overweeg ook wat van Hem gevraagd werd, voordat Hij als Zaligmaker voor het verloren mensengeslacht kon worden gesteld. De toorn van God, de verschrikkingen van een eeuwige verlorenheid, de spot en smaad van mensen, de tegenstand van satan met heel de hel in zijn gevolg, en de zonden van de wereld lagen voor Hem. Het kruis, de dood met ondraaglijke pijn en schande stond helder voor Hem en moest worden verdragen voordat Hij mensen kon zaligen.
En toch, met dit alles voor ogen, roept Hij, als met opgetogenheid: “Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God”. Vertel mij, lezer, als Hij dit alles verdroeg met de bedoeling om Zichzelf te stellen tot de Hoop en Helper des mensen, kan iemand dan twijfelen aan Zijn waarheid wanneer Hij zegt: “Ik zal op geen enkele manier iemand uitwerpen die tot Mij komt?” O, is het niet onrechtvaardig en ondankbaar, een misdaad voor iemand om zelfs maar voor een enkel ogenblik te twijfelen aan het medelijden van Jezus Christus? Aan Zijn gewilligheid of Zijn kracht om elke begeerte van de zondaar die als smekeling aan Zijn voeten ligt toe te staan? Kom dan, mijn lezer, kom, elk en komt allen tot Jezus. U, verdrietige, om troost te ontvangen; u, o christen, om genade te ontvangen om u te maken wat u volgens uw besef behoort te zijn. Kom, u die voelt dat u een zondaar bent, en vergeving begeert. Hij zal u niet, niet uitwerpen. Kom, u zorgeloze en koud-hartige en hard-hartige; zelfs u, o mens, die in uw binnenste zegt: ‘Ik heb geen zorg voor mijn ziel; tot op deze dag heb ik nooit naar een preek geluisterd en nooit aandacht gegeven aan een woord in de Bijbel. Ik wens niet over Christus of God of eeuwige dingen te horen’. Ja, zelfs tot u zeg ik: kom tot Christus om de rechte gevoelens. Hoewel u geen zorg hebt voor uw ziel, bent u niet zonder dat Iemand zorg voor u heeft: Christus Jezus heeft zorg voor uw ziel en wil die zaligen. Hoewel u niet om Christus geeft, geeft Hij toch om u. Hij beveelt u tot Hem te komen om een nieuw hart en een nieuwe geest. Hij zegt dat Hij u op geen enkele manier zal uitwerpen. Christus kwam niet in de wereld omdat wij mensen bekommerd waren over onze ziel, maar omdat wij verloren zijn. En ú, o verharde mens, u bent des te meer verloren vanwege uw hardheid. Tenzij Christus u zacht maakt en trekt, is er voor u nog minder hoop dan voor anderen. Zijn er nu enigen van wie de gevoelens juist het tegendeel zijn van deze mensen? Die in wanhoop zeggen: er is voor mij geen hoop! Nee, ik heb zulke grote zonden gedaan, ik heb zo dikwijls de werkingen van Gods Geest tegengestaan, ik ben al zo oud in de zonde; er is geen hoop, nee, geen hoop. Tot ú zegt Jezus: u hebt uzelf vernield, maar in Mij is hulp, betrouwbare hulp. Ik kwam om zulke mensen als u zalig te maken. Kom, Ik zal u geenszins uitwerpen. Amen.