HERIJKING ONDERHOUDSFONDSEN OPENBARE RUIMTE 2013-2016
2
1. Inleiding 1.1 Waarom een beheer- en beleidsplan openbare ruimte Het beheer van de openbare ruimte is een belangrijke taak van de gemeente. Om doelgericht en planmatig te kunnen werken, zijn beleidskaders en –doelen noodzakelijk. Bewoners en gebruikers van de openbare ruimte ervaren deze als een geheel en niet als een afzonderlijke optelsom van elementen als verlichting, beplanting, verharding en water. Uit onderzoek van de Universiteit van Groningen blijkt dat gebreken in de kwaliteit in de openbare ruimte effect hebben op de manier waarop mensen hun leefomgeving gebruiken en misbruiken (Keizer, K. e.a., The Spreading of Disorder, Science, december 2008). Daarom benadert de gemeente Uden het beheer ook op een integrale en samenhangende wijze. Deze aanpak komt onder andere tot uiting in dit plan, dat het beleid en beheer beschrijft voor praktisch alle aspecten van de openbare ruimte. In het coalitieprogramma “Kiezen voor de toekomst van Uden” van 2010 staat een algemeen doel voor de woon- en leefomgeving. De Gemeente Uden wil een goed onderhouden openbare ruimte, dit dempt vandalisme want een verloederde omgeving stimuleert het. In dit programma zijn thema’s benoemd die direct gevolg hebben voor de beheerstrategie van de openbare ruimte. Dit zijn o.a.: Burgerparticipatie, bijvoorbeeld in de vorm van iDOP’s en iGOP’s; Het versterken en uitbouwen van het winkelcentrum, streven naar 150.000 bezoekers per week; Het versterken van de toeristische attractiviteit in de Maashorst; Gezamenlijk werken aan het beheer van de openbare ruimte, bijvoorbeeld innovatief groen; Scholen en sportvoorzieningen moeten met veilige fiets- en wandelroutes bereikbaar zijn; Koploper in duurzaamheid; Samen maken we leefbaarheid.
1.2 Doel beheer- en beleidsplan openbare ruimte Dit beheerplan geeft een samenhangend overzicht van de kaders voor het beheer van de openbare ruimte. Het vormt de basis voor de meerjarenbegroting. Bovendien presenteert het een visie op het beheer, waarbij de vastgestelde kwaliteitsniveaus het uitgangspunt vormen. De openbare ruimte vormt een samenhangend geheel, waarbij slechte kwaliteit van het ene element het andere direct beïnvloedt. Gebruikers maken daarbij geen onderscheid tussen disciplines en producten. Integraal beleid en beheer vormen daarom uitgangspunten voor dit 3
plan. Het biedt een basis voor integrale afwegingen. Dit is van belang omdat keuzes over aparte producten afbreuk doen aan de integrale kwaliteit. Het beheer- en beleidsplan heeft betrekking op de onderstaande disciplines en producten: Aspect
Blauw
Grijs
Groen
Opgenomen
Riolering (conclusies
Bruin
Wegen
Openbaar groen
producten in dit
uit vGRP+)
Openbare verlichting
plan Niet opgenomen
Nutsvoorzieningen
producten in dit
Reiniging
Technische
Bosbeheer
Afvalinzameling
installaties
Begraafplaats
Straatmeubilair
Sportvelden
plan
Civiele kunstwerken Kunstobjecten
Een groot aantal van de producten zijn nog niet opgenomen in dit plan. De producten welke wel zijn meegenomen vormen samen wel het grootste deel van de openbare ruimte. In het volgende plan willen we de volgende producten toevoegen: reiniging, technische installaties, straatmeubilair, civiele kunstwerken en bosbeheer. De andere producten behoren niet tot dit plan omdat een aparte dienstverlening is, bijvoorbeeld afvalinzameling, of omdat het zelfstandige objecten zijn, bijvoorbeeld begraafplaatsen en sportvelden, die geen integraal onderdeel uitmaken van de openbare ruimte. Nutsvoorzieningen zijn objecten waarvan het eigendom niet van de gemeente is maar welke wel liggen in de openbare ruimte, we kunnen dergelijke voorzieningen niet weigeren in de openbare ruimte. Kunstobjecten zijn nu nog niet opgenomen in het plan hiervoor zullen we afspraken moet maken met de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling. Dit plan heeft betrekking op een groot gedeelte van de openbare ruimte van de gemeente Uden. Hoofddoel is om gedragen uitgangspunten voor het beheer en de kwaliteit vast te stellen voor de periode 2013-2016. Doelen van het integrale beheerplan zijn:
Inzichtelijk maken van de prestatie en het streefniveau van gemeente Uden voor het beheer van de openbare ruimte,
Presenteren van een overzicht van de beheerkosten voor de openbare ruimte, passend bij het gewenste beeld en de gewenste kwaliteit,
Aangeven welke ontwikkelingen voor het beheer plaatsvinden,
Overzicht geven van de arealen die beheerd worden,
Maken van een integrale afweging voor het beheer van de producten in de openbare ruimte.
Na vaststelling dient dit plan als beleidskader voor eventueel verder te ontwikkelen dorp- en gebiedsplannen. 4
1.3 De plaats van het plan in de beleidscontext Dit beheerplan vormt een schakel tussen de verschillende beleidsplannen voor de producten in de openbare ruimte en de meerjaren onderhoudsprogramma’s. De afdeling Openbare Werken is primaathouder voor de beleidsplannen voor de inrichting van de openbare ruimte. Deze plannen vormen de basis samen met het coalitieprogramma en raadsbesluiten voor dit plan.
Raadsagenda
Coalitieprogramma
Inrichtingsbeleid (ARGU, GVVP, Nota Openbare Ruimte)
Integraal beheeren beleidsplan openbare ruimte
Technische eisen Gebiedsplannen
Wet en regelgeving
Figuur beleidscontext Integraal Beheerplan Openbare Ruimte
De gebiedsgerichte aanpak zal tot stand komen in gebiedsplannen. De technische en financiële uitwerking krijgt vorm in dit integrale beheer- en beleidsplan openbare ruimte. Als randvoorwaarden voor de plannen gelden programma’s van eisen en verordeningen.
1.4 Uitgangspunten bedrijfsvoering beheer openbare ruimte Voor het effectief en efficiënt uitvoeren van het beleid is een goede bedrijfsvoering noodzakelijk. De bedrijfsvoering voor het beheer van de openbare ruimte is servicegericht en heeft drie belangrijke uitgangspunten: maatschappelijke betrokkenheid, lokale betrokkenheid en duurzaamheid (milieu). Bij de dienstverlening hanteren we de Udense werkwijze met de vier G’s: Groen, Gezond, Gastvrij en Gezellig. Deze uitgangspunten en Udense werkwijze toetsen we continu aan de drie K’s: kennis, kosten en klantgerichtheid. Dit resulteert voor het beheer in een snelle, flexibele en integrale dienstverlening. Kennis Het beheer van de openbare ruimte in Uden wordt deels door eigen personeel en deels door private partijen uitgevoerd. Dit heeft als voordeel dat de gemeente de vakkennis in huis 5
houdt en hiervoor niet afhankelijk is van externe partijen. Bij overheidsinstanties die gekozen hebben om alleen een regierol te vervullen, blijkt dat de expertise vermindert en dat zowel de controle functie en de rol van opdrachtgever niet optimaal worden uitgevoerd. Door een deel van de werkvoorbereiding en het beheer zelf te blijven doen houdt Uden voldoende kennis in huis om het beheer effectief aan te kunnen sturen. Kosten De beheercalculaties in dit integrale beheerplan zijn gemaakt op basis van marktprijzen en onafhankelijk van wie het uiteindelijke beheer uitvoert. Zo kunnen we de kosten van onze eigen dienst en die van aannemers aan elkaar spiegelen. Hiermee hebben we een ideale thermometer voor het efficiënt beheren van de openbare ruimte. Door steeds opnieuw een afweging te maken tussen zelf doen of uitbesteden kunnen we steeds de financieel gunstigste keuze(s) maken. Bij het realiseren van milieudoelen maken we altijd een maatschappelijke afweging van de kosten op de korte en middellange termijn, bijvoorbeeld bij de keuze voor het wel of niet gebruiken van chemische middelen bij het bestrijden van onkruid. Klantgerichtheid De kracht van onze bedrijfsvoering is kwaliteit en flexibiliteit. Door het gebruik van eigen personeel bieden we ook buiten reguliere werktijden een hoge service. We spelen in op onverwachte situaties en calamiteiten. In de huidige maatschappij is klantgericht opereren steeds belangrijker. Door de combinatie van inzetten van eigen personeel met uitbesteden aan private partijen bereiken we een optimum in flexibiliteit, benutten we lokale kennis en hebben we goede mogelijkheden voor het ontwikkelen van lokale betrokkenheid bij het gebiedsbeheer. In de afdeling Openbare Werken zijn alle disciplines in de buitenruimte inclusief de handhaving vertegenwoordigd. Deze biedt een integraal pakket van dienstverlening en zorgt voor een optimale onderlinge afstemming van de werkzaamheden. Combinatie kennis, kosten en klantgerichtheid De keuze voor de manier van uitbesteden is elke keer terug te voeren op het vastgestelde beleid en getoetst aan de drie uitgangspunten. Voor werkzaamheden welke niet passen binnen onze kernkwaliteiten, kiezen we op basis van kosten voor uitbesteden. Maar uit oogpunt van klantgerichtheid is er bewust voor gekozen om het reinigen van de wegen in eigen beheer uit te voeren. De uitvoerende organisatie is afgestemd op het integraal en klantgericht beheren. We blijven telkens de kosten en kwaliteit toetsen aan de markt en maken waar nodig gebruik van aanvullende expertise uit de markt. Door deze mix van uitbesteden en in eigen beheer uitvoeren van de onderhoudsmaatregelen leveren we de burgers van Uden een hoog kwaliteitsniveau voor een marktconforme prijs.
6
2. Samenvatting Dit integrale beheer- en beleidsplan heeft betrekking op de producten die de kwaliteit van de openbare ruimte bepalen: riolering (blauw), wegen en openbare verlichting (grijs) en openbaar groen (groen). Voor het product riolering is vorig jaar het vGRP+ vastgesteld dit plan loopt van 2012 tot en met 2015. De andere producten lopen tot en met 2016. Medio 2015 zal gestart worden met het wederom opstellen van het integraal beheer- en beleidsplan openbare ruimte. Hierin zullen de nu al beschreven producten worden aangevuld met de volgende producten: reiniging (bruin), technische installaties, straatmeubilair en civiele kunstwerken (grijs) en bosbeheer (groen). Hoofddoel van dit beheerplan is om gedragen uitgangspunten voor het beheer en kwaliteitssysteem vast te stellen. Dit beheerplan laat zien wat de prestaties, kosten en ontwikkelingen voor deze producten zijn en benoemt belangrijke thema’s voor het beheer van de openbare ruimte. Dit beheerplan vormt een schakel tussen de vigerende beleidsplannen en de meerjarenonderhoudprogramma’s. De producten in de openbare ruimte Voor elk product in de openbare ruimte zijn telkens de prestatie, de beleidsuitgangspunten, de ontwikkelingen en de kosten beschreven. Op basis hiervan is een conclusie getrokken voor het beheer en worden er aanbevelingen gedaan.
Aspect Blauw (Riolering) Conclusie en aanbevelingen Hieronder zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen geformuleerd:
Uden bezuinigt door doelmatiger rioolbeheer waarbij sobere oplossingen volstaan. Hierbij worden bepaalde riolen niet vervangen, maar gerepareerd.
Er vindt vanaf 2012 een taakstellende bezuiniging van € 150.000 plaats. De rioolheffing is structureel € 8 verlaagd tot € 181.
Jaarlijks rekent de gemeente Uden aan riolering € 60.000 extra kosten toe voor vegen van wegen.
De gemeente Uden heeft vanaf 1 januari 2012 de intentie tot afkoppelen van verhard oppervlak (indien mogelijk en doelmatig).
7
Aspect Grijs (Wegen) Conclusie
De gemeente Uden heeft momenteel 2.864.486 m2 verhardingen centraal in beheer. 46% van deze verhardingen is asfalt en 50% is elementenverharding.
De kwaliteit van de gemeentelijke asfaltverhardingen is voldoende. Op het gebied van veiligheid, duurzaamheid, aanzien en comfort wordt goed gescoord. Dit wil niet zeggen dat er geen onderhoud moet worden uitgevoerd aan de asfaltverhardingen. Het in stand houden van deze kwaliteit gaat gepaard met budget om de kwaliteit te handhaven.
De kwaliteit van de gemeentelijke elementenverhardingen is tevens voldoende, maar comfort scoort matig. Dit komt met name door kuilen, verzakkingen en hobbels in de verharding. Dit probleem wordt deels veroorzaakt door bomen in de verharding en door het gebruik van de wegen. Veel van de comfort problemen zit in de woonwijken en dus wegen met wegtype 5 (woonerf, wijkstraat). Hier staan natuurlijk ook veel bomen in de verharding. Ondanks het regelmatig uitgevoerde klein onderhoud zijn er nog veel oneffenheden, kuilen en verzakking en hobbels te vinden. Dit betekent dat er meer moet worden geïnvesteerd in de woonwijken om het comfort te verbeteren.
Uit het wegenbeheerprogramma volgt dat ongeveer 3,5% van het totale oppervlak gemeentelijke verhardingen in aanmerking komt voor direct onderhoud (achterstallig onderhoud). Hiermee is een bedrag gemoeid van € 2.440.800. Hierbij kan opgemerkt worden dat een aantal wegen na de weginspecties van 2012 al zijn aangepakt, omdat ze al op het onderhoudsprogramma stonden. Daarnaast worden er nu en in 2013 werkzaamheden uitgevoerd aan de verhardingen, waardoor het achterstallig onderhoud nog verder zal verminderen. De huidige onderhoudsachterstand is voor het grootste deel het gevolg van onderhoud dat al in de afgelopen beleidsperiode (2008-2012) uitgevoerd had moeten worden, maar deze werkzaamheden zijn later gestart dan gepland. De groot onderhoud bestekken moesten nog worden gemaakt om de werkzaamheden uiteindelijk te kunnen uitvoeren.
Uitvoeren van weginspecties is mensenwerk. De gemeente Uden probeert te variëren in inspecteurs, dit wil zeggen dat de weginspecties elke twee jaar wordt uitgevoerd door een ander ingenieursbureau. Dit geeft iedere twee jaar toch een iets ander beeld van de verhardingen in Uden. Het uitvoeren van de maatregeltoets door de gemeente Uden is dan ook van zeer groot belang. Dit neemt niet weg dat er minieme verschillen ontstaan in de hoeveelheid achterstallig onderhoud. Wanneer al het onderhoud in de afgelopen beleidsperiode was uitgevoerd was er in theorie geen achterstallig onderhoud meer. Dit is natuurlijk een utopie.
8
Aanbevelingen In deze paragraaf worden de aanbevelingen en bijbehorende financiële consequenties samengevat die resulteren uit dit beheer- en beleidsplan wegen. De in deze paragraaf genoemde bedragen zijn exclusief omzetbelasting (21%). In de gemeente Uden zijn de afgelopen jaren areaaluitbreidingen gerealiseerd die bijna allemaal zijn verwerkt in het wegenbeheerprogramma XEIZ. Daarnaast zijn er ook nog andere wijzigingen opgetreden door bijvoorbeeld grondverkoop of zitten er nog kleine foutjes in het wegenbeheerprogramma. Aanbevolen wordt bovengenoemde zaken in het wegenbeheerprogramma aan te passen. De structurele kosten voor het centraal onderhoud aan de gemeentelijke verhardingen worden in onderstaande tabel aangegeven. 2013 Groot onderhoud
2014
2015
2016
€ 1.200.000
€ 1.221.000
€ 1.242.367
€ 1.264.108
€ 120.000
€ 122.100
€ 124.236
€ 126.410
€ 6.000
€ 6.150
€ 6.211
€ 6.320
Stortkosten
€ 62.100
€ 63.186
€ 64.292
€ 65.417
Geluidsreducerend asfalt
€ 65.900
€ 67.053
€ 68.226
€ 69.420
Half- en onverharde wegen
€ 15.900
€ 16.178
€ 16.461
€ 16.749
€ 1.469.900
€ 1.495.667
€ 1.521.793
€ 1.548.424
Klein onderhoud Weginspectie
Subtotaal Integraliteit met andere fondsen Totaal
€ 123.500
€ 125.661
€ 127.860
€ 130.097
€ 1.346.400
€ 1.370.006
€ 1.393.933
€ 1.418.327
De prognose van de stand van de voorziening per 31 december 2012 is € 221.627. Dit bedrag is vooral nog nodig voor projecten in 2013, omdat het bestaande budget van € 770.400 niet voldoende is om al het benodigde onderhoud te kunnen uitvoeren. In onderstaande tabel worden de structurele bedragen van de huidige toevoeging aan de voorziening onderhoud wegen uit de meerjarenbegroting vergeleken met de structurele benodigde toevoeging resulterend uit dit beheer- en beleidsplan wegen. 2013 Huidige toevoeging Benodigde toevoeging Extra benodigd
2014
2015
2016
€ 770.400
€ 783.475
€ 797.185
€ 811.136
€ 1.346.400
€ 1.370.006
€ 1.393.933
€ 1.418.327
€ 576.000
€ 586.531
€ 596.748
€ 607.191
Voorgesteld wordt om in periode 2013 - 2016 de huidige storting te handhaven van € 770.400 in de voorziening wegen, dit kijkend naar de economische situatie waar we nu inzitten. Totaal is er dan in de voorziening wegen € 992.027 voor 2013 aanwezig. Dit betekent wel dat de kwaliteit van de wegen achter uitgaat. Voorgesteld wordt om aan te sluiten bij de code Milieu Verantwoord Wegbeheer (MVW) door ondertekening van deze code. Dit houdt tevens bijvoorbeeld in dat de posten met betrekking tot het afvoeren en storten van teerhoudend asfalt in onze bestekken moeten worden aangepast.
9
Voorgesteld wordt om geluidsreducerend toe te passen op gebiedsontsluitingswegen 50 (GG5) waar het ook toegepast kan worden. Dit echter in goed overleg met de andere afdelingen binnen de gemeente Uden. Omdat er veel nadelen vastzitten aan het aanbrengen van geluidsreducerend asfalt.
Aspect Grijs (Openbare Verlichting) Conclusie Om het huidige verlichtingsareaal in stand te houden dient jaarlijks een bedrag te worden gereserveerd. Om dit bedrag te berekenen is hierna de huidige vervangingswaarde voor de verschillende onderdelen aangegeven. Voor de afschrijvingstermijn van lichtmasten is 50 jaar aangehouden, voor armaturen 25 jaar. Lampen worden na einde levensduur vervangen. Vervangingswaarde lichtmasten Lichtmast
Type
Aantal
Investeringskosten
Vervangingswaarde
incl. arbeid Diverse
Gevels/zuiltjes
<= 4 m
Standaard Speciaal
<= 6 m
<= 8 m
<= 10 m
240
17.040
280
1.264.200
58
450
26.100
1.514
320
484.480
Speciaal
64
520
33.280
Kromstaf
33
540
17.820
1.422
580
824.760
Speciaal
120
750
90.000
Kromstaf
164
800
131.200
1.079
820
884.780
9
950
8.550
Kromstaf
19
980
18.620
Standaard
12
1.200
14.400
3
3.800
Standaard
Standaard
Standaard Speciaal
> 10 m
71 4.515
Speciaal
9083
Totaal
11.400 € 3.826.630
Vervangingswaarde armaturen Armatuur
Type
Aantal
Investeringskosten
Vervangingswaarde
incl. arbeid Diverse
Tunnel/zuil/gr.spot
<= 4 m
Standaard Speciaal
<= 6 m
<= 8 m
<= 10 m
Standaard
38.160
260
1.173.900
58
420
24.360
1.514
300
454.200 28.800
64
450
Kromstaf
33
1000
33.000
1.422
380
540.360
Standaard Speciaal
120
480
57.600
Kromstaf
164
1050
172.200
1.079
450
485.550
9
520
4.680
Kromstaf
19
1.100
20.900
Standaard
12
620
7.440
3
1.500
Standaard
Speciaal Totaal
360
Speciaal
Speciaal > 10 m
106 4.515
9118
4.500 € 3.045.650
10
Vervangingswaarde lampen Remplace jaar
Aantal
Vervangingswaarde
2012
1.855
44.729
2013
391
10.685
2014
1.086
33.389
2015
583
19.062
2016
1.119
33.808
2017
528
15.624
2018
2.293
52.785
2019
1.442
29.047
2020
1.764
45.294
2021
1.225
25.669
12.286
310.092
1.229
€ 31.009
Totaal Gem. over 10 jaar
Het jaarlijks te reserveren bedrag voor vervanging en remplace kan als volgt worden berekend: Aantal
Bedrag totaal
Afschrijvingstermijn
Te reserveren bedrag
9.083 masten
€ 3.826.630
50 jaar
75.532
9.118 armaturen
€ 3.045.650
25 jaar
121.826
€ 310.092
Gem. over 10 jaar
12.286 lampen
31.009
Totaal jaarlijks te reserveren voor vervanging
€ 228.367
Onderstaande grafiek geeft globaal inzicht in de te verwachten vervangingskosten voor de komende jaren. Het overzicht is gebaseerd op de onder 6.2 genoemde afschrijvingstermijnen. De grafiek laat zien dat vanaf circa 2023 het aantal afgeschreven masten en armaturen sterk zal toenemen. Tevens is de vervangingsachterstand te zien.
Vervangingsinvestering per jaar 800.000
600.000 500.000 400.000 300.000
Armaturen
200.000
Masten
100.000 2060
2057
2054
2051
2048
2045
2042
2039
2036
2033
2030
2027
2024
2021
2018
2015
0 Achterstallig
Bedrag in euro
700.000
Jaar
11
Aanbevelingen Zoals aangegeven is het uitgangspunt voor de berekening van bovenstaande cijfers dat het totale verbeteringsplan wordt gerealiseerd binnen een termijn van vier jaar. In het kader van duurzaamheid en besparing van het energiegebruik op korte termijn is dit zoals gezegd een ambitieuze optie. Als alternatief kan worden gekozen voor een minder duurzame oplossing. Uitgangspunt hierbij is de huidige beschikbare middelen, een jaarlijks bedrag van € 205.651 als voorziening voor remplace en vervanging. Na aftrek van een reservering van € 31.009 voor remplace blijft er jaarlijks circa € 175.000 over voor vervanging. Dit bedrag is niet toereikend voor de berekende jaarlijkse vervanging van masten en armaturen. Onder paragraaf 6.2 is aangegeven dat hiervoor een bedrag nodig is van € 75.532 + 121.826 = € 197.358. Er ontstaat dan een jaarlijks te kort van circa € 22.358 om de OVL in stand te houden. In deze situatie is het voorstel om de ergste knelpunten (vervanging van oude HPLN armaturen) als eerste aan te pakken. De kosten voor vervanging van oude HPLN armaturen inclusief verbetering zijn eerder voor 137 straten geraamd op circa € 1.500.000. Ervan uitgaande dat jaarlijks circa € 175.000 beschikbaar is zal de ombouw dus over circa 8,5 jaar zijn afgerond. Het is duidelijk dat is deze situatie de termijn voor uitvoering van het voorgestelde vervangingsplan van de OVL aanzienlijk wordt verlengd. Van een verbetering van de OVL is voorlopig op bescheiden wijze sprake. Alleen de ergste knelpunten kunnen op deze manier worden aangepakt terwijl door ontbreken van voldoende financiële middelen de achterstand in vervanging nog verder zal toenemen. De gemeente zal in deze situatie het streven om koplopergemeente te zijn in duurzaamheid moeten verlaten. Onderzocht gaat worden of de besparingen in energieverbruik kunnen worden gebruikt om toch versneld vervangingen, op het gebied van duurzaamheid, uit te kunnen voeren. Dit zal te zijner tijd separaat aan het college van B&W worden voorgelegd.
Aspect Groen Conclusie Als we kijken naar de periode 2013-2022 komt de gemiddelde jaarlijks benodigde investering op ruim € 440.000. Het jaarlijkse beschikbare budget is € 398.000 (geplande storting € 379.000 en € 19.000 aankoop speeltoestellen uit de reguliere onderhoudsbegroting) waardoor een theoretisch tekort van ongeveer € 40.000 op jaarbasis ontstaat. In de huidige reserve voor Groen is eind 2012 een bedrag van ca. € 510.000 beschikbaar. Door 12
het aanspreken van de genoemde reserve en kleine voordelen bij integrale uitvoering kan gesteld worden dat het jaarlijks beschikbare budget van € 398.000 voor de komende 10 jaar voldoet. In onderstaand overzicht zijn de Groot Onderhoud Projecten voor de komende 4 jaar indicatief benoemd. Jaarlijks zal een concrete, integrale projectenlijst ter besluitvorming worden voorgelegd. Overzicht groot onderhoud groenvoorzieningen ea 2013-2016 (indicatief) Omschrijving project
2013
Vervanging recreatieve voorzieningen
2014
€ 90.000
2015
€ 90.000
€ 90.000
2016 € 90.000
Integrale projecten *Heinsbergenstraat
€ 150.000
*Rentmeestershoef/Schoutenhoek
€ 110.000
Aert Willemstraat
€ 40.000
Hofstukken
€ 65.000
Vaarzenhof
€ 65.000
Bosveld
€ 65.000
Meerhoek
€ 65.000
Div. straten wijk Schutveld
€ 30.000
Hoevenseveld fase 2, totale inrichting
€ 100.000
Bogerd vijfhuis div. straten totale inrichting
€ 35.000
Specifiek groot onderhoud groenvoorzieningen ea *Beschoeiingen vijvers melle en raam 50% van totaal
€ 150.000
Vervanging bomen Nonneveld
€ 40.000
Vervanging bomen Hermelijnstraat
€ 40.000
Vervanging bomen Bloesemplein
€ 40.000
Grootschalige vervanging bomen
€ 150.000
€ 80.000
€ 80.000
€ 80.000
Kleinschalige vervanging bomen
€ 20.000
€ 20.000
€ 20.000
€ 20.000
Groot onderhoud beplantingen
€ 30.000
€ 30.000
€ 30.000
€ 30.000
Groot onderhoud grasvegetaties
€ 25.000
€ 25.000
€ 25.000
€ 25.000
Jaarlijkse inspectie en onderhoud beheersysteem
€ 17.500
€ 17.500
€ 17.500
€ 17.500
€ 752.500
€ 542.500
€ 392.500
Total investering groot onderhoud groenvoorzieningen Totaal 2013 t/m 2016
€ 427.500 € 2.115.000
* Betreft achterstallige projecten, totaal € 560.000
Beschikbaar budget € per 31-12-2012
€
510.000
Voeding jaarlijks € 401.000 gedurende 4 jaar
€ 1.604.000
Totaal beschikbaar
€ 2.114.000
Aanbevelingen Fysieke kwaliteit Voor een gedegen onderbouwing van de jaarlijkse vervangingsinvestering zal op locatie bekeken moeten worden of vervanging daadwerkelijk noodzakelijk is. Een mogelijke methode hiervoor is om uit het beheersysteem voor het betreffende planjaar de theoretische vervanging inzichtelijk te maken met bijvoorbeeld een themakaart waardoor 13
de locaties van de elementen duidelijk zijn en er gericht een schouw kan plaatsvinden op de fysieke kwaliteit. Bijhouding areaalgegevens Om in de toekomst VTL berekeningen te kunnen maken en eventueel bij te stellen is het noodzakelijk de areaalgegevens in het beheersysteem op peil te houden. Gestreefd zal moeten worden naar een actualiteit van 90% tot 95%. Het aanlegjaar moet per nieuw op te voeren element verplicht worden opgevoerd. Het aanleveren van mutaties door eigen dienst en/of externe partijen speelt hierin natuurlijk een belangrijke rol maar zal op den duur niet voldoende zijn om een goede actualiteit te waarborgen. Wij adviseren om jaarlijks een deel van het areaal (bijv. een aantal wijken) te herinventariseren. Als dit consequent plaatsvind kan in een cyclus van 3-5 jaar het volledige areaal van de gemeente Uden worden naverkend. De bijhouding van het bomenbestand kan worden gecombineerd met de uit te voeren VTAcontrole. Mogelijke bezuinigingen op groot onderhoud/vervangingskosten
Duurzaam inkoopbeleid waardoor levensduur kan worden verlengd;
Hergebruik speeltoestellen op andere locaties’s;
Indien mogelijk reparatie van speeltoestellen i.p.v. vervanging, hierdoor kan de levensduur van een speeltoestel soms aanzienlijk worden verlengd;
Besparingen kunnen al in de ontwerpfase worden gerealiseerd (keuze plantmateriaal, bomen, speelterreinen, afrasteringen, etc.)
14
Aspect Grijs (Wegen) Inhoud 1. Inleiding
23
1.1
Doel rapportage
23
1.2
Bestuurlijk kader
24
2. CROW Methode
25
2.1
Huidige systematiek
25
2.2
Weginspectie
26
2.3
Geautomatiseerd wegenbeheerprogramma
26
2.4
Budgetplanning
27
3. Beleidskader
28
3.1
Areaaluitbreidingen
28
3.2
Werkwijze beheer
29
3.2.1 Visuele inspectie
29
3.2.2 Verwerking inspecties in wegenbeheerprogramma
30
3.2.3 Onderhoudsplan en onderhoudskosten
30
3.2.4 Inhoudelijke analyse en beoordeling
30
3.2.5 Integraliteit met andere disciplines
31
3.2.6 Integraliteit met externen
31
3.3
Afkoppelbeleid
32
3.4
Teerhoudend asfalt
32
3.5
Geluidsreducerend asfalt
33
3.6
Winterschade
34
3.7
Prioritering beleidsthema’s
35
3.8
Communicatie
36
3.8.1 Communicatie met het bestuur
36
3.8.2 Communicatie met de bewoners
36
15
4. Huidig areaal
37
4.1
Oppervlakte verhardingstypen
37
4.2
Oppervlakte wegtypen
37
4.3
Oppervlakte per verhardingstype en per wegtype
38
4.4
Oppervlakte per jaar van aanleg per verhardingstype
38
4.5
Weginspectie 2012
39
4.6
Kwaliteit asfaltverhardingen
39
4.6.1 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema aanzien
40
4.6.2 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema comfort
40
4.6.3 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema duurzaamheid
41
4.6.4 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema veiligheid
41
4.7
Kwaliteit elementverhardingen
42
4.7.1 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema aanzien
42
4.7.2 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema comfort
43
4.7.3 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema duurzaamheid
43
4.7.4 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema veiligheid
44
4.8
Achterstallig onderhoud
44
5. Kosten
45
5.1
Soorten kosten
45
5.2
Kosten groot onderhoud
46
5.2.1 Basisplanning
46
5.2.2 Gemuteerde basisplanning
47
5.2.3 Budgetplanning
47
5.3
Kosten klein onderhoud
48
5.4
Rehabilitatie
48
5.5
Kosten weginspecties
49
5.6
Kosten wegmarkeringen
49
5.7
Kosten teerhoudend asfalt
49
5.8
Kosten geluidsreducerend asfalt
50
5.9
Kosten half- en onverharde wegen
50
5.10 Structurele kosten onderhoud 2013-2017
50
5.11 Vergelijking met de meerjarenbegroting
51
5.12 Voorziening onderhoud wegen
51 16
5.13 Dekking tekort t.o.v. meerjarenbegroting
52
5.14 Prognose kosten 2017-2020
52
5.15 Eeuwigdurend onderhoud
52
6. Uitgangspunten, conclusies en aanbevelingen
54
6.1
Uitgangspunten
54
6.2
Conclusies
54
6.3
Aanbevelingen
55
Bijlagen Bijlage 1 Verrekening kostenvoordelen integrale uitvoering riolering en Wegen Bijlage 2 Eeuwigdurende beheerkosten wegen
57 70
17
Aspect Grijs (Openbare Verlichting) Inhoud 1. Inleiding
89
1.1 Noodzaak en nut OVL
89
1.2 Doelen
89
1.3 Aansprakelijkheid
90
1.4 Definitie
90
1.5 Relatie andere plannen
90
1.6 Leeswijzer
91
2. Samenvatting
92
2.1 Het Beleidsplan OVL gemeente Uden 2008-2012
92
2.2 Aanleiding tot de herziening van het Beleidsplan
92
2.3 Herziening Beleidsplan OVL 2012-2015
93
2.4 Conclusie
93
3. Evaluatie Beleidsplan 2008 3.1 Doelstelling Beleidsplan 2008
96 96
3.1.1 Uitgangspunten en randvoorwaarden
96
3.1.2 Buiten de bebouwde kom
96
3.1.3 Binnen de bebouwde kom
97
3.1.4 Onderhoud
97
3.2 Bereikte resultaten
98
3.2.1 Buiten de bebouwde kom
98
3.2.2 Binnen de bebouwde kom
98
3.2.3 Algemeen
99
3.2.4 Onderhoud
99
3.3 Duurzaamheid
100
3.3.1 Duurzame energie
100
3.3.2 Energiebesparing en CO2
100
3.3.3 Duurzaam inkopen
101
3.3.4 Duurzaam ontwerp en onderhoud
101 18
3.4 Interne analyse
102
3.4.1 Organisatie
102
3.4.2 Klachtenmanagement
103
3.4.3 Communicatie
103
3.4.4 Storingsanalyse
103
3.4.5 Rationeel en economisch beheer
103
3.5 Resultaat in kengetallen
104
3.5.1 Ontwikkeling lichtstroomproductie, energieverbruik en lampsysteemrendement
104
3.5.2 Gegevens energieverbruik
105
3.5.3 Verdeling lampsoorten
106
3.6 Beknopte weergave van het OVL areaal
106
3.6.1 Omvang
106
3.6.2 Toestandsinformatie en ouderdom OVL bestand
107
3.6.3 Diversiteit materialen
108
3.6.4 Aantal lampen
108
3.6.5 Schakel- en dimtijden
108
4. Nieuwe ontwikkelingen 4.1 Aandacht voor donkertegebieden
109 109
4.1.1 Lichtvervuiling
109
4.1.2 Lichthinder
109
4.1.3 Duisternis categorieënkaart
109
4.2 Techniek
110
4.2.1 Dimmen of dynamische verlichting
110
4.2.2 Led-verlichting
112
4.2.3 Zonne-energie
113
4.2.4 Stabiliteitsmetingen
113
4.2.5 Keuze lichtmasten
114
4.3 Ondergronds netwerk
116
4.4 Wetgeving
116
4.4.1 NSVV Normen
116
4.4.2 Criteria Duurzaam inkopen
117
4.4.3 Nieuwe Aanbestedingswet
118
4.4.4 Grondexploitatiewet (GREX)
120 19
4.5 Kengetallen
120
4.6 Energielabels
121
4.7 Uden Nota Openbare Ruimte
123
5. Bijgestelde beleidsuitgangspunten
124
5.1 Buiten de bebouwde kom
124
5.2 Binnen de bebouwde kom
124
5.3 Algemene beleidsuitgangspunten
125
5.4 De belangrijkste verschillen ten opzichte van het Beleidsplan 2008 6. Financiën
127 129
6.1 Huidige kosten voor beheer en onderhoud OVL
130
6.2 Benodigde middelen voor instandhouding huidig areaal OVL
130
6.3 Financiële consequenties beleidsplan OVL
132
6.3.1 Totale investeringskosten verbeteringsplan
132
6.3.2 Kosten voor beheer en onderhoud na realisatie verbeteringsplan 132
6.4 Duurzaam alternatief: vervanging HPLN + verbetering OVL korte termijn
133
6.5 Minder duurzaam alternatief: uitgaande van de huidige beschikbare middelen
133
Bijlage 1 Klachtenmanagement
135
Bijlage 2 Verlichtingstabellen
139
Bijlage 3 Conclusies & aanbevelingen led oplossingen voor OVL 2010
140
Bijlage 4 Overzicht wegen voor toepassing dynamische verlichting
142
Bijlage 5 Kaart met donkertegebieden
143
Bijlage 6 Kaart met historische route
144
Bijlage 7 Begrippenlijst
145
Bijlagen
20
Aspect Groen Inhoud 1. Samenvatting
146
2. Berekeningen VTL (Vervanging Technische Levensduur)
147
2.1 Inleiding
147
2.2 Openbaar groen
147
2.2.1 Vervangingsinvestering openbaar groen
2.3 Recreatieve voorzieningen 2.3.1 Vervangingsinvestering recreatieve voorzieningen
2.4 Totaal 2.4.1 Vervangingsinvesteringen totaal
2.5 Tabel technische levensduur per categorie 3. Conclusie en aanbevelingen 3.1 Conclusies 3.1.1 Langjarig gemiddelde (25 jaar)
3.2 Beschikbare middelen 3.2.1 Gemiddelde investering komende 10 jaar
3.3 Aanbevelingen
147
147 148
148 148
149 150 150 150
150 150
151
3.3.1 Fysieke kwaliteit
151
3.3.2 Bijhouding areaalgegevens
152
3.3.3 Mogelijke bezuinigingen op groot onderhoud/ vervangingskosten
152
21
22
A. Wegen 1. Inleiding Wegbeheer is een belangrijkijk onderdeel van het beheer van de openbare ruimte. Wegbeheerders hebben vanuit de Wegenwet de zorgplicht voor wegverhardingen. Dit betekent dat de gemeente als wegbeheerder te allen tijde verantwoordelijk is voor de kwaliteit (onderhoudstoestand) van de verhardingen die de gemeente in beheer heeft. Deze zorgplicht moet er voor zorg dragen dat het gebruik van de wegen veilig plaats kan vinden en schades/ongevallen ten gevolge van gebreken aan de weg zoveel mogelijk worden voorkomen. Andere wettelijke kaders waarbinnen wegbeheer dient te worden uitgevoerd zijn het Burgerlijk Wetboek, de Wet Milieubeheer en de ARBO-wetgeving. Spelers in het proces van wegbeheer zijn het bestuur, het cluster Civiele Techniek van de afdeling Openbare Werken, de buitendienst en de gebruikers van het product van wegbeheer, de burgers. Dit complexe kader vraagt om een duidelijk beheerbeleid. Het beheer- en beleidsplan wegen 2013-2017 geeft in hoofdlijnen het kwalitatieve en financiële niveau aan waarop het college haar taak als wegbeheerder dient uit te voeren. Jaarlijks legt het college aan de gemeenteraad verantwoording af door middel van de programmarekening (hoofdstuk 2.5 Onderhoud kapitaalgoederen). In de programmarekening wordt terug gekeken op het uitgevoerde onderhoud, de staat van onderhanden werken en wat het dat jaar heeft gekost. Het beheer- en beleidsplan wegen kijkt vooral vooruit en is bepalend voor het stellen van prioriteiten en de beschikbaar te stellen budgetten.
1.1 Doel rapportage Het doel van deze rapportage is objectief inzicht te geven in de kwaliteit van de verhardingen en de daaruit voortvloeiende maatregelen en financiële consequenties voor de periode 2013-2016 en een prognose te geven voor de periode 2017-2020. Verder wordt in deze rapportage:
de CROW-methode (CROW staat voor Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, water en Wegenbouw en Verkeerstechniek) toegelicht;
een beschrijving gegeven van de kwaliteit van de bij de gemeente in beheer zijnde wegen op basis van de inspecties uitgevoerd in het voorjaar van 2012;
een inschatting gemaakt van de benodigde financiële middelen voor het beheer en onderhoud van wegen in de komende jaren.
23
1.2 Bestuurlijk kader Het Beheer- en beleidsplan wegen 2013-2016 is opgesteld binnen het bestuurlijk kader dat is aangegeven in de programmabegroting. Het Beheer- en beleidsplan wegen 2013-2016 is in feite een vertaalslag van het geen al door de raad en het college is vastgesteld en is een vervolg op het Meerjarenonderhoudsplan wegen 2009-2012 uit 2008. In de Programmabegroting 2012-2015 stelt de raad dat de openbare ruimte, en hiermee dus ook de wegen, regulier moeten worden onderhouden. Het op een gemiddeld onderhoudsniveau houden van de wegen wordt bewerkstelligd met behulp van de landelijk aanvaarde methode van de CROW, door het onderhoud uit te voeren conform het onderhoudsprogramma dat is gebaseerd op inspecties volgens de CROW-methodiek. Ook stelt de raad dat er snel en adequaat moet worden gereageerd op meldingen openbare ruimte en er wordt onderzocht wat de oorzaak is van vernielingen/vandalisme. Daarnaast moeten de grootonderhoudsprojecten worden voorbereid en uitgevoerd welke zijn benoemd in het onderhoudsprogramma voor onder andere wegen, welke elk jaar wordt opgesteld.
24
2. CROW-methode Wegbeheer is een belangrijke taak voor Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten en wegbeherende waterschappen. Bij de laatste drie genoemde instanties wordt wegbeheer uitgevoerd met de CROW methode (CROW staat voor Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, water en Wegenbouw en Verkeerstechniek), waarvan de oorspronkelijke versie onder de naam ‘Rationeel Wegbeheer’ in de tachtiger jaren is geïntroduceerd.
2.1 Huidige systematiek Sinds de introductie van de methode van ‘Rationeel Wegbeheer’ is er het nodige veranderd in de manier waarop het beheer van het wegennet plaatsvindt. Technische wijzigingen, zoals de introductie van nieuwe asfaltdeklagen en veranderingen in de bestuurlijke processen rond het beheer van de openbare ruimte, waren in de negentiger jaren dan ook de aanleiding voor CROW om de gehele methode van wegbeheer te herzien. De kern van de huidige systematiek bestaat uit twee delen:
de kwaliteit van de wegen wordt periodiek en op een objectieve wijze vastgelegd;
op basis van de waargenomen kwaliteit wordt bepaald wanneer op bepaalde wegen welke onderhoudsmaatregelen noodzakelijk zijn en welke kosten dit met zich mee brengt.
Bij toepassing van deze systematiek is op elk moment inzichtelijk wat de kwaliteit van de wegen in beheer is en welke financiële middelen er de komende jaren nodig zijn om op een financieel verantwoorde wijze aan de zorgplicht te voldoen. In onderstaand figuur wordt het proces van wegbeheer schematisch weergegeven.
Variabele gegevens
Vaste gegevens
CROW Richtlijnen
Gedragsmodel
Eenheidsprijzen
waarschuwingsgrens
basisplanning
Integrale afstemming
Gemuteerde basisplanning
Beschikbaar budget
Figuur 1
Prioritering
Budgetplanning
25
2.2 Weginspectie Op basis van een jaarlijkse inspectie (tweejaarlijks in Uden) van de in beheer zijnde verhardingen wordt een actueel beeld verkregen van de conditie van het wegennet. De inspectie richt zich op zichtbare schades zoals scheurvorming en oneffenheden. De kwaliteit van de weg wordt vastgelegd aan de hand van de ernst en omvang van de waargenomen schades. Dit betekent globaal dat lichte schade over een groot oppervlak een gelijkwaardig kwaliteitsoordeel krijgt als ernstige schade over een klein oppervlak. Er wordt onderscheid gemaakt in elementenverhardingen (klinkers, tegels, kinderkopjes enzovoort) en asfaltverhardingen. Per schadebeeld wordt de kwaliteit vastgelegd in een waardering en deze wordt vervolgens ingevoerd in het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma.
2.3 Geautomatiseerd wegenbeheerprogramma Voordat het uiteindelijke proces van planning en budgetbepaling met behulp van het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma kan plaatsvinden worden in het pakket maatregelgroepen, maatregelen, waarschuwingsgrenzen en gedragsmodellen aangegeven. Deze staan standaard in het pakket en zijn gebaseerd op landelijk erkende ervaringscijfers van de CROW. Nadat de inspectiegegevens zijn ingevoerd wordt door het wegenbeheerprogramma, aan de hand van de buiten geconstateerde schadebeelden en de ouderdom van de constructie per wegvakonderdeel, het volgende vastgesteld:
wanneer is er een maatregel noodzakelijk?;
welke maatregel is noodzakelijk?;
welke kosten zijn aan deze maatregel verbonden?
Uiteindelijk worden voor de komende vijf jaar, per jaar, de te onderhouden wegvakonderdelen geselecteerd, het voor die onderdelen benodigde type onderhoud vastgesteld en de daarmee gepaard gaande kosten berekend en vastgelegd in de basisplanning. De selectie van de te onderhouden onderdelen gebeurt op basis van vergelijking van de actuele schade met landelijk aanvaarde onderhoudsrichtlijnen. Kosten voor klein onderhoud en reconstructiemaatregelen zijn in het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma niet meegenomen. In de onderstaande grafiek (figuur 2) is het effect van de verschillende onderhoudsmaatregelen op de onderhoudstoestand van de verharding. Voor rehabilitatie kan ook reconstructie worden gelezen.
26
Figuur 2
Ook wordt geen rekening gehouden met het beleidskader zoals in hoofdstuk 3, Beleidskader, van dit rapport is aangegeven. Om hier toch rekening mee te kunnen houden worden in de basisplanning handmatig mutaties aangebracht zodat bijvoorbeeld kan worden voldaan aan het beperken van overlast voor de burger. Wanneer de basisplanning aangeeft dat van bijvoorbeeld straat X in het jaar 2012 alleen de rijbaan moet worden herstraat, wordt handmatig aangegeven dat in datzelfde jaar in diezelfde straat ook de parkeervakken en voetpaden moeten worden herstraat. Uiteindelijk wordt de basisplanning op deze wijze omgezet naar een gemuteerde basisplanning.
2.4 Budgetplanning Nadat projecten die niet in de gemuteerde basisplanning voorkomen, omdat ze (nog) niet in het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma zijn opgenomen, en projecten waaraan door het bestuur prioriteit wordt toegekend zijn toegevoegd, resulteert uit het totale proces de budgetplanning. Dit is de opsomming van het daadwerkelijk uit te voeren onderhoud met de daarbij behorende kosten en is in eerste instantie de technisch en financieel meest gewenste strategie op basis van een gemiddelde kwaliteit. Desondanks kan door het bestuur worden gekozen voor het uitstellen van benodigd onderhoud als gevolg van beperkte budgetten. Dit heeft echter altijd grote gevolgen voor de kwaliteit van de verhardingen. Een te laag budget resulteert altijd in onderhoudsachterstand. Bovendien is er sprake van kapitaalvernietiging. Wanneer asfaltonderhoud niet op het juiste moment wordt uitgevoerd, wordt de noodzakelijke maatregel zwaarder en dit geeft extra kosten bovenop de reguliere prijsstijging. Het beschikbaar stellen van een te laag budget leidt onvermijdelijk tot forse investeringen in de toekomst om achterstallig onderhoud weg te werken. De budgetplanning is een planning voor gebruik op bestuursniveau. Specifieke details van het uit te voeren onderhoud, zoals de dikte van asfaltlagen, komen pas in een later stadium aan de orde. Deze details worden op projectniveau voor de individuele wegen of wegvakonderdelen ingevuld en spelen in de communicatie tussen bestuur en beheer geen rol. Zij zijn dan ook nadrukkelijk buiten de methode gehouden. Daarmee is de CROW-methodiek op bestuursniveau goed hanteerbaar. 27
3. Beleidskader De gemeente Uden maakt voor het doorlopen van de CROW-methodiek gebruik van het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma XEIZ van ingenieursbureau Arcadis. Het resultaat van het doorlopen van de CROW-methodiek met behulp van dit pakket resulteert in eerste instantie in een lijst van werkzaamheden uitgesplitst naar wegonderdelen (rijbaan, voetpaden enzovoort). Deze lijst noemt de CROW de basisplanning. De toepassing van de CROW-methodiek staat echter niet op zichzelf maar vormt één geheel met het gemeentelijk beleid, waaronder de Programmabegroting en het Beheer- en beleidsplan wegen. Dit leidt uiteindelijk tot een overzicht van de benodigde financiële middelen in de periode 2013-2017 (budgetplanning). De factoren die, naast de CROWmethodiek, van invloed zijn op de (budget)planning worden in dit hoofdstuk besproken.
3.1 Areaaluitbreidingen In de gemeente Uden vinden regelmatig uitbreidingen plaats in de vorm van woonwijken of bedrijventerreinen. Dit betekent een uitbreiding van de te beheren hoeveelheid verhardingen. De benodigde financiële middelen voor de lange termijn zullen hierdoor toenemen. Aangezien nieuw aangelegde verhardingen na aanleg van goede kwaliteit zijn, zal dit in de eerste 10 jaar nauwelijks van invloed zijn op de direct benodigde financiële middelen. Er zal alleen klein onderhoud worden gepleegd. Na ongeveer 10 jaar mag worden verwacht dat de eerste groot onderhoudsmaatregelen noodzakelijk zijn. In de gemeente Uden zijn de afgelopen areaaluitbreidingen gerealiseerd die op een klein deel na zijn verwerkt in het wegenbeheerprogramma XEIZ. Voor de komende periode staan er ook wat areaaluitbreidingen gepland die leiden tot aanpassing van het budget na de planperiode 2013-2017, dit zijn echter minder uitbreidingen dan verwacht. Dit heeft te maken met de zware economische periode waar wij nu inzitten. Er wordt weinig grond verkocht en er is weinig interesse in nieuwe woningen waardoor er minder woonwijken ontstaan dan gepland. Dit geldt zeker ook voor de geplande bedrijventerreinen. De eerstkomende 10 jaar zijn deze uitbreidingen nauwelijks van invloed op de direct benodigde financiële middelen. De volgende uitbreidingslocaties zijn de afgelopen jaren gerealiseerd of worden binnen nu en vier jaar gerealiseerd:
Hoenderbos III
Velmolen Oost
Schepersweg
Volkel west 28
Centrumplan Promenade
Abdijlaan
Parkeerterrein hoek St. Jansstraat/Birgittinessenstraat
Uden Noord (ziekenhuis Bernhoven)
Ontmoetingsplein Bitswijk
Verharding de Bevrijdingshof
Verharding Brede School de Ontmoeting
Retraitehuis
Runmolen
Spechtenlaan fase 2
Bijna alle projecten maken deel uit van het programma ‘Uden bouwt’. In het vorige plan staat beschreven dat er nog diverse locaties niet zijn opgenomen in het wegenbeheerprogramma. Deze locaties werden adhoc onderhouden door de buitendienst. Bijna alle locaties, verharding begraafplaats en verharding scholen, staan in het wegenbeheerprogramma. Achterpaden bij koopwoningen en verhardingen bij sportvelden staan nog niet allemaal in het wegenbeheerprogramma, deze worden de komende periode toegevoegd. De invloed van de uitbreidingslocaties op de budgetten voor de periode na 2017 is nog niet in te schatten. Dit zal terug te vinden zijn in de plannen van 2018-2022 en 2023-2027. De meerkosten die voortkomen uit areaaluitbreidingen worden telkens aan het begin van een nieuw periode, die gepaard gaat met een nieuw beheer- en beleidsplan, in de terugkerende bijsturing van de budgetten meegenomen. Overigens wordt jaarlijks bij de begroting geïnventariseerd wat de areaaluitbreiding is geweest en worden hiervoor aanvullende onderhoudsbedragen geraamd. De dotatie aan de voorziening kan hierdoor stijgen.
3.2 Werkwijze beheer Het onderhoud aan wegen omvat meer dan alleen het onderhoud aan de verharding. Ook bermen, weginrichting (verkeersborden, zitbanken, afvalbakken e.d.) en openbare verlichting maken onderdeel uit van de weg. Dit beleidsplan is alleen gericht op het technische onderhoud aan wegverhardingen en de in dit plan bepaalde kosten hebben alleen daarop betrekking. 3.2.1
Visuele inspectie
Op basis van een regelmatige visuele weginspectie (eens per twee jaar) wordt een actueel beeld gekregen van de conditie van ons wegennet. Een visuele inspectie wordt uitgevoerd om de met het oog waarneembare schades aan de bovenzijde van de verharding tijdig vast te stellen en eenduidig vast te leggen. 29
3.2.2
Verwerking inspecties in wegenbeheerprogramma
Bij een inspectie wordt per schade een cijferwaardering gegeven waarbij de combinatie van ernst en omvang maatgevend is. Met de verkregen cijferwaardering berekent het beheerprogramma de restlevensduurperiode en de gemiddelde restlevensduur en kan het meerjaren onderhoudsplan opgesteld worden. De planningen en begrotingen worden opgesteld met behulp van de vaste gegevens die in het beheerprogramma zijn opgeslagen aangevuld met de variabele gegevens uit de visuele weginspectie. Door de kwaliteitsgegevens aan de CROW-richtlijnen te toetsen stelt het beheerprogramma vast of er op korte termijn onderhoud noodzakelijk is. Als dit niet het geval is dan wordt met behulp van voorgeprogrammeerde gedrags-modellen en waarschuwingsgrenzen (onderhoudsrichtlijnen) de planningstermijn bepaald. 3.2.3
Onderhoudsplan en onderhoudskosten
Na het vaststellen van het planjaar bepaalt het beheerprogramma de onderhoudsmaatregelen en de daarbij behorende kosten. De kosten worden bepaald door het systeem te laten rekenen met landelijke eenheidsprijzen die jaarlijks worden herzien. Het uit te voeren onderhoud wordt bepaald door relaties te leggen tussen de aangetroffen schadebeelden uit de visuele weginspectie en de voorgeprogrammeerde maatregelgroepen in het beheerprogramma (volgens de CROW-methode). Aan de maatregelgroepen zijn weer de meest efficiënte onderhoudsmaatregelen gekoppeld. Het beheerprogramma bepaalt een basisplanning en basisbegroting. Het gaat hierbij om de technisch noodzakelijke planning en begroting en wordt dus gezien als een eerste concept uitdraai. Hierbij wordt geen rekening gehouden met prioriteiten, begrotingsbudgetten en eventuele budgetbeperkingen en is daarmee dus niet direct maatgevend voor het uiteindelijke uitvoeringsprogramma. 3.2.4
Inhoudelijke analyse en beoordeling
De, in de basisplanning, genoemde wegen inclusief de voorgestelde onderhoudsmaatregelen worden inhoudelijk door de afdeling Openbare Werken beoordeeld. Omdat de voorgestelde onderhoudsmaatregelen voortvloeien uit de geconstateerde schadebeelden uit de visuele weginspectie, wordt gekeken of de voorgestelde maatregelen, gelet op de constructieopbouw van de weg en de draagkracht van de ondergrond voldoende zijn. Het kan zo zijn dat de zichtbare schade voortkomt uit de ondergrond of uit de fundering. Bij de uitvoering van de visuele inspectie en de doorberekening in het programma wordt namelijk alleen rekening gehouden met het verbeteren van de bovenste verhardingslaag. Extra maatregelen als de aanwezigheid van teer in de constructie en de aanwezigheid c.q. de noodzakelijkheid van een funderingslaag worden kritisch getoetst. Daarnaast wordt gekeken of een verhardingsconstructie een versterking nodig heeft of dat gekozen kan worden voor een alternatief die in de uitvoering goedkoper zal uitvallen, zonder daarbij concessies te 30
doen aan de beoogde kwaliteit. Als laatste wordt beoordeeld of er om budgettaire redenen in planjaren geschoven dient te worden. Na toetsing van bovenstaande wordt middels een rekenmodule in het beheerprogramma berekend welke onderhouds-budgetten voor de eerst komende vijf jaar benodigd zijn. Nadat alle zaken kritisch zijn getoetst volgt het uiteindelijke definitieve technische onderhoudsprogramma. Het onderhoudsprogramma inclusief de kostenuitdraai wordt aan het einde van het jaar aan het college ter vaststelling aangeboden. 3.2.5
Integraliteit met andere disciplines
Bij het plannen van het wegonderhoud is een goede afstemming op het riool-onderhoud essentieel. Daardoor worden aanzienlijke kostenbesparingen bereikt en kan overlast voor de burger zoveel mogelijk worden beperkt. Ook het groot onderhoud aan bomen kan invloed hebben op de planning van het onderhoud van wegen. Vaak speelt de problematiek van boomwortelopgroei in de voetpaden en trottoirs. Zolang het niet mogelijk of wenselijk is om bomen, die deze problemen veroorzaken, te verwijderen of te vervangen, dient rekening te worden gehouden met extra (klein) onderhoud om voet- en fietspaden te laten voldoen aan de gewenste eisen van comfort en veiligheid. Bij het opstellen van de onderhoudsplannen wordt een goede afstemming gezocht bij de disciplines riolering, groen en openbare verlichting van de afdeling Openbare Werken. Daarnaast moet er meer afstemming plaatsvinden met de afdeling Stedelijke Ontwikkeling over stedenbouwkundige invullingen en bestemmingsplannen. 3.2.6
Integraliteit met externen
In het afdelingsplan van de afdeling Openbare Werken is opgenomen dat de overlast van wegenonderhoud voor de burger zoveel mogelijk moet worden beperkt en dat werkzaamheden in de openbare ruimte zoveel mogelijk integraal moeten worden uitgevoerd. Dit betekent onder andere dat herbestratingen van gevel tot gevel worden uitgevoerd, indien budgettair mogelijk, inclusief voetpaden en parkeervakken en dat, waar mogelijk, ook in wijken of buurten tegelijkertijd andere onderhoudsmaatregelen worden uitgevoerd. Tevens is het streven groot onderhoudsmaatregelen aan verhardingen af te stemmen op de groot onderhoud planningen van kabelwerkzaamheden van de nuts- en telecombedrijven en bouwplannen van projectontwikkelaars. De contacten met de nuts- en telecombedrijven zijn de laatste jaren flink verbeterd. Er worden binnenkort afspraken gemaakt met deze bedrijven om de lange termijn planningen van elkaar te bespreken.
31
De voordelen van een dergelijke benadering zijn:
Beperkt overlast voor de burger De overlast voor bewoners wordt beperkt, doordat in wijken of buurten tegelijkertijd onderhoudsmaatregelen worden uitgevoerd. Hierdoor is er slechts gedurende een beperkte periode sprake van overlast door een beperkte toegankelijkheid van de wijk en hinder van de werkzaamheden. Een voorbeeld hiervan is het wijkgericht op pakken van het kleinschalig onderhoud aan de elementenverharding in de wijken en dorpen.
Besparen kosten Het integraal uitvoeren van werkzaamheden heeft financiële voordelen doordat door de grotere omvang van het werk bepaalde kostenposten door de aannemer over het werk worden verdeeld, zoals het toepassen van verkeersmaatregelen, leveranties, de inzet van materieel en de plaatsing van containers.
Van de integrale benadering wordt afgeweken als afzonderlijke onderdelen van een weg zodanig slecht zijn dat de veiligheid in het gedrang komt. Het komt er op neer dat er incidenteel wegen afzonderlijk worden hersteld. Ook moet er rekening worden gehouden dat de planning van rioleringswerkzaamheden leidend is. Dit gezien de grote risico’s van uitstel van onderhoud aan de riolering. Een voorbeeld van het afwijken van de integrale benadering is het asfaltonderhoud aan de Industrielaan of de omvorming van asfaltwegen naar klinkerwegen in de Breukrand en de Sieberg. Tot slot kan de situatie ten aanzien van de verkeersveiligheid zodanig slecht zijn dat op korte termijn maatregelen noodzakelijk zijn dat op korte termijn maatregelen noodzakelijk zijn. Deze verkeersveiligheidsmaatregelen hebben invloed op de planning van het wegonderhoud en dienen zoveel mogelijk gecombineerd te worden met groot onderhoud aan de wegen. Een voorbeeld hiervan is de in 2011 gerealiseerde, verhoogde VOP (voetgangers oversteekplaats) in de Wilhelminastraat ter hoogte van de Burenstraat.
3.3 Afkoppelbeleid Eén van de doelstellingen uit de programmabegroting en het vGRP+ (Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan inclusief het waterplan, de plus) is dat indien mogelijk het verharde oppervlak moet worden afgekoppeld en dat deze maatregelen moeten worden genomen in combinatie met onderhoud aan riolering en/of wegen. Dit betekent dat er jaarlijks diverse vierkante meters moeten worden afgekoppeld bij voorkeur in combinatie met het onderhoud aan de wegen.
3.4 Teerhoudend asfalt Er is in dit beleidsplan geen rekening gehouden met aanvullende kosten ten behoeve van het afvoeren en storten van teerhoudend asfalt. Exacte hoeveelheden zijn niet bekend en ook in 32
het wegenbeheerprogramma worden hiervoor geen kosten berekend. Daarom zullen extra kosten voor het verwijderen van teerhoudend asfalt en de verwerking ervan gemaakt worden als er sprake is van teerhoudend asfalt. Bij het reconstrueren van de wegen zullen de vrijkomende materialen zoveel mogelijk opnieuw worden gebruikt, zodat bespaard kan worden op het gebruik van primaire grondstoffen. Teerhoudend asfalt mag echter niet worden hergebruikt en moet worden aangeboden aan een erkende verwerker. Bij vrijkomend asfalt zal dus moeten worden vastgesteld of er teer aanwezig is en zo ja, waar dit teer dan zit. Het asfaltonderzoek wordt uitgevoerd conform CROW publicatie 210 “Omgaan met vrijkomend asfalt”. Door middel van selectief frezen kan de hoeveelheid teerhoudend asfalt worden beperkt en kan meer vrijkomend asfalt hoogwaardig (warm) worden hergebruikt. De laatste jaren hebben diverse partijen, waaronder het Ministerie I&M, Rijkswaterstaat, VNG en anderen zich ingespannen om teerhoudend asfalt uit de keten te halen. Deze inspanningen zijn ingezet uit milieuoverwegingen en arbeidsomstandigheden. Bovendien kan teerhoudend asfalt opnieuw worden hergebruikt als deze thermisch gereinigd wordt, hiermee worden primaire grondstoffen zoals grind en zand gespaard. Deze partijen hebben afspraken gemaakt hoe teerhoudend asfalt uit de keten moet worden gehaald. Het bewaken van deze afspraken vindt plaats in het ‘Overleg Teerhoudend Asfalt’. Het overleg heeft een code opgesteld om er voor te zorgen dat teerhoudend asfalt duurzaam wordt verwerkt en dus thermisch wordt gereinigd. Deze code heet Milieu Verantwoord Wegbeheer (MVW). De gemeente Uden wil mede uit het oogpunt van duurzaamheid aansluiten bij deze code MVW. Hiervoor zal de gemeente Uden de code MVW moeten ondertekenen. Naast het ondertekenen van de code zullen er andere zaken moeten worden geregeld om er voor te zorgen dat teerhoudend asfalt thermisch wordt gereinigd. Eén van deze zaken is het aanpassen van de besteksposten in de bestekken waarin teerhoudend asfalt vrijkomt.
3.5 Geluidsreducerend asfalt In de afgelopen decennia zijn vele verschillende typen geluidsreducerende wegdekken ontwikkeld. Het CROW (kenniscentrum voor verkeer vervoer en infrastructuur) heeft onderzocht wat de ervaringen zijn met de twee meest bekende geluidsreducerende wegdektypen; ZOAB en DGD (Dunne Geluidsreducerende Deklagen). Voor beide typen geldt dat ze alleen kunnen worden toegepast op wegen waar weinig remmende, optrekkende en wringende (inparkeren) verkeersbewegingen plaatsvinden. Tevens zijn deze materialen minder goed tegen vorst bestand. Van beide materialen kan ZOAB hier het slechtst tegen.
ZOAB (zeer open asfalt beton) Het veel genoemde ZOAB blijkt alleen geluidsreducerend te blijven werken als het wordt toegepast op wegen waar een snelheidslimiet geldt boven de 70km/h. Daarnaast dient het regelmatig te worden gereinigd. Door vuilophoping in de holle ruimten verliest dit 33
type asfalt namelijk anders zijn geluidsreducerende eigenschappen. In aanleg en onderhoud is dit type asfalt kostbaar. Hoe ouder de deklagen worden hoe meer de geluidsreducerende werking afneemt. Daarnaast is de levensduurverwachting gemiddeld 10 jaar korter dan een 'standaard' asfaltverharding.
DGD (Dunne Geluidsreducerende Deklagen) Deze verharding wordt door het CROW aangemerkt als een beter alternatief ten opzichte van ZOAB. Dit geld in ieder geval voor de wegen binnen de kom met een maximum snelheid die lager is dan 70 km/h. Daarnaast gelden dezelfde nadelen als ZOAB (kostbaar, lager levensduurverwachting).
Samenvattend kan worden gesteld dat het toepassen van geluidsreducerend asfalt een positieve invloed kan hebben op het geluid, mits deze goed en op de juiste plek worden aangelegd. DGD hebben de voorkeur boven ZOAB deklagen voor wegen binnen de kom waar een geluidsreductie wordt nagestreefd. De nadelen voor dergelijke deklagen zijn:
hoge aanlegkosten;
hoge beheer- en onderhoudskosten;
kortere levensduurverwachting (dan traditionele deklagen);
afnemende geluidsreductie.
Of een geluidsreducerende deklaag kan worden toegepast hangt dus van veel factoren af. Per project moeten de voor- en nadelen goed worden onderzocht en gecommuniceerd voor er tot aanleg van dergelijke deklagen wordt overgegaan.
3.6 Winterschade In de winter is de kans op schade aan de wegen zeer groot. Wisselend weer met vorst, neerslag en dooi en veel strooizout zorgen voor snelle aantasting van het asfalt. Als beheerder van de wegen moet de gemeente Uden rekening houden met jaarlijks onvoorziene kosten voor de reparaties aan asfaltverhardingen ten gevolge van winterschade/vorstschade. Achter het ontstaan van winterschade schuilen verschillende mechanismen:
bij open deklagen ligt de oorzaak vooral in de veroudering(vermoeiing) van het bitumen en de “brosheid” van dit product bij lage temperaturen;
bij dichte deklagen ligt de oorzaak van de schade vooral aan de indringing van vocht in (haar)scheuren. Door het wisselende proces van vriezen en dooien wordt de deklaag door het verkeer stuk gereden. Hierdoor ontstaan vervolgens gaten en scheuren in de deklaag;
34
als gevolg van wisselende temperaturen kan een kleine schade door water en ijszetting uitgroeien tot een grotere en/of diepere schade. Ook dit wordt vorstschade genoemd.
Bij asfaltverhardingen creëren alle drie de aspecten de kans voor het ontstaan van de winterschade. De afgelopen 2 jaar is voor winterschade gebruik gemaakt van de aanwezige voorziening wegen. Als blijkt dat winters extreem blijven, dan moet hiervoor structureel extra budget worden opgevoerd.
3.7 Prioritering beleidsthema’s Het prioriteringsbeleid geeft een methode om op een doordachte manier te kunnen beslissen of bepaalde werkzaamheden (wel of niet) en in welke volgorde (nu of straks) worden uitgevoerd. Met andere woorden: waar is de nood het hoogst. Bij de prioritering wordt op vier belangrijke kwaliteitsthema's gelet. Per structuurelement wordt aangegeven welk thema de nadruk heeft. Kernpunt is dat de veiligheid altijd voorop staat. De vier thema's die worden onderscheiden zijn:
Veiligheid;
Duurzaamheid (in dit verband: technische levensduur van de weg);
Comfort;
Aanzien.
Onderstaand figuur geeft de prioriteit per groep aan. Kernpunt is dat veiligheid altijd voorop staat. De andere thema’s wisselen per groep.
Kwaliteitsthema’s
Hoofd-
Winkel-
Rest
Bijzondere
Woon-
Bedrijven-
Buiten-
stuctuur
centrum
centrum
locaties
gebieden
terreinen
gebied Duurzaamheid
Veiligheid Duurzaamheid
Aanzien
Aanzien
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Fietspad
Comfort
Comfort
Comfort
Comfort
Comfort
Comfort
Comfort
Voetpad
Aanzien
Aanzien
Aanzien
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Parkeer en overig Rijbaan Elementen
Fietspad Voetpad
Aanzien
Aanzien
Aanzien
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Aanzien
Aanzien
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Comfort
Comfort
Comfort
Comfort
Comfort
Comfort
Comfort
Aanzien
Aanzien
Aanzien
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Aanzien
Aanzien
Aanzien
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Rijbaan
Duurzaamheid
Aanzien
Aanzien
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Voetpad
Aanzien
Aanzien
Aanzien
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Duurzaamheid
Parkeer en overig Beton
Veiligheid
Asfalt
Rijbaan
Figuur 3
Bij de afweging om het ene onderhoudsproject voorrang te geven ten opzichte van het andere, spelen ook bovenstaande thema’s een rol. Zo zal bij het kiezen voor een onderhoudsproject in het winkelcentrum meewegen of het aanzien verbetert. Terwijl in het buitengebied hoofdzakelijk naar de duurzaamheid wordt gekeken.
35
De toedeling van de verschillende kwaliteitsthema’s is als volgt:
Veiligheid: altijd op één (hoogste prioriteit);
Bij fietspaden: comfort op twee;
Bij representatieve gebieden zoals het winkelcentrum: aanzien op twee;
Overige gebieden en zwaar belaste onderdelen: duurzaamheid op twee.
3.8 Communicatie Non-profit organisaties moeten nadrukkelijker dan voorheen communiceren met haar bewoners en het bestuur. Zij moeten intern en extern duidelijk maken waar ze voor staan. Wat hun kwaliteiten zijn als dienstverlener, voor wie ze er zijn en welke ambitie en doelen ze hebben. Een transparante, relevante en aantrekkelijke communicatie levert daar een belangrijke bijdrage aan. 3.8.1
Communicatie met het bestuur
Na vaststelling van het onderhoudsprogramma door ons college, worden de stukken ter kennisname van de Raad gebracht. De Raad wordt op die manier actief geïnformeerd over de basisplanning, de gemaakte afwegingen en het uiteindelijke onderhoudsplan, inclusief kostenoverzicht. 3.8.2
Communicatie met de bewoners
De vastgestelde onderhoudsplannen worden beschikbaar gesteld aan de besturen van de diverse commissies Dorpsbelangen. Zij worden door de contactambtenaar kern- en buurtgericht werken, geïnformeerd over de in de betreffende kern(en) in de onderhoudsplanning opgenomen wegen. In de uitvoeringsfase worden direct aanwonende met een brief geïnformeerd over de geplande werkzaamheden. In deze brief staat ook vermeld wie namens de gemeente contactpersoon is en waar men met vragen terecht kan. Verder worden wegafsluitingen kenbaar gemaakt in het weekblad “de Schakel” en op de gemeentelijke website. Naast informatie vanuit de gemeente kunnen inwoners zelf via het meldingensysteem van de gemeente zaken melden. Als dit onderhoud van wegen betreft, wordt voor de kleinere oppervlakten de buitendienst ingeschakeld en voor de meer omvattende werkzaamheden aannemers.
36
4. Huidig areaal Om beter inzicht te krijgen in de achtergronden van de hoeveelheid onderhoud is het in de eerste plaats belangrijk een indruk te hebben van de omvang van het wegenareaal dat in beheer is bij de gemeente Uden.
4.1 Oppervlakte verhardingstypen In onderstaande tabel en grafiek is weergegeven in welke mate de verschillende verhardingstypen in de gemeente Uden aanwezig zijn. Peildatum is 01-01-2012.
Oppervlakte m² 1.500.000 1.000.000 500.000 0
Oppervlakte m²
Oppervlakte m²
Asfaltverhardingen
Elementenverhardingen
Betonverhardingen
Onverhard
1.317.732
1.442.415
14.179
10.000
4.2 Oppervlakte wegtypen In onderstaande tabel en grafiek is weergegeven in welke mate de verschillende wegtypen in de gemeente Uden aanwezig zijn. Peildatum is 01-01-2012.
Oppervlakte m² 2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0
Oppervakte m²
Oppervakte m²
2. Hoofdontsluitingsweg
3. Wijkontsluitingsweg
4. Buurtontsluitingsweg
5. Woonerf, wijkstraat
6. Trottoir, winkelerf
7. Fietspaden
85.153
346.464
389.224
1.694.007
37.234
222.244
37
4.3 Oppervlakte per verhardingstypen en per wegtypen In onderstaande tabel en grafiek is weergegeven in welke mate de verschillende verhardingstypen erf per wegtypen in de gemeente Uden aanwezig zijn. Peildatum is 01-012012.
Oppervlakte m² 2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0 wegtype 2
wegtype 3
wegtype 4
wegtype 5
wegtype 6
wegtype 7
wegtype 2
wegtype 3
wegtype 4
wegtype 5
wegtype 6
Betonverharding
6.488
829
6.609
31
0
222
Elementenverharding
5.532
117.967
102.850
1.119.593
33.778
62.695
78.665
345.635
156.266
574.383
3.456
159.327
Asfaltverharding
wegtype 7
4.4 Oppervlakte per jaar van aanleg per verhardingstype In onderstaande tabel en grafiek is weergegeven wanneer de verschillende verhardingstypen in de gemeente Uden aangelegd zijn. Peildatum is 01-01-2012.
Oppervlakte m² 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0 1901 - 1950
1951 - 1960
1961 - 1970
1971 - 1980
1981 - 1990
1991 - 2000
2001 - 2010
1901 - 1950
1951 - 1960
1961 - 1970
1971 - 1980
1981 - 1990
1991 - 2000
12.346
0
0
0
225
67
633
Elementenverharding
163.230
149.035
175.470
313.855
268.231
206.592
164.570
Asfaltverharding
281.260
28.556
26.860
192.987
193.941
297.672
295.903
Betonverharding
2001 - 2010
38
4.5 Weginspecties De huidige kwaliteit van de verhardingen in Uden is bepaald door globale visuele inspecties, conform de CROW-methode, uitgevoerd in het voorjaar van 2012. Doordat in de tijd tussen het verrichten van de inspecties en het schrijven van deze rapportage onderhoud is uitgevoerd aan verschillende wegen binnen de gemeente, kan het huidige kwaliteitsbeeld enigszins afwijken van het hieronder geschetste kwaliteitsbeeld. Het zal dan echter gaan om marginale verschillen. De in onderstaande paragrafen genoemde kwaliteitsniveaus goed, matig en onvoldoende zijn afhankelijk van de mate waarop de landelijk geaccepteerde richtlijnen die door de CROW worden gebruikt, worden overschreden. Het gaat te ver om dit verder uit te diepen in deze rapportage op bestuursniveau. Hiervoor wordt verwezen naar de CROW-publicatie 147, Wegbeheer. In het algemeen kan worden gesteld dat wanneer bij verhardingen 90% of meer voldoende wordt gescoord de kwaliteit als ‘voldoende’ kan worden aangemerkt. Wanneer 80% tot 90% voldoende wordt gescoord kan de kwaliteit worden aangemerkt als ‘matig’. Wanneer minder dan 80% voldoende wordt gescoord kan de kwaliteit als ‘onvoldoende’ worden aangemerkt.
4.6 Kwaliteit asfaltverhardingen Uit onderstaande tabel kan worden geconstateerd dat het algemene kwaliteitsbeeld voor de gemeentelijke asfaltverhardingen voldoende is.
Kwaliteit asfaltverhardingen Veiligheid Duurzaamheid Comfort Aanzien 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Aanzien
Comfort
Duurzaamheid
Veiligheid
93%
94%
95%
95%
Matig
2%
2%
2%
1%
Onvoldoende
5%
4%
3%
4%
Voldoende
39
4.6.1 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema aanzien Het beleidsthema aanzien scoort voldoende. Een aantal asfaltwegen kampt met textuurproblemen. Dit wil zeggen dat door veroudering steentjes loslaten uit de slijtlaag. Voor de meeste van deze wegen geldt dat de beste oplossing het conserveren van het wegdek is. Buiten de bebouwde kom gebeurt dit met een dubbele slijtlaag en binnen de bebouwde kom met behulp van een dunne deklaag. Deze dunne deklaag kan worden uitgevoerd met geluidsreductie.
Oudedijk in Odiliapeel
4.6.2 Kwaliteit asfaltverhardingen thema comfort Het beleidsthema comfort scoort voldoende. Nagenoeg nergens binnen de gemeente zijn er asfaltwegen met veel gaten, oneffenheden, spoorvorming enzovoort. Uitzondering hierop zijn de Zeelandsedijk en de Rentmeestershoef, maar beide staat op de planning voor grootschalige reconstructie.
Zeelandsedijk in Volkel
40
4.6.3 Kwaliteit asfaltverhardingen thema duurzaamheid Het beleidsthema duurzaamheid scoort voldoende. Problemen met duurzaamheid komen met name voor bij industriestraten, doordat door de zware aslasten van het vrachtverkeer schade wordt aangericht aan de materialen en funderingen. In het verleden zijn de funderingen op een bepaald gewicht ontworpen, maar inmiddels zijn veel funderingen te licht doordat tegenwoordig vrachtwagens met steeds zwaardere aslasten worden toegepast. Zie onderstaande foto voor een voorbeeld van funderingsproblemen in de Rentmeestershoef waar vrachtverkeer de veroorzaker van is.
Rentmeestershoef in Uden
4.6.4 Kwaliteit asfaltverhardingen beleidsthema veiligheid Het beleidsthema veiligheid scoort voldoende. Nagenoeg nergens binnen de gemeente zijn er onveilige asfaltwegen. Uitzondering hierop is de Heinsbergstraat in Uden. De bomen groeien te dicht bij de asfaltverharding waardoor deze omhoog wordt gedrukt. Plannen om deze straat op een eenvoudige wijze aan te pakken zijn in de maak.
Heinsbergenstraat in Uden
41
4.7 Kwaliteit elementenverhardingen Uit onderstaande tabel kan worden geconstateerd dat het algemene kwaliteitsbeeld voor de gemeentelijke elementenverhardingen voldoende is.
Kwaliteit elementenverharding Veiligheid Duurzaamheid Comfort Aanzien 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Aanzien
Comfort
Duurzaamheid
Veiligheid
94%
89%
99%
94%
Matig
4%
5%
1%
4%
Onvoldoende
2%
6%
0%
2%
Voldoende
4.7.1 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema aanzien Het beleidsthema aanzien scoort voldoende. Bij veel betonstraatstenen is het grind in de stenen in ernstige mate zichtbaar. Dit probleem zal uiteindelijk leiden tot breuk, waardoor de stenen moeten worden vervangen. Dit zal de komende jaren tot aanzienlijke meerkosten leiden. Zie onderstaande foto voor een voorbeeld van slechte (oude) betonstraatstenen.
Efferen in Uden
42
4.7.2 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema comfort Het beleidsthema comfort scoort matig. Dit heeft te maken met het feit dat er in diverse oppervlakten met veel oneffenheden, spoorvorming enzovoort aanwezig zijn. Zolang de veiligheid hierdoor niet in het gedrang komt, zijn problemen ten aanzien van comfort eerder vervelend dan verontrustend. Comfort heeft ook te maken met de gebruikte materialen. Zo zal het gebruik van kinderkopjes in de Stationstraat en de PNEM straat nooit het comfort kunnen bieden van een asfaltweg. Zie onderstaande foto voor een straat met oneffenheden, putten en kuilen.
Stationstraat in Uden
4.7.3 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema duurzaamheid Het beleidsthema duurzaamheid scoort voldoende. Dit betekent dat over het algemeen de kwaliteit/sterkte van de toegepaste materialen en de kwaliteit van de funderingen van de wegen tamelijk goed is. Hierbij is geen rekening gehouden met de textuurproblemen van de betonstraatstenen. Bij veel betonstraatstenen is het grind in de stenen in ernstige mate zichtbaar. In de toekomst zal dit probleem uiteindelijk leiden tot breuk, waardoor de stenen moeten worden vervangen. Dit zal de komende jaren tot aanzienlijke meerkosten leiden. Zie onderstaande foto voor een voorbeeld van beschadigde betonbanden.
Rechtestraat in Odiliapeel
43
4.7.4 Kwaliteit elementenverharding beleidsthema veiligheid Het beleidsthema veiligheid scoort voldoende. Eventuele problemen doen zich vooral voor in de industriestraten en woonstraten. Schades en ongevallen ten gevolge van gebreken aan de weg zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Ondanks het regelmatig uitgevoerde klein onderhoud zijn er nog oneffenheden, putten, kuilen en sleuven te vinden. Oorzaken hiervan zijn divers, zoals het wegspoelen van de voegen en het zandbed bij hevige regenval, vandalisme, wortelopdruk, graafwerkzaamheden door derden, het berijden van en parkeren op voet- en fietspaden met voertuigen en het kapot rijden van trottoirbanden en kantopsluitingen. Klein onderhoud blijft noodzakelijk om de wegen op een voldoende kwaliteitsniveau te houden.
Anjerstraat in Uden
4.8 Achterstallig onderhoud Het algemene kwaliteitsbeeld voor de gemeentelijke wegen is voldoende. Plaatselijk is de kwaliteit van de gemeentelijke wegen matig. Met het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma XEIZ is de omvang van eventueel achterstallig onderhoud te bepalen. Uit het wegenbeheerprogramma volgt dat 99.111 m2 van de in totaal 2.684.486 m2 in aanmerking komt voor direct onderhoud. Dit is ongeveer 3,5% van het totale oppervlak. Met dit direct onderhoud is een bedrag gemoeid van € 2.440.800. Dit onderhoud is weliswaar achterstallig, maar niet in alle gevallen onuitstelbaar. In 2008, bij de opstelling van het beheer- en beleidsplan wegen 2009-2012, kwam nog 370.234 m2 van de in totaal 2.783.713 m2 in aanmerking voor direct onderhoud. Dit was ongeveer 13,3% van het totale oppervlak. Er is dus een forse inhaalslag gemaakt.
44
5. Kosten In dit hoofdstuk wordt bepaald welk bedrag jaarlijks in de gemeente Uden voor de komende vier jaar moet worden gereserveerd om de gemeentelijke wegen op een acceptabel (gemiddeld) kwaliteitsniveau te houden.
5.1 Soorten kosten Niet alle kosten kunnen door het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma XEIZ worden gegenereerd. De basisplanning uit XEIZ geeft alleen de kosten voor groot onderhoud per wegvakonderdeel aan. In de gemuteerde basisplanning zijn handmatig mutaties aangebracht voor reconstructies en om overlast voor de burger zoveel mogelijk te beperken. Naast de gemuteerde basisplanning zijn bedragen voor weginspecties en wegmarkeringen opgenomen. Groot onderhoud Dit omvat het planmatig onderhoud, zoals dat is bepaald met behulp van het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma XEIZ. Dit type onderhoud is nodig om het wegennet op een bepaald kwaliteitsniveau te brengen en/of te houden. Klein onderhoud Onder klein onderhoud worden maatregelen verstaan om plaatselijke schades aan de verhardingen te repareren (bijvoorbeeld plaatselijk oneffenheden herstraten). Dit onderhoud is vooral gericht op het ‘oplappen’ van plaatselijk onaanvaardbare situaties. Rehabilitatie Afhankelijk van de ondergrond, type verharding en het gebruik van de weg en de mate van onderhoud gaat deze normaliter gemiddeld 45 jaar mee. Hierna moet de weg in zijn geheel worden vervangen c.q. gerehabiliteerd. Uit oogpunt van efficiëntie wordt dit (waar mogelijk) gecombineerd met andere ontwikkelingen zoals riool werkzaamheden, groenrenovatie, het treffen van verkeersmaatregelen e.d.. Hierbij zal op basis van onder andere kosten, duurzaamheidsaspecten (in brede zin) en gebruik van de weg de opbouw, inrichting en te gebruiken materialen in heroverweging worden genomen. De noodzaak tot rehabilitatie en of reconstructie wordt bepaald tijdens de maatregeltoets op basis van de nadere inspectie en afstemming met overige beleidsterreinen. Weginspecties Onder weginspecties wordt verstaan de jaarlijkse inspectie van de in beheer zijnde verhardingen. Aan de hand van deze inspecties wordt een actueel beeld verkregen van de
45
conditie van het wegennet, worden prioriteiten toegekend aan het uit te voeren groot onderhoud en wordt klein onderhoud uitgevoerd. Wegmarkeringen Onder wegmarkeringen wordt verstaan het aanbrengen van markeringen en figuraties van wegenverf en thermoplastisch materiaal, maar ook het verwijderen van bestaande wegmarkeringen en figuraties, het sealen van asfalt na verwijderen markering d.m.v. stralen en het treffen van tijdelijke verkeersmaatregelen t.b.v. deze werkzaamheden.
5.2 Kosten groot onderhoud Met groot onderhoud wordt het planmatig onderhoud bedoeld, zoals dat is bepaald met behulp van het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma XEIZ. Onderstaand wordt uitgelegd wat wordt bedoeld met de basisplanning, gemuteerde basisplanning en budgetplanning. 5.2.1
Basisplanning
De totale kosten voor het groot onderhoud aan wegverhardingen zijn bepaald aan de hand van de berekeningen verricht door het geautomatiseerde wegenbeheerprogramma Mi2wegen wat in eerste instantie resulteert in een zogenaamde basisplanning. Voor deze basisplanning wordt er vanuit gegaan dat er tot in lengte van dagen alleen maar groot onderhoud aan verhardingen wordt gepleegd. Reconstructiemaatregelen zijn niet meegenomen. De basisplanning geeft aan welke wegvakonderdelen voor groot onderhoud in aanmerking komen in de periode 2013-2016. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met reconstructies en met het beleidskader zoals in hoofdstuk 3, Beleidskader, van dit rapport is aangegeven.
Basisplanning €4.000.000 €3.000.000 €2.000.000 €1.000.000 €2013
Basisplanning
2014
2015
2016
2017
2013
2014
2015
2016
2017
€2.440.806
€3.387.025
€646.186
€3.675.518
€463.247
46
5.2.2
Gemuteerde basisplanning
In de basisplanning worden handmatig mutaties aangebracht zodat bijvoorbeeld kan worden voldaan aan het beperken van de overlast voor de burger. Er wordt bekeken of er werk met werk gemaakt kan worden. Wanneer de basisplanning aangeeft dat van bijvoorbeeld straat x in het jaar 2013 alleen de rijbaan moet worden herstraat, kan handmatig worden aangegeven dat in datzelfde jaar in diezelfde straat ook de parkeerplaatsen en trottoirs moeten worden herstraat. Integraal wordt altijd gekeken of riool, of groen en/of openbare verlichting werkzaamheden heeft in straat x, dit gebeurt in overleg met de andere disciplines. Het op deze wijze beoordelen van de twee jaarlijkse inspectie noemt men de maatregeltoets. Deze dient wel elk jaar te worden uitgevoerd. Tevens wordt tijdens de maatregeltoets gekeken naar de juistheid van de door XEIZ voorgestelde maatregelen. 5.2.3
Budgetplanning
Tot slot worden de kosten evenredig verdeeld over de komende vijf jaar wat leidt tot een budgetplanning (zie onderstaande figuur).
Benodigd budget
Budgetplanning 2013-2016 €1.200.000 €1.000.000 €800.000 €600.000 €400.000 €200.000 €2013
Budgetplanning
2014
2015
2016
2013
2014
2015
2016
€1.200.000
€1.200.000
€1.200.000
€1.200.000
De kosten voor groot onderhoud bedragen jaarlijks circa € 1.200.000 exclusief 21% omzetbelasting en exclusief de jaarlijkse prijsindex. Dit is op basis van de in 2012 uitgevoerde inspecties en is volgens XEIZ het minimaal benodigde bedrag om in de periode 2013-2016 de kwaliteit van de gemeentelijke verhardingen op een gemiddeld/acceptabel kwaliteitsniveau te houden zonder daarbij rekening te houden met klein onderhoud, rehabilitatie, weginspecties en wegmarkeringen.
47
5.3 Kosten klein onderhoud Dit betreft de keuze voor de centrale aansturing van het klein onderhoud vanuit het cluster Civiele Techniek van de afdeling Openbare Werken en de financiële dekking plaats te laten vinden uit de voorziening onderhoud wegen. Hiertoe dient het benodigde budget te worden bepaald. Een mogelijkheid voor het bepalen van het budget voor klein onderhoud is het nemen van een percentage van het bedrag dat nodig is voor het groot onderhoud. Landelijk varieert dit percentage tussen de 5 en 15%, afhankelijk van de mate waarin er sprake is van achterstallig onderhoud. Aangezien er na realisatie van de projecten waarvoor claims zijn opgenomen (zie paragraaf 4.5, Achterstallig onderhoud) nagenoeg geen sprake is van achterstallig onderhoud, is gekozen voor een percentage van 10% van het budget groot onderhoud. Dit komt neer op een bedrag van ongeveer € 121.000 per jaar exclusief 21% omzetbelasting en exclusief de jaarlijkse prijsindex.
5.4 Rehabilitatie Onder rehabilitatie wordt verstaan het terugbrengen in de oorspronkelijke staat van (in dit geval) de verharding zodat deze met regulier onderhoud weer eenzelfde cyclus meekan. De stenen (of het asfalt) zijn aan het einde van hun levensduur; ook de fundering kan dat zijn. De stenen/asfalt worden volledig vervangen en mogelijk wordt ook de fundering opnieuw opgebouwd. Aan het dwarsprofiel wordt dus niets veranderd! Ook aan de inrichting van de weg wordt niets veranderd. Het beeld van de weg blijft hetzelfde. Indien wel een aanpassing plaatsvindt van het dwarsprofiel en/of er wordt een andere verhardingsconstructie aangebracht, dan is er sprake van een reconstructie. In de praktijk wordt vaak door zowel de politiek als veranderende inzichten een weg gereconstrueerd. Onder reconstructie wordt verstaan het volledig vervangen van de verharding en de fundering. De weg wordt opnieuw ingericht waarbij er van alles kan veranderen. Ook kunnen mogelijk kabels en leidingen verlegd worden. Het wegbeeld wordt aangepast aan de eisen van deze tijd en de openbare verlichting, het wegmeubilair en het groen komen ook aan bod. Zowel het dwarsprofiel als de plaats van de weg binnen de wegbestemming kan veranderen. Er kunnen bijvoorbeeld trottoirs, parkeer- en fietsstroken worden aangelegd. Het beeld van de weg blijft dus niet hetzelfde. Zoals duidelijk moge zijn is er ook een groot prijsverschil te verklaren tussen beide werkwijzen. Bij reconstructie dient rekening gehouden te worden met een kostenverhoging van minimaal 50% boven op de kosten van rehabilitatie. Hierin zijn dan nog niet begrepen de kosten voor OV, groen, wegmeubilair etc. 48
Rehabilitaties komen in de praktijk zelden voor. Wanneer forse maatregelen aan de verharding nodig zijn, wordt uit praktisch oogpunt vaak een reconstructie van het hele wegvak uitgevoerd, bij voorkeur in combinatie met eerder genoemde aspecten als veranderende inzichten.
5.5 Kosten weginspecties Om het jaar worden opnieuw prijzen aangevraagd voor het inspecteren van wegen in beheer van de gemeente Uden, inclusief voet- en fietspaden. De totale kosten voor deze vier jaar bedragen € 24.000. Dit komt neer op gemiddeld € 6.000 per jaar.
5.6 Kosten wegmarkeringen De gemeente Uden heeft de laatste jaren voor het aanbrengen van wegmarkeringen gewerkt met Heijmans Wegenbouw BV. Met ingang van 1 januari 2013 wordt een raamovereenkomst afgesloten met een ervaren wegmarkeringsbedrijf. De gemeente Uden heeft samen met andere gemeenten binnen de BIZOB met behulp van een aanbesteding een bedrijf gevonden welke voor ons de wegmarkeringen kan aanbrengen. Het aanwezige budget voor deze vier jaar bedraagt ongeveer € 118.000. Dit komt neer op gemiddeld € 29.500 per jaar. Dit budget wordt jaarlijks gereserveerd in de exploitatie.
5.7 Kosten teerhoudend asfalt In het verleden werd in plaats van bitumen ook wel teer gebruikt als bindmiddel in asfaltmengsels. Teer is een kunstmatig product dat verkregen wordt via 'destructieve distillatie' van steenkool. Vanwege het hoge gehalte aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) mag teer echter sinds 1990 in Europa niet meer worden toegepast in de wegenbouw. Oude asfaltlagen kunnen echter nog teer bevatten, wat extra voorzorgsmaatregelen vergt bij de verwijdering van oude asfaltlagen in verband met de gezondheid van de werknemers. Bovendien mocht in Nederland teerhoudend asfaltgranulaat als recyclingproduct tot 2001 nog worden toegepast in onderlagen. Sinds 2001 streeft de Nederlandse overheid echter tot volledige verwijdering van teer uit de asfaltketen. Aangenomen wordt dat er in 50% van de asfaltwegen teerhoudend asfalt bevindt. Dit op basis van de ervaringen van de boringen van de laatste jaren. De gemeente Uden heeft bepaald dat de stortkosten voor teerhoudend asfalt € 35,00 per ton bedraagt. De stortkosten voor teervrij asfalt bedragen € 10,00 per ton. De komende vijf jaar dient ongeveer 92.000 m² asfalt vervangen te worden met een gemiddelde dikte van 6 cm. Dit betekent dat er totaal 13.800 ton asfalt in vijf jaar wordt afgevoerd. Hiervan is 50%
49
teerhoudend. De totale stortkosten voor teerhoudend en teervrij asfalt bedraagt dan € 310.500 in vijf jaar. Per jaar genereert dit meerkosten ter hoogte van € 62.100.
5.8 Kosten geluidsreducerend asfalt In het kader van geluidsoverlast wordt er wederom vanaf 2013 jaarlijks een bedrag gereserveerd om geluidsreducerend asfalt aan te brengen. Dit alleen op de gebiedsontsluitingswegen 50 (GG5), omdat hier enige geluidsreductie behaald kan worden. Het behalen van geluidsreductie op 30 km wegen is te verwaarlozen. Er wordt dan ook een bedrag gereserveerd van € 65.900 per jaar. Voor de berekening van het bedrag zie bijlage 2. 5.9 Kosten half- en onverharde wegen De gemeente Uden heeft buiten de verhardingen ook nog circa 87.000 m2 half- en onverharde wegen in beheer. De half en onverharde wegen vragen onderhoud in de vorm van schaven en gaten vullen. Voor het bepalen van de kosten is uitgegaan van normkosten. Deze normkosten zijn voor onverharde wegen € 0,17 per m2 per jaar en voor half verharde wegen € 0,33 per m2 per jaar. De totale onderhoudskosten bedragen dan € 15.900 per jaar.
5.10 Structurele kosten onderhoud 2013-2016 In onderstaande grafiek en tabel worden de structurele kosten voor het centraal onderhoud aan de gemeentelijke verhardingen weergegeven in de periode 2013-2016. Het betreft de kosten voor groot onderhoud, klein onderhoud, weginspecties, stortkosten, geluidsreducerend asfalt en half- en onverharde wegen. De kosten zijn exclusief omzetbelasting (21%) en inclusief de eigen personeelskosten voor voorbereiding, administratie en toezicht. De kosten voor groot onderhoud en klein onderhoud in het jaar 2013 zijn geïndexeerd met 1,75% ten opzichte van 2012 en de kosten in de periode 2014, 2015 en 2016 ook telkens met 1,75% ten opzichte van het voorgaande jaar.
50
Structurele kosten 2013-2016 €1.600.000,00 €1.400.000,00 €1.200.000,00
Half- en onverharde wegen
€1.000.000,00
Geluidsreducerend asfalt
€800.000,00
Stortkosten
€600.000,00
Weginspectie
€400.000,00
Klein onderhoud
€200.000,00
Groot Onderhoud
€2013
2014
2015
2013 Groot onderhoud
2016
2014
2015
2016
€ 1.200.000
€ 1.221.000
€ 1.242.367
€ 1.264.108
€ 120.000
€ 122.100
€ 124.236
€ 126.410
€ 6.000
€ 6.150
€ 6.211
€ 6.320
Stortkosten
€ 62.100
€ 63.186
€ 64.292
€ 65.417
Geluidsreducerend asfalt
€ 65.900
€ 67.053
€ 68.226
€ 69.420
Klein onderhoud Weginspectie
Half- en onverharde wegen Subtotaal
€ 15.900
€ 16.178
€ 16.461
€ 16.749
€ 1.469.900
€ 1.495.667
€ 1.521.793
€ 1.548.424
Integraliteit met andere fondsen, zie bijlage 1 Totaal
€ 123.500
€ 125.661
€ 127.860
€ 130.097
€ 1.346.400
€ 1.370.006
€ 1.393.933
€ 1.418.327
5.11 Vergelijking met de meerjarenbegroting structurele componenten In onderstaande tabel worden de structurele bedragen van de huidige toevoeging aan de voorziening onderhoud wegen uit de meerjarenbegroting vergeleken met de structurele benodigde toevoeging resulterend uit dit beheer- en beleidsplan wegen. 2013 Huidige toevoeging Benodigde toevoeging Extra benodigd
2014
2015
2016
€ 770.400
€ 783.475
€ 797.185
€ 811.136
€ 1.346.400
€ 1.370.006
€ 1.393.933
€ 1.418.327
€ 576.000
€ 586.531
€ 596.748
€ 607.191
5.12 Voorziening onderhoud wegen Het onderhoud aan de gemeentelijke verhardingen verloopt via de voorziening onderhoud wegen. Een voorziening heeft als doel fluctuaties in het uitgavenniveau op te vangen. De voorziening wordt gevuld door het door de raad, op basis van het beleidsplan, beschikbaar gestelde budget. Een voorziening mag niet negatief staan. De geschatte stand van de voorziening wegen op 31 december 2012 bedraagt indicatief € 221.627. 51
5.13 Dekking tekort t.o.v. huidige toevoeging Resultaat van paragraaf 5.11, Vergelijking met de meerjarenbegroting, is dat er per saldo een tekort is van ongeveer € 591.717 gemiddeld per jaar (2013, 2014, 2015 en 2016). Voorgesteld wordt om in de periode 2013 - 2016 de huidige storting te handhaven van € 770.400 in de voorziening wegen, dit kijkend naar de economische situatie waar we nu inzitten. Totaal is er dan in de voorziening wegen € 992.027 voor 2013 aanwezig. Dit betekent wel dat de kwaliteit van de wegen achter uitgaat.
5.14 Prognose kosten 2017-2020 Het is lastig om voor de jaren na 2016 een nauwkeurige prognose van de kosten voor het onderhoud aan de gemeentelijke verhardingen te geven. Naar verwachting zullen de kosten voor groot onderhoud aan het huidige wegenareaal, klein onderhoud, weginspecties etc. nagenoeg gelijk blijven en zijn deze voor 2017 ca. € 1.444.300. Mocht er minder onderhoud worden uitgevoerd door het niet aanwezig zijn van voldoende budget, dan zullen de kosten voor de komende jaren exponentieel gaan stijgen. Dit wordt veroorzaakt door de zwaardere maatregel die nodig is om de kwaliteit van de verharding op peil te houden. De areaaluitbreiding zal waarschijnlijk toenemen met € 20.000 gemiddeld per jaar. Naar verwachting zal voor het jaar 2017 € 1.524.300 nodig zijn om de gemeentelijke verhardingen op een gemiddeld kwaliteitsniveau te houden.
5.15 Eeuwigdurend onderhoud Het beheer van de wegen kan worden verdeeld in twee delen. Het eerste deel is het onderhoud voor de komende vijf jaar welke wordt beschreven in CROW bepaling 147 wegbeheer. Hierin dient onder andere het achterstallig onderhoud worden weggewerkt. Het tweede deel is het onderhoud na deze periode van vijf jaar. Dit is in feite het eeuwigdurend onderhoud, ervan uitgaande dat er geen achterstallig onderhoud aanwezig is. Dit wordt beschreven in CROW bepaling 145 – Beheerkosten openbare ruimte. De eeuwigdurende beheerkosten zijn doorgerekend door Arcadis Nederland BV, zie bijlage 2. De aanbevelingen uit dit rapport staan hieronder beschreven.
De eerste vijf jaar uitgaan van de benodigde budgetten vanuit de meerjarenplanning en begroting uit het beheersysteem (CROW 147), waarbij het aanwezige achterstallig onderhoud kan worden weggewerkt. Daarna kan worden uitgegaan van de in het rapport genoemde beheerkosten. De beheerkosten worden verdeeld in groot onderhoud € 1.062.000 en klein onderhoud € 148.000 en zijn gebaseerd op de laagste normkosten.
52
Het uitstellen van groot onderhoud door het intensiveren van klein onderhoud moet worden voorkomen. Klein onderhoud is deels preventief en deels bedoeld om de verharding in goede staat en voor de gebruiker veilig te houden.
De theoretische planning van rehabilitatiemaatregelen is gebaseerd op een theoretische onderhoudsplanning en levenscyclus. Voordat rehabilitatiemaatregelen daadwerkelijk worden ingepland en uitgevoerd, wordt nader onderzoek aangeraden. Om bevestiging te krijgen voor het uitvoeren van een kostbare maatregel als rehabilitatie is het uitvoeren van een valgewichtdeflectiemeting gecombineerd met een constructieboring ter bepaling van de draagkracht en constructieopbouw en inzicht in de restlevensduur van de betreffende weg aan te bevelen. Op basis van deze gegevens kan tevens een advies op maat voor de betreffende weg worden opgesteld, inclusief een raming van de kosten. Voor rehabilitatie van de wegen adviseren wij jaarlijks budget te reserveren en apart te zien van het budget voor groot en klein onderhoud van de verhardingen.
Het uitvoeren van de asfalteringswerkzaamheden gedurende de periode van april tot en met september komt de kwaliteit van het asfalt en daardoor de levensduur ten goede.
Bij de berekening van de eeuwigdurende kosten wordt alleen het groot onderhoud, klein onderhoud en rehabilitatie berekend. De kosten voor weginspectie, stortkosten, geluidsreducerend asfalt en half- en onverharde wegen zijn niet in de berekening meegenomen.
53
6. Uitgangspunten, conclusies en aanbevelingen 6.1 Uitgangspunten
Alle gemeentelijke wegen moeten op een gemiddeld kwaliteitsniveau worden gebracht en gehouden door het onderhoud uit te voeren conform het onderhoudsprogramma dat is gebaseerd op inspecties volgens de CROW-methodiek.
Het ondertekenen van de code Milieu Verantwoord wegbeheer (MVW) met de nodige aanpassingen om er voor te zorgen dat teerhoudend asfalt thermisch wordt gereinigd.
Overlast voor de burger als gevolg van wegenonderhoud moet zoveel mogelijk worden beperkt door onder andere het integreren van weg- en rioolbeheer.
Eén van de doelstellingen uit de programmabegroting en het vGRP+ is dat het verharde oppervlak moet worden afgekoppeld en dat deze maatregelen moeten worden genomen in combinatie met onderhoud aan riolering en/of wegen.
Herbestratingen worden zoveel mogelijk van gevel tot gevel uitgevoerd, dus inclusief voetpaden en parkeervakken. Daar waar mogelijk worden in wijken of buurten tegelijkertijd onderhoudsmaatregelen uitgevoerd.
Het streven is daar waar mogelijk onderhoudsmaatregelen af te stemmen op de planning van kabelwerkzaamheden van de nuts- en telecombedrijven en projectontwikkelaars.
Van de integrale benadering van wegenonderhoud wordt afgeweken als afzonderlijke onderdelen van een weg zodanig slecht zijn dat de veiligheid in het gedrang komt. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat de planning van rioleringswerkzaamheden leidend is. Dit gezien de grote risico’s van uitstel van onderhoud aan de riolering.
6.2 Conclusies
De gemeente Uden heeft momenteel 2.864.486 m2 verhardingen centraal in beheer. 46% van deze verhardingen is asfalt en 50% is elementenverharding.
De kwaliteit van de gemeentelijke asfaltverhardingen is voldoende. Op het gebied van veiligheid, duurzaamheid, aanzien en comfort wordt goed gescoord. Dit wil niet zeggen dat er geen onderhoud moet worden uitgevoerd aan de asfaltverhardingen. Het in stand houden van deze kwaliteit gaat gepaard met budget om de kwaliteit te handhaven.
De kwaliteit van de gemeentelijke elementenverhardingen is tevens voldoende, maar comfort scoort matig. Dit komt met name door kuilen, verzakkingen en hobbels in de verharding. Dit probleem wordt deels veroorzaakt door bomen in de verharding en door het gebruik van de wegen. Veel van de comfort problemen zit in de woonwijken en dus wegen met wegtype 5 (woonerf, wijkstraat). Hier staan natuurlijk ook veel bomen in de verharding. Ondanks het regelmatig uitgevoerde klein onderhoud zijn er nog veel oneffenheden, kuilen en verzakking en hobbels te vinden. Dit betekent dat er meer moet worden geïnvesteerd in de woonwijken om het comfort te verbeteren.
54
Uit het wegenbeheerprogramma volgt dat ongeveer 3,5% van het totale oppervlak gemeentelijke verhardingen in aanmerking komt voor direct onderhoud (achterstallig onderhoud). Hiermee is een bedrag gemoeid van € 2.440.800. Hierbij kan opgemerkt worden dat een aantal wegen na de weginspecties van 2012 al zijn aangepakt, omdat ze al op het onderhoudsprogramma stonden. Daarnaast worden er nu en in 2013 werkzaamheden uitgevoerd aan de verhardingen, waardoor het achterstallig onderhoud nog verder zal verminderen. De huidige onderhoudsachterstand is voor het grootste deel het gevolg van onderhoud dat al in de afgelopen beleidsperiode (2008-2012) uitgevoerd had moeten worden, maar deze werkzaamheden zijn later gestart dan gepland. De groot onderhoud bestekken moesten nog worden gemaakt om de werkzaamheden uiteindelijk te kunnen uitvoeren.
Uitvoeren van weginspecties is mensenwerk. De gemeente Uden probeert te variëren in inspecteurs, dit wil zeggen dat de weginspecties elke twee jaar wordt uitgevoerd door een ander ingenieursbureau. Dit geeft iedere twee jaar toch een iets ander beeld van de verhardingen in Uden. Het uitvoeren van de maatregeltoets door de gemeente Uden is dan ook van zeer groot belang. Dit neemt niet weg dat er minieme verschillen ontstaan in de hoeveelheid achterstallig onderhoud. Wanneer al het onderhoud in de afgelopen beleidsperiode was uitgevoerd was er in theorie geen achterstallig onderhoud meer. Dit is natuurlijk een utopie.
6.3 Aanbevelingen In deze paragraaf worden de aanbevelingen en bijbehorende financiële consequenties samengevat die resulteren uit dit beheer- en beleidsplan wegen. De in deze paragraaf genoemde bedragen zijn exclusief omzetbelasting (21%). In de gemeente Uden zijn de afgelopen jaren areaaluitbreidingen gerealiseerd die bijna allemaal zijn verwerkt in het wegenbeheerprogramma XEIZ. Daarnaast zijn er ook nog andere wijzigingen opgetreden door bijvoorbeeld grondverkoop of zitten er nog kleine foutjes in het wegenbeheerprogramma. Aanbevolen wordt bovengenoemde zaken in het wegenbeheerprogramma aan te passen. De structurele kosten voor het centraal onderhoud aan de gemeentelijke verhardingen worden in onderstaande tabel aangegeven.
55
2013 Groot onderhoud
2014
2015
2016
€ 1.200.000
€ 1.221.000
€ 1.242.367
€ 1.264.108
€ 120.000
€ 122.100
€ 124.236
€ 126.410
Klein onderhoud Weginspectie
€ 6.000
€ 6.150
€ 6.211
€ 6.320
Stortkosten
€ 62.100
€ 63.186
€ 64.292
€ 65.417
Geluidsreducerend asfalt
€ 65.900
€ 67.053
€ 68.226
€ 69.420
Half- en onverharde wegen
€ 15.900
€ 16.178
€ 16.461
€ 16.749
€ 1.469.900
€ 1.495.667
€ 1.521.793
€ 1.548.424
Subtotaal Integraliteit met andere fondsen, zie bijlage 1 Totaal
€ 123.500
€ 125.661
€ 127.860
€ 130.097
€ 1.346.400
€ 1.370.006
€ 1.393.933
€ 1.418.327
De prognose van de stand van de voorziening per 31 december 2012 is € 221.627. Dit bedrag is vooral nog nodig voor projecten in 2013, omdat het bestaande budget van € 770.000 niet voldoende is om al het benodigde onderhoud te kunnen uitvoeren. In onderstaande tabel worden de structurele bedragen van de huidige toevoeging aan de voorziening onderhoud wegen uit de meerjarenbegroting vergeleken met de structurele benodigde toevoeging resulterend uit dit beheer- en beleidsplan wegen. 2013 Huidige toevoeging Benodigde toevoeging Extra benodigd
2014
2015
2016
€ 770.400
€ 783.475
€ 797.185
€ 811.136
€ 1.346.400
€ 1.370.006
€ 1.393.933
€ 1.418.327
€ 576.000
€ 586.531
€ 596.748
€ 607.191
Voorgesteld wordt om in de periode 2013 – 2016 de huidige storting te handhaven van € 770.400 in de voorziening wegen, dit kijkend naar de economische situatie waar we nu inzitten. Totaal is er dan in de voorziening wegen € 992.027 voor 2013 aanwezig. Dit betekent wel dat de kwaliteit van de wegen achter uitgaat. Voorgesteld wordt om aan te sluiten bij de code Milieu Verantwoord Wegbeheer (MVW) door ondertekening van deze code. Dit houdt tevens bijvoorbeeld in dat de posten met betrekking tot het afvoeren en storten van teerhoudend asfalt in onze bestekken moeten worden aangepast. Voorgesteld wordt om geluidsreducerend toe te passen op gebiedsontsluitingswegen 50 (GG5) waar het ook toegepast kan worden. Dit echter in goed overleg met de andere afdelingen binnen de gemeente Uden. Omdat er veel nadelen vastzitten aan het aanbrengen van geluidsreducerend asfalt.
56
Bijlagen BIJLAGE 1 Verrekening kostenvoordelen integrale uitvoering riolering en
wegen
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
Bijlage 2 Eeuwigdurende beheerkosten wegen
EEUWIGDURENDE BEHEERKOSTEN WEGEN GEMEENTE UDEN
17 augustus 2012 076563105:A - Definitief, vertrouwelijk D03051.000910.0100
70
Inhoud 1 Inleiding .............................................................................................................................. .................................... 3 1.1 Aanleiding ......................................................................................................................................................... 3 1.2 Vraagstelling ........................................................................................................... ...........................................3 1.3 Doelstelling ............................................................................................................ ........................................... 3 1.4 Afbakening ........................................................................................................................................................ 3 1.5 Leeswijzer .............................................................................................................. ............................................ 3
2 Uitgangspunten ............................................................................................................ ......................................... 4 2.1 Algemene uitgangspunten ............................................................................................................................. 4 2.2 Wegtypen .............................................................................................................................. ............................ 4 2.3 Areaalgegevens ................................................................................................................................................ 5 2.4 Ondergrondgegevens ...................................................................................................... ................................ 5 2.5 Maatgevende cycli en rehabilitatiemomenten ............................................................................................. 5 2.6 Onderhoudsstrategie ..................................................................................................... ................................... 5
3 Beheerkosten .............................................................................................................. ............................................ 6 3.1 Uitgangspunten ................................................................................................................................................ 6 3.2 Beheerkosten ............................................................................................................ ......................................... 6 3.2.1 Laagste Normkosten (lange termijn) .................................................................................... ............. 7 3.2.2 Minste Verkeershinder (lange termijn) ..............................................................................................7 3.3 Kengetallen ............................................................................................................. ........................................... 7 3.3.1 Laagste Normkosten (lange termijn) ............................................................................................. .... 7 3.3.2 Minste Verkeershinder (lange termijn) ............................................................................................. 8
4 Conclusie en aanbevelingen ................................................................................................ ............................... 9 4.1 Conclusies .......................................................................................................................................................... 9 4.2 Aanbevelingen ........................................................................................................... ........................................ 9
Bijlage 1 Areaalgegevens .................................................................................................... .................................. 11 Bijlage 2 Maatgevende cycli en rehabilitatiemomenten ................................................................................ 12 Bijlage 3 Onderhoudsstrategie ............................................................................................... ............................. 13 Bijlage 4 Eenheidsprijzen CROW 145 ............................................................................................................... 14 Bijlage 5 Beheerkosten per wegtype .......................................................................................... ........................ 15 Colofon...................................................................................................................... ................................................ 16
71
1 1.1
Inleiding AANLEIDING
Zoals elke vier jaar moet de gemeente opnieuw de dotatie aan het onderhoudsfonds wegen gaan bepalen. Als gevolg van de bezuinigingen is het laatste jaar gekort op de jaarlijkse storting aan het fonds. Binnenkort is wederom het moment om aan te geven wat benodigd is. Dit wil de gemeente onderbouwd hebben op basis van de CROW-methodiek.
1.2
VRAAGSTELLING
De gemeente heeft gevraagd om een indicatie te geven van de globale kosten voor het eeuwigdurend onderhoud, gebruikmakend van de systematiek van CROW 145 - Beheerkosten Openbare Ruimte. Daarbij is sprake van een verantwoord beheer tegen een minimum aan kosten. Deze methodiek sluit tevens aan op de werkwijze van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties bij de toetsing van het minimaal benodigde budget voor de kapitaalgoederen.
1.3
DOELSTELLING
Inzicht krijgen in de eeuwigdurende minimale jaarlijkse kosten voor klein onderhoud, groot onderhoud en rehabilitatie, zodat er aan de dotatie aan het onderhoudsfonds een goede onderbouwing ligt.
1.4
AFBAKENING
Alleen het onderhoud aan de verhardingen wordt beschouwd. Reiniging, gladheidsbestrijding, markeringen, bebording, wegmeubilair en bermonderhoud worden niet meegenomen. De berekende beheerkosten betreffen de eeuwigdurende jaarlijks gemiddelde minimale kosten, ervan uitgaande dat er geen achterstallig onderhoud aanwezig is.
1.5
LEESWIJZER
In hoofdstuk 2 staan de algemene uitgangspunten beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de kosten en in hoofdstuk 4 zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen.
72
2
Uitgangspunten
2.1
ALGEMENE UITGANGSPUNTEN
CROW 145 - Beheerkosten openbare ruimte, Cd-rom versie 2.0. Alleen de beheerkosten voor de verhardingstypen asfalt, beton en elementen zijn bepaald. Halfverhardingen en onverharde paden zijn niet meegenomen in de berekening. Minimale onderhoudskosten: − Duurzaam beheer. − Geen kapitaalvernietiging. − Beperken van het aantal aansprakelijkheidstellingen en de kosten hiervan. Bij het bepalen van de kosten is de huidige kwaliteit van het areaal niet meegenomen. Er is van een nulsituatie uitgegaan, waarbij geen achterstallig onderhoud aanwezig is. Beleidsprofiel R voor alle wegtypen (conform ook het wegbeheersysteem). De bedragen zijn berekend op basis van: − Laagste normkosten: het programma selecteert op basis van een aantal strategieën de strategie met de laagste normkosten. − Minste verkeershinder: het programma selecteert op basis van een aantal strategieën de strategie waarbij minimale verkeershinder wordt veroorzaakt door de beheerwerkzaamheden.
2.2
WEGTYPEN
Ten behoeve van de bepaling van de kosten is het wegennet opgedeeld in een aantal wegtypen. De volgende tabel toont de wegtypen, die voorkomen binnen de gemeente. Wegtype 2 3 4 5 6 7
CROW-benaming Zwaar belaste weg Gemiddeld belaste weg Licht belaste weg Weg in woongebied Weg in verblijfsgebied Fietspaden
Indicatie gebruiksfunctie Hoofdontsluitingsweg Wijkontsluitingsweg Buurtontsluitingsweg Woonerf, wijkstraat Trottoir, winkelerf Fietspaden
Tabel 1 Wegtypen (Bron CROW 145/147)
Binnen de gemeente Uden komt ook wegtype 2 voor. Het betreft de volgende wegen: Industrielaan. Noordelijke Randweg (voormalige N265).
73
2.3
AREAALGEGEVENS
De areaalgegevens zijn afkomstig uit het wegbeheersysteem. Echter voor sommige wegtypen is het in de programmatuur van CROW-publicatie 145 niet mogelijk om deze areaalgegevens 1 op 1 in te voeren. Vandaar dat er een herverdeling wordt gemaakt van de arealen per wegtype om dit wel mogelijk te maken. In bijlage 1 zijn de areaalgegevens weergegeven.
2.4
ONDERGRONDGEGEVENS
Om de beheerkosten te kunnen bepalen moet eerst het relevante netwerk worden gedefinieerd. Daarbij moet rekening worden gehouden met de ondergrondsoort. De verdeling van de ondergrond per wegtype is aangeleverd door de gemeente. Voor alle wegtypen geldt een 100% zand ondergrond.
2.5
MAATGEVENDE CYCLI EN REHABILITATIEMOMENTEN
Bij de berekening van de kosten bepaald de methodiek van de CROW de maatgevende cycli. Daarnaast zijn de rehabilitatiemomenten een vast gegeven en varieert per verhardingstype, wegtype en ondergrondsoort. In bijlage 2 zijn de maatgevende cycli en de rehabilitatiemomenten opgenomen.
2.6
ONDERHOUDSSTRATEGIE
In de CROW-systematiek wordt een standaard onderhoudsstrategie gehanteerd voor de varianten: Laagste Normkosten en Minste Verkeershinder. Bij de variant Laagste Normkosten wordt op een beperkt deel van het oppervlak een maatregel genomen. Bij de asfaltverhardingen bedraag dit deel 30% en bij de elementenverhardingen is dat beperkt deel 15%. Voor de gemeente Uden is deze laatste variant niet praktisch. Als minimale maatregel hanteert de gemeente 50% van het oppervlak als beperkt deel bij de elementenverhardingen. Aangezien de maatregelen niet kunnen worden gewijzigd in de berekeningsmethodiek, wordt de prijs voor 15% herstraten en 15% hertegelen aangepast naar de prijs van 50% herstraten en hertegelen, zodat beter wordt aangesloten op de werkwijze van de gemeente.
Dezelfde benadering is gedaan voor de asfaltmaatregel Oppervlakbehandeling. Binnen de gemeente worden geen oppervlakbehandelingen toegepast. Als alternatief gebruikt de gemeente Uden het aanbrengen van een dunne deklaag. Door de eenheidsprijs van de dunne deklaag in te vullen bij de prijs van de oppervlakbehandeling wordt deze prijs overgenomen in de berekening indien de maatregel oppervlakbehandeling wordt voorgeschreven door de CROW. Bijlage 3 geeft inzicht in de door de CROW methodiek gehanteerde onderhoudsstrategie.
74
3 3.1
Beheerkosten UITGANGSPUNTEN
De berekende kosten zijn exclusief: Btw. Stort- of verwerkingskosten (zoals bijvoorbeeld teerhoudend asfalt).
De berekende kosten zijn inclusief: Directe kosten, eenmalige kosten, uitvoeringskosten, winst en risico: 12%. Onvoorzien: 10%. Verkeersmaatregelen: 10%. Voorbereiding, Administratie en Toezicht (VAT): 15%. Prijspeilcorrectie 2012 ten opzichte van 2001: 30,05% (prijsindexcijfer voor de GWW-sector, onderhoud wegen, CBS). Het betreft het rekenkundig gemiddelde voor open en gesloten verhardingen. Discontovoet1: 2,5%.
In bijlage 4 zijn de gehanteerde eenheidsprijzen conform CROW 145 opgenomen. Dit zijn de kostprijzen, exclusief de opslagpercentages voor directe kosten, eenmalige kosten, uitvoeringskosten, winst en risico, onvoorzien, verkeersmaatregelen en VAT. Deze opslagpercentages zijn wel verwerkt in de genoemde kosten uit deze memo. N.B: De eenheidsprijzen zijn door de CROW samengesteld, niet te verwarren met de gemeentelijke eenheidsprijzen uit het wegbeheersysteem.
3.2
BEHEERKOSTEN
Voor de korte termijn dient gebruik te worden gemaakt van de CROW-systematiek conform CROW publicatie 147 - Wegbeheer en het beheersysteem. Dit betreft een periode van vijf jaar, waarin onder andere het aanwezige achterstallig onderhoud moet worden weggewerkt. Na deze periode is met behulp van CROW 145 inzicht gegeven in de totale minimale eeuwigdurende gemiddelde jaarlijkse beheerkosten, ervan uitgaande dat er geen achterstallig onderhoud aanwezig is.
De kosten voor klein onderhoud zijn berekend als een percentage van de groot onderhoudskosten conform de percentages, zoals opgenomen in CROW 147 - Wegbeheer 2011.
In bijlage 5 zijn de kosten onderverdeeld per wegtype.
1 Hiermee worden uitgaven in toekomstige jaren netto contant gemaakt. Uitgaven in de toekomst worden dan weergegeven in euro's van nu.
75
De werkwijze in het beheer en onderhoud van de gemeente Uden is gebaseerd op de Laagste Normkosten strategie. Oftewel onderhoud aan de verhardingen op beperkte delen van het totaal oppervlak.
3.2.1
LAAGSTE NORMKOSTEN (LANGE TERMIJN)
Onderstaande bedragen zijn van toepassing na de planperiode van vijf jaar uit de meerjarenplanning uit de wegbeheersystematiek, zoals beschreven in CROW 147 - Wegbeheer. Onderdeel Groot Onderhoud Klein Onderhoud Rehabilitatie Totaal
Totaal exclusief VAT 922.973 € 922.973 148.027 € 148.027 € 3.302.000 € 1.071.000 € 4.373.000
VAT 15% € 138.446
€ €
€ 495.300 € 633.746
Totaal inclusief VAT € 1.061.419 € 1.061.419 € 148.027 € 148.027 € 3.797.300 € 1.209.446 € 5.006.746
Tabel 2 Beheerkosten Laagste Normkosten (Bron: CROW 145).
3.2.2
MINSTE VERKEERSHINDER (LANGE TERMIJN)
Onderstaande bedragen zijn van toepassing na de planperiode van vijf jaar uit de meerjarenplanning uit de wegbeheersystematiek, zoals beschreven in CROW 147 - Wegbeheer. Onderdeel Groot Onderhoud Klein Onderhoud Rehabilitatie Totaal
Totaal exclusief VAT € 1.635.773 € 1.635.773 € 265.227 € 265.227 € 3.131.000 € 1.901.000 € 5.032.000
VAT (15%) € 245.366 € 469.650 € 715.016
Totaal inclusief VAT € 1.881.138 € 1.881.138 € 265.227 € 265.227 € 3.600.650 € 2.146.366 € 5.006.746
Tabel 3 Beheerkosten Minste Verkeershinder (Bron: CROW 145).
3.3
KENGETALLEN
Hieronder zijn de kengetallen weergegeven per verhardingstype en wegtype, uitgedrukt in EUR/m2. Het betreffen de beheerkosten exclusief VAT en btw.
3.3.1
LAAGSTE NORMKOSTEN (LANGE TERMIJN)
Onderstaande bedragen zijn van toepassing na de planperiode van vijf jaar uit de meerjarenplanning uit de wegbeheersystematiek, zoals beschreven in CROW 147 - Wegbeheer. Asfalt Groot Onderhoud Klein Onderhoud Rehabilitatie Totaal
WT2 € 0,45 € 0,04 € 2,10 € 2,58
WT3 € 0,52 € 0,06 € 1,33 € 1,92
WT4 € 0,37 € 0,04 € 1,04 € 1,46
WT5 € 0,35 € 0,05 € 1,00 € 1,40
WT6 € 0,26 € 0,04 € 0,84 € 1,14
WT7 € 0,28 € 0,04 € 0,74 € 1,06
Gemiddeld € 0,40 € 0,05 € 1,13 € 1,57
Tabel 4 Kengetallen Laagste Normkosten Asfalt (Bron: CROW 145), uitgesplitst naar wegtype.
76
Beton Groot Onderhoud Klein Onderhoud Rehabilitatie Totaal
WT2 € 0,40 € 0,02 € 2,02 € 2,46
WT3 € 0,40 € 0,02 € 2,02 € 2,45
WT4 € 0,03 € 0,00 € 1,41 € 1,44
WT5 € 0,03 € 0,00 € 1,41 € 1,44
WT6 € 0,03 € 0,00 € 1,41 € 1,44
WT7 € 0,03 € 0,00 € 1,15 € 1,17
Gemiddeld € 0,22 € 0,01 € 1,72 € 1,95
Tabel 5 Kengetallen Laagste Normkosten Beton (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype. Elementen Groot Onderhoud Klein Onderhoud Rehabilitatie Totaal
WT2 N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
WT3 N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
WT4 € 0,26 € 0,05 € 1,03 € 1,35
WT5 € 0,31 € 0,06 € 0,83 € 1,20
WT6 € 0,36 € 0,07 € 0,96 € 1,39
WT7 € 0,21 € 0,04 € 0,97 € 1,23
Gemiddeld € 0,30 € 0,06 € 0,87 € 1,23
Tabel 6 Kengetallen Laagste Normkosten Elementen (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype.
3.3.2
MINSTE VERKEERSHINDER (LANGE TERMIJN)
Onderstaande bedragen zijn van toepassing na de planperiode van vijf jaar uit de meerjarenplanning uit de wegbeheersystematiek, zoals beschreven in CROW 147 - Wegbeheer. Asfalt Groot Onderhoud Klein Onderhoud Rehabilitatie Totaal
WT2 € 0,75 € 0,06 € 1,79 € 2,59
WT3 € 0,75 € 0,09 € 1,20 € 2,03
WT4 € 0,60 € 0,07 € 0,96 € 1,63
WT5 € 0,59 € 0,09 € 0,89 € 1,56
WT6 € 0,66 € 0,10 € 0,77 € 1,53
WT7 € 0,89 € 0,13 € 0,60 € 1,62
Gemiddeld € 0,68 € 0,09 € 1,00 € 1,76
Tabel 7 Kengetallen Minste Verkeershinder Asfalt (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype. Beton Groot Onderhoud Klein Onderhoud Rehabilitatie Totaal
WT2 € 0,40 € 0,02 € 2,02 € 2,46
WT3 € 0,40 € 0,02 € 2,02 € 2,45
WT4 € 0,03 € 0,00 € 1,41 € 1,44
WT5 € 0,03 € 0,00 € 1,41 € 1,44
WT6 € 0,03 € 0,00 € 1,41 € 1,44
WT7 € 0,03 € 0,00 € 1,15 € 1,17
Gemiddeld € 0,22 € 0,01 € 1,72 € 1,95
Tabel 8 Kengetallen Minste Verkeershinder Beton (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype. Elementen Groot Onderhoud Klein Onderhoud Rehabilitatie Totaal
WT2 N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
WT3 N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
WT4 € 0,67 € 0,13 € 0,99 € 1,80
WT5 € 0,32 € 0,07 € 0,99 € 1,39
WT6 € 0,42 € 0,08 € 1,24 € 1,74
WT7 € 0,36 € 0,07 € 0,94 € 1,37
Gemiddeld € 0,39 € 0,08 € 1,00 € 1,46
Tabel 9 Kengetallen Minste Verkeershinder Elementen (Bron: CROW 145) , uitgesplitst naar wegtype.
77
4 4.1
Conclusie en aanbevelingen CONCLUSIES
Beheerareaal - De gemeente Uden beschikt over circa 2,8 miljoen vierkante meter verhardingen. Circa 48% van de verhardingen bestaat uit asfalt en circa 52% uit elementenverhardingen. Het aandeel beton is niet noemenswaardig. - Indien het oppervlak van de verhardingen wordt beschouwd op wegtype-niveau, dan blijkt dat wegtype 5 (woonerf, wijkstraat) daar met 61% het grootste aandeel in heeft. Circa 14% bestaat uit wegtype 4 (buurtontsluitingswegen) en 13% uit wegtype 3 (hoofdontsluitingswegen).
Beheerstrategie - Het onderhoud aan de wegen wordt uitgevoerd conform de CROW-systematiek beschreven in publicatie 147 ‘Wegbeheer’. - Het onderhoudsniveau is beleidsprofiel R, dat staat voor referentiewaarde en de ondergrens van aanvaardbaar beheer is. - De onderhoudsstrategie is momenteel bij de gemeente gebaseerd op de Laagste Normkosten, oftewel geen profielbrede aanpak op het gehele oppervlak, maar het uitvoeren van onderhoud op een beperkt deel van het verharde oppervlak.
Beheerkosten - Op basis van de Laagste normkosten strategie (minimaal onderhoud op beperkt deel van het oppervlak) heeft de gemeente Uden eeuwigdurend jaarlijks minimaal gemiddeld circa € 1,2 miljoen nodig (inclusief VAT) om de verhardingen op kwaltiteitsniveau R te beheren (klein en groot onderhoud). - Indien de onderhoudsstrategie binnen de gemeente wordt aangepast met als doel zo min mogelijk verkeershinder voor de weggebruiker te veroorzaken (onderhoud op totale oppervlak), dan bedraagt het eeuwigdurend jaarlijks minimaal benodigd gemiddeld budget € 2,1 miljoen (inclusief VAT).
Rehabilitatie De kosten voor rehabilitatie zijn op basis van de theoretische berekening bepaald op jaarlijks gemiddeld circa € 3,7 miljoen.
4.2
AANBEVELINGEN
De eerste vijf jaar uitgaan van de benodigde budgetten vanuit de meerjarenplanning en -begroting uit het beheersysteem (CROW 147), waarbij het aanwezige achterstallig onderhoud kan worden weggewerkt. Daarna kan worden uitgegaan van de in dit rapport genoemde beheerkosten. Het uitstellen van groot onderhoud door het intensiveren van klein onderhoud moet worden voorkomen. Klein onderhoud is deels preventief en deels bedoeld om de verharding in goede staat en voor de gebruiker veilig te houden.
78
De theoretische planning van rehabilitatiemaatregelen is gebaseerd op een theoretische onderhoudsplanning en levenscyclus. Voordat rehabilitatiemaatregelen daadwerkelijk worden ingepland en uitgevoerd, wordt nader onderzoek aangeraden. Om bevestiging te krijgen voor het uitvoeren van een kostbare maatregel als rehabilitatie is het uitvoeren van een valgewichtdeflectiemeting gecombineerd met een constructieboring ter bepaling van de draagkracht en constructieopbouw en inzicht in de restlevensduur van de betreffende weg aan te bevelen. Op basis van deze gegevens kan tevens een advies op maat voor de betreffende weg worden opgesteld, inclusief een raming van de kosten. Voor rehabilitatie van de wegen adviseren wij jaarlijks budget te reserveren en apart te zien van het budget voor groot en klein onderhoud van de verhardingen. Het uitvoeren van de asfalteringswerkzaamheden gedurende de periode van april tot en met september komt de kwaliteit van het asfalt en daardoor de levensduur ten goede.
79
Bijlage 1
Areaalgegevens
80
Bijlage 2
Maatgevende cycli en rehabilitatiemomenten
Omschrijving cycli
Asfalt Cyclus 1 = Maatregelen met langer(e) levensduur op het gehele oppervlak Cyclus 2 = Maatregelen met langer(e) levensduur op beperkt deel (30%) v/h oppervlak Cyclus 3 = Maatregelen met korte levensduur op beperkt deel (30%) v/h oppervlak Cyclus 4 = Maatregelen met korte levensduur op het gehele oppervlak Beton Cyclus 1 = Maatregelen op beperkt deel (30%) v/h oppervlak Elementen Cyclus 1 = Maatregelen op het gehele oppervlak Cyclus 2 = Maatregelen op beperkt deel (30%) v/h oppervlak Cyclus 3 = Maatregelen op zeer beperkt deel (15%) v/h oppervlak
Rehabilitatie Afhankelijk van de ondergrondsoort, wegtype en verhardingssoort komt een verharding theoretisch gezien op een bepaald moment in aanmerking voor gehele vervanging (rehabilitatie). Onder rehabilitatie wordt verstaan het vervangen van de gehele verharding om de kwaliteit van de verharding weer op het gewenste niveau te brengen, zonder de inrichting van de weg aan te passen.
De maatregel bij rehabilitatie verschilt per wegtype. Hieronder worden de maatregelen nader toegelicht.
Rehabilitatie van asfalt wegtype 2 en 3 Opnemen inclusief fundering en het afvoeren, aanbrengen minimaal 25 cm asfaltgranulaatcement, aanbrengen 7 + 4 cm STAB, aanbrengen deklaag, aanbrengen markering, inclusief banden, goten, putranden en kolken.
Rehabilitatie van asfalt wegtype 4, 5 en 7 Opnemen exclusief fundering en het afvoeren, aanbrengen STAB, aanbrengen deklaag, eventueel aanbrengen markering, inclusief banden, goten, putranden en kolken.
Rehabilitatie van elementen wegtype 3, 4, 5, 6 en 7 Opnemen elementen en het afvoeren, aanbrengen straatzand, aanbrengen elementen, inclusief banden, goten, putranden en kolken.
Binnen de CROW-systematiek worden de rehabilitatiemomenten als een vast gegeven aangehouden. 81
Bijlage 3
Onderhoudsstrategie
82
83
Bijlage 4
Eenheidsprijzen CROW 145
De getoonde eenheidsprijzen zijn exclusief de opslagpercentages en VAT en btw. Deze zijn wel verrekend in de bedragen die zijn opgenomen in hoofdstuk 3 - Beheerkosten.
84
85
Bijlage 5
Beheerkosten per wegtype
De getoonde prijzen zijn exclusief VAT en btw.
86
Colofon EEUWIGDURENDE BEHEERKOSTEN WEGEN OPDRACHTGEVER: Gemeente Uden
STATUS: Definitief, vertrouwelijk
AUTEUR: ing. J.A. Verhoef
GECONTROLEERD DOOR: ir. P.T. Tjabbes
VRIJGEGEVEN DOOR:
17 augustus 2012 076563105:A
ARCADIS NEDERLAND BV Het Rietveld 59a Postbus 882 7301 BC Apeldoorn Tel 055 581 5930 Fax 055 5815 570 www.arcadis.nl Handelsregister 9036504
©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.
87
88
B. Openbare Verlichting 1. Inleiding Het vigerende Beleidsplan voor de openbare verlichting in de gemeente Uden is opgesteld voor de periode 2008-2012. De laatste jaren zijn er veel belangrijke ontwikkelingen geweest op het gebied van Openbare Verlichting (OVL). Niet alleen technisch, (denk aan ledverlichting) maar ook maatschappelijk. De opvatting van een tiental jaren geleden dat op nagenoeg alle plaatsen openbare verlichting aanwezig moest zijn is gewijzigd in “verlichting op maat”. In de nieuwe richtlijnen voor openbare verlichting (ROVL 2011) is het standaard verlichten van een situatie als uitgangspunt dan ook verlaten. Er is ook aandacht voor donkergebieden. Ook de huidige techniek stelt ons in staat meer maatwerk te leveren. De gemeente Uden wil graag een voortrekkersrol vervullen op het gebied van duurzaamheid. Ook wil zij zich presenteren als “koplopergemeente”. Het terugdringen van het energieverbruik is een van de speerpunten. Met name door toepassing van nieuwe ontwikkelingen in de openbare verlichting is op dit gebied nog een kwaliteitsverbetering en daarbij een energiebesparing te behalen.
1.1 Noodzaak en nut OVL De noodzaak van een goede OVL wordt pas duidelijk wanneer deze, om wat voor reden dan ook, niet goed functioneert. Pas dan blijkt hoe belangrijk de OVL is voor de veiligheid in onze woonomgeving. Naast het nut wat de OVL voor de gemeenschap heeft is het diezelfde gemeenschap die er de kosten voor moet dragen. Het kostenaandeel van de OVL op de gemeentebegroting varieert, volgens de landelijke norm, tussen 10 en 20% van de totale kosten voor het beheer van de openbare ruimte. Dit wordt betaald uit de algemene middelen. Het is dan ook de taak van de gemeentelijke overheid om het beleid ten aanzien van de OVL te blijven actualiseren en voortdurend te toetsen aan nieuwe ontwikkelingen en/of aanpassingen.
1.2 Doelen Het doel van de OVL is gebaseerd op de visie dat in een ideale situatie de OVL optimaal bijdraagt aan de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid. Hierbij het energieverbruik zo laag mogelijk houden en duurzame oplossingen nastreven. Het doel van het vaststellen van beleid is om een kader te scheppen waarbinnen de openbare verlichting effectief, kostenefficiënt en milieubewust in stand wordt gehouden binnen de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en richtlijnen.
89
1.3 Aansprakelijkheid De gemeente Uden is eigenaar van het publieke domein. De gemeente kan als eigenaar verantwoordelijk worden gesteld voor geleden schade als de openbare ruimte, inclusief de openbare verlichting, niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen (art. 6:162 BW en art. 6:174 BW). Hoewel het wettelijk niet is vastgelegd dat een weg of openbare ruimte verlicht moet worden, kan het ontbreken van verlichting of onjuiste verlichting wel worden aangemerkt als het plegen van een onrechtmatige daad, waaruit schadeplichtigheid kan ontstaan. Aansprakelijkheid kan beperkt worden door: •
Het periodiek en systematisch uitvoeren van inspecties en onderhoud.
•
Een systeem van rationeel beheer (meerjaren vervangingsplan, beleidsplan).
•
Een goed werkend klachtensysteem.
•
Snel handelen bij het verhelpen van schades en storingen.
1.4 Definitie Het voorliggende beleidsplan is grotendeels opgesteld in overeenstemming met het Model Beleidsplan Openbare Verlichting (2007) zoals dat is uitgegeven door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). De definitie van OVL binnen dit beleidsplan omvat alleen de bovengrondse verlichtingsmiddelen zoals masten, armaturen en lampen. De ondergrondse infrastructuur is buiten beschouwing gelaten omdat deze in beheer en eigendom van derden is. Ook sportveldverlichting is niet opgenomen in dit beleidsplan.
1.5 Relatie andere plannen Openbare verlichting heeft diverse relaties met andere beleidsplannen in de Openbare Ruimte binnen de gemeentelijke organisatie. Zo zijn er raakvlakken met o.a. ruimtelijke ordening, groenplannen, wegenplannen en verkeersplannen. Binnen de OVL kunnen drie taakclusters worden onderscheiden: •
zorg dragen voor de publieke taak en het beheerssysteem;
•
het verzorgen van dagelijks onderhoud (kort cyclisch);
•
investeren in nieuwe verlichtingmiddelen (ook wel lang cyclisch onderhoud).
Met het oog op efficiency en kwaliteit is het van belang dat deze drie taakclusters een organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie vormen.
90
1.6 Leeswijzer Bestuurders kunnen de belangrijkste beleidsvoorstellen en conclusie vinden in de samenvatting. Onder hoofdstuk 6 Financiën zijn de financiële consequenties weergegeven van het voorgestelde beleid. Voor een verdere verdieping in de materie Openbare Verlichting (OVL) en dit beleidsplan in het bijzonder is het raadzaam eerst hoofdstuk 4 Nieuwe ontwikkelingen en bijlage 3 Conclusies & aanbevelingen led oplossingen voor OVL 2010 te lezen. Hiermee krijgt u meer inzicht in het belang van deze onderwerpen voor het beleidsplan OVL. Daarna kan de inhoud vanaf hoofdstuk 3 en verder worden doorgenomen. In bijlage 1 is nog een nadere uitleg van klachtenmanagement opgenomen.
91
2. Samenvatting Het vigerende Beleidsplan voor de openbare verlichting in de gemeente Uden is opgesteld in 2008. In deze Herziening Beleidsplan OVL 2012-2016 is het vigerende beleidsplan tegen het licht gehouden, geëvalueerd en aan de hand van nieuwe ontwikkelingen en wensen bijgesteld. Tevens is het uitvoeringsprogramma voor de komende jaren geactualiseerd. Het nieuwe beleidsplan omvat twee delen. In deel 1 is het bijgestelde beleid opgenomen, deel 2 bevat het uitvoeringsprogramma, het financieel gedeelte en het plan van aanpak.
2.1 Het Beleidsplan OVL gemeente Uden 2008-2012 In 2008 heeft de gemeente in eigen beheer een Beleidsplan Openbare Verlichting opgesteld. In dit plan staat een veelheid aan uitgangspunten beschreven die bepalend zijn voor de vormgeving en kwaliteit van de openbare verlichting. Op basis van de uitgangspunten is het beleid opgesteld ten aanzien van ¬enerzijds ¬¬het doel, de functie en de normen van de openbare verlichting en anderzijds de technische zaken, zoals type lampen en armaturen. Ook de gevolgen van het voorgestelde beleid ten aanzien van het milieu zijn opgenomen. Tevens zijn de financiële gevolgen van het voorgestelde beleid in beeld gebracht.
2.2 Aanleiding tot de herziening van het Beleidsplan Bij de vaststelling van het Beleidsplan voor de Openbare Verlichting in december 2008 is vastgelegd dat dit plan tegen het einde van de looptijd zal worden geëvalueerd en bijgesteld. De afgelopen jaren zijn op diverse fronten nieuwe ontwikkelingen gaande op het gebied van OVL. Vooral op het gebied van milieu en daarmee verband houdende aspecten zoals lichthinder, donkertegebieden en energiebesparing. Vanwege nieuwe inzichten en ontwikkelingen die gaande zijn valt energie te besparen op het gebied van dimmen en dynamische verlichting. Wijzigingen in de verkeersfunctie van wegen, veranderende opvattingen met betrekking tot sociale- en verkeersveiligheid en verbeteringen in technieken met betrekking tot lichtmasten en armaturen vragen tevens om een voortdurende actualisering van het beleid. Daarbij komt dat toepassing van moderne energiezuinige producten enerzijds zorgt voor minder CO2 uitstoot waardoor het klimaat minder wordt belast en anderzijds voor lagere energiekosten waardoor de post straatverlichting minder op de gemeentebegroting drukt. Verder ziet de huidige coalitie het als belangrijkste taak om samen met de inwoners de kernen maatschappelijk en ruimtelijk leefbaar te houden. Omdat OVL een belangrijke bijdrage biedt voor het verkrijgen van een veilige en leefbare omgeving is inzicht in het functioneren daarvan en de mogelijkheid tot bijsturen van het beleid van groot belang.
92
2.3 Herziening Beleidsplan OVL 2012-2016 In samenwerking met afdeling Openbare Werken door Nobra Technisch Adviesbureau BV. deze herziening van het Beleidsplan OVL voor de periode 2012-2016 opgesteld. Als uitgangspunt is het ‘Model Beleidsplan’ van de ‘Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV)’ genomen wat verder is uitgewerkt op de situatie in de gemeente Uden. Het beleidsplan omvat de volgende onderdelen: Deel 1 (in dit plan) Herziening Beleidsnotitie Openbare Verlichting, waarin aan de hand van een evaluatie van het vigerende Beleidsplan OVL (2008-2012) en nieuwe ontwikkelingen bijgestelde beleidsuitgangspunten worden geformuleerd. Tevens zijn de financiële gevolgen inzichtelijk gemaakt. Deel 2 (ter inzage bij de afdeling OW) Bijlage 1: Uitvoeringsprogramma met daarin op mastniveau een kwaliteitsbeoordeling van het verlichtingsniveau, de lichtmast en het armatuur. De beoordeling is gebaseerd op de in deel 1 beschreven en toegewezen functies van wegen. Tevens bevat dit een voorstel per straat voor verbetering. Bijlage 2: Financieel overzicht. Bijlage 3: Plan van aanpak, waarin de straten zijn opgenomen die nog moeten worden herverlicht. Op basis van beschikbare financiële middelen zijn deelplannen per jaar voorgesteld, geselecteerd op afloop van hoogste naar laagste prioriteit.
2.4 Conclusie Zoals in dit Beleidsplan is aangegeven zijn er sinds de vaststelling van het vorige beleidsplan in 2008 de nodige ontwikkelingen gaande op het gebied van openbare verlichting. In het bijzonder op het gebied milieu en daarmee verband houdende zaken zoals de ontwikkeling van nieuwe energiezuinige lampen en schakelingen is een sprong voorwaarts geboekt. Deze nieuwe materialen vinden nu algemeen toepassing. Ook het voorkomen van lichthinder, aandacht voor donkergebieden en de relatie met de groenvoorziening zijn aspecten die aandacht verdienen. Verder is de term duurzaamheid en duurzaam inkopen een vast onderdeel geworden in de gemeentelijke beleidsplannen. De gemeente Uden heeft de afgelopen beleidsperiode flink geïnvesteerd in het vervangen van oude armaturen door moderne, voorzien van energiezuinige en dimbare lampen. Toepassing van nieuwe duurzame materialen en verminderen van het energieverbruik zijn daarbij speerpunten geweest. Oude HPLN lampen met een hoog energieverbruik zijn vervangen door energiezuinige led-verlichting. Het aandeel hogedruk kwiklampen (HPLN) is sinds 2008 gehalveerd. Het verlichtingsniveau is over het algemeen redelijk ten opzichte van 93
de geldende normen. Wat getalswaarde betreft voldoet 80 % van de openbare verlichting aan de NSVV richtlijnen. Voor het restant van de OVL is een opwaardering naar het minimale niveau volgens de hiervoor genoemde richtlijnen en normen wenselijk. De gemeente is zich bewust dat, gezien het vele aanwezige groen niet altijd kan worden voldaan aan de gewenste verlichtingsnormen. De normen gelden echter wel als uitgangspunt. Aan de hand van verkregen kengetallen blijkt dat het lampsysteemrendement¹ van de gehele openbare verlichtinginstallatie sinds het vorige beleidsplan (2008) sterk is toegenomen terwijl het energieverbruik is gedaald. De komende jaren zal verder ingezet worden in het vervangen van verouderde armaturen door moderne energiezuinige armaturen voorzien van dimbare lampen. Door deze vervanging zal het lampsysteemrendement de komende jaren verder toenemen en het energieverbruik nog verder dalen. De onderhoudstoestand van de installatie is over het algemeen goed te noemen. Hier voldoet circa 80% aan de gestelde minimale normen voor vervanging bij einde levensduur. Er is wel een lichte onderhoudsachterstand geconstateerd welke is veroorzaakt door niet voldoende beschikbare budgetten. De beschikbare budgetten voor onderhoud zijn de afgelopen beleidsperiode voor een groot gedeelte ingezet om niet geplande kosten voor aanrijdingen te dekken. Dit is inmiddels hersteld omdat kosten van aanrijdingen voortaan op de veroorzaker worden verhaald of worden geclaimd bij het Waarborgfonds. In gebieden zoals Volkel is het verlichtingsareaal sterk verouderd. Voorstel is om deze gebieden dan ook als eerste aan te pakken voor verbetering. Ook wordt in het kader van duurzaamheid aansluiting gezocht met andere reconstructieplannen en/of onderhoudsplannen voor straten de komende jaren nog moeten worden aangepakt. Hierbij zal gelijktijdig ook de openbare verlichting worden verbeterd. De komende beleidsperiode zal in het teken staan van verdere vermindering van het energieverbruik en standaardisatie van toe te passen materialen. Verder wordt ingezet op het verbeteren van het verlichtingsniveau volgens de nieuwe NSVV normen. Hiervoor worden oude armaturen met HPLN lampen vervangen en ook armaturen met SOX lampen in de bebouwde kom zullen plaats maken voor nieuwe energiezuinige verlichting. Ter bevordering van herkenning en uniformiteit wordt SOX en CDO-TT verlichting op hoofdwegen vervangen naar CPO verlichting. Wat de woongebieden betreft is het beleid om op het moment dat de OVL is afgeschreven over te stappen op nieuwe energiezuinige verlichting zoals op dit moment led. ¹ Verhouding tussen de totale hoeveelheid licht die het openbare verlichtingssysteem kan produceren en de totale energieopname van het systeem. (Lumen/Watt). Geeft de mate van energie-efficiëntie van het OVL-systeem weer.
94
Onder hoofdstuk 3 is in enkele grafieken het bereikte resultaat van de inspanningen tot nu toe in kengetallen weergegeven. Onder hoofdstuk 5 is een opsomming weergegeven van de algemene beleidsuitgangspunten, en een samenvatting van de bijgestelde beleidsuitgangspunten voor zowel buiten als binnen de bebouwde kom. Aan de hand van de in dit Beleidsplan beschreven bevindingen en al uitgevoerde plannen is het bestaande deel 2, het Herverlichtingsplan van het ‘Beleidsplan Openbare Verlichting’ uit 2008 herzien. Het totale herverlichtingsplan is per straat geactualiseerd, gebaseerd op de bijgestelde beleidsuitgangspunten. Er zijn wijzigingen in de toepassing van materialen doorgevoerd inclusief de daarbij behorende financiële consequenties. Bijvoorbeeld het toepassen van dimbare en led-verlichting. In deel 2, bijlage 3 is het voorgestelde Plan van Aanpak tot 2016 opgenomen. Voor realisering van de uitvoeringsplannen is in het kader van duurzaamheid en de wens om het energieverbruik versneld terug te dringen een termijn van vier jaar voorgesteld. Hierbij worden versneld oude energie onzuinige lampen en armaturen vervangen. Als alternatief is een minder duurzaam voorstel gemaakt uitgaande van de huidige beschikbare middelen.
95
3. Evaluatie beleidsplan 2008 Voor bijstelling van het huidige beleid is het nodig om het Beleidsplan uit 2008 te evalueren. Knelpunten worden hiermee gesignaleerd en kunnen worden meegenomen in het nieuw vast te stellen beleid. Allereerst vindt u hier een opsomming van de doelstellingen uit 2008 gevolgd door de bereikte resultaten tot nu toe. Aan de hand van de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de Openbare Verlichting (hoofdstuk 4) zijn in hoofdstuk 5 de bijgestelde beleidsuitgangspunten geformuleerd.
3.1 Doelstelling Beleidsplan 2008 Onderstaand zijn –in beknopte vorm- de uitgangspunten en doelstellingen uit het ‘Beleidsplan Openbare Verlichting’ 2008-2012 opgesomd. 3.1.1
Uitgangspunten en randvoorwaarden
De openbare verlichting dient minimaal te voldoen aan de Richtlijnen van de NSVV de NPR 13201-1. Het verlichtingsniveau afhankelijk stellen van de functie van de weg welke is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoerplan Uden.
De risicoaansprakelijkheid van de gemeente minimaliseren door toepassen van rationeel beheer van de OVL.
Verlichtingsmiddelen dienen te voldoen aan de Europese richtlijnen.
Streven naar Duurzaam Inkopen.
Terugdringing van de CO2 uitstoot door vermindering van het energieverbruik.
Coalitieprogramma 2006-2010, ambitie 14 voelbaar veiliger. De intentie om donkere wegen beter te verlichten.
Toepassing van het Politiekeurmerk Veilig Wonen in woonwijken is geen vereiste.
Klachten op het gebied van OV afhandelen binnen 10 werkdagen, spoed klachten oplossen binnen een termijn van maximaal 24 uur.
Rekening houden met gebiedsgericht beleid door toepassing van kwaliteitsprofielen. Lichthinder is hierbij een aandachtspunt.
Het verkrijgen van een actuele database van de verlichtingsmiddelen.
Toewerken naar standaardisatie van verlichtingsmiddelen door beperking van soorten masten en armaturen.
3.1.2
Buiten de bebouwde kom
Verlichting aanbrengen in overeenstemming met de Richtlijnen van de NSVV de NPR 13201-1. Het verlichtingsniveau afhankelijk stellen van de functie van de weg welke is vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Uden (GVVP).
Langs gebiedsontsluitingswegen oranje/geel licht toepassen. In alle overige buitengebieden wit licht.
96
Geen avond/nacht schakeling meer toepassen. Alle verlichting uitvoeren als nachtbranders. In het buitengebied en wegen met de functie verkeer de verlichting ’s nachts dimmen. Op belangrijke verkeerspunten de verlichting niet dimmen.
3.1.3
Binnen de bebouwde kom
Verlichting aanbrengen in overeenstemming met de Richtlijnen van de NSVV de NPR 13201-1, het Politie Keurmerk Veilig Wonen en het Senior label. Het verlichtingsniveau afhankelijk stellen van de functie van de weg welke is vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Uden (GVVP).
In woonwijken en bedrijventerreinen toepassing van wit licht.
Geen avond/nacht schakeling meer toepassen. Alle verlichting uitvoeren als nachtbranders voorzien van dimschakeling. Op belangrijke verkeerspunten en bedrijventerreinen de verlichting ’s nachts niet dimmen.
Fietspaden voorzien van verlichting in overeenstemming met de richtlijnen van de NSVV. Alle verlichting uitvoeren als nachtbranders.
3.1.4
Onderhoud
De levensduur en daarmee de vervangingstermijn voor lichtmasten vast te stellen op 125% van de theoretische levensduur van 40 jaar.
De levensduur en daarmee de vervangingstermijn voor armaturen vast te stellen op 125% van de theoretische levensduur van 25 jaar.
In de ‘oude delen’ van Uden bij vervanging voorkeur voor ‘nostalgische’ masten.
Materiaalkeuze altijd volgens de nota openbare ruimte (2008). Om toe te werken naar standaardisatie het aantal soorten armaturen beperken. Voor paaltoppers het armatuur CPS200 toepassen, aan kromstafmasten het type Hellux028 en voor gebieden met verkeersfunctie de type SGS253, SGS252 of Aurora 265.
Over het algemeen alleen de masten in het centrum schilderen (RAL kleur 7021). Overig uitvoering thermisch verzinkt.
De termijn voor schilderen van lichtmasten vast te stellen op 8 jaar.
Voldoende budget beschikbaar stellen om het achterstallig onderhoud voor 2015 weg te werken.
Streven naar structureel onderhoud.
Het aantal lampstoringen terugdringen door toepassing van groepsremplace.
Energiebesparing bereiken door toepassing van energiezuinige lampen. Alle HPLN lampen vervangen door energiezuinige exemplaren. Andere bestaande lampen zoals SON-T, SOX en PLL voorzien van een dimunit.
Standaard bij nieuwe verlichting dimverlichting toepassen.
Bij vervanging van armaturen kiezen voor armaturen met een Elektronisch voorschakelapparaat (EVSA). 97
Om altijd over een actuele database OVL te beschikken een beheerssysteem in gebruik nemen.
Het dagelijks onderhoud aan de OVL zoals vervangen van lampen en oplossen van storingen onderbrengen bij derden.
De grenzen van het minimale verantwoorde onderhoudsniveau dient in negatieve zin niet te worden overschreden.
3.2 Bereikte resultaten In december 2008 heeft de gemeenteraad het beleidsplan en het bijhorende uitvoeringsplan (genoemd: Beleidsplan Openbare Verlichting 2008-2012) vastgesteld. Hiermee zijn de normen en richtlijnen voor de OVL vastgelegd. Vanaf 2010 is het aanpassen van de Openbare Verlichting voortvarend aangepakt. Vooral is geïnvesteerd in het vervangen van oude HPLN lampen met een hoog energieverbruik door lampen met een laag energieverbruik. In het buitengebied is een begin gemaakt met het plaatsen van energiezuinige led-verlichting. De tot nu bereikte resultaten kunnen als volgt worden beschreven. 3.2.1
Buiten de bebouwde kom
Een groot deel van de verlichting buiten de bebouwde kom voldoet aan de gestelde normen. Gezien de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van aandacht voor donkergebieden en het voorkomen van lichthinder en lichtvervuiling is al enkele jaren een pas op de plaats gemaakt met het uitbreiden van de OVL in het buitengebied. De aandacht beperkt zich tot het vervangen en in stand houden van de verlichting. In 2011 heeft een grootschalige vervanging plaats gevonden van oude HPLN lampen (400 stuks) door moderne ledverlichting. Het aandeel HPLN lampen is hiermee terug gebracht van 26 naar 13%. Dit heeft voor een aanzienlijke energiebesparing gezorgd. Bij vervanging van armaturen worden uitsluitend typen toegepast die weinig tot geen lichthinder veroorzaken. Bij openbare verlichting in het buitengebied wordt aansluiting gezocht en overlegd over de situatie in de buurgemeenten. 3.2.2
Binnen de bebouwde kom
De gemeente Uden heeft tot op heden evenals veel andere gemeenten tot circa 2008 avond/nacht schakeling toegepast. In deze schakeling wordt in de nachtelijke uren om en om een lamp gedoofd. Nadeel van dit systeem is dat de gelijkmatigheid geweld wordt aangedaan en de lichtopbrengst niet voldoet aan de richtlijnen. Het dimmen van de installatie als alternatief voor avond/nacht schakeling vindt in de gemeente sinds 2009 standaard toepassing.
98
Nieuwe plannen voor de OVL worden opgesteld in overeenstemming met de gestelde normen, zoals NPR 13201-1 en het Politie Keurmerk Veilig Wonen. Alle nieuwe verlichting wordt uitgevoerd als nachtbranders en voorzien van dimschakeling. In 2011 is begonnen met het vervangen van oude HPLN lampen (165 stuks) door energiezuinige PLL-verlichting. Bij vervanging van armaturen worden uitsluitend energiezuinige typen toegepast die weinig tot geen lichthinder veroorzaken. Vooral in de kern Volkel staan nog een flink aantal oude masten die in slechte staat verkeren. 3.2.3
Algemeen
Sinds 1 maart 2009 is de eigen storingsdienst van de gemeente opgeheven. Vanaf die datum is het onderhoud uitbesteed aan een aannemer. Verder is vanaf 1 november 2009 het dagelijks administratief beheer ondergebracht bij derden. De gemeente heeft hiermee op ieder moment toegang tot de actuele database en inzicht in de toestand van de OVL. Storingen aan de OVL kunnen door burgers rechtstreeks bij de beheerder of via de website van de gemeente worden gemeld. Er vindt terugkoppeling naar de melder plaats en deze heeft inzicht in de afhandeling van de storing. De gemeente heeft de ambitie om “koplopergemeente” te zijn. Duurzaamheid staat hoog in het vaandel. Zo is er aandacht voor toepassing van energiezuinige led-verlichting. Verder is een begin gemaakt met toepassing van dynamische verlichting op de hoofdwegen. De armaturen worden hierbij voorzien van een zogenaamde RF (radiofrequentie) schakeling. Met deze schakeling is monitoren van de verlichting op afstand mogelijk. Middels een sms kan de OVL worden in- of uitgeschakeld. Ook dimmen van de installatie en constatering van lampstoringen is mogelijk. Er is samenwerking gezocht met buurgemeente Veghel. Dit heeft in 2012 geresulteerd in het gezamenlijk aanbesteden van het onderhoud aan de OVL. De trend is om in de toekomst met meer gemeenten samenwerking te zoeken. 3.2.4
Onderhoud
Er is de afgelopen jaren naar standaardisatie toegewerkt door beperking van de toe te passen soorten masten en armaturen. De afgelopen drie jaar is € 80.000 extra beschikbaar gesteld om achterstallig onderhoud tot 2011 weg te werken. Dit is niet voldoende gebleken om onderhoud tot het gewenste niveau te plegen. Het in 2008 geconstateerde achterstallig onderhoud is nog steeds aanwezig. De extra middelen zijn nodig geweest voor vervanging van HPLN lampen en groepsremplace. Verder zijn grote bedragen nodig gebleken voor herstelkosten van aanrijdingen. Deze kosten werden tot voor kort niet volledig verhaald op de veroorzaker of bij het Waarborgfonds. Vanaf 2010 worden kosten van aanrijdingen wel verhaald op de veroorzaker en indien deze niet bekend is, geclaimd bij het waarborgfonds. Ongeveer 20% van de OVL-installatie heeft een onderhoudsachterstand. 99
Sinds 2009 wordt groepsremplace toegepast. 2012 is het laatste jaar voor de inhaalslag van de groepsremplace, vanaf 2013 vindt reguliere groepsremplace plaats. Bij de groepsremplace worden oude HPLN lampen niet vervangen, deze wachten op de ombouw. Er zijn nog circa 1.180 stuks oude HPLN lampen aanwezig. De afgelopen beleidsperiode is geen schilderwerk uitgevoerd aan de lichtmasten in het centrum. Reden hiervoor is het (nog) niet voorhanden zijn van een schilderplan. De beschikbare budgetten zijn ingezet voor vervanging van HPLN lampen waaraan de eerste prioriteit is gegeven. Bij het vervangen en aanbrengen van nieuwe verlichting is er voortdurend aandacht voor toepassing van nieuwe ontwikkelingen, energiebesparing en het gebruik van energieefficiënte lampen.
3.3 Duurzaamheid In 2008 heeft de gemeente Uden samen met de gemeente Veghel een integraal duurzaamheidbeleidsplan opgesteld. De ambities die de gemeente zichzelf heeft gesteld is dat zij in haar beleid wil aansluiten bij het Klimaatakkoord 2007-2011, dat het kabinet en de VNG in 2007 hebben ondertekend. Op sommige punten wil de gemeente zelfs verder gaan. De gemeente Uden wil actief zijn op het gebied van energie. De ambities zijn beschreven in de prestatiekaart lokaal klimaatbeleid van de gemeente. 3.3.1
Duurzame energie
Uden heeft al enkele jaren 100% groene stroom voor al haar elektriciteitsverbruik (gebouwen, openbare verlichting, etc.). In het duurzaamheidbeleidsplan 2008 is tevens opgenomen dat er wordt onderzocht wat de mogelijkheden van kleinschalige windturbines in de bebouwde omgeving zijn. Op dit moment wordt in samenwerking met buurgemeenten bekeken of er op kleine schaal energie kan worden opgewekt uit biomassa. 3.3.2
Energiebesparing en CO2
In Europees verband is afgesproken dat in 2020 de CO2-uitstoot binnen de Europese Unie 20% onder het niveau van 1990 zal liggen. Het coalitieakkoord van de regering geeft aan dat het streven is; energiebesparing van 2% per jaar, een verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020 en een vermindering van de uitstoot van broeikas gassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990. De afgelopen beleidsperiode is er aandacht geweest voor het besparen van energie op het gebied van de OVL. Dit is terug te vinden in het ontwerp van nieuwe verlichtingsplannen waarbij energie wordt bespaard door: 100
het toepassen van energiezuinige lampen;
het toepassen van armaturen met een hoog lichttechnisch rendement;
het toepassen van energiezuinige hoogfrequent voorschakelapparatuur;
het toepassen van dimapparatuur.
Bij het onderhoud van de OVL installatie wordt besparing van energie bereikt door:
het zoveel als mogelijk uitvoeren van de onderhoudsmogelijkheden in combinatie met andere werkzaamheden zoals het gebruik maken van wegafzettingen bij het onderhoud van wegen;
het, op basis van kosten, baten en kwaliteit, planmatig en groepsgewijs vervangen van verlichtingsmiddelen op het meest economische moment.
Verder is Uden een van de 25 gemeenten die proeven hebben uitgevoerd met led-lampen. Dit heeft geresulteerd in grootschalige vervanging van oude lampen door led verlichting. 3.3.3
Duurzaam inkopen
De gemeente Uden heeft in haar milieubeleidsverklaring aandacht besteed aan duurzaam inkopen. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is in 2008 geactualiseerd. Ook is de intentieverklaring duurzaam inkopen ondertekend. De doelstelling van de gemeente is om in 2015 voor 100% duurzaam in te kopen. 3.3.4
Duurzaam ontwerp en onderhoud
Ook bij het ontwerp en onderhoud van de OVL installatie is er aandacht voor duurzaamheid. Enkele aandachtspunten bij het ontwerp zijn:
het toepassen van materialen, die het milieu het minst belasten bij zowel de productie als het gebruik. Een goed voorbeeld daarvan is de thermisch verzinkte lichtmast. Indien deze niet door middel van een verflaag (poedercoating) wordt behandeld zullen de zinkzouten (zinkemissie) bij elke regenbui in het milieu terechtkomen;
de levensduur en recyclingmogelijkheden te betrekken bij de keuze van de materialen;
het toepassen van oppervlakte bescherming- en/of behandelingsproducten, die het milieu het minst belasten;
het toepassen van armaturen met een dusdanige lichttechnisch rendement dat de gewenste hoeveelheid licht op de juiste plek terechtkomt en lichtvervuiling en lichthinder wordt voorkomen;
het toepassen van lampen met een lange levensduur en een lage milieubelasting;
zo min mogelijk materiaal toe te passen.
101
Er is aandacht voor duurzaamheid bij onderhoud van de OVL installatie door:
het toepassen van milieuvriendelijke geproduceerde materialen;
het kiezen van kwalitatief duurzame masten, armaturen en materialen;
het toepassen van milieuvriendelijke oppervlaktebescherming en/of oppervlaktebehandeling van de masten en armaturen;
het schilderen van lichtmasten en armaturen met milieuvriendelijke materialen;
het zoveel als mogelijk hergebruiken van de vrijkomende materialen;
defecte gasontladingslampen af te voeren naar een erkende verwerker;
het afvoeren van de vrijkomende materialen via gekwalificeerde inzamelaars.
Ook producenten van verlichtingsmaterialen hebben het begrip duurzaamheid goed opgepakt. De hoeveelheid kwikhoudend materiaal in bijvoorbeeld de PLL lampen is teruggebracht tot maximaal 4 mg. Het gebruik van de HPLN lampen is in de afgelopen jaren door de ontwikkeling van goede alternatieven geheel afgenomen. Ook Uden is op grote schaal bezig deze lampen te vervangen door energiezuinige alternatieven. Er is aandacht voor ontwikkeling en toepassing van armaturen die volledig recyclebaar zijn. Te denken valt aan hergebruik van aluminium en polycarbonaat. De ontwikkeling en toepassing van de energiezuinige led-lampen in armaturen is gemeengoed geworden.
3.4 Interne analyse 3.4.1
Organisatie
Intern De gemeente is eigenaar van het bovengrondse deel van de openbare verlichting en als zodanig verantwoordelijk voor het te voeren beleid. De verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van het dagelijks beheer en onderhoud, de regierol, ligt bij de afdeling Openbare Werken. Zij hebben een coördinerende rol voor de organisatie van de OVL. Dit geldt zowel op het gebied van beheer en onderhoud evenals de aanleg van nieuwe installaties. Werkzaamheden zoals het dagelijkse beheer (melden van storingen en aanrijdingen) en het herstel daarvan zijn sinds 2009 uitbesteed. Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, welke zorg draagt voor de ontwerpen van (her-) inrichtingsplannen ziet er op toe dat de openbare verlichting een integraal onderdeel uitmaakt van de planvorming. Dit betekent dus bijvoorbeeld ook, dat het afdeling Openbare Werken in een vroegtijdig stadium wordt betrokken bij uitbreidingen en wijzigingen van categorie-indeling van straten van reeds vastgestelde verkeersplannen. Extern De gemeente maakt voor het beheer van de OVL gebruik van een beheersysteem bij derden. Het beheer van de database is ondergebracht bij een adviesbureau welke gebruik maakt van 102
het beheersysteem LiteWeb. Middels deze applicatie hebben medewerkers van de gemeente inzicht in de alle actuele beheergegevens van de openbare verlichting. Verder is het mogelijk vanuit dit systeem direct uit onderhoudsrapporten en financiële gegevens te destilleren. Naast het beheersysteem LiteWeb zijn er tekeningen aanwezig waarop de posities van de lichtpunten zijn aangegeven. 3.4.2
Klachtenmanagement
De gemeente beschikt over een klachtenmanagement zoals aangegeven in bijlage 3. Klachten worden hierbij geregistreerd en geanalyseerd. De uitkomst van de analyse wordt gebruikt voor bijstelling van het beleid. Burgers kunnen storingen en klachten betreffende de OVL zowel telefonisch als schriftelijk melden bij de gemeente. Ingekomen meldingen worden omgezet naar noodzakelijke herstel- en verbeteringsacties. 3.4.3
Communicatie
Zoals gezegd kunnen burgers storingen en klachten telefonisch en schriftelijk melden bij de gemeente. Sinds het dagelijks administratief beheer is uitbesteed is het mogelijk dat burgers storingen en klachten aan de OVL melden via de gemeentelijke website. Voordeel van deze werkwijze is dat de melder de afhandeling van zijn storingsmelding kan volgen. Hiermee ontstaat een actieve communicatie met de burger. Verder wordt op de gemeentepagina’s in het Udens Weekblad met enige regelmaat melding gemaakt van de mogelijkheid om storingen aan de OVL te melden volgens boven gemelde procedure. Voor herverlichtingsplannen gebeurt dit ook. 3.4.4
Storingsanalyse
De gemeente heeft sinds 1 oktober 2009 het beheerssysteem LiteWeb in gebruik. Dit systeem biedt de mogelijkheid storingsmeldingen en klachten volledig te registreren en te analyseren. Vanuit LiteWeb is een tabel gegenereerd (zie bijlage). De periode waarover storingen worden geregistreerd is echter nog te kort om een volledige analyse op los te laten. Een voorzichtige eerste conclusie kan zijn dat het aantal storingen wat is verminderd. Mogelijk is dit een gevolg van de sinds 2009 uitgevoerde groepsremplace. 3.4.5
Rationeel en economisch beheer
Er is in de gemeente Uden op het gebied van de OVL sprake van rationeel economisch beheer. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat over een meerjarige periode (4 jaar) de investering- en onderhoudskosten zo laag mogelijk zijn onder gelijkblijvende randvoorwaarden en doelen. Onderhoud en vervanging worden sinds 2009 planmatig aangepakt terwijl een grote nadruk ligt op preventief onderhoud. Er worden normen gehanteerd voor vervangingstermijnen van masten en armaturen. Ook zijn er vervangingsinvesteringen op de meerjarenbegroting opgenomen. Correctief onderhoud is per definitie niet planmatig. Op economisch gebied is er aandacht voor besparing op 103
energiekosten. Verder is er oog voor toepassing van duurzame materialen en worden materialen waar mogelijk hergebruikt.
3.5 Resultaat in kengetallen Zoals gezegd is vanaf 2010-2011 grootschalig onderhoud gepleegd. Daarnaast is in de diverse reconstructieplannen het verlichtingsniveau op het gewenste niveau gebracht. Er zijn lampsoorten vervangen door lampen met een hoger rendement en armaturen toegepast met een dimfunctie. De resultaten van deze inspanningen kunnen zichtbaar worden gemaakt door het gebruik van kengetallen, (zie uitgave NSVV Kengetallen Openbare Verlichting 2003). Toelichting term lichtstroomproductie De maat voor de productie van de OVL in een gemeente wordt aangegeven als de lichtstroomproductie. Deze lichtstroomproductie wordt uitgedrukt in “mega lumen per uur (MLh)” en levert het totaal aantal lumenuur op dat daadwerkelijk theoretisch door de OVL in een jaar wordt geproduceerd. Dit kengetal kan in samenhang met de exploitatiekosten worden gebruikt om de OVL te sturen en tevens worden ingezet voor benchmarking. De mate van energie-efficiëntie van de installatie wordt weergegeven door het kengetal lampsysteemrendement. De nu (theoretisch berekende) beschikbare kengetallen voor 2008, 2010 en 2011 zijn: Kengetallen
2008
2010
2011
Verschil t.o.v.
Energieverbruik in kWh
2.172.264
2.187.134
1.935.856
- 10,8%
Lampsysteemrendement
74,94
75,74
83,06
+ 10,8%
Lichtstroomproductie Mlh
161.561
164.404
159.531
- 1,3%
Geïnstalleerd vermogen Kw
600
614
550
- 9,2 %
Aantal lampen
8.609
8.879
9.190
+ 6,7%
2008
De hierboven aangegeven kengetallen zijn hierna in grafiekvorm weergegeven. De lichtstroomproductie is weergegeven in relatie tot het lampsysteemrendement en het totale berekende energieverbruik. Uit de gegevens kan worden geconcludeerd dat als gevolg van de al uitgevoerde grootschalig vervanging van oude HPLN armaturen het lampsysteemrendement is gestegen terwijl het energieverbruik is gedaald. In totaliteit is het rendement van de gehele openbare verlichtingsinstallatie dus toegenomen. In de grafiek is tevens de verwachting voor 2016, na uitvoering van vervanging van het restant van oude armaturen, weergegeven. 3.5.1
Ontwikkeling lichtstroomproductie, energieverbruik en lampsysteemrendement
Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling weer tussen het lampsysteemrendement, het energieverbruik en de lichtstroomproductie in de periode 2008-2012. Tevens zijn de 104
berekende cijfers weergegeven voor 2016 (optie 1, paragraaf 6.3) wanneer naar verwachting alle oude armaturen en lampen zijn vervangen. Zoals in onderstaande figuur is te zien is de lichtstroomproductie van de gehele installatie de afgelopen beleidsperiode gedaald. Dit is veroorzaakt door onder andere toepassing van dimverlichting.
Ontwikkeling lichtstroomproductie, Energieverbruik en lampsysteemrendement 2008-2016 OVL gemeente Uden 0,5
Procentueel
0,4 0,3 0,2 0,1 0 2008
2010
lichtstroomproductie
3.5.2
2012
Energieverbruik
2016
Lampsysteemrendement
Gegevens energieverbruik
Het energieverbruik en besparing door dimmen is zichtbaar gemaakt in onderstaande grafiek. Het berekende energieverbruik voor de OVL installatie is in 2008 2.172.264 kWh. Door toepassing van energiezuinige lampen en dimschakeling is het energieverbruik in 2011 1.935.856 kWh (is bijna 10,9% minder dan in 2008). Naar verwachting zal omstreeks 2016 (optie 1, paragraaf 6.3) het energieverbruik verminderen tot circa 1.435.000 kWh (is 33% minder dan in 2008).
Gegevens energieverbruik OVL gemeente Uden Energie in kWh
2.500.000 2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0
2008
2010
2011
2016
2.172.264
2.187.134
1.935.856
1.434.415
Reductie (dim)
0
49.829
78.516
234.665
Berekend totaal
2.172.264
2.236.963
2.014.372
1.669.080
Verbruik werkelijk
105
3.5.3
Verdeling lampsoorten
De afgelopen beleidsperiode is sterk ingezet om oude energie onzuinige lampen zoals HPLN te vervangen door moderne lampen met een lager wattage zoals PLL en led. De verschuiving binnen de toegepaste soorten is zichtbaar in onderstaande grafieken. Hierin is duidelijk te zien dat de uitbreiding heeft plaatsgevonden door een toename van het aandeel PLL en led lampen ten koste van de HPLN lampen. Tevens is de verwachting voor 2016 weergegeven.
Lampsoorten 2008 0%
Lampsoorten 2010 0%
13%
13%
Hogedruk gasontlading (cpo)
53%
26%
3%
5%
Hogedruk kwik (hpln)
Hogedruk gasontlading (cpo)
52%
Lage druk natrium (sox)
Hoge druk natrium (son-t)
Hoge druk natrium (son-t)
Lagedruk kwik (pll-tld)
Lagedruk kwik (pll-tld)
Led
7%
11%
4% 0%
Hogedruk gasontlading (cpo)
13%
3%
Led
Lampsoorten 2016
63%
12%
59%
21%
7%
Lage druk natrium (sox)
Hogedruk gasontlading (cpo) Hogedruk kwik (hpln)
Hogedruk kwik (hpln)
4%
Hogedruk kwik (hpln)
Lage druk natrium (sox)
Lampsoorten 2012 5%
25%
1%
Lage druk natrium (sox)
Hoge druk natrium (son-t)
Hoge druk natrium (son-t)
Lagedruk kwik (pll-tld)
Lagedruk kwik (pll-tld)
Led
Led
3.6 Beknopte weergave van het OVL areaal 3.6.1
Omvang
De omvang aan verlichtingsmiddelen is als volgt samengesteld (per 1 januari 2012):
Aantal lichtmasten
9.136 stuks
Aantal armaturen
9.369 stuks
Aantal lampen
9.537 stuks (2008, circa 8.600 stuks)
106
Genoemde aantallen zijn inclusief abri’s, reclamebakken, ANWB masten en plattegrondborden. De openbare verlichtingsinstallatie bestaat uit een ondergronds deel (het kabelnet van netbeheerder Enexis) en een bovengronds deel (de lichtmasten in eigendom van de gemeente). Onderhoud en beheer van het ondergrondse deel is voor rekening van de netbeheerder Enexis. Zij verzorgen ook het oplossen van netwerkstoringen. 3.6.2
Toestandsinformatie en ouderdom OVL bestand
Uit de inventarisatie blijkt dat de onderhoudstoestand van de verlichtingsinstallatie over het algemeen als goed kan worden beoordeeld. Er is wel achterstallig onderhoud geconstateerd. Hieronder wordt verstaan materialen die hun levensduur hebben overschreden en daardoor voor onveilige situaties kunnen zorgen. De vervangingswaarde van de gehele OVL installatie kan voor de circa 9.100 lichtobjecten in Uden becijferd worden op ruim € 6,8 miljoen. De gemiddelde leeftijd van de armaturen is circa 15 jaar terwijl dat voor de masten 20 jaar is. In onderstaande figuur is het aantal masten en hun plaatsingsjaar weergegeven.
800 600 400 200
2009
2005
2001
1997
1993
1989
1985
1981
1977
1973
1969
1965
1961
1953
1957
0
n.b.
Aantal masten
Aantal masten met jaar van plaatsing
Jaar van plaatsing
1.000 800 600 400 200 2011
2008
2005
2002
1999
1996
1993
1990
1987
1984
1981
1978
1975
1972
1969
1966
1963
1960
1957
0 n.b.
Aantal armaturen
Aantal armaturen met jaar van plaatsing
Jaar van plaatsing
107
3.6.3
Diversiteit materialen
Vanwege het ontbreken van vast beleid in het verleden met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe openbare verlichting is binnen de gemeente een grote differentiatie aanwezig van lichtmasten, armaturen, randapparatuur en lampen. Voor een betere beheersbaarheid is het wenselijk in de toekomst de toe te passen materialen te beperken en te standaardiseren. In de Nota openbare ruimte (2008) is aanbevolen om per functioneel gebied een beeldencatalogus op te stellen om stijl en eenheid te handhaven. Deze beeldencatalogus is (nog) niet gereed. Wel is de afgelopen jaren toegewerkt naar toepassing van standaardmasten en armaturen om te komen tot standaardisatie. 3.6.4
Aantal lampen
Als gevolg van areaaluitbreiding in nieuwe wijken is het aantal lampen sinds 2008 met 8% toegenomen.
Aantal lampen 9.500 9.000 8.500 8.000 2008
2010
2012
2016
Lampen
3.6.5
Schakel- en dimtijden
De gemeente Uden heeft tot 2009 evenals veel andere gemeenten avond/nacht schakeling toegepast. Hierbij wordt in de nachtelijke uren om en om een lamp gedoofd. Nadeel van dit systeem is dat de gelijkmatigheid geweld wordt aangedaan en de OVL installatie niet voldoet aan de richtlijnen. Op dit moment is het gebruikelijk om de avond/nacht schakeling te vervangen door armaturen met dimschakeling. Voordeel hiervan is dat de gelijkmatigheid blijft behouden wat van groot belang is voor de veiligheidsaspecten. In nieuwe plannen blijven alle lampen s ‘nachts branden en wordt dimschakeling toegepast. De gemeente Uden kent voor al haar kernen dezelfde schakeltijden. Hierbij wordt de verlichting astronomisch geschakeld waarbij de nachtverlichting inschakelt om 24.00 uur. Ook de statische dimunits schakelen gelijktijdig in met de nachtverlichting. De branduren per lampsoort zijn voor een avondbrander 1698 uur, een nachtbrander 4154 uur en dimverlichting 2926 uur.
108
4. Nieuwe ontwikkelingen 4.1 Aandacht voor donkergebieden 4.1.1
Lichtvervuiling
De afgelopen jaren is er vanuit de Overheid en Milieugroeperingen steeds meer aandacht voor het ‘onnodig’ plaatsen van OVL en het voorkomen van lichtvervuiling. Lichtvervuiling is het “gloeien” van de hemel door omhoog stralende verlichting dat weerkaatst in de deeltjes die in de lucht aanwezig zijn. Vooral bij steden is dat effect goed merkbaar. Met campagnes als “Laat het Donker Donker” en de organisatie van de “Nacht van de nacht” wordt aandacht gevraagd voor de schoonheid van de duisternis en de bedreiging daarvan door de toenemende verlichting in Nederland. Nederland is ’s nachts een van meest verlichte landen in Europa. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door kassen, sportvelden, lichtreclames en tuinverlichting maar ook door de openbare verlichting. Dat dit niet alleen hinderlijk is voor mens en dier zal duidelijk zijn maar het kost ook “onnodige” energie. Minder verlichting draagt ook bij terugdringing van het energieverbruik en daarmee de CO2 uitstoot. Overheden kunnen rekening houden met de effecten van lichtvervuiling op de natuur en met het verspillen van licht. In dit kader worden in natuurgebieden de mogelijkheden van terugdimmen, oriëntatieverlichting en geleideverlichting met behulp van led-armaturen in overweging genomen. In dit beleidsplan is met bovenstaande rekening gehouden door het voorschrijven van uitsluitend energiezuinige efficiënte lampen en het toepassen van dimverlichting. Hierbij zullen de ‘Richtlijnen Openbare Verlichting Natuurgebieden’ van de NSVV een leidende rol hebben. 4.1.2
Lichthinder
Onder lichthinder wordt verstaan: de instraling in woningen en verblinding van weggebruikers en dieren. Fabrikanten houden bij de ontwikkelingen van nieuwe armaturen in toenemende mate rekening met het voorkomen van lichthinder. Ook bij de plaatsbepaling van de mast en de keuze van armatuur wordt met het voorkomen van lichthinder rekening gehouden. Bij het opstellen van een verlichtingsplan wordt de verblindingsfactor zo laag mogelijk gehouden. In een gemeentelijk ontwikkelingsplan kan de gemeente lichthinder expliciet opnemen, zodat structureel aan het voorkomen en beperken ervan aandacht wordt gegeven. Eventueel kan de uitwerking hiervan vastgelegd worden in een gemeentelijk ‘lichthinderplan’. 4.1.3
Duisternis categorieënkaart
Provincie Noord-Brabant heeft in samenwerking met de Brabantse Milieu Federatie een Duisternis categorieënkaart uitgebracht. Op deze kaart zijn Natuurgebieden en 109
Landschappelijk/natuurlijk waardevol buitengebied aangegeven. De op deze kaart aangegeven Natuurgebieden zijn beperkt tot de gemeenten gelegen in het Groenewoud. Hoewel de gemeente Uden geen onderdeel uitmaakt van het gebied Groenewoud kan ze natuurlijk wel zelf donkertegebieden aanwijzen. Voorstel is om een kaart op te stellen met daarop aangegeven natuurgebieden die aangewezen worden als donkertegebieden. Voor deze gebieden geldt dan dat voor de aanleg van verlichting de ‘Richtlijn Openbare Verlichting Natuurgebieden’ van de NSVV van toepassing is. In deze gebieden geldt het principe van “geen verlichting tenzij”. Indien om verkeers- en/of sociale veiligheid toch verlichting gewenst is zal gebruik worden gemaakt van zogenaamde “groene” ledverlichting.
4.2 Techniek 4.2.1
Dimmen of dynamische verlichting
Het besparen van energie is in grote mate mogelijk door daarvoor geschikte lampen op een lager niveau te laten branden ofwel te dimmen. Dit dimmen zorgt bij een dimniveau van 50% voor ongeveer 40% energie besparing, uitgaande van gasontladingslampen. Dimmen kan zowel statisch als dynamisch gebeuren. Statisch dimmen betreft het op een vast tijdstip terugschakelen van de verlichting in brandniveau, bijvoorbeeld om 22:00 uur. Tegenwoordig zijn ook zogenaamde lokale dimmers in staat om hierin wat meer variatie te brengen door in meerdere stappen te gaan dimmen. Met telemanagementsystemen kan het dimmen ook op afstand aangestuurd worden. Dit heeft als voordeel dat ingespeeld kan worden op calamiteiten, weersomstandigheden en verkeersintensiteiten. De verlichting wordt dan dynamisch aangestuurd. De in- en uitschakeltijd voor de verlichting wordt geregeld door het Netwerkbedrijf. De OVL in de gemeente schakelt astronomisch. Dat wil zeggen dat de verlichting met een vast programma ‘variabel’ schakelt. In de zomer zijn er minder branduren dan in de wintertijd. Daarbij heeft de gemeente gekozen om de avondverlichting om 24.00 uur uit te schakelen. Ook de aanwezige statische dimmers treden in werking om 24.00 uur. Een dynamisch dimsysteem heeft haar eigen programmeerbare schakeltijden. Het is mogelijk energie te besparen door de avondverlichting een uur eerder te laten uitschakelen van 24.00 uur naar 23.00 uur. Dimmen De meeste armaturen voor de OVL met lampen PLL 36 Watt, PLL 55 Watt en de SON of SONT lampen 70 tot en met 400 Watt zijn leverbaar in dimuitvoering. Dit wil zeggen dat in het armatuur een component wordt ingebouwd dat na ontvangst van een signaal de lichtoutput van de lamp kan terugdimmen naar circa 50 % van de oorspronkelijke lichtopbrengst. Hierbij 110
wordt het stroomverbruik van het armatuur en de componenten teruggebracht naar circa 60 % van het totaal geïnstalleerde vermogen. Het dimmen vindt plaats nadat het Netwerkbedrijf, de eigenaar van het ondergrondse kabelnet, op een vooraf ingestelde tijd een signaal uitstuurt dat de verschillende dimmers in werking zet. Deze tijden vallen samen met de verschillende uitschakeltijden van de avondverlichting en de inschakeltijden van de ochtendverlichting. Er valt daarbij te kiezen uit de tijden s’ avonds uit om 22.30, 23.00, 23.30 en 24.00 uur en de tijden s’ morgens in om 6.00, 6.30 en 7.00 uur. Het technische voordeel van deze keuze is dat ondanks de besparing op de energiekosten en de onderhoudskosten door een langere uitwisseltermijn, door het dimmen de gelijkmatigheid van de verlichting is gegarandeerd. Alle lichtmasten blijven “branden”. Er is geen expliciete vraag naar nachtbranders. Het om en om uitschakelen van masten is, omdat het een buitensporige afname van de gelijkmatigheid van de verlichting veroorzaakt, sterk af te raden. Beter is, om bij het vernieuwen van armaturen met een gelijkblijvend energieverbruik de aanbevolen en gewenste gelijkmatigheid te verkrijgen. In de bijgestelde beleidsuitgangspunten wordt - met voortzetting van het huidige beleid op dit moment - uitgegaan van het toepassen van wit licht of wel het gebruik van PLL lampen met elektronische apparatuur in de verblijfsgebieden. Belangrijk is om de technische ontwikkelingen te volgen om in de toekomst de toepassing ervan te toetsen op bruikbaarheid ook op andere locaties. In de al uitgevoerde herverlichtingsplannen en reconstructies met toepassing van armaturen voorzien van lampen PLL 36 en 55 W en de SON, SONT, CDMT en CDOTT worden de lampen gedimd. De gemeente wil zodra het technisch en economisch verantwoord is in woongebieden led-verlichting toepassen in plaats van de nu gangbare PLL lampen. Dynamische Verlichting In Nederland zijn momenteel een aantal projecten uitgevoerd of in uitvoering waarin de verkeersintensiteit gekoppeld wordt aan de OVL. Is er weinig verkeer dan mag het licht uit of op een laag niveau branden. Bij veel verkeer gaat het lichtniveau omhoog. Het markeren van het wegverloop van verkeerswegen in buitengebieden is een echte trend aan het worden. Een aantal projecten is hiermee al uitgevoerd (Noord-Holland, Houten, Ede, Boxtel en Uden) Hiervoor worden in de weg-as of aan de wegkanten led-armaturen aangebracht. Dit komt ten goede aan de verkeersveiligheid vanwege de zichtbaarheid van het wegverloop, de natuur is erbij gebaat en er wordt een grote bezuiniging op het energieverbruik bereikt. De vraag is echter of de gebruiker dezelfde voordelen ervaart als bij de traditionele wijze van verlichten. 111
De gemeente Bernheze heeft in 2010 – als pilot - een project voor de ombouw van traditionele verlichting naar dynamische verlichting afgerond. Dit project – een belangrijk fietspad in het buitengebied - is bedoeld om ervaring op te doen op het gebied van dynamische verlichting. Een andere doelstelling is om te bezien of dynamische verlichting een bijdrage kan leveren aan het terug dringen van het energieverbruik en daarmee de CO2 uitstoot. Uit eerste lichtmetingen blijkt dat het niveau van de openbare verlichting wat betreft de gelijkmatigheid, ook bij dynamische verlichting voldoet aan de gestelde normen van de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) uitgegeven door de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV). Op tijden dat er minder of geen gebruik van het fietspad wordt gemaakt schakelt de verlichting terug tot 20% van het normale niveau. Op deze tijden is het energieverbruik dus belangrijk lager dan in normaal bedrijf. Wat gebruikservaringen betreft kan worden gesteld dat het dimmen van de openbare verlichting een bijdrage levert tot wijziging van het algemene beeld wat leeft onder de burgers met betrekking tot het onnodig laten branden van de openbare verlichting. De gemeente laat zien serieus werk te maken met het terugdringen van lichtvervuiling en lichthinder. Berekeningen geven aan dat het uit financieel oogpunt vooralsnog niet interessant is om op dit moment op grote schaal over te stappen op dynamische verlichting. De kosten van aanleg zijn zo hoog dat nauwelijks van een terugverdientermijn kan worden gesproken. De voordelen moeten worden gevonden in het gebruiksgemak, het terugdringen van lichtvervuiling en lichthinder en natuurlijk in het verminderen van het energieverbruik. Zoals gezegd is het grootste voordeel van dynamische verlichting het verminderen van het energieverbruik en daarmee de CO2 uitstoot. In dit project is een vermindering van de CO2 uitstoot bereikt van ruim 36%. Bij dit beleidsplan is een bijlage opgenomen met wegen die in aanmerking kunnen komen voor toepassing van dynamische verlichting. 4.2.2
Led-verlichting
Led-armaturen zijn in Nederland tot 2008 voornamelijk toegepast als markering. In september 2010 heeft het Agentschap NL in opdracht van de Taskforce Verlichting een publicatie uitgebracht over de stand van zaken betreffende toepassing van led-verlichting. Bij dit beleidsplan is een bijlage met een samenvatting van dit rapport opgenomen. Op basis van de evaluatie van een 40-tal pilots in 2008 en 2009 worden de volgende aanbevelingen gedaan:
Doe ervaring op met led-verlichting door het opzetten van (proef)projecten. Het is goed om daarbij eisen te stellen aan de producten. Vraag naar alle productgegevens en producten levensduur garanties. 112
Wees kritisch richting leverancier. Niet met alle aanbieders van led-verlichting zijn goede ervaringen opgedaan. Vraag naar de ervaring van de aanbieder met openbare verlichting en vraag openbare verlichting beheerders (van andere gemeenten) of ze tevreden zijn.
Laat als onderdeel van het (proef)project een nieuw lichtontwerp maken. Zorg er als opdrachtgever voor dat de lichttechnische eisen vooraf goed zijn overwogen en nauwkeurig zijn gedefinieerd. Het gaat daarbij onder anders om eisen op het gebied van ‘lichtkleur’, lichtniveau en hoeveelheid gewenst strooilicht.
De belangrijkste conclusie: het is inmiddels goed mogelijk led-verlichting toe te passen in openbare verlichtingssystemen en het milieu is er bij gebaat als gemeenten aan de slag gaan met led. De gemeente Uden heeft als ‘koplopergemeente’ de afgelopen jaren op grote schaal ledverlichting toegepast. 4.2.3
Zonne-energie
Voor wat betreft technieken met lichtmasten voorzien van zonnepanelen zijn op dit moment de ervaringen negatief. In gemeenten die als proef een aantal lichtmasten met zonnepanelen hebben geplaatst op locaties in het buitengebied is de ervaring dat het systeem heel storingsgevoelig is. Vooral het ondergrondse gedeelte met accu’s heeft een korte levensduur. Vervanging van accu’s is een behoorlijke kostenpost. Toepassing vindt –op bescheiden schaal- plaats op plekken waar anders voor veel geld, kabel, wegboringen en boomboringen gemaakt zouden moeten worden. Vooralsnog kan worden geconcludeerd dat het systeem kostbaar is in aanschaf, een kortere brandtijd met lagere vermogens heeft, een beperking van de lampkeuze en hoge onderhoudskosten. 4.2.4
Stabiliteitsmetingen
In het kader van de openbare veiligheid en daarmee de wettelijke aansprakelijkheid en het verlengen van de technische levensduur van lichtmasten staat de laatste jaren het uitvoeren van stabiliteitsmetingen in de belangstelling. Gemeenten staan hierbij voor de keuze om wel of niet metingen uit te voeren aan de stabiliteit van lichtmasten. Om een weloverwogen keuze te maken is het nodig de voor- en nadelen op een rij te zetten. Als argumenten om wel metingen uit te voeren kunnen worden aangemerkt:
per lichtmast wordt na meting een restlevensduur van vijf jaar gegarandeerd;
de ‘garantie’ kan voor de wegbeheerder gunstig zijn bij een eventuele claim vanwege bijvoorbeeld een omgevallen lichtmast of onderdelen;
op basis van verkregen metingen kan de restlevensduur van de soort gemeten masten worden verlengd, wat een financieel voordeel kan opleveren;
er wordt voorkomen dat een technisch nog goede mast wordt vervangen. 113
Natuurlijk kunnen er ook vraagtekens worden geplaatst bij het nut van stabiliteitsmetingen:
de meting geeft slechts een beeld van de gemeten mast en zegt weinig of niets over de kwaliteit van andere soortgelijke masten;
in het onderhoudsbestek van de gemeente is als preventief onderhoud tijdens de remplace controle van de lichtmast opgenomen. Dat wil zeggen dat bij iedere remplace (om de 4 tot 10 jaar) de mast wordt gecontroleerd op eventuele zichtbare gebreken;
indien er een schilderplan aanwezig is worden de masten om de 12 jaar geschilderd. Hierbij wordt de gehele mast onder handen genomen en visueel geïnspecteerd. Eventuele gebreken zoals corrosie, loshangende delen of scheefstand wordt gemeld en indien nodig hersteld;
er is geen wettelijke verplichting om stabiliteitsmetingen aan lichtmasten te verrichten. Een goed beheerplan is van nut om eventuele claims bij schade te voorkomen;
op basis van ervaring is de maximale levensduur van masten in de gemeente vastgesteld op 40 jaar. De praktijk heeft uitgewezen dat de maximale levensduur slechts op weinig plaatsen wordt bereikt omdat door reconstructies of herindelingen van wegen de mast vaak voor het einde van zijn levensduur wordt vervangen of bij een goede kwaliteit wordt hergebruikt;
er zijn over de afgelopen 30 jaar geen gevallen bekend waarbij een lichtmast is omgevallen door een niet zichtbaar gebrek, zoals corrosie.
Op basis van de voor- en tegenargumenten lijkt het niet gewenst om alle masten van bijvoorbeeld ouder dan 25 of 30 jaar te onderwerpen aan een stabiliteitsmeting. Uit verkregen cijfers van andere gemeenten blijkt dat circa 2% van de gemeten masten niet meer aan de strenge eisen voldeed. Dat wil niet zeggen dat deze masten omwille van de veiligheid ook daadwerkelijk meteen vervangen moet worden. Bij herverlichtingsplannen en reconstructies waarbij bestaande lichtmasten op dezelfde plaats worden gehandhaafd en waarbij de masten ouder zijn dan 30 jaar kan het zinvol zijn om per mast een stabiliteitsmeting uit te voeren. Hiermee wordt voorkomen dat onstabiele masten voor een langere periode blijven staan. Zoals gezegd is een goed beheerplan met daarin opgenomen een periodieke inspectie van belang om wettelijke aansprakelijkheid bij schade veroorzaakt door de OVL te voorkomen. 4.2.5
Keuze lichtmasten
Stalen of aluminium masten Een steeds terug kerende discussie is de keuze voor stalen of aluminium lichtmasten. Beide fabrikanten voeren argumenten waarom hun product duurzaam is. In de volgende tabel worden, zonder volledig te zijn enkele aspecten van staal en aluminium tegenover elkaar gezet. 114
Vergelijking aluminium lichtmasten vs. stalen lichtmasten Duurzaamheid en milieuvriendelijkheid Recyclebaar Energiebehoefte bij productie Energiebehoefte bij recycling
Aluminium
Staal
100%
100%
tot 4,5 hoger dan staal 100%
55%
Percentage gerecycled materiaal bij fabricage nieuwe masten
51%
45%
Minder energie bij materiaal uit schroot
95%
45%
Uitloging materiaal
nee
Nee, met coating
Aanschafprijs lichtmast lph. 4 meter
€ 325
€ 250
Onderhoudsvrije levensduur in jaren
40 incl. deugdelijke
40
maaiveldbeschermer
Onderhoud Oppervlakte behandeling nodig
nee
nee
Veiligheid Gewicht
60% lichter dan staal
Kwetsbaarheid t.o.v. gemiddeld
Lage score
Energie absorptie bij aanrijding
50% meer dan staal
Hoge score
Het blijkt in de praktijk dat Rijks- en Provinciale overheden bij verkeerswegen kiezen voor aluminium lichtmasten. Argument hiervoor is dat bij aanrijdingen met hoge snelheid de letsels over het algemeen minder ernstig zullen zijn dan bij toepassing van stalen masten. Ook het aspect onderhoud (geen schilderwerk en dus geen verkeersmaatregelen) speelt daarbij een rol. Bij gemeenten spelen deze argumenten minder omdat de snelheden van het verkeer over het algemeen lager zijn en er geringere verkeersstromen zijn. Hierdoor zijn er minder of helemaal geen verkeersmaatregelen nodig bij onderhoud. In gemeenten waar van oudsher stalen masten zijn toegepast worden deze keuze meestal voortgezet terwijl dit andersom ook het geval is. Thermisch verzinkt of poedercoating De gemeente Uden past vanuit esthetisch oogpunt tot voor kort thermisch verzinkte lichtmasten zonder oppervlaktebescherming toe. Vraag is of dit vanuit het aspect duurzaamheid een juiste keuze is. Stalen thermisch verzinkte masten hebben een onderhoudsvrije levensduur van 40 jaar. Indien masten voor plaatsing worden voorzien van een duplexsysteem (thermisch verzinken en coating) is de levensduur volgens de fabrikant veelal oneindig. De gemeente hanteert een afschrijvingstermijn van 40 jaar voor stalen lichtmasten. In die termijn dient de lichtmast ten minste eenmaal te worden geconserveerd. Uit esthetisch oogpunt wordt een onbehandelde mast echter na circa 12 jaar voorzien van een beschermende laag. De meerkosten voor uitvoering van een gecoate mast ten opzichte van een onbehandelde mast bedragen circa € 50,00 afhankelijk van de grootte van de mast. Een schilderbeurt voor een gemiddelde lichtmast vergt ongeveer hetzelfde bedrag. Alles in overweging nemende is het vanuit duurzaamheid niet perse noodzakelijk om thermisch verzinkte masten te voorzien van een coating. Bekeken vanuit verlengde levensduur in 115
combinatie met het esthetische oogpunt is het wel wenselijk om nieuwe lichtmasten te voorzien van een coating. Daarmee kan de afschrijvingstermijn worden verlengd van 40 naar 50 jaar, hetgeen een aanzienlijke kostenbesparing oplevert.
4.3 Ondergronds netwerk Storingen in het kabelnet worden gerepareerd door Enexis B.V., omdat zij eigenaar is van het voedingsnet en de aansluitkabels waarop de lichtmasten zijn aangesloten. Uden heeft net als de meeste gemeenten de ondergrondse eigendommen, zoals aansluitkabel en aansluitmof en de ontstekingspunten, enkele jaren geleden ‘om niet’ overgedragen aan Enexis B.V. Tegen een vaste vergoeding per lichtmast per jaar onderhoudt Enexis B.V. het complete ondergrondse netwerk voor de openbare verlichting. Als de gemeente haar installatie wil uitbreiden betaalt ze een vast bedrag per aansluitpunt (lichtmast). Voor dit bedrag verzorgt Enexis B.V. de aansluiting in de lichtmast inclusief aansluitmof, aansluitkabel, aansluitblok, grondwerk en straatwerk. De kosten voor de lichtmast zijn als vanzelf voor rekening van de gemeente. In renovatie- of herverlichtingsprojecten mogen bestaande aansluitingen worden verlengd. Ook deze kosten zijn voor rekening van de eigenaar van de installatie. Het overnamepunt van de installatie is het aansluitblok in de mast. Het aansluitblok was tot 2007 in eigendom en beheer van de gemeente. Sinds dat jaar is het aansluitblok overgedragen aan het netwerkbedrijf welke tevens de aanleg en onderhoud ervan verzorgt. De kosten van het aansluitblok zijn ondergebracht in het vaste bedrag wat het netwerkbedrijf in rekening brengt per aansluitpunt. De tarieven voor de ondergrondse werkzaamheden zijn in het verleden meerdere malen verhoogd en/of aangepast. Deze tarieven worden bepaald door de Directie Toezicht Energie (DTe).
4.4 Wetgeving 4.4.1
NSVV Normen
De Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) heeft samen met het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) in 2002 de Nederlandse Praktijkrichtlijnen voor Openbare Verlichting (NPR 13201-1) opgesteld. Deze richtlijn - gebaseerd op Europese normen - is in veel gemeenten, ook in Uden als leidraad bij de invulling van de OVL gehanteerd. De richtlijn heeft geen juridische status, omdat de Europese normen (nog) niet gemandateerd zijn. In deze richtlijn is getracht de verschillende verlichtingseisen op elkaar af te stemmen door onderscheid te maken in: openbare ruimten met een verkeersfunctie, openbare verblijfsruimten en ruimten, die beide functies kunnen vervullen. Aan de hand van de functie en de kenmerken van de openbare ruimte (te weten bebouwing, functie van de weg, infrastructuur, verkeer, verkeersintensiteit of moeilijkheidsgraad) worden verlichtingsklassen opgesteld. De verlichtingsklassen geven aan, aan welke kwaliteitscriteria de OVL moet 116
voldoen. Deze kwaliteitscriteria hebben betrekking op de verlichtingssterkte en de gelijkmatigheid van de verlichting. Deze richtlijnen zijn de afgelopen beleidsperiode in Uden leidraad geweest bij het opstellen van verlichtingsplannen. In 2011 heeft de NSVV op verzoek van de Taskforce Verlichting ondersteund door Agentschap NL de bestaande NPR 13201-1 herschreven en een nieuwe aanbeveling de Richtlijn voor Openbare Verlichting 2011 (ROVL 2011) uitgegeven. Belangrijk verschil met de vorige richtlijn is dat het standaard verlichten van een situatie als uitgangspunt is verlaten. Dit onderdeel is nieuw ten opzichte van de NPR 13201-1. In veel situaties kan, om verschillende redenen, gekozen worden voor alternatieve verlichtingsvormen of zelfs niet verlichten. Als uit de afweging de keuze 'verlichten' gemaakt wordt, dan wordt vervolgens aanbevolen de in deze richtlijn beschreven systematiek te hanteren om te komen tot een verlichtingsinstallatie, die voldoet aan de gevonden lichttechnische kwaliteitscriteria. Nieuw is de gewijzigde terminologie van de gewenste verlichtingsklasse. In de volgende tabel is het verschil in terminologie van beide richtlijnen weergegeven: NPR 13:201-1-1
ROVL 2011
Verkeerswegen
ME-klasse
M-klasse
Conflictgebieden
CE-klasse
C-klasse
Verblijfsgebieden
S-klasse
P-klasse
4.4.2
Criteria Duurzaam inkopen
In februari 2010 is in opdracht van VROM door Agentschap NL (SenterNovem) de nota Criteria voor duurzaam inkopen voor inkopen van OVL gepubliceerd. Deze criteria worden periodiek bijgesteld en kenbaar gemaakt aan de gemeenten via PIANOo Expertisecentrum voor aanbesteden (www.pianoo.nl). De nota biedt de mogelijkheid een energiebesparingdoelstelling en een ontwerp- en inkooprichtlijn te definiëren. Voor de productgroep openbare verlichting betreft het hier in hoofdzaak:
Een minimum eis voor de energieprestatie van de OVL installatie aan label D van de Handleiding Energielabeling Openbare Verlichting;
Bij nieuwbouw van een OVL installatie, of bij complete vervanging van lampen en armaturen van een openbare verlichtingsinstallatie, dient de installatie technisch geschikt te zijn om gedimd te worden;
Voorschriften aan het gestelde vermogenvoor lichtmastreclame;
Grenswaarden aan het vluchtige aandeel organische stoffen bij conserveringswerken.
In opdracht van het Ministerie van VROM zijn de minimumeisen uit de criteriadocumenten vertaald naar teksten voor gebruik in RAW-bestekken (zie www.crow.nl/duurzaaminkopen).
117
Deze teksten zijn 29 oktober 2010 gepubliceerd en kunnen vanaf die datum in bestekken worden opgenomen. 4.4.3
Nieuwe Aanbestedingswet
Een nieuwe Nederlandse Aanbestedingswet zal samen met onderliggende regelgeving (AMvB's)- naar verwachting per 1 januari 2013 in werking treden. Op 14 februari 2012 is de Aanbestedingswet aangenomen in de Tweede Kamer. Met de nieuwe Aanbestedingswet wil het kabinet een modern wettelijk kader voor het aanbesteden maken. Aanleiding hiervoor is vooral het onderzoek van de Parlementaire enquêtecommissie Bouwnijverheid. De nieuwe wet schept de mogelijkheid om op nationaal niveau nadere regels te stellen ter aanvulling of verduidelijking van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. Door heldere regels bij het aanbesteden, krijgen ook kleinere ondernemers een goede en eerlijke kans op overheidsopdrachten. De eisen die bij aanbestedingen aan het bedrijfsleven worden gesteld, moeten redelijk zijn. Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat eisen die aan opdrachten worden gesteld in redelijke verhouding moeten staan tot de opdracht. Zo kan bijvoorbeeld een aanbestedende dienst met 120 vestigingen in heel Nederland de schoonmaak in één opdracht aanbesteden. Dat betekent dat een kleine onderneming hierop niet kan inschrijven. Met de nieuwe wet moet de aanbestedende dienst een dergelijke opdracht in principe zo opstellen, dat MKB'ers kunnen inschrijven op de locaties in hun eigen regio. De eisen aan de jaaromzet van de ondernemer moeten in redelijke verhouding staan tot de opdracht. Daarmee wordt voorkomen dat aan een architectenbureau een eis wordt gesteld van een jaaromzet van bijvoorbeeld drie miljoen euro waardoor een groot deel van de architectenbureaus afvallen. Een dergelijke eis is vaak onredelijk en mag niet meer. Daarnaast komt er een einde aan de verschillende formulieren die aanbestedende diensten gebruiken. De ondernemer hoeft nog maar één formulier in te vullen. Pas als de ondernemer de opdracht krijgt, moet hij de officiële documenten inleveren. Tenderned publiceert alle opdrachten voor aanbestedingen zodat ondernemers alle aanbestedingen op één plaats kunnen vinden. De nieuwe aanbestedingswet geldt voor alle overheidsopdrachten (onder en boven de Europese grens). De grens voor het Europees aanbesteden voor bijvoorbeeld bouwopdrachten ligt op € 4,8 miljoen. Voor leveringen (bijvoorbeeld inkoop kantoorartikelen) en diensten (bijvoorbeeld inhuren van een onderzoeksbureau) liggen de grenzen voor het Rijk bij € 130.000 en voor andere overheden en diensten zoals het onderhoud en beheer van de OVL op € 200.000. (bedragen voor 2012/2013). 118
De belangrijkste wijzigingen in de nieuwe Aanbestedingswet zijn: Voor alle opdrachten (onder en boven de drempel) geldt:
Een aanbestedende dienst moet op objectieve gronden bij een opdracht kiezen welk type aanbestedingsprocedure hij gebruikt.
Een aanbestedende dienst moet op verzoek van ondernemer zijn keuze schriftelijk motiveren en handelt transparant.
Eisen, voorwaarden en criteria aan inschrijvers en inschrijvingen moeten in redelijke verhouding staan tot de opdracht.
Opdrachten mogen niet onnodig worden samengevoegd.
Als opdrachten worden samengevoegd moet de aanbestedende dienst dit in de aanbestedingsstukken motiveren.
Een opdracht moet worden opgedeeld in meerdere percelen. Als dit niet passend is, moet de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken motiveren.
Aanbestedende diensten moeten administratieve lasten zoveel mogelijk beperken.
Aanbestedingsstukken dienen kosteloos ter beschikking worden gesteld.
Bij aanbestedingen onder de drempel dient de ARW 2012 te worden toegepast.
Bij nationale aanbestedingen:
Een aanbestedende dienst behandelt ondernemers op gelijke wijze.
Een aanbestedende dienst handelt transparant.
Bij meervoudige onderhandse procedure:
Een aanbestedende dienst behandelt ondernemers op gelijke wijze.
Een aanbestedende dienst deelt aan alle inschrijvers de gunningbeslissing met de relevante redenen mee.
Bij aanbestedingen boven de drempel:
(Voor)aankondigingen moeten plaatsvinden via het elektronisch systeem voor aanbestedingen (bedoeld wordt TenderNed). De minister draagt zorg voor het systeem.
Geschiktheideisen mogen geen betrekking hebben op de omzet, tenzij een aanbestedende dienst dit met zwaarwegende argumenten motiveert in de aanbestedingsstukken. Als toch eisen gesteld worden, dan niet meer dan drie maal de opdrachtwaarde.
Verplicht gunnen op criterium EMVI. Laagste prijs alleen toepassen als aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken motiveert waarom.
Verlengde Alcatel-termijn. Aanbestedende dienst neemt opschortende termijn van tenminste twintig kalenderdagen in acht voor sluiten van overeenkomst.
Proces verbaal. Aanbestedende dienst moet over de gunning een proces-verbaal opstellen. Dit proces-verbaal omvat onder meer namen van uitgekozen gegadigden met motivering, namen en motivering van afgewezen gegadigden, namen en 119
motivering van afgewezen inschrijvingen, motivering voor keus winnaar, omstandigheden bij toepassing bijz. procedure, reden van eventueel niet-gunnen. (bron: www.pianoo.nl)
4.4.4
Grondexploitatiewet (GREX)
Voorheen maakten publieke partijen individuele afspraken met private ontwikkelaars over de financiering van publieke voorzieningen, zoals de aanleg van groen, riolering, wegen, verlichting en parkeerplaatsen. Juridisch kon de overheid echter niets afdwingen. Hierdoor dreigde onrendabele, maar maatschappelijk wenselijke delen van bouwlocaties, zoals sociale woningbouw en groen, niet gerealiseerd te worden. Om gemeenten meer houvast te geven is de grondexploitatiewet (GREX) opgesteld. Deze wet is op 1 juli 2008 in werking getreden. Op basis van deze wet zijn er nu meer wettelijke mogelijkheden voor kostenverhaal voor de aanleg van openbare voorzieningen wanneer private ontwikkelaars een plan ontwikkelen en uitvoeren.
4.5 Kengetallen In 2003 heeft de NSVV de aanbeveling Kengetallen Openbare Verlichting uitgebracht. Doel van de aanbeveling was het praktische gebruik van kengetallen in de sector openbare verlichting te bevorderen. In 2011 is de uitgave geheel herzien en is in samenwerking met Agentschap NL naast de reguliere versie ook een nieuwe Lite versie uitgebracht. Kengetallen beginnen langzamerhand in te burgeren in de OVL. Steeds meer gemeenten maken er gebruik van. Op de ‘Dag van de Openbare Ruimte’ is telkens een dagdeel ingeruimd waarop diverse gemeenten hun kengetallen delen met anderen. Met de publicatie 'Kengetallen in de Openbare Verlichting' hebben gemeenten een tool waarmee op eenduidige wijze kengetallen voor het werkveld OVL kunnen worden opgesteld. Deze kengetallen stellen gemeenten in staat om de effecten van hun beleidsmaatregelen te monitoren en waar nodig bij te stellen. Ook het zogenaamde 'benchmarken', het vergelijken van de eigen situatie met die van een andere gemeente, behoort tot de mogelijkheden. Zoals gezegd is na een periode van 6 jaar ervaring opgedaan te hebben met kengetallensystematiek nu - met ondersteuning van Agentschap NL - ook een Lite versie van deze systematiek uitgebracht. Met de publicatie van deze Lite versie is het voor met name kleine gemeenten mogelijk om in een korte tijd kengetallen op te stellen. De nieuwe lichte versie bevat een verwijzing naar het Macrolabel OVL en het rekenmodel Zicht op Licht, waarvan de gegevens in de kengetallensystematiek worden toegepast.
120
In dit beleidsplan is ter ondersteuning van de evaluatie van de afgelopen beleidsperiode gebruik gemaakt van de proversie van kengetallen. De resultaten zijn onder paragraaf 3.5 opgenomen. Voorstel is om jaarlijks kengetallen in te voeren in de door Agentschap beschikbaar gestelde tool. Met deze kengetallen heeft de gemeente inzicht in de gevolgen van het gevoerde beleid op het gebied van de OVL. Tevens kunnen de kengetallen worden gebruikt voor benchmarking met andere gemeenten.
4.6 Energielabels Eén van de belangrijke onderdelen van de Duurzaam Inkopen criteria voor openbare verlichting is de invoering van het energielabel. Een energielabel is een maatstaf voor de afnemer van het product om te zien hoe zuinig, milieuvriendelijk en/of energiebesparend het aangekochte product is. De ‘Handleiding Energielabeling Openbare Verlichting’ in 2010 uitgegeven door NSVV en Agentschap NL is bedoeld om een energielabel voor een nieuwe openbare verlichtingsinstallatie vast te kunnen stellen. Deze handleiding ondersteunt het project Duurzaam Inkopen van het Ministerie van VROM. De minimumeis volgens de Criteria voor duurzaam inkopen is energielabel D. Om duurzaam in te kopen bij een OVL-installatie kan de gemeente dus in samenwerking met de beheerder of lichtontwerper een label opgeven. Als het hierbij blijft zal de meest energiezuinige installatie geleverd worden. De gemeente kan dan voorbij gaan aan additionele eisen ten aanzien van prijs, gemeentelijk verlichtingsbeleid ten aanzien van lichthinder, lichtkleuren, kleurherkenning, etc. Het is daarom belangrijk om extra eisen te vermelden. De volgende uitgangspunten dienen bij het gewenste label vermeld te worden:
de installatie moet voldoen aan de NPR13201-1;
een opgave van de gewenste verlichtingsklasse;
een opgave van de gewenste kleurherkenning en lichtkleur;
een beschrijving van de gewenste afscherming in relatie tot lichthinder;
eventueel een opgave van de gewenste semicilindrische verlichtingssterkte of verticale verlichtingssterkte.
Een betere kleurherkenning betekent dat geen gebruik gemaakt kan worden van de lagedruk natrium lampen. Sommige installaties met lagedruk natrium lampen voor zeer brede profielen in verblijfsgebieden (S-klasse), krijgen bij de berekening een A-label. Dit komt door de efficiëntie van de lagedruk natrium lamp. Dit zou pleiten voor het veelvuldig gebruik van lagedruk natrium armaturen in woongebieden. Doordat met lagedruk natrium geen kleurherkenning mogelijk is worden deze lampen in de praktijk bij nieuwbouw niet meer in woongebieden gebruikt. Lagedruk natrium lampen zijn niet dimbaar waardoor deze lamp bij een wens tot dimmen niet toepasbaar is. 121
Labelkeuze in relatie tot ambitie gemeente Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar welke labels onder de term ambitieus geschaard kunnen worden. De volgende conclusies zijn daaruit te trekken:
De labels A en B kunnen alleen met lagedruk natrium armaturen worden ingevuld en dan alleen bij brede profielen en hoge verlichtingsklassen;
Labels C en D zijn toepasbaar op alle profielen en hebben dan meer keuze in toepasbare lamptypen en fabrikanten. Label C is beperkt invulbaar en kan ook niet bij alle profielen geëist worden;
Een bepaald label kan bij nieuwbouw wat eenvoudiger gehaald worden, maar door (lokaal) dimmen is dat ook bij renovaties mogelijk;
Bij brede profielen en hogere verlichtingsklassen kan eenvoudiger een beter label behaald worden.
Volgens de Handleiding Energielabeling OVL (2010) is een zeer ambitieuze algemeen toepasbare keuze label C. Het is afhankelijk van het te realiseren profiel of label C wel haalbaar is. Label C is voor enkele profielen alleen maar direct in te vullen met lagedruk natrium armaturen. Aanvullende eisen zijn dan ook erg belangrijk. Prijstechnisch maakt het niet veel uit ten opzichte van label D. Een algemeen toepasbaar label is label D (situatie 2008). Zolang de keuze uit lamptypen, armaturen en fabrikanten waarmee label C bereikt kan worden erg beperkt is, is label D ambitieus genoeg en veilig. Is het te verlichten profiel bekend dan kan een zeer ambitieuze keuze voor label C en bij brede profielen met grotere lichtpunthoogten wellicht voor label B gemaakt worden. Uitgangspunt bij deze keuze is dat er niet gedimd wordt. Macro-energielabel In vervolg op de Energielabeling voor nieuwe installaties is in 2011 door Agentschap NL in opdracht van Taskforce verlichting een handleiding uitgegeven voor het berekenen van een zogenaamd Macro-energielabel Openbare Verlichting. Doel van deze tool is het op eenvoudige wijze bepalen van het energielabel van een grote groep armaturen, zoals de installatie van een hele gemeente. De tool geeft weer welke delen van die openbare verlichtingsinstallatie efficiënt of minder efficiënt zijn. De uitkomst van de tool is een indicatie van de werkelijkheid. Het is echter niet de bedoeling van de tool om gemeenten 1 op 1 met elkaar te gaan benchmarken. Dit laatste dient te gebeuren aan de hand van kengetallen. Verschillen in beleid zorgen voor verschillende keuzes in de toegepaste materialen in de openbare verlichting van een gemeente. Hogere eisen aan de kwaliteit van verlichting kan zorgen voor een hoger energieverbruik hetgeen niet direct betekent dat een gemeente minder efficiënt is.
122
Zoals gezegd is het macrolabel een globaal systeem. Het geeft een impressie van de energie kwaliteit en kan worden gezien als een “nulmeting”.
4.7 Uden Nota Openbare Ruimte In 2008 is de Nota Openbare Ruimte vastgesteld. De nota biedt handvatten voor de ontwerper en beheerder om de kwaliteit en identiteit van de buitenruimte te bewaren en te verbeteren. In de nota zijn diverse openbare ruimten beschreven. Een daarvan is de zogenaamde historische route. Vanuit de markt en het kerkplein lopen talrijke historische routes naar het buitengebied. Voorgesteld wordt om de historische routes te gebruiken als toeristische kwaliteit en door eenduidige inrichting herkenbaar te maken. Ook de OVL is daarvan onderdeel. Het betreft de volgende straten: Bitswijk, Vijfhuizerweg, Ringbaan Noord, Bosschebaan, MGR. Bosstraat, Kapelstraat, Kerkstraat, Helenastraat, Oud Moleneind, Sint Jansstraat, Vostenburg, Veghelsedijk, Marktstraat, Prior van Milstraat, Julianastraat, Dries Zoggel, Millsebaan, Boekelsedijk, Oude Maasstraat, Volkelseweg, Antoniusstraat, Rudigerstraat, Schoolstraat, Kloosterstraat, Piusplein Heinsbergenstraat, Klantstraat, Artillierstraat en Orgellaan. Odiliapeel: Oude dijk, Beukenlaan tot aan tot aan Rogstraat. Voorstel is om in deze straten in principe zogenaamde kromstaf masten te plaatsen. Hiermee wordt het historische karakter en herkenbaarheid benadrukt.
123
5. Bijgestelde beleidsuitgangspunten Aan de hand van de evaluatie van het Beleidsplan 2008 en de beschreven ontwikkelingen in hoofdstuk 4 zijn de beleidsuitgangspunten bijgesteld. Hieronder vindt u in beknopte vorm de beleidsuitgangspunten voor de komende beleidsperiode.
5.1 Buiten de bebouwde kom a) Algemeen:
De openbare verlichting dient te voldoen aan de Richtlijnen NSVV de ROVL 2011.
De functie van de weg zoals vast gelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan Uden (GVVP) dient als aanknopingspunt voor het vast te stellen verlichtingsniveau.
Alle verlichting uitvoeren als nachtbranders indien mogelijk voorzien van dimschakeling.
In natuurgebieden en aangewezen donkertegebieden geldt een terughoudend beleid ten aanzien van uitbreidingen. Indien tot plaatsing van verlichting wordt overgegaan dan uitsluitend ‘groene’ led-verlichting toepassen.
Om onnodige verlichting te voorkomen wordt bekeken of er lichtmasten kunnen worden verwijderd en vervangen door alternatieven zoals markeringen en/of retroflecterende materialen voor geleiding van gebruikers van de weg.
Ter bevordering van standaardisatie alle verlichting op hoofdwegen voorzien van led verlichting voorzien van dynamische schakeling.
b) Vrijliggende fietspaden, gevaarlijke kruispunten, bochten en bushaltes:
Verlichten in overeenstemming met de Richtlijnen NSVV de ROVL 2011.
Hoofdfietsroutenet in het buitengebied voorzien van openbare verlichting.
Fietspaden met uitsluitend recreatief karakter niet verlichten.
5.2 Binnen de bebouwde kom a) Algemeen:
Verlichten in overeenstemming met de Richtlijnen NSVV de ROVL 2011.
De functie van de weg zoals vast gelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan Uden (GVVP) dient als aanknopingspunt voor het vast te stellen verlichtingsniveau.
Alle verlichting uit te voeren als nachtbranders en/of dimbare verlichting.
Bestaande SOX verlichting op hoofdwegen vervangen door CPO verlichting voorzien van een dynamische schakeling (RF).
Alle verlichting uitvoeren in wit licht.
Het keuzemoment voor toepassing van moderne verlichting (led) gelijk stellen aan het tijdstip dat de verlichting is afgeschreven. Bij nieuwe plannen binnen de bebouwde kom direct led-verlichting toepassen.
124
b) Openbare achterpaden, brandgangen en parkeerterreinen in eigendom bij de gemeente:
Voorzien van openbare verlichting en indien dit niet mogelijk is de lichtmasten in de aangrenzende straten zodanig plaatsen dat de paden worden mee verlicht.
Verlichtingsniveau conform richtlijnen Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW).
De verlichting uitvoeren als nachtbranders en/of dimbare verlichting.
c) Openbare achterpaden, brandgangen en parkeerterreinen in eigendom bij Stichtingen, corporaties en of andere stichtingen zonder winstoogmerk:
De gemeente stimuleert de aanleg van verlichting door toestemming te verlenen voor aansluiting op het OVL net.
De minimale voorwaarden waaronder toestemming wordt verleend zijn: o
Aanleg van verlichting geschiedt door en voor rekening van de eigenaar.
o
De eigenaar is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de installatie en verlichtingsniveau.
o
De elektriciteit- en onderhoudskosten worden verrekend met de eigenaar.
d) Hangplekken, JOP’s, speelvelden en speelterreintjes en honden-uitlaatroutes:
Ontmoetingsplaatsen, speelterreinen, speelvelden en honden-uitlaatroutes niet verlichten. Dit om schijnveiligheid te voorkomen.
e) Bedrijventerreinen:
Op bedrijventerreinen wit licht toepassen.
Geen avond- nachtschakeling meer toepassen. Alle verlichting uitvoeren als nachtbranders zonder dimschakeling. Eventueel onderzoeken of toepassing van ‘omgekeerd’ dimmen gewenst is.
f) Historische routes:
Om de herkenbaarheid van de in de Nota Openbare Ruimte beschreven historische routes te bevorderen op deze wegen in principe kromstafmasten plaatsen.
5.3 Algemene beleidsuitgangspunten a) Algemeen:
In de kernen dient de verlichting gelijktijdig in- en uitgeschakeld te worden. De uitschakeltijd van de avondverlichting en/of inschakeltijd voor de dimschakeling is op dit moment 24.00 uur. Om energie te besparen kan worden gekeken of het wenselijk en zinvol is de avondverlichting eerder uit te schakelen naar bijvoorbeeld 23.00 uur.
De verschillende verlichtingsniveaus per functie van de weg zoals aangegeven in tabel 2 vast te stellen. Op basis van ervaringen een afwijking van 15 % ten opzichte van in tabel 2 genoemde criteria als acceptabel te aanvaarden.
Toepassing van materialen per wegcategorie volgens tabel 3. 125
Toepassing van onderhoudsarme en vandalismebestendige armaturen met de minst mogelijke lichthinder. Aandacht voor duurzaamheid is een vanzelfsprekendheid.
Nieuwe ontwikkelingen (zoals led, zonne-energie en ‘slimme’’ verlichting) nauwgezet volgen en als ‘koplopergemeente’ verantwoord toepassen.
Nieuwe stalen lichtmasten uitsluitend toepassen met vanuit de fabriek aangebrachte poedercoating.
Alle onbehandelde thermische verzinkte lichtmasten schilderen. De termijn voor de eerste schilderbeurt van bestaande onbehandelde lichtmasten vast te stellen op 12 jaar. Geschilderde lichtmasten behandelen om de 12 jaar.
Uitsluitend milieuvriendelijke energie-efficiënte lampen toepassen.
De installatie dient te voldoen aan de voorschiften zoals gesteld in de NEN 1010 en NEN 3140.
Onderzoeken of het nuttig en noodzakelijk is om bij calamiteiten de OVL in de kernen en op nader aan te duiden plaatsen - op afstand - op een hoger verlichtingsniveau te schakelen.
Een kaart met donkertegebieden vaststellen. Hierbij komen in eerste instantie de aanwezige natuurgebieden voor in aanmerking. In deze donkertegebieden geldt het principe van “geen verlichting tenzij”. Indien om verkeers- en/of sociale veiligheid toch verlichting gewenst is zal gebruik worden gemaakt van zogenaamde “groene” ledverlichting.
Het jaarlijks gebruik van kengetallen invoeren en deelnemen aan de bijeenkomsten die het Inter Gemeentelijk Overleg (IGOV) hiertoe organiseert. Verder benchmarking op het gebied van OVL met andere gemeenten overwegen.
Onderzoeken welke wegen geschikt zijn voor toepassing van dynamische verlichting.
De gestelde ROVL normen voor het verlichtingsniveau gelden bij normaal in bedrijf zijnde verlichting. Gedimde verlichting voldoet om die reden niet aan de gestelde normen. Dit is een bewuste keuze.
Kosten van andere energiegebruikers zoals de Woningstichting, abri’s en reclamebakken inzichtelijk maken door uitsplitsing van de energierekening. Onderzoeken of energiekosten kunnen worden toegeschreven aan andere gebruikers en eventueel kunnen worden doorberekend.
b) Onderhoud:
Ter bevordering van standaardisatie gelden de Algemene Randvoorwaarden Gemeente Uden (ARGU) met daarin aangegeven de standaard toe te passen materialen. De in dit stuk beschreven standaardmaterialen tevens voorschrijven voor plannen die worden gerealiseerd door projectontwikkelaars.
Het restant bestaande lampen met hoog vermogen (HPLN en TL) op korte termijn vervangen door energie-efficiënte led-verlichting. 126
De afschrijvingstermijn voor lichtmasten handhaven op 125% van de technische levensduur van 40 jaar.
De afschrijvingstermijn voor armaturen handhaven op 100% van de technische levensduur van 25 jaar.
Voortzetting van de in 2009 in gang gezette groepsremplace.
De grenzen van het minimale verantwoorde onderhoudsniveau dient in negatieve zin niet te worden overschreden.
5.4 De belangrijkste verschillen ten opzichte van het Beleidsplan 2008 Hierna zijn de belangrijkste verschillen van de bijgestelde uitgangspunten ten opzichte van het Beleidsplan 2008 weergegeven: Buiten de bebouwde kom
Bestaand
Nieuw
beleid
beleid
Buiten de bebouwde kom, en in het bijzonder in natuurgebieden geldt een terughoudend
x
beleid ten aanzien van uitbreiding van verlichting. Er worden gebieden in de gemeente aangewezen als donkertegebied. In deze (natuur)
x
gebieden geldt het principe van “geen verlichting tenzij”. Indien om verkeers- en/of sociale veiligheid toch verlichting gewenst is zal gebruik worden gemaakt van zogenaamde “groene” led-verlichting. Bij vervanging in eerste instantie bepalen of verlichting nodig is, anders armaturen
x
toepassen met de minst mogelijke lichthinder. Om onnodige verlichting te voorkomen wordt bekeken of er lichtmasten kunnen worden
x
verwijderd en vervangen door alternatieven zoals markeringen en/of retroflecterende materialen voor geleiding van gebruikers van de weg. Hoofdwegen vanwege standaardisatie op termijn voorzien van led verlichting.
x
Het hoofdfietsroutenet in het buitengebied te voorzien van openbare verlichting.
x
Fietspaden met uitsluitend recreatief karakter niet verlichten.
x
Binnen de bebouwde kom In nieuwe plannen uitsluitend onderhoudsarme en vandalismebestendige armaturen met de
Bestaand
Nieuw
beleid
beleid
x
minst mogelijke lichthinder toepassen. Wat de lampen betreft uitsluitend milieuvriendelijke energie-efficiënte lampen toepassen.
x
Voorkeur voor toepassing van led-verlichting. Alle bestaande dubbellamps armaturen en lampen met hoog vermogen (HPLN en TL)
x
vervangen door enkellamps armaturen op korte termijn voorzien van energie-efficiënte led-lampen. De verlichting op hoofdwegen op termijn voorzien van CPO verlichting met een dynamische
x
schakeling (RF). Tot het tijdstip waarop alle hoofdwegen zijn voorzien van RF schakeling twee keer per jaar deze wegen schouwen. SOX verlichting op hoofdwegen vanwege de kleurherkenning op termijn vervangen door
x
CPO verlichting. Ontmoetingsplaatsen, speelterreinen, speelvelden en honden-uitlaatroutes niet verlichten
x
om schijnveiligheid te voorkomen. Bij einde levensduur OVL vervanging door op dat moment meest duurzame verlichting (op
x
dit moment led). Op bedrijventerreinen geen avond/nacht schakeling meer toepassen. Onderzoeken of ‘omgekeerd’ dimmen gewenst is.
127
Algemeen
Bestaand
Nieuw
beleid
beleid
Verlichten in overeenstemming met de Richtlijnen NSVV de ROVL 2011 en het
x
Politiekeurmerk Veilig Wonen. Nieuwe plannen dienen te voldoen aan energielabel C. Indien dit label vanwege wegprofiel
x
en/of lampkeuze niet bereikbaar is geldt label D. Nieuwe ontwikkelingen (zoals led, zonne-energie en ‘slimme’ verlichting) nauwgezet
x
volgen en indien economisch verantwoord, toepassen. Ter bevordering van standaardisatie gelden de Algemene Randvoorwaarde
x
Gemeente Uden (ARGU) met daarin aangegeven de standaard toe te passen materialen. De in dit stuk beschreven standaardmaterialen tevens voorschrijven voor plannen die worden gerealiseerd door projectontwikkelaars. Nieuwe stalen lichtmasten uitsluitend toepassen met vanuit de fabriek aangebrachte
x
poedercoating. Alle onbehandelde thermische verzinkte lichtmasten schilderen. De termijn voor de eerste
x
x
schilderbeurt van bestaande onbehandelde lichtmasten vast te stellen op 12 jaar. Geschilderde lichtmasten behandelen om de 12 jaar. Onderzoeken of er draagvlak is om de uitschakeltijd van de avondverlichting een uur te
x
vervroegen naar 23.00 uur. Hiermee brandt de verlichting korter en wordt dus energie bespaard. Terugdringen van materiaalgebruik (bv. geen portaalopstelling masten of toepassing van
x
alternatieven) Het jaarlijks opstellen van kengetallen en hierover kennis uitwisselen op de bijeenkomsten
x
van het IGOV. Onderzoeken welke wegen geschikt zijn voor toepassing van dynamische verlichting.
x
Verlengen afschrijvingstermijnen voor lichtmasten naar 50 jaar, armaturen 25 handhaven
x
op jaar.
128
6. Financiën Een goed inzicht in de kosten van de OVL-installatie is voor het vaststellen en uitvoeren van het beleid van groot belang. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de kosten voor het in stand houden van de kwaliteit van de OVL evenals de kosten die gemaakt moeten worden om de kwaliteit van de installatie op het gewenste niveau te krijgen. Het beleidsplan dient één keer in de vier jaar te worden geëvalueerd, getoetst en eventueel te worden herzien. Het is wenselijk de in het beleidsplan genoemde bedragen jaarlijks bij te stellen. In het Uitvoeringsplan is deels rekening gehouden met het hergebruik van de goede nog bruikbare vrijkomende materialen. Wat dat betreft kan een goede planning en meeliften met andere reconstructieplannen nog een geringe besparing in kosten opleveren. In de kostenramingen zijn alle kosten begrepen die het mogelijk maken het verbeteringsplan bedrijfsklaar op te leveren. Hierin zijn begrepen:
de kosten voor de benodigde materialen;
de kosten voor montage van deze materialen;
de kosten voor de netwerkbeheerder;
kosten onvoorzien;
kosten voor voorbereiding en toezicht.
Voor het verkrijgen van subsidies of bijdragen in de investeringskosten bestaan er op dit moment geen mogelijkheden. Bij de realisering van het uitvoeringsprogramma zal er elk jaar opnieuw gekeken moeten worden naar mogelijke veranderingen. Alle in de rapporten genoemde bedragen zijn, tenzij anders vermeld, exclusief B.T.W. Onder 6.1 zijn de huidige kosten voor beheer en onderhoud zoals deze zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting weergegeven. Vervolgens is in paragraaf 6.2 een berekening opgenomen van de jaarlijks te reserveren bedragen voor vervanging en in standhouding van het huidige OVL areaal. Paragraaf 6.3 geeft een overzicht van de te verwachten kosten voor beheer en onderhoud voor de komende jaren. Uitgangspunt hierbij is realisering van het verbeteringsplan in vier jaar. Hierbij dient bovenop het jaarlijks gereserveerde bedrag voor beheer en onderhoud een extra budget voor verbetering beschikbaar te worden gesteld. Onder 6.4 is een nog duurzamer alternatief aangegeven waarbij vervanging van oude energie onzuinige lampen en armaturen versneld (eerste jaar) wordt uitgevoerd. Onder 6.4 is een minder duurzaam alternatief uitgerekend waarbij vervanging van oude energie onzuinige lampen en armaturen uitgevoerd wordt over een tijdsbestek van tien jaar. 129
6.1 Huidige kosten voor beheer en onderhoud OVL Beheer en onderhoud De in onderstaande tabel genoemde bedrag voor beheer en onderhoud OVL is overgenomen uit de begroting van de gemeente voor 2012. Kosten van OVL
Begroting 2012
Fcl
Omschrijving lasten
In Euro’s
79102005
VZ openbare verlichting (= voorziening voor remplace
€ 205.651
en vervanging)
6.2 Benodigde middelen voor instandhouding huidig areaal OVL Om het huidige verlichtingsareaal in stand te houden dient jaarlijks een bedrag te worden gereserveerd. Om dit bedrag te berekenen is hierna de huidige vervangingswaarde voor de verschillende onderdelen aangegeven. Voor de afschrijvingstermijn van lichtmasten is 50 jaar aangehouden, voor armaturen 25 jaar. Lampen worden na einde levensduur vervangen. Vervangingswaarde lichtmasten Lichtmast
Type
Aantal
Investeringskosten
Vervangingswaarde
incl. arbeid Diverse
Gevels/zuiltjes
<= 4 m
Standaard Speciaal
<= 6 m
<= 8 m
<= 10 m
240
17.040
280
1.264.200
58
450
26.100
1.514
320
484.480
Speciaal
64
520
33.280
Kromstaf
33
540
17.820
1.422
580
824.760
Speciaal
120
750
90.000
Kromstaf
164
800
131.200
1.079
820
884.780
9
950
8.550
Kromstaf
19
980
18.620
Standaard
12
1200
14.400
3
3800
Standaard
Standaard
Standaard Speciaal
> 10 m
71 4.515
Speciaal
9.083
Totaal
11.400 € 3.826.630
Vervangingswaarde armaturen Armatuur
Type
Aantal
Investeringskosten
Vervangingswaarde
incl. arbeid Diverse
Tunnel/zuil/gr.spot
<= 4 m
Standaard Speciaal
<= 6 m
<= 8 m
<= 10 m
Standaard
38.160
260
1.173.900
58
420
24.360
1.514
300
454.200 28.800
64
450
Kromstaf
33
1.000
33.000
1.422
380
540.360
Standaard Speciaal
120
480
57.600
Kromstaf
164
1.050
172.200
1.079
450
485.550
9
520
4.680
Kromstaf
19
1.100
20.900
Standaard
12
620
7.440
3
1.500
Standaard
Speciaal Totaal
360
Speciaal
Speciaal > 10 m
106 4.515
9.118
4.500 € 3.045.650
130
Vervangingswaarde lampen Remplace jaar
Aantal
Vervangingswaarde
2012
1.855
44.729
2013
391
10.685
2014
1.086
33.389
2015
583
19.062
2016
1.119
33.808
2017
528
15.624
2018
2.293
52.785
2019
1.442
29.047
2020
1.764
45.294
2021
1.225
25.669
12.286
310.092
1.229
€ 31.009
Totaal Gem. over 10 jaar
Het jaarlijks te reserveren bedrag voor vervanging en remplace kan als volgt worden berekend: Aantal
Bedrag totaal
Afschrijvingstermijn
Te reserveren bedrag
9.083 masten
€ 3.826.630
50 jaar
75.532
9.118 armaturen
€ 3.045.650
25 jaar
121.826
€ 310.092
Gem. over 10 jaar
31.009
12.286 lampen
Totaal jaarlijks te reserveren voor vervanging
€ 228.367
Onderstaande grafiek geeft globaal inzicht in de te verwachten vervangingskosten voor de komende jaren. Het overzicht is gebaseerd op de onder 6.2 genoemde afschrijvingstermijnen. De grafiek laat zien dat vanaf circa 2023 het aantal afgeschreven masten en armaturen sterk zal toenemen. Tevens is de vervangingsachterstand te zien.
Vervangingsinvestering per jaar 800.000
600.000 500.000 400.000 300.000
Armaturen
200.000
Masten
100.000 2060
2057
2054
2051
2048
2045
2042
2039
2036
2033
2030
2027
2024
2021
2018
2015
0 Achterstallig
Bedrag in euro
700.000
Jaar
131
6.3 Financiële consequenties beleidsplan OVL (optie 1) Op basis van de beschreven beleidsuitgangspunten en de daaruit voorgestelde verbeteringen is onderstaand een overzicht gegeven van de benodigde bedragen en investeringen. Als gevolg van de uitbreidingen en de verbeteringen zullen ook de exploitatiekosten (energiekosten en onderhoudskosten) een wijziging ondergaan. Omdat de gemeente graag koplopergemeente wil zijn en duurzaamheid daarbij een belangrijke rol speelt is als uitgangspunt genomen dat het totale Plan van aanpak wordt gerealiseerd binnen een termijn van vier jaar. 6.3.1
Totale investeringskosten verbeteringsplan
Onderstaand is een overzicht weergegeven van de totale investering die nodig is om alle voorgestelde verbeteringen binnen de beleidsperiode uit te voeren. Aantal lampen voor
Aantal lampen na verbeteringsplan
Totale investering
verbeteringsplan exclusief abri’s,
exclusief abri’s, reclamebakken,
bedrag (in Euro)
reclamebakken, ANWB masten en
ANWB masten en
plattegrondborden
plattegrondborden 9.125 stuks
9.315 stuks
€ 2.941.000
De totale kosten van € 2.941.000 kunnen worden gesplitst in € 2.469.000 voor vervanging (onderhoud) en € 472.000 voor uitvoering van het verbeteringsplan. Voor een specificatie van de aantallen en bedragen wordt verwezen naar deel 2, bijlage 3 het Plan van aanpak. Genoemde investeringsbedragen, exclusief BTW, inclusief planvoorbereiding en toezichtkosten zijn berekend op het prijspeil van 2012. 6.3.2
Kosten voor beheer en onderhoud na realisatie verbeteringsplan
De beheerkosten voor de OVL kunnen als volgt worden gespecificeerd. Uitgangspunt is gefaseerde uitvoering van de verbeteringsplannen en vervanging en wegwerken van het achterstallig onderhoud over een periode van vier jaar. De jaarlijkse investeringskosten zijn dan voor vervanging € 2.469.000 / 4 = € 617.250. Voor uitvoering van het verbeteringsplan in vier jaar € 472.000 / 4 = € 118.000. Het overzicht van de kosten voor beheer en onderhoud ziet er dan als volgt uit: Kostenraming van OVL
Raming 2012
Raming 2016
Fcl
Omschrijving lasten
In Euro’s
In Euro’s
79102005
VZ openbare verlichting (= voorziening voor remplace en vervanging)
205.651
228.000
Het overzicht is exclusief kapitaallasten. Alle bedragen zijn berekend op basis van de nu geldende tarieven (januari 2012). 132
6.4 Duurzaam alternatief: vervanging HPLN + verbetering OVL korte termijn (optie 2) De becijferde beheerskosten zoals weergegeven onder 6.3 zijn gebaseerd op uitvoering van het totale verbeteringsplan in een termijn van vier jaar. Dit kan als behoorlijk ambitieus worden bestempeld. Een nog duurzamer alternatief is om in het eerste jaar alle energie onzuinige lampen (HPLN) te vervangen. Opmerking hierbij is dat in de meeste gevallen niet voldoende is om alleen de armaturen uit te wisselen. Om aan het gewenste verlichtingsniveau te voldoen dienen in de meeste situaties masten te worden bijgeplaatst. De totale kosten van vervanging van HPLN lampen inclusief verbetering worden voor 137 straten geraamd op circa € 1.500.000. De jaarlijkse besparing op exploitatiekosten worden in deze situatie becijferd op circa € 50.000. Onder exploitatiekosten wordt verstaan het energieverbruik en remplace.
6.5 Minder duurzaam alternatief: uitgaande van de huidige beschikbare middelen (optie 3) Zoals aangegeven is het uitgangspunt voor de berekening v an bovenstaande cijfers dat het totale verbeteringsplan wordt gerealiseerd binnen een termijn van vier jaar. In het kader van duurzaamheid en besparing van het energiegebruik op korte termijn is dit zoals gezegd een ambitieuze optie. Als alternatief kan worden gekozen voor een minder duurzame oplossing. Uitgangspunt hierbij is de huidige beschikbare middelen, een jaarlijks bedrag van € 205.651 als voorziening voor remplace en vervanging. Na aftrek van een reservering van € 31.009 voor remplace blijft er jaarlijks circa € 175.000 over voor vervanging. Dit bedrag is niet toereikend voor de berekende jaarlijkse vervanging van masten en armaturen. Onder paragraaf 6.2 is aangegeven dat hiervoor een bedrag nodig is van € 75.532 + 121.826 = € 197.358. Er ontstaat dan een jaarlijks te kort van circa € 22.358 om de OVL in stand te houden. In deze situatie is het voorstel om de ergste knelpunten (vervanging van oude HPLN armaturen) als eerste aan te pakken. De kosten voor vervanging van oude HPLN armaturen inclusief verbetering zijn eerder voor 137 straten geraamd op circa € 1.500.000. Ervan uitgaande dat jaarlijks circa € 175.000 beschikbaar is zal de ombouw dus over circa 8,5 jaar zijn afgerond. Voorgesteld wordt om dit alternatief (optie 3) toe te passen de komende periode. Het is duidelijk dat in deze situatie de termijn voor uitvoering van het voorgestelde vervangingsplan van de OVL aanzienlijk wordt verlengd. Van een verbetering van de OVL is voorlopig op bescheiden wijze sprake. Alleen de ergste knelpunten kunnen op deze manier 133
worden aangepakt terwijl door ontbreken van voldoende financiële middelen de achterstand in vervanging nog verder zal toenemen. De gemeente zal in deze situatie het streven om koplopergemeente te zijn in duurzaamheid moeten verlaten. Onderzocht gaat worden of de besparingen in energieverbruik kunnen worden gebruikt om toch versneld vervangingen, op het gebied van duurzaamheid, uit te kunnen voeren. Dit zal te zijner tijd separaat aan het college van B&W worden voorgelegd.
134
Bijlagen BIJLAGE 1 Klachtenmanagement Klachtenmanagement omvat meer dan alleen klachtafhandeling. Het omvat het geheel van maatregelen om meldingen van burgers en bedrijven over het niet goed functioneren van de Openbare Verlichting om te zetten naar noodzakelijke herstel- en verbeteringsacties. Zo dient iedere storingsmelding te worden gezien als een klacht. Daarnaast zijn er allerlei andere klachten zonder het karakter van een storingsmelding zoals de melding van een te hoog of te laag lichtniveau op een bepaalde plek. Achtergrondinformatie Door de volgende oorzaken is klachtenmanagement bij de gemeenten in de belangstelling komen te staan:
Als gevolg van de Wet Dualisering is er bij gemeenten toenemende aandacht voor verantwoording en controle. Klachtenmanagement is dan ook een instrument dat bijdraagt aan de controlerende functie van de gemeenteraad ten aanzien van de dienstverlening en de interne organisatie. De gemeenteraad moet periodiek op de hoogte worden gesteld van de gemelde klachten, zodat in algemene zin invloed kan worden uitgeoefend op de diensten en op de wijze van dienstverlening. In de verhouding burgerbestuur heeft de burgemeester een zorgplicht voor de kwaliteit van procedures, de afhandeling van bezwaarschriften en klachten. Hij/zij moet hier ook een burgerjaarverslag over uitbrengen.
Goed klachtenmanagement is een voorwaarde om claims te vorkomen. Klachten van vandaag zijn immers de claims van morgen. Een goed ingericht klachtenproces kan een gemeente veel geld besparen.
Bij een moderne en dynamische organisatie hoort een goed contact met de afnemers en klanten. Door communicatie met de dienstenontvangers (burgers en bedrijven) kan de gemeente haar diensten beter afstemmen op de behoefte van deze afnemers. Een manier om dit contact te bevorderen is een goede inrichting van het proces van klachtenregistratie en afhandeling. Dit kan bijvoorbeeld via een gecoördineerd meldpunt. Een burger kan altijd een klacht indienen. Hij kan bijvoorbeeld klagen over de dienstverlening van de gemeente; een late of trage afhandeling van brieven of vragen; het krijgen van weinig, onjuiste of misleidende informatie en de wijze van persoonlijke behandeling door ambtenaren of bestuurders. Volgens de Algemene Wet bestuurrecht (Wwb) kan een klacht via de officiële weg afgehandeld worden. Het gaat hierbij voornamelijk om klachten waarbij de gedupeerde (grote) schade heeft geleden. Als gevolg van de Awb kan men ook een klacht indienen tegen het functioneren van een overheidsmedewerker. De wet zegt niets over de wijze waarop de gemeente met
135
klachtafhandeling omgaat of de gevolgen voor de organisatie daarvan. Dit bepaald echter wel de tevredenheid van de burger. Er zijn een aantal aspecten welke een rol spelen bij klachtenmanagement. Deze zijn in onderstaande figuur weergegeven en worden daarna nader toegelicht. Figuur 4: Klachtenmanagement Beleid
Communicatie
Burgerjaarverslag
Klachten
Klachtafhandeling
Procedures
Klachtenanalyse
Beleid ten aanzien van klachten Steeds meer gemeenten komen tot het inzicht dat klachtenmanagement vraagt om beleid. Het gaat daarbij vooral om de manier waarop de gemeente de feedback op haar dienstverlening organiseert. De volgende vragen komen hierbij aan de orde: Is het helder welke informatie de gemeente eigenlijk wil ontvangen van burgers en bedrijven als zij een klacht melden? Wat doet de gemeente vervolgens met deze informatie? Communicatie Zoals gezegd is het van belang om effectief aan klachtenmanagement te doen dat het duidelijk is voor de burgers waar en hoe ze een klacht moeten indienen en wat er vervolgens met hun klacht gebeurd. De communicatie van de gemeente over de klachtenprocedure speelt hierin een grote rol. De bewoners kunnen op de hoogte worden gebracht van de mogelijkheden die er zijn om een klacht in te dienen via advertenties in een huis aan huis blad, of via de gemeentelijke website. Bij de gemeente is voor het beheer van de Openbare Verlichting het Nobra LiteWeb beheerssysteem in gebruik. Dit systeem biedt de mogelijkheid voor een actieve communicatie met de burgers. Via een link op de gemeentelijke website kan de burger (op internet) direct een storingsmelding in het beheersysteem invoeren. Daarna kan de melder de afhandeling van zijn storingsmelding volgen. Op deze manier is een actieve communicatie met de burger mogelijk. Natuurlijk blijft het mogelijk om een klacht over de OVL telefonisch of mondeling bij de gemeente te melden.
136
Klachtenprocedure Heldere procedures rondom klachten zorgen ervoor dat snel duidelijk is waar de klacht over gaat. Hierdoor kan de klachtenafhandeling sneller en gerichter plaatsvinden. Een goede procedure helpt klachten juister te classificeren en zorgt dat de verkregen gegevens betrouwbaar zijn. Hierdoor kan de analyse van de klachten beter en nauwkeuriger gedaan worden. In de figuur 3.2 is het stroomschema ten behoeve van de klachtenafhandeling voor de OVL voor de gemeente weergegeven. Figuur 5: Stroomschema klachtenafhandeling Openbare Verlichting
Melding storing/klacht
Lamp stuk
Te weinig licht
Enkele lamp
Meerdere lampen
Donkere plekken
Mastnummer en locatie
Melding Netwerkbedrijf
Locatie
Herstel binnen 2 weken
Herstel binnen 10 werkdagen
Wordt jaarlijks meegenomen in bijstelling beleid
Input realisatie
Input realisatie
Bijstelling beleid
Input beleid
Te veel licht
Lichtniveau te laag
Veroorzaakt lichthinder
Lichtvervuiling
Acuut en locatie
Acuut
Klacht herstel binnen 2 weken
Niet acuut
Bijstelling jaarlijks beleid Input beleid
Analyse van klachten Het analyseren van de klachten is van belang om in kaart te brengen welk type klachten en meldingen er binnenkomen. De uitkomst van de analyse vormt de input voor het beleid en voor het Burgerjaarverslag van de gemeente. Zoals gezegd is bij de gemeente sinds 1 oktober 2009 het beheerssysteem Nobra LiteWeb in gebruik. Dit systeem biedt de mogelijkheid storingsmeldingen en klachten volledig te registreren en te analyseren. Vanuit LiteWeb is de tabel hieronder gegenereerd. Hierin is aangegeven het aantal storingen op oorzaak van de afgelopen periode. De periode waarover storingen worden geregistreerd is nog te kort om een volledige analyse op los te laten. Een voorzichtige eerste conclusie kan
137
zijn dat het aantal storingen wat is verminderd. Mogelijk is dit een gevolg van de sinds 2009 uitgevoerde groepsremplace. Tabel 1 Storingen openbare verlichting 2008
2009
2010
2011
Oorzaak A
B
A
B
Armatuur vernield
38
0
Aanrijding
84
76
Constructiefout Avond
1
0
Constructiefout dim
2
0
Constructiefout Nacht
0
Geen spanning
0 131
0
Kleine handeling
585
514
Loos alarm
94
0
Lamp branduren Avond
56
6
Lamp branduren Nacht
235
48
Los contact boven
2
15
Los contact onder
1
0
Lamp vernield Avond
1
0
Lamp vernield Nacht
2
3
Mast rot
0
Omzetten op nacht Starter vervangen
0 6
12
Vandalisme
56 0
19
0
Voorschakelapparaat
15
0
Zekering vervangen
14
0
A. Storingen tengevolge van staat
1.017
583
van onderhoud van de openbare verlichtingsinstallatie B. Overige storingen zoals
281
135
aanrijdingen en/of vandalisme
138
BIJLAGE 2 Verlichtingstabellen Tabel 2 Verlichtingsniveau Functie
Verlichtingsniveau
Gelijkmatigheid
Verblindingsfactor
Gebiedsontsluitingsweg
10 - 12 lux
30 %
Ti 20
Erftoegangsweg
Oriëntatie
Buiten de kom
Binnen de kom Gebiedsontsluitingsweg
8 – 10 lux
30 %
Ti 20
Erftoegangsweg type 1
3 – 5 lux
30 – 20 %
Ti 20
Erftoegangsweg type 2
2 – 3 lux
30 – 20 %
Ti 20
Industrie- en Bedrijventerrein
7 lux
20 %
Ti 20
Winkelgebied / centrum
8 lux
20 %
Ti 20
Semi-openbare ruimten
n.t.b. / 3 – 5 lux
30 – 20 %
Ti 20
(Brom)- fiets/voetpaden
2 – 3 lux
12 - 15 %
Ti 30
Opm. Op basis van ervaringen wordt een afwijking van 15 % ten opzichte van de in tabel 2 genoemde criteria acceptabel geacht.
Tabel 3 Toe te passen materialen per wegcategorie Functie
l.p.h.
type armatuur
type lamp
lichtmast Buiten de kom Gebiedsontsluitingsweg
8 – 10 m
Philips SGS 253
Led 29/43W
Erftoegangsweg
6m
Innolumis Moonlight
Led 16W
Gebiedsontsluitingsweg
8m
Philips SGS 253
CPO 60/45W
Erftoegangsweg type 1
8m
Philips SGS 253
CPO 45W
Erftoegangsweg type 2
6m
Philips FGS 224
PLL 36
4m
Philips HPS100
PLL 36
Industria 2000CDN
PLL 36
Binnen de kom
Industrie- en Bedrijventerrein
8m
Philips SGS 253
CPO / CDOTT
Winkelgebied
n.t.b.
n.t.b.
SON / CDMT
Semi-openbare ruimten
4m
Philips HPS100
PLL 36
Industria 2000CDN
PLL 36
(Brom)- fiets/voetpaden
5m
Innolumis Moonlight
Led 16W
Donkertegebied
6m
Innolumis Golden green
Led 14W
Tabel 4 lampgegevens per soort en type Lamp
Specifieke lichtstroom
Lichtkleur
Kleurweergave
(lumen per watt) Lagedrukkwik (PLL e.d.)
45 - 100
warm-wit of wit
hoog
Hogedruknatrium (SON)
66 - 120
goudgeel
matig
Lagedruknatrium (SOX)
100 - 200
oranje
geen
Metaalhalogeen (CDMT)
80 - 90
wit
hoog
Metaalhalogeen (CDO-TT)
62 - 115
wit
hoog
Metaalhalogeen (CPO-TW)
110
warmwit
hoog
Led
75
diverse
hoog
139
BIJLAGE 3 Conclusies & aanbevelingen led oplossingen voor OVL 2010 Conclusies en aanbevelingen overgenomen uit de brochure uitgebracht door Agentschap NL in opdracht van de Taskforce Verlichting, september 2010. Hoe verhoudt het lichtbeeld van led-verlichting zich tot conventionele verlichting?
Wanneer led-verlichting wordt toegepast is er – in situaties waarin de behoefte aan sociale veiligheid een rol speelt – speciale aandacht nodig voor het lichtontwerp om voldoende strooilicht te waarborgen. Hoewel de openbare verlichting-kwaliteitsrichtlijnen (NPR) geen minimale hoeveelheid strooilicht voorschrijven, moet hier bij led-installaties in sommige situaties toch rekening mee worden gehouden. Hoe verhouden de elektrotechnische eigenschappen van led zich tot conventionele verlichting?
De aansturing van leds vindt plaats langs elektronische weg. Goed ontworpen drivers kunnen netvervuiling (piekbelastingen op het stroomnet) binnen de perken houden. Aandachtspunten zijn de levensduur en de kwaliteit van de drivers. Hoe ervaren gebruikers de nieuwe verlichting ten opzichte van de oude verlichting?
De ervaringen met led-verlichting wisselen sterk, afhankelijk van het toegepaste type. Uit de pilots blijkt dat de gebruikers van de openbare ruimte de overgang naar led-verlichting doorgaans goed accepteren. Zij beoordelen de led-verlichting gemiddeld beter dan de conventionele verlichting. Is de grootschalige invoering van led-verlichting haalbaar en zinvol op korte termijn?
Ja, technisch gesproken (zowel als het gaat om licht- en elektrotechnische aspecten als belevingsaspecten) zijn er geen belemmeringen om led-systemen toe te passen binnen de openbare verlichting. De kosten voor het gebruik van led-verlichting zijn laag. Wel is er (nog) sprake van hogere investeringskosten dan bij toepassing van conventionele systemen. Deze investeringskosten verdienen zich in circa 10 jaar terug door lagere energie- en onderhoudskosten. Deze terugverdientijd is echter ook afhankelijk van de energietarieven die per gemeente verschillen. De led-technologie is nog volop in ontwikkeling en dat vraagt om de afweging of het zinvol is nu over te gaan tot het toepassen van leds of te wachten tot de techniek is doorontwikkeld. Nu al biedt led echter in uiteenlopende situaties substantiële voordelen. Bovendien kan de toepassing van modulair opgebouwde armaturen uitkomst bieden. Bij toekomstige betere ‘led-prestaties’ is het dan mogelijk met beperkte extra kosten het armatuur up-to-date te brengen.
140
Aanbevelingen Op basis van de evaluatie van de pilots worden de volgende aanbevelingen gedaan:
Doe ervaring op met led-verlichting door het opzetten van (proef)projecten. Het is goed om daarbij eisen te stellen aan de producten. Vraag naar alle productgegevens en producten levensduur garanties.
Wees kritisch richting leverancier. Niet met alle aanbieders van led-verlichting zijn goede ervaringen opgedaan. Vraag naar de ervaring van de aanbieder met openbare verlichting en vraag openbare verlichting-beheerders (van andere gemeenten) of ze tevreden zijn.
Laat als onderdeel van het (proef)project een nieuw lichtontwerp maken. Zorg er als opdrachtgever voor dat de lichttechnische eisen vooraf goed zijn overwogen en nauwkeurig zijn gedefinieerd. Het gaat daarbij ondermeer om eisen op het gebied van ‘lichtkleur’, lichtniveau en hoeveelheid gewenst strooilicht.
Led technologie is niet alleen voor de toekomst veelbelovend, maar in veel situaties ook vandaag al. In onderstaande tabel zijn de voordelen en verwachte ontwikkeling te zien.
141
BIJLAGE 4 Overzicht wegen voor toepassing dynamische verlichting
142
BIJLAGE 5 Kaart met donkertegebieden
143
BIJLAGE 6 Kaart met historische route
144
BIJLAGE 7 Begrippenlijst Dynamische verlichting
Afhankelijk van actuele en/of lokale omstandigheden, zoals weer, verkeer en tijdstip, wordt de intensiteit van de verlichting aangepast.
Economisch Beheer
Economisch beheer ondersteunt de meerjarige kostenoptimalisatie van rationeel beheer. Economisch beheer betrekt ook het energieverbruik in de kostenoptimalisatie. Verder wordt er in de aanpak van beheer ruimte geboden voor innovatie en wordt met een bredere blik naar maatschappelijke kosten gekeken dan in alleen rationeel beheer.
Kengetal
De omschrijving van ‘ingedikte’ informatie, die zich leent om de gevolgen van het gemeentelijk beleid op het gebied van openbare verlichting inzichtelijk te maken voor management en bestuur. De belangrijkste vormen van toepassing zijn monitoring en Benchmarking.
Led
Light Emitting Diode (led). Moderne elektronische lichtbron met laag energieverbruik en lange levensduur.
Lichthinder
De last die mens, dier en natuur ondervinden van het licht van de openbare verlichting.
Lichtvervuiling Lichtstroomproductie
Licht dat op plaatsen schijnt waar het niet de bedoeling is. Is de hoeveel licht uitgedrukt in Lumen, die op jaarbasis wordt geproduceerd in een gemeente. Wordt gehanteerd als product van de openbare verlichting in relatie tot de kosten.
Lampsysteemrendement
Verhouding tussen de totale hoeveelheid licht die het openbare verlichtingssysteem kan produceren en de totale energieopname van het systeem. (Lumen/Watt). Geeft de mate van energie-efficiëntie van het OVL-systeem weer.
OVL RA waarde
Afkorting voor Openbare Verlichting Kleurweergave van een lichtbron uitgedrukt in een index (Ra). Dit is een gestandaardiseerde schaal met 100 als hoogste waarde. Kleuren worden het beste weergegeven bij een lichtbron met de hoogste kleurweergave index. Ra tussen 90 en 100. Zeer goede kleurweergave-eigenschappen. Ra tussen 80 en 90. Goede kleurweergave-eigenschappen. Ra minder dan 80. Matige tot slechte kleurweergave-eigenschappen.
Programma van Eisen
Document met daarin beschreven de standaard toe te passen materialen zoals masten, armaturen en lichtbronnen in diverse situaties.
Rationeel beheer
Rationeel beheer legt er de nadruk op dat over een meerjarige periode (10 jaar) de kapitalisatie van investeringen, restwaarden en onderhoudskosten zo laag mogelijk is onder gelijkblijvende randvoorwaarden en doelen. Rationeel vereist een planmatige aanpak van onderhoud en vervanging, dit betekent dat er een grote nadruk ligt op preventief onderhoud. De budgetbewaking is meerjarig van karakter.
Lampsoorten CDMT
Hogedruk Metaalhalogeenlamp. Lamp met een witte lichtkleur, een hoge
CDOTT
lichtopbrengst en goede kleurherkenning. Wordt toegepast in winkel- en
CPO HPLN SOX
stadscentra. Hogedruk kwikdamplamp Lagedruk Natriumlamp. Heeft een zeer hoge lichtopbrengst, is oranje geel van lichtkleur met een slechte kleurherkenning. Kan overal worden toegepast waar de leefbaarheid geen hoge prioriteit heeft.
SON (T)
Hogedruk Natriumlamp. Lichtkleur geel, heeft een hoge lichtopbrengst en een redelijke kleurherkenning. Wordt toegepast in winkel- en stadscentra.
PLL
Lagedruk Kwikdamplamp. Lamp met een wit/warmwitte lichtkleur, een hoge lichtopbrengst, lange levensduur en een goede kleurherkenning. Wordt toegepast in verblijfsgebieden.
Led
Lamp leverbaar in verschillende lichtkleuren. Over het algemeen een goede kleurherkenning. Heeft een lange levensduur en nu nog een hoge aanschafprijs. Wordt toegepast in het buitengebied en verblijfsgebieden.
145
C. Groen- en recreatieve voorzieningen 1. Samenvatting De gemeente draagt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de openbare buitenruimte waaronder die van het openbaar groen en de recreatieve elementen. Het inrichten, beheren en onderhouden van de groene ruimte is tamelijk ingewikkeld en voortdurend onderhevig aan veranderingen. Maatschappelijk zijn opvattingen over aanleg, beheer en gebruik van groenvoorzieningen de laatste jaren sterk veranderd. Zo is er meer aandacht voor aspecten als natuur, milieu, gebruik en veiligheid. Kwaliteit heeft te maken met belevingswaarde (gevoel), ecologische waarde (natuur), milieuwaarde (bijv. stofvang) en technisch beheer (locatie, levensduur, vitaliteit, etc.). Groen- en recreatieve elementen hebben niet het eeuwige leven of een constante kwaliteit. Het ligt dus voor de hand om af te schrijven op Openbaar Groen en de Recreatieve elementen. De berekeningen in dit rapport zijn gebaseerd op vervanging op basis van de technische levensduur (VTL). Daarnaast worden enkele aanbevelingen gedaan waardoor wellicht bezuinigingen in de vervangingskosten kunnen worden gerealiseerd.
146
2. Berekening VTL 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de kosten voor het groot onderhoud berekend en nader toegelicht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen Openbaar Groen en de Recreatieve Voorzieningen in de gemeente Uden.
2.2 Openbaar groen In het overzicht 2.2.1 zijn de investeringen voor het groot onderhoud weergegeven voor de periode 2013 t/m 2037. Tabel 2.2.1 is gericht op het openbaar groen met een onderverdeling naar de beheercategorieën Bomen, Bosplantsoen, Heesters, Bodembedekkkers, Hagen, Gras/Gazon en Diversen. In de post Diversen zijn de Afrasteringen, Beschoeiingen, Plantenbakken en Halfverhardingen opgenomen. De jaarlijkse investering voor het groot onderhoud groenvoorzieningen voor de komende 25 jaar bedraagt € 8.273.412 / 25 = € 330.936 2.2.1
Vervangingsinvestering openbaar groen
Overzicht vervangingsinvesteringen ‘Openbaar Groen’, periode 2013-2037 Openbaar Groen
Periode 2013-2017
2018-2022
2023-2027
Totaal 2028-2032
2033-2037
25 jaar € 3.117.200
Beheercategorie Bomen
€ 232.800
€ 192.800
€ 408.000
€ 1.255.600
€ 1.028.000
-
€ 109.135
€ 108.615
€ 128.550
€ 173.000
€ 519.300
Heesters
€ 175.375
€ 264.565
€ 191.970
€ 275.510
€ 667.326
€ 1.574.746
Bodembedekkers
€ 272.650
€ 352.000
€ 198.275
€ 150.720
€ 393.471
€ 1.367.116
Bosplantsoen
Hagen
€ 22.275
€ 67.280
€ 13.435
€ 84.500
€ 66.340
€ 253.830
Gras
€ 74.700
€ 242.865
€ 122.700
€ 166.460
€ 137.540
€ 744.265
Diversen*
€ 60.750
€ 201.250
€ 95.200
€ 197.080
€ 142.675
€ 696.955
€ 838.550
€ 1.429.895
€ 1.138.195
€ 2.258.420
€ 2.608.352
€ 8.273.412
Totaal
Dit komt overeen met een jaarlijkse investering van: € 330.936 * de post diversen bestaat o.a. uit: afrasteringen, perkoenen, plantenbakken en (half)verhardingen
2.3 Recreatieve voorzieningen In het overzicht 2.3.1 zijn de investeringen voor het groot onderhoud weergegeven voor de periode 2013 t/m 2037. Tabel 2.3.1 is gericht op de recreatieve voorzieningen met een onderverdeling naar de beheercategorieën Banken, Goals, Papierbakken, Speeltoestellen, Schorsondergrond en Zandbakken. 147
De jaarlijkse investering voor het groot onderhoud recreatieve voorzieningen voor de komende 25 jaar bedraagt € 5.151.215 / 25 = € 206.048 2.3.1
Vervangingsinvestering recreatieve voorzieningen
Overzicht vervangingsinvesteringen ‘Recreatieve Voorzieningen’, periode 2013-2037 Recreatieve
Periode
Totaal
Voorzieningen 2013-2017
2018-2022
2023-2027
2028-2032
2033-2037
25 jaar
Beheercategorie Banken Goals Papierbakken Speeltoestellen Schorsondergrond
€ 102.200
€ 89.585
€ 95.140
€ 98.925
€ 81.135
€ 466.985
€ 5.250
€ 19.500
€ 30.750
€ 12.750
€ 5.250
€ 73.500
€ 22.000
€ 47.140
€ 32.440
€ 47.040
€ 19.300
€ 167.920
€ 563.500
€ 1.046.500
€ 640.500
€ 910.000
€ 724.000
€ 3.884.500
€ 100
€ 300
€ 250
€ 600
€ 100
€ 1.350
Zandbakken
€ 121.160
€ 107.480
€ 52.760
€ 126.200
€ 149.360
€ 556.960
Totaal
€ 814.210
€ 1.310.505
€ 851.840
€ 1.195.515
€ 979.145
€ 5.151.215
Dit komt overeen met een jaarlijkse investering van: € 206.048
2.4 Totaal In overzicht 2.4.1 zijn de vervangingsinvesteringen van het openbaar groen en de recreatieve voorzieningen samengevoegd waardoor de totale kosten voor de komende 25 jaar inzichtelijk worden gemaakt. 2.4.1
vervangingsinvesteringen totaal
Overzicht vervangingsinvesteringen ‘Totaal Openbaar Groen + Recr. Voorzieningen’, periode 2013-2037 Periode 2013-2017
Totaal
2018-2022
2023-2027
2028-2032
2033-2037
25 jaar
Beheercategorie Openbaar Groen
€ 838.550
€ 1.429.895
€ 1.138.195
€ 2.258.420
€ 2.608.352
€ 8.273.412
Recreatieve
€ 814.210
€ 1.310.505
€ 851.840
€ 1.195.515
€ 979.145
€ 5.151.215
€ 1.652.760
€ 2.740.400
€ 1.990.035
€ 3.453.935
€ 3.587.497
€ 13.424.627
Voorzieningen Totaal
Dit komt overeen met een jaarlijkse investering van: € 536.985 Alle bedragen zijn exclusief BTW. De berekeningen zijn gebaseerd op de beschikbare areaalgegevens in XEIZ, augustus 2012. Er is geen indexering toegepast op de bedragen in de genoemde periodes of op het totaal.
148
2.5 Tabel technische levensduur per categorie Technische levensduur Groen- en Recreatieve Voorzieningen in de gemeente Uden Categorie/Elementsoort
Afschrijvings-
Vervangings-
termijn in jaren
investering in %
Eenheid
Bomen in beplanting (10.000 st)
50
1.000,00
st.
Bomen in verharding (2.000st)
70
500,00
st.
Bomen in gras (25.000 st)
80
300,00
st.
Gewogen gemiddelde
70
400,00
st.
40
5,25
m²
Heesters
30
7,50
m²
Solitaire heesters
30
5,00
st.
Bodembedekkers
30
10,60
m²
Bomen
Bosplantsoen Bosplantsoen Heesters
Hagen Hagen loofhout
30
8,70
m
Hagen naaldhout
30
19,10
m
20
11,15
m²
-
-
-
10
500,00
st.
Gazon
30
1,25
m²
Trapvelden
25
1,25
m²
Matig intensief gazon
40
1,25
m²
Bermen/extensief gras
60
1,25
m²
Afscheidingen
20
15,00
m
Gaas
20
15,00
m
Hekwerk
30
24,50
m
Muur
30
300,00
m
Overig (slagbomen, rondhout)
10
90,00
m
Perkoen beton
30
73,00
m
Perkoen hout
20
37,70
m
Overige beplanting Vaste planten/kruidachtigen Water- en oeverplanten Plantenbakken Gras
Afscheidingen
Diversen Halfverhardingen
30
15,00
m²
Bruggen
60
7.500,00
st.
Stuwen
60
7.500,00
st.
Duikers
60
2.000,00
st.
Bank hout
12
335,00
st.
Picknick set
12
750,00
st.
Papierbak hout
12
100,00
st.
Bank metaal
20
1.000,00
st.
Papierbak metaal
20
220,00
st.
Speeltoestellen
12
3.500,00
st.
Zandbakken/speelplekken
20
40,00
m²
Baskets
20
1.000,00
st.
Goals (metaal)
20
750,00
st.
Recreatieve voorzieningen
149
3. Conclusies en aanbevelingen 3.1 Conclusie 3.1.1
Langjarig gemiddelde (25 jaar)
Zoals al is aangegeven zijn de berekeningen gebaseerd op aanlegjaar/plantjaar, levensduurverwachting en vervangingsprijs voor de periode 2013 t/m 2037. De genoemde jaarlijkse investering van ruim € 536.000,- is dus gebaseerd op een langjarig gemiddelde. Per periode/jaar kunnen de genoemde benodigde bedragen afwijken door een aantal oorzaken, bijv.:
Fysieke kwaliteit kan afwijken van de theoretische levensduur;
Aanlegjaar/plantjaar niet of onjuist gevuld;
Toekomstige wijzigingen op het inkoopbeleid;
Toekomstige regel- en wetgeving;
Areaalwijzigingen (uitbreiding, renovaties en omvormingen);
Ziektes zoals bijv. eikenprocessierups, waardoor ingrijpen eerder noodzakelijk is;
Calamiteitenbeheer (storm, overstroming, etc.)
Door bovengenoemde factoren kan het zijn dat een geplande vervanging niet nodig blijkt te zijn of juist eerder c.q. later in de tijd moet plaatsvinden. Gemiddeld genomen over de periode van 25 jaar zal de jaarlijks benodigde investering echter wel realistisch zijn. Eventuele areaaluitbreidingen zullen alleen invloed hebben op de lange termijn v.w.b. groot onderhoud c.q. vervanging. Het cyclisch onderhoud op areaaluitbreidingen is per direct van toepassing.
3.2 Beschikbare middelen 3.2.1
Gemiddelde investering komende 10 jaar
Als we kijken naar de periode 2013-2022 komt de gemiddelde jaarlijks benodigde investering op ruim € 440.000. Het jaarlijkse beschikbare budget is € 398.000 (geplande storting € 379.000 en € 19.000 aankoop speeltoestellen uit de reguliere onderhoudsbegroting) waardoor een theoretisch tekort van ongeveer € 40.000 op jaarbasis ontstaat. In de huidige reserve voor Groen is eind 2012 een bedrag van ca. € 510.000 beschikbaar. Door het aanspreken van de genoemde reserve en kleine voordelen bij integrale uitvoering kan gesteld worden dat het jaarlijks beschikbare budget van € 398.000 voor de komende 10 jaar voldoet.
150
In onderstaand overzicht zijn de Groot Onderhoud Projecten voor de komende 4 jaar indicatief benoemd. Jaarlijks zal een concrete, integrale projectenlijst ter besluitvorming worden voorgelegd. Overzicht groot onderhoud groenvoorzieningen ea 2013-2016 (indicatief) Omschrijving project
2013
Vervanging recreatieve voorzieningen
2014
€ 90.000
2015
€ 90.000
€ 90.000
2016 € 90.000
Integrale projecten *Heinsbergenstraat
€ 150.000
*Rentmeestershoef/Schoutenhoek
€ 110.000
Aert Willemstraat
€ 40.000
Hofstukken
€ 65.000
Vaarzenhof
€ 65.000
Bosveld
€ 65.000
Meerhoek
€ 65.000
Div. straten wijk Schutveld
€ 30.000
Hoevenseveld fase 2, totale inrichting
€ 100.000
Bogerd vijfhuis div. straten totale inrichting
€ 35.000
Specifiek groot onderhoud groenvoorzieningen ea *Beschoeiingen vijvers melle en raam 50% van totaal
€ 150.000
Vervanging bomen Nonneveld
€ 40.000
Vervanging bomen Hermelijnstraat
€ 40.000
Vervanging bomen Bloesemplein
€ 40.000
Grootschalige vervanging bomen
€ 150.000
€ 80.000
€ 80.000
€ 80.000
Kleinschalige vervanging bomen
€ 20.000
€ 20.000
€ 20.000
€ 20.000
Groot onderhoud beplantingen
€ 30.000
€ 30.000
€ 30.000
€ 30.000
Groot onderhoud grasvegetaties
€ 25.000
€ 25.000
€ 25.000
€ 25.000
Jaarlijkse inspectie en onderhoud beheersysteem
€ 17.500
€ 17.500
€ 17.500
€ 17.500
€ 752.500
€ 542.500
€ 392.500
Total investering groot onderhoud groenvoorzieningen Totaal 2013 t/m 2016
€ 427.500 € 2.115.000
* Betreft achterstallige projecten, totaal € 560.000
Beschikbaar budget € per 31-12-2012
€
510.000
Voeding jaarlijks € 401.000 gedurende 4 jaar
€ 1.604.000
Totaal beschikbaar
€ 2.114.000
3.3 Aanbevelingen 3.3.1
Fysieke kwaliteit
Voor een gedegen onderbouwing van de jaarlijkse vervangingsinvestering zal op locatie bekeken moeten worden of vervanging daadwerkelijk noodzakelijk is. Een mogelijke methode hiervoor is om uit het beheersysteem voor het betreffende planjaar de theoretische vervanging inzichtelijk te maken met bijvoorbeeld een themakaart waardoor de locaties van de elementen duidelijk zijn en er gericht een schouw kan plaatsvinden op de fysieke kwaliteit. 151
3.3.2
Bijhouding areaalgegevens
Om in de toekomst VTL berekeningen te kunnen maken en eventueel bij te stellen is het noodzakelijk de areaalgegevens in het beheersysteem op peil te houden. Gestreefd zal moeten worden naar een actualiteit van 90% tot 95%. Het aanlegjaar moet per nieuw op te voeren element verplicht worden opgevoerd. Het aanleveren van mutaties door eigen dienst en/of externe partijen speelt hierin natuurlijk een belangrijke rol maar zal op den duur niet voldoende zijn om een goede actualiteit te waarborgen. Wij adviseren om jaarlijks een deel van het areaal (bijv. een aantal wijken) te herinventariseren. Als dit consequent plaatsvind kan in een cyclus van 3-5 jaar het volledige areaal van de gemeente Uden worden naverkend. De bijhouding van het bomenbestand kan worden gecombineerd met de uit te voeren VTAcontrole. 3.3.3
Mogelijke bezuinigingen op groot onderhoud/vervangingskosten
Duurzaam inkoopbeleid waardoor levensduur kan worden verlengd;
Hergebruik speeltoestellen op andere locaties’s;
Indien mogelijk reparatie van speeltoestellen i.p.v. vervanging, hierdoor kan de levensduur van een speeltoestel soms aanzienlijk worden verlengd;
Besparingen kunnen al in de ontwerpfase worden gerealiseerd (keuze plantmateriaal, bomen, speelterreinen, afrasteringen, etc.)
152