Het Eiland Van Brienenoord – Wilde plannen In de vorige drie afleveringen over het Eiland Van Brienenoord zijn al wat plannen voor het eiland voorbij gekomen. In deze aflevering die de reeks over het eiland afsluit nemen we er nog een paar onder de loep. Tijdens en na de oorlog bleven de recreanten het eiland bezoeken en dit paste in de visie van de gemeente op de bestemming van het eiland. Het was ook in deze periode dat het eiland op bescheiden schaal bewoond werd. Bewoning Vlak na de oorlog bijvoorbeeld door Joegoslavische vluchtelingen die er een tijdelijk toevluchtsoord vonden. Langer nog door jongeren uit heel Nederland die een opleiding voor jeugdwerk deden. In de herfst van 1944 en kort voordat de Duitsers het eiland bezetten, was het Instituut voor de Rijpere Jeugd op het eiland avondcursussen voor jeugdleid(st)ers gestart. Deze cursussen werden in 1945 gecontinueerd maar dan onder de hoede van een speciaal instituut, het Internaat Van Brienenoord. Dit internaat werd gevestigd in het clubhuis van De Arend en bood plaats aan twintig inwonende cursisten. Het was de eerste opleiding in Nederland voor jeugdleid(st)ers. Wonen op het eiland was behelpen, maar: ‘Het leven op het prachtig gelegen eiland (waar leeft men zo van uur tot uur met het getij en het water?) heeft zijn grote bekoring voor ieder die er woont. De reële bezwaren van afstand naar de stad, de primitieve behuizing en daardoor wel zeer sobere leefwijze wordt gevoeld, maar zijn niet doorslaggevend van betekenis. Wat telkens verrast en weldadig aandoet is de rust en de ruimte, die het eiland na volbrachte dagtaak schenkt, het spoedig vertrouwde geluid van de voorbij varende schepen en het uitzicht op de groene boorden van onze Rotterdamse rivier.’ De cursisten waren niet de enige bewoners van het eiland. In het clubhuis, in het gedeelte dat nu het kantoor van Stichting Welzijn Rubroek Crooswijk is, woonden ook het hoofd van de huishouding en de opzichter. Iets achter het clubhuis, naar de oever van de Maas toe, stond nog een huisje dat werd bewoond door een van de leraressen van het instituut. Dit huisje is later onder de invloed van de elementen ingestort. Mevrouw Gré Brouwer was tussen 1950 en 1956 in dienst bij het instituut. Zij maakte drie maal per week het clubhuis en het leraressenhuisje schoon. Zij herinnert zich nog goed de grote eetzaal met rode stoelen, de keuken met de grote pannen en de enorme kachel in het midden van het clubhuis die de kilte moest verdrijven. Af en toe sprong zij bij als er broodjes moesten worden gesmeerd (enorme aantallen voor de bezoekers van de vakantieschool) of als men een danser tekort kwam bij het volksdansen. Met kerstmis mocht ze aanschuiven bij het feestmaal (stamppot) voor de ouders van de kinderen.
1
Het internaat was zo bekend dat het zich zelfs in hoog bezoek mocht verheugen. Op 4 juni 1951 bezocht Koningin Juliana, die speciaal geïnteresseerd was in jeugdwerk, het eiland ter gelegenheid van een clubhuis-buitendag. De aanwezige 600 kinderen waren vooraf niet op de hoogte van het bijzondere bezoek. De koningin werd bij aankomst meteen herkend maar ‘niemand raakt ook maar enigermate geïmponeerd. Zodra Hare Majesteit het eiland betreedt, merkt één van de volleybalspelers op: “Hé, de koningin, nou effe goed spelen jongens”. Het Internaat Van Brienenoord werd in 1953 opgeheven en de opleiding ging naar Amersfoort. Plannenmakerij De plannenmakerij van vlak na de oorlog door de gemeente voor de bestemming van het eiland, bezorgde de directeur van De Arend de heer A.L. van Schelven ‘onzekere en dikwijls bange voorgevoelens’. Van Schelven vond het eiland van grote betekenis voor de gebruikers van de clubhuizen om in de zomer en op zondagen van de buitenlucht en het groen te genieten. ‘Als men weet dat vooral dit laatste artikel, ondanks de kleuren van ons stadswapen, in onze stad in slechts bescheiden mate wordt geleverd en dan meestal verpakt in prikkeldraad en beplakt van verbodsbepalingen, beseft men welk een uitzonderlijk recreatieoord hier benut wordt’. Niet alleen de Arend-jeugd profiteerde hiervan, de hele Rotterdamse jeugd werd in de gelegenheid gesteld op het eiland een frisse neus te halen. In 1947 maakten, volgens van Schelven, behalve de jongens en meisjes van de clubhuizen ongeveer 7000 bezoekers gebruik vanhet eiland. Daarnaast bezochten zo’n 12.000 dagjesmensen de vakantieschool. Inzicht in de manier van tellen geeft van Schelven niet, maar duidelijk is dat het eiland druk werd bezocht. Vergelijk dit met de relatieve rust die aan het begin van de 21e eeuw over het eiland hangt. Van Schelvens bange voorgevoelens werden gewekt door berichten dat er op het eiland een ‘recreatieoord van grootse allure’ moet worden gevestigd met een open zwemgelegenheid met strandbad, restaurant, plantsoenen met bankjes en vergezichten over de rivier. Hij vindt dat ‘de massajeugd van Rotterdam (of men die nu asphaltjeugd, vergeten jeugd of hoe dan ook wil noemen) [...] meer is geholpen met een terrein, waar ze zich werkelijk vrij kunnen bewegen en zo nodig uitleven, waar zij hun fantasieën gestalte kunnen geven, waar zij zich in een echt bos, ja zelfs woud kunnen wanen, kortom waar minder cul- en meer natuur is.’ Het zou niet een inrichting als recreatieoord zijn die het aanzien van het eiland drastisch zou veranderen, maar de verre van recreatieve activiteiten als de bouw van de Van Brienenoordbrug en van het metrodok.
2
’Splendid isolation’ Het is vooral aan de relatieve ontoegankelijkheid te danken dat de natuur op het eiland zo waardevol is. Totdat de Dienst gemeentewerken voor het bouwen van de metrotunnel in 1959 het ophaalbruggetje aanlegde was het eiland alleen per boot te bereiken. Tenminste, als het geen hele strenge winter was. Het kwam wel eens voor dat de Maas dichtvroor en je van Oud-IJsselmonde naar het eiland kon lopen. Overvaren kon eerst alleen per roeiboot, later ook met een trekpont en een motorboot. Zo gingen dus de manden vol broodjes voor de vakantiekampen in de roeiboot, werden ook de waren van de slager en de kolenboer voor de studenten van het internaat over geroeid. Zelfs de NAM heeft in de jaren vijftig materiaal per boot over gezet. Begin jaren zestig en halverwege de jaren tachtig had het eiland een tijdelijke tweede ontsluiting. Aan de oostkant van het eiland gebruikte Rijkswaterstaat een kleine brug voor het werk aan de grote. De boot heeft tot 1969 gevaren. In dat jaar was Gemeentewerken klaar met het werk aan de eerste metrotunnel en mochten ook de andere gebruikers via het bruggetje naar hun plek op het eiland. Een bewaker hield overdag in de gaten of er geen ongewenste elementen het eiland betraden. ’s Nachts ging de brug omhoog. Het eiland als onderwerp van wilde plannen Terwijl begin jaren zestig het eiland het toneel was van allerlei bouwwerkzaamheden, dacht het InitiatiefComité Overdekt Stadion Van Brienenoord na over de toekomstige bestemming. Het interpreteerde de door de gemeente gewenste bestemming ruim. Rotterdammers moesten op het eiland kunnen recreëren in een overdekte kunstijsbaan met bowlingcentrum, of in het flinke zwembad dat van het metrodok zou kunnen worden gemaakt. De gemeenteraad pakte dit idee op en zag nog wel grotere mogelijkheden. Waarom geen hal bouwen waar ook plaats was voor andere sporten als wielrennen, atletiek, gymnastiek, volley- en basketbal? Uiteindelijk werd een dergelijk complex wel gerealiseerd maar niet op het eiland. Het kreeg de naam Ahoy’ en ligt nog altijd aan de rand van het Zuiderpark. Nadat de bouwers van brug en metrotunnel het eiland (tijdelijk) hadden verlaten, begon de toenmalige wijkraad IJsselmonde te dromen van een eiland voor de jeugd.
3
Het al maar uitdijende Groot-IJsselmonde legde onherroepelijk beslag op het polderlandschap dat vroeger het oude dorp omringde en waar kinderen heerlijk konden spelen. Toen een wijkraadslid in 1969 in een wijkraadsvergadering zijn zorg uitsprak over het ‘schreeuwende gebrek aan ruimte voor de jeugd in IJsselmonde’, dacht men met-een aan het eiland Van Brienenoord als oplossing. De wijkraad stapte met het plan voor een ‘ravot-eiland’ naar het Bureau Sport en Jeugdzaken, de gemeentelijke dienst die toen betrokken was bij het beheer van het eiland. In het ‘Grote Woeste Bos’ kon de jeugd zijn fantasieën botvieren. Langs de noordelijke oever zouden de ‘bezadigden’ zich op bankjes langs een wandelboulevard kunnen onttrekken aan het lawaai van de jeugd en de stad. Het trapveld met sintelbaan en het openluchttheater die in de jaren dertig door werklozen waren aangelegd, waren verwaarloosd maar zouden weer moeten worden opgeknapt. De gemeente zei niet meteen ‘ja’ tegen het plan van de wijkraad maar vormde een werkgroep om de ideeën uit te werken. Hierin zaten leden van gemeentelijke diensten en afdelingen, plus leden van de wijkraad.
Overigens telde de mening van IJsselmonde weer waar het ging om het eiland omdat beiden inmiddels bij Rotterdam hoorden. De gemeente IJsselmonde was in 1941 door Rotterdam geannexeerd. In 1948, toen burgemeester Oud in de geannexeerde randgemeenten wijkraden in stelde, kregen ook de 9.508 inwoners van IJsselmonde hun eerste wijkraad. Deze raad had veel minder bevoegdheden dan de latere deelgemeenteraad. Daarom was het vooral de gemeente Rotterdam die tot de jaren 1990 zijn stempel drukte op de plannenmakerij voor het eiland. Tekenend is bijvoorbeeld dat de wijkraad zelfs enige tijd aan gemeentewerken toestemming moest vragen het eiland te betreden. Ondanks het feit dat er een werkgroep was ingesteld duurde het zo’n tien jaar voordat er echt een plan werd gepresenteerd voor het gebruik van het eiland. In de tussenliggende periode, de jaren zeventig, kwam de werkgroep maar heel sporadisch bijeen.
4
Door diverse partijen werden wel ideeën geopperd, zoals de vestiging van een eroscentrum dat de overlast die Katendrecht ondervond van prostitutie, moest verlichten. Tot een echte uitwerking van enig plan kwam het echter niet. Enerzijds had het eiland geen prioriteit. Rotterdam had alle aandacht nodig voor de versterking van zijn economische positie. Anderzijds stuitten de ambtenaren op een praktisch probleem. Het was volstrekt niet duidelijk wie nu het beheer had over het eiland en dan met name van het middengedeelte. Dit was het deel waar geen economische claims op lagen. Lag het beheer nu bij de Dienst Rentegevende Eigendommen, bij de Rotterdamse Stichting voor Lichamelijke Opvoeding (jaren vijftig) of de dienst Sport en Recreatie? Men kwam er niet uit. De dienst Sport en Recreatie overwoog wel even het beheer over te nemen maar dan moest er betaald worden, onder meer voor de be-waking bij het bruggetje. Die kosten kon de dienst niet opbrengen. De wijkraad werd ondertussen steeds ongeduldiger en spoorde de gemeente herhaaldelijk aan tot actie. Meerdere keren schakelde de raad hierbij de pers in. De enige concrete activiteit in de jaren zeventig was echter die van gemeentewerken. Omdat een novemberstorm in 1973 veel schade had aangericht in het bos op het eiland, schoonden en vernieuwden de mensen van de plantsoenendienst het bomenbestand. In de jaren tachtig werd er eindelijk serieus naar het eiland gekeken, maar de richting die de gemeente insloeg kon bepaald niet de goedkeuring van de deelgemeenteraad (opvolger van de wijkraad) wegdragen. ‘Manhattan aan de Maas’ De eerder genoemde werkgroep presenteerde in 1980 een inrichtingsvoorstel voor het eiland als openbaar toegankelijk recreatiegebied. De werkgroep ging er vanuit dat het metrodok medio 1983 beschikbaar zou komen en dat NAM, de Arend en de Zeemeeuw en de volkstuinders op het eiland zouden blijven. Bovendien was al duidelijk dat de Van Brienenoordbrug zou worden verbreed, dus daarmee moest op de oostpunt van het eiland rekening worden gehouden. De politiehonden en hun trainers moesten een plekje buiten het eiland zoeken.
5
De werkgroep legde twee keuzemogelijkheden voor de recreatieve inrichting voor. Het moest ofwel een pretpark worden of een rustiger invulling krijgen. De eerste variant voorzag in bijvoorbeeld een kabelbaan, een achtbaan, een reuzenrad, speelhallen, een disco en een restaurant. De rustige variant kende een tropische kas met vogels, een kinderboerderij, ponyverhuur en eveneens een restaurant. De werkgroep sprak zich meteen uit voor een combinatie van deze varianten. Het metrodok werd vijver en er zou een aanlegsteiger met café komen voor de boten die in de weekenden bezoekers naar het eiland zouden brengen. Het midden van het eiland werd een beter ontsloten bos met daarnaast voorzieningen voor sportief ge-bruik en passieve recreatie. Geopperd werden speel-, lig- en picknickweiden en een uitkijktoren en een fietscrossbaan. Inspraak vanuit IJsselmonde zou de ontwikkeling van dit gedeelte moeten bepalen. Hier moest ook de oeververbinding met de deelgemeente uitkomen en hier zouden dus vooral IJsselmondse bezoekers komen. De bezoekers van de westpunt met de bovenwijkse voorziening moesten uit het stedelijk gebied komen. Het inrichtingsvoorstel kostte tussen de 3,3 miljoen en 6,8 miljoen gulden.
Het college van B&W kon niet met het plan instemmen. In zijn visie waren andere grote groenplannen belangrijker en moest de stad zich eerst maar concentreren op ‘kleinschalige groennoden’ in de meer directe omgeving van de oude wijken.
6
Bovendien twijfelde het college ernstig aan de levensvatbaarheid van het groenplan ‘te meer daar het in deze tijd onmogelijk lijkt beleggers te vinden voor het realiseren van de beoogde voorzieningen zoals een kabelbaan etcetera’. Omdat het toekomstige tekort aan woningbouwlocaties het college meer bezig hield, gaf het opdracht tot een onderzoek naar woningbouwmogelijkheden op het eiland. Pas als de haalbaarheid hiervan duidelijk was zou het college zich uitspreken over de toekomst van het eiland. Al snel kwam de dienst Stadsontwikkeling met een rapport (‘Woningbouw op het eiland Van Brienenoord’). Omdat de afstand tussen het eiland en Oud-IJsselmonde relatief groot was moest een bewoond eiland zichzelf wat betreft voorzieningen kunnen bedruipen. Dit betekende ruimte maken op het eiland voor medische en onderwijsvoorzieningen (een basisschool met acht lokalen) en voor detailhandel (een supermarkt van 400 m2). Het aantal woningen dat bij een dergelijke zelfvoorzienende buurt hoorde was circa 1.200, met tussen de 2.500 en 3.000 bewoners. Wanneer het metrodok kon worden bebouwd en ervan uitgaand dat de NAM en de volkstuinders bleven, kon dit aantal woningen in vijf bouwlagen worden neergezet. Indien het dok niet kon worden bebouwd moesten de woningen in 15 (!) lagen worden gestapeld. Ambtenaren hadden het al over ‘Manhattan aan de Maas’, lang voordat deze term gebruikt zou worden voor de nieuwe Kop van Zuid. De geplande oeververbinding ten westen van de Kreeksehaven moest geschikt zijn voor autoverkeer en voor openbaar vervoer. Ter hoogte van het Laming-terrein (waar tegenwoordig de woningen langs het Zuiddiepje staan) kwam een verbinding voor langzaam verkeer. Ook presenteerde men de optie bij de Kreeksehaven een deel van het Zuiddiepje te dempen en te bebouwen zodat daar een mooie aansluiting ontstond. De deelgemeente reageerde onmiddellijk op het rapport. Zij wees het college van B&W erop dat de wijkraad al een uitgesproken voorkeur had voor het behoud van de groenbestemming van het eiland. De deelgemeenteraad dacht hier niet anders over. De raad had de stellige overtuiging dat IJsselmonde genoeg was volgebouwd. Groot IJsselmonde was af en de Beverwaard had het laatste stuk oorspronkelijk griend verdrongen. IJsselmonde had genoeg gehoord over wijkverdichting en wilde het groene karakter van de deelgemeente behouden. Het gekwalificeerde advies van de deelgemeenteraad aan de gemeenteraad was: de voorgestelde woningbouw op het eiland Van Brienenoord is onaanvaardbaar. Ondanks dit advies stelde het college van B&W de gemeenteraad begin 1982 voor het eiland in de toekomst te bebouwen. In verband met de werkplanning van de dienst Stedelijke Ontwikkeling, zou niet eerder dan in 1985 gestart kunnen worden met de voorbereiding hiervan. Tot die tijd kon het eiland dan wel tijdelijk recreatief worden gebruikt. Het college had hier ook wat geld (fl. 225.000,=) voor over. Aanvankelijk leek de deelgemeente met het voorstel in te stemmen, op het verkeerde been gezet doordat zij alleen geïnformeerd was over het groenplan. Toen wethouder Mentink (Ruimtelijke Ordening) de IJsselmondse bestuurders uiteindelijk op de hoogte stelde van de komende behandeling van het dubbelbesluit door de gemeenteraad, belegde de deelgemeente een persconferentie. Dit leverde de krantenkop ’Mentink belazert de kluit’ op. Deelgemeentevoorzitter Piet Biersma zou termen gebezigd hebben als ‘smerig spel’ en gesproken hebben van een ‘onderhands foefje’ dat Mentink had gebruikt om de woningbouw erdoor te drukken. De deelgemeente was vooral zo verbolgen omdat haar advies niet officieel was gevraagd en haar mening dus ook niet bij de gemeenteraad bekend was.
7
Een dergelijke handelswijze was opgenomen in de verordening op het deelgemeentebestel, maar waarschijnlijk nog niet bij iedereen als gewoonte ingesleten. Terwijl Mentink en Biersma hun geschil middels een persoonlijke maar tegelijkertijd openbare correspondentie probeerden op te lossen, maakten deelgemeente én de, eveneens geschokte, volkstuinders zich op voor de gemeenteraads-vergadering op 28 januari 1982. De discussie daar verliep geanimeerd. Raadsleden die het eiland nog kenden uit hun jeugd, voerden het woord. Een PvdA’er zei: ‘Je moet kennelijk een arbeiderskind zijn om te weten hoe dat eiland eruit heeft gezien. Ik heb daar vroeger gesport en toen was de gift van Wilton nog een lustoord.’ Een lid van de CPN kon zich de inrichting van het eiland niet exact meer herinneren maar wist wel dat het leuk was er heen te gaan. ‘Je kon daar muziek en veel lawaai maken.’ De meningen over de toekomst van het eiland waren verdeeld. Een uitspraak hierover hoefde ook, volgens wethouder Mentink, pas later worden gedaan, bij de besluitvorming over een herziening op het structuurplan Rotterdam binnen de Ruit (waaronder het eiland viel). Geïrriteerd sprak de wethouder over een verkeerde interpretatie van het voorstel doordat menigeen het met ‘een rood waas voor de ogen’ had gelezen en men daardoor ‘even was losgekomen van de realiteit’. Toen duidelijk werd dat er op dat moment geen besluit werd genomen over wel of geen woningbouw, spitste de discussie zich toe op het gevraagde budget voor het tijdelijke groenplan. De raad realiseerde zich dat er in 1946 dan wel een bestemmingsplan was gemaakt maar dat er voor uitvoering daarvan nooit geld beschikbaar was gesteld. De ‘verloedering’ van het eiland was ingezet met de discussie of het sportcomplex Ahoy’ op het eiland moest worden gebouwd. Het feit dat de beheerder van De Arend en De Zeemeeuw, die nog wat aan het onderhoud van het eiland deed, in 1980 wegens gebrek aan subsidie was ontslagen, had de verwaarlozing compleet gemaakt. Maar omdat de raadsleden fl. 255.000,= in die tijd van economische depressie wel veel vonden, bepaalden zij dat het groen op het eiland moest worden opgeknapt door werklozen. De deelgemeente nam de coördinatie van de uitvoering van het groenplan op zich, dat met horten en stoten in 1983 voor 90% was voltooid. De resterende 10% was de omgeving van het dok, maar aangezien gemeentewerken daar nog bezig was liet men het daarbij. Dit groenplan moet er de oorzaak van zijn geweest dat vele open plekken in het bos zijn volgezet met in keurige rijtjes geplante essen. Dit zou tegenwoordig niet meer gedaan worden want het past niet in de natuurlijke begroeiing van het eiland. Dromen Toen het woningbouwplan uit beeld verdween en het eiland (tijdelijk, naar de gemeente toen dacht) kon worden ingericht voor recreatie, lieten diverse instanties er hun oog op vallen als locatie voor de realisatie van hun plannen. Rotterdam begon in de jaren tachtig steeds meer belangstelling te krijgen voor cultuur, een verademing na een periode van een eenzijdige concentratie op de economie. Het eiland bleek een aantrekkelijke locatie voor stedelijke culturele voorzieningen.
8
Zo wilde de Stichting Houten Schepen er in 1982 het ‘Batavia Expo Centrum’ gaan huisvesten. Het leek een prima plek om twee 17e eeuwse Oostindiëvaarders, de Batavia en de Saerdam, te herbouwen. In 1987 bood de gemeente het eiland aan als vestigingsplaats voor een landelijk natuur- en milieupark. Dit populair-wetenschappelijk attractiepark zou het Europese milieujaar moeten markeren. Ook in 1987 inspireerde het eiland en zijn omgeving twee architecten tot een plan voor het gebied dat nu de stadiondriehoek heet. Het Piet Smit terrein en het bedrijventerrein aan de Stadionweg zouden opnieuw worden bebouwd maar dan met een mix van bedrijven en woningbouw. Het eiland Van Brienenoord werd betrokken bij dit gebied. Het bood, naast volkstuinen, plaats aan een drive-in bioscoop op het stuk net ten westen van de Van Brienenoordbrug, zodat wachtende automobilisten op de brug er ook naar konden kijken (!). Een motel met een vrije tijds bungalowpark was voor mensen die een paar dagen in Rotterdam wilden blijven om alle toeristische nieuwtjes te bezoeken. Hiernaast kwam een jachthaven te liggen.36 In dit ontwerp werd het Stadionweggebied met het eiland voor het eerst gezien als deel van de uitbreiding van de stad op de nieuwe Kop van Zuid. Medio 1988 keek ook diergaarde Blijdorp kort naar het eiland. Blijdorp had een plan gemaakt waarmee de dierentuin zich de toekomstige concurrentie van het lijf zou kunnen houden. Het voornemen een groot aquarium te bouwen werd bijvoorbeeld toen op tafel gelegd, iets dat uiteindelijk in 2000 gerealiseerd werd. De claim van de NAM op het eiland stond Blijdorp echter in de weg. Bovendien voorzag de dierentuin parkeerproblemen bij wedstrijden in de Kuip en was de Van Brienenoordbrug een obstakel. “Die brug op de achtergrond: dat is toch geen gezicht.” In de jaren negentig en in het begin van de eenentwintigste eeuw warden er nog meer verschillende plannen gemaakt. Voor natuur- en recreatiebeleid, voor een hotelconferentiecentrum, voor een sport- en recreatie-eilend, en voor zogenaamde wereldtuinen. Dit omvatte onder meer het plaatsen op het eiland van het gebouw dat achitectenbureau MVRD voor de Expo 2000 in Hannover had ontworpen. En er was zelfs sprake van dat een nieuw te bouwen Kuip voor een deel op het Eiland zou komen te staan. Voor een belangrijk deel zijn alleen de natuurplannen uitgevoerd, en lopen er bijvoorbeeld grote grazers op het Eiland dat nog altijd een oase van rust is onder de dubbele Van Brienenoordbrug.
9