Het beleg van Leuven in 1635 door E. Puteanus vertaald door A. Welkenhuysen chronologisch bewerkt Guy Saelemaekers & Ramon Kenis & Paul Reekmans Tijdslijn van de belegering van Leuven in 1635 gebaseerd op de vertaling door Andries Welkenhuysen uit 1985 van de tekst van E. PUTEANUS, Historiae Belgicae Liber Singularis de Obsidione Lovaniensi, Anni M.DC.XXXV, uitgegeven in Antwerpen in 1636. Puteanus (fig. 1) woonde als kastelein op de burcht van Keizersberg en kon zo het beleg van dichtbij meemaken. Welkenhuysen heeft zijn vertaling naar eigen zeggen ‘van enige toelichting voorzien’ om ‘het doorlopende verhaal te articuleren’. De langere tekst, in het driemaandelijks tijdschrift Loven Boven, uitgegeven in 1985 door de Abdij Keizersberg, werd in deze bewerking ingekort, vooral naar anekdoten toe, om de belangrijkste stappen chronologisch in het Beleg over te houden en het Beleg te kunnen volgen met fragmenten uit de kaart van Andries Pauli van 1635 en de Leuvense Prentenatlas. 08.02.1635 - De Fransen en de Hollanders gingen in een eerloos verbond komplotteren (fig. 2). De Fransen werden aangevoerd door Châtillon en Brézé; de Hollanders stonden onder Frederik Hendrik van Oranje (fig. 3). 20.05.1635 - De Fransen hadden in een veldslag bij Namen de grenstroepen van de Spaanse landvoogd achteruitgeslagen en stootten met hun kolonnen door naar Maastricht. 21.05.1635 - Niet ver van de stad Tienen, bij de Gete-rivier, in Hakendover, werd een kamp opgeslagen (door de troepen van de landvoogd). Gering aantal, deels voetvolk, deels ruiterij. Deze vaststellingen deden de bevelhebbers, alsook de landvoogd, tot een veiliger tactiek besluiten. Het legerkamp zou naar Leuven worden teruggetrokken, in Leeuw en Tienen slechts een garnizoen achtergelaten. 29.05.1635 – Franse troepen ontmoetten bij Meerssen (Maastricht) het leger van Frederik Hendrik. Ongeveer vijfendertig duizend man hadden zij onder de vaandels. Het leger van de Hollanders, vooral uit voetvolk bestaande, bracht een getalsterkte van vierentwintig duizend man aan. Ondertussen is de doorluchtige landvoogd Ferdinand (fig.4) van Brussel naar Leuven gekomen en met de troepen die op dat ogenblik samengetrokken waren, tegen de vijand uitgerukt. 8.06.1635 – Weldra werd het kamp van de landvoogd van de oostzijde, waar de stad door een strook akkerland van de Lo-bergen en – bossen gescheiden is, overgebracht naar deze zijde van de Dijle en de vlakte van Terbank. Dit terrein is van nature veiliger en beter beschermd, daar het aan de voorkant de rivier als een gracht en links de stad (fig. 5) als wal heeft.
17
Overzichtsplan van het Beleg van Leuven opgemaakt door Andries Pauli 1635 – Rijksmuseum Amsterdam
16
8.06.1635 - De Franse koning verklaart de oorlog aan Spanje. 8.06.1635 - De Franse en Hollandse troepen zijn opgerukt naar Tienen. De verdedigers zwichtten uiteindelijk voor de Hollanders (fig. 6.), die tijdens het staakt-het-vuren de stad waren binnengedrongen én voor de Fransen, die daarop de naastbije poort veroverden en dan in even grote trouweloosheid aan het plunderen sloegen. 8.06.1635 - Het oostelijk stadsdeel, dat door de Dijle van de rest was afgesneden en naar de vijand toe gewend, werd meteen versterkt. Elke poort werd met een dubbele in een wig verlopende wal, door een gracht omgeven, als met een bolwerk (fig. 7) verdedigd, ‘halvemanen’ geheten. Op de stadsmuren zelf werden driedubbele platformen opgericht voor het installeren van schiettuigen. Ook ander materialen voor de verdediging van de stadsmuren werd in gereedheid gebracht. 20.06.1635 - Op 20 juni staken zij (de spionnen van de vijand) in het holst van de nacht, om verwarring te stichten in het koninklijke kamp, op verscheidene plaatsen de lont aan schuren en stallen en veroorzaakten zo een geweldige brand. Meer dan twintig huizen langs de Tiense straat (fig. 8), waar het meer op een dorp dan op een stad geleek, werden in de as gelegd. … er ontstond overal grote verwarring. 20.06.1635 - Tegen de avond kwam de landvoogd aan: hij inspecteerde de regimenten en gaf dan aan de stad zulk een garnizoen dat als men naar zijn sterkte keek, het er als een heus leger uitzag (het garnizoen dat Leuven moest verdedigen telde 4000 effectieve soldaten). Anthony Schetz Baron van Grobbendonck (fig. 9), als stadsbevelhebber aangesteld, moest haar (de stad) ten minste gedurende enkele dagen verdedigen, totdat de troepen die uit Duitsland onderweg waren, hulp konden bieden. 24.06.1635 - Op zondag 24 juni verschijnt de vijand in het zicht van de stad. Eerst arriveerde de ruiterij van de Fransen. Toen de zon haar middagstand reeds had bereikt, hielden hun dichte, schrikwekkende eskadrons halt op de nabije heuvels, die de stad aan de westkant afsluiten. Daarop volgend de infanteristen, die post vatten, deels op de Calvarieberg langs weg naar Vilvoorde, deels in Terbank, het vrouwenklooster van de Orde van Sint-Augustinus, … gelegen buiten de Brusselse poort … De aanvoerder van de Fransen Châtillon koos, als gold het een gunstig voorteken, Terbank (fig. 10) als zijn verblijf: daar pleegt men immers de nieuwe vorsten bij hun inhuldiging in een plechtige gewijde processie te onthalen om ze vervolgens naar stad te begeleiden. Zijn kamp vestigde hij op een heuvelrug, waar de natuur en de ligging van het terrein hem het voordeel boden, terwijl de wallen en hutten die daar door de koninklijke troepen achtergelaten waren, hem een flink stuk van zijn schanswerk opleverden. Brézé en de rest van het Franse leger lieten zich neer op de Calvarieberg, het hof van Diependaal en de naar beneden glooiende velden eromheen. La Meilleraye, speciaal bevelhebber van de artillerie, door enkele compagnieën gesteund, bezette het Kasteel van Heverlee en het nabijgelegen klooster van de Celestijnen. 26.06.1635 - Twee dagen later komt Oranje toe. Hij sloeg zijn kamp op tussen het dorp van Herent en de voet van de Roeselberg, in de brede vruchtbare vlakte die zich daar noordoostelijk uitstrekt. Een deel
van zijn troepen vestigde hij in het klooster van Bethlehem, opdat blijkbaar het leger van de Hollanders niet alléén, als van gewijde bodem verstoken, in de volksmond voor ‘onheilig’ zou doorgaan! De stijl en de luxe van de Hollanders vielen zelfs in hun schanswerk op. Een stad zou je het hebben genoemd, geen kamp: met een wal en een gracht omsloten. Bovendien werden van bij het kamp twee wallen in verschillende richtingen (fig. 11) aangelegd: de éne, gedeeltelijk om de berg heen lopend, tot aan de Dijle; de andere over de heuvelkam naar het kamp van Diependaal toe. Ondertussen werden van op de stadsmuren reeds op de vijandelijke benden, ofschoon vér af of achter het scherm van de heuvels verstopt (meer dan beveiligd), zware projectielen in grote getale afgevuurd . …(fig. 12). Vervolgens werden er binnen de stadsmuren, tegen de onderscheiden poorten aan, dammen aangelegd, met een vlakke strook tussenin, die in feite stevig was afgesloten: hierin zouden de belegeraars, als ze met geweld konden binnendringen, als in een kooi of kerker opgesloten zitten. … Onderwijl legde de vijand zijn loopgraven in regelmatig zigzagpatroon stadwaarts aan (fig. 13). In het totaal werden er vier zulke approches gebouwd: de eerst en de tweede door de Fransen, één gericht tegen de stadsmuur links van de Vilvoordse poort, waar er een kriekenbos is, de andere tegen de poort zelf; de derde en de vierde door de Hollanders, tegen resp. de Uitkijktoren (verloren kost) en de Mechelse poort. Vijf batterijen werden in stelling gebracht (fig.14): de eerste niet ver van Terbank, die de Brusselse poort of de aansluitende stadsmuur had moeten bressen, bleek naderhand van geen enkel nut. De tweede dichterbij, tussen Terbank en de Calvarieberg, naast het kriekenbos waar de eerste loopgraaf uit vertrok; de derde op de Calvarie zelf, vlak bij het Heilig Graf, met zes stukken tegen de Vilvoordse poort gericht; de vierde stond tegen de Uitkijktoren opgesteld, de vijfde ten slotte tegen de Mechelse poort. Daarnaast kronkelde hun aanvals-loopgraaf, in zigzag aangelegd, dagelijks dichter en dichter naar de stadsmuur toe. De onzen zetten zich daartegenover schrap en voerden met evenveel vlijt hun verweer tegen de vijand op. Zo werd er van bij de Brusselse poort een eerste nachtelijke uitval opgezet onder het persoonlijk commando van baron van Wezemaal. Van de vijanden werden er dertig gedood, bij de onzen sneuvelden er zeven. De Hollanders, die hun loopgraven tegen de Mechelse poort richtten, werden door de strijdlustige O’Preston, steunend op zijn wakkere Ierse manschappen, aangevallen en met een slachting afgeschrikt. Na hun aftocht heeft men dan ook tussen de boonstruiken verscheidene lijken van vijanden gevonden. 26.06.1635 – Oranje begon ‘s anderendaags, in de vroege ochtend reeds, met een kanonnade. Toen ervoer de stad uiteindelijk dat ze belegerd werd (fig.15)! Die dagen werden er bij de honderd dertig inslagen geteld. De kleinste van die kanonballen wogen vijf pond, de grootste ongeveer dertig. Hier werden muren en poorten; elders en nadien ook torens getroffen. Overigens vielen de kanonballen
die op de stad werden afgevuurd, daar die zo uitgestrekt en los bebouwd is, meestal ongevaarlijk neer en richtten geen vernieling aan. 27.06.1635 – Toen op 27 juni nog een kanonbal, door de stukgeschoten stadsmuur heen, in de tuin van de Burcht insloeg (fig. 16), heeft hij die van twee mannen tegelijk, die daar aan het graven waren, het hoofd afgerukt en verbrijzeld. Ook in een hoog oprijzende (maar reeds bouwvallige) muur van de Burcht, sloeg de vijandelijke bliksem met een drievoudige treffer in. 28.06.1635 - Een kogel kwam in een openbaar gebouw op de markt, dat voor de gilden van de burgers en hun ‘Tafelronden’ was opgericht, op zulk een ongewone wijze terecht dat het de indruk gaf dat hij er met de handen was naartoe gebracht en kunstig ingemetseld. 27.06.1635 – Dezelfde dag doen negen burgers in totaal een uitval via de Wijngaardpoort en stoten op tien Fransen, die zich roekeloos veilig waanden: ze sluiten ze in en nemen ze gevangen. … 27.06.1635 – Op 27 juni ’s avonds trekken de Ieren Fitzgerald en O’Kelly, met een keurkorps van hun landslieden op tegen de schanswerken van de vijand bij de Calvarieberg (fig. 17). O’ Preston merkt dat de vijand bezig is met een gevechtsorde op te stellen en een massale aanval voor te bereiden. Meteen geeft hij zijn manschappen bevel naar hun versterkingen terug te keren en zonder verwijl stelt hij zich via een staffier in verbinding met Grobbendonck, om hem te waarschuwen voor het dreigende tempeest. Hijzelf vat post bij de Vilvoordse poort. Terzelfdertijd worden de klokken en alle geluid van koperinstrumenten in de stad gedempt. In het holst van de nacht zet de vijand zich met drie aanvalslinies in beweging, die al onze verdedigingswerken tegelijk met volle geweld beginnen te bestormen. De Fransen vielen met zulk een overmoed aan dat ze tot tweemaal toe over de retranchementen in de buitenwijk tussen de Brusselse en de Vilvoordse poort (fig. 18) geraakten, maar tweemaal werden ze met bloedige verliezen teruggeslagen.… Terwijl de soldaten de vijand buiten de stad het hoofd bieden, nemen binnen de stadsmuren burgers de plaats en de taak van de soldaten over: de mannen van Winge kwamen die van Ribaucourt bij de Heverleese poort, de mannen van Borchgreef die van de Ieren bij de Vilvoordse poort aflossen, de eenheden van de Universiteit vatten post bij de Uitkijktoren. Heel de nacht door werd er op verschillende plaatsen een verbeten, wreed gevecht geleverd. Hierbij werd de vijand uiteindelijk op alle plaatsen achteruitgeslagen. De lijken van zijn gesneuvelden moest hij op drie vrachtkarren afvoeren. Nauwelijks was na dit handgemeen de schemering van een nieuwe dag aangebroken of de vijand hervatte zijn bombardement, met kanonnen en geweervuur. Maar Grobbendonck nam zijn voorzorgen en versterkte de wallen met een nog groter garnizoen. Al wie voor de oorlog geschikt was werd onder de wapens geroepen. Preston, deels met eigen manschappen, deels met een afdeling Duitsers, had in één nacht vóór de linker gracht een nieuwe schans opgetrokken (fig. 19) en een hoek van het buitenveld in een geïmproviseerde wal gevat. De Duitsers legden zich toe op het graafwerk, de Ieren op het gevecht. De bewaking van dit nieuwe bolwerk 20
viel aan de Ieren ten deel, die aldus een nieuwe gelegenheid kregen hun dapperheid met die van de vijand te meten. … Oranje wilde aan de Hollanders, na de Fransen, de kans bieden een uitzonderlijk bravourestuk op te voeren en spoorde de zijnen aldus aan: “De hoop om de stad in te nemen was dank zij het bressen van de Mechelse poort bepaald gunstig. Maar eerst moesten ze de schanswerken die vóór de grachten opgetrokken waren, bezetten en het garnizoen binnen de stad terugdrijven (fig. 20). Daarop rukken ze uit en vallen met alle geweld de schanswal aan, ze beklimmen hem en krijgen er vaste voet. De Ieren worden achteruitgeslagen, maar verliezen hun gevechtskracht niet en laten zich niet op de vlucht drijven. De Ieren, die even in moeilijkheden verkeerden, krijgen steun van kapitein Schmitz, uit het regiment van Emden, … . Het krijgstoneel werd nu van onze schanswerken naar de vijandelijke verplaatst. 28-29.06.1635 – Maar deze nachtelijke gevechten waren voor de vijand nog rampzaliger dank zij de nacht. Er scheen namelijk een volle maan, zodat de vijanden, duidelijk zichtbaar in het volle licht, trefzeker blootgesteld waren aan de kogels van de onzen. 28.06.1635 - … Zo vatte Preston, het plan op voor een uitzonderlijk stoutmoedige onderneming, om de vijand onverhoeds met een massale uitval te ontredderen. Op de feestdag van de H. Petrus, beschermheer van de stad, klom hij in de Uitkijktoren, om van uit de hoogte de lager gelegen zigzag aangelegde approches van de vijand te bekijken (fig. 21). Preston, die het plan had opgevat, kreeg ook de leiding toevertrouwd. Ongeveer driehonderd soldaten werden er uitgekozen. Dan rukken ze uit. De Walen werden door vaandrig De Bertin langs de stadsgracht naar een aanplant vlak bij de rechterflank van de vijandelijke schans gevoerd. De Duitsers slopen langs een hoger gelegen pad, tussen bomen en graanvelden door, om post te vatten vlak bij de linkerflank van de schans. Daarop stormen allen tegelijkertijd van alle kanten als de bliksem vooruit en storten zich op de schansen en schuilhutten van de vijanden. … Door het geschreeuw van de verslagenen (vijanden) werd de aandacht gewekt van de vijandelijke ruiterij, die bij de Roeselberg gestationeerd was. Daarop rukte die ijlings uit en stormde in volle draf op de onzen toe (fig. 22). Maar zij werd op zulk een hevig en dicht salvo van op de stadsmuur onthaald, dat zij gedwongen werd rechtsomkeert te maken. Toen daarna een grotere macht kwam aanrukken en ongeveer heel het vijandelijke leger zich in beweging zette (fig. 23), gaf Grobbendonck het teken tot de terugtocht. Hij was van mening dat er bij de driehonderd gesneuveld waren, die allen binnen een half uur de dood hadden gevonden. Bij de onzen waren er in totaal acht gevallen. 29.06.1635 - Hun generaals en commandanten werden benauwd bij het nieuws dat er nog versteking op komst was: het gerucht ging namelijk , als voor zéker, dat er geweldige, verschrikkelijke eenheden Kroaten dreigend naderbij kwamen. Oranje, hetzij uit vrees voor een nieuwe uitval, hetzij uit begeerte om de geleden smaad weg te wissen, deed de volgende nacht al zijn troepen in paraatheid houden en in gevechtsformatie opstellen.
21
Nu de vijandelijke werken bij de Uitkijktoren waren ontredderd, richtten zij hun aanval voornamelijk tegen de Mechelse poort. Maar hun poging kende geen succes. Dan maar tegen de links aansluitende stadmuren, als zouden die gemakkelijker begeven. Ondertussen waren de soldaten, vooral de Duitsers, bezig met in de bressen zand te storten en ze met zoden- en paalwerk te versterken. Graaf Jan van Nassau kreeg samen met Pedro de Villamor, ruitergeneraal onder landvoogd Ferdinand in Duitsland, de opdracht voor de bevoorrading van poeder in Leuven. (fig. 24). Zij beslisten driehonderd vijftig manschappen uit de verschillende eskadrons te selecteren, en stelden over hen bevelhebbers aan die in moed en kracht uitblonken. … 30.06.1635 – De aangeduide soldaten en hun aanvoerders kwamen in het geheim samen, in Ter Kameren in de vroege ochtend van zaterdag 30 juni. 1.07.1635 – Diezelfde nacht nog waarin het poeder was aangevoerd, rukten de mannen van Ribaucourt vanuit hun stelling tussen Heverleese en Tervuursepoort uit en deden een overval op het Kriekenbos, met evenveel succes als stoutmoedigheid. 1.07.1635 - De kanonnen beginnen met vervaarlijk gebulder te vuren, vooral dan het geschut dat op de Uitkijktoren gericht was. (fig. 25). Ondertussen hadden de Hollanders met de voorste knik van hun approches bij de Mechelse poort de verdedigingswal van de Ieren nagenoeg bereikt. Met een list slaagde men erin veel vijanden te verwonden, een aantal zelfs te doden. 3.07.1635 – Op dinsdag 3 juli echter viel er complete stilte over het geschut van de vijand en zelfs over hun kampementen. De vijand was namelijk bezig in stilte zijn koffers te pakken en, door uiterste honger overmand, ijlings de aftocht aan te vatten. 4.07.1635 - Maar geïntrigeerd door die ongewone kalmte trok Preston, die nooit inactief kon blijven, kort na middernacht de stad uit naar de schansen, en hij stuurde een dozijn van zijn keursoldaten uit om te verkennen wat de vijand uitvoerde of beraamde. Als die bij de vijandelijke omwalling aankomen, horen ze niets; en als ze daarop binnengaan, zien ze niemand. Maar even noodlottig als voor de vijand de belegering was geweest, werd voor hem de aftocht. Velen lieten het leven, de enen door ziekte uitgeput, anderen door oorlogstuig verpletterd, anderen door kogels getroffen: het was meer een afslachting dan een gevecht. Ten slotte stak François-Jean de Robles, commanant van de studenten, op een schutwering bij de Brusselse poort de lont aan een kanon en maaide met één schot 7 vijanden neer (zo zegt men) uit de reeds vertrekkende kolonne. De burgers en de buiten lieden, die met de landwegen best vertrouwd waren (onder hen blonken de bekende Mannaerts en Van Brandenburg weer uit), bestookten de vijand vanuit hinderlagen: nu eens overmeesterden ze los zwervende manschappen, dan weer tartten ze de staart van de kolonne, overal koelden ze hun woede en hun wraak.
22
Rond de middag braken ten slotte de Fransen, na hun barakken en schuilhutten in brand te hebben gestoken, de rest van hun kampementen op. Nog was de achterhoede van de door Brézé aangevoerde kolonne niet uit het gezicht verdwenen, of daar kwamen 400 Kroatische ruiters uit het leger van Piccolomini (fig. 26), die de huurtroepen uit Duitsland aanvoerde, vooruitgestuurd door hun commandant Isolani, bij de stad aangestoven. Op het moment dat het laatste deel van de Franse ruiterij reeds de Dijle bereikte, ter hoogte van het dorp Wijgmaal stormen de Kroaten zonder enige verpozing er op af, en naar hun vaste gewoonte overvallen ze hen meteen. De vijand, die bezig was de rivier over te steken, had weinig kans en nog minder lust om te vechten en aangezien hij in de rug werd aangevallen, was hij aan nog grotere slachting blootgesteld. In dat tumult, meer dan een gevecht, sneuvelden er 200 Fransen. Maar de troepen van de landvoogd, door dit zo dappere voorbeeld aangespoord, wilden als het ware niet onderdoen voor de Kroaten. Zij zetten de vijand achterna, al haastte die zich voort, en langs een kortere weg haalden ze hem in. Met vernieuwd geweld stortten ze zich op de achterhoede en doodden er in totaal 20, onder wie hun aanvoerder zelve.
Slotoverweging Als men uiteindelijk elke afzonderlijke nederlaag in rekening neemt, is er nooit een noodlottiger oorlog voor de vijand geweest. In totaal verloor hij enkele duizenden manschappen door de acties van onze soldaten en burgers, nóg duizenden door honger en vervolgens door ziektebesmetting, alsook duizenden door desertie. Toen beide legereenheden in Maastricht te zamen gekomen waren, bereikten ze een totaal van 59 000 man; bij monstering na hun vlucht waren er nog 27 000. Aan de zijde van belegerden werden één vrouw en slechts weinig mannen bij al die aanvallen, gevechten en bombardementen gewond of gedood: amper 10 burgers en amper 150 soldaten. Zelfs zonder oorlog hadden er meer kunnen doodgaan! Nochtans is, wonder genoeg, tijdens heel de belegering niemand aan een ziekte gestorven: niemand had tijd om ziek te zijn… Voor de stad zelve, die het na de rampspoed uitjubelde en triomfeerde (fig. 27) werd de lange nacht van die tien dagen, vergelijkbaar met de tien jaren van Troje, maar dan voorspoediger, in luisterrijk licht omgezet. Aan God de Allerhoogste werd in een plechtig gebedsfeest dank gezegd. In de annalen werd opgetekend dat de bevrijding van de stad jaarlijks in feestelijke vroomheid en vreugde zal worden gevierd.
Alligorische spotprent, P. Franchoys, 1635. Sint-Pieter verdrijft een Bataafse veldheer. De kat die wegloopt is een allusie op de Franse maarschalk de Châtillon. Op de achtergrond de Verloren-Kosttoren.
In een volgend deel 3 zal het landschappelijk aspect van het Beleg van Leuven in 1635 geduid worden aan de hand van kaartmateriaal en situatie ter plaatse anno 2014- Een wandeling in situ zal het strijdtoneel verduidelijken. Wordt vervolgd!
23