Het burgerschap van de gelovigen Ds. W. Visscher – Filippenzen 3:20
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 27: 3 Filippenzen 3 Psalm 119: 10, 14, 17 Psalm 56: 4 Psalm 63: 2
Gemeente, wij vragen uw aandacht voor hetgeen u vinden kunt in het u voorgelezen Bijbelhoofdstuk, Filippenzen 3 en daarvan nader het twintigste vers. We lezen daar het volgende: Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus. Deze tekst en dit gedeelte gaat over: Het burgerschap van de gelovigen. En dan zien we in deze tekst een drietal gedachten: 1. Een aards burgerschap (Paulus beschrijft dat in de verzen 17, 18 en 19) 2. Een hemels burgerschap 3. Een toekomstig burgerschap Het gaat dus in de eerste plaats over een aards burgerschap. Maar… Dat is een tegenstelling. In tegenstelling tot wat hiervoor staat, zegt Paulus: ‘Ik vertel iets over een heel ander burgerschap.’ In de tweede plaats gaat het dan over het hemelse burgerschap: Onze wandel is in de hemelen. En tenslotte gaat het over een toekomstig burgerschap: Waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus; Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam. 1. Een aards burgerschap Gemeente, in deze dienst staan we stil bij een tekst waarvan we de betekenis wellicht niet goed beseffen. Dat merk je in de dingen die je leest in de krant. Dat merk je ook aan de gesprekken die mensen houden. Wij zijn allemaal nogal gericht op de aarde en de dingen van de aarde. Geld, huis, vakantie en zo meer, daar wordt veel over gesproken en over gedacht. Onze tekst roept echter op om de dingen van de hemel te overdenken. Aardse dingen staan tegenover hemelse dingen. De hemelse dingen hebben vaak niet echt onze aandacht. Je merkt het bij jongeren en ouderen. Veel mensen bekommeren zich niet over de dingen van de Bijbel. Velen zullen niet echt luisteren als er wordt gezegd dat een www.prekenweb.nl
1/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
mens opnieuw geboren moet worden. Weer anderen schudden de boodschap van hemel en hel, van oordeel en wederkomst van zich af. Aardse dingen houden ons zo in de greep. Wat kunnen veel mensen niet vervuld zijn met gedachten over een fijn en gezond leven. Dat is tenslotte iets waar je wat mee kunt. Maar vandaag lezen we in de Bijbel. We luisteren naar een indrukwekkend woord van de apostel Paulus. Hij zegt: Maar onze wandel is in de hemelen. Als u thuis in de kanttekeningen op de Statenvertaling die tekst naleest, dan zult u zien dat bij ‘onze wandel’ een opmerking staat. Je kunt ook vertalen: ons burgerschap. Ons burgerschap is in de hemelen. En gemeente, dat is toch wel een heel belangrijke gedachte, die Paulus hier opschrijft in de Filippenzenbrief en die hij doorgeeft aan de gemeente van Filippi. Filippi was een kolonie. Een kolonie is een stad die de Romeinse keizer beschikbaar had gesteld voor gepensioneerde soldaten. Die kregen in zo’n stad een stukje land en van dat stukje land konden ze dan leven. Als je zoveel jaar in de legioenen had gediend, dan kon je daarna in zo’n kolonie terecht. Dan kon je nog een goede oude dag beleven. Een soort pensioen dus. Paulus had veel meegemaakt in Filippi. Hij was daar op zijn tweede zendingsreis geweest. Daar woonde Lydia. Zij verkocht daar dure kleren; ze had daar een kledingzaak. In Filippi woonde ook de stokbewaarder. Een man die op zo’n wonderlijke, ingrijpende manier tot bekering was gekomen. ’s Nachts, toen de apostel Paulus tegen hem zei: Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden. (Hand.16:31) Daar in Filippi was, door Gods genade, een gemeente ontstaan. Een gemeente van Christgelovigen. Paulus schrijft aan deze gemeente, vanuit de gevangenschap in Rome, een brief. In deze brief roept Paulus bepaalde dingen in herinnering die van groot belang zijn. Want daar in Filippi, in die heidense omgeving met al die gepensioneerde soldaten, was het niet gemakkelijk. De vroegchristelijke kerk hád het ook niet gemakkelijk. Ze werden een beetje met de nek aangekeken. De Joden moesten vaak niet veel hebben van de christenen; je werd uit de synagoge gestoten. En de heidenen keken ook een beetje smalend neer op die Joodse sekte van de volgelingen van Jezus. En nu gaat Paulus iets schrijven over het burgerschap van de gelovigen in Filippi. Wij zijn vaak erg thuis in deze wereld. Maar Paulus zegt: u moet geen burger zijn van deze aarde, van deze wereld. Dat burgerschap van de gelovigen, hun wandel, is een hemels burgerschap. Dat is een burgerschap dat bijvoorbeeld uitziet naar de wederkomst van de Heere Jezus. Dat is een burgerschap dat een onderdeel uitmaakt van het Koninkrijk Gods. De Heere Jezus had al gezegd: Het Koninkrijk Gods is binnen ulieden. (Luk.17:21) Dat is het Rijk van Koning Christus. En daar zijn nu al Gods kinderen burger van. Hier al ten dele, straks bij de wederkomst volmaakt. En opdat we dit niet zouden vergeten, schrijft Paulus, geïnspireerd door de Heilige Geest, daar iets over op. Gods kinderen zijn niet thuis op de aarde, maar hun vaderland is in de hemelen. Ze leven op de aarde, maar ze zijn opgenomen in de ‘burgerlijke stand’ van de hemel. Dat bedoelt Paulus met het woordje ‘burgerschap’, dat in de grondtekst een opmerkelijk woordje is.
www.prekenweb.nl
2/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
De gelovigen zijn net als Abraham vreemdeling op de aarde. Zij zijn op zoek naar de stad die fundamenten heeft en welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. En om dat nu heel duidelijk te maken, gaat de apostel eerst iets opschrijven over het aardse burgerschap. In onze tekst gaat het over het hemelse burgerschap, maar hij schrijft eerst een paar dingen op over het aardse burgerschap. Over aards burgerschap lezen we in vers 18: Velen wandelen anders. Dus er zijn kennelijk veel mensen die een aards burgerschap hebben. Dat is heel indringend. Want nu denkt u misschien: ja, dat geldt voor al die heidense mensen in Filippi. En dat is zeker zo. U denkt misschien dat het ook geldt voor de onbekeerde Joden. En dat is ook waar. U denkt ongetwijfeld dat het woordje ‘velen’ slaat op de mensen die vandaag niet naar de kerk gaan. En dat is inderdaad heel jammer voor die mensen, want die horen vandaag niet de weg van redding door Christus. Dat is ook heel érg, want allen die niet geloven in de Heere Jezus, kunnen niet behouden worden. Maar we mogen het woordje ‘velen’ ook gerust toepassen op ons samenzijn. Want als wij vandaag nu wel in de kerk zitten en luisteren, maar nog onbekeerd zijn, dan wandelen we ook anders. Dan hebben we een aards burgerschap. En van dat aardse burgerschap zegt de apostel een heleboel ernstige dingen. We horen in deze dienst dat er zo’n aards burgerschap is. En nu komt de Heere bij ons. Hij laat het Evangelie preken. Daarin zegt God dat Hij geen lust heeft in de dood van de goddelozen. Hij heeft lust in onze bekering. Wat een voorrecht dan, dat wij in de kerk zitten. Dat God vandaag tegen ons zegt: ‘Ik laat die evangelieboodschap aan jou preken tot je behoud. Ik heb helemaal geen lust in je ondergang. Ik heb er een verlangen in dat je zult luisteren, dat je je zult bekeren.’ Daarom laat God het Evangelie preken. En nu voelen we allemaal wel aan welk een groot voorrecht het is dat we hier mogen zitten. Dat wij mogen luisteren naar Gods stem die klinkt vanuit de Bijbel en die de Heere laat horen door Zijn knechten. Zat je wel eens in de kerk met een verlangend en verlegen hart? Het woordje ‘maar’ in onze tekst wijst dus terug naar een aards burgerschap. Er zijn er helaas velen die zo wandelen. Paulus schrijft over hen in vers 19: Hun god is de buik, hun heerlijkheid is hun schande, ze denken na over aardse dingen. Aardse dingen bedenken, is dat nu zo verkeerd? Op zichzelf natuurlijk niet. We hebben misschien in de achterliggende week ons werk gedaan. Als u boekhouder bent, hebt u nagedacht over de boekhouding van het bedrijf waar u werkt. Misschien ben je timmerman en heb je nagedacht over de planken die getimmerd en gezaagd moesten worden. Misschien hebt u een gezin en hebt u nagedacht over de opvoeding van uw kinderen. Op zich natuurlijk niets mis mee. Maar Paulus bedoelt: die alléén maar aardse dingen bedenken. Een leven dus, zonder dat de Bijbel en God daar op de een of andere manier betekenis in hebben. Aardse dingen bedenken. Dat is iets waar Paulus van zegt: dat hoort nu bij die aardse, verkeerde wandel. Als je geen tijd meer hebt om te bidden, ’s morgens als u wakker wordt. Dat je, als de kinderen naar school zijn, ook geen tijd hebt om even naar je slaapkamer te gaan en je handen te vouwen. Als je ook geen tijd meer hebt om de Bijbel
www.prekenweb.nl
3/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
aandachtig te lezen. Wat komen we zo’n aardse wandel veel tegen; het bedenken van de aardse dingen. Je komt wel eens op huisbezoek of op een bezoek bij mensen en dan vraag je na afloop: ‘Mag ik even een stukje uit de Bijbel lezen?’ En dan sta je er soms verbaasd van waar die Bijbel helemaal vandaan moet komen. Gewoon de huisbijbel. ‘Ja, dan moeten we even zoeken, dominee.’ En dan gaat er een deur open en een kast open en nog een kast open… ‘O ja, daar ligt -ie.’ Kennelijk de hele week nog niet gebruikt. Erg is dat, hè? Ongebruikte Bijbels zijn de meest verschrikkelijke Bijbels die we ons kunnen indenken. De mooiste Bijbels zijn Bijbels die zo gebruikt zijn dat ze bijna niet meer om aan te raken zijn. Ik kom ze wel tegen hoor, die veel gebruikte Bijbels. Onlangs was ik in een centrum voor vluchtelingen. Daar ontmoette ik mensen met zulke gebruikte Bijbels. Het is ontroerend als een Bijbel bijna uit elkaar valt omdat hij zoveel wordt gebuikt. Misschien heeft u ook wel zo’n Bijbel thuis. Een Bijbel waar misschien op vele bladzijden een traan ligt van verlangen. Paulus heeft het over mensen die alleen maar aan aardse dingen denken. Hij heeft het over mensen, waarvan hun buik hun god is. Dan bedoelt Paulus: die leven alleen maar voor lekker eten en drinken. Dat is hun enige streven. En dan staat er nog iets in deze tekst: Welker heerlijkheid is in hun schande. Wat bedoelt Paulus daar mee? Daar bedoelt Paulus waarschijnlijk de volkszonde in die tijd mee. En dat was hoererij, ook in Filippi. Hun heerlijkheid, hun genot, is hun schande. De mensen gingen helemaal op in het botvieren van seksuele lusten. U kunt dat wel begrijpen van oud-frontsoldaten. Die hebben zo’n hoge moraal niet. Dat was daar ook in Filippi natuurlijk heel gewoon. Hoererij, prostitutie, enzovoorts. Misschien zegt u: ‘Daar hebben wij geen last van.’ O nee? Hebt u geen computer? Heb jij geen computer? En mag iedereen gewoon meekijken bij jou op je computer? En bij u op de computer? Kan dat? Kunt u gewoon zeggen: ‘Kijk maar in mijn geschiedenis van twee jaar lang?’ Of zegt u: ‘Nou nee, liever niet’? Gemeente, de duivel is zo sluw. Hij sluipt op allerlei manieren bij u binnen. Bij de één gebruikt hij daar een iPhone voor en bij de ander een computer, en bij weer een ander een boekje, en bij weer iemand ander zijn godsdienst. Hij kan van alles gebruiken. Velen wandelen anders. Voelt u dat de apostel Paulus daar niet een of andere theorie aan zijn lezers voorhoudt? Hij komt gewoon heel concreet bij zijn lezers binnen: Welker god is de buik, en welker heerlijkheid is in hun schande, dewelke aardse dingen bedenken. Je wordt er bijna stil van. Zo concreet wees de apostel Paulus dat aardse leven aan; dat aardse burgerschap. En nu nog iets, want dat staat ook in onze tekst. Misschien bent u ook al een beetje geschrokken van wat er allemaal gezegd wordt. Het staat tenslotte in de Bijbel. In vers 18 lezen we dat Paulus dit wenende zegt. Het maakt hem zeer verdrietig. Waar is Paulus verdrietig over? Als hij door Rome wandelt, door Filippi wandelt, door de kerk wandelt, wordt Paulus verdrietig. Verdrietig als hij nadenkt over het lot van al die mensen die anders wandelen, die aards wandelen.
www.prekenweb.nl
4/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
Want wat is dan ons lot? Wat is dan onze toekomst? Dat schrijft de apostel eerlijk op in vers 19: Welker einde is het verderf. Als we leven zonder God en zonder Christus, dan is ons levenseinde het verderf. De Bijbel zegt: Opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (Joh.3:15) Kijk, de Bijbel vertelt ons over zonde en genade. Over eeuwige redding, maar ook over eeuwige ondergang. En dan heb je mensen die daar heel gemakkelijk zo een beetje over praten. Zo in de zin van: ‘Ja, goddeloze mensen gaan naar de hel en de gelovigen gaan naar de hemel. Zo staat het in de Bijbel en zo moeten we dat ook maar aan elkaar vertellen’, enzovoorts. Alsof het over iets heel normaals, iets heel gebruikelijks gaat. Zo heeft de apostel daar nooit over gesproken. Welnee, ik lees in 2 Korinthe 5 vers 11: Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof. En hier heeft Paulus het over vijanden van Christus. Hij bedoelt Joodse mensen die voortdurend verzet plegen tegen het Evangelie van Gods genade. Daar heeft Paulus over geweend. Dat vond hij zo erg en zo aangrijpend. Dat herhaalt hij in Romeinen 9. Hij zegt daar dat hij droefheid heeft over zijn volksgenoten en over de vijandschap tegen het kruis van Christus. Dat aardse leven doet Paulus zeer veel verdriet. Want hij heeft het zelf ook bewandeld, in zijn eertijds. Dat kun je in hoofdstuk 3 lezen. En dat aardse leven eindigt op een verschrikkelijke manier. En dat is ook wel heel erg tot waarschuwing en tot aansporing. Want dan gaat de apostel zeggen: Maar onze wandel (ons burgerschap) is in de hemelen. Dat brengt ons bij onze tweede gedachte. Maar eerst gaan we samen zingen. En dat doen we uit Psalm 56 vers 4: Gij weet, o God, hoe ‘k zwerven moet op aard’; Mijn tranen hebt G’in Uwe fles vergaard; Is hun getal niet in Uw boek bewaard, Niet op Uw rol geschreven? Gewis, dan zal mijn wreev’le vijand beven, En, als ik roep, straks rugwaarts zijn gedreven, Dit weet ik vast: God zal mij nooit begeven; Niets maakt mijn ziel vervaard. 2. Een hemels burgerschap Gemeente, het Evangelie is een goede boodschap. En die goede boodschap heeft de Heere Zelf eerst verteld in het Paradijs, in Genesis 3 vers 15: Ik zal vijandschap zetten. Die evangelieboodschap horen we verder bij de profeten. Die evangelieboodschap laat de Heere ook bekendmaken in het Nieuwe Testament. Het Evangelie krijgt gestalte in de komst van Zijn Zoon in de kribbe van Bethlehem, in het kruis van Golgotha, in de opstanding van de Heere Jezus uit de doden. Die boodschap van redding hebben de apostelen gebracht. Het Evangelie is een goede boodschap. Want te midden van het aardse burgerschap laat God nu een hemels burgerschap boodschappen. En dat hemelse burgerschap, dat gewerkt wordt door het Evangelie van Gods genade, laat de Heere prediken, opdat wij behouden zouden worden. Want God heeft geen lust in onze dood. Dat staat nergens in www.prekenweb.nl
5/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
de Bijbel, dat God er een verlangen in heeft dat mensen verloren zullen gaan. Dat is onze eigen schuld. Het is niet zo dat God dit begeert. Welnee, God beoogt in de prediking van het Evangelie het behoud van zondaren. God heeft geen lust in de dood van de goddeloze, maar dat hij zich bekeert en leeft. Vandaar dat Johannes de Doper begon met de prediking: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. (Matth.3:2) Vandaar dat de Heere Jezus Christus die prediking heeft herhaald. En vandaar dat de Heere zegt: Die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet. (Openb.22:17) Daarom wordt het Evangelie gepredikt. En daarom wijst Paulus ook op dat hemelse burgerschap, zodat we daarvan zouden horen en dat we daar verlegen om zouden zijn. Laten we onszelf toch onderzoeken of wij reeds burger van dat Koninkrijk der hemelen zijn geworden. Van het burgerschap van het Koninkrijk der hemelen, waarover het in de tekst gaat, heeft de Heere Jezus gesproken in de Bergrede: Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. (Matth.5:3) En nu horen we hier in onze tekst van dat burgerschap. Ons burgerschap is in de hemelen. Dat is dat nieuwe leven. Dat leven wat de Heere schenkt aan Zijn kinderen en waarvan we horen in de Bijbel. Dat leven heeft ook de apostel Paulus beoefend en ook Timotheüs. Van dat burgerschap moeten we veel leren. Tot bemoediging en tot troost. U weet wellicht ook wel dat er in onze samenleving van alles aan de hand is en sommige mensen schrikken daar enorm van. Ze zijn o zo bang voor de toekomst en o zo bang voor allerlei verkeerde ontwikkelingen in onze samenleving. Nou, daar ben ik ook heel erg bang voor. Natuurlijk, daar zijn we allemaal bezorgd over. Denk eens aan je kinderen, aan je kleinkinderen… Hoe moet dat nu verder? Hoe zal dat nu verder gaan? Weet u waar je die angst wat minder tegenkomt, denk ik weleens? In China. Bij jonge christenen in huisgemeenten. Daar is het ontzettend benauwd en angstig. En toch groeit de kerk daar zomaar. Nou ja, zomaar? Nee, door de prediking van het Evangelie. De snelst groeiende kerk in de wereld is de kerk van China. Daar zijn de christenen tweederangs mensen. Die tellen nergens meer mee. Die raken hun baan kwijt. Die leven in kleine groepjes zomaar samen in huisgemeenten. En toch, een kerk die groeit. Waarschijnlijk zijn er al honderd miljoen christenen. En als je eens een beetje gaat rekenen over de groei van de kerk in China de laatste dertig jaar, dan kom je al snel tot ongeveer drieduizend mensen per dag. Hoort u dat goed: drieduizend per dag! Natuurlijk, daar zullen mensen bij zijn die niet oprecht geloven; dat is zeker waar. Maar het gebeurt ondertussen wel. Ons burgerschap is in de hemelen. Bent u al een burger van dat Koninkrijk? Ja maar, hoe zit dat burgerschap dan in elkaar? Wat is dat burgerschap? We gaan maar eens even na wat er staat. In de eerste plaats het woordje ‘onze’. Dat grijpt terug op het begin van de brief, waar Paulus het heeft over zichzelf en Timotheüs. Paulus zegt niet: ‘Het burgerschap is in de hemelen.’ Dan zouden we er zo samen een poosje over kunnen praten en dan kunnen we zeggen: ‘Ja, je hebt een werelds burgerschap, je hebt een hemels burgerschap en het één is toch wel wat beter dan het andere’, enzovoorts. Een stukje dogmatische, theoretische beschouwing. Maar in de Bijbel komen we dat niet zoveel tegen. In de Bijbel gaat het in de eerste plaats om het persoonlijke en om ons hart. www.prekenweb.nl
6/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
Paulus zegt: ’Ja, dat burgerschap mag ik beoefenen.’ Dat heeft hij persoonlijk geleerd. Dat heeft hij in deze brief, in hoofdstuk 3, ook opgeschreven. Hij had eerst een aards burgerschap en dat was heel godsdienstig. Heel keurig. Heel netjes. Hij was uit de stam van Benjamin, een Hebreeër. Hij had les gehad van Gamaliël. Prachtig! De Joden vonden het prachtig, hijzelf vond het prachtig, de mensen vonden het prachtig; iedereen roemde ervan. Maar Paulus zegt: Hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht. (Fil.3:7) Daar is hij achter gekomen. Zijn ogen zijn er voor open gegaan. De Heere zette Paulus stil op de weg naar Damaskus. En daar in Damaskus kreeg het Evangelie waarde voor zijn ziel; de boodschap van de gekruisigde Zaligmaker. Dat heeft hij persoonlijk geleerd en persoonlijk ondervonden. En dat is ook vandaag nog belangrijk. Elk kind van God wordt een zondaar voor God. En zondaren krijgen een redder nodig. Hebben wij daar ook iets van geleerd? Hoe leer je dat dan? Dat leer je door de kracht van Gods Geest. Dat leer je op de leerschool van genade. En wat leer je dan op die leerschool van genade? Ik ga dat natuurlijk niet allemaal heel uitvoerig benoemen. Maar daar leer je heel eenvoudig drie dingen. In de eerste plaats hoe groot je zonden en ellende zijn. En dan niet oppervlakkig. Nee, gewoon heel persoonlijk, heel bevindelijk, gewoon echt. Dan word je bedroefd over jezelf. Bent u, ben jij al bedroefd over jezelf? Ben je vandaag ook bedroefd naar de kerk gegaan vanwege je eigen zonden? Bedroefd omdat je God de eer niet geeft? In de tweede plaats zit daar ook iets in van de kennis van Gods genade. Daar heeft Paulus ook veel van mogen leren. Daar moet u de Romeinenbrief, Romeinen 8 bijvoorbeeld, maar op na slaan. Want zovelen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. (Rom.8:14) En dat wist Paulus. Hij is een kind van God, daar is geen twijfel aan. De Heere Jezus had hem dat verteld. De Heere vertelt dat nog aan Zijn kinderen. Niet door een of ander visioen, maar door Zijn Woord. Dat vertelt de Heere persoonlijk. En in de derde plaats: al Gods kinderen kennen een leven van oprechte dankbaarheid. Zonde, genade en dankbaarheid. Dat zijn de drie dingen die de Heere leert aan al Zijn kinderen. Met minder kan niet. Je hebt mensen die zeggen: ‘Het kan ook wel met een beetje minder. Alleen ellende is wel genoeg.’ Nee, dat is niet genoeg. Verlossing is echt noodzakelijk. Weet dat alleen het kruis van Christus het middel is waardoor zondaren behouden worden. Er is geen andere grondslag voor de zaligheid. Je hebt andere mensen, die zeggen: ‘De dankbaarheid is overbodig.’ Nee, dat is niet overbodig; dat is de vrucht! De boom wordt aan de vrucht gekend. Dat nieuwe leven krijgt gestalte. Onze. Heel persoonlijk. Heel belangrijk, ook vandaag. Voor jongeren en ouderen. Je moet bekeerd worden. Het kán ook. Vanzelf kan dat. Daarom zond God Zijn Zoon naar de aarde. Om ons te leren dat het alleen in Hem en door Hem kan. Hoe komt nu de Heere in je leven en in je hart? Dan moet je er eerst eens om vragen. En dan niet na één of twee keer ophouden. Of zeggen na een week: ‘De Heere verhoort niet.’ Ook niet na een jaar. Maar gewoon blijven vragen. Zoekt de HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. (Jes.55:6) Dat staat letterlijk in de Bijbel. En die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. (Spr.8:17) En de Heere Jezus heeft gezegd: Zoekt
www.prekenweb.nl
7/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden. (Matth.6:33) Was u vanmorgen ook zo’n zoeker? ‘Maar je kunt toch niet in eigen kracht zoeken?’ Waar hebt u dat geleerd? Heb u dat van elkaar geleerd? Of hebt u dat alleen geleerd voor het huisbezoek, als de ouderlingen vragen naar de vrucht op de prediking? ‘Ja, dat moet God geven.’ Of hebt u dat op uw knieën geleerd? Zomaar in de eenzaamheid: ‘Heere, wilt U nu naar deze dwaas omzien?’ Onze. Dat is dat hele persoonlijke. Dat vind je bijna in alle teksten, in alle brieven van de apostel weer terug. Hij praat niet over stukjes theorie die hij gehoord heeft. Hij weet dat zelf. Hij beoefent dat burgerschap ook zelf. Hij is een burger van dat Koninkrijk der hemelen. Ook Timotheüs, ook Silas en andere medewerkers. Ook Johannes of Petrus, ook Jacobus. Allemaal burgers van dat Koninkrijk van God. Een heel persoonlijk burgerschap. In de tweede plaats - dat is nog iets moois in onze tekst - is het ook een hémels burgerschap, een hemelse wandel. En dan staat er hemelen, in het meervoud. Dat heeft betekenis, want in de Bijbel komen we dat woordje ‘hemel’ op verschillende manieren tegen. In de eerste plaats komen we de hemel tegen als de wolkenlucht waar we tegenaan kijken. Dat is de atmosfeer rondom de aarde. Dat noemen we de eerste hemel. In de tweede plaats weten we ook dat er achter die atmosfeer een enorme ruimte ligt waarin de sterren zijn en de maan en de zon. Dat noemen we het heelal. Dat noemen we ook in de Bijbel de tweede hemel. En tenslotte spreekt de Bijbel ook van ‘hemelen’ en dat is de derde hemel. Paulus zegt in de tweede Korinthebrief dat hij is opgetrokken in de derde hemel. Dat is de plaats van Gods heerlijkheid. Daar is God en daar is de Heere Jezus na Zijn hemelvaart. Daar zijn ook Elia en Henoch met hun lichaam. Daar zijn ook al de zielen van de gestorven kinderen van God. Want bij het sterven van een kind van God komen de engelen en die nemen de ziel van zo’n kind van God mee naar de derde hemel. Dat gebeurde bij de moordenaar aan het kruis. Toen zei de Heere: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. (Luk.23:43) Heden! En toen die man stierf kwamen de engelen bij dat kruis en die namen zo zijn ziel mee. Toen de Heere Jezus stierf, werd Zijn ziel ook opgenomen tot Zijn Vader. Zijn lichaam ging naar het graf, maar Zijn ziel werd opgenomen tot Zijn Vader. Dat is dus dat hemelse burgerschap, die derde hemel. En dat burgerschap is een hemels burgerschap. Dat is dus een goddelijk burgerschap. Een goddelijk geschenk. Het woord ‘hemel’ betekent in de Bijbel vaak iets goddelijks. De verloren zoon die zei: Ik heb gezondigd tegen de Hemel (dat is: tegen God) en voor u. (Luk.15:21) Dat goddelijke burgerschap is nu een geschenk van ’s hemels wege; een Godsgeschenk! Hemels burgerschap… Dat de Heere dat nu wil geven! Dat geeft Hij ook vandaag nog. Dat is een heel ander burgerschap dan het aardse burgerschap. In dat aardse burgerschap is de buik onze god. In dat hemelse burgerschap krijgen we God lief boven alles en onze naaste als onszelf. Dat hemelse burgerschap is ook een heerlijk burgerschap. Want daarin is God een Vader van al Zijn kinderen. Daar is de Heere Jezus de oudste Broeder.
www.prekenweb.nl
8/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
Christus is in de derde hemel de Eerstgeborene onder vele broederen. Het hemelse burgerschap bestaat nu in eeuwige heerlijkheid en glorie. Vorige week heb ik een kind van God begraven. En dat is toch wel tot vreugde, als je een kind van God mag begraven. Op het graf hebben we een poosje gesproken over: En het geschiedde dat de bedelaar stierf en van de engelen gedragen werd in de schoot van Abraham. (Luk.16:22) God heeft een arm volk op aarde, maar niet om ze arm te laten. Welnee, God heeft een arm volk om ze rijk te maken. Paulus schrijft in de Korinthebrief dat de Heere Jezus arm is geworden, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Dan deelt de Heere de rijkdommen uit van dat Koninkrijk der hemelen. Wat zijn dat dan voor rijkdommen? U hebt al lang begrepen dat het niet gaat over geld en goed, over eer en roem en weet ik wat. Dat had Paulus ook niet. Paulus had net genoeg om te leven en net genoeg kleren. En voor de rest, als we voedsel en deksel hebben, laten we daarmee vergenoegd zijn. De Heere Jezus bidt in het volmaakte gebed: Geef ons heden ons dagelijks brood. (Matth.6:11) Meer is niet nodig. En toch zijn Gods kinderen enorm rijk. Toch is dat hemelse burgerschap zo onuitsprekelijk belangrijk. Want zulke mensen hebben bijvoorbeeld vrede. De Heere Jezus zegt dat toch: Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u. (Joh.14:27) Vrede met God, vrede met je naaste. Heel de wereld roept om vrede, vredesonderhandelingen, vrede tussen de mensen… Maar dat komt er echt niet op onze manier. Heel de wereldgeschiedenis bewijst het al. Weet u waar vrede is te krijgen? Bij de gekruisigde Christus! Hij heeft vrede verworven en deelt ware vrede uit. In de tweede plaats vergeving. Dat is ook een hele grote weldaad in het Koninkrijk der hemelen, dat hemelse burgerschap. Wij zijn door de zonden vijanden van God. En ook Gods kinderen kunnen na ontvangen genade elke keer weer zondigen. Denk maar aan David. En weet u wat de Heere doet bij Zijn kinderen? Hij vergeeft de zonden. Daar wil ik trouwens nog even iets bij zeggen. Dat is misschien wel leerzaam, voor Gods kinderen bijvoorbeeld. Je komt wel eens de gedachte tegen dat de vergeving het einde is van alles. Daarna zouden Gods kinderen gerust weer hele verschrikkelijke dingen kunnen doen, bijvoorbeeld een moord en overspel. Dat geeft dan niet; God vergeeft dat zomaar, want het zijn nu eenmaal Gods kinderen. Nou, God vergeeft nooit zomaar. Voor alles wat God vergeeft, moet eerst betaald worden. De Heere Jezus ging naar het kruis om te betalen. Dus elke zondige gedachte bracht de Heere Jezus aan het kruis. Hij moest betalen. En dit moet u ook onthouden: de Heere vergeeft in het leven van Zijn kinderen wel de schuld van de zonde, maar Hij neemt de gevolgen van de zonde niet allemaal weg. Dat kun je zo duidelijk zien bij David. Want als Nathan bij hem komt en zegt: Gij zijt die man (2 Sam.12:7), dan erkent David dat en zijn zonden worden vergeven. En toen? Mocht David toen weer gewoon koning zijn en kon hij toen weer regeren? Nee! Daarna heeft hij vier kinderen verloren, vanwege zijn zonden. Daarna heeft hij zeker twee keer een groot oproer meegemaakt in zijn rijk, één onder Seba en één onder Absalom. Daarna waren Joab en Abisaï eigenlijk de baas en had David niet veel te vertellen. David heeft na zijn zonde met Bathseba een heel moeilijk leven gehad. De gevolgen van de zonde waren zeer bitter. Elke dag opnieuw werd hij herinnerd aan die droeve gebeurtenis. Hij moest elke dag uit genade leven. Dat is natuurlijk aan de ene kant www.prekenweb.nl
9/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
heerlijk, dat de Heere nu naar zulke goddelozen mensen wil om blijven zien, maar aan de andere kant, wat heeft David geschreeuwd: Absalom, mijn zoon, mijn zoon! (2 Sam.18:33) Die bittere gevolgen van de zonden kom je tegen in je leven. En daarom, vergeving is groot en rijk, maar pas op voor de zonden. Want de gevolgen zijn zo bitter, zó bitter. De Heere geeft vrede, Hij geeft vergeving… We kunnen nog wel een poosje doorgaan om vanuit de Bijbel al die heerlijke dingen op te noemen die de Heere uitdeelt; gratis, om niet, door de verdienste van Christus. We gaan naar onze derde gedachte: 3. Een toekomstig burgerschap Er is een hemels burgerschap. Dat is rijk en groot van inhoud. Door de gelovigen wordt daar op aarde iets van beoefend. De apostel voegt er nog één ding aan toe: Waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus. Dat is een diepe gedachte. De Heere is eenmaal gekomen. Hij is nu in de hemel, naar Zijn menselijke natuur. Hij komt ook eenmaal terug op de wolken van de hemel. De apostel wijst op de wederkomst van Christus, de laatste trap van Zijn verhoging. Dat is een zeer belangrijk thema in de Bijbel. Vooral de apostelen hebben er veel over gesproken en geschreven. De gemeenten van het Nieuwe Testament leefden bij een spoedige wederkomst van Christus op de wolken des hemels. We weten dat de Heere Jezus eenmaal zal terugkomen. Plotseling en voor velen onverwachts zal Christus verschijnen. Bij zijn wederkomst zullen alle mensen uit de doden opstaan. Daarna zal het laatste oordeel volgen en tenslotte zal elk mens naar ziel en lichaam naar zijn definitieve bestemming gaan. Er is een eeuwig wel en een eeuwig wee. Dit leven is een reis en er zijn maar twee mogelijke uitkomsten. Dat leert ons de Bijbel zeer duidelijk. De Heere Jezus heeft gesproken over wijze en dwaze maagden. De apostel wijst hier dus op de verwachting van de wederkomst. Waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus. Uit de hemelse heerlijkheid komt Christus naar deze aarde. De Heere Jezus is één keer gekomen in de kribbe van Bethlehem en aan het kruis van Golgotha. En de Heere Jezus zal ook één keer wederkomen. Daar heeft de apostel in al zijn brieven van geschreven. Daar lezen we bijvoorbeeld ook van in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Ik zal er een klein stukje uit voorlezen. Guido de Brès zegt: ‘Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus onze Heere.’ (NGB, art.37) Dat bedoelt de apostel hier ook. Daar heeft hij over geschreven in de Thessalonicenzenbrief en in de Filippenzenbrief. Ook op het einde van zijn leven heeft hij daarover gesproken, in de tweede Timotheüsbrief. Daar horen we de apostel zeggen: Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben. (2 Tim.4:7-8) Paulus was een burger van de stad die fundamenten heeft. En hij keek uit naar de volkomen voltooiing van die stad, naar de wederkomst van Koning Christus op de wolken van de hemel. www.prekenweb.nl
10/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
Als de Heere Jezus terugkomt, dan gebeuren er een paar dingen. Het is goed om dat te onthouden. In de eerste plaats zal er dan een archangel verschijnen. Dat is de aartsengel; Gabriël of Michaël, dat weten we niet. Er zijn zeven aartsengelen die staan voor de troon. In de tweede plaats zal er dan wereldwijd een bazuin klinken; de bazuin Gods. In de derde plaats zullen alle mensen opstaan; de levenden en de doden. En in de vierde plaats zal de Heere Jezus komen om te oordelen de levenden en de doden. Dat moet allemaal nog gebeuren en dat heeft de Heere beloofd na Zijn opstanding. Het zál gebeuren. Wie weet, misschien van de week. Dat kan! Als dat deze week nu zou gebeuren, hoe zou dat voor u zijn? Of voor jou? Daar kun je toch over nadenken? Onlangs preekte ik daar over in een gemeente. Na afloop kwam er iemand bij me, die zei: ‘Dominee, dat moet u maar niet meer doen.’ ‘Waarom?’ ‘Ja, dat is niet zo fijn voor mij.’ ‘Niet zo fijn voor jou?’ ‘Nee.’ ‘Hoezo?’ ‘Ja, dan heb ik een probleem. Ik ben nog onbekeerd.’ ‘En leef je dan zo maar verder? Zoek eerst het Koninkrijk!’ ‘Ja, maar ik ben onbekeerd…’ Vertel dat eens tegen de Heere: ‘Heere, nu heb ik in de kerk gehoord dat U terugkomt en dan zult U oordelen. Dat hoor ik elke zondag voorlezen uit de Twaalf Artikelen. Dat kan op elk moment waar worden in mijn leven. En nu ben ik nog onbekeerd, dus ik kan U niet ontmoeten.’ Dat is verschrikkelijk! In de Hebreeënbrief staat dat het vreselijk is te vallen in de handen van de levende God. Overdenk het eens. Buig toch je knieën. Wat aangrijpend: in de kerk gezeten, gedoopt, naar de Bijbel geluisterd en God niet nodig gehad… Gewoon doorgeleefd, naar school of naar je werk gegaan, je boekhouding gedaan, je kinderen opgevoed, maar God niet nodig gehad… Dat is aangrijpend. Dat is zo erg, dat de apostel Paulus zegt: Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof. (2 Kor.5:11) Het kan geen uitstel lijden, echt niet! En aan de andere kant: als dat in beginsel waar is, dan is het hier op aarde natuurlijk altijd ten dele. Er zijn hier zoveel dingen die bedroeven. Misschien hebt u wel een moeilijk kind, wat vandaag niet mee wilde naar de kerk. Of een dochter die een hele verkeerde weg is gegaan. Misschien hebt u er slapeloze nachten en hartkloppingen van gekregen. Misschien zijn er huwelijksmoeilijkheden. Er is zoveel wat kan bedroeven en verdrieten. Maar kom, Jezus is een levende Heiland! Hij komt terug! Misschien zijn er zorgen dat je ontslagen wordt op je werk. Misschien word je uitgelachen op je werk of in de straat waarin je woont. En toch, gemeente, hoor het geheim van de levende kerk: ‘Ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heere Jezus verwachten.’ Weet u, wij kijken zo vaak om ons heen. Dan kijken we naar elkaar. We kijken ook zo vaak naar de grond. We kijken zo vaak naar alle spullen die we hebben. Paulus keek vaak naar boven. Dan keek hij naar de hemel. Waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten… En als hij dan in Rome in de gevangenis zit en iedereen hem heeft verlaten, dan jubelt hij het uit: Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid. (2 Tim.4:7-8) Misschien hebben die Romeinse soldaten wel gedacht: wat een vreemde man, die Paulus! Misschien hebben andere mensen in dat Romeinse rijk wel gedacht: het zijn een beetje rare dingen die hij zegt. Hoe kun je daar nu blij mee zijn, dat je in zo’n gevangenis zit? Ik heb de goede strijd gestreden. Paulus ging naar het Vaderhuis met zijn vele www.prekenweb.nl
11/12
Ds. W. Visscher – Het burgerschap van de gelovigen
woningen. En als dat Vaderhuis door het geloof gezien wordt, ach gemeente, dan is heel deze wereld iets wat voorbij gaat. Koning Jezus komt terug. Hij zal Zijn kinderen toeroepen: Komt, gij gezegenden van Mijn Vader, beërft het Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. (Matth.25:34) Dan gaan de deuren volledig open. Dan zullen alle kinderen Gods ingaan in de vreugde van hun Heere. Jong en oud, de deur naar dat Rijk staat nog open! Amen.
Slotzang: Psalm 63:2 ‘k Heb U voorwaar in ’t heiligdom Voorheen beschouwd met vrolijk’ ogen; Hoe zag ik daar Uw alvermogen; Hoe blonk Uw Godd’lijk eer alom! Want beter dan dit tijd’lijk leven Is Uwe goedertierenheid; Och, wierd ik derwaarts weer geleid, Dan zou mijn mond U d’ ere geven.
www.prekenweb.nl
12/12