HET BOSCHNEGERSCHRIFT VAN AFAKA. DOOR
C. BONNE.
In 1916, toen ik nog werkzaam was in het Militair Hospitaal te Paramaribo, behandelde ik op mijn afdeeling een Boschneger Abena. Op een goeden dag zag ik, dat deze man bezig was iets op te schrijven in een boekje en tot mijn groote verbazing in teekens, die mij geheel onbekend waren. Daar ik nooit gehoord had, dat Boschnegers er een eigen schrift op na hielden, begon ik natuurlijk Abena uit te vragen, wie hem die teekens had geleerd. Bij stukjes en brokjes kreeg ik toen te hooren, dat een Boschneger Afaka uit het district Marowijne het schrift had uitgedacht. Afaka kende volgens Abena dit schrift reeds geruimen tijd en toen een komeet aan den hemel was verschenen, blijkbaar de komeet van Halley, voelde Afaka zich geroepen zijn kennis aan anderen mede te deelen, aanvankelijk aan drie andere Boschnegers en aan zes vrouwen. Abena was een zijner leerlingen. De vraag bleef hoe Afaka aan het schrift was gekomen. Had hij het geleerd van een zijner oudere familieleden, zoodat het misschien teekens waren, die wellicht reeds in Afrika waren gebruikt en bij overlevering bewaard waren gebleven? Waren de teekens misschien afkomstig van een of andere Indianenstam? Het leek toch zeer onwaarschijnlijk, dat een onontwikkelde Boschneger in staat zou zijn spontaan een geheel nieuw schrift samen te stellen. Ik heb later Afaka zelf herhaaldelijk gesproken, maar nooit heb ik iets anders uit hem kunnen krijgen, dan de bewering, dat hij zelf het schrift had samengesteld. Nu was Afaka hoewel zeer intelligent,
392
HET BOSCHNEGERSCHRIFT VAN AFAKA.
toch ook zeer onontwikkeld en nog steeds vermoed ik, dat hij de teekens of in ieder geval een aantal der teekens weer van anderen heeft geleerd en niet alles zelf heeft uitgedacht. Afaka is nu overleden en voor zoover mij bekend heeft ook niemand anders in Suriname, ook niemand der Katholieke Missie, onder welker invloed Afaka later kwam, iets meer over den oorsprong van het schrift vernomen. Terwijl Abena, Afaka's vriend, in het hospitaal verpleegd werd, heeft hij op mijn verzoek allerlei dingen in het Boschnegerschrift voor mij neergeschreven. Eerst schreef hij als een soort inleiding het volgende:
De beteekenis hiervan in het Neger-Engelsch is: Na wan satara mamantin na in datara Boni sie a boekoe fo djoeka ninge, of in het Nederlandsch: Op een Zaterdagmorgen ziet dokter Bonne het boek van de Boschnegers. Zij, die het Neger-Engelsch goed kennen, zien waarschijnlijk enkele „fouten" in het Neger-Engelsch. Ook in het vervolg zullen dikwijls dergelijke „fouten" voorkomen. Dit komt ten deele door mijn eigen gebrekkige kennis van deze taal, ten deele door de moeilijkheden voortvloeiende uit de vertaling der teekens, doordat het Boschneger-Engelsch aanzienlijk van het stadsneger-Engelsch verschilt, niet alleen in uitspraak, maar ook door het voorkomen van in de stad onbekende uitdrukkingen. Abena maakte het mij gemakkelijk in zijn gekrabbel den weg te vinden, door mij een „sleutel" of „alphabet" te geven, dat ik nu laat volgen. Het blijkt, dat het schrift zuiver phonetisch is; elk teeken stelt een negerEngelsche lettergreep voor, die ik telkens achter het teeken plaats. Het is opmerkelijk, dat daarin de medeklinker grooter waarde heeft dan de klinker; hetzelfde teeken kan bijv. sou beteekenen, maar ook soe,
HET BOSCHNEGERSCHRIFT VAN AFAKA.
393
een ander teeken njoe maar ook nja. Toch zijn hierop weer uitzonderingen en hetzelfde teeken staat bijv. voor oe en voor koe. (j
a
••
X
I» 7»
Tel
A
bl
bo A_J\y Ta
[f ^.
tii B ii n«u C «an
fl)
l. jj
*P
F"
no
A
poa LLU
fo
A r,
toe
po
K^
p»
ty
°*
|
kou
^
ba
f^y
«o
to tja
d O
io o
^5 £
«• dl»
I^T
*» ti
P l
"•
.(.n) d
«
^
oja(njoe)jj »o
H
ka
ki ^ ga U\A
«i \/7) «o.ldol [_,
£> O
ajo(djoe)k
eoa(eou) 30
J
°*
oelko.)
ii T i" y/" • * • 0 "* "(tlng) (^ pa «_P ka £ ba ^ /
la
Ik kan de lust niet weerstaan, nog wat over te nemen van Abena's eerste geschrijf:
Met behulp van het alphabet wordt dit in het NegerEngelsch: Ke masa Jeiesisi Kerisisi, mi e taki aga joe vie joe aliki mi, aga piemisisi aga resipeki. De avierika ninge, die joe be poeoe na sarana sitaafo, si de go da bosi, de wanni dieni massa godo eke bakara. En in het Nederlandsch ongeveer: O Heer Jezus Christus, ik spreek tot U, opdat U naar mij luistere, als U mij dat veroorlooft, met eerbied. De Afrikaansche negers, die U hebt weggehaald uit de Surinaamsche straf (slavernij), sinds zij naar het bosch zijn gegaan, willen zij God den Heer dienen als de blanken. Ik vestig de aandacht op de onregelmatige golvende lijn onder het gebed. Volgens Abena gaf die lijn het onder einde van de pagina aan, zoodat men direct
394
HET BOSCHNEGERSCHRIFT VAN AFAKA.
kan zien of men het schrift op den kop houdt of niet. Herhaaldelijk heb ik hem die lijn onder aan een bladzijde zien plaatsen. Als men zelf de Neger-Engelsche vertaling maakt met behulp van het alphabet, dan zal men zien, dat er soms een r staat in plaats van een 1 of omgekeerd. In resipiki staat re in plaats van li, ook de klinker is dus veranderd; in het Neger-Engelsch worden 1 en r vaak omgewisseld, en dit is dus niets bijzonders. Tusschen de teekens worden hier en daar verticale strepen ingevoegd, meestal aan het eind van een zin of bijzin, maar soms zeer onregelmatig. Met het „alphabet" is het voor iemand, die het Boschneger-Engelsch goed kent, betrekkelijk gemakkelijk het schrift te ontcijferen. Omgekeerd is het ook gemakkelijk om iets in het schrift te schrijven. Toen bijv. Abena het hospitaal verliet vertelde ik hem dat ik misschien kort daarop naar het Lawagebied zou gaan. Hij wilde me dan tegemoet komen en ik schreef hem later in het Boschnegerschrift wanneer ik ongeveer in de Poeloegoedoevallen aan de samenvloeiing van Lawa en Tapanahoni zou zijn. Werkelijk was hij daar op den opgegeven tijd. Nog meermalen hebben we later elkaar geschreven en het geschrevene begrepen. Ook onder elkaar gebruiken de Boschnegers het schrift. Abena schreef reeds uit het Militair Hospitaal naar zijn vrienden aan de Tapanahoni; o.a. heeft hij uitvoerig geschreven over het ontslag der verpleegsters in het Militair Hospitaal, wat toen een zeer brandende kwestie was. Sinds dien tijd hebben tal van andere Boschnegers het schrift geleerd en is het onder hen veel meer bekend geworden. Om iets meer over de teekens te weten te komen, wendde ik mij tot de Volkenkundige afdeeling van het Koloniaal Instituut en dit vestigde de aandacht van Dr. J. de Josselin de Jong van het Rijks Ethnografisch Museum op het schrift. Van hem vernam ik toen, dat het vermoedelijk geen ethnologische beteekenis had, dat aan Afaka behalve Europeesche schriftteekens ook Indiaansche rotsteekeningen voor den geest had-
HET BOSCHNEGERSCHRIFT VAN AFAKA.
395
den gestaan en dat het was uitgesloten, dat Afaka's teekens uit Afrika afkomstig zouden zijn. *) Ten slotte laat ik nog de vertaling volgen van een verhaal van Abena waarin hij beschrijft hoe Afaka onder den indruk van een komeet, die aan den hemel verscheen, geïnspireerd werd het schrift aan anderen te leeren. De vertaling, die eigenlijk meer het werk is van den houtvester Gonggrijp dan van mij zelf is eenigszins vrij en toch nog zeer gebrekkig. Ach, Heere God, een ster verscheen met een staart, om zeven uur 's morgens in het Oosten. Ik was bang, Heere God, ik riep God aan over die ster, Heere God, dat zij moge verschijnen in het Westen; ach Vader Jezus, help mij, laat het ten goede gaan. In het Westen verdween ze. Een geweerschot viel bij de zonsopgang, om zeven uur s' morgens, Zaterdags van de negende maand; God toonde een teeken voor lange jaren, het jaar dat de koemaroes zoo goed aan den haak beten. Ach, Heere God, ik smeek God, om in ons te leven; Gij moet ons niet verlaten, want als Gij wilt zal de eerste den tweede halen, de tweede zal den derde halen, de vierde zal de vijfde halen, de vijfde zal den zesde halen, de zesde zal den zevende halen, de zevende zal den achtste halen, de achtste zal den negende halen, de negende zal den tiende halen. Het hart van vader Afaka en Abena verblijdde zich. Toen hadden wij God lief tot de soep aan onze mond voorbijging; waar zouden wij eten; dien dag vergaten wij te eten, bij den Heere God steeds was ons hart. Amiene, steeds baden wij God, hoorde; Alovaisie, steeds baden wij God, hoorde. Afaka, Abena, Alovaisie, Amiene, de vrouwen Dedo, Abopeje, Delipie, Taakasili, Ajaoena, Asiti, wij allen zullen God liefhebben. Indien Gij de Heere God zult liefhebben, spreek dan slechts ja, wij zullen leven met i) Hier dient vermeld dat Afaka nooit een school heeft bezocht. De mogelijkheid is evenwel niet uitgesloten dat hij van den een of ander heeft leeren lezen en schrijven. Zie voorts over het Boschnegerschrift de reisbrieven van Pr. Fr. Morssink in Ds Vo/AsmmionoWs van 15 Maart 1919, 15 Sept. en 15 Oct. 1920.
396
HET BOSCHNEGERSCHRIFT VAN AFAKA.
het schrift; wij zullen den Heere God liefhebben tot het uur van onzen dood, wij zullen den naam van God steeds aanroepen. Afaka, Abena, Alovaisie, Deliepi, Amiene, Dedo, Abopeje, Ajaoena, Asiti, Taakasili, waren degenen, die in God geloofden. Ach, onze vader Adam en Eva, help ons den Heere God smeeken in ons leven, zoo bidden wij.