Bijbelrooster - Periode 3 - 2015 Christelijk Gymnasium Sorghvliet
Het Evangelie volgens Johannes “God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem” (1 Johannes 4:16)
Het Nieuwe Testament bevat vier evangeliën. Het woord ‘evangelie’ betekent ‘goede boodschap’. Het genre evangelie heeft veel verwantschap met de biografie of levensbeschrijving, een genre dat in de Grieks-Romeinse tijd populair was. In de evangeliën vormt de beschrijving van (een deel van) het leven van Jezus het stramien van de boeken, maar de eigenlijke nadruk ligt op het doorgeven van de boodschap van Jezus, en op de oproep in hem te geloven. In het Johannes-evangelie wordt de schrijver geïdentificeerd met een leerling van Jezus (21:20). Over de vraag of deze identificatie historisch betrouwbaar is of gezien moet worden als een literair motief waarmee een verder onbekende auteur zijn boek gezag wil verlenen, bestaat discussie. Het geschrift moet gedateerd worden aan het einde van de eerste eeuw, en is waarschijnlijk in Klein-Azië ontstaan. Het boek is geschreven in een vrij eenvoudige stijl: er is niet veel variatie in woordkeus en de zinsbouw is ongecompliceerd. Opvallend is wel dat Johannes bepaalde woorden op verschillende niveaus gebruikt, in een gewone en een religieuze betekenis. Dat maakt dat de personages Jezus vaak niet begrijpen, en dat er misverstanden ontstaan in de dialogen tussen Jezus en de omstanders. Voorbeelden zijn de gesprekken met Nicodemus (hoofdstuk 3), de Samaritaanse vrouw (hoofdstuk 4) en de blinde (hoofdstuk 9).
Het evangelie volgens Johannes vertoont opvallend veel verschillen met de evangeliën volgens Marcus, Matteüs en Lucas: Jezus’ openbare optreden duurt bij Johannes twee jaar langer dan bij de andere evangelisten, de tempelreiniging wordt door Johannes aan het begin van Jezus’ openbare werkzaamheid gezet, en volgens Johannes is Jezus niet slechts eenmaal van Galilea naar Judea en Jeruzalem gegaan, maar heeft hij diverse keren tussen beide gebieden gereisd. Veel verhalen die Johannes vertelt, komen bovendien in de andere evangeliën niet voor. Daarnaast zijn er uiteraard ook overeenkomsten: in de lijdensgeschiedenissen en in een aantal losse verhalen, bijvoorbeeld over de genezing van de zoon van een Romeinse officier, en over het wonderteken van het brood. Over de vraag of Johannes de andere evangeliën gekend heeft of niet lopen de meningen uiteen. Het is mogelijk dat Johannes Marcus en Lucas kende, maar in woordkeuze en vertelstijl gaat hij zijn eigen weg. In het evangelie volgens Johannes staat de persoon van Jezus centraal, vooral in de proloog en in de hoofdstukken 13-17, maar ook elders. Jezus is het Woord, het licht, de enige Zoon, de profeet, de van God gekomen leraar, de Heer, het brood, de deur, de goede herder, de weg, de waarheid en het leven. Belangrijke kenmerkende motieven in Johannes zijn de tegenstelling tussen God en wereld en tussen licht en duisternis, en het gebod tot liefde. Anders dan Matteüs, Marcus en Lucas, die veel nadruk leggen op Jezus’ prediking van Gods rijk, benadrukt Johannes Jezus’ nauwe band met de Vader: Jezus is in spreken en handelen één met God. Bovendien laat Johannes de redding of de veroordeling van de mens direct afhangen van zijn reactie in de ontmoeting met Jezus: wie gelooft is gered en heeft eeuwig leven, wie Jezus afwijst is veroordeeld.
Een opvallend aspect van het Johannes-evangelie is dat in sommige passages Joden tamelijk negatief afgeschilderd worden. Sommigen stellen dat deze passages in het bijzonder betrekking hebben op Joodse leiders. Anderen zien ze als een weerspiegeling van de verslechterde verhouding tussen Joden en christenen aan het eind van de eerste eeuw. Weer anderen onderstrepen dat discussies tussen ‘de Joden’ en Jezus in het evangelie vaak verwijzen naar discussies tussen verschillende groepen christenen in de tijd waarin het evangelie ontstond.
In het evangelie zijn twee grote delen te onderscheiden. In het eerste deel (de hoofdstukken 1-12) staat Jezus’ publieke optreden centraal, zijn discussies met omstanders en groepen mensen in Galilea en Judea. In het tweede deel (de hoofdstukken 13-21) ligt de nadruk op Jezus’ gesprekken met zijn leerlingen en op zijn lijden, dood, opstanding en verschijning. In periode 3 lezen we het eerste gedeelte tot en met hoofdstuk 11.
Gelukkig Nieuwjaar! Maandag 5 januari 2015 Het evangelie van Johannes begint met een openingszin die lijkt op het begin van het Scheppingsverhaal in Genesis 1. (In het begin schiep God de hemel en de aarde etc.) Johannes maakt een variatie op deze tekst. In het begin was het woord. God schept in Genesis de wereld door te spreken (laat er licht zijn - en er was licht - en Hij zag dat het goed was). Johannes schrijft dat in het begin het woord (logos) bestond. God wordt voorgesteld als logos. God is een schepper (God formeert) en een Logos (God formuleert). Alles is door God/logos ontstaan, niets ging buiten God om. Die logos is onlosmakelijk verbonden met God (een soort troetelkind zoals in Spreuken 8:30 wordt geschreven dat God bij het scheppen van de wereld werd bijgestaan door de wijsheid. Het woord logos heeft in het Grieks een reeks aan betekenissen. De evangelist Johannes benadrukt in zijn eerste hoofdstuk dat God de wereld van het duister naar het licht brengt. Het hele boek Johannes komt het motief "het wordt licht" terug. Tot op de dag van de opstanding van Jezus als Johannes en Petrus in de ochtend (als het licht wordt) naar het graf van Jezus rennen. Het is dan licht geworden. Het Evangelie naar Johannes - Hoofdstuk 1
Het Woord is mens geworden
[1] In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. [2] Het was in het begin bij God. [3] Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. [4] In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. [5] Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen. [6] Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. [7] Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. [8] Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht: [9] het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam. [10] Het Woord was in de wereld, de wereld is door hem ontstaan en toch kende de wereld hem niet. [11] Hij kwam naar wat van hem was, maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen. [12] Wie hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. [13] Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God. [14] Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. [15] Van hem getuigde Johannes toen hij uitriep: ‘Hij is het over wie ik zei: “Die na mij komt is meer dan ik, want hij was er vóór mij!”’ [16] Uit zijn overvloed zijn wij allen met goedheid overstelpt. [17] De wet is door Mozes
gegeven, maar goedheid en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen. [18] Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is,* die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen.
De preek van Johannes de Doper - Pieter Breughel (de Oude) Dinsdag 6 januari 2015 In het Oude Testament zijn twee centrale personen die het volk Israel op het rechte spoor hielden: Mozes en Elia. Iemand die leiding geeft moet soms tegen zijn volgelingen in gaat en een richting aanwijzingen die de aanhangers tegen de haren in strijkt. Dat deden Mozes en Elia. Zo kregen zij een belangrijke rol in de geschiedenis van het jodendom. Iemand die zich met Mozes of Elia vergelijkt moet op zijn woorden passen. Jezus gaat in deze tekst veel verder dan een vergelijking met Mozes en Elia. Jezus zegt dat hij de messias (de gezalfde) is. Johannes zegt tot drie keer toe dat hij (Johannes) niet de messias of een profeet is. Johannes wijst naar iemand die hij belangrijker vindt dan zichzelf,namelijk Jezus. Getuigenissen [19] Dit is het getuigenis van Johannes. De Joden hadden vanuit Jeruzalem priesters en Levieten naar hem toe gestuurd om hem te vragen: ‘Wie bent u?’ [20] Hij gaf zonder aarzelen antwoord en verklaarde ronduit: ‘Ik ben niet de messias.’ [21] Toen vroegen ze hem: ‘Wie dan? Bent u Elia?’ Hij zei: ‘Die ben ik ook niet.’ ‘Bent u de profeet?’ ‘Nee,’ antwoordde hij. [22] ‘Maar wie bent u dan?’ vroegen ze hem. ‘Wij moeten antwoord kunnen geven aan degenen die ons gestuurd hebben – wie zegt u zelf dat u bent?’ [23] Hij zei: ‘Ik ben de stem die roept in de woestijn: “Maak recht de weg van de Heer,” zoals de profeet Jesaja gezegd heeft.’ [24] De afgevaardigden die uit de kring van de
Farizeeën kwamen, [25] vroegen verder: ‘Waarom doopt u dan, als u niet de messias bent, en ook niet Elia of de profeet?’ [26] ‘Ik doop met water,’ antwoordde Johannes.
Johannes - Leonardo da Vinci ‘Maar in uw midden is iemand die u niet kent, [27] hij die na mij komt – ik ben het niet eens waard om de riemen van zijn sandalen los te maken.’ [28] Dit gebeurde in Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes doopte. [29] De volgende dag zag hij Jezus naar zich toe komen, en hij zei: ‘Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. [30] Hij is het over wie ik zei: “Na mij komt iemand die meer is dan ik, want hij was er vóór mij.” [31] Ook ik wist niet wie hij was, maar ik kwam met water dopen opdat hij aan Israël geopenbaard zou worden.’ [32] En Johannes getuigde: ‘Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen, en hij bleef op hem rusten. [33] Nog wist ik niet wie hij was, maar hij die mij gezonden heeft om met water te dopen, zei tegen mij: “Wanneer je ziet dat de Geest op iemand neerdaalt en blijft rusten, dan is dat degene die doopt met de heilige Geest.” [34] En dat heb ik gezien, en ik getuig dat hij de Zoon van God is.’ Woensdag 7 januari 2015 In korte tijd verzamelt Jezus een groep van twaalf leerlingen die hem volgen (inclusief Johannes - de schrijver van dit evangelie). Johannes zal later de discipel (=leerling) worden genoemd voor wie Jezus een zekere voorliefde had. Veel commentaren op het boek Johannes wijzen er op dat Jezus niet actief aan het werven was maar dat de leerlingen zich bij hem aansloten. De leerlingen namen soms iemand anders mee (bijvoorbeeld een broer). Mensen uit het zuiden keken een beetje neer op de mensen uit
het noorden (Jezus was na zijn geboorte in Betlehem in Nazaret gaan wonen en Nazaret was een klein dorpje). Kan uit zo'n dorpje iets goeds vandaan komen?
Ikoon - Jezus voorgesteld als een boom verbonden met zijn discipelen
[35] De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. [36] Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’ [37] De twee leerlingen hoorden wat hij zei en
gingen met Jezus mee. [38] Jezus draaide zich om, en toen hij zag dat ze hem volgden, zei hij: ‘Wat zoeken jullie?’ ‘Rabbi,’ zeiden zij tegen hem (dat is in onze taal ‘meester’), ‘waar logeert u?’ [39] Hij zei: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’ Ze gingen met hem mee en zagen waar hij onderdak had gevonden; het was ongeveer twee uur voor zonsondergang en ze bleven die dag bij hem. [40] Een van de twee die gehoord hadden wat Johannes zei en Jezus gevolgd waren, was Andreas, de broer van Simon Petrus. [41] Vlak daarna kwam hij zijn broer Simon tegen, en hij zei tegen hem: ‘Wij hebben de messias gevonden’ (dat is Christus, ‘gezalfde’), [42] en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’). [43] De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan en daar ontmoette hij Filippus. Hij zei tegen hem: ‘Ga met mij mee.’ [44] Filippus kwam uit Betsaïda, uit dezelfde stad als Andreas en Petrus. [45] Hij kwam Natanaël tegen en zei tegen hem: ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’ [46] ‘Uit Nazaret?’ zei Natanaël. ‘Kan daar iets goeds vandaan komen?’ ‘Ga zelf maar kijken,’ zei Filippus. [47] Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’ [48] ‘Waar kent u mij van?’ vroeg Natanaël. Jezus antwoordde: ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’ [49] ‘Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!’ zei Natanaël. [50] Jezus vroeg: ‘Geloof je omdat ik tegen je zei dat ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’ [51] ‘Waarachtig, ik verzeker jullie,’ voegde hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’
Donderdag 8 januari 2015 Hoofdstuk 2
Fresco van Giotto di Bondoni met een afbeelding van de bruiloft te Kana in de Cappella Scrovegni (Padua)
Johannes de Doper wordt aan het begin van het boek Johannes beschreven als iemand die in de woestijn leefde en die zich terugtrok uit het leven in de stad, weg van de mensen. Jezus gaat juist naar de mensen toe en begeeft zich onder de mensen. Jezus is geen asceet (iemand die niet feest, drinkt, zich terugtrekt uit het sociale leven). Jezus gaat naar een bruiloft. Hier vindt een wonder plaats waarbij hij water in wijn verandert. Dat is bij Johannes een veelzeggend motief. In de tekst van Exodus wordt beschreven hoe water in bloed wordt veranderd en hoe Mozes daarna het volk kan bevrijden uit Egypte. Jezus zegt tegen de architriklinos (het hoofd van de tafel) dat hij het water in de kruiken moet scheppen. Eigenlijk een klein wonder dat er op gericht is om het feest niet in het water te laten vallen.Deze nieuwe wijn is veel beter is dan de wijn die aan het begin van de bruiloft werd opgedronken. Bruiloft in Kana [1] Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was er, [2] en ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. [3] Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ [4] ‘Wat wilt u van me?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’ [5] Daarop sprak zijn moeder de bedienden aan: ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’ [6] Nu stonden daar voor het Joodse reinigingsritueel zes stenen watervaten, elk met een inhoud van twee à drie metrete. [7] Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul de vaten met water.’ Ze vulden ze tot de rand. [8] Toen zei hij: ‘Schep er nu wat uit, en breng dat naar de ceremoniemeester.’ Dat deden ze. [9] En toen de ceremoniemeester het water dat wijn geworden was, proefde – hij wist niet waar die vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden wisten het wel – riep hij de bruidegom [10] en zei tegen hem: ‘Iedereen zet zijn gasten eerst
de goede wijn voor en als ze dronken zijn de minder goede. Maar u hebt de beste wijn tot nu bewaard!’ [11] Dit heeft Jezus in Kana, in Galilea, gedaan als eerste wonderteken; hij toonde zo zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in hem. [12] Daarna ging hij naar Kafarnaüm, met zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen, en daar bleven ze een paar dagen. Vrijdag 9 januari 2015 In Jeruzalem wordt het Paasfeest (Pesach) gevierd. Het is tijdens de feestdagen een drukte van belang in Jeruzalem, hotels zijn vol, straten zien zwart van de mensen, goede tijden voor de middenstanders van de stad. Er moet door de mensen die naar Jeruzalem komen om te offeren in de tempel ook gewisseld worden, mensen nemen allerlei vreemde valuta mee. De muntjes liggen keurig opgestapeld op de tafels die op het tempelplein zijn neergezet. De tempel zelf is een heilig gebouw. Jezus vergelijkt zichzelf later met de tempel. Hij zegt: " Ik zal deze tempel in drie dagen afbreken en weer opbouwen." Dan bedoelt hij niet het gebouw maar zichzelf. Bovendien zie je hier ook een kant van Jezus die vaak weggelaten wordt om vooral zijn vredelievende karakter te belichten. Hier dus niet. Jezus treedt op Pesach op tegen mensen die de tempel ruineren zoals Jezus als het Paasfeest wordt gevierd optreedt voor mensen voor mensen van wie het leven geruineerd is.
Jezus slaat de geldwisselaars van het tempelplein - Jean Boulogne de Valentin Jezus in de tempel [13] Kort voor Pesach, het Joodse paasfeest, reisde Jezus naar Jeruzalem. [14] Daar trof hij op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aan, en de geldwisselaars die daar altijd zaten. [15] Hij maakte een zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en
runderen. Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver [16] en riep tegen de duivenverkopers: ‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’ [17] Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: ‘De hartstocht voor uw huis zal mij verteren.’ [18] Maar de Joden vroegen: ‘Met welk teken kunt u bewijzen dat u dit mag doen?’ [19] Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ [20] ‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ [21] Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam. [22] Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had.
Maandag 12 januari De farizeeen waren geleerden die veel van de Thora wisten. Nikodemusr is zo'n farizeeer. Hij staat positief tegenover de boodschap van Jezus. Jezus zegt tegen Nikodemus dat hij zich niet het hoofd moet breken over het woord wedergeboorte. Jezus zegt: " De wind waait waarheen hij wil. " Dat woord wind betekent in het Grieks zowel wind als adem (pneuma). Dit woord voor adem wordt in het Hebreeuws ruach genoemd. Het wordt ook vertaald met het woord geest. Het stukje tekst begint met een opmerkelijke zinsnede: Jezus weet wat er in de mensen omgaat. Hij kent de geest van de mensen. En Jezus probeert mensen het Koninkrijk van God te laten zien. Maar wat is dat dan dat Koninkrijk van God en wat voor mensen zouden volgens Jezus in dat Koninkrijk van God wonen? Dat zijn mensen die oprecht handelen en proberen het licht in de duisternis te brengen. Het schilderij van Carl Staggers gebruikt het contrast van duisternis en licht door het gesprek van Jezus en Nikodemus te schilderen waarbij Jezus en Nikodemus door kaarslicht worden beschenen. Jezus geeft mensen een ideaal en een doel. In het gedicht van Pessoa is het al genoeg om naar iemand te zwaaien. Het gevoel dat iemand jou ziet alsof je beschenen wordt door licht en niet in het duister (ongezien) blijft. Daar kan iemand zonder metafysica gelukkig van worden. Hoeveel te meer van Johannes 3:16. Gesprek met Nikodemus [23] Toen Jezus op Pesach in Jeruzalem was, kwamen veel mensen tot geloof in zijn naam, omdat ze de wondertekenen zagen die hij deed. [24] Maar Jezus had geen vertrouwen in hen, omdat hij hen allemaal kende, [25] en niemand hoefde hem iets over de mens te vertellen, want hij wist zelf wat er in een mens omgaat.
Cal Staggers - Nicodemus
Hoofdstuk 3 [1] Zo was er een Farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. [2] Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.’ [3] Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ [4] ‘Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?’ vroeg Nikodemus. ‘Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?’ [5] Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. [6] Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. [7] Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. [8] De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.’ [9] ‘Maar hoe kan dat?’ vroeg Nikodemus. [10] ‘Begrijpt u dit niet,’ zei Jezus, ‘terwijl u een leraar van Israël bent? [11] Waarachtig, ik verzeker u: wij spreken over wat we weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet. [12] Wanneer jullie me niet geloven als ik over aardse dingen spreek, hoe zouden jullie me dan geloven als ik over hemelse dingen spreek? [13] Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon? [14] De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, [15] opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft.
[16] Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. [17] God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden. [18] Over wie in hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon. [19] Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. [20] Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. [21] Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet."
Gedicht: De man in de sigarenwinkel
De man is de Sigarenwinkel uitgekomen (kleingeld in zijn broekzak stekend?) O, ik ken hem; het is Esteves zonder metafysica. (De Sigarenhandelaar is in de deur gaan staan). Als gedreven door een goddelijk instinct draaide Esteves zich om en zag mij. Hij zwaaide naar me, en ik riep, Dag, Esteves!, en het universum Kreeg voor mij zijn vorm weer zonder hoop noch ideaal, en de Sigarenhandelaar glimlachte
Fernando Pessoa (15.1.1928)
Dinsdag 13 januari Johannes de Doper doopte in de buurt van de bronnen van de Jordaan (Enon = bronbeek). Jezus en Johannes de Doper waren dus gelijktijdig mensen aan het dopen. Toch ziet Johannes de Doper zichzelf als minder dan Jezus. Johannes beschrijft zichzelf als iemand die uit de aarde komt (ek tes ges) en Jezus komt uit de Hemel, maar Johannes is eenn trots man en beschrijft zijn vreugde als die van een man op een bruiloftsfeest waarop zijn vriend gaat trouwen en de andere vriend zich daarover verheugt.
De Jordaan (van het meer van Galilea naar de Asfaltitis Zee (ook wel de Dode Zee)
Getuigenis van Johannes de Doper [22] Daarna ging Jezus met zijn leerlingen naar Judea. Daar bleef hij enige tijd en hij doopte er. [23] Johannes doopte toen ook, in Enon, dicht bij Salim, een waterrijk gebied. Daar kwamen de mensen naartoe om zich te laten dopen. [24] Johannes was immers nog niet gevangengezet. [25] Er ontstond een discussie tussen de leerlingen van Johannes en een Jood over het reinigingsritueel. [26] Ze gingen naar Johannes en zeiden tegen hem: ‘Rabbi, de man die bij u aan de overkant van de Jordaan was, over wie u een getuigenis afgelegd hebt, is aan het dopen en iedereen gaat naar hem toe!’ [27] Johannes antwoordde: ‘Een mens kan alleen ontvangen wat hem door de hemel gegeven wordt. [28] Jullie kunnen van mij getuigen dat ik gezegd heb: “Ik ben de messias niet, maar ik ben voor hem uit gezonden.” [29] De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. [30] Hij moet groter worden en ik kleiner. [31] Hij die van boven komt staat boven allen, wie uit de aarde voortkomt is aards en spreekt de taal van de aarde. Hij die uit de hemel komt en boven allen staat, [32] getuigt van wat hij gezien en gehoord heeft, en toch wordt zijn getuigenis door niemand aanvaard. [33] Wie zijn getuigenis wel aanvaardt, bevestigt daarmee dat God betrouwbaar is. [34] Hij die door God gezonden is, spreekt de woorden van God, en God schenkt de Geest in overvloed. [35] De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle macht aan hem overgedragen. [36] Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten.’
Woensdag 14 januari Om snel van Judea naar Galilea (waar Nazaret ligt) te komen moest je door Samaria. Samaria was het gebied waar tegenwoordig de Palestijnen wonen. De afgelopen jaren is er een grote muur opgetrokken door de staat Israel. De verhoudingen tussen joden en Samaritanen (inwoners van Samaria) waren ook in de oudheid niet goed. De vrouw uit Samaria weet dit en verwijst naar de bijna fysieke weerstand die een persoon van haar volk bij joden oproept (als een onrein persoon). Jezus
raakt met de vrouw in gesprek. De vrouw is al vijf keer getrouwd geweest en leeft nu samen met een man (dit wordt als onwettig beschouwd). (In het jodendom mag een vrouw slechts tweemaal en hoogstens drie keer trouwen- niet trouwen is geen optie). Iedereen kent het wel dat een vreemd iemand plotseling zijn hele verhaal vertelt en dat je met een vreemde soms veel beter kunt praten dan met iemand die je heel goed kent.
Jezus en de vrouw uit Samaria - Lambert Jakobsz Hoofdstuk 4 Gesprek met een Samaritaanse vrouw [1] Toen Jezus hoorde dat aan de Farizeeën verteld werd dat hij meer leerlingen maakte en er ook meer doopte dan Johannes [2] – Jezus doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen deden dat –, [3] verliet hij Judea en ging weer naar Galilea. [4] Daarvoor moest hij door Samaria heen. [5] Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had, [6] waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur. [7] Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te drinken.’ [8] Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. [9] De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’ Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om. [10] Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water
geven.’ [11] ‘Maar heer,’ zei de vrouw, ‘u hebt geen emmer, en de put is diep – waar wilt u dan levend water vandaan halen? [12] U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.’ [13] ‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen,’ zei Jezus, [14] ‘maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ [15] ‘Geef mij dat water, heer,’ zei de vrouw, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.’ [16] Toen zei Jezus tegen haar: ‘Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.’ [17] ‘Ik heb geen man,’ zei de vrouw. ‘U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt,’ zei Jezus, [18] ‘u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.’ [19] Daarop zei de vrouw: ‘Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent! [20] Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’ [21] ‘Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. [22] Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. [23] Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in Geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, [24] want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.’ [25] De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de messias zal komen’ (dat betekent ‘gezalfde’), ‘wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.’ [26] Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben ik, die met u spreekt.’ Donderdag 15 janauri
Jezus en de vrouw uit Samaria - Dirck Vockertsz Coornhert Jezus en de vrouw spreken met elkaar en de vrouw rent (zonder haar kruik mee te nemen) naar de stad om te vertellen wie zij heeft gezien. De boodschap van Jezus wordt in Samaria door de mensen
aangenomen. De inwoners waarderen de boodschap van Jezus en het werkt bevrijdend dat het niet langer gaat over afkomst of over etnische grenzen maar over mensen. En Jezus vraagt er geen hoge prijs voor. Voor mensen die geloven dat vrijheid een heel vanzelfsprekende zaak is, zo iemand moet maar eens zonder geld op reis gaan. Terwijl Jezus geen verstand van financien had en geen bibliotheek (zoals in het gedicht Liberdade van Fernando Pessoa). Hij maakt indruk door wie hij is. [27] Op dat moment kwamen zijn leerlingen terug, en ze verbaasden zich erover dat hij met een vrouw in gesprek was. Toch vroeg niemand: ‘Wat wilt u daarmee?’ of ‘Waarom spreekt u met haar?’ [28] De vrouw liet haar kruik staan, ging terug naar de stad en zei tegen de mensen daar: [29] ‘Kom mee, er is iemand die alles van mij weet. Zou dat niet de messias zijn?’ [30] Toen gingen de mensen de stad uit, naar hem toe. [31] Intussen zeiden de leerlingen tegen Jezus: ‘Rabbi, u moet iets eten.’ [32] Maar hij zei: ‘Ik heb voedsel dat jullie niet kennen.’ [33] ‘Zou iemand hem iets te eten gebracht hebben?’ zeiden ze tegen elkaar. [34] Maar Jezus zei: ‘Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien. [35] Jullie zeggen toch: “Nog vier maanden en dan komt de oogst”? Ik zeg jullie: kijk om je heen, dan zie je dat de velden rijp zijn voor de oogst! [36] De maaier krijgt zijn loon al en verzamelt vruchten voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de maaier tegelijk feest kunnen vieren. [37] Hier is het gezegde van toepassing: De een zaait, de ander maait. [38] Ik stuur jullie erop uit om een oogst binnen te halen waarvoor je geen moeite hebt hoeven doen; dat hebben anderen gedaan en jullie maken hun werk af.’ [39] In die stad kwamen veel Samaritanen tot geloof in hem door het getuigenis van de vrouw: ‘Hij weet alles van me.’ [40] Ze gingen naar hem toe en vroegen hem bij hen te blijven. Toen bleef hij nog twee dagen. [41] Nog veel meer mensen kwamen tot geloof door wat hij zei; [42] ze zeiden tegen de vrouw: ‘Wij geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt, maar we hebben hem zelf gehoord en we weten dat hij werkelijk de redder van de wereld is.’
Gedicht: Vrijheid - Liberdade
(Ontbreekt een citaat van Seneca)
Hoe heerlijk, ach hoe licht Is het verzaken aan een plicht, Het boek dat voor ons ligt Blijft ongelezen, dicht! Lezen vergt geduld. Studeren stelt niets voor. De zon verguldt
Zonder een moeilijk woord.
De rivier stroomt voort, uiteindelijk, zonder eerste druk. En de bries die blaast, Zo vanzelfsprekend ochtendlijk, Heeft, daar ze tijd heeft, geen haast......
Boeken zijn vellen papier met inkt bedrukt. Studeren is iets dat onduidelijk verduidelijkt Het verschil tussen niemendal en niets
Hoeveel beter is het, wannneer het mist, Te wacht op Dom Sebastiao, Of hij nu komt of niet!
Groots is poezie, goedheid, schone kunsten... Maar kinderen zijn 's wereld schoonste gunsten, en bloemen, muziek, maanlicht, en de zon die op z'n hoogst Teleurstelt als hij niet doet groeien maar verdroogt. En al het overige is dus Jezus Christus, Die geen verstand van financien had Noch naar verluidt, een bibliotheek bezat...
Fernando Pessoa (16.3.1935)
Vrijdag 16 januari
De Romeinen waren in de tijd van Jezus de baas in Palestina. Er lopen veel legerleiders rond in Palestina. Een Romeinse centurion komt in Kana (waar Jezus water in wijn heeft veranderd) naar Jezus toe. Nog voor hij kan zeggen waarom hij gekomen is weet Jezus al wat er in hem omgaat. Op het schilderij van Paolo Veronese is goed te zien dat de centurion half bezwijkt onder zijn zorgen over zijn zoon die doodziek is. Zonder zelfs maar om uitleg te vragen keert de vader terug naar Kafarnaum, uitsluitend vertrouwend op wat Jezus gezegd heeft.
Christus en de hoofdman van Kafarnaum - Paolo Veronese Genezing in Kana [43] Na die twee dagen trok Jezus verder naar Galilea, [44] want hij had zelf gezegd dat een profeet in zijn vaderland niet wordt geëerd. [45] Toen hij in Galilea kwam, ontvingen de mensen hem gastvrij; ze hadden alles gezien wat hij op het feest in Jeruzalem gedaan had, want daar waren ze zelf bij geweest. [46] Hij ging in Galilea weer naar Kana, waar hij van water wijn had gemaakt. Er was daar een hoveling uit Kafarnaüm wiens zoon ziek was. [47] Omdat hij gehoord had dat Jezus uit Judea naar Galilea was teruggekeerd, was hij naar hem toe gekomen, en nu vroeg hij of Jezus mee wilde gaan om zijn zoon, die op sterven lag, te genezen. [48] Jezus zei tegen hem: ‘Als jullie geen tekenen en wonderen zien, geloven jullie niet!’ [49] Maar de hoveling drong aan: ‘Heer, ga toch mee, voordat mijn kind sterft.’ [50] ‘Ga maar naar huis,’ zei Jezus, ‘uw zoon leeft.’ De man geloofde wat Jezus tegen hem zei en ging weg. [51] En terwijl hij nog onderweg was, kwamen zijn dienaren hem al tegemoet om te zeggen dat zijn kind in leven was. [52] Hij vroeg hen sinds wanneer het beter met hem was gegaan. Ze zeiden: ‘Gisteren, een uur na de middag, is de koorts verdwenen.’ [53] De vader besefte dat dat het moment was dat Jezus tegen hem gezegd had ‘uw zoon leeft’. Hij kwam tot geloof, hij en al zijn huisgenoten. [54] Dit deed Jezus toen hij uit Judea naar Galilea was teruggekeerd; het was zijn tweede wonderteken.
Maandag 19 januari Jezus bezoekt bezoekt de stad Betesda (de Griekse spelling van het Hebreeuwse Bet esjda= huis van uitstorting). In dit huis liggen chronisch zieke patienten die geen perspectief op beter worden meer hebben. Geen zicht op beter worden of genezing heeft op veel mensen het effect dat ze passief worden. Dit wordt hospitalisatie genoemd. Mensen die geen hoop meer hebben en het opgegeven hebben. De controle over het leven niet meer hebben heeft voor veel mensen een vernietigende uitwerking op hun gemoed. De knop 'control' op het toetsenbord ligt heel dicht bij ' delete' . Mensen die het opgegeven hebbben. Maar het zijn mensen die niet opgegeven zijn. Jezus vraagt een schijnbaar retorische vraag, "Wilt u gezond worden?" De ruines van Betesda zijn in een Heinrich Schliemannmoment later opgegraven. Als er een plaats (Troje) of een verpleeghuis (Bet esjda)in een antieke tekst beschreven wordt, dan zou het best eens kunnen dat er nog fundamenten te vinden zijn hebben archeologen gedacht.. En wat blijkt? Een goed bewaard grondplan, waar de 'whirlpool' zich bevond, werd in 1964 opgegraven in het Islamitische deel van Jeruzalem, in de Beth Zeta Vallei. Het is waarschijnlijk een mikve (een ritueel bad voor joden) geweest.
Hoofdstuk 5
Bethesda-Betzata
Genezing in het bad van Betesda [1] Daarna was er een Joods feest, en Jezus ging naar Jeruzalem. [2] In Jeruzalem is bij de Schaapspoort een bad met vijf zuilengangen dat in het Hebreeuws Betzata heet. [3] Daar lag een groot aantal zieken, blinden, kreupelen en misvormden. [5] Er was ook iemand bij die al achtendertig jaar ziek was. [6] Jezus zag hem liggen; hij wist hoe lang hij al ziek was en zei tegen hem: ‘Wilt u gezond worden?’ [7] De zieke antwoordde: ‘Heer, als het water gaat bewegen is er niemand om mij erin te helpen; ik probeer het wel, maar altijd is een ander al vóór mij in het water.’ [8] Jezus zei: ‘Sta op, pak uw mat op en loop.’ [9] En meteen werd de man gezond: hij pakte zijn slaapmat op en liep. Nu was het die dag sabbat. [10] De Joden zeiden dan ook tegen de man die genezen was: ‘Het is sabbat, het is niet toegestaan een slaapmat te dragen!’ [11] Maar hij zei tegen hen: ‘Degene die mij genezen heeft, zei tegen mij: “Pak uw mat op en loop.”’ [12] ‘Wie zei dat tegen u?’ vroegen ze. [13] Maar de man die genezen was kon niet zeggen wie het was, want Jezus was al verdwenen omdat daar zoveel mensen waren.
Joost Cornelisz Droochsloot - De genezing bij Bethesda
[14] Later kwam Jezus hem tegen in de tempel en toen zei hij tegen hem: ‘U bent nu gezond; zondig daarom niet meer, anders zal u iets ergers overkomen.’ [15] De man ging aan de Joden vertellen dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had. [16] Het was omdat Jezus zulke dingen deed op sabbat, dat de Joden tegen hem optraden. [17] Maar Jezus zei: ‘Mijn Vader werkt aan één stuk door, en daarom doe ik dat ook.’ [18] Vanaf dat moment probeerden de Joden hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat ondermijnde, maar bovendien God zijn eigen Vader noemde, en zichzelf zo aan God gelijkstelde. Dinsdag 20 januari Johannes beschrijft dat naarmate Jezus meer wonderen verricht er meer mensen zich gaan afvragen wat Jezus voor mens is. Wat is het doel van de genezingen? Staan de wonderen op zichzelf of is er een
diepere laag onder de genezingen verborgen? Vers 29 legt het helder uit. Wie het goede gedaan heeft zal leven. Het appel van Jezus is gericht om het goede te doen. Mensen die slecht handelen veroorzaken de dood.
Kathedraal van Amiens - De opstanding van de doden
Jezus en de Vader [19] Jezus reageerde hierop met de volgende woorden: ‘Waarachtig, ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen, hij kan alleen doen wat hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. [20] De Vader heeft de Zoon immers lief en laat hem alles zien wat hij doet. Hij zal hem nog grotere dingen laten zien, u zult verbaasd staan! [21] Want zoals de Vader doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie hij wil. [22] De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd. [23] Dan zal iedereen de Zoon eer betuigen zoals men de Vader eert. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die hem gezonden heeft. [24] Waarachtig, ik verzeker u: wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven. [25] Ik verzeker u: er komt een tijd, en het is nu al zover, dat de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en dat wie hem horen, zullen leven. [26] Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft ook de Zoon leven in zichzelf; dat heeft de Vader hem gegeven. [27] En omdat hij de
Mensenzoon is, heeft hij hem ook gezag gegeven om het oordeel te vellen. [28] Wees hierover niet verwonderd, er komt een moment waarop alle doden zijn stem zullen horen [29] en uit hun graf zullen komen: wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden. Woensdag 21 januari De schriftgeleerden die hun tijd steken in het bestuderen van de boeken en de wetten gebruiken hun know how vooral om die op anderen toe te passen. Het beeld dat er uit het evangelie van Johannes oprijst is dat de schriftgeleerden met hun weetjes vooral irritatie opwekken en mensen voortdurend de les lezen. De boodschap van Jezus en zijn team van eenvoudige vissers (vissers die veel minder van de Thora wisten dan de gemiddelde schriftgeleerde) is niet gericht op boekenkennis. Het gaat om het redden van mensen. Voor Johannes is het feit dat de schriftgeleerden Jezus niet erkennen als messias een direct bewijs dat boekenwijsheid niet helpt. Terwijl de boeken in het Oude Testament spreken over een messias willen de schriftgeleerden er niet aan dat Jezus die messias zou zijn. Het evangelie van Johannes hamert er op dat Jezus de messias is. Als iemand met veel studie van het Oude Testament dit niet ziet dan kan hij/zij maar beter niet zoveel studeren. Johannes had minder boekenkennis maar een rotsvaste overtuiging en het geloof dat Jezus de messias was.
[30] Ik kan niets doen uit mijzelf: ik oordeel naar wat ik hoor, en mijn oordeel is rechtvaardig omdat ik mij niet richt op wat ik zelf wil, maar op de wil van hem die mij gezonden heeft. [31] Als ik nu over mezelf zou getuigen, dan was mijn verklaring niet betrouwbaar, [32] maar iemand anders getuigt over mij, en ik weet dat zijn verklaring over mij betrouwbaar is. [33] U hebt boden naar Johannes gestuurd en hij heeft een betrouwbaar getuigenis afgelegd. [34] Niet dat ik het getuigenis van een mens nodig heb, maar ik zeg dit om u te redden. [35] Johannes was een lamp die helder brandde, en u hebt zich een tijd in zijn licht verheugd. [36] Maar ik heb een belangrijker getuigenis dan Johannes: het werk dat de Vader mij gegeven heeft om te volbrengen. Wat ik doe getuigt ervan dat de Vader mij heeft gezonden. [37] De Vader die mij gezonden heeft, heeft dus zelf een getuigenis over mij afgelegd. Maar u hebt zijn stem nooit gehoord en zijn gestalte nooit gezien, [38] en u hebt zijn woord niet blijvend in u opgenomen, want aan degene die hij gezonden heeft, schenkt u geen geloof. [39] U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de Schriften getuigen over mij, [40] maar bij mij wilt u niet komen om leven te ontvangen. [41] Niet dat de mensen mij moeten eren, [42] maar ik ken u: u hebt geen liefde voor God in u. [43] Ik ben gekomen namens mijn Vader, maar u accepteert mij niet, terwijl u iemand die namens zichzelf komt, wel zou accepteren. [44] Hoe zou u ooit tot geloof kunnen komen? Van elkaar wilt u wel eer ontvangen, maar u zoekt niet de eer die de enige God u kan geven. [45] U moet niet denken dat ik u bij de Vader zal aanklagen; Mozes, op wie u uw hoop hebt gevestigd, klaagt u aan. [46] Als u Mozes zou geloven, zou u ook mij geloven, hij heeft immers over mij geschreven. [47] Maar als u niet gelooft wat hij geschreven heeft, hoe zou u dan geloven wat ik zeg?’
Donderdag 22 janauri
Brood is er in vele soorten. Tarwebrood was het beste brood in de tijd van Jezus. Gerstebrood was minder favoriet, je zou dat niet aan gasten voorzetten. Maar als er een grote menigte zich verzamelt en er te weinig eten is dan zijn de vijf gerstebroden van een jongen in de menigte goed genoeg. Gerstebrood was het voedsel van de gewone man. Jezus gaat om met gewone mensen. Niet met de meest exquise fijnproevers. Niet met mensen uit de elite of met rijken. Niet met mensen met status en met een goed cv. Normale mensen die honger hebben. Wat is eigenlijk het grootste wonder hier, dat er brood en vissen vermenigvuldigd worden of dat Jezus zich niet te goed voelt voor gewone mensen?
De wonderbare broodvermenigvuldiging - Lambert Lombard Hoofdstuk 6 Het teken van het brood [1] Daarna ging Jezus naar de overkant van het Meer van Galilea (ook wel het Meer van Tiberias genoemd). [2] Een grote menigte mensen volgde hem, omdat ze gezien hadden welke wondertekenen hij bij zieken deed. [3] Jezus ging de berg op, en ging daar met zijn leerlingen zitten. [4] Het was kort voor het Joodse pesachfeest. [5] Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’ [6] Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen, want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen. [7] Filippus antwoordde: ‘Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven.’ [8] Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: [9] ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen – maar wat hebben we daaraan voor zoveel mensen?’ [10] Jezus zei: ‘Laat iedereen gaan zitten.’ Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. [11] Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zoveel als ze wilden. [12] Toen iedereen volop gegeten had
zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’ [13] Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten. [14] Toen de mensen het wonderteken dat hij gedaan had zagen, zeiden ze: ‘Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen.’ [15] Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen.
Chileense voorstelling van de wonderbare spijziging
Vrijdag 23 januari In het evangelie van Mattheus wordt er in het verhaal van Jezus die over het water loopt een belangrijke rol weggelegd voor Petrus die ook op water kan lopen (zolang hij vertrouwen heeft). Maar bij de evangelist Johannes wordt Petrus niet genoemd. Het gaat Johannes echt alleen om Jezus. Jezus loopt een tijdlang rond op het water, Johannes zag Jezus een tijdlang rondlopen (theoorosin ton Iesoun peripatounta). In het boek Job dat we in periode 2 hebben gelezen wordt het wandelen over het water ook als teken van goddelijke macht aangehaald (God spant geheel alleen de hemel uit, en Hij schrijdt voort over de hoogten van de zee- Job 9:8). Je zou het de bootvluchtelingen die naar Europa vluchten gunnen dat er iemand naar ze toe komt lopen die ze helpt. In ieder geval zijn zij de mensen die het woord vertrouwen goed begrijpen. Als je vlucht uit een kansloze situatie en hoop koestert dat er een betere wereld bestaat waar je welkom bent. In deze wereld kan het vertrouwen in mensen een riskante zaak zijn. De handelaren in mensenleed verlaten zelf het volgeladen schip met vluchtelingen. Maar de kans dat mensen aan land kunnen en vaste grond onder de voeten kunnen krijgen en een leven kunnen opbouwen, dat is ook een vorm van over water lopen. Het gedicht van Bart Moeyaert zegt het zo: de drenkeling die probeert de overkant te halen. Werd het de wal, werd het de muur, hoe groot zijn de kansen? Je kunt je ook blindstaren op de spanning van het wateroppervlak en blijven berekenen dat je met een soort zwemvliezen van Leonardo da Vinci zou kunnen proberen of het lukt om over water te lopen. Je kunt de waterjuffer onderzoeken (een insekt met heel weinig gewicht - kan best over water lopen). In ieder geval kan een mens niet over water lopen zal dan de conclusie zijn. Volgens het evangelie heeft God het laatste woord over de bestemming van vluchtelingen en wie er aan land mag en hoe hoog de prijs is om over te steken. Niet
de politiek of criminele handelaren die mensen opofferen. Vertrouwen hebben en zoeken naar vaste grond onder de voeten. God kan mensen over water laten lopen.
[16] Bij het vallen van de avond daalden zijn leerlingen af naar het meer; [17] ze stapten in een boot en zetten koers naar de overkant, naar Kafarnaüm. Het was al donker geworden, en Jezus was nog niet naar hen toe gekomen. [18] Er stak een hevige wind op en het meer werd onstuimig. [19] Toen ze vijfentwintig of dertig stadie geroeid hadden, zagen ze plotseling Jezus over het meer lopen; hij was dicht bij de boot en ze werden bang. [20] Maar hij zei: ‘Ik ben het, wees niet bang.’ [21] Ze wilden hem aan boord nemen, maar meteen kwam de boot aan land op de plaats waar ze naartoe wilden.
Jezus lopend over het water
Ontwerp van een soort zwemvliezen om over het water te lopen - Leonardo da Vinci
Jezus lopend over het water - Veneziano - 1370
[22] De volgende dag stond de menigte weer aan de oever van het meer. Ze hadden gezien dat er maar één boot was en dat Jezus niet aan boord was gegaan, maar dat zijn leerlingen alleen vertrokken waren. [23] Nu legden er andere boten uit Tiberias aan, dicht bij de plek waar ze het brood gegeten hadden nadat de Heer het dankgebed had uitgesproken. [24] Toen de mensen zagen dat Jezus en zijn leerlingen er niet waren, stapten ze in die boten en voeren ze naar Kafarnaüm om hem te zoeken. [25] Ze vonden hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?’ [26] Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. [27] U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ [28] Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’ [29] ‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus.
Gedicht: Halverwege Halverwege
Voor je verwijnt tussen de vouwen van de stroom schijn je nog één keer om te kijken. Mij is het niet bekend hoe lang. Ik weet ook niet van welke kant je afscheid neemt. Zeg je dag toren of dag flatgebouwen. Je gaat, zoals je van een drempel glijdt. Tenzij de wind meezit en verderop de hand verschijnt van wie het hardste roept kom hier.
Daar staat je held dan op het droge. Op welke wal voorspelt men niet. De drenkeling die navertelt hoe weinig tijd hij had, heeft weliswaar niet lang, maar niettemin zelf ingeschat, hoe groot zijn kansen waren. Werd het de overkant, werd het de muur. Daar ging hij dan aan land.
Uit: Gedichten voor gelukkige mensen - Bart Moeyaert
Maandag 26 januari Er zijn sympathisanten maar ook felle tegenstanders van Jezus. De scheiding tussen die twee groepen wordt steeds duidelijker. Johannes maakt in zijn hele boek voortdurend onderscheid. Hij brengt het contrast tussen donker en licht steeds scherper in beeld. Er zijn tussen de mensen rondom Jezus veel mensen die alleen bezig zijn met die wonderen. En er zijn veel wonderen beschreven (water in wijn, genezingen, over water lopen). Toch blijft het niveau van de twistgesprekken steken in welles nietes over wonderen en gaat het zelden over de betekenis van de gebeurtenissen. [30] Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen? [31] Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’ [32] Maar Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel. [33] Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ [34] ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen. [35] ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. [36] Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. [37] Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, [38] want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. [39] Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. [40] Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’ [41] De Joden begonnen te protesteren omdat hij zei dat hij het brood was dat uit de hemel was neergedaald. [42] ‘Dat is toch Jezus, de zoon van Jozef? We weten toch wie zijn vader en moeder zijn? Hoe kan hij dan zeggen dat hij uit de hemel is neergedaald?’ [43] Jezus zei: ‘Ik hoor u bezwaren maken. [44] Toch kan niemand bij mij komen, tenzij de Vader die mij gezonden heeft hem bij me brengt, en ik zal hem op de laatste dag tot leven wekken. [45] Het staat geschreven in de Profeten: “Zij zullen allemaal door God onderricht worden.” Iedereen die naar de Vader luistert en van hem
leert komt bij mij. [46] Niet dat iemand ooit de Vader gezien heeft – alleen hij die van God komt, heeft hem gezien. [47] Waarachtig, ik verzeker u: wie gelooft, heeft eeuwig leven. [48] Ik ben het brood dat leven geeft. [49] Uw voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en toch zijn zij gestorven. [50] Maar dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet. [51] Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam.’ Dinsdag 27 januari Veel woorden worden besteed aan de betekenis van het eten van brood en het drinken van wijn.Sommige mensen haken af. Jezus gebruikt harde woorden. Johannes beschrijft dat Jezus al weet wat er staat te gebeuren. Jezus weet al dat hij verraden gaat worden. In de kerken wordt het avondmaal of de eucharistie gevierd om het leven van Jezus te herdenken. Brood en wijn verwijzen naar de boodschap en het leven van Jezus. [52] Nu begonnen de Joden heftig met elkaar te discussiëren: ‘Hoe kan die man ons zijn lichaam te eten geven!’ [53] Daarop zei Jezus: ‘Waarachtig, ik verzeker u: als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. [54] Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. [55] Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. [56] Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. [57] De levende Vader heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet, leven door mij. [58] Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet het brood dat uw voorouders aten; zij zijn gestorven, maar wie dit brood eet zal eeuwig leven.’ [59] Dit alles zei hij in de synagoge van Kafarnaüm toen hij daar onderricht gaf. [60] Veel leerlingen die het gehoord hadden zeiden: ‘Dit zijn harde woorden, wie kan daarnaar luisteren?’ [61] Jezus wist wel dat zijn leerlingen protesteerden en zei tegen hen: ‘Ergeren jullie je hieraan? [62] Maar als jullie nu de Mensenzoon zouden zien opstijgen naar waar hij eerst was? [63] De Geest maakt levend, het lichaam dient tot niets. Wat ik gezegd heb is Geest, en leven. [64] Maar sommigen van jullie geloven niet.’ Jezus wist namelijk vanaf het begin wie er niet geloofden en wie hem zou uitleveren. [65] ‘Daarom heb ik jullie gezegd,’ zei hij, ‘dat iemand alleen bij mij kan komen als het hem door de Vader gegeven is.’ [66] Toen trokken veel leerlingen zich terug en gingen niet verder met hem mee. [67] Jezus vroeg nu aan de twaalf: ‘Willen jullie soms ook weggaan?’ [68] Simon Petrus gaf antwoord: ‘Naar wie zouden we moeten gaan, Heer? U spreekt woorden die eeuwig leven geven, [69] en wij geloven en weten dat u de Heilige van God bent.’ [70] Jezus zei: ‘Ikzelf heb jullie alle twaalf uitgekozen, en toch is een van jullie een duivel.’ [71] Hiermee doelde hij op Judas, de zoon van Simon Iskariot, want hij, een van de twaalf, zou hem uitleveren. Woensdag 28 januari Tijdens het Pesach feest sloeg Jezus demonstratief de geldwisselaars en handelaars van het tempelplein. Tijdens het loofhuttenffeest komt Jezus onopgemerkt in Jeruzalem waar het voor hem al gevaarlijk geworden is. Jezus heeft op zijn rondreizen in Galilea veel aanhangers gekregen maar er is een groep vijanden die hem probeert te doden. De leerlingen van Jezus sporen hem aan om weg te gaan uit Jeruzalem. Het loofhuttenfeest (Soekot) duurde zeven dagen en herdacht de tijd waarin het
volk Israel in de Sinaiwoestijn rondtrok en in tenten (loofhutten) verbleef. God beschermde het volk. Dit feest trok net als Pesach veel pelgrims naar Jeruzalem. Volgens de historicus Josefus was het feest zeer populair. Er werd in een grote optocht water naar de tempel gebracht dat ritueel werd geplengd. Op het hoogtepunt van dit feest treedt Jezus op. Jezus zoekt de confrontatie op met zijn vijanden, Jezus zegt dat hij niet vlucht voor mensen die slecht zijn. Het doet denken aan Frans van der Lugt (de jezuietenpater in Syrie die niet wegging toen zijn leven in gevaar was). Waarom met zoveel doodsverachting en zoveel provocatie te werk gaan? Waarom niet diplomatiek en tactisch de dialoog en de harmonie zoeken? Omdat Jezus van sommige mensen helemaal geen ' liefde ' wil, zoals Pessoa zegt in zijn lied dat de reiziger zingt. Hoofdstuk 7 Jezus op het Loofhuttenfeest [1] Daarna trok Jezus door Galilea; in Judea wilde hij niet komen, omdat de Joden daar hem wilden doden. [2] Nu naderde het Joodse Loofhuttenfeest, [3] en daarom spoorden Jezus’ broers hem aan: ‘Blijf toch niet hier, ga naar Judea; dan zien ook je leerlingen het werk dat je doet. [4] Niemand doet toch iets in het geheim als hij bekend wil worden. Als je dit soort dingen doet, laat je dan zien aan de wereld.’ [5] Ook zijn broers geloofden namelijk niet in hem. [6] Maar Jezus zei: ‘Mijn tijd is nog niet gekomen, voor jullie is elke tijd goed. [7] De wereld kan jullie niet haten, maar mij haat ze wel, omdat ik verklaar dat wat ze doet slecht is. [8] Gaan jullie maar naar het feest; ik ga niet, omdat de tijd voor mij nog niet rijp is.’ [9] Dat zei hij, en hij bleef in Galilea. [10] Maar toen zijn broers naar het feest vertrokken waren, ging hij zelf ook, niet openlijk, maar in het geheim. [11] Intussen keken de Joden op het feest al naar hem uit en ze vroegen zich af waar hij was. [12] Overal werd over hem gesproken: sommigen vonden dat hij een goed mens was, anderen meenden dat hij het volk misleidde. [13] Maar niemand durfde openlijk over hem te spreken uit angst voor de Joden. [14] Toen het feest al halverwege was, ging Jezus naar de tempel en hij gaf er onderricht. [15] De Joden waren verbaasd: ‘Hoe weet hij dat allemaal, terwijl hij geen opleiding heeft gehad?’ [16] Jezus zei: ‘Wat ik onderwijs heb ik niet van mijzelf, maar van hem die mij gezonden heeft. [17] Wie ernaar streeft te doen wat God wil, zal weten of mijn leer van God komt of dat ik namens mezelf spreek. [18] Wie namens zichzelf spreekt, is uit op zijn eigen eer, maar wie uit is op de eer van wie hem gezonden heeft is betrouwbaar; hij bedriegt niemand. [19] U hebt van Mozes toch de wet gekregen? Maar niemand houdt zich aan de wet. Waarom probeert u mij te doden?’ [20] ‘U bent bezeten!’ riepen de mensen. ‘Wie probeert u dan te doden?’ [21] Jezus antwoordde: ‘Eén ding heb ik gedaan, en u staat allemaal versteld. [22] Nu heeft Mozes u de besnijdenis gegeven – niet dat die van Mozes komt, ze komt van de aartsvaders – en u besnijdt ook op sabbat. [23] Als er op sabbat besneden wordt omdat anders de wet van Mozes wordt overtreden, waarom bent u dan kwaad wanneer ik op sabbat iemand helemaal gezond maak? [24] Ga in uw oordeel niet op de schijn af, maar laat uw oordeel rechtvaardig zijn.’ Donderdag 29 januari
Jezus en de Farizeeers - Jan Luycken (1649-1712)
[25] Sommige Jeruzalemmers zeiden: ‘Is dat niet die man die ze willen doden? [26] Moet je zien, hij spreekt vrijuit en ze zeggen niets tegen hem. Zouden onze leiders werkelijk tot de overtuiging zijn gekomen dat hij de messias is? [27] Wanneer de messias komt, zal niemand weten waar hij vandaan komt, maar van hem weten we wel waar hij vandaan komt.’ [28] Bij zijn onderricht in de tempel zei
Jezus luid en duidelijk: ‘U kent mij en u weet waar ik vandaan kom. Maar ik ben niet namens mezelf gekomen; ik ben gezonden door iemand die betrouwbaar is, en hem kent u niet. [29] Ik ken hem, omdat ik bij hem vandaan kom en hij mij heeft gezonden.’ [30] Toen wilden ze hem grijpen, maar niemand deed hem iets, omdat zijn tijd nog niet gekomen was. [31] Onder het volk waren er velen in hem gaan geloven, ‘want,’ zeiden ze, ‘wanneer de messias komt, zal die niet meer wondertekenen verrichten dan hij heeft gedaan.’ [32] Toen de Farizeeën hoorden hoe er door de mensen over hem gesproken werd, stuurden zij en de hogepriesters dienaren om hem te arresteren. Gedicht: Vrij wil ik zijn en onoprecht
Vrij wil ik zijn en onoprecht Zonder geloof of plicht of plaats Zelfs liefde wil ik niet, die hecht Heb mij niet lief: dat 's wat ik haat.
Wanneer ik zing wat ik niet lieg, Als ik om wat gebeurd is ween, Is dat omdat gevoel vervliegt En ik mijzelf te zijn niet meen.
Door eigen wezen wandelaar, Ziener van de muziek der wind, Is mijn ziel zelf die doolt en dwaalt Het lied dat de reiziger zingt
Fernando Pessoa (26.8.1930)
Donderdag 29 januari De situatie begint steeds gevaarlijker te worden. Mensen horen wat Jezus zegt en vragen zich af of Jezus in de diaspora gaat (de verstrooiing van de joden). Als je naar de Grieken gaat ben je een overloper en een afvallige. Justinus zegt in zijn dialoog met Trypho dat er in het volksgeloof onder de Galileeers een verwachting bestond dat er een onbekende messias onverwacht van hogerhand zou komen. Daar was Jezus veel te menselijk voor. Hij kwam gewoon uit Betlehem, groeide op in Nazareth. Niet iemand van hemelse afkomst. Nikodemus (een farizeeer, iemand uit de groep van de schriftgeleerden die tegen Jezus optreden) schiet Jezus te hulp. [33] Jezus zei: ‘Ik zal nog een korte tijd bij u zijn, dan ga ik naar hem die mij gezonden heeft. [34] U zult me zoeken maar me niet vinden; u zult niet kunnen komen waar ik ben.’ [35] Toen zeiden de
Joden tegen elkaar: ‘Waar gaat hij dan naartoe, dat wij hem niet kunnen vinden? Hij zal toch niet naar de Griekse diaspora gaan om de Grieken onderricht te geven? [36] Wat bedoelde hij dan toen hij zei: “U zult me zoeken maar me niet vinden; u zult niet kunnen komen waar ik ben”?’ [37] Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! [38] “Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’ [39] Hiermee doelde hij op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven.
[40] Toen de mensen in de menigte dit hoorden zeiden ze: ‘Dit moet wel de profeet zijn.’ [41] Anderen beweerden: ‘Het is de messias,’ maar er werd ook gezegd: ‘De messias komt toch niet uit Galilea? [42] De Schrift zegt toch dat de messias uit het nageslacht van David komt en uit Betlehem, waar David woonde?’ [43] Zo ontstond er verdeeldheid in de menigte, [44] en sommigen wilden hem grijpen, maar niemand deed hem iets.
[45] De dienaren van de hogepriesters en de Farizeeën gingen terug. Toen hun werd gevraagd: ‘Waarom hebben jullie hem niet meegebracht?’ [46] antwoordden ze: ‘Nog nooit heeft een mens zo gesproken!’ [47] Maar de Farizeeën zeiden: ‘Hebben jullie je ook al laten misleiden? [48] Er is toch geen enkele leider of Farizeeër tot geloof in hem gekomen? [49] Alleen de massa die de wet niet kent – vervloekt zijn ze!’ [50] Maar Nikodemus, die destijds bij Jezus was geweest, iemand uit hun eigen kring, zei: [51] ‘Onze wet veroordeelt iemand toch pas als hij gehoord is en als bekend is wat hij heeft gedaan?’ [52] Ze zeiden tegen hem: ‘Kom jij soms ook uit Galilea? Zoek het maar na, dan zul je zien dat er uit Galilea geen profeet kan komen.’ [53] Daarop ging iedereen terug naar huis. Vrijdag 30 januari Een heetgebakerde club mensen probeert een vrouw die op overspel betrapt is te stenigen. Maar Jezus schreef in het zand. Wat moet Jezus doen? Als hij zich tegen stenigen uitspreekt uit liefde voor zondaren dan is Jezus in conflict met de wet van Mozes die stenigen als straf op overspel voorschrijft. Maar als Jezus zich voor stenigen uitspreekt dan zou dit tegen de wet van de Romeinse overheid zijn (het Romeinse recht bestrafte overspel niet met steniging). Dat schrijven in het zand is een manier om de gemoederen te bedaren, niet ad rem reageren kan de hysterische stemming misschien wat temperen. Omdat we niet weten wat Jezus in het zand schreef moeten we ons er maar bij neerleggen dat hij in het zand schreef. Hij lijkt in gedachten verzonken. Maar zijn antwoord over het oordeel laat niets aan de verbeelding over. Als het betekent dat goden genadeloos optreden tegen mensen die de fout ingaan dan leidt dit ertoe dat ze hopen dat hen vergund wordt dat ze de goden niets meer hoeven te vragen zoals in het gedicht van Fernando Pessoa. Jammer dat we niets weten over de achtergrond van de vrouw. Had ze een rothuwelijk? Zocht ze haar geluk in seks? En waar is de man met wie ze overspel pleegde? Niet zo snel oordelen of veroordelen. Wie is er zonder zonden? Hoofdstuk 8
Een vrouw op overspel betrapt [1] Jezus ging naar de Olijfberg, [2] en vroeg in de morgen was hij weer in de tempel. Het hele volk kwam naar hem toe, hij ging zitten en gaf hun onderricht. [3] Toen brachten de schriftgeleerden en de Farizeeën een vrouw bij hem die op overspel betrapt was. Ze zetten haar in het midden en [4] zeiden tegen Jezus: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. [5] Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt u daarvan?’ [6] Dit zeiden ze om hem op de proef te stellen, om te zien of ze hem konden aanklagen. Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond.
[7] Toen ze bleven aandringen, richtte hij zich op en zei: ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’ [8] Hij bukte zich weer en schreef op de grond. [9] Toen ze dat hoorden gingen ze weg, een voor een, de oudsten het eerst, en ze lieten hem alleen, met de vrouw die in het midden stond. [10] Jezus richtte zich op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?’ [11] ‘Niemand, heer,’ zei ze. ‘Ik veroordeel u ook niet,’ zei Jezus. ‘Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.’
Gedicht: De goden vraag ik slechts
De goden vraag ik slechts dat mij vergund zij Hen niets te vragen. Voorspoed is een juk, Gelukkig zijn een last Wijl het een toestand is. Noch rustig noch onrustig wil ik hoog Mijn kalme wezen heffen boven waar men vreugden kent of pijn
Fernando Pessoa
Maandag 2 februari Omdat Jezus steeds duidelijker spreekt over wie hij is en de tegenstelling licht/duister nu verder uitlegt met met de tegenstelling hoog/laag en hemel/aarde is de plaats waar hij spreekt (de schatkamer waar het goud van de tempel werd bewaard) interessant. Die schatkamer bevond zich aan de kant van de tempel aan de westzijde (waar de Klaagmuur nog staat). In het boek van de Makkabeeen wordt verteld dat er een tempelrover (Lysimachus) gedood wordt als hij betrapt wordt op diefstal uit de schatkamer. Maar Jezus houdt zich bezig niet met schatten in de tempel maar met zijn verhouding tot zijn vader. Door de kunstenaar Karel Gomez is een beeld van een vader die zijn zoon in de armen sluit gemaakt. Jezus getuigt over zichzelf [12] Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.’ [13] De Farizeeën wierpen tegen: ‘Uw getuigenis is niet betrouwbaar, want u getuigt over uzelf.’ [14] Maar Jezus ging verder: ‘Ook al getuig ik over mezelf, toch is mijn getuigenis betrouwbaar, omdat ik weet waar ik vandaan gekomen ben en waar ik naartoe ga. Maar u weet niet waar ik vandaan kom of waar ik naartoe ga. [15] U oordeelt met menselijke maatstaven, maar ik oordeel over niemand. [16] En wanneer ik toch een oordeel vel, is mijn oordeel betrouwbaar, omdat ik niet alleen ben, maar samen met de Vader die mij gezonden heeft. [17] In uw wet staat geschreven dat het getuigenis van twee mensen betrouwbaar is. [18] Wel, ik getuig over mezelf, en de Vader die mij gezonden heeft, getuigt over mij.’ [19] Toen vroegen ze: ‘Waar is uw vader dan?’ ‘U kent noch mij, noch mijn Vader,’ antwoordde Jezus. ‘Als u mij zou kennen zou u mijn Vader ook kennen.’ [20] Dit zei hij in de schatkamer van de tempel, waar hij onderricht gaf. Niemand greep hem, want zijn tijd was nog niet gekomen.
[21] Hij nam opnieuw het woord en zei: ‘Ik ga weg, en u zult me zoeken. Maar u zult in uw zonde sterven. Waar ik naartoe ga, daar kunt u niet komen.’ [22] De Joden zeiden: ‘Hij zal toch geen zelfmoord plegen, dat hij zegt dat hij ergens naartoe gaat waar wij niet kunnen komen?’ [23] Jezus vervolgde: ‘U bent van beneden, ik ben van boven; u hoort bij deze wereld, ik hoor niet bij deze wereld. [24] Ik heb tegen u gezegd dat u in uw zonden zult sterven, want als u niet gelooft dat ik het ben, zult u inderdaad in uw zonden sterven.’ [25] ‘Wie bent u dan?’ vroegen ze. Jezus zei: ‘Wat ik vanaf het begin al tegen u gezegd heb. [26] Ik heb veel over u te zeggen, en veel in uw nadeel, maar ik zeg tegen de wereld wat ik gehoord heb van hem die mij gezonden heeft, en hij is betrouwbaar.’ [27] De mensen begrepen niet dat hij over de Vader sprak. [28] ‘Wanneer u de Mensenzoon hoog verheven hebt,’ ging Jezus verder, ‘dan zult u weten dat ik het ben, en dat ik niets uit mijzelf doe, maar over deze dingen spreek zoals de Vader het mij geleerd heeft. [29] Hij die mij gezonden heeft is bij mij; hij heeft me niet alleen gelaten, omdat ik altijd doe wat hij wil.’
Sculptuur: De wachtende vader - Karel Gomes
Dinsdag 3 februari Als mensen met elkaar praten dan lijkt het er op dat zij wanneer ze dezelde taal spreken elkaar moeten kunnen verstaan. De woorden zijn bekend. In dit gesprek gaat het over woorden als waarheid, bevrijding, slavernij, leugen, duivel. De mensen begrijpen niet wat voor inhoud Jezus aan de woorden geeft. Of ze willen het niet begrijpen. Het is een botsing van werelden. Hard op hard. Soms kunnen woorden ook gewoon hetzelfde betekenen maar gebruikt de een woorden op een andere manier dan de ander (zoals in het gedicht - Als God de bomen en de bloemen is - van Fernando Pessoa)
[30] Toen hij deze dingen zei, kwamen velen tot geloof in hem. [31] En tegen de Joden die in hem geloofden zei Jezus: ‘Wanneer u bij mijn woord blijft, bent u werkelijk mijn leerlingen. [32] U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden.’ [33] Ze zeiden: ‘Wij zijn nakomelingen van Abraham en we zijn nooit iemands slaaf geweest – hoe kunt u dan zeggen dat wij bevrijd zullen worden?’ [34] Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: iedereen die zondigt is een slaaf van de zonde. [35] Nu blijft een slaaf niet voor eeuwig in huis, maar de Zoon blijft wel voor eeuwig. [36] Dus wanneer de Zoon u vrij zal maken, zult u werkelijk vrij zijn. [37] Ik weet wel dat u nakomelingen van Abraham bent. Toch wilt u mij doden, omdat er in u geen ruimte is voor wat ik zeg. [38] Ik spreek over wat ik gezien heb bij de Vader, u doet wat u gehoord hebt van uw Vader.’ [39] ‘Onze vader is Abraham,’ zeiden ze. Maar Jezus zei: ‘Als u echt kinderen van Abraham bent, zou u moeten doen wat Abraham deed. [40] Maar nee, u wilt mij, iemand die u de waarheid heeft gezegd die hij van God gehoord heeft, doden – zoiets heeft Abraham niet gedaan. [41] Maar u doet inderdaad wat úw vader deed!’ Ze zeiden: ‘Wij zijn geen bastaardkinderen! We hebben maar één Vader: God.’ [42] ‘Als God uw Vader was,’ zei Jezus tegen hen, ‘zou u mij liefhebben, want ik ben bij God vandaan gekomen toen ik hiernaartoe kwam. Ik ben niet namens mezelf gekomen, maar hij heeft mij gezonden. [43] Waarom begrijpt u niet wat ik zeg? Omdat u mijn woorden niet kunt aanhoren. [44] Uw vader is de duivel, en u doet maar al te graag wat uw vader wil. Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij liegt, spreekt hij zoals hij is: een aartsleugenaar, de vader van de leugen. [45] Maar mij gelooft u niet, want ik spreek de waarheid. [46] Kan een van u mij van zonde beschuldigen? Als ik de waarheid spreek, waarom gelooft u me dan niet? [47] Wie van God is, luistert naar de woorden van God. U luistert niet, omdat u niet van God bent.’
Gedicht: Als God de bloemen en de bomen is
Als God de bloemen ende bomen is En de bergen en zon en het maanlicht, Dan geloof ik in hem, Dan geloof ik in hem op ieder uur, En mijn hele leven is een gebed en een mis, En een communie met de ogen en door de oren
Maar als God de bomen en de bloemen is En de bergen en het maanlicht en de zon, Waarom dan noem ik hem God? Ik noem hem bloemen en bomen en bergen en zon en maanlicht; Want als hij, opdat ik hem zou zien, Zich zon gemaakt heeft en maanlicht en bloemen en bomen en bergen, Als hij mij verschijnt zijnde bomen en bergen En maanlicht en zon en bloemen, Dan is het omdat hij wil dat ik hem ken Als bomen en bergen en bloemen en maanlicht en zon.
En daarom gehoorzaam ik hem, (Wat weet ik meer van God dan God van zichzelf?), Ik gehoorzaam hem door te leven, spontaan, Als wie de ogen openslaat en ziet, En ik noem hem maanlicht en zon en bloemen en bomen en bergen, En ik heb hem lief zonder aan hem te denken, En ik denk mij hem door te zien en te horen, En ik ga met hem op ieder uur.
Fernando Pessoa (8.3.1914)
Woensdag 4 februari De aartsvaders (Abraham, Isaak en Jakob) hebben een status waar een jood ontzag voor moet hebben. Als iemand zich boven Abraham stelt dan is dat voor de vijanden van Jezus ontoelaatbaar. Maar Jezus zegt dat hij Abraham gezien heeft. Dat klopt volgens de vijanden van Jezus niet. Hoe kan iemand als Jezus die nog geen vijftig is beweren dat hij Abraham heeft gezien? Van deze vraag komt de gewoonte om iemand die vijftig wordt een pop van Abraham in de tuin gezet. Het moment om in dialoog tot een overeenstemming te komen is voorbij. De vijanden van Jezus willen hem doden. [48] De Joden riepen: ‘Zeggen we soms ten onrechte dat u een Samaritaan bent, en dat u bezeten bent?’ [49] ‘Ik ben niet bezeten,’ zei Jezus. ‘Ik eer mijn Vader, maar u eert mij niet. [50] Ik ben niet uit op eigen eer; iemand anders is uit op mijn eer en hij zal oordelen. [51] Waarachtig, ik verzeker u: als iemand mijn woord bewaart zal hij de dood nooit zien.’ [52] Toen zeiden de Joden: ‘Nu weten we zeker dat u bezeten bent! Abraham is gestorven, en de profeten ook, en u zegt: “Wie mijn woord bewaart zal de dood nooit proeven”! [53] Bent u soms meer dan onze vader Abraham, die gestorven is? Ook de profeten zijn gestorven. Wie denkt u wel dat u bent?’ [54] Jezus antwoordde: ‘Wanneer ik mezelf zou eren, zou mijn eer niets betekenen, maar het is de Vader die mij eert, de Vader van wie u zegt dat hij onze God is, [55] hoewel u hem niet kent. Ik ken hem. Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken, zou ik een leugenaar zijn, net als u. Maar ik ken hem wel, en ik bewaar zijn woord. [56] Abraham, uw vader, verheugde zich op mijn komst, en toen hij die meemaakte was hij blij.’ [57] De Joden zeiden: ‘U bent nog geen vijftig en u zou Abraham gezien hebben?’ [58] ‘Waarachtig, ik verzeker u,’ antwoordde Jezus, ‘van voordat Abraham er was, ben ik er.’ [59] Toen raapten ze stenen op om naar hem te gooien. Maar Jezus wist onopgemerkt uit de tempel te ontkomen.
Donderdag 5 februari Probeer eens een blinddoek voor te doen en dan je dag in te delen. Je tanden poetsen, naar school gaan, naar de winkel gaan, pinnen bij een pinautomaat, een telefoon gebruiken. Het leven van een blinde is radicaal anders dan dat van iemand die ziet. Voor de leerlingen van Jezus is dat een onverkwikkelijke zaak want de man die Jezus tegenkomt is al vanaf zijn geboorte blind. Dat is onrechtvaardig. Hij heeft niets fout gedaan. De blinde wordt door Johannes als voorbeeld gebruikt voor iemand die niet in staat is het licht te zien en hij kan er niets aan doen. Maar Jezus geeft de man het licht (het zicht) terug. Hooddstuk 9 Genezing van een blinde [1] In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was. [2] Zijn leerlingen vroegen: ‘Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?’ [3] ‘Hij niet en zijn ouders ook niet,’ was het antwoord van Jezus, ‘maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden. [4] Zolang het dag is, moeten we het werk doen van hem die mij gezonden heeft; straks komt de nacht en dan kan niemand iets doen. [5] Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht voor de wereld.’ [6] Na deze woorden spuwde hij op de grond. Met het speeksel maakte hij wat modder, hij streek die op de ogen van de blinde [7] en zei tegen hem: ‘Ga naar het
badhuis van Siloam en was u daar.’ (Siloam is in onze taal ‘gezondene’.) De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien. [8] Zijn buren en de mensen die hem kenden als bedelaar zeiden: ‘Is dat niet de man die altijd zat te bedelen?’ [9] De een zei: ‘Ja, die is het,’ en de ander: ‘Nee, maar hij lijkt er wel op.’ De man zelf zei: ‘Ik ben het echt.’ [10] Toen vroegen ze: ‘Hoe zijn je ogen opengegaan?’ [11] Hij zei: ‘Iemand die Jezus heet, maakte wat modder, streek die op mijn ogen en zei: “Ga naar Siloam om u te wassen.” Ik ging erheen, en toen ik me gewassen had kon ik zien.’ [12] Ze vroegen: ‘Waar is die man?’ ‘Dat weet ik niet,’ zei hij. Vrijdag 6 februari In oogziekenhuizen zijn er geslaagde operaties uitgevoerd waar met een chip een bionisch oog gemaakt wordt, Stevie Wonder en Larry Hester hebben zo'n oog. Zij kunnen weer (gedeeltelijk) zien na een leven van blindheid. Het geluk van mensen die weer kunnen zien na blind geweest is onbeschrijflijk. De manieren waarop blinde mensen geholpen worden met aanpassingen, brailleschrift, blinde geleidehonden zijn ook een manier van licht brengen in de duisternis. Iemand met een visuele beperking helpen is ook licht brengen in de duisternis. Er voor zorgen dat iemand met een beperking niet hoeft te bedelen is ook licht brengen in de duisternis. Er voor zorgen dat iemand met wat voor beperking dan ook niet door de samenleving wordt buitengesloten is ook licht brengen in de duisternis.
Stevie Wonder
Larry Hester - man met een bionisch oog
De blinde man (Kees de Kort) De schreeuw (Edvard Munch) [13] Toen namen ze de man die blind geweest was mee naar de Farizeeën. [14] De dag dat Jezus modder gemaakt had en zijn ogen geopend had, was namelijk een sabbat. [15] Ook de Farizeeën vroegen hoe het kwam dat hij kon zien. En weer vertelde hij: ‘Hij heeft wat modder op mijn ogen gedaan, ik heb me gewassen en nu kan ik zien.’ [16] Sommige Farizeeën meenden: ‘Zo iemand komt niet van God, want hij houdt zich niet aan de sabbat,’ maar anderen zeiden: ‘Hoe zou een zondig mens zulke wondertekenen kunnen doen?’ Er ontstond verdeeldheid. [17] Daarop vroegen ze aan de blinde: ‘Wat denk jij van die man? Het zijn immers jouw ogen die hij genezen heeft.’ ‘Hij is een profeet,’ was zijn antwoord.
Genezing van een blinde - Nicolas Poussin (1593-1665) [18] Maar de Joden wilden niet geloven dat hij blind geweest was en nu kon zien.
De blinde man kan weer zien (Kees de Kort) Ze riepen zijn ouders [19] en vroegen hun: ‘Is dat uw zoon die blind geboren zou zijn? Hoe kan hij dan nu zien?’ [20] ‘Dit is onze zoon,’ zeiden zijn ouders, ‘en hij is blind geboren, dat weten we zeker. [21] Maar hoe hij nu kan zien, dat weten we niet, en wie zijn ogen geopend heeft, weten we ook niet. Vraag het hem zelf maar. Hij is oud genoeg om voor zichzelf te spreken.’ [22] Dat zeiden de ouders omdat ze bang waren voor de Joden, omdat die toen al besloten hadden dat ze iedereen die Jezus als de messias zou erkennen uit de synagoge zouden zetten. [23] Daarom zeiden de ouders dus dat hij oud genoeg was en dat ze het hem zelf moesten vragen.
Maandag 9 februari De blinde man wordt weggejaagd uit de synagoge omdat er ook mensen zijn die in het krijgen van een ziekte een straf zien voor iets wat je fout gedaan hebt. Ziektes zijn in deze logica een rechtvaardige straf voor een schuld die misschien niet bekend is maar op deze manier aan het licht komt. Dit wordt in de psychologie als ' blaming the victim ' omschreven. Het zien van licht staat in het optreden van Jezus een op een met aandacht hebben voor mensen die niet op eigen kracht
meekomen. Jezus loopt niet door als hij een verlamde tegenkomt. Jezus loopt niet weg als hij een prostituee ziet, Jezus is niet te goed voor iemand van een ander volk (uit Samaria). Echt blind zijn mensen die de zwakkere laten creperen. [24] Toen riepen ze de man die blind geweest was weer bij zich. ‘Geef Gód de eer,’ zeiden ze, ‘die man is een zondaar, dat weten we toch.’ [25] ‘Of hij een zondaar is weet ik niet,’ zei hij, ‘maar één ding weet ik wel: ik was blind en nu kan ik zien.’ [26] Ze drongen aan: ‘Wat heeft hij met je gedaan? Hoe heeft hij je ogen geopend?’ [27] ‘Dat heb ik u toch al verteld,’ zei hij, ‘maar u luistert niet! Wat wilt u nog meer horen? Wilt u soms leerling van hem worden?’ [28] Nu vielen ze tegen hem uit: ‘Je bent zelf een leerling van hem! Wij zijn leerlingen van Mozes. [29] Van Mozes weten we dat God met hem gesproken heeft, maar van deze man weten we niet waar hij vandaan komt.’ [30] De man antwoordde: ‘Wat vreemd dat u niet begrijpt waar hij vandaan komt, terwijl hij mijn ogen geopend heeft. [31] We weten dat God niet naar zondaars luistert, maar wel naar iemand die vroom is en zijn wil doet. [32] Dat de ogen van iemand die blind geboren is geopend worden – dat is nog nooit vertoond! [33] Als die man niet van God kwam, zou hij dit toch niet hebben kunnen doen?’ [34] Toen riepen ze: ‘Jij, sinds je geboorte een en al zonde, wil jij ons de les lezen?’ En ze joegen hem weg.
Jezus geneest een blinde - anoniem - Catharijneconvent
[35] Jezus hoorde dat en zocht hem op. Hij vroeg: ‘Gelooft u in de Mensenzoon?’ [36] ‘Als ik wist wie het was, heer, zou ik in hem geloven,’ zei hij. [37] ‘U kijkt naar hem en u spreekt met hem,’ zei Jezus. [38] Toen zei de man: ‘Ik geloof, Heer,’ en hij boog zich voor Jezus neer. [39] Jezus zei: ‘Ik ben in de wereld gekomen om het oordeel te vellen. Dan zullen zij die niet zien, zien en zij die zien, zullen blind worden.’ [40] Een paar Farizeeën die bij hem stonden en dat hoorden, zeiden: ‘Wij zijn toch zeker niet blind!’ [41] ‘Was u maar blind,’ zei Jezus, ‘dan zou u zonder zonde zijn. Maar u beweert dat u kunt zien, en dus blijft uw zonde.’
Jezus geneest lammen en blinden - James Tissot (1836-1602) Dinsdag 10 februari Jezus gebruikt in dit verhaal de metafoor van de goede herder. Een kudde schapen heeft behoefte aan een goed hekwerk als bescherming tegen gevaar van buitenaf. Geen wolven of beren kunnen de schapen aanvallen. Een schaapskooi om het gevaar buiten te houden. Een mooie metafoor als de herder een goede herder is en geen despotische bewaker die alleen bezig is om te voorkomen dat zijn schapen niet ontsnappen. Maar Jezus zegt dat hij als een goede herder zijn leven geeft voor zijn schapen. Hoofdstuk 10 De goede herder [1] ‘Waarachtig, ik verzeker u: wie de schaapskooi niet binnengaat door de deur maar ergens anders naar binnen klimt, is een dief of een rover. [2] Wie door de deur naar binnen gaat, is de herder van de schapen. [3] Voor hem doet de bewaker open. De schapen luisteren naar zijn stem, hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten. [4] Wanneer hij al zijn schapen naar buiten gebracht heeft, loopt hij voor ze uit en de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen. [5] Iemand anders volgen ze niet, ze lopen juist van hem weg omdat ze de stem van een vreemde niet kennen.’ [6] Jezus vertelde hun deze gelijkenis, maar ze begrepen niet wat hij bedoelde. [7] Hij ging verder: ‘Waarachtig, ik verzeker u: ik ben de deur voor de schapen. [8] Wie vóór mij kwamen waren allemaal dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. [9] Ik ben de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij
zal weidegrond vinden. [10] Een dief komt alleen om te roven, te slachten en te vernietigen, maar ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid.
Fresco van Jezus de goede herder in de catacomben van St. Calixtus
Jezus de goede herder - Sarcofaag -Catacomben van St Preatextastus (eind 4e eeuw)
[11] Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. [12] Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; [13] de man is een huurling en de schapen kunnen hem niets schelen. [14] Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, [15] zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. [16] Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder. [17] De Vader heeft mij lief omdat ik mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen. [18] Niemand neemt mijn leven, ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen – dat is de opdracht die ik van mijn Vader heb gekregen.’
[19] Opnieuw ontstond er verdeeldheid onder de Joden om wat hij zei. [20] Veel mensen zeiden: ‘Hij is bezeten, hij is gek. Waarom luisteren jullie nog naar hem?’ [21] Maar anderen zeiden: ‘Dit zijn niet de woorden van iemand die bezeten is, en een demon kan de ogen van blinden niet openen.’ Woensdag 11 februari De vijanden van Jezus vinden zijn bewering dat hij de zoon van God is godslastering. Daarvoor willen de vijanden van Jezus hem stenigen. Een godslasteraar mocht worden gedood volgens de wet. Maar Jezus vraagt ironisch: Waarom willen jullie mij stenigen? Er is immers een psalm (Psalm 82) waarin door God zelf wordt gezegd dat mensen goden zijn. Als dat waar is dan zegt Jezus niets wat de wet overtreedt. Jezus die de Thora goed kent argumenteert met de schriftgeleerden op hun eigen terrein, de wet uit de Thora.
Fresco van Jezus de goede herder in de catacomben van St. Calixtus Geloof en ongeloof [22] In Jeruzalem werd het feest van de Tempelwijding gevierd; het was winter. [23] Jezus liep in de tempel, in de zuilengang van Salomo. [24] Daar kwamen de Joden om hem heen staan, en ze vroegen hem: ‘Hoe lang houdt u ons nog in het onzekere? Als u de messias bent, zeg het ons dan ronduit.’ [25] Jezus antwoordde: ‘Dat heb ik u al gezegd, maar u gelooft het niet. Wat ik namens mijn Vader doe getuigt over mij, [26] maar u wilt me niet geloven, omdat u niet bij mijn schapen hoort. [27] Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. [28] Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. [29] Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, [30] en de Vader en ik zijn één.’ [31] Toen de Joden weer stenen opraapten omdat ze hem wilden stenigen, [32] zei Jezus: ‘Ik heb door de Vader veel goeds voor u gedaan; waarom wilt u me stenigen?’ [33] ‘Voor een goede daad zullen we u niet stenigen,’ antwoordden ze, ‘maar wel voor godslastering: u bent een mens, maar u beweert dat u God bent!’ [34] Jezus zei: ‘Staat er in uw wet niet geschreven: “Ik heb gezegd: ‘U bent goden’”? [35] De Schrift blijft altijd van kracht; als mensen tot wie God spreekt goden genoemd worden, [36] hoe kunt u mij, door de Vader geheiligd en naar de wereld gezonden, dan beschuldigen van godslastering wanneer ik zeg dat ik Gods Zoon ben? [37] Als wat ik doe niet van mijn Vader komt,
geloof me dan niet, [38] maar als dat wel het geval is en u gelooft me toch niet, geloof dan tenminste wat ik doe. Dan zult u begrijpen dat de Vader in mij is en dat ik in de Vader ben.’ [39] En weer wilden ze hem grijpen, maar hij ontsnapte. [40] Hij ging terug naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes eerder gedoopt had. Daar bleef hij. [41] Veel mensen kwamen naar hem toe; ze zeiden: ‘Johannes heeft weliswaar geen wonderteken gedaan, maar alles wat hij over deze man gezegd heeft is waar.’ [42] En velen kwamen daar tot geloof in hem.
Donderdag 12 februari Het laatste teken dat Jezus doet luidt ook het einde van het leven van Jezus in. Het wonder (de opwekking van Lazarus) leidt tot het complot van het Sanhedrin om Jezus te doden. Jezus reist naar het voor hem gevaarlijke Juda om het leven te redden van zijn vriend Lazarus (Hebreeuws Eleazar = God helpt). Jezus wordt vanuit het veilige Galilea naar Betanie (3 kilometer van Jeruzalem) opgeroepen om naar Juda te gaan. Zijn leerlingen waarschuwen Jezus en vragen hem om niet te gaan. Maar Jezus maakt duidelijk dat hij niet wegloopt voor de duisternis maar licht brengt in de nacht. Johannes schrijft dat Jezus zegt: ' Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, [10] maar wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’ Hoofdstuk 11 Lazarus uit dood opgewekt - Caravaggio
Lazarus uit de dood opgewekt - Rembrandt Lazarus uit de dood opgewekt
[1] Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zuster Marta woonden [2] – dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. [3] De zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw vriend is ziek.’ [4] Toen Jezus dit hoorde zei hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.’ [5] Jezus hield veel van Marta en haar zuster, en van Lazarus. [6] Maar toen hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef hij toch nog twee dagen waar hij was. [7] Daarna zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar Judea.’ [8] ‘Maar rabbi,’ protesteerden de leerlingen, ‘de Joden wilden u stenigen, en nu wilt u daar toch weer naartoe?’ [9] Jezus zei: ‘Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, [10] maar wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’ [11] Nadat hij dat gezegd had zei hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken.’ [12] De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ [13] Zij dachten dat hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. [14] Toen zei hij hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven, [15] en om jullie ben ik blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.’ [16] Tomas (dat betekent ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.’
Gedicht: De doden
Men zegt, de doden zijn hier niet. Het is niet waar. Nu ik ze nader raken wij elkaar al aan. Nog even en wij overleven samen in de dozen, wonen dan door elkaar in de kamers, kijken weer uit de nieuwe kinderen, waken slapeloos over de uren en staan op in het licht en de lichamen waarin wij elkaar dagelijks terugvinden.
Bernard Dewulf
Vrijdag 13 februari Het is een kansloze zaak, Johannes beschrijft gedetailleerd dat Jezus te laat is om nog iets voor Lazarus te doen. Lazarus is morsdood. De zus van Lazarus spreekt door haar verdriet over de dood
van haar broer toch het vertrouwen in Jezus uit. Terwijl Jezus ontroerd is door het verdriet van Marta en Maria ergert hij zich aan het weeklagen (enebrimesato tooi pneumati). Hij is hevig geemotioneerd. Misschien omdat hij ook bang was voor zijn eigen dood? Johannes beschrijft dat de mensen zien dat Lazarus naar buiten komt en dat de mensen hem helpen om zijn lijkkleed af te doen. Hij is nog gevangen door de dood. De duisternis laat hij achter zich.
... [17] Toen Jezus daar aankwam, hoorde hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. [18] Betanië lag dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie, [19] en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was. [20] Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. [21] Marta zei tegen Jezus: ‘Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. [22] Maar zelfs nu weet ik dat God u alles zal geven wat u vraagt.’ [23] Jezus zei: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ [24] ‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ [25] Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, [26] en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ [27] ‘Ja Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat u de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’ [28] Na deze woorden ging ze terug, ze nam haar zuster Maria apart en zei: ‘De meester is er, en hij vraagt naar je.’ [29] Zodra Maria dit hoorde ging ze naar Jezus toe, [30] die nog niet in het dorp was, maar op de plek waar Marta hem tegemoet was gekomen. [31] Toen de Joden die bij haar in huis waren om haar te troosten, Maria zo haastig zagen weggaan, liepen ze achter haar aan, want ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te weeklagen. [32] Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en hem zag, viel ze aan zijn voeten neer. Ze zei: ‘Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn!’ [33] Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en dat ergerde hem. Diep bewogen [34] vroeg hij: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ [35] Jezus begon ook te huilen, [36] en de Joden zeiden: ‘Wat heeft hij veel van hem gehouden!’ [37] Maar er werd ook gezegd: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend, hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ [38] Ook dit ergerde Jezus. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. [39] Hij zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zuster van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ [40] Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ [41] Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij omhoog en zei: ‘Vader, ik dank u dat u mij hebt verhoord. [42] U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt.’ [43] Daarna riep hij: ‘Lazarus, kom naar buiten!’
[44] De dode kwam te voorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’
Anna Dekking van Haeften - Leven en dood
[45] Veel Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in hem. [46] Maar enkelen gingen naar de Farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had. [47] Daarop riepen de hogepriesters en de Farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze man doet veel wondertekenen, [48] en als we hem zijn gang laten gaan, zal iedereen in hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen.’ [49] Een van hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei tegen de anderen: ‘Jullie begrijpen het niet! [50] Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één man sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ [51] Dat zei hij niet uit zichzelf: als hogepriester in dat jaar sprak hij de profetie dat Jezus zou sterven voor het volk, [52] en niet alleen voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen. [53] Vanaf die dag overlegden ze hoe ze hem zouden doden. [54] Jezus trad onder de Joden niet meer in het openbaar op, maar vertrok naar de omgeving van de woestijn, naar de stad Efraïm. Daar bleef hij met zijn leerlingen.
Maria zalft Jezus [55] Het was kort voor Pesach, het Joodse paasfeest, en veel mensen uit de omgeving gingen al vóór het feest naar Jeruzalem om zich te reinigen. [56] Daar keken ze uit naar Jezus; ze stonden in de tempel en zeiden tegen elkaar: ‘Wat denk je? Zou hij niet meer naar het feest komen?’ [57] De hogepriesters en de Farizeeën hadden opdracht gegeven hem aan te geven als men wist waar hij was, zodat ze hem konden arresteren.