Interventie
Smakelijke eters
Samenvatting Doel Het hoofddoel van 'Smakelijke eters' is het bevorderen van de smaakontwikkeling van jonge kinderen (6 maanden-4 jaar) Subdoelen zijn: l l l
l
Ouders hebben meer kennis over wat een gezond eetpatroon bij hun kinderen inhoudt. Ouders zijn zich bewust van het belang van smaakontwikkeling. Ouders zijn zich bewust van de rol die zij zelf spelen met betrekking tot de smaakontwikkeling van hun kind. De opvoedcompetenties van ouders met betrekking tot smaakontwikkeling zijn versterkt zodat smaakontwikkeling en daarmee een gezond eetpatroon gerealiseerd kan worden bij hun kinderen
Doelgroep De doelgroep bestaat uit ouders van kinderen in de leeftijdscategorie 6 maanden tot 4 jaar oud Aanpak De workshop 'Smakelijke eters' is een eenmalige 2 uur durende praktische workshop voor ouders, waarin de smaakontwikkeling van kinderen centraal staat. Tijdens de workshop ervaren ouders zelf met behulp van 5 smaakproeven wat een kind meemaakt als het iets nieuws moet leren eten. Ouders ervaren hoe zij zelf proeven en hoe zij zelf reageren op verschillende smaken. Daarnaast worden discussies tussen ouders over het eetgedrag van hun kinderen op gang gebracht en wisselen ouders tips en adviezen met elkaar uit hoe goede eetgewoonten van kinderen bevorderd kunnen worden. De workshopleider geeft extra achtergrondinformatie en praktische tips die ouders thuis toe kunnen passen. In de workshop wordt theorie afgewisseld met praktische onderdelen om ouders op een 'nieuwe' manier kennis te laten maken met voeding. Materiaal l l l
Er is een handleiding voor workshopleiders aanwezig. Folder / brochure / tijdschrift Posters
Onderzoek effectiviteit Uit de procesevaluatie blijkt dat zowel workshopleiders als ouders de workshop 'Smakelijke eters' positief waarderen. Het thema wordt relevant gevonden, de informatie is duidelijk en ouders schatten het effect van de workshop hoog in. Op enkele punten is verbetering mogelijk zodat de workshop geschikt is om op grotere schaal in Nederland toe te passen. De belangrijkste aanbevelingen zijn: l l
l l
Geef het belang van het uitvoeren van de proeven 4 en 5 nog meer aan in de handleiding. Zie er op toe dat materialen die aan ouders worden meegegeven op tijd bijbesteld worden en op voorraad aanwezig zijn in de smaakkist. Vermeld in de handleiding dat het ideale aantal deelnemers aan de workshop ongeveer 10 is. Besteed ook nadrukkelijk aandacht aan een aantal producten die specifiek in de eetcultuur van de grootste allochtone groepen in Nederland (Turks, Marokkaans en Surinaams) voorkomen.
l
Als aanvulling zouden na afloop - met name voor hoger opgeleide ouders - de folders 'Gezond eten en bewegen met kinderen van 1-4 jaar' en 'De eerste hapjes (voor kinderen jonger dan 1 jaar)' van het Voedingscentrum meegegeven kunnen worden.
Ontwikkeld door Stichting Voedingscentrum Nederland Eisenhowerlaan 108 2508 CK Den Haag Telefoon: 070 - 306 88 88 Contactpersoon: Karen van Drongelen Email:
[email protected] Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering d.d 22-09-2011 Oordeel: Goed onderbouwd Toelichting: Positief is de creatieve insteek op smaakontwikkeling en de werkvormen. De relatie tussen smaakontwikkeling en gevarieerde voeding en de relatie tussen gevarieerde voeding en preventie van overgewicht is duidelijk aangegeven. De referentie naar dit document is: K. van Drongelen (september 2011). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Smakelijke eters'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie De interventie is gericht op de smaakontwikkeling van jonge kinderen. Als zij die smaak goed ontwikkelen worden zij smakelijke eters. De naam verwijst ook naar 'smakelijk eten'.
2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Smaakontwikkeling Om een gezond eetpatroon te ontwikkelen is het van belang om gevarieerd te eten, zodat men genoeg van alle gezonde voedingsstoffen binnenkrijgt (Skinner, Carruth, Bounds, Ziegler, & Reidy, 2002).Voedingskeuzes van mensen worden voor het grootste gedeelte bepaald door de smaak van voeding (Contento, 2007). Een kind dat veel verschillende smaken leert kennen, eet daarom gemakkelijker gevarieerd dan een kind met een eenzijdige smaak (Gerrish & Mennella, 2001). Jonge kinderen hebben de voorkeur voor voeding met een hoge energiewaarde. Vroeger waren de voorkeuren van baby's adaptief, maar tegenwoordig veroorzaken deze voorkeuren overconsumptie en overgewicht (Scaglioni, Salvioni, & Galimberti, 2008). Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat smaakontwikkeling op jonge leeftijd een van de meest bepalende factoren is in het voedingsgedrag op latere leeftijd (o.a. Kelder, Perry, Klepp, & Lytle, 1994). Smaakontwikkeling ligt aan de basis van een gezond en gevarieerd eetpatroon. Een gezond en gevarieerd eetpatroon is een van de belangrijkste elementen in de preventie van overgewicht. Weinig ouders ontvangen tegenwoordig echter begeleiding bij hoe zij hun kinderen gevarieerd kunnen leren eten en hoe zij voedselacceptatie bij hun kinderen kunnen promoten. Overgewicht De afgelopen jaren is het aantal kinderen met overgewicht sterk toegenomen (Harris, 2008). De prevalentie van overgewicht en obesitas onder allochtone groepen in Nederland ligt hoger dan de prevalentie bij autochtonen. Overgewicht komt vaker voor bij kinderen uit de grote steden en kinderen van Marokkaanse en Turkse afkomst (Fredriks, van Buuren, Singh, Wit, & Verloove-Vanhorick, 2005). Uit onderzoek blijkt dat 32% van de Turkse kinderen overgewicht heeft, 27% van de Marokkaanse en 14% van de Nederlandse (Van Bakel, & Zantinge, 2010b). Er is ook een verband gevonden tussen de opleiding van ouders en het voedingspatroon van hun kinderen. Kinderen met hoogopgeleide ouders eten significant meer groente, fruit, vezels en vitamine D vergeleken met kinderen van lager opgeleide ouders (Ocké & Harbers, 2009).Overgewicht op kinderleeftijd zet zich makkelijk om naar overgewicht op volwassen leeftijd en dit kan leiden tot gezondheidsproblemen zoals hart- en vaatziekten, diabetes type 2, vormen van kanker en gewrichtsproblemen (Skinner, Carruth,
Bounds, Ziegler, & Reidy, 2002).
3. Doel van de interventie Het hoofddoel van de interventie is het bevorderen van de smaakontwikkeling van jonge kinderen door het bevorderen van de kennis, bewustwording en opvoedvaardigheden van hun ouders. Subdoelen: l l l
l
Ouders hebben meer kennis over wat een gezond eetpatroon bij hun kinderen inhoudt. Ouders zijn zich bewust van het belang van smaakontwikkeling. Ouders zijn zich bewust van de rol die zij zelf spelen met betrekking tot de smaakontwikkeling van hun kind. De opvoedcompetenties van ouders met betrekking tot smaakontwikkeling zijn versterkt zodat smaakontwikkeling en daarmee een gezond eetpatroon gerealiseerd kan worden bij hun kinderen. Onder opvoedcompetenties worden verstaan: consequent zijn, zelf het goede voorbeeld geven, omgaan met afwijkende (ongewenste) reacties, vertrouwen hebben in eigen kunnen.
4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld Einddoelgroep De interventie is specifiek gericht op laagopgeleide ouders van kinderen van 6 maanden tot 4 jaar. Intermediaire doelgroepDe interventie kan worden uitgevoerd door pedagogen, pedagogisch medewerkers en JGZ verpleegkundigen op kinderdagverblijven, consultatiebureaus, peuterspeelzalen en voorscholen. Indicatie- en contra-indicatiecriteria Indicatie- en contra-indicatiecriteria zijn niet van toepassing binnen de interventie. Toepassing bij migranten De interventie is bedoeld voor autochtone en voor migrantengroepen. De interventie heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde, schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
5. Aanpak Opzet van de interventie Structuur De workshop 'Smakelijke eters' is een eenmalige 2 uur durende praktische workshop voor ouders, waarin de smaakontwikkeling van kinderen centraal staat. De workshop bestaat uit 5 smaakproeven. Ouders ervaren hoe zij zelf proeven en hoe zij zelf reageren op verschillende smaken en ervaren op deze manier wat een kind meemaakt als het iets nieuws moet leren eten. Na afloop van elke smaakproef is er ruimte voor discussie tussen ouders en het stellen van vragen aan de workshopleider. Ouders kunnen op deze manier ervaringen met elkaar uitwisselen en elkaar tips geven om het eetgedrag van kinderen te bevorderen. De workshopleider geeft extra achtergrondinformatie en praktische tips die ouders thuis toe kunnen passen. De workshop wordt gegeven door pedagogen, pedagogisch medewerkers en JGZ verpleegkundigen op kinderdagverblijven, consultatiebureaus, peuterspeelzalen en voorscholen. Een cursusgroep kan op basis van het beschikbare materiaal uit maximaal 20 ouders bestaan, maar op basis van de procesevaluatie is het advies de workshop aan maximaal 10-15 ouders te geven. Voordat ouders op locatie aankomen worden de proeven door de workshopleider voorbereid. Alle benodigde materialen voor de workshop zijn opgeborgen in een kist: de 'smaakkist'. De materialen bestaan uit een tafelkleed, bordjes, bekertjes, bestek in verschillende kleuren. Voordat de ouders arriveren dekt de workshopleider de tafel, waaraan de workshop plaatsvindt. Werving deelnemers De ouders worden geworven via hun bezoeken aan de Ouder en Kind Zorg / JGZ en de Kinderopvang. Daar worden ze middels posters, flyers en proactief door de verpleegkundigen geworven.
Inbedding 'Smakelijke eters' kan als op zichzelf staande interventie worden gebruikt, maar de verwachting is dat de (bescheiden) effecten zich dan vooral op het niveau van bewustwording zullen voordoen. We veronderstellen dat de effectiviteit van Smakelijke eters wordt vergroot als het uitmaakt van een breder, samenhangend aanbod vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin of de kinderopvang. Doorgaans wordt door deze organisaties het nodige aan opvoedinformatie en -ondersteuning geboden, waar de workshop goed op aansluit. De handleiding zal de aanbeveling gaan bevatten om de workshop onderdeel te laten zijn van een breder pakket, bijvoorbeeld een reeks aan workshops/voorlichtingsavonden op het gebied van voeding en/of opvoedingsondersteuning. De ouderworkshop 'Eetplezier en beweegkriebels'(Voedingscentrum en NISB) sluit bijvoorbeeld goed aan. Deze is gericht op de ouders van kinderen vanaf 1 jaar en gaat vooral in op herkenbare opvoedsituaties rond eten en bewegen. De kanalen waarlangs deze interventie wordt ingezet komen overeen met die van 'Smakelijke eters'. Vanaf de basisschool leeftijd kan 'Smakelijke eters' opgevolgd worden door 'Smaaklessen' (interventie voor de basisschool, gericht op het kind zelf).Verder bevat de handleiding/smaakkist materialen en tips voor materialen als ouders meer willen weten of een naslagwerk willen. Bijvoorbeeld de folders 'De eerste hapjes' en 'Gezond eten en bewegen voor kinderen van 1 - 4 jaar', het boek 'Alles over gezond eten en bewegen met baby en peuter,' het magazine 'Smak voor kleintjes' (binnenkort 'Why's voor kleintjes'), maar ook de materialen over voorbeeldgedrag uit de campagne 'Geef het gezonde voorbeeld'. Inhoud van de interventie De workshop 'Smakelijke eters' is interactief en biedt ruimte voor kennisoverdracht, bewustwording en voor het versterken van de opvoedcompetenties. De workshop bestaat uit 6 onderdelen, waarvan 5 smaakproeven: Introductie van de workshop: Ouders krijgen een korte uitleg over smaak en smaakontwikkeling (wat is smaak, welke zintuigen zijn bij smaak betrokken en hoe wordt smaak beïnvloed door culturele, emotionele en psychologische factoren). Door middel van kennisoverdracht wordt ook getracht de kennis van ouders over een gezond leefpatroon te vergroten Proef 1: wat proef je? Met behulp van proef 1 ontdekken ouders wat er allemaal komt kijken bij eten en proeven. Eten kan verschillend smaken, afhankelijk van wat er daarvoor gegeten is. Zo is zure yoghurt nog zuurder als daarvoor iets zoets gegeten wordt. Proef 2: hoe smaakt die kleur? De tweede smaakproef bestaat uit twee delen, waarin ouders de invloed van kleur op de smaakbeleving ontdekken. Ouders ontdekken bijvoorbeeld dat wanneer ze yoghurt met een roze kleurstof voorgeschoteld krijgen, ze verwachten dat de yoghurt naar aardbeien of frambozen smaakt en deze smaak ook denken te ervaren, terwijl het 'gewone' yoghurt is. Uit deze proef komt naar voren dat kleur van invloed is op de verwachtingen met betrekking tot smaak en dat dit bij kinderen ook zo werkt. Proef 3: proef structuur en cultuur Ouders krijgen tijdens de derde smaakproef een bordje voorgeschoteld met daarop een stukje tomaat, wortel, paprika, komkommer en ongekookte broccoli. Het blijkt dat ouders voorkeuren hebben voor bepaalde soorten groenten. Tijdens deze proef merken ouders dat kinderen soorten voeding die hun ouders niet lekker vinden of waarvan ze niet weten hoe ze klaargemaakt moeten worden ook niet snel eten. Een kind maakt dus vooral kennis met de smaakvoorkeuren van de ouders. Daarbij ervaren ouders ook dat hun oordeel over smaak ook bepaald wordt door hoe een product aanvoelt in de mond (structuur) en wat je gewend bent. Vervolgens wordt de pot appelmoes erbij gepakt en aangetoond dat appelmoes smaken kan verbloemen, waardoor kinderen smaken niet goed leren kennen. Ouders krijgen na afloop van de proef tijd om ervaringen met elkaar uit te wisselen over hun eigen smaakvoorkeuren en die van hun kinderen. Proef 4: wat de boer niet kent.. Tijdens proef 4 laat de workshopleider 5 foto's rondgaan van gerechten: spaghetti met meelwormen, oesters, paddenstoelen, haggis en gegrilde aubergines. Een deel van deze gerechten zijn voor Nederlanders en ook in veel andere culturen vreemd en 'vies'. Dit gegeven wordt gekoppeld aan het feit dat kinderen in eerste instantie ook vaak afwijzend reageren op onbekend voedsel. De eigen afwijzende reactie wordt dus gespiegeld
aan die van het kind als het iets nieuws te eten krijgt. Daarnaast leren ouders hoe ze kinderen kunnen helpen bij het wennen aan vreemd eten door zelf het goede voorbeeld te geven, een kind niet te dwingen om iets te eten, een product op een andere manier te bereiden en herhaaldelijk aan te bieden. Ouders krijgen ook de tijd om elkaar tips te geven hoe zij ermee omgaan als hun kind iets niet lust. De workshopleider geeft vervolgens feedback en eventueel nog extra tips aan de ouders. Proef 5: tafeltje dekjeIn de laatste proef worden afbeeldingen van verschillende eettafels getoond: voor de televisie, een rommelige tafel en een mooi gedekte tafel. Met behulp van de foto's wordt een discussie op gang gebracht over hoe er bij ouders thuis gegeten wordt. Er komt aan bod of er op vaste tijden gegeten wordt, of de televisie aanstaat en of er wel eens problemen zijn tijdens het eten. Ouders krijgen tips over hoe ze het gezellig kunnen houden aan tafel en welke strategieën het eetgedrag van kinderen bevorderen en juist belemmeren. Ouders wisselen ervaringen met elkaar uit hoe de sfeer bij hen aan tafel is en kunnen elkaar wederom tips geven. De workshopleider legt uit dat de gunstigste opvoedingsstijl om tijdens het eten (en in het algemeen) te hanteren een autoritatieve opvoedingsstijl is en geeft tenslotte een flyer met tips om het gezellig te houden aan tafel.
6. Materialen en links Ter begeleiding van de interventie is er een handleiding voor workshopleiders beschikbaar en een 'smaakkist' met daarin de benodigde materialen om de workshop uit te kunnen voeren. De smaakkist bevat alle te gebruiken materialen: van bekers, bordjes en een tafelkleed tot lucifers, kleurstof en suikerklontjes. Daarnaast is voor de cursisten het volgende materiaal beschikbaar: l l
2 Posters workshop** 1 boekje Gezond eten en bewegen voor baby en peuter
l
1 exemplaar van het tijdschrift Smak voor kleintjes ** (deze verandert per najaar 2011 van naam) 1 leaflet Gezond eten en bewegen met kinderen van 1-4 jaar** 1 folder van de schijf van 5**
l
60 hand-out tips top 10 om het gezellig te houden + smaakschema**
l l
** extra exemplaren te bestellen via de webshop van het Voedingscentrum: www.voedingscentrum.nl l
Ook bevat de smaakkist een boodschappenlijst van verse producten die tijdens de workshop gebruikt worden.
7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Onderbouwing Voedingskeuzes van mensen worden voor het grootste gedeelte bepaald door de smaak van voeding (Contento, 2007). Er bestaan individuele verschillen tussen kinderen in wat ze lekker vinden en wat ze minder lekker vinden. De voorkeur voor zoete smaken is universeel aanwezig bij pasgeboren kinderen, even als een aversie ten opzichte van zure of bittere smaken (Scaglioni, Salvioni, & Galimberti, 2008). De voorkeur voor zoute smaken ontstaat meestal wanneer baby's rond de 4 maanden oud zijn. Daarnaast hebben kinderen de voorkeur voor voeding met een hoge energiewaarde. Vroeger waren de voorkeuren van baby's adaptief, maar tegenwoordig veroorzaken deze voorkeuren overconsumptie en overgewicht. Om gezond te eten is een gevarieerd eetpatroon van belang, zodat kinderen alle voedingsstoffen binnen krijgen die ze nodig hebben (Skinner, Carruth, Bounds, Ziegler, & Reidy, 2002).Een kind dat veel verschillende smaken leert kennen, eet gemakkelijker gevarieerd dan een kind met een eenzijdige smaak (Gerrish & Mennella, 2001). Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat smaakontwikkeling op jonge leeftijd een van de meest bepalende factoren is in het voedingsgedrag op latere leeftijd (o.a.Kelder, Perry, Klepp, & Lytle, 1994). Weinig ouders ontvangen tegenwoordig echter begeleiding bij hoe zij hun kinderen gevarieerd kunnen leren eten en hoe zij voedselacceptatie bij hun kinderen kunnen promoten. Voorlichting aan en begeleiding van ouders is van belang om de eetpatronen van jonge kinderen te verbeteren en overgewicht/obesitas op latere leeftijd te voorkomen. Determinanten Gedragsdeterminanten
Een aangeboren factor die van belang is bij de acceptatie van nieuwe soorten voedsel is neofobie. De meeste kinderen komen in een fase van het weigeren van nieuwe voeding als ze 18 maanden tot 2 jaar oud zijn (Harris, 2008). De neiging om nieuwe soorten voeding af te wijzen wordt neofobie genoemd (Scaglioni et al., 2008). Neofobie wordt geassocieerd met een verminderde kwaliteit van het eetpatroon, minder variatie in voeding en een lagere inname van groente en fruit (Cooke, 2007). Hoewel genetische determinanten een rol spelen bij het eetgedrag van jonge kinderen, zijn de meeste voedselvoorkeuren aangeleerd (Contento, 2007). De ervaring met voedsel wordt in belangrijke mate bepaald door herhaaldelijke blootstelling en bekendheid met het voedsel (Cooke, 2007). Vroege blootstelling aan verschillende smaken bevordert de acceptatie van deze smaken op latere leeftijd. Skinner Carruth, Bounds, Ziegler, & Reidy (2002) vonden bijvoorbeeld dat frequente blootstelling aan een ruime variatie fruitsoorten in de eerste twee levensjaren voorspellend was voor de variatie aan fruitsoorten die geconsumeerd wordt door kinderen van lagere school leeftijd. Niet alle soorten voeding worden echter even gemakkelijk geaccepteerd door jonge kinderen. Groentesoorten die in eerste instantie niet lekker gevonden worden, kunnen geaccepteerd worden door kinderen na herhaaldelijke blootstelling (Nicklaus, 2009). De meeste ouders bieden nieuwe voeding echter niet vaker dan vijf keer aan, zodat een kind niet genoeg tijd krijgt om aan de voeding te wennen (Nicklaus, 2009). Soms moeten kinderen wel 10 keer een smaak proeven, voordat deze geaccepteerd wordt (Allen & Myers, 2006). Familieomgeving Verschillende studies hebben aangetoond dat het eetgedrag van kinderen sterk beïnvloed wordt door de familieomgeving. De familieomgeving van kinderen is in de eerste levensjaren de belangrijkste omgeving, waarin kinderen eetgedrag aanleren (Raine, 2005). Zodra kinderen ouder worden speelt de sociale omgeving buiten de familie een belangrijkere rol, zoals de invloed van leeftijdsgenootjes (Raine, 2005). Ouders kunnen een omgeving voor hun kinderen creëren die de ontwikkeling van gezond eetgedrag en een gezond gewicht bevorderen, maar ook (onbewust) een omgeving creëren die overgewicht en een verstoord eetpatroon kunnen bevorderen (Raine, 2005). Het eetgedrag van kinderen wordt direct beïnvloed door de beschikbaarheid van voeding en wat ouders hun kinderen voorschotelen (Branca et al., 2007). Voedselvoorkeuren en het voedsel dat gegeten wordt door kinderen is gerelateerd aan de voedselvoorkeuren van hun moeders (Skinner, Carruth, Bounds, Ziegler, & Reidy, 2002).Ouders beïnvloeden het eetgedrag van hun kinderen door model te staan voor hun kinderen door middel van hun eigen eetgedrag, smaakvoorkeur en voedingskeuzes (Kral, & Rauh, 2010). Cullen, Baranowski, Rottenberry & Olvera (2000) vonden dat de voedingspatronen binnen een familie met elkaar overeenkomen en dat dit waarschijnlijk het resultaat is van modelling, waarbij kinderen het gedrag van hun ouders imiteren. Kinderen zullen gemakkelijker een gezond eetpatroon ontwikkelen en nieuwe soorten voeding accepteren, wanneer ouders zelf gezond eten en gezonde voeding aanbieden aan hun kinderen (Skouteris et al., 2010). De opvoedingsstijl van ouders speelt ook een belangrijke rol bij het ontwikkelen van positieve eetgewoonten bij kinderen en het voorkomen van overgewicht (Blanchette & Brug, 2005; Patrick & Nicklas, 2005; Rhee, Lumeng, Appugliese, Kaciroti, & Bradley, 2006). Uit onderzoek blijkt dat een gezaghebbende opvoedingsstijl preventief is voor overgewicht en obesitas (Rhee et al., 2006). Kenmerkend voor de gezaghebbende opvoedstijl is dat de ouder wel grenzen stelt, maar tegelijkertijd sensitief en warm is ten opzichte van het kind. Een autoritaire opvoeding (streng, restrictief) en permissieve opvoeding (onbegrensd) hangen allebei samen met het ontwikkelen van overgewicht en obesitas (Rhee et al., 2006). Er bestaat onder andere een onderscheid in de verdeling van verantwoordelijkheden van het kind en van de ouders. In een ideale situatie bieden ouders hun kinderen een variëteit aan gezonde voeding aan en bepalen de tijden waarop gegeten wordt en bepalen kinderen of ze willen eten en hoeveel ze willen eten (Blanchette & Brug; Golan & Weizman, 2001). Uit onderzoek blijkt namelijk dat kinderen beschikken over een aangeboren mechanisme dat het hongergevoel reguleert. Wanneer ouders hun kinderen gevarieerde voeding aanbieden, kunnen kinderen zelf effectief de energie-inname reguleren (Scaglioni et al., 2008). Toegepast op de regulatie van eetgedrag blijkt dat wanneer ouders gebruik maken van beloftes tot belonen wanneer het kind zijn of haar bord leeg eet, het zelfregulerend vermogen met betrekking tot de calorie-inname negatief beïnvloed wordt. Wanneer dergelijke strategie geregeld door ouders wordt gebruikt, kan dit schadelijk zijn voor het zelfregulerend vermogen van een kind en resulteren in een toegenomen vertrouwen op externe cues die de hoeveelheid voedselinname bepalen (Rhee, 2008). Intra-persoonlijke factoren bestaan uit individuele cognitieve determinanten van gedrag zoals attitude, subjectieve norm, intenties en eigen effectiviteit (Contento, 2007). Omdat de workshop 'Smakelijke eters'
gericht is op ouders als doelgroep zullen we de intra-persoonlijke factoren bespreken die van toepassing zijn op de ouders. Deze factoren komen aan bod in verschillende theoretische modellen, zoals de 'Theorie van Gepland Gedrag' (Ajzen, 1991, 2005). Attitude vormt een belangrijk concept binnen deze theorie. Attitude heeft bijvoorbeeld betrekking op de waardering ten opzichte van risicogedrag, de kennis van risicogedrag, oordelen over voor- en nadelen en gewoonten van iemand (Kremers et al., 2008). Positieve attitudes met betrekking tot voeding bij ouders van jonge kinderen worden geassocieerd met plezierigere eetmomenten, minder negatieve voedingsstrategieën en minder eetproblemen (Gable & Lutz, 2001). Volgens de Theorie van Gepland Gedrag ontwikkelen mensen een positieve attitude ten opzichte van bepaald gedrag, wanneer anderen het gedrag positief evalueren (subjectieve norm) en als mensen overtuigd zijn dat ze het gedrag kunnen uitvoeren (perceived behavioral control ofwel eigen effectiviteit). Dit resulteert in hoge intentie (motivatie) om het gedrag uit te voeren. Uit onderzoek blijkt dat de attitude en de subjectieve norm van de ouders sterk van invloed is op het eet- en beweeggedrag van kinderen (Bruil et al., 2002). Omgevingsdeterminanten Contento (2007) maakt onderscheid tussen verschillende omgevingsdeterminanten: fysieke, sociaal-culturele, economische en de informatie omgeving. De fysieke omgeving bestaat uit de beschikbaarheid en toegankelijkheid van voedsel (Raine, 2005). De fysieke omgeving bepaalt vaak direct of gezond gedrag mogelijk is, bijvoorbeeld door het al dan niet beschikbaar zijn van gezonde keuzes. De eetomgeving speelt daarnaast een belangrijke rol. Gezamenlijk aan tafel eten zonder televisie aan creëert een sociaal wenselijke sfeer, wat stimulerend is voor het ontwikkelen van positief eetgedrag (Allen & Myers, 2006; Ziegler, Briefel, Ponza, Novak, & Hendricks, 2006). Uit een onderzoek van Boonekamp en collega's, zoals beschreven in L'Hoir en Beltman (2010) kwam een verband naar voren tussen 'niet aan tafel eten' en overgewicht bij kinderen tussen 2 en 4 jaar. Het verband dat in veel studies is vastgesteld tussen het aantal uren tv kijken en overgewicht wordt toegeschreven aan a) vermindering van lichamelijke activiteit, b) toegenomen calorie-inname tijdens het kijken, gestimuleerd door voedselreclames, en c) verminderd rustmetabolisme (Robinson, 2001). Cultuur en de afkomst van de familie oefenen invloed uit op de voedingskeuzes en eetpatronen. Per cultuur bestaan er verschillende normen met betrekking tot voedingsvoorkeuren en welke soorten voeding gebruikelijk zijn voor verschillende gelegenheden (Contento, 2007). De cultuur waarin kinderen opgroeien bepaalt dus in belangrijke mate de blootstelling aan verschillende soorten voeding (Wardle & Cooke, 2008). De economische omgeving verwijst naar de kosten en daarmee naar de bereikbaarheid van gezonde keuzes (Brug, 2007). De economische omgeving bestaat daarnaast uit de sociaal economische status, het educatieniveau en het beroep (Taylor, Evers, & McKenna, 2005). De prijs van voeding is met name van belang bij voedingskeuzes wanneer het inkomen beperkt is (Taylor et al., 2005). Uit onderzoek blijkt dat ouders denken dat gezonde voeding duur is en dat het bereiden van gezonde voeding tijdrovend is (Patrick & Nicklas, 2005). Een lage sociaal economische status (SES) van ouders wordt geassocieerd met een lagere kwaliteit van het voedingspatroon bij kinderen. Kinderen van ouders met een lage SES consumeren bijvoorbeeld meer voeding met een hoog vetgehalte (Taylor et al., 2005). De informatie omgeving, tenslotte, bestaat uit de media en reclame (Contento, 2007). Aangezien de meeste reclame rondom voeding bestaat uit ongezonde voeding is dit van negatieve invloed op de eetpatronen van kinderen (Patrick & Nicklas, 2005). Determinanten in de workshopHoewel ook minder nabije omgevingsfactoren een belangrijke rol spelen zijn deze factoren in mindere mate veranderbaar. De workshop richt zich daarom met name op de veranderbare (intra)persoonlijke determinanten. Kennis Eerdere studies (Harvey-Berino & Rourke, 2003; McGarvey, Keller, Forrester, Williams, Sewerd, & Suttle, 2004; Haire-Joshu, Elliot, Caito, Hessler, Nanney, Hale, Boehmer, Kreuter, & Brownson, 2008) hebben aangetoond dat het verschaffen van informatie over voeding en het bevorderen van gedrag met betrekking tot een gezonde leefstijl resulteert in een toename van kennis en gedrag gerelateerd aan een gezonde leefstijl. Kennis is dus een belangrijke en veranderbare determinant. Kennis leidt niet altijd direct tot een gedragsverandering, maar het geven van informatie over smaak en smaakontwikkeling is onmisbaar en bovendien vereist om de andere determinanten aan te pakken (Bartholomew et al., 2006). Bewustzijn Bewustzijn van het eigen voedingsgedrag blijkt een belangrijke determinant, omdat mensen zich vaak niet bewust zijn van de negatieve uitkomsten van hun gedrag (Brug, 2004). Sommige ouders zijn zich bijvoorbeeld niet bewust van de voorbeeldrol die zij uitoefenen op het eetgedrag van hun kind. Uit onderzoek blijkt dat
bewustwording van ongezond eetgedrag sterk gecorreleerd is met intenties om veranderingen aan te brengen in het eetgedrag (Brug, 2008). Brug (2004) heeft aangetoond dat het creëren van bewustzijn van de eigen consumptie een eerste noodzakelijke stap is in het proces van gedragsverandering. Ouders spelen een sleutelrol in de preventie van overgewicht bij kinderen. Om ouders te betrekken bij de preventie en behandeling van overgewicht en obesitas is het van belang dat zij zich ervan bewust worden dat de gezondheid van hun kind op het spel staat (Jansen & Brug, 2006). Eigen effectiviteit De derde determinant binnen de workshop is de eigen effectiviteit. Onder eigen effectiviteit vallen de mate van controle met betrekking tot gedrag, de inschatting van de moeilijkheid van de vaardigheid en de mate waarin iemand zelfvertrouwen heeft in het vertonen van gedrag (Kremers et al., 2008). De eigen effectiviteit is een van de sterkste voorspellers van gedragsverandering (Glanz, Rimer, & Lewis, 2002). Vaardigheden De laatste determinant die aan bod komt in de workshop zijn vaardigheden. Vaardigheden staan in verband met de eigen effectiviteit (Brug, 2008). Vaardigheden zijn van belang om bepaald gedrag uit te voeren. Wanneer ouders bijvoorbeeld niet over de vaardigheden beschikken om een gezond eetpatroon bij hun kinderen te realiseren, waarvan ouders wel ingeschat hadden deze te beheersen (eigen effectiviteit) zal het gewenste gedrag niet gerealiseerd kunnen worden (Kremers et al., 2008). Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Doelgroep Uit de probleemanalyse blijkt dat kinderen op steeds jongere leeftijd (ernstig) overgewicht ontwikkelen. Smaakontwikkeling speelt hier een rol in. Het ontwikkelen van effectieve preventieprogramma's in de periode dat kinderen in contact komen met vaste voeding wordt daarom gezien als een belangrijke stap om overgewicht en obesitas aan te pakken (Skouteris, McCabe, Swinburn, Newgreen, Sacher, & Chadwick, 2010). Het Voedingscentrum heeft daarom in opdracht van de GGD Rotterdam-Rijnmond een interventie ontwikkeld voor ouders van kinderen van 6 maanden tot 4 jaar oud. Omdat een hoge Body Mass Index (BMI) op jonge leeftijd de belangrijkste voorspeller is voor obesitas op volwassen leeftijd, stellen de GGD Rotterdam-Rijnmond en het Voedingscentrum dat het van groot belang is om in de eerste levensfase te interveniëren. De ontwikkelde interventie is gericht op ouders, omdat ouders in de eerste levensjaren verantwoordelijk zijn voor de voeding van hun kinderen. Een probleem bij interventies voor kinderen op basisscholen en middelbare scholen vormt het bereiken van de ouders. Ouders van kinderen in de leeftijdscategorie van 0-4 jaar zijn gemakkelijker te bereiken, omdat zij bezoeken brengen aan consultatiebureaus en hun kinderen brengen en halen van kinderdagverblijven, peuterspeelzalen of voorscholen (Victorian Government Department of Human Services, 2005). Door deze regelmatige contactmomenten kunnen ouders makkelijker betrokken worden bij interventies. De leeftijdscategorie kinderen van 6 maanden tot 4 jaar is mede gekozen, omdat in deze periode de basis van smaakontwikkeling gelegd wordt (Breen, Plomin, & Wardle, 2006). Voedingspatronen bij jonge kinderen moeten nog worden aangeleerd of zijn nog minder ingeslepen en daardoor dus makkelijker te veranderen dan voedingspatronen van oudere kinderen(Bulk-Bunschoten, Renders, Leerdam, & Hirasing, 2005). De GGD en het Voedingscentrum hebben ervoor gekozen om de interventie speciaal te richten op ouders met een lage sociaal economische achtergrond, omdat uit de literatuur gebleken is dat deze doelgroep meer problemen heeft om gezond te eten en een hogere kans heeft om overgewicht en obesitas te ontwikkelen (Ocké & Harbers, 2009). Het doel van de workshop is de smaakontwikkeling bij jonge kinderen bevorderen in de vorm van een workshop voor ouders. Het eerste subdoel van de workshop is kennis over een gezond eetpatroon vergroten bij ouders. Omdat ouders in de eerste levensjaren van een kind de belangrijkste invloed uitoefenen op het eetgedrag is het belangrijk dat ouders weten wat een gezond eetpatroon inhoudt en hoe dit gerealiseerd kan worden. Het tweede subdoel sluit hier op aan: ouders bewust maken van het belang van smaakontwikkeling. Uit de probleemanalyse blijkt dat smaakontwikkeling op jonge leeftijd een van de meest bepalende factoren is in het voedingsgedrag op latere leeftijd. In de probleemanalyse wordt daarnaast benadrukt dat het eetgedrag van ouders van invloed is op het eetgedrag van kinderen. Aan bod komt dat de voedingspatronen binnen een familie met elkaar overeenkomen en dat dit waarschijnlijk het resultaat is van modelling, waarbij kinderen het gedrag van hun ouders imiteren. Het derde doel is daarom ouders bewust maken van de rol die zij zelf spelen met betrekking tot de smaakontwikkeling van hun kind. Tenslotte komt in de probleemanalyse ter sprake dat de opvoedingsstijl van ouders een belangrijke rol speelt bij het eetgedrag van kinderen. Gedurende de
workshop leren ouders hoe ze positief eetgedrag bij hun kinderen kunnen realiseren en welke strategieën juist een averechts effect hebben. Aangezien mensen met een lage SES voorkeur hebben voor praktische activiteiten (Geerts, 2003) wordt er tijdens de workshop gebruik gemaakt van smaakproeven. Doordat de workshop interactief is kan het zijn dat de ene proef meer aandacht krijgt dan de andere afhankelijk van de vragen van ouders en de discussies tussen ouders. Omdat het een eenmalige workshop van 2 uur is zullen ouders zich sneller aanmelden dan wanneer ze meerdere malen terug moeten komen. De workshop heeft een positieve insteek en is niet betuttelend of belerend. De workshop is zo opgesteld dat ouders door middel van smaakproeven zelf kunnen ervaren hoe het voor kinderen is om in aanraking te komen met nieuwe smaken. Op deze manier leren ze zich niet alleen te verplaatsen in wat het kind meemaakt, maar zijn ze ook actief betrokken bij de workshop. Zo wordt aannemelijk gemaakt dat ouders geïnspireerd worden om de smaakontwikkeling bij hun kinderen te bevorderen. De workshopleider heeft hierin een coachende rol Werkzame interventie elementen De belangrijkste methoden die in de workshop 'Smakelijke eters' aan bod komen zijn actief leren (leren door te doen) en directe ervaring door middel van smaakproeven. Met behulp van de smaakproeven worden ouders zich bewust van de invloed van verschillende factoren op hun eigen smaakbeleving en zullen ze ook beter begrijpen hoe deze factoren invloed hebben op de smaakbeleving van hun kind. Een methode gericht op de eigen effectiviteit en vaardigheden binnen de workshop 'Smakelijke eters' is guided practice. Binnen de workshop wordt gebruik gemaakt van de strategie discussie om op een interactieve manier verschillende tips en trucs aan bod te laten komen die kunnen helpen bij het realiseren van een gezond eetpatroon bij kinderen. Guided practice wordt gecombineerd met modelling. Ouders wisselen tips met elkaar uit die ze kunnen gebruiken wanneer hun kinderen niet willen eten. Ouders fungeren op deze manier als rolmodellen voor elkaar.Daarnaast wordt in de workshop gebruik gemaakt van advies op maat: afhankelijk van de vragen die ouders hebben wordt er meer aandacht besteed aan bepaalde proeven, wat de betrokkenheid van ouders vergroot. De vijf methodes worden alle beschreven in Bartholomew et al., 2006 als werkzame methodes binnen interventies.
8. Samenvatting van de onderbouwing De workshop 'Smakelijke eters' richt zich op het bevorderen van de smaakontwikkeling bij jonge kinderen door kennis, bewustwording en opvoedvaardigheden van ouders te versterken. De werkzame elementen in de workshop zijn het zelf uitvoeren van de smaakproeven (actief leren, directe ervaring) en de uitwisseling van ervaringen tussen ouders en workshopleider met betrekking tot het eetgedrag van hun kinderen (guided practice en modelling).
9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Workshopleiders moeten een pedagogische opleiding afgerond hebben en ervaring hebben met het geven van themabijeenkomsten aan ouders om de workshop te kunnen geven. Daarnaast moeten workshopleiders een eenmalige training volgen voordat ze de workshop mogen geven. Protocol / handleiding Voor de overdracht van de interventie is een handleiding voor de workshopleider aanwezig. Afhankelijk van de vraag van ouders kunnen workshopleiders bepaalde onderdelen meer aandacht geven dan andere onderdelen. Van belang is dat proef 4 en 5 in elk geval voldoende aandacht krijgen.Potentiële workshopleiders kunnen door het Voedingscentrum getraind worden in het geven van deze workshop. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerder. Kosten Smaakkist (eenmalige aanschaf) Kosten van materiaal €250,-
Handlingskosten (inkoop en inpakken inhoud) is afhankelijk van het aantal kisten dat gevuld moet worden: l l
1 kist: 1 dag (8 uur à €76,-) €608,10 kisten 3 dagen (24 uur à €76,-) €1824,-
(Er wordt nog gekeken of op de handling bezuinigd kan worden. Het probleem is op dit moment dat de materialen bij veel verschillende winkels vandaan komen.) Train-de-trainerscursus €1.000,-1 dagdeel + voorbereiding ( We gaan er daarbij van uit dat deze bijeenkomst op locatie in Rotterdam zal plaatsvinden, door de GGD wordt georganiseerd en door het Voedingscentrum gegeven. Een GGD kan bijvoorbeeld zo'n training aanvragen voor een aantal medewerkers of beoogde trainers)
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies Procesevaluatie Om na te gaan hoe de workshop wordt gebruikt en gewaardeerd wordt is een procesevaluatie uitgevoerd (Holsteijn, 2011). Hiervoor zijn twee medewerkers van GGD Rotterdam-Rijnmond en 5 workshopleiders geïnterviewd middels een semigestructureerd interview en hebben 6 moeders meegedaan aan een focusgroep onder de doelgroep. In de pilotfase zijn door 95 ouders evaluatieformulieren ingevuld, waarvan 60 formulieren bruikbaar waren. Resultaten Uit de procesevaluatie blijkt dat de workshop door zowel de workshopleiders als de ouders positief gewaardeerd wordt. Ouders vinden de materialen er gezellig en uitnodigend uitzien en vinden het vooral leuk dat ze met behulp van de materialen zelf kunnen proeven. Volgens de statistieken is de workshop op 34 locaties in de regio Rotterdam uitgevoerd en zijn in totaal ongeveer 450 ouders bereikt. Het maximaal aantal deelnemers van 20 per workshop is volgens de workshopleiders te veel. Een groepje van ongeveer 10 ouders wordt aangeraden, zodat er voldoende tijd is om ouders persoonlijke aandacht te geven en in te kunnen gaan op de vragen die ouders hebben. Het thema smaakontwikkeling en gezond eten wordt door ouders en workshopleiders als relevant beschouwd. Qua niveau geven workshopleiders aan dat de workshop voor zowel lager opgeleide ouders, allochtone ouders en hoger opgeleide ouders geschikt is. Voor hoger opgeleide ouders is echter extra verdiepingsstof nodig, omdat zij doorgaans al meer kennis hebben over smaakontwikkeling en gezonde voeding. Volgens workshopleiders zijn de ingrediënten die tijdens het proeven gebruikt worden niet altijd herkenbaar voor allochtone ouders, omdat zij een andere eetcultuur hebben. Uit de observaties en de interviews met de workshopleiders blijkt dat workshopleiders niet altijd alle onderdelen van de workshop uitvoeren. Proef 4 en 5 worden vaker overgeslagen door workshopleiders, onder andere door gebrek aan tijd. In de handleiding wordt echter benadrukt dat aan deze twee proeven in ieder geval tijd besteed moet worden. Ook is gebleken dat niet alle materialen die aan ouders meegegeven kunnen worden, zoals het smaakschema en de tips om het gezellig te houden aan tafel, altijd aanwezig zijn in de smaakkist. Conclusie en aanbevelingen De workshop 'Smakelijke eters' wordt door zowel workshopleiders als ouders positief gewaardeerd. Ondanks de positieve waardering kan de workshop op enkele punten verbeterd worden. l l
Organiseer de workshop vanuit 1 centraal punt: waar geïnteresseerde zorgaanbieders als kinderdagverblijven of CJG's zich kunnen aanmelden om de workshop te geven
l
waar de workshops ingepland worden waar materialen bijbesteld kunnen worden
l
waar bijgehouden wordt hoeveel workshops er gegeven zijn, door welke workshopleider, op welke locatie
l
en hoeveel ouders deelgenomen hebben. l
l
Om te garanderen dat er tijd genoeg is om proef 4 en 5 uit te voeren wordt aangeraden deze proeven naar voren te schuiven. In de toekomst moet er op toegezien worden dat materialen om met ouders mee naar huis te geven op tijd bijbesteld worden en op voorraad aanwezig zijn in de smaakkist.
l
Geef als ideaal aantal deelnemers 10-15 personen aan.
l
Om de workshop voor allochtone ouders aantrekkelijker te maken zou het leuk zijn om ook een aantal
producten aan bod te laten komen die specifiek in de eetcultuur van de grootste allochtone groepen in Nederland (Turks, Marokkaans en Surinaams) voorkomen. l
Als aanvulling zou met name voor hoger opgeleide ouders de folder 'Gezond eten en bewegen met kinderen van 1-4 jaar' en de folder 'De eerste hapjes (voor kinderen jonger dan 1 jaar)' van het Voedingscentrum meegegeven kunnen worden na afloop van de workshop
Wijzigingen naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen De handleiding van de workshop 'Smakelijke eters' is naar aanleiding van de procesevaluatie aangepast, de aanbevelingen zijn grotendeels overgenomen. Het belang van proef 4 en 5 is nog duidelijker gemaakt in de handleiding. Deze proeven naar voren verplaatsen haalt de logische lijn uit de opbouw van de workshop.Het organisatorische verbeterpunt (organiseer vanuit 1 centraal punt) is gerelateerd aan de specifieke situatie in Rotterdam, maar wordt bij bredere implementatie als aandachtspunt meegenomen.
11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
12. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
13. Uitvoering van de interventies De interventie is door het Voedingscentrum ontwikkeld in opdracht van de GGD Rotterdam-Rijnmond. In totaal is de interventie in de regio Rotterdam-Rijnmond 34 keer uitgevoerd in de periode 2009-2011. De soorten locaties waar deze is uitgevoerd varieerde van welzijnsorganisaties tot kinderdagverblijven en consultatiebureaus.De organisatie die de coördinatie verzorgde (Stichting de Meeuw) bestaat niet meer. De coördinatie is overgenomen door de GGD.
14. Overeenkomsten met andere interventies De enige andere interventie die specifiek gericht is op smaak en smaakontwikkeling is 'Smaaklessen', een interventie ontwikkeld door het Voedingscentrum en de WUR. Deze interventie is echter veel omvangrijker en richt zich op een andere doelgroep (4-12 jarigen).Deze interventie is wel zeer geschikt als vervolg op 'Smakelijke eters'.
15. Lijst met aangehaalde literatuur Ajzen, I. (1991). The theory of planned behaviour. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50, 179 - 211. Ajzen, I. (2005). Attitudes, personality and behaviour. New York: McGraw-Hill. Allen, R. E., & Myers, A. L. (2006). Nutrition in toddlers. American Family Physician, 74, 9. Bakel, A. M. van, & Zantinge, E. M. (2010b). Zijn er verschillen naar etniciteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/lichaamsgewicht/zijn-erverschillen-naar-etniciteit/ Geraadpleegd op 12-10-10. Bartholomew, L. K., Parcel, G. S., Kok, G., & Gottlieb, N. H. (2006). Planning health promotion programs. An intervention mapping approach. San Francisco, CA: Jossey-Bass. Blanchette, L., & Brug, J. (2005). Determinants of fruit and vegetable consumption among six to twelve-yearold children and effective interventions to increase consumption. British Journal of Nutrition and Dietetics, 18, 431-443. Boere-Boonekamp, M. M, L'Hoir, M. P., Beltman, M., Bruil, J., Dijkstra, N., & Engelberts, A. C. Primaire preventie van overgewicht en obesitas in de JGZ 0-4 jaar. Een determinantenstudie. Universiteit Twente. Branca, F., Nikogosian, H., Lobstein, T. (2007). The challenge of obesity in the WHO European Region and the strategies for response. Kopenhagen: WHO Regional Office for Europe. Breen, F. M., Plomin, R., & Wardle, J. (2006). Heritability of food preferences in young children. Physiology & Behaviour, 88, 443-447. Brug, J. (2008). Determinants of healthy eating: motivation, abilities and environmental opportunities. Family
Practice, 25, 50-55. Brug, J. (2004). De consument en determinanten van voedingsgedrag. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/270555007.pdf Geraadpleegd op 21-10-10. Bruil, J., Hosli, E. J., Dijkstra, N. S., Renders, C. Fredriks, M. & Verloove-Verhorick, S. P. (2002). Overgewicht op de kinderleeftijd; een groeiend probleem in de jeugdgezondheidszorg. Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg, 34, 95-99. Bulk-Bunschoten, A.M.W., Renders C.M., Leerdam F.J.M. van, Hirasing R.A. (2005). Het overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht, Methode voor individuele primaire en secundaire preventie in de jeugdgezondheidszorg. Amsterdam: VU Medisch Centrum. Contento, I.R. (2007). Nutrition education. Linking research, theory, and practice. Boston: Jones and Bartlett Publishers. Cooke, L. (2007). The importance of exposure for healthy eating in childhood: a review. Journal of Human Nutrition and Dietetics, 20, 294-301. Cullen, K. W., Baranowski, T., Rittenberry, L., & Olvera, N. (2000). Social-environmental influences on children's diets: results from focus groups with African-, Euro-, and Mexican-American children and their parents. Health Education Research, 15, 581-590. Fredriks, A. M., Buuren, S. van, Sing, R. A., Wit, J. M., Verloove-Vanhorick, S. P. (2005). Alarming prevalences of overweight and obesity for children of Turkish, Moroccan and Dutch origin in The Netherlands according to international standards. Acta Paediatrica, 94, 496-498. Gable, S., & Lutz, S. (2000). Household, parent and child contributions to childhood obesity. Family Relations, 49, 293-300. Geerts, A. (2003). Gezonde Voeding hoeft niet veel te kosten. Samenwerkingsproject wint Stimuleringsprijs. Voedingsmagazine, 16, 6-7. Gerrish, C. J., & Mennella, J. A. (2001). Flavor variety enhances food acceptance in formula-fed infants. American Journal of Clinical Nutrition, 73, 1080-1085. Glanz, K., Rimer, B.K., & Lewis, F.M. (2002). Health Behavior and Health Education. San Francisco: JosseyBass. Harris, G. (2008). Development of taste and food preferences in children. Current opinion in clinical nutrition and metabolic care, 11, 315-319. Holsteijn, E. van (2011). Procesevaluatie van de workshop 'Smakelijke eters'. Den Haag: Voedingscentrum. Jansen W., & Brug, J. (2006). Parents often do not recognize overweight in their child, regardless of their socio-demographic background. European Journal of Public Health, 16, 645-647. Haire-Joshu, D., Elliot, M., Caito, N., Hessler, K., Nanney, M., Hale, N., Boehmer, T., Kreuter, M., & Brownson, R. (2008). High 5 for Kids: the impact of a home visiting program on fruit and vegetable intake of parents and their preschool children. Prevention Medicine, 47, 77-82. Harvey-Berino, J., & Rourke, J. (2003). Obesity prevention in preschool Native-American children: a pilot study using home visiting. Obesity Research, 11, 606-611. Kelder, S. H., Perry, C. L., Klepp, K. I., & Lytle, L. L. (1994). Longitudinal tracking of adolescent smoking, physical activity, and food choice behaviors. American Journal of Public Health, 84, 1121-1126. Kremers, S., Lechner, L., Meertens, R. & Vries, de, H. (2008). Hoofdstuk 4: Determinanten van gedrag. In Assema, van, P., Brug, J. & Lechner, L. (Eds.). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. (p. 75-105). Assen: Van Gorcum. Kral, T. V., & Rauh, E. M. (2010). Eating behaviors of children in the context of their family environment. Physiology & Behavior, 100, 567-573. L'Hoir, M. P., & Beltman, M. (2010) Syllabus Dubbel G (Over)gewicht bij kinderen. McGarvey, E., Keller, A., Forrester, M., Williams, E., Seward, D., & Suttle, D. (2004). Feasibility and benefits of a parent-focused preschool child obesity intervention. American Journal of Public Health, 94, 1490-1495. McGuire, W. J. (1985). Attitudes and attitude change. In: Brug, J., Assema, P., & Lechner, L. (2008). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: een planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum. Nicklaus, S. (2009). Development of food variety in children. Appetite, 52, 253-255. Ocké, M. C., & Harbers, M. M. (2009). Zijn er verschillen naar sociaaleconomische status? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, http://www.nationaalkompas.nl/Gezondheidsdeterminanten/Leefstijl/voeding/verschillen-sociaaleconomisch/. Geraadpleegd op 12-10-10. Ocké, M. C., & Kromhout, D. (2004). Voeding in relatie tot gezondheid en ziekte. In: Ons eten gemeten. Gezonde voeding en veilig voedsel in Nederland. Bilthoven: RIVM. http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/270555007.pdf. Geraadpleegd op 21-10-10.
Patrick, H., & Nicklas, T. A. (2005). A review of family and social determinants of children's eating patterns and diet quality. Journal of the American College of Nutrition, 24, 83-92. Raine, K. D. (2005). Determinants of healthy eating in Canada. An overview and synthesis. Canadian Journal of Public Health, 96. 3. Rhee, K. (2008). Childhood overweight and the relationship between parent behaviors, parenting style and family functioning. Annals of the American Academy of Political and Social Science, 615, 12-37. Robinson, T. N. (2001). Television viewing and childhood obesity. Pediatric Clinics of North America, 48, 10171025. Scagloni, S., Salvioni, M., & Galimberti, C. (2008). Influence of parental attitudes in the development of children eating behaviour. British Journal of Nutrition, 99, 22-25 Skinner, J. D., Carruth, B. H., Bounds, W., Ziegler, P., & Reidy, K. (2002). Do food-related experiences in the first 2 years of life predict dietary variety in school-aged children? Journal of Nutrition Education and Behavior, 34, 310-315. Skouteris, H., McCabe, M., Swinburn, B., Newgreen, V., Sacher, P., & Chadwick, P. (2010). Parental influence and obesity prevention in pre-schoolers: a systematic review. Obesity Reviews, 12(5), 315-328. Taylor, J. P., Evers, S., & McKenna, M. (2005). Determinants of healthy eating in children and youth. Canadian Journal of Public Health, 96, 3. Victorian Government Department of Human Services (2005). Promoting healthy eating for children. A planning guide for practitioners. Victoria: Department of Human Services, http://www.health.vic.gov.au/healthpromotion/downloads/phe_full.pdf. Geraadpleegd op 12-01-11. Wardle, J., & Cooke, L. (2008). Genetic and environmental determinants of children's food preferences. British Journal of Nutrition, 99, 15-21.Ziegler, P., Briefel, R., Ponza, M., Novak, T., Hendricks, K. (2006). Nutrient intakes and food patterns of toddlers' lunches and snacks: influence of location. Journal of the American Dietetic Association,106, S124-S134.
Deze informatie is op 18 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.